Plan: | Sanering glastuinbouw Berkenrijsweg 8 Rockanje |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0614.1210bpBerkenrijswg-0100 |
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de sanering van het agrarisch bedrijf dat is gevestigd aan de Berkenrijsweg 8 in Rockanje.
Het tegengaan van verspreid gelegen kassen vormt een belangrijk uitgangspunt in het ruimtelijke beleid van zowel de provincie Zuid-Holland als de gemeente Westvoorne. Met ondersteuning van de provincie spant de gemeente zich in om het aantal verspreid liggende kassencomplexen buiten het glastuinbouwgebied Tinte te verminderen. Ook worden niet-benutte mogelijkheden voor het oprichten van kassencomplexen zo mogelijk wegbestemd. De afgelopen jaren zijn diverse bestemmingsplannen vastgesteld voor bedrijfslocaties van glastuinbouwbedrijven, waarbij de mogelijkheden voor uitoefening van glastuinbouw weg zijn genomen. Ter compensatie voor de sanering wordt vaak de mogelijkheid geboden om een of enkele woningen te bouwen (gebaseerd op de vroegere provinciale regeling Ruimte voor Ruimte). In 2009 heeft de gemeente Westvoorne de structuurvisie Glasherstructurering vastgesteld. Deze visie bevat het beleid voor de glastuinbouwsector in Westvoorne. Het voorliggende bestemmingsplan is een uitwerking van dit beleid.
De sanering van verspreid liggende glastuinbouwbedrijven vindt op vrijwillige basis plaats. Dit is de reden dat de sanering gefaseerd wordt uitgevoerd. De betreffende eigenaar moet immers eerst met een initiatief komen voor bedrijfsbeëindiging, waarna nog overeenstemming moet worden bereikt over de precieze voorwaarden voor sanering. In het voorjaar van 2014 is overeenstemming bereikt over de sanering van het bedrijf Berkenrijsweg 8 Rockanje. De afspraken over de sanering zijn vervolgens vastgelegd in een anterieure exploitatieovereenkomst tussen gemeente en grondeigenaar.
Om te voorkomen dat de gronden in de toekomst nog voor glastuinbouw worden gebruikt en om de compensatiewoning mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied bestaat uit een (deel van) twee kadastrale percelen gelegen aan de zuidzijde van de Berkenrijsweg in Rockanje. De omvang van het plangebied is ongeveer 2,5 hectare.
In paragraaf 2.2 is de huidige situatie in het plangebied uitgebreider beschreven.
Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied is Landelijk Gebied Westvoorne. Dit bestemmingsplan is op 29 mei 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van Westvoorne en op 9 december 2009 onherroepelijk geworden na uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne is inmiddels viermaal gedeeltelijk herzien. Daarbij zijn zowel aanpassingen aan de plankaarten als in de voorschriften vastgesteld. De 4e herziening is vastgesteld op 25 september 2012 en is op 19 november 2012 onherroepelijk in werking getreden.
Op de bijgaande afbeelding is een uitsnede van de geldende plankaart weergegeven met in rode lijnen de contouren van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.
Deze toelichting is als volgt opgebouwd:
Om de toelichting beknopt te houden is een aantal zaken als bijlage bij de toelichting gevoegd.
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie in het plangebied en geeft een toelichting op de voorgenomen ontwikkeling. In de laatste paragraaf is de ruimtelijke kwaliteitsverbetering gemotiveerd.
Bestaande feitelijke situatie
Het agrarisch bedrijf is gelegen aan de Berkenrijsweg 8 in Rockanje. Op de bijgaande afbeelding is het plangebied van dit bestemmingsplan (rode lijnen) geprojecteerd op een luchtfoto van de bestaande situatie.
Op het perceel zijn bedrijfsgebouwen aanwezig en een bedrijfswoning. Het onbebouwde deel van de gronden behorend bij het bedrijf was voorheen in gebruik voor opengrond tuinbouwactiviteiten (m.n. teelt van bloembollen). Kleinschalig worden eigen producten verkocht vanuit een bedrijfsgebouw.
De eigenaar heeft een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten van een kassencomplex van circa 1,2 hectare met bijbehorende bedrijfsbebouwing. Tot op heden is deze vergunning niet verleend. De aanvraag vormde namelijk de aanleiding om de mogelijkheden van sanering van het bedrijf te bezien.
Planologische mogelijkheden
Op grond van het geldende bestemmingsplan is het op het perceel, binnen het daarvoor opgenomen bouwvlak, toegestaan bebouwing op te richten ten behoeve van een volwaardig akkerbouw, veeteelt,- open grond- of (glas)tuinbouwbedrijf, uitgezonderd een productiegerichte paardenhouderij. Het bouwvlak mag onder voorwaarden volledig worden bebouwd met agrarische bedrijfsbebouwing. Het toegestane oppervlak kassen behorend bij het bedrijf bedraagt ten hoogste twee hectare. De kassen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Mits aaneengesloten wordt gebouwd zijn kassen ook op de agrarische gronden buiten het bouwvlak toegestaan. Verkoop van eigen producten op het perceel is als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan. Op het perceel is een bedrijfswoning toegestaan.
Met de eigenaar is overeengekomen dat de mogelijkheden voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, met de daarbij behorende bouwmogelijkheden, op het perceel permanent en in het geheel komen te vervallen. Ook sloopt de eigenaar een deel van de aanwezige bebouwing. De aanvraag voor een vergunning voor het oprichten van een kassencomplex met bijbehorende bedrijfsbebouwing wordt ingetrokken.
Ter compensatie van de bedrijfsbeëindiging en het saneren van de bebouwing wordt in het bestaande bebouwingslint langs de Berkenrijsweg de mogelijkheid geboden voor het oprichten van een vrijstaande woning (zogenaamde burgerwoning). Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning omgezet naar burgerwoning. Het achterliggende (zuidwestelijke) perceelsgedeelte krijgt een reguliere agrarische bestemming, zonder substantiële bouwmogelijkheden.
Het bedrijf beschikt over meer gronden, aan de zuidzijde van het plangebied richting de Heveringseweg. Omdat op deze percelen de bouw van kassen of andere (agrarische) bedrijfsgebouwen op grond van het geldende bestemmingsplan niet is toegestaan zijn deze gronden niet in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. De bouw- en gebruiksmogelijkheden voor deze gronden blijven ongewijzigd (regulier agrarisch gebruik zonder substantiële bouwmogelijkheden).
Het plangebied maakt deel uit van het kustlandschap, meer specifiek in de binnenduinrand de zogenaamde heveringen. Aan de noordoostzijde van de Berkenrijsweg ligt een landgoederenzone (het Overbosch), die verder naar het noorden toe overgaat in de dichtere dorpsbebouwing van Oostvoorne. Op enige afstand ten westen van het plangebied gaat de binnenduinrand over in het duingebied.
Van oudsher werd het gebied rondom het plangebied gekenmerkt door een diversiteit aan activiteiten. De agrarische gronden werden veel gebruikt voor de bollenteelt. De zandige structuur van de grond is hiervoor uitermate geschikt. Een deel van de teelt heeft in het verleden onder glas plaatsgevonden. Ook werd bij de agrarische bedrijven vee gehouden. Ten noorden van het plangebied (in de vroegere gemeente Oostvoorne) is de dorpskern van Oostvoorne in de loop der jaren in zuidelijke richting uitgebreid en ontstond een parkachtig- en bebost gebied met verspreide woonbebouwing op (zeer) ruime kavels.
De afgelopen jaren is de omvang van het nog resterende agrarische gebruik in de omgeving van het plangebied langzaam verminderd. Een groot aantal kleinschalige agrarische bedrijven is beëindigd. Het merendeel van de agrarische bedrijfspercelen in de omgeving heeft daardoor inmiddels een andere bestemming, met name voor de functie Wonen. De resterende agrarische gronden worden vanuit bedrijfspercelen elders bewerkt of gebruikt voor het hobbymatig weiden van vee.
Toekomstperspectief en alternatieven
Het toekomstperspectief voor het bedrijf Berkenrijsweg 8 is mede door de functieveranderingen in de omgeving niet meer van dien aard dat sprake is van een op de lange termijn duurzaam voort te zetten agrarisch bedrijf. Er zijn geen (glas)tuinbouwbedrijven in de directe omgeving meer aanwezig en het oppervlak agrarische grond bij het bedrijf is relatief beperkt. Het bedrijf is relatief geïsoleerd gelegen ten opzichte van bijvoorbeeld de glastuinbouwgebieden bij Tinte en Vierpolders. Ook de economische binding met de greenports elders in Zuid-Holland is beperkt. De teelt van bloembollen is in Westvoorne op bedrijfsniveau (momenteel) bijna niet meer aanwezig, er is geen functionele binding met het Bollenteeltgebied Lisse-Noordwijk-Hillegom of met andere bollenteeltgebieden in Nederland.
Een duurzame toekomst voor het bedrijf is slechts beperkt te realiseren. Deze zou waarschijnlijk gepaard moeten gaan met de bouw van een nieuw kassencomplex. De eigenaar van het bedrijf heeft hiervoor ook daadwerkelijk plannen uitgewerkt en een aanvraag voor een vergunning ingediend.
Vanwege de ligging buiten het glastuinbouwgebied Tinte is uitbreiding van het areaal kassen niet wenselijk geacht. Het bedrijf is daarom in het gemeentelijke glastuinbouwbeleid aangewezen als een op termijn te saneren glastuinbouwbedrijf. Ook in het provinciale ruimtelijke beleid is het bedrijf aangemerkt als te saneren glastuinbouwlocatie (verspreid glas). Nieuwbouw van een kassencomplex met bijbehorende bedrijfsbebouwing zou het bereiken van het saneringsdoel voor langere tijd in de weg staan.
Verbreding van de bedrijfsactiviteiten is slechts beperkt mogelijk. Het bedrijf heeft momenteel bijvoorbeeld geen akkerbouw- of veeteelttak, welke zou kunnen worden uitgebreid om de beëindiging van de glastuinbouwactiviteiten mogelijk te maken. Nieuwvestiging van deze activiteiten met een volwaardige omvang is, hoewel het geldende bestemmingsplan hiertoe mogelijkheden biedt, door de eigenaar niet nagestreefd. Een eventuele verkoop van het perceel aan derden met dit doel is evenmin realistisch. Dit vooral gelet op de omvang van de bedrijfsgronden en de op grond van andere wet- en regelgeving geldende beperkingen ten aanzien van nieuwvestiging van dergelijke bedrijven.
Gelet op deze omstandigheden zijn op verzoek van de eigenaar van het bedrijf afspraken gemaakt over de permanente beëindiging van het agrarische bedrijf.
Ruimtelijke kwaliteitsverbetering
De belangrijkste ruimtelijke kwaliteitsverbetering wordt gevonden in de blijvende sanering van het bedrijf en het planologisch onmogelijk maken om op deze plek nog nieuwe (agrarische) bedrijfsactiviteiten van enige omvang te ontplooien (anders dan regulier agrarisch gebruik van de grond).
Hoewel het huidige bedrijf in omvang relatief klein is, zou de ruimtelijke impact van de bedrijfsactiviteiten eenvoudig sterk kunnen worden vergroot. Op eigen grond kan een oppervlak kassen, uitgaande van een enigszins courante indeling, gerealiseerd kunnen worden van circa 1,5 hectare. Met beperkt gebruik van direct aangrenzende agrarische gronden aan de noordzijde van het plangebied kan het ten hoogste toegestaan oppervlak kassen van twee hectare worden gerealiseerd. Daarnaast is uitbreiding en vergroting van de bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak mogelijk.
Realisatie van een kassencomplex met bijbehorende bebouwing zou een sterk negatieve invloed hebben op de (beoogde) ruimtelijke kwaliteit in het gebied. Het contrast tussen de binnenduinrand en de landgoederenzone van Oostvoorne en de open zandgronden aan de zuidzijde van de Berkenrijsweg is groot. Verstoring van de openheid van het landschap door een nieuw kassencomplex is ongewenst. Daarnaast is het realiseren van een nieuw kassencomplex op korte afstand van het Natura 2000 gebied Voornes Duin en het tot de Ecologische Hoofdstructuur behorende bosgebied Overbosch niet wenselijk.
Borging en afspraken
De afspraken over de sanering van het bedrijf zijn vastgelegd in een anterieure exploitatieovereenkomst die is gesloten tussen de gemeente en de betrokken grondeigenaar.
In de overeenkomst is onder andere vastgelegd dat een deel van de bedrijfsopstanden binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het voorliggende bestemmingsplan door de eigenaar worden gesloopt. Ook is vastgelegd dat het agrarische bedrijf permanent wordt beëindigd en dat de eigenaar alle (aanvragen voor) vergunningen, ontheffingen, meldingen en toestemmingen die gerelateerd zijn aan de uitoefening van het agrarische bedrijf intrekt of laat vervallen.
In de exploitatieovereenkomst is ook vastgelegd dat niet mag worden gestart met de bouw van de nieuwe woning voordat aan alle sloopverplichtingen is voldaan.
In de overeenkomst is tot slot opgenomen dat bij een eventuele (gedeeltelijke) overdracht van het eigendom van de gronden de bepalingen uit de overeenkomst via een kettingbeding aan de rechtsopvolgers worden doorgelegd. Wanneer afspraken uit de overeenkomst niet worden nageleefd kan de gemeente, naast het vorderen van naleving van de overeenkomst, ook boetes opleggen aan de eigenaar. Hiermee is een extra zekerheid ingebouwd tot nakoming van de gemaakte afspraken.
Met het sluiten van de exploitatieovereenkomst bestaat voldoende zekerheid over de daadwerkelijke sanering van het bedrijf Berkenrijsweg 8.
De voor dit bestemmingsplan gevolgde systematiek is in het kader van de subsidieverlening voor de sanering van verspreide glastuinbouwlocaties door de provincie Zuid-Holland, afgestemd en in overleg met de provincie uitgewerkt. De werkwijze is eerder ook toegepast in de bestemmingsplannen Sanering glastuinbouw Westvoorne (februari 2012), Sanering glastuinbouw Boomweg 18a Rockanje (februari 2014) en Sanering glastuinbouw Boomweg 13b Rockanje (najaar 2014). Al deze plannen zijn opgesteld op basis van de ruimtelijke en financiële beleidsuitgangspunten die ook voor het voorliggende bestemmingsplan van toepassing zijn.
Gevolgen (woon)omgeving
Dit bestemmingsplan voorziet in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, niet alleen voor de percelen binnen het plangebied zelf, maar ook voor de omliggende woningen en woonpercelen. De bebouwingsdichtheid wordt verlaagd en de (potentiële) overlast gevende mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten worden beëindigd. De nieuwe bebouwingsmogelijkheden (de extra woning) wordt in het bestaande lint gevoegd. Het plan voorziet dan ook in een positieve ontwikkeling voor de nabij het plangebied aanwezige (woon)percelen.
In dit hoofdstuk wordt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven. Achtereenvolgens komt het rijksbeleid, het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid aan bod. Het beleid van het waterschap is verwerkt in de watertoets, die in hoofdstuk 5 bij de sectorale onderzoeken is opgenomen.
Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken is een aanpak geformuleerd die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak gaat het Rijk uit van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden en eenvoudige regels. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en initiatieven van burgers en bedrijven.
Vertrouwen in medeoverheden is de basis voor het bepalen van verantwoordelijkheden, regelgeving en rijksbetrokkenheid. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en in eerste instantie zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. Bij de inrichting van de ruimte gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de belangen van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk verder dertien zogenaamde 'nationale belangen' geformuleerd. Deze nationale belangen geven aan voor welke onderwerpen het Rijk verantwoordelijk is en waarvoor zij resultaten wil bereiken.
De sanering van het bedrijf Berkenrijsweg 8 Rockanje is geen onderwerp vallend binnen een van de nationale belangen. Wel draagt de sanering bij aan het waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Met de sanering vervallen de ruimtelijke impact en de mogelijke negatieve effecten op de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving die gepaard (kunnen) gaan met een glastuinbouwbedrijf. Het bestemmingsplan past hiermee binnen de door het Rijk gestelde doelen.
De uitwerking en verantwoordelijkheid voor de realisatie wordt aan de gemeentelijke overheid gelaten.
Provinciale structuurvisie en programma Ruimte
Het relevante provinciale beleid is vastgelegd in de structuurvisie Ruimte en Mobiliteit (juli 2014). Bij deze structuurvisie hoort een programma Ruimte (juli 2014)
Een belangrijk uitgangspunt in de structuurvisie is het tegengaan en actief verbeteren van de ruimtelijke situatie op plekken waar sprake is van een (dreigende) verrommeling. Daarbij moet rekening worden gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap, natuur en cultuurhistorie en moet sprake zijn van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
Binnen dit uitgangspunt past de sanering van verspreid liggende glastuinbouwlocaties. Door de sanering van verspreid liggende kassencomplexen wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. Een van de bijbehorende beleidsuitgangspunten is de aanpak van zogenaamde 'papieren glaslocaties'. Het provinciale beleid gaat in principe uit van een beperking van de uitbreidingsmogelijkheden voor verspreid liggende glastuinbouwlocaties met een beperkte economische waarde in relatie tot de greenports. De provincie heeft een faciliterende en stimulerende rol in de nog te realiseren sanering van verspreid liggende kassen. Zij kan de sanering faciliteren met instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en stimuleren door subsidie. De inzet verschilt per gebied. Leidend is de te realiseren verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het bereiken van de doelstelling hangt vooral af van de mate waarin de gemeenten zelf actie ondernemen en de bereidheid van ondernemers om te saneren.
Het voorliggende bestemmingsplan vormt een uitwerking van het provinciale beleid. Het bedrijf Berkenrijsweg 8 Rockanje ligt buiten een aangewezen glastuinbouwgebied. Sanering van het bedrijf leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering door het verdwijnen van de mogelijkheden voor uitoefening van een agrarisch bedrijf, inclusief de bestaande 'papieren glasrechten'. Het bedrijf is relatief kleinschalig en heeft een beperkte economische waarde in relatie tot de aangewezen greenports in Zuid-Holland. De nieuwe woning wordt in het bestaande lint langs de Berkenrijsweg gevoegd. Hiermee wordt de ruimtelijke impact op het open gebied tot een minimum beperkt en wordt aangesloten bij de bestaande bebouwingstructuur.
Provinciale verordening
Naast de structuurvisie heeft de provincie ook de verordening Ruimte 2014 vastgesteld (juli 2014). In deze verordening staan de algemeen verbindende regels waaraan een gemeentelijk bestemmingsplan moet voldoen. De verordening bevat een aantal regels welke relevant zijn voor dit bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.2.1, eerste lid, van de verordening kan in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling worden voorzien wanneer deze past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. Het plangebied is door de provincie niet aangewezen als gebied met een specifieke waarde (categorie 2) of bijzondere kwaliteit (categorie 1). Alle ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied moeten bijdragen aan de instandhouding en versterking van de gebiedskenmerken en de ruimtelijke kwaliteit zoals die door de provincie is geformuleerd.
Opgemerkt wordt dat in deze geen sprake is van een gebiedsvreemde ontwikkeling. De omgeving van het plangebied bestaat nagenoeg volledig uit verspreid liggende woonbebouwing, hoofdzakelijk in linten langs de wegen. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een nieuwe woning toegevoegd aan het bestaande lint langs de Berkenrijsweg. Hiermee wordt de ontwikkeling ingepast in de bestaande ruimtelijke context. De mogelijkheden voor een glastuinbouwbedrijf, met de bijbehorende bouwmogelijkheden, worden verwijderd. De ontwikkeling past dus binnen de aard en schaal van het gebied.
Daarnaast worden aanvullende ruimtelijke maatregelen getroffen die bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In artikel 2.2.1, derde lid, van de verordening staan de regels die de provincie stelt ten aanzien van deze aanvullende maatregelen:
“De aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
In dit geval wordt een duurzame substantiële sanering van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied gerealiseerd. Ook wordt door de eigenaar afgezien van het realiseren van een nieuw kassencomplex en worden de planologische mogelijkheden om nieuwe kassen of andere agrarische bedrijfsbebouwing op te richten, verwijderd. Deze aanvullende ruimtelijke maatregelen worden getroffen binnen het plangebied zelf.
In paragraaf 2.4 van de toelichting van dit bestemmingsplan is gemotiveerd in welke vorm de aanvullende ruimtelijke maatregelen worden geleverd en hoe deze zijn verzekerd. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen. In hoofdstuk 5 wordt nog ingegaan op de aspecten welstand en beeldkwaliteit.
Regionale woningmarktafspraken
In 2014 hebben de colleges van de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rotterdam (namens de deelgemeente Rozenburg), Spijkenisse en Westvoorne de woningmarktafspraken Voorne-Putten-Rozenburg vastgesteld. Deze woningmarktafspraken zijn een nadere uitwerking van het convenant Samenwerkingsafspraken woningmarkt subregio Voorne-Putten/Rozenburg 2014-2020 zoals dat eind januari 2014 door de gezamenlijke gemeenten is getekend. De nieuwe woning die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is in de woningmarktafspraken benoemd als te realiseren in Westvoorne in de periode 2014-2020.
De woningmarktafspraken van de subregio Voorne-Putten/Rozenburg zijn als onderdeel van de nota 'Dat spreken we af' door de Stadsregio Rotterdam aan de provincie Zuid-Holland toegestuurd. In reactie hierop heeft de provincie aangegeven dat zij de nota 'Dat spreken we af' met de diverse bijbehorende bijlagen aanvaardt als kader voor de verantwoording van de woningbouwopgave in bestemmingsplannen zoals dat in haar Verordening Ruimte is opgenomen. Dit betekent dat bestemmingsplannen die voldoen aan de nota 'Dat spreken we af', op basis van de Verordening Ruimte voldoen aan het onderdeel verantwoording van de behoefte en regionale afstemming daarvan voor wonen uit de Ladder van Duurzame Verstedelijking. Deze ladder is daarmee doorlopen.
Het voorliggende bestemmingsplan voldoet dus aan de voorwaarden die de provincie stelt.
Conclusies
Gelet op de hierboven gegeven toelichting wordt geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan het door de provincie in haar structuurvisie Ruimte en Mobiliteit, verordening Ruimte 2014 en programma Ruimte vastgelegde beleid. De ladder van duurzame verstedelijking is doorlopen en het plan voldoet ook verder aan de provinciale regels en uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkeling.
Het meest relevante gemeentelijke beleid voor dit bestemmingsplan is vastgelegd in de structuurvisie Glasherstructurering (na 1e herziening, april 2011).
Uitgangspunt is een sanering van de verspreid liggende glastuinbouwlocaties in Westvoorne. De structuurvisie beschrijft hoe de sanering van de verspreide glastuinbouw samenhangt met de optimalisatie van het glastuinbouwintensiveringsgebied Tinte en de bouw van woningen. Ook geeft de structuurvisie aan wat de belangrijkste randvoorwaarden zijn bij de sanering van bedrijven. Daarnaast wordt in de structuurvisie aangegeven hoe de sanering en ontwikkeling planologisch, financieel en juridisch wordt verwezenlijkt. De structuurvisie bevat dus het samenhangende, overkoepelende beleid.
De financiële aspecten van de sanering zijn verder uitgewerkt in de bij de structuurvisie horende Businesscase. De Businesscase wordt jaarlijks herzien.
In 2014 hebben de colleges van de gemeenten Bernisse, Brielle, Hellevoetsluis, Rotterdam (namens de deelgemeente Rozenburg), Spijkenisse en Westvoorne de woningmarktafspraken Voorne-Putten-Rozenburg vastgesteld. Deze woningmarktafspraken zijn een nadere uitwerking van het convenant Samenwerkingsafspraken woningmarkt subregio Voorne-Putten/Rozenburg 2014-2020 zoals dat eind januari 2014 door de gezamenlijke gemeenten is getekend.
De nieuwe woning die met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is in de woningmarktafspraken benoemd als te realiseren in Westvoorne in de periode 2014-2020. Hiermee past dit bestemmingsplan binnen het gemeentelijk beleid ten aanzien van woningbouw.
Dit bestemmingsplan vormt de juridisch-planologische basis voor de realisering van een deel van de sanering die is aangegeven in de structuurvisie Glasherstructurering. Het bestemmingsplan past daarmee binnen het gemeentelijke beleid en draagt bij aan de realisatie van de beleidsdoelen voor het landelijke gebied van Westvoorne.
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het relevante beleid van de diverse overheden. Zoals beschreven draagt het plan bij aan de realisatie van de beleidsdoelstellingen.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de juridische opzet van het bestemmingsplan. Er wordt ingegaan op de gekozen planvorm en de toegepaste plansystematiek wordt toegelicht.
Er is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, waarbij de functies direct zijn vastgelegd op hun locatie.
Hierdoor kunnen op basis van dit bestemmingsplan de relevante omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen planvorm biedt hiermee duidelijkheid aan alle betrokkenen.
Inhoudelijk is aansluiting gezocht bij de regeling in de plannen Sanering glastuinbouw Westvoorne (februari 2012), Sanering glastuinbouw Boomweg 18a Rockanje (februari 2014) en Sanering glastuinbouw Boomweg 13b Rockanje (najaar 2014).
De planregels zijn opgesteld met inachtneming van de regels uit de Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wettelijke regelingen. De plansystematiek is in overeenstemming met de verplicht toe te passen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
Verbeelding
De verbeelding is de kaart waarop te zien is welke bestemming voor welke gebieden geldt. Alle functies in dit bestemmingsplan zijn apart bestemd, waardoor het direct mogelijk is om op de verbeelding te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven.
In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken en bouwvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Een gebruik betekent niet altijd dat er ook mag worden gebouwd. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. In dit plan is alleen binnen een deel van het bestemmingsvlak Wonen een bouwvlak opgenomen.
Bestemmingsregels
In de bij de verbeelding horende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels en de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
Begrippen en wijze van meten
Het artikel Begrippen definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Het artikel Wijze van meten geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte en dergelijke van bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen, waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard.
Voor beide artikelen geldt dat een deel van de formuleringen bindend is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Agrarisch met waarden
De regeling voor de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' is gebaseerd op de regeling die is opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne. Omdat er in dit geval binnen de bestemming 'Agrarisch' geen bouwvlakken voorkomen, is de regeling hierop aangepast. Ook is aansluiting gezocht met de regelingen zoals die zijn opgenomen in eerdere plannen voor de sanering van glastuinbouw.
Wonen
Met het oog op het verminderen van regeldruk is een uniforme bouwregeling voor woonbestemmingen voor het gehele grondgebied van de gemeente Westvoorne opgesteld. Deze is inmiddels doorgevoerd in het merendeel van de bestemmingsplannen van Westvoorne. De regeling is ook in dit plan opgenomen.
Binnen de woonfunctie is het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen in hoofdgebouwen en bijgebouwen onder voorwaarden mogelijk. Eén van de voorwaarden is dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Of aan dit criterium wordt voldaan wordt getoetst aan de aanbevelingen van het ASVV. Het ASVV bundelt alle bestaande kennis over verkeersvoorzieningen. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 50 m² van het vloeroppervlak van de hoofdgebouwen, aan-, uitbouwen en bijgebouwen, worden benut ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte.
Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
De bestemming 'Waarde - Archeologie' is een dubbelbestemming. Om de (mogelijke) archeologische waarden in de ondergrond te beschermen, is binnen het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie van toepassing. Voor bouw- of aanlegwerkzaamheden wordt pas toestemming verleend nadat de archeologische waarde van het betreffende gebied is vastgesteld en duidelijk is dat de activiteiten geen schade aan kunnen brengen aan de aanwezige archeologische resten.
De archeologische toetsing is niet nodig wanneer het gaat om:
Het uitvoeren van werken of werkzaamheden groter dan de hiervoor aangegeven oppervlakte en met een grotere diepte dan genoemd, is vergunningplichtig. Normaal onderhoud en beheer zijn hiervan uitgezonderd.
Deze dubbelbestemming is, zij het met een andere naam, ook al opgenomen in het voorgaande bestemmingsplan voor het plangebied, Landelijk Gebied Westvoorne.
Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan.
Een Anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de anti-dubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Het artikel Algemene bouwregels bevat enkele algemene regels voor het bouwen. Zo zijn er regels over de geringe overschrijding van bouwgrenzen of oppervlaktematen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Ook wordt voorzien in een regeling voor overkappingen, luifels, overstekken en ondergrondse gebouwen, waarin wordt vastgelegd waar deze zijn toegestaan en in hoeverre deze meetellen bij de inhouds- en oppervlaktemaat van de bovengrondse gebouwen. Daarnaast is in dit artikel een parkeerregeling opgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan werd voor de toetsing van de parkeerbehoefte in artikel 12 verwezen naar de gemeentelijke bouwverordening. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de bouwverordening voor dit bestemmingsplan niet meer van toepassing. De regeling van parkeerbepaling in de bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan. Een en ander leidt niet tot een inhoudelijke wijziging van de beoogde toetsing. Aan het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.
Algemene gebruiksregels
Hoewel het gebruik van gronden en bouwwerken is geregeld in de Wro, zijn voor de duidelijkheid regels opgenomen over dit gebruik. Een voorbeeld is een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming of de bijbehorende regels.
Algemene afwijkingsregels en wijzigingsregels
In deze artikelen wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan kan worden afgeweken. Ook wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt dus geen verplichting in. De bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan als gevolg van artikel 9 van de Woningwet.
Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde. De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). De slotregel bevat de titel van het plan.
Dit hoofdstuk bevat de motivering van het bestemmingsplan voor de diverse relevante omgevingsaspecten. Voor enkele zaken is een uitgebreidere beschrijving als bijlage bij de toelichting opgenomen. In dit hoofdstuk wordt dan alleen een korte samenvatting van het uitgevoerde onderzoek gegeven. Uit de sectorale onderzoeken blijkt dat het bestemmingsplan voldoet aan de relevante wet- en regelgeving.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden hebben betrekking op:
Onderzoek en conclusies
Het bestemmingsplan omvat feitelijk niet meer dan de omzetting van een agrarisch bedrijfscentrum naar een bestemming voor twee vrijstaande woningen. Daarbij wordt aanwezige agrarische bebouwing blijvend gesaneerd en vervallen de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een agrarisch bedrijf ter plaatse, waaronder de bouwmogelijkheden voor 20.000 m² kassen. Eén van de te bestemmen woningen betreft de omzetting van een bestaande bedrijfswoning. In de nieuwe situatie worden planologische mogelijkheden geboden voor bebouwing tot een oppervlak van ten hoogste 600 m². Het gaat dus om een zeer kleinschalige ontwikkeling in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r..
Gelet op de kenmerken van de aanpassing van het bestemmingsplan en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen negatieve milieugevolgen op. Voor het merendeel van de aspecten is sprake van een verbetering van de (potentiële) gevolgen op het milieu. Dit blijkt ook uit het onderzoek van de verschillende milieuaspecten die in de volgende paragrafen is opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r..
Beleidskader
De gemeente Westvoorne onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologische erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijks- en het provinciale beleid. Westvoorne heeft op 22 april 2008 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen Westvoorne en geeft aan hoe de gemeente daarmee wenst om te gaan.
In het momenteel voor het plangebied geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne is een dubbelbestemming ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden opgenomen. De AWK is het achterliggende beleidskader voor de motivering van die dubbelbestemming.
Het wettelijk kader voor de bescherming van (archeologische) monumenten en de aanwijzing van beschermde stads- of dorpsgezichten is vastgelegd in de Monumentenwet 1988.
Onderzoek en conclusies
Op de bijgaande afbeelding is het plangebied van dit bestemmingsplan (rode lijnen) geprojecteerd op een uitsnede van de AWK. Voor het plangebied geldt een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting (gebiedscategorie 3.2), waarbij archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen en werkzaamheden groter dan 200 m² en dieper dan 80 cm.
Het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne bevat reeds een dubbelbestemming waarmee de bescherming van de archeologische waarden is geborgd. Er zijn op dit moment voor de nieuw te realiseren woning in het plangebied nog geen concrete bouwplannen uitgewerkt. Een beoordeling van de noodzaak voor een archeologisch onderzoek is daarom nog niet goed mogelijk.
Om die reden wordt het geldende beschermingsregime voor de mogelijke archeologische waarden ook in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen. Zodoende kan, bij een concrete planuitwerking, eventueel noodzakelijk archeologisch onderzoek worden gevraagd.
Vanuit cultuurhistorisch oogpunt heeft de bestaande bebouwing en inrichting binnen het plangebied geen bijzondere waarde. In de directe omgeving bevinden zich geen aangewezen monumenten of beschermde gezichten. De beoogde wijziging in het gebruik betekent geen negatieve inbreuk op het bestaande beeld van de omgeving. De nieuwe woning wordt gevoegd in het bestaande bebouwingslint. Daarnaast verdwijnt aanwezige bedrijfsbebouwing en worden de mogelijkheden voor exploitatie van een agrarisch bedrijf en de bijbehorende bouwmogelijkheden ongedaan gemaakt.
De bescherming van mogelijke archeologische waarden binnen het plangebied is gewaarborgd door middel van een dubbelbestemming. Het aspect cultuurhistorie vraagt verder geen nader beschermingsregime in het bestemmingsplan.
In deze paragraaf worden de effecten beschreven voor de aspecten beeldkwaliteit en welstand.
De ontwikkeling die door middel van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt levert een bijdrage aan de ambities die zijn aangeduid op de kwaliteitskaart van de provinciale structuurvisie. Het grondgebied van Westvoorne is op de Kwaliteitskaart voorzien van verschillende aanduidingen. De voor het plangebied relevante aanduiding is 'natuurlijke duinen'
Dit bestemmingsplan voorziet in het opheffen van het (glas)tuinbouwbedrijf en sanering van bestaande bebouwing. De mogelijkheid voor onder andere het oprichten van twee hectare kassen verdwijnt. Deze sanering draagt bij aan het versterken van de open landschapsstructuur. De woning die als compensatie voor het opheffen van het bedrijf mogelijk wordt gemaakt, wordt gesitueerd langs de Berkenrijsweg. Hierbij wordt aangesloten bij de lintbebouwing die ter plaatse reeds aanwezig is. De uitvoering van dit bestemmingsplan betekent een verbetering van de beeldkwaliteit van het buitengebied en draagt bij aan de (provinciale) ambities ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit.
Voor het plangebied wordt geen afzonderlijke beeldkwaliteitparagraaf (bedoeld als aanvulling op de gemeentelijke Nota ruimtelijke kwaliteit) vastgesteld. Voor de toetsing van bouwplannen in het plangebied wordt de geldende gemeentelijke Nota ruimtelijke kwaliteit van toepassing verklaard.
Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied.
Voor ruimtelijke plannen moet ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, worden verricht. Wanneer uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging moet het volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Onderzoek en conclusies
Voor het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd (Mol Ingenieursbureau, projectnummer 15911, september 2014). Het onderzoek is opgenomen in bijlage 1 en geeft aan dat de betreffende locatie geschikt is voor de functie wonen. Het aspect bodem staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Normstelling en beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale structuurvisie nader uitgewerkt.
Soortenbescherming
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dieren plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Gebiedsbescherming
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingplan.
De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet
1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning Natuurbeschermingswet 1998 kan worden verkregen.
Onderzoek en toetsing
Soortenbescherming
Ter plaatse van de te slopen bebouwing zijn geen vleermuizen, broedvogels of zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren, vaatplanten, insecten, amfibieën of reptielen aanwezig. De bebouwing vormt geen geschikt (potentieel) leefmilieu voor deze flora en fauna, gelet op het intensieve gebruik voor het agrarisch bedrijf. De Ffw vormt geen belemmering voor de sloop. Voor het merendeel van de nu onbebouwde teeltgronden binnen het plangebied wijzigt de bestemming feitelijk ook niet met dit nieuwe bestemmingsplan. De bestemming blijft immers Agrarisch.
Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Tijdens werkzaamheden moet rekening worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Wanneer de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde.
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben geen invloed op de verder weg gelegen natuurwaarden van de EHS.
Het plangebied maakt evenmin deel uit van aangewezen Natura 2000-gebieden.
Binnen de gemeente Westvoorne ligt het Natura 2000-gebied Voornes Duin. Dit Natura 2000-gebied is aangewezen voor elf habitattypen, drie soorten uit de Habitatrichtlijn en vier soorten uit de Vogelrichtlijn. Hoewel het gebied reeds in februari 2008 definitief is aangewezen is er nog altijd geen beheerplan vastgesteld door het bevoegd gezag. De mogelijke effecten van ontwikkelingen moeten dus nog steeds rechtstreeks worden getoetst aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit.
Voor de habitattypen zijn kritische depositiewaarden voor stikstofdepositie bepaald. De kritische depositiewaarde is de waarde waarboven het risico aanwezig is dat de kwaliteit van het habitattype significant wordt aangetast als gevolg van de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferische stikstof. Op dit moment is er in het Voornes Duin sprake van een door stikstof overbelaste situatie. De achtergrondconcentratie stikstof is hoger dan de kritische depositiewaarde.
Het plangebied ligt op de kortste afstand op ruim 400m afstand van het gebied Voornes Duin. Als gevolg van dit bestemmingsplan verdwijnt de bouwmogelijkheid voor in totaal 20.000m2 kassen, evenals de overige bouwmogelijkheden ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Door de sanering valt een belangrijke (potentiële) bron van stikstofdepositie weg. De realisatie van een compensatiewoning op de locatie leidt, afgezet tegen de huidige verkeersintensiteit, niet tot een toename van de verkeersintensiteit en leidt dan ook niet tot een toename van de stikstofdepositie in het Voornes Duin. Ook voor de andere mogelijk relevante aspecten uit de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied heeft het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve effecten. De realisatie van dit bestemmingsplan heeft dus een positief effect op het Natura 2000-gebied Voornes Duin.
Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied Voornes Duin, is er geen sprake van directe verstoring van de natuurwaarden als gevolg van het slopen van bedrijfsgebouwen of van het bouwen van de woning en in gebruik nemen van het perceel voor de woonfunctie.
Verderaf van het plangebied liggen onder andere de Natura 2000 gebieden Voordelta, Haringvliet en Duinen van Goeree-Kwade Hoek. Gelet op de omvang van de voorgenomen ontwikkeling, in combinatie met de bijbehorende sanering, de afstand tot deze gebieden en de instandhoudingdoelstellingen voor deze gebieden is evenmin sprake van significante negatieve effecten op deze gebieden.
Conclusies
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve effecten op beschermde (natuur)gebieden. De relevante wet- en regelgeving staan de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Ook is voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt geen ontheffing op grond van de Ffw noodzakelijk. De (mogelijke) verstorende invloeden van het glastuinbouwbedrijf verdwijnen met dit bestemmingsplan. Het aspect ecologie levert geen belemmering op voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Bij ruimtelijke plannen moet in een vroeg stadium met de waterbeheerder worden overlegd over nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wordt voorkomen dat deze ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitbeheer.
In de voorbereiding van dit bestemmingsplan is op 17 juli 2014 de watertoets uitgevoerd. Hiervoor is de website www.dewatertoets.nl gebruikt. De dossiercode is 20140717-39-9303. De uitgangspuntennotitie die als resultaat van de watertoets is ontvangen is gebruikt bij de opstelling van deze waterparagraaf.
In de uitgangspuntennotitie zijn de relevante randvoorwaarden voor het bestemmingsplan gerangschikt onder een aantal streefbeelden, ingedeeld op basis van de drie waterthema's Veiligheid, Voldoende Water en Schoon Water en het thema Wegen. In deze waterparagraaf is de indeling aangehouden zoals die in de uitgangspuntennotitie is opgenomen. Naast de informatie uit de uitgangsnotitie is aangegeven op welke manier in het voorliggende bestemmingsplan met dit punt wordt omgegaan en hoe dit in verhouding staat tot het waterschapsbeleid.
Allereerst wordt een korte beschrijving gegeven van de huidige en toekomstige situatie in het plangebied, specifiek voor de diverse relevante wateraspecten.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit het perceel Berkenrijsweg 8 in Rockanje en heeft een oppervlak van circa 25.000 m². Op het perceel is een (glas)tuinbouwbedrijf gevestigd. Het plangebied is deels bebouwd met bedrijfsbebouwing, Het totale oppervlak (aaneengesloten) verharding op het perceel bedraagt circa 1.300 m². De onverharde gronden binnen het plangebied werden meest recentelijk gebruikt voor de open grond tuinbouw. Wel is een vergunning gevraagd voor de bouw van een kassencomplex van circa 1,2 hectare met bijbehorende bedrijfsbebouwing.
De bodem in het plangebied bestaat voornamelijk uit zand. Het plangebied valt binnen het peilbesluit Groot Voorne West en ligt in peilgebied 146 met een vast peil van NAP +0,5 m. Rondom het plangebied liggen enkele watergangen. Dit zijn echter geen hoofdwatergangen. Er zijn dus geen beschermingszones waar beperkingen gelden voor bouwen en aanleggen om het onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. De in de omgeving van het plangebied aanwezige watergangen behoren niet tot de Kaderrichtlijn Water-lichamen (KRW).
Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een (regionale) waterkering.
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Ontsluiting van het plangebied op de openbare weg vindt plaats via een uitweg op de Berkenrijsweg, een weg in beheer en onderhoud bij het waterschap. De uitweg ligt aan de noordzijde van het plangebied en is een gezamenlijke uitweg met de woning Berkenrijsweg 6b (buiten het plangebied). De Berkenrijsweg zelf, inclusief de bermen, valt eveneens buiten het plangebied. De ontsluiting van het agrarische perceel is tevens mogelijk via een uitpad naar de Heveringseweg, ten zuiden van het plangebied. Dit is echter geen reguliere ontsluitingsroute voor het plangebied.
Toekomstige situatie
Als gevolg van dit bestemmingsplan vervalt het agrarische bouwvlak van het glastuinbouwbedrijf aan de Berkenrijsweg 8 en worden bestaande bedrijfsopstallen gesloopt. In totaal wordt circa 440 m² bebouwd oppervlak gesaneerd. Tevens vervallen de mogelijkheden voor het oprichten van (maximaal) 20.000 m² kassen en bijbehorende bedrijfsbebouwing.
Uitgaande van het volledig benutten van de bouwmogelijkheden voor de twee woningen bedraagt het bebouwde oppervlak binnen het plangebied na planrealisatie 600 m². Daarbij moet dan eventuele oppervlakteverharding worden opgeteld. Gelet op de sanering van de bestaande bedrijfsopstallen zal echter sprake zijn van een afname aan verhard oppervlak.
Behalve de sanering van de bedrijfsopstallen zullen mogelijk aanpassingen in de ontsluiting van het perceel op de openbare weg worden aangebracht. Gelet op de toevoeging van een vrijstaande woning is aannemelijk dat voor deze nieuwe woning een eigen uitweg naar de Berkenrijsweg wenselijk is. De nieuwe woning wordt immers mogelijk gemaakt tussen de bestaande woningen Berkenrijsweg 6a en 6b.
De functie van het plangebied wijzigt deels van agrarisch gebruik naar wonen.
Veiligheid
Hoog water vanuit zee en de rivier vormt een reële bedreiging voor de veiligheid op de Zuid-Hollandse eilanden. Waterkeringen beschermen tegen deze bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen. Door te werken aan veilige, robuuste en duurzame waterkeringen anticipeert het waterschap op sociale ruimtelijke, economische en klimatologische ontwikkelingen.
Binnen het plangebied of de directe omgeving zijn geen waterkeringen aanwezig. Ook worden binnen het plangebied geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een invloed kunnen hebben op de waterveiligheid in de omgeving.
Voldoende water – wateroverlast en watertekort
Het waterschap wil een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. Zo'n systeem kan het water, conform de daarvoor vastgestelde normen en zonder overlast te veroorzaken, verwerken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Enerzijds gaat het om het opvangen van de gevolgen van meer extreme neerslag en stijging van de zeespiegel. Ook extreem droge periodes zullen echter vaker voor komen. Het robuuste watersysteem dat het waterschap nastreeft moet hier ook op anticiperen.
Het bestemmingsplan brengt geen wijzigingen aan in het bestaande watersysteem. Wel wordt het oppervlak verhard oppervlak binnen het plangebied als gevolg van de sanering verminderd. Hierdoor wordt de (potentiële) piekbelasting in de afvoer van het watersysteem ter plaatse minder groot. Ook wordt het oppervlak beschikbare grond voor directe (natuurlijke) infiltratie van regenwater vergroot.
Voldoende water - Goed functionerend watersysteem
Het watersysteem zorgt in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR) mogelijk. Het waterschap Hollandse Delta streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Op die manier kan het waterschap weloverwogen anticiperen op en reageren in extreme situaties.
Het waterschap beheert het watersysteem en probeert daarbij de aan- en afvoer van water soepel te laten verlopen. Zij zorgt ervoor dat het water van een goede kwaliteit is en dat er geen problemen ontstaan door wateroverlast of wateronderlast. Een van de taken is het beheer van het oppervlaktewaterpeil. Een goed peilbeheer is een middel om de bovenstaande situatie te faciliteren.
Het watersysteem moet daarnaast robuust genoeg zijn om hevige neerslag binnen het peilgebied te kunnen opvangen alvorens af te wentelen op naburig gebied. Voor de oevers langs open water wordt gestreefd naar een onderhoudsvriendelijke inrichting (inclusief bereikbaarheid). Een hoofdwatergang moet voorzien zijn van een obstakelvrije werkstrook (onderdeel van de beschermingszone) van minimaal 5 meter breed.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft in principe geen gevolgen voor het watersysteem. Er zijn geen aanpassingen in het peilbeheer noodzakelijk. Door de afname aan oppervlakteverharding wordt de (potentiële) piekbelasting in de afvoer van het watersysteem ter plaatse minder groot. Ook wordt het oppervlak grond wat benut kan worden voor directe (natuurlijke) infiltratie van regenwater vergroot.
De obstakelvrije werkstrook langs de hoofdwatergangen is op grond van de Keur vereist. De Keur heeft op grond van haar wettelijke status werkingskracht ongeacht de bepalingen in een bestemmingsplan. Vergunningverlening, toezicht en handhaving is voorbehouden aan het bevoegd gezag. Het is daarom niet noodzakelijk in het bestemmingsplan aanvullende voorwaarden op te nemen. De betrokken grondeigenaar is over de (mogelijke) beperkingen op grond van de Keur geïnformeerd.
Schoon water
Het waterschap streeft naar goede leef-, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de watergebonden flora en fauna in haar beheergebied. De chemische toestand van de wateren vormt hier geen belemmering voor.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. In overeenstemming met de Leidraad Riolering en het geldend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het bestemmingsplan brengt geen wijzigingen aan in het bestaande watersysteem. De huidige situatie in de watergangen blijft in principe gehandhaafd. Door de sanering van het agrarische bedrijf binnen het plangebied vermindert het potentiële risico op verstoring of vervuiling van het oppervlaktewater als gevolg van de agrarische bedrijfsvoering. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Voor dit bestemmingsplan zijn voor de verwerking van hemelwater voornamelijk stap II en III van belang. Afhankelijk van de specifieke planuitwerking voor de nieuwe woning kan ook stap I worden toegepast.
Wegen
Het waterschap streeft naar een afdoende bereikbaarheid van alle bestemmingen binnen het beheersgebied. Een optimale verkeersveiligheid en een goede doorstroming op de wegen die bij het waterschap in beheer en onderhoud zijn daar bij essentieel.
Het functioneren van het huidige wegsysteem mag door de planuitvoering niet verslechteren. Dit betekent onder andere dat de wegbermen zo veel mogelijk vrij moeten blijven van obstakels (objecten die geen functionele bijdrage hebben aan de werking van de weg).
Het plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten op de Berkenrijsweg via een uitweg. Gelet op de beoogde toekomstige inrichting van het perceel met een extra woning is het aannemelijk dat deze woning een eigen perceelontsluiting krijgt. Ook de situatie met betrekking tot kabels en leidingen en riolering zal worden aangepast aan de nieuwe situatie. Dit betekent dat de situatie voor wat betreft de aansluiting op de Berkenrijsweg verandert.
Voor het maken van een nieuwe uitweg of het aanbrengen van een verandering in de bestaande uitweg naar de Berkenrijsweg is een vergunning van het waterschap nodig. Zonder vergunning is het niet toegestaan in een strook van 4,5 m uit de wegkant werkzaamheden te verrichten, werken aan te brengen, obstakels te plaatsen e.d.. De eigenaar van het plangebied is hierover geïnformeerd en is gewezen op de noodzaak om tijdig met het waterschap in overleg te treden over eventuele aanpassingen in de bestaande situatie.
Conclusies
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De belangen van het waterschap, en het watersysteem ter plaatse, worden niet geschaad.
De betrokken grondeigenaar is geïnformeerd over de (mogelijke) beperkingen en voorwaarden die er bij een herinrichting van het perceel op grond van de Keur van toepassing kunnen zijn. De grondeigenaar is geadviseerd bij de voorbereiding van zijn plannen zo vroeg mogelijk in overleg te treden met de het waterschap over de diverse relevante aspecten.
In het plangebied worden een nieuwe woning gerealiseerd. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd.
Toetsingskader
Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is onder voorwaarden vaststelling van een hogere waarde mogelijk. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) moet in alle gevallen voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.
Onderzoek en resultaten
De locatie ligt binnen de onderzoeksplichtige geluidszones van een aantal wegen (de Berkenrijsweg, de Berkenrijs en de Overboslaan). In bijlage 2 is het uitgevoerde akoestische onderzoek opgenomen.
Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de Berkenrijsweg. Ten gevolge van het verkeer op de Berkenrijsweg is de 48 dB-contour op een afstand van 8 m uit de as van de weg gelegen. Het bouwvlak voor de woningen is hierop afgestemd zodat woningen niet binnen 8 m van de as van de weg kunnen worden gebouwd. Dit betekent dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden en dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
De 48dB-contour van de overige wegen ligt buiten het plangebied. Als gevolg van het verkeer op de overige wegen is dus sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Conclusies
De bestemmingslegging is afgestemd op de situatie als gevolg van wegverkeerslawaai van de Berkenrijsweg. Door deze aanpassing wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De bestemmingslegging voldoet voor het aspect wegverkeerslawaai aan de Wet geluidhinder.
Normstelling en beleid
Volgens de Wet geluidhinder moeten alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Rondom deze industrieterreinen geldt een geluidszone die wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zonegrens van het industrieterrein, de 50 dB(A)-contour, zijn nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) niet zonder meer toegestaan.
Voor Westvoorne zijn de gezoneerde industrieterrein Europoort-Maasvlakte en Maasvlakte II relevant.
Onderzoek
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de industrieterreinen Europoort-Maasvlakte. De geluidbelasting bedraagt volgens de kaart Bouwplantoetsingscontouren van de DCMR tussen de 48dB en 49dB. Dit betekent dat de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai als gevolg van dit industrieterrein niet wordt overschreden, hetgeen betekent dat de geluidzone niet aan de nieuwe woning in de weg staat.
Het plangebied ligt buiten de geluidszone van het terrein Maasvlakte II, zodat toetsing aan die zone niet aan de orde is.
Conclusies
De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai als gevolg van gezoneerde industrieterreinen wordt niet overschreden. Het aspect industrielawaai vormt dus geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voldoet ook voor dit aspect aan de Wet geluidhinder.
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet in ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De afstemming beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek en conclusies
Het bestemmingsplan voorziet in het wegbestemmen van het glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de Berkenrijsweg 8 en het mogelijk maken van twee woningen (waarvan een nieuwe woning en een omzetting van de bestaande bedrijfswoning).
In de directe omgeving, binnen een afstand van 100m, zijn geen agrarische of andere bedrijven gevestigd. De locatie wordt (feitelijk) aan alle zijden door bestaande burgerwoningen omgeven. Gelet hierop betekent dit dat ter plaatse van de beoogde nieuwe woning sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat. Door de bestemmingswijziging worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering.
De situatie voor de reeds bestaande woningen rondom het huidige agrarische bedrijf (buiten het plangebied) wordt beter. Een deel van de bedrijfsbebouwing verdwijnt, evenals de (mogelijke) hinder die ervaren kan worden als gevolg van de agrarische bedrijfsvoering.
Het aspect milieuhinder en omliggende functies vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
De vaststelling van een bestemmingsplan mag niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden. Toetsing aan de grenswaarden is niet nodig wanneer een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht. Dit laatste is geregeld in het Besluit niet in betekenende mate (nibm). In dit besluit worden twee situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek en conclusies
De ontwikkeling in het plangebied is met de realisatie van een nieuwe woning (en de omzetting van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere bestemming Wonen) dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. De exploitatie van het agrarische bedrijf ter plaatse zorgt immers ook voor een aantal verkeersbewegingen. De bewegingen ten behoeve van het agrarische bedrijf vervallen nagenoeg geheel. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2.
Op het plan is daarom het Besluit niet in betekenende mate van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die op de www.nsl-monitoring.nl te raadplegen is. Uit de monitoring NSL 2013 blijkt dat in 2012 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Berkenrijs en de Heveringseweg (als maatgevende doorgaande wegen nabij het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs de Berkenrijs en de Heveringseweg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied verderaf van deze wegen het geval zijn.
Toetsingskader
Voor externe veiligheid moet naar verschillende aspecten worden gekeken, namelijk:
Onderzoek en conclusies
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen en vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of via buisleidingen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Afwegingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen moeten in een ruimtelijk plan worden gewaarborgd. Ook moet rond dergelijke leidingen rekening worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusies
Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig binnen het plangebied of in de directe nabijheid. Met eventuele planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Dit betekent dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
In dit hoofdstuk wordt een korte toelichting gegeven op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Naast de economische uitvoerbaarheid wordt ook ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan.
De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan worden beoogd, vinden plaats in het kader van de concentratie van glastuinbouwactiviteiten in het glastuinbouwintensiveringsgebied bij Tinte en de sanering van de verspreide glastuinbouwbedrijven in het overige deel van het landelijke gebied van Westvoorne. Het glastuinbouwbeleid is vastgelegd in de structuurvisie Glasherstructurering (na 1e herziening). De financiële aspecten zijn verder uitgewerkt in de daarvoor bij de structuurvisie opgestelde Businesscase. Met de eigenaar van het agrarisch bedrijf uit het voorliggende bestemmingsplan is een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten. Met deze overeenkomst en de borging in de Businesscase is sprake van een volledig kostenverhaal, waardoor het niet nodig is om een exploitatieplan vast te stellen.
De gesloten exploitatieovereenkomst bevat specifieke informatie in relatie tot de financiële belangen van de betrokken grondeigenaar. Deze informatie is alleen van belang voor de afspraken tussen gemeente en grondeigenaar en wordt daarom aangemerkt als vertrouwelijk.
De gemeente is niet als grondeigenaar betrokken bij de bestemmingswijziging. Tevens vindt de sanering van het bedrijf plaats voor rekening en risico van de betrokken grondeigenaar.
De financiële aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Het college van burgemeester en wethouders is het bevoegd gezag voor de handhaving van het bestemmingsplan. Zoals blijkt uit jurisprudentie heeft de gemeente een beginselplicht tot handhaving. In de loop van de jaren '90 van de 20e eeuw is in de gemeente Westvoorne de handhaving steeds meer tot ontwikkeling gekomen. Dit werd mede ingegeven door het besef dat grote delen van de gemeente landschappelijk zeer kwetsbaar gebied is waarin strikt gehandhaafd moet worden.
Door de vroegere Inspectie VROM is vastgesteld dat de gemeente Westvoorne adequaat reageert op geconstateerde overtredingen en op klachten van burgers.
In het Beleidsplan toezicht en handhaving (2012) is het handhavingsbeleid voor ruimtelijke ordening en bouwen neergelegd. In het beleidsplan wordt aangegeven op welke wijze de gemeente Westvoorne handhavend optreedt tegen overtredingen van de regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en bouwen. Het formuleren en vaststellen van het handhavingsbeleid biedt onder andere meer duidelijkheid
(intern en extern), bevordert de rechtszekerheid en voorkomt rechtsongelijkheid.
Het plan vormt een beleidsmatige onderlegger voor een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma.
Het uitvoeringsprogramma is een schriftelijke vastlegging van alle uit te voeren handhavingsactiviteiten in het aankomende jaar. Bij nieuw op te stellen bestemmingsplannen wordt bovendien een handhavingsparagraaf opgenomen, waarin omschreven staat op welke wijze en met welke middelen wordt gehandhaafd.
Handhavingsmiddelen
De gemeente heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om handhavend op te treden. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten. De bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen staan in het Beleidsplan toezicht en handhaving centraal.
De bestuursrechtelijke instrumenten kunnen onderverdeeld worden in preventieve en repressieve instrumenten. Preventieve instrumenten hebben tot doel het begaan van overtredingen te voorkomen. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan het houden van gedegen toezicht, maar onder andere ook aan het tijdig actualiseren en handhaafbaar houden van bestemmingsplannen en het verstrekken van juiste informatie en gerichte voorlichting aan inwoners en eigenaren.
Met behulp van repressieve instrumenten kan worden opgetreden tegen geconstateerde overtredingen. De gemeente is bijvoorbeeld bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen om te bewerkstelligen dat de strijdige situatie wordt beëindigd.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het gevoerde overleg beschreven.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is afstemming nodig met de vooroverlegpartners.
Rijksoverheid
Zoals in hoofdstuk 3 is toegelicht zijn er bij dit bestemmingsplan geen rijksbelangen in het geding. De verantwoordelijkheid voor de voorgenomen bestemmingswijziging ligt bij de gemeente. Er is geen specifieke afstemming met het Rijk nodig. Om die reden is het voorontwerp bestemmingsplan niet afzonderlijk in het kader van het vooroverleg aan rijksdiensten toegezonden.
Provincie Zuid-Holland
Omdat het (voorontwerp) bestemmingsplan voldoet aan het provinciale beleid is het voorontwerp in het kader van het vooroverleg niet afzonderlijk aan de provincie toegezonden. Wel is de planvoorbereiding via het digitale aanbiedingsformulier bij de provincie bekend gemaakt.
Ter informatie is het aanbiedingsformulier als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.
Waterschap Hollandse Delta
Het voorontwerp van het bestemmingsplan is aan het waterschap Hollandse Delta toegestuurd.
Het waterschap heeft in haar reactie aangegeven dat het plan voldoet aan haar waterstaatkundige uitgangspunten. Wel wijst zij op de mogelijke vergunningplicht voor diverse uit te voeren werkzaamheden als gevolg van de realisatie van het bestemmingsplan. Het waterschap adviseert om de initiatiefnemer te wijzen op deze mogelijke vergunningplicht en verwijst verder naar haar afdeling Vergunningverlening.
De overlegreactie is als bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.
Conclusies
Het vooroverleg leidt niet tot inhoudelijke aanpassingen of aanvullingen van het plan. Het advies van het waterschap om de initiatiefnemer te wijzen op een mogelijke vergunningplicht voor werkzaamheden is opgevolgd. De initiatiefnemer is geadviseerd contact op te nemen met de afdeling Vergunningverlening van het waterschap.
De sanering van de verspreid liggende glastuinbouwbedrijven buiten het glastuinbouwintensiveringsgebied is onderdeel van het algemene beleid ten aanzien van de glastuinbouw in Westvoorne. De afgelopen jaren zijn diverse bestemmingsplannen vastgesteld waarin dit beleid is verwerkt. Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen betrekking op nieuwe beleidsvoornemens en betekent ook voor de omliggende percelen een verbetering van de ruimtelijke situatie. Mede omdat de gemeente veel waarde hecht aan een snelle uitvoering van de sanering en omdat de ruimtelijke impact beperkt is, is geen afzonderlijke inspraakprocedure gevolgd.
Een ieder is in het kader van de wettelijke procedure in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op het ontwerpbestemmingsplan.