direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Teylingen College, locatie Leeuwenhorst 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0576.BP201700044-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Langelaan 1 in Noordwijkerhout is het Teylingen College, locatie Leeuwenhorst gelegen. Sinds vele jaren is de huisvestingssituatie van de locatie Leeuwenhorst onderwerp van discussie. Al vrij snel na de nieuwbouw in 2003 kreeg de school te maken met stijging van het aantal leerlingen. Na de meest recente uitbreiding in 2011/2012 was het gebouw geschikt voor de huisvesting van circa 1.250 leerlingen. Bij de aanvang van het schooljaar 2016/2017 telde de school circa 1.640 leerlingen.

Op dit moment staan er zes noodlokalen op het terrein om alle leerlingen te kunnen huisvesten. De huisvesting van de leerlingen in noodlokalen is echter geen ideale situatie. Leerlingen moeten volgens gemeentelijk beleid onderwijs kunnen volgen in een gebouw dat voldoet aan de moderne eisen. Een definitieve oplossing is om deze reden gewenst.

Naast sturing op een daling van het aantal leerlingen tot maximaal 1.450 is er het voornemen twee extra permanente gebouwen op eigen terrein te realiseren ten behoeve van sport- en onderwijs. Met minder leerlingen en meer ruimte voor onderwijs kan het huidig pakket aan opleidingen op een efficiënte en verantwoorde manier worden onderwezen.

Deze gewenste uitbreiding is niet mogelijk binnen de kaders van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied 2015'. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken dient een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen ten zuidwesten van Noordwijkerhout, nabij het landgoed Leeuwenhorst, op de hoek van de Langelaan en de Gooweg. De locatie van de beoogde uitbreiding is gelegen langs de Gooweg. De globale ligging van het plangebied is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0001.jpg"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (rode cirkel) (bron: Google Earth)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Ter hoogte van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015', vastgesteld op 30 juni 2016.

De gronden behorend bij de school zijn bestemd als 'Maatschappelijk', met een functieaanduiding 'onderwijs'. De gronden mogen gebruikt en ingericht worden ten behoeve van een school. Voor het gehele plangebied geldt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Ter hoogte van het plangebied is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de schoolgebouwen opgericht mogen worden. Langs de Gooweg geldt een maximale toegestane goot- en bouwhoogte van 15 meter, richting de Langelaan is de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte vastgelegd op 6 meter.

Figuur 1.2 laat de vigerende planologische situatie zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' (bron: ruimtelijke plannen)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven en wordt vervolgens ingegaan op de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 is de gewenste ontwikkeling getoetst aan het relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Vervolgens is in hoofdstuk 4 de toetsing van de gewenste ontwikkeling aan de relevante omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid nader toegelicht

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Omgeving

Het Teylingen College, locatie Leeuwenhorst is gelegen op de hoek van de Langelaan en de Gooweg. Hier zijn naast de school met bijbehorende sportvelden ook het congrescentrum Leeuwenhorst en partycentrum Flamingo's gelegen. Het partycentrum bestaat uit een wokrestaurant, een casino en een bowlingbaan. Naast deze functies is ook een hotel aanwezig aan de Langelaan.

Ten noordoosten en zuidwesten van de school bevinden zich de open bollenvelden. Aan de overzijde van de Gooweg ligt een gebied met dichte bebossing.

2.1.2 Plangebied

Het Teylingen College bestaat uit meerdere gebouwdelen: een hoofdgebouw, een gymnastiekaccommodatie en losse noodlokalen. De onder- en bovenbouw zijn in apart functionerende studiehuizen binnen hetzelfde complex gepositioneerd. Ieder studiehuis heeft zijn eigen faciliteiten, zoals gemeenschappelijke studie- en werkruimten en ondersteunende functies.

De overige gronden zijn ingericht ten behoeve van ontsluiting, fietsparkeren en als schoolplein. Ten oosten van de gymnastiekaccommodatie bevindt zich een buitensportveld. Het terrein wordt langs de Gooweg en de Langelaan met een brede groenstrook omzoomd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0003.jpg"

Figuur 2.1 Huidige situatie gezien vanuit de Gooweg (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0004.jpg"

Figuur 2.2. Huidige situatie gezien vanuit de Langelaan (bron: Google Streetview)

Parkeren

Op dit moment zijn er op het terrein 663 fietsparkeerplaatsen aanwezig, ondergebracht in een kelder en in de vorm van fietsenrekken op maaiveldniveau. Privaatrechtelijk is vastgelegd dat de school het recht heeft om 30 autoparkeerplaatsen te gebruiken tussen 08.00 en 17.00 uur op het parkeerterrein behorende bij de bowling/wok en het casino. In verband met gebrek aan parkeerplaatsen zijn op eigen terrein ongeveer 12 parkeerplaatsen extra gerealiseerd aan de Langelaan. Tijdelijk zijn er daarnaast 49 parkeerplaatsen op het terrein bij de bowling/wok en het casino aanwezig.

2.2 Beoogde ontwikkeling

2.2.1 Aanleiding

Op het Teylingen College, locatie Leeuwenhorst zitten momenteel circa 1.640 leerlingen. Het gebouw heeft echter een capaciteit voor onderwijs aan 1.250 leerlingen. Via noodlokalen wordt op dit moment extra capaciteit gegenereerd. Met de school is overeengekomen dat zij nog éénmaal mogen uitbreiden tot een maximum van 1.450 leerlingen.

Om deze uitbreiding te faciliteren wil de school op het eigen terrein twee extra gebouwen realiseren, te weten een gebouw voor sport en een gebouw met elf leslokalen voor theorieonderwijs.

2.2.2 Ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van twee extra gebouwen aan de zijde van de Gooweg. Door herinrichting van het omliggende plein ontstaat ruimte voor 70 parkeerplaatsen en circa 740 fietsparkeerplaatsen. Het totaal aantal parkeerplaatsen (met de 30 op het naastgelegen terrein) komt daarmee op 100.

De school blijft, net als in de huidige situatie ontsloten, vanaf de Langelaan voor fietsers en expeditie. De Langelaan sluit in zuidoostelijke richting aan op de Gooweg, een belangrijke verbindingsweg tussen Noordwijkerhout en Noordwijk. Tevens zijn in de nabijheid van het plangebied de N206 en de N443 gelegen.

De huidige ontsluiting op de Gooweg voor bestemmingsverkeer, zoals afval/vuilniswagens, wordt vervangen door een nieuwe ontsluiting verder van de rotonde vandaan. Via deze beoogde nieuwe ontsluiting zijn de 70 te realiseren parkeerplaatsen bereikbaar en tevens is er gelegenheid voor ouders om desgewenst hun kinderen op het terrein van de school af te zetten (Kiss & Ride). De bestaande Kiss & Ride zone langs de Gooweg, direct naast de rotonde, blijft daarvoor ook beschikbaar. Daarnaast wordt via deze nieuwe entree ook een verbinding gemaakt met de parkeergarage van het NH Hotel. Deze parkeergarage zal als overloop worden benut tijdens bijvoorbeeld ouderavonden waardoor de parkeerplaatsen aan de Langelaan beschikbaar blijven voor de bezoekers van het partycentrum. Fietsverkeer blijft gebruik maken van de bestaande route met de entree aan de zijde van de Langeweg.

Doordat in het nieuwe ontwerp de verkeersafwikkeling en de ontsluiting van het nieuwe parkeerterrein via de Gooweg plaatsvindt, wordt het gebruik van de toegangsweg ten behoeve van docenten, leveranciers en leerlingen en het recht op verleend medegebruik van de 30 parkeerplaatsen bij de bowling/wok en het casino minder structureel dan in de huidige situatie het geval is. Juist omdat de hoofdingang van het Teylingen College aan de kant van de Gooweg komt te liggen. De huidige ingang, gericht richting de bowling/wok en het casino wordt in de toekomst alleen nog gebruikt als achter/noodin- en uitgang en ten behoeve van leveranciers. De ontsluiting van gemotoriseerd verkeer van en naar het Teylingen College via de Gooweg is een duurzame en lange termijn oplossing waarbij zowel de ontsluiting als de parkeeropgave passend wordt geregeld en eventuele overlast bij omliggende percelen wordt verminderd.

Door de realisatie van de twee gebouwen nabij het huidige schoolgebouw, blijft de groene omranding van het terrein behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0005.jpg"

Figuur 2.3 Ontsluiting toekomstige situatie met in blauw het gemotoriseerd verkeer en in geel het fietsverkeer.

Sportgebouw

Het sportgebouw zal bestaan uit een sportzaal met een afmeting van 18 bij 15 meter. Daarnaast wordt een dans/theaterruimte gerealiseerd van circa 90 m2. Ten behoeve van deze sportactiviteiten zijn tevens kleedkamers en bergingsruimten voorzien. Het nieuwe gebouw voor sport wordt in totaal circa 600 m2 groot en 15 meter hoog.

Theoriegebouw

In het nieuwe theoriegebouw worden elf leslokalen ondergebracht. Ook is er een vijftal kantoorruimten aanwezig voor docenten en externen. Het theoriegebouw wordt in totaal circa 1.100 m2 groot en 15 meter hoog.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan dient getoetst te worden aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid nader beschreven.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Toetsing

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte kent een dusdanig hoog abstractieniveau dat er geen directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's op het voorliggende bestemmingsplan en de daarin voorziene ontwikkeling van toepassing zijn.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het gaat om kaders voor bijvoorbeeld rijksvaarwegen, het kustfundament, project Mainportontwikkeling Rotterdam en grote rivieren.

Toetsing

Het Barro kent geen concrete kaders, directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's die op het voorliggende bestemmingsplan en de daarin voorziene ontwikkeling van toepassing zijn.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is in 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Per 1 juli 2017 is een aanpassing van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen betreffen een vereenvoudiging door het loslaten van de afzonderlijke 'treden' en het vervangen van het begrip 'actuele regionale behoefte' door 'behoefte'. Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting.

De Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland schrijft tevens voor dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt moet voldoen aan de eisen conform de ladder voor duurzame verstedelijking.

Toets

In artikel 1.1.1, eerste lid, onder h, Bro is een nadere omschrijving van het begrip ‘bestaand stedelijk gebied’ vastgelegd. Als bestaand stedelijk gebied wordt genoemd:


‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’

In de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking is hier nader op ingegaan. Deze definitie bepaalt dat er sprake moet zijn van een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing. De kwalificatie 'bestaand stedelijk gebied' hangt daarbij af van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving. Het bestaand stedelijk gebied houdt niet per se op bij de grens van de bebouwde kom. Ook onbebouwde gebieden kunnen als stedelijk gebied worden aangemerkt. De definitie 'bestaand stedelijk gebied' geeft bijvoorbeeld aan dat stedelijk groen behorend tot bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, behoort tot het stedelijk gebied. Ook sportvelden die als zodanig zijn bestemd kunnen door de feitelijke gebiedsspecifieke situatie worden aangemerkt als openbare en culturele voorzieningen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder h, Bro en behoren daardoor tot het bestaand stedelijk gebied.

In dit geval heeft het plangebied al een stedelijke functie, namelijk de bestemming 'Maatschappelijk' met de functieaanduiding onderwijs. Ook ligt het plangebied binnen bestaand stedelijk gebied omdat het aan drie zijden is omsloten door (andere) stedelijke functies. Deze stedelijke functie is in de Visie Ruimte en Mobiliteit van de provincie Zuid-Holland bevestigd door de locatie aan te merken als 'stedelijke agglomeratie' en als 'bebouwde ruimte' (zie figuur 3.1 en 3.3).

De beoogde uitbreiding van het Teylingen College, locatie Leeuwenhorst, is daarom gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. De beoogde uitbreiding bestaat uit een extra gebouw voor sport met een omvang van circa 600 m2 en een onderwijsgebouw van circa 1.100 m2 met elf leslokalen. Functioneel past de beoogde uitbreiding bij de uitgangspunten van de vigerende bestemming 'Maatschappelijk'. Voor de ontwikkeling is echter nog geen bouwvlak ingetekend. Omdat de bouwmogelijkheden in het plangebied worden vergroot, is daarom wel sprake van een stedelijke ontwikkeling, maar binnen bestaand stedelijk gebied. In dat geval moet alleen de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling worden beschreven.

De behoefte aan de beoogde uitbreiding van het Teylingen College, locatie Leeuwenhorst wordt ingegeven door een stijging van het aantal leerlingen. Al vrij snel na de nieuwbouw in 2003 kreeg de school te maken met een stijging van het aantal leerlingen. Na de meest recente uitbreiding van de school met de 'Science-toren' in 2011/2012 heeft de school een capaciteit voor circa 1.250 leerlingen. Bij de aanvang van het schooljaar 2016/2017 telde de school circa 1.640 leerlingen. Op dit moment staan er zes noodlokalen om alle leerlingen te kunnen huisvesten. De huisvesting van de leerlingen in noodlokalen is echter geen ideale situatie en strookt ook niet met het gemeentelijk beleid. Het beleid van de gemeente Noordwijkerhout is er op gericht dat leerlingen onderwijs kunnen volgen in een eigentijds gebouw, dat voldoet aan de moderne eisen. Het gemeentelijk beleid is opgenomen in de Verordening Huisvesting Onderwijs Noordwijkerhout (paragraaf 3.5.2). In de huidige situatie beschikt de school over 7.845 m2 brutovloeroppervlak (bvo). In overleg met de school en de gemeente wordt de capaciteit uitgebreid van 1.250 leerlingen naar 1.450 leerlingen. Met dit aantal leerlingen mag de school beschikken over 9.636 m2 bvo. Een uitbreiding is dus mogelijk met 1.791 m2 bvo. De beoogde uitbreiding van 1.700 m2 past binnen de regels van de Verordening Onderwijs Noordwijkerhout (2015) en voorziet in de behoefte aan een definitieve oplossing voor het toegenomen aantal leerlingen in de vorm van uitbreiding van de school.

Een nadere toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in paragraaf 3.3.2.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerde versie 19 januari 2018)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014 en meermaals (gedeeltelijk) herzien, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In de VRM zijn voor ruimte en mobiliteit vier speerpunten benoemd:

1. Beter benutten en opwaarderen

De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)

Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit

De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads- en dorpsgebied te realiseren. De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de Verordening Ruimte. De inzet van de provincie is dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, zoals benoemd op de kwaliteitskaart en uitgewerkt in richtpunten. De Visie Ruimte en Mobiliteit onderscheidt drie soorten ruimtelijke ontwikkelingen: inpassing, aanpassing en transformatie.

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Toetsing

Het plangebied ligt in het bestaand stads- en dorpsgebied ('bebouwde ruimte'), zoals zichtbaar in figuur 3.1. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0006.jpg"

Figuur 3.1 Uitsnede kaart 1 'beter benutten bebouwde ruimte' (bron: provincie Zuid-Holland)

Het voorliggend plan voorziet in een herinrichting waarbij de gronden op het eigen terrein van de school met het oog op de toekomst en de behoefte van de school heringericht worden. Met deze transformatie wordt een bijdrage geleverd aan de behoefte extra sport- en onderwijsruimte te realiseren, benodigd in verband met het gegroeide aantal leerlingen. De ontwikkeling draagt daarmee bij aan de provinciale doelstelling 'beter benutten en opwaarderen van wat er is'.

Duin- en Bollenstreek

Het plangebied is onderdeel van de greenport Duin- en Bollenstreek (indicatief aangewezen). Zuid-Holland kent onder de noemer greenports een aantal (glas)tuinbouwconcentratiegebieden. De greenports vormen samen met het haven-industrieel complex het fundament van de Zuid-Hollandse economie. De provincie wil de greenports in Zuid-Holland waar mogelijk versterken en de transitie versnellen. Ter plaatse van het plangebied zijn de gronden niet in gebruik ten behoeve van de (glas)tuinbouw. Versterking of verzwakking is daarmee niet aan de orde.

Gebieden met bijzondere kwaliteit

De zuidoostelijke grens van het terrein van de school ligt in het gebied aangewezen om een bijzondere kwaliteit, dit betreft het historisch landgoed Leeuwenhorst en omliggende gronden. De gebieden met bijzondere kwaliteit dragen in hoge mate bij aan de identiteit, beleving en biodiversiteit van Zuid-Holland. Ze leveren een substantiële bijdrage aan het toeristisch profiel en het leef- en vestigingsklimaat in de provincie. De nieuwe bebouwing is niet voorzien in dit aangewezen gebied. Aantasting is derhalve niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0007.jpg"

Figuur 3.2 Uitsnede kaart 6 'beschermingscategorieën en verblijfsrecreatiegebied (bron: VRM)

Ruimtelijke kwaliteit

Het plangebied is tevens onderdeel van een door de provincie aangewezen 'stads- of dorpsrand' zoals zichtbaar in figuur 3.3. De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van een stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd leefmilieu omdat de nabijheid van voorzieningen gecombineerd wordt met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0009.jpg"

Figuur 3.3 Uitsnede kaart 20 'Laag van de stedelijke occupatie' (bron: provincie Zuid-Holland)

Ter nadere uitwerking van de kwaliteiten en richtpunten genoemd op basis van de kwaliteitskaarten heeft de provincie Zuid-Holland ook zogenaamde gebiedsprofielen opgezet. Een gebiedsprofiel omvat een beschrijving van karakteristieken (wat is er), ontwikkeling (wat speelt er), kwaliteiten (wat is waardevol) en ambitie (wat willen we) van het landschap van het betreffende gebied. De gebiedsprofielen zijn samen met de gemeenten, waterschappen en maatschappelijke partners gemaakt. Gedeputeerde Staten hebben ze vastgesteld als bevestiging van het gezamenlijke vertrekpunt voor nieuwe ontwikkelingen. Het plangebied is onderdeel van het gebiedsprofiel Duin- en Bollenstreek.

Het Bollengebied kent één dominant grondgebruik: de bollenteelt. De Bollenstreek laat zich onderverdelen in een aantal kamers. De landschappelijke kamerstructuur wordt versterkt door groene randen langs de kamers.

Het landschap ten noorden van de school, aan de overzijde van de Langelaan, kent een strakke rechthoekige verkaveling waardoor de bollenkamers goed tot hun recht komen. De beoogde uitbreiding van de school wordt gerealiseerd ten zuidoosten van de bestaande bebouwing. Hierdoor nemen open zichtlijnen richting de bollenvelden niet af.

Aan de noord-, oost- en zuidzijde van de school ligt een brede groenzone waardoor de school in de luwte ligt in een eigen besloten kamer. De duidelijke groene rand wordt versterkt waardoor de nieuwe bebouwing vanaf de Gooweg beperkt zichtbaar wordt. Deze groene rand vormt een directe landschappelijke overgang naar het bollenlandschap waardoor een passende overgang blijft bestaan.

3.3.2 Verordening Ruimte 2014 (geconsolideerde versie 19 januari 2018)

De Verordening Ruimte Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen.

De verordening bevat regels ten aanzien van een aantal belangrijke ruimtelijke onderwerpen, zoals kantoren, bedrijventerreinen, glastuinbouw- en bollenteeltgebied, archeologie en provinciale vaarwegen.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2.1.1)

De verordening schrijft voor dat stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Alleen als binnen bestaand stads- en dorpsgebied geen ruimte is voor een specifieke stedelijke ontwikkeling kan een nieuw uitleglocatie buiten bestaand stads- en dorpsgebied in gebruik worden genomen. De ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is hierbij het uitgangspunt. De provincie heeft de ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken.

Toetsing

Zoals in paragraaf 3.2.3 en 3.3.1 aangegeven, is het plangebied geheel gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied.

Op grond van de Wet op het Voortgezet Onderwijs heeft de gemeente Noordwijkerhout een zorgplicht om te voorzien in voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor voortgezet onderwijs binnen het grondgebied van de gemeente. Deze verantwoordelijkheid is tevens uitgewerkt in de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Noordwijkerhout 2015.


De gemeente Noordwijkerhout heeft enkele jaren geleden al geconstateerd dat het aantal leerlingen dat zich aanmeldt voor onderwijs bij het Teylingen College verder oploopt. Omdat leerlingen en ouders een vrije keuze hebben ten aanzien van onderwijs en de gemeente een plicht heeft om te voorzien in voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor onderwijs, heeft de gemeente in het verleden meermaals meegewerkt aan een tijdelijke dan wel permanente uitbreiding van de school. Dit, omdat de gemeente als uitgangspunt hanteert om onderwijs zo min mogelijk te verspreiden op verschillende locaties in de gemeente.


In november 2014 is tussen de wethouders van de gemeente Noordwijkerhout, Katwijk, Lisse en Teylingen voor het eerst gesproken over de huisvesting van de leerlingen in het voortgezet onderwijs in de regio. Dit om onder andere sturing te geven aan de constatering dat het Teylingen College in Noordwijkerhout veel leerlingen trekt en blijft groeien en er op andere locaties binnen de gemeenten overcapaciteit ontstaat. Op basis van deze constatering is besloten een leerlingenprognose op te laten opstellen voor de regio om zo te bepalen in welke scholen de komende jaren geïnvesteerd moet worden. Dit om te voorkomen dat de gemeenten veel geld investeren in gebouwen die geconfronteerd (gaan) worden met leegstand.

In 2015 is voor de regio Duin en Bollenstreek een prognose opgesteld van leerlingenaantallen voor de periode 2015 tot en met 2035. Uit deze leerlingenprognose blijkt dat het leerlingaantal tot 2035 voor het Teylingen College ruim boven de 1.250 blijft waar het huidige schoolgebouw op is berekend en zelfs boven de 1.468 blijft als de school geen maatregelen neemt om het leerlingaantal terug te dringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0010.png"

Figuur 3.4 Uitsnede tabel leerlingenprognose 2015-2035

Naar aanleiding van deze leerlingenprognose is er begin maart 2015 een regionaal overleg gevoerd tussen de wethouders onderwijs van de gemeenten Hillegom, Lisse, Teylingen, Noordwijk, Katwijk en Noordwijkerhout en de bestuurders van het voortgezet onderwijs in de regio. Na dit overleg is door het Teylingen College besloten dat zij maatregelen zouden gaan nemen om het aantal leerlingen in de toekomst te verminderen. Zo is voor het schooljaar daarop een loting aangekondigd.


Na invoering van de loting is het leerlingenaantal langzaam gedaald (zie figuur 3.5). De loting voorziet er in dat er minder leerlingen instromen. Het vergt enkele jaren om het huidige leerlingenaantal via uitstroming te verminderen. Het is daarbij niet mogelijk te sturen op leerlingen die een jaar over moeten doen of het eindexamen niet halen.

Schooljaar   Aantal leerlingen  
2013-2014   1518  
2014-2015   1601  
2015-2016   1649  
2016-2017   1641  
2017-2018   1548  

Figuur 3.5 Verloop leerlingenaantal


Het beeld dat er een groeiende behoefte blijkt aan huisvesting voor leerlingen bij het Teylingen College wordt herbevestigd in de leerlingenprognose uit 2017. Deze prognose is, net als de prognose uit 2015, opgesteld op basis van de vraag van ouders en leerlingen en is onafhankelijk van maatregelen die genomen worden om het aantal leerlingen terug te dringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0011.png"

Figuur 3.6 Uitsnede tabel leerlingenprognose 2017-2037

Uit de huidige leerlingaantallen en de actuele prognose blijkt dat sprake is van een grote en blijvende behoefte. De gemeente Noordwijkerhout heeft daarom besloten alsnog medewerking te verlenen voor een permanente uitbreiding van het Teylingen College. Door medewerking te verlenen aan nieuwebouw kan gelijktijdig een structurele oplossing geboden worden voor de parkeervraag en de ontsluiting van het terrein.

Tegelijkertijd blijft er door het Teylingen College gestuurd worden op het teruggaan tot maximaal 1.450 leerlingen zoals via het voortzetten van de loting. Daarbij is het ook mogelijk dat het onderwijs in de toekomst extensiever wordt, zoals meer studie thuis en minder lesuren.

Er wordt nadrukkelijk niet voor gekozen een deel van de leerlingen elders te huisvesten zoals in de leegstaande ruimtes bij het Northgo College. Overcapaciteit bij andere scholen is alleen relevant als deze capaciteit binnen 2 kilometer van de school ligt. Dit is vastgelegd in de gemeentelijke Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Noordwijkerhout 2015:

'Bepalend bij het beoordelen van de beschikbaarheid van een gebouw of ruimte voor medegebruik is een afstand van ten hoogste 2 km, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg'.

De afstand tussen het Teylingen College en het Northgo College (Van Langelaan 1 naar Duinwetering 107) is 2,7 km. De overcapaciteit bij het Northgo College is bovendien niet te benutten omdat er geen hele vleugel leegstaat en er geen afdeling leerlingen van het Teylingen College kan worden geplaatst.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie 2020

Op 24 juni 2009 is de Regionale Structuurvisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030. De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven. Met de visie worden de volgende kerndoelen nagestreefd:

  • Holland Rijnland is een top woonregio;
  • Leiden vervult een regionale centrumfunctie;
  • Concentratie stedelijke ontwikkeling;
  • 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal;
  • De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open;
  • Kennis en Greenport;
  • Verbetering van de regionale bereikbaarheid.

De regio Holland Rijnland wil haar inwoners voldoende, toegankelijk en bereikbare voorzieningen bieden. Voldoende aanbod en spreiding van onderwijsvoorzieningen is van belang voor de ontwikkeling van de inwoners en noodzakelijk voor de economische ontwikkeling van de regio. Voorzieningen voor kinderopvang, basisonderwijs en voortgezet onderwijs kunnen op wijk- en gemeenteniveau worden ingevuld. Gemeenten moeten in onderling overleg tijdig voor adequate onderwijshuisvesting zorgen.

Toetsing

Over de voorgenomen uitbreiding is veelvuldig overleg gevoerd met de vertegenwoordigers van het Teylingen College, tussen de portefeuillehouders onderwijs en de directies van andere scholen in de regio waar voortgezet onderwijs wordt aangeboden. Dit is ook terug te lezen in paragraaf 3.3.2. Tezamen is gesproken over de huisvesting van alle leerlingen in de regio. Onder andere op basis van dit overleg is vastgesteld dat de huidige noodlokalen vervangen mogen worden en er definitief capaciteit gecreëerd mag worden voor maximaal 1.450 leerlingen.

3.4.2 Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek 2016

De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport (ISG) is een deeluitwerking van de Regionale Structuurvisie die het intergemeentelijk samenwerkingsverband Holland Rijnland in 2009 heeft vastgesteld. In 2016 is deze visie herijkt.

De ISG heeft een integraal karakter, geldt voor het gehele buitengebied van de zes Greenportgemeenten (met uitzondering van het duingebied) en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. De ISG richt zich op een gemeenschappelijke inzet voor herstructurering en revitalisering van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Dit in samenspraak met verbetering van de natuurlijke, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten.

In deze herziening zijn de hoofdlijnen van het voorgaande ISG uit 2009 ongewijzigd overgenomen. Met deze herziening wordt beoogd meer flexibiliteit en ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor het totale bollen- en sierteeltcomplex in de Duin- en Bollenstreek. Waarbij kansen worden geboden aan productie, handel, distributie, onderzoek en promotie om te komen tot een Vitale Greenport. Deze herstructurering van de ISG moet tegelijkertijd zorgen voor meer ruimtelijke openheid en het verbeteren van de landschapskwaliteiten.

Toetsing

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het werkingsgebied van de Greenport Ontwikkelings Maatschappij, zoals zichtbaar in onderstaande figuur. Het plangebied ligt op de rand tussen het stedelijk gebied en de gronden waar een herstructurering naar een vitale Greenport met landschapsverbetering en integratie wateropgaven, sanering, schaalvergroting en intensivering van het bollencomplex voorzien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0012.jpg"

Figuur 3.7 Uitsnede Visiekaart ISG

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie kernen Noordwijkerhout en De Zilk 2020

De Structuurvisie Kernen Noordwijkerhout en De Zilk 2020 geeft aan hoe de toekomstige inrichting van de bebouwde kom van de gemeente wordt gezien. In de structuurvisie wordt dit totale ruimtelijke beleid samengebracht en met een visiekaart inzichtelijk gemaakt.

De gemeente wil door een actief beleid haar kwaliteiten als woongemeente behouden en waar nodig versterken. De ambitie is het zorg dragen voor voldoende goede huisvestingsmogelijkheden en voorzieningen voor alle inwoners.

Toetsing

De kern Noordwijkerhout beschikt over één school voor het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, en VWO (Atheneum en Gymnasium)), namelijk de sectie Leeuwenhorst van het Teylingen College aan de Langelaan. Van belang is het behoud van deze school op deze locatie zodat de Noordwijkerhoutse leerlingen op relatief korte reisafstand onderwijs kunnen volgen. De beoogde ontwikkeling voorziet in behoud en verder uitbreiding van de school en past daarmee binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.

3.5.2 Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Noordwijkerhout 2015

Uit artikel 76 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs volgt, dat de gemeenteraad bij verordening een regeling moet vaststellen met betrekking tot haar zorgplicht voor de onderwijshuisvesting. Vanaf 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor nieuwbouw, vervangende nieuwbouw of uitbreiding van de onderwijshuisvesting. De schoolbesturen krijgen door de overheveling meer ruimte voor eigen keuzes en planning van het onderhoud van haar gebouwen, maar gemeente en schoolbesturen blijven op elkaar aangewezen. De nieuwe verordening verschaft duidelijkheid over de nieuwe onderlinge verhoudingen en welke rechten en plichten de gemeente en de schoolbesturen hebben.

Toetsing

Voor het vaststellen van de ruimtebehoefte van scholen zijn de in de verordening specifieke regels opgenomen. Een school voor voortgezet onderwijs kent uitsluitend een basisruimtebehoefte. De basisruimtebehoefte bestaat uit een vaste voet, vermeerderd met de som van het aantal leerlingen vermenigvuldigd met de m2 bruto vloeroppervlakte per leerling, die geldt voor de onderwijsrichting waarop de leerling staat ingeschreven. De vaste voet is afhankelijk van de aard van de vestiging, te weten een hoofd- of een nevenvestiging met spreidingsnoodzaak en de leerweg van de school.

In de huidige situatie beschikt de school over 7.845 m2 brutovloeroppervlak (bvo). In overleg met de school en de gemeente wordt de capaciteit uitgebreid van 1.250 leerlingen naar 1.450 leerlingen. Met dit aantal leerlingen mag de school beschikken over 9.636 m2 bvo. Een uitbreiding is dus mogelijk met 1.791 m2 bvo. De beoogde uitbreiding van 1.700 m2 past binnen de regels van de verordening en voorziet in de behoefte aan een definitieve oplossing voor het toegenomen aantal leerlingen in de vorm van uitbreiding van de school.

3.5.3 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2012-2022

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2012-2022 (GVVP) zijn met behulp van de Regionale Verkeers- en Milieukaart (RVMK) varianten voor de toekomstige ontsluiting van de gemeente Noordwijkerhout doorgerekend. De verschillende ontwikkelingen in de gemeente maken het noodzakelijk om na te denken over de toekomstige verkeersstructuur van de kern Noordwijkerhout.

Toetsing

Een toets aan de parkeernormen is opgenomen in paragraaf 4.2.

3.6 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling past binnen het gestelde kaders in het nationale, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

4.1 Milieueffectrapportage

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerp-bestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van twee extra gebouwen voor onderwijs en sport. Het sportgebouw wordt in totaal circa 600 m2 groot en het theoriegebouw wordt in totaal circa 1.100 m2 groot. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Voor de besluitvorming over het ontwerpbestemmingsplan is tevens vastgesteld dat geen milieueffectrapportage nodig is. Dit besluit is nogmaals bekrachtigd door middel van het vaststellingsbesluit.

4.2 Ontsluiting en parkeren

4.2.1 Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

De school blijft, net als in de huidige situatie ontsloten, vanaf de Langelaan voor fietsers en expeditie. De Langelaan sluit in zuidoostelijke richting aan op de Gooweg, een belangrijke verbindingsweg tussen Noordwijkerhout en Noordwijk. Tevens zijn in de nabijheid van het plangebied de N206 en de N443 gelegen.

De huidige ontsluiting op de Gooweg voor bestemmingsverkeer, zoals afval/vuilniswagens, wordt vervangen door een nieuwe ontsluiting verder van de rotonde vandaan. Via deze beoogde nieuwe ontsluiting zijn de 70 te realiseren parkeerplaatsen bereikbaar en tevens is er gelegenheid voor ouders om desgewenst hun kinderen op het terrein van de school af te zetten (Kiss & Ride). De bestaande Kiss & Ride zone langs de Gooweg, direct naast de rotonde, blijft daarvoor ook beschikbaar. Daarnaast wordt via deze nieuwe entree ook een verbinding gemaakt met de parkeergarage van het NH Hotel. Deze parkeergarage zal als overloop worden benut tijdens bijvoorbeeld ouderavonden waardoor de parkeerplaatsen aan de Langelaan beschikbaar blijven voor de bezoekers van het partycentrum. Fietsverkeer blijft gebruik maken van de bestaande route met de entree aan de zijde van de Langeweg.

Doordat in het nieuwe ontwerp de verkeersafwikkeling en de ontsluiting van het nieuwe parkeerterrein via de Gooweg plaatsvindt, wordt het gebruik van de toegangsweg ten behoeve van docenten, leveranciers en leerlingen en het recht op verleend medegebruik van de 30 parkeerplaatsen bij de bowling/wok en het casino minder structureel dan in de huidige situatie het geval is. Juist omdat de hoofdingang van het Teylingen College aan de kant van de Gooweg komt te liggen. De huidige ingang, gericht richting de bowling/wok en het casino wordt in de toekomst alleen nog gebruikt als achter/noodin- en uitgang en ten behoeve van leveranciers. De ontsluiting van gemotoriseerd verkeer van en naar het Teylingen College via de Gooweg is een duurzame en lange termijn oplossing waarbij zowel de ontsluiting als de parkeeropgave passend wordt geregeld en eventuele overlast bij omliggende percelen wordt verminderd.

Langzaam verkeer

Het merendeel van de scholieren komt per fiets naar school. Langs de Gooweg is een vrijliggend fietspad gelegen. Ter plaatse van de rotonde wordt overgestoken naar de entree van de school aan de zijde van de Langelaan. Op de Langelaan wordt het fietsverkeer gemengd afgewikkeld met het gemotoriseerd verkeer. Dit is conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig. Over de Langelaan en het westelijker gelegen Westeinde loopt een fietsroute tussen Noordwijk en Noordwijkerhout.

In figuur 2.3 is aangegeven hoe de diverse verkeersstromen in de toekomst lopen.

Openbaar vervoer

Ter hoogte van het plangebied is een bushalte gelegen langs de Gooweg. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Lisse en Den Haag.

Verkeersmaatregelen ten behoeve van de verkeersveiligheid en bereikbaarheid

Het langzaam en het gemotoriseerd verkeer is voor wat betreft verkeersstromen van elkaar gescheiden. Dit komt de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid ten goede. Om te waarborgen dat de toekomstige situatie ook verkeersveilig is, is een onderzoek gedaan naar welke aanvullende verkeerskundige maatregelen nodig zijn. Deze studie is bijgevoegd in bijlage 1.

1. Doorsteek vanuit de Gooweg voor fietsers

Voorkomen moet worden dat fietsers komende vanaf Noordwijk bij de bushalte op de Gooweg ter hoogte van de school oversteken naar de nieuwe inrit van het parkeerterrein. Uit de studie blijkt dat de doorsteek ter hoogte van de bushalte al een onaantrekkelijke route is. Om te voorkomen dat de doorsteek gebruikt gaat worden is het noodzakelijk een fysieke barrière te plaatsen om van het schoolplein naar de fietsenstalling te komen;

  • a. dit kan tussen het parkeerterrein en het schoolplein;
  • b. of tussen het schoolplein en de ingang van de fietsenstalling;

Het is daarnaast wenselijk om een fietssluis te plaatsen op de doorsteek tussen het fietspad en de doorsteek.

2. Positie van de nieuwe inrit ten opzichte van de rotonde en de verkeersveiligheid op de Gooweg.

Uit de studie blijkt dat de nieuwe inrit op voldoende afstand ligt van de rotonde. Ter bevordering van de verkeersveiligheid op de Gooweg nabij de inrit is het noodzakelijk om een deel van de bomenrij aan de kant van het perceel van het Teylingen College te verwijderen. Daarnaast is het wenselijk om:

  • a. een zogenoemd welkomst-bord te plaatsen bij de inrit om de aanwezigheid en dus zichtbaarheid van de inrit te vergoten.
  • b. de parkeerplaatsen nabij de inrit te verplaatsen.

Stichting Fioretti Teylingen heeft aangegeven de volgende maatregelen te nemen om tegemoet te komen aan bovenstaande adviezen.

  • 1. Er zal een hek of fysieke barrière worden geplaatst zodat leerlingen niet met een fiets vanaf de inrit aan de Gooweg op het plein of de fietsenstalling kunnen komen. In de eerste periode van het gebruik zal het Teylingen College het nieuwe gebruik begeleiden om te kunnen monitoren of e.e.a. goed gaat. Indien nodig zullen aanvullende maatregelen worden getroffen om de verbinding tussen het fietspad langs de Gooweg en de inrit verder onmogelijk te maken. Deze route is niet toegestaan.
  • 2. Om de zichtbaarheid van de inrit vanaf de rotonde te vergroten zullen een 7-tal (nieuwe) bomen langs de Gooweg worden verplant (indien mogelijk) naar de slootzijde. De middenbelijning op de Gooweg zal worden aangepast conform CROW-richtlijnen. Bij de inrit zal een tweezijdig herkenbaar bord worden geplaatst wat de ingang van het Teylingen College aangeeft. Aan de aannemers die met de planvorming bezig zijn zal worden verzocht het verplaatsen van parkeerplaatsen zoals aangegeven in het advies, te onderzoeken. Bij behoud van het totaal aantal plaatsen, en tegen de zelfde functionaliteit en kosten, zal dit worden uitgevoerd.
4.2.2 Verkeersgeneratie en afwikkeling

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Noordwijkerhout, een weinig stedelijke gemeente. Op basis van het autobezit in de gemeente worden hiervoor de minimale kencijfers gehanteerd uit publicatie 317 van het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Voor onderwijsvoorzieningen wordt de verkeersgeneratie bepaald aan de hand van het aantal leerlingen. Per leerling geldt een verkeersgeneratie van 0,13 mvt/etmaal. CROW (publicatie 272) geeft aan dat 2% van de leerlingen van middelbare scholen per auto naar school gebracht worden en weer worden opgehaald. Dit aantal is verdisconteerd in het kencijfer voor de verkeersgeneratie (0,13 mvt/etmaal per leerling).

Bij het berekenen van de verkeersgeneratie voor een plangebied wordt altijd uitgegaan van de toekomstige situatie. In de toekomstige situatie mag het aantal leerlingen maximaal 1.450 bedragen. Dit betreft een afname van circa 200 leerlingen ten opzichte van de huidige situatie en daarmee een afname van de verkeersgeneratie van 26 mvt/etmaal. Gezien er op dit moment reeds 1.640 leerlingen gebruik maken van de school, zal de ontwikkeling niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

In de huidige en toekomstige situatie is zoals eerder beschreven een locatie beschikbaar voor het halen en brengen van leerlingen. Dit is niet op het eigen terrein van het Teylingen College maar ligt op de Gooweg ten noorden van de rotonde. De leerlingen steken de rotonde over om bij school te komen. Het deel afkomstig van het zuiden zal gebruik maken van het eigen terrein van de school om de kinderen te halen en brengen. Hier kan men rondrijden waardoor het halen en brengen geen hinder zal opleveren voor het verkeer dat wil parkeren. De school heeft tot slot een gescheiden rooster voor onder- en bovenbouw, waardoor er een half uur verschil tussen de aanvangstijden van de lessen zit.

4.2.3 Parkeren

Normen

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte wordt aangesloten bij de gemeentelijke parkeernomen zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Noordwijkerhout 2016. Bij het opstellen van de gemeentelijke parkeernormen is gekozen om één hanteerbare norm op te stellen in plaats van een bandbreedte met een minimum en maximumnorm zoals CROW hanteert.

Autoparkeren

De normen zoals gehanteerd in de Nota Parkeernormen gaat uit van 0,8 parkeerplaatsen per leslokaal. De toevoeging van 11 leslokalen zou een extra parkeerbehoefte genereren van 8,8 en daarmee 9 parkeerplaatsen. Uit gegevens van het Teylingen College blijkt dat na de uitbreiding en interne aanpassing van diverse lokalen het totaal aantal lokalen voor de school in de toekomst gelijk blijft. Zowel in de huidige als de toekomstige situatie zijn 62 lokalen beschikbaar. Doordat het aantal lokalen gelijk blijft verandert de totale parkeervraag van het plangebied niet en is deze volgens de norm 50 parkeerplaatsen.

Privaatrechtelijk is vastgelegd dat de school het recht heeft om 30 autoparkeerplaatsen te gebruiken tussen 08.00 en 17.00 op het parkeerterrein behorende bij de bowling/wok en het casino. Op het eigen terrein zijn ongeveer 12 parkeerplaatsen aanwezig aan de Langelaan. Tijdelijk zijn er daarnaast 49 parkeerplaatsen op het terrein bij de bowling/wok en het casino aanwezig. In totaal is er een capaciteit van 91 parkeerplaatsen in de huidige situatie.

Door herinrichting van het omliggende plein ontstaat ruimte voor 70 parkeerplaatsen op eigen terrein. Het totaal aantal parkeerplaatsen (met de 30 op het naastgelegen terrein) komt daarmee op 100. Daarnaast zal een verbinding worden gelegd met het terrein van het naastgelegen congrescentrum Leeuwenhorst. Dit terrein is als overloop te benutten tijdens bijvoorbeeld ouderavonden. De verbinding wordt afgesloten met een hekwerk zodat hier geen regulier gebruik van kan worden gemaakt. Ook zal het nog aan te leggen parkeerterrein worden uitgebreid door een deel van het verblijfsgebied voor leerlingen in de noodgevallen te benutten ten behoeve van parkeren. Met de verschuiving van de ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer zal ook de hoofdentree aan de zijde van de Gooweg komen te liggen waardoor de druk aan de Langelaan zich zal beperken tot enkele leveranciers en parkerende docenten.

Fietsparkeren

Op dit moment zijn er op het terrein 663 fietsparkeerplaatsen aanwezig, ondergebracht in een kelder. Door de herinrichting ontstaat ruimte voor circa 740 fietsparkeerplaatsen. Hiermee wordt voldoende extra capaciteit gegenereerd.

Praktijk

Het Teylingen College heeft in week 14 en 15 van 2018 parkeertellingen uitgevoerd op voor de school maatgevende dagen zoals maandag, dinsdag en vrijdag om te weten hoeveel docenten daadwerkelijk met de auto komen. Hieruit blijkt dat gemiddeld 56 docenten dagelijks met de auto komen. Dat de door de gemeente vastgestelde en gehanteerde parkeernorm realistisch is, wordt daarmee bevestigd door de praktijk. Het parkeeraanbod van 70 parkeerplaatsen is op basis van de huidige tellingen en verwachtingen voldoende om de structurele parkeervraag op te vangen.

Doordat in het nieuwe ontwerp de verkeersafwikkeling en de ontsluiting van het nieuwe parkeerterrein via de Gooweg plaatsvindt, wordt het gebruik van de toegangsweg ten behoeve van docenten, leveranciers en leerlingen en het recht op verleend medegebruik van de 30 parkeerplaatsen van de minder structureel dan in de huidige situatie het geval is.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed en de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een onevenredige verkeersgeneratie. Er zijn voldoende mogelijkheden voor parkeren. Het aspect verkeer en parkeren staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.3 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

De beoogde uitbreiding van de geluidgevoelige functie (schoolgebouw) betreft in de richting van de Gooweg. Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De uitbreidingen zijn gelegen in de geluidzone van de Gooweg, de Langelaan en de N443. De wegen zijn op grond van de Wgh gezoneerd. Tevens een gezoneerde weg in de omgeving is de N206. De N206 heeft een geluidzone van 250 meter, het plangebied is gelegen op circa 290 meter van deze weg en valt daarmee buiten de geluidzone.

Onderzoek

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. De resultaten zijn opgenomen in een memo in bijlage 2.

Resultaten

De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden ten gevolge van het verkeer op de Langelaan en de N443. Wel wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden ten gevolge van het verkeer op de Gooweg. De maximale geluidbelasting op het theoriegebouw bedraagt 53 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde te doen dalen zijn niet mogelijk of doelmatig vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard.

Conclusie

In 2012 heeft het onderwijsgebouw reeds een uitbreiding ondergaan. In het bijbehorende bestemmingsplan is voor het onderwijsgebouw geadviseerd een hogere waarde te verlenen van 54 dB ten gevolge van het verkeer op de Gooweg. Doordat de maximaal berekende geluidbelasting in voorliggend onderzoek lager is berekend (53 dB), hoeft voor het nieuwe theoriegebouw geen nieuwe hogere waarde worden aangevraagd. Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling daarom niet in de weg.

4.4 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een bestaand schoolgebouw mogelijk op gronden die reeds als plein, buitensportveld en/of fietsenstalling van diezelfde school worden gebruikt. De gronden zijn ten behoeve van maatschappelijke doeleinden bestemd. Aangezien deze gronden reeds lange tijd in gebruik zijn als school en er ook in het verleden geen grootschalige verontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden, zal de bodem ter plaatse van het plangebied niet (ernstig) vervuild zijn. Ook uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat er geen bodemvervuiling ter plaatse bekend is. Op basis van voorgaande wordt verwacht dat de bodem geschikt is voor de beoogde functies. De aanwezige bodemkwaliteit levert hierdoor geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van twee extra gebouwen waardoor de totale oppervlakte van de school toeneemt met 1.700 m2. Deze ontwikkeling valt ruim onder de drempelwaarden die zijn vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2016 als in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Gooweg (als maatgevende doorgaande weg nabij het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen.

Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Uit de professionele risicokaart blijkt dat in het plangebied en in de directe omgeving geen risicorelevante inrichtingen aanwezig zijn, waarvan het invloedsgebied over het plangebied valt. Ook vindt er in de directe omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, het water of door buisleidingen.

Over de N206 en de N443 vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De afstand van het plangebied tot de N206 bedraagt ongeveer 280 meter. De N443 ligt op kortere afstand, deze weg sluit aan op de rotonde nabij het plangebied. Voor beide wegen ligt de PR 10-6-risicocontour niet buiten de wegas. Daarnaast worden over beide wegen brandbare gassen vervoerd (stofcategorie GF3). Deze stof is maatgevend voor de hoogte van het groepsrisico. Het invloedsgebied bij deze stof bedraagt 355 meter en reikt over het plangebied.

Gelet op de beperkte transportaantallen en de omgeving is het groepsrisico van beide wegen < 0,1 maal de oriënterende waarde. Op de school zitten momenteel circa 1.640 leerlingen terwijl het gebouw een capaciteit heeft voor 1.250 leerlingen. De extra benodigde capaciteit wordt momenteel geboden via noodlokalen. Met de school is overeengekomen dat zij nog éénmaal mogen uitbreiden tot een maximum van 1.450 leerlingen. Ten opzichte van de huidige situatie is sprake van een beperkte afname in het aantal leerlingen. Als gevolg hiervan zal de beoogde ontwikkeling niet van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt in de toekomstige situatie dan ook niet overschreden. Een volledige verantwoording van het groepsrisico is op basis van voorgaande niet noodzakelijk. Wel is het van belang om in te gaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid zegt iets over de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van een risicobron om zich in veiligheid te brengen, indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting.

Het voornemen voorziet in de uitbreiding van het Teylingen College. De personen in het plangebied betreffen leerlingen tussen de 12-18 jaar oud en personeel. Deze groep is het algemeen goed zelfredzaam: ze zijn in staat zelf te ontvluchten. Dit levert dan ook geen beperkingen op.

Maatregelen om de zelfredzaamheid te vergroten zijn onder andere:

  • Gebruikers binnen het plangebied door middel van risicocommunicatie instrueren over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen;
  • Het realiseren van afsluitbare ventilatie;
  • Rekening houden met het verhogen van de brandwerendheid van de gevels.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het plangebied wordt in diverse richtingen ontsloten via de Gooweg, Langelaan en N443. Via deze wegen kunnen personen ter plaatse van het plangebied, ingeval van een incident, van de bron af vluchten. Ook is het plangebied via deze wegen goed bereikbaar voor hulpverleningsdiensten. Gelet op voorgaande wordt de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van het plangebied als voldoende beschouwd.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N206 en de N443. Het groepsrisico neemt door de ontwikkeling niet toe. Daarnaast wordt de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende beschouwd. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.7 Kabels en leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat rekening wordt gehouden met afstemming tussen milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen milieuhinderlijke en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Voorliggend plan maakt de uitbreiding van het bestaande Teylingen College mogelijk. Op grond van bovengenoemde VNG-publicatie is een school te beschouwen als een milieuhinderlijke functie. Op basis van de VNG-publicatie valt een school in milieucategorie 2. Hiervoor geldt richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in een gemengd gebied. Aangezien de dichtstbijzijnde woning op circa 100 meter afstand vanaf het plangebied is gelegen vormt dit geen belemmering. Ter plaatse van de omliggende woningen zal met de uitbreiding van de school geen onaanvaardbare milieuhinder plaatsvinden.

Behalve een milieuhinderlijke functie, is een school ook een milieugevoelige functie. In de omgeving van het plangebied liggen geen grote bedrijven die van invloed zijn op de milieusituatie ter plaatse. Wel is in de directe omgeving een hotel met congrescentrum en horeca aanwezig. De uitbreiding van het schoolgebouw ligt niet dichter bij deze functies dan het huidige schoolgebouw. In de huidige situatie is er geen sprake van onderlinge overlast van de verschillende functies in de directe omgeving van het plangebied. Tevens vinden de activiteiten bij de school vooral overdag plaats, terwijl de activiteiten bij het hotel en het congrescentrum voornamelijk 's avonds en 's nachts plaatsvinden.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de omliggende woningen en de school sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast worden bedrijven in de omgeving door de beoogde ontwikkeling niet belemmerd in hun bedrijfsvoering. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering.

4.9 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.

Beleid en normstelling

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  • de bescherming van overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In provincie Zuid-Holland wordt in het kader van de ruimtelijke ordening vrijstelling verleend ten aanzien van de volgende soorten: aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0013.jpg"

Figuur 4.1 Ligging plangebied ten opzicht van natuurgebieden (bron: Visie Ruimte en Mobiliteit)

Dit geldt overigens ook voor belangrijke weidevogelgebieden en gebieden die zijn aangewezen als 'strategische reserve natuur'. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is gelegen circa 1,5 km afstand en betreft het gebied Kennemerland-Zuid.

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Gelet op de aard en omvang van de planontwikkeling, is de verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkelingen beperkt. Ten opzichte van de huidige situatie is er zelf sprake van een afname van de verkeersgeneratie. Qua stikstofdepositie genereert het plan dan ook geen problemen. Op basis hiervan kunnen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het betreffende Natura 2000 gebied worden uitgesloten.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van de bestaande school. Ter plaatse van de geplande uitbreidingen zijn geen beschermde natuurwaarden aanwezig. Er verdwijnt geen vegetatie omdat in de huidige situatie de locatie al bebouwd is, deze bebouwing blijft behouden. Het bestaande buitensportveld zal wel deels plaatsmaken voor de uitbreiding. Omdat deze gronden intensief gebruikt worden kan uitgesloten worden dat hier beschermde natuurwaarden aanwezig zijn. In de omgeving is wel voldoende geschikt leefgebied voor broedvogels aanwezig.

Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).

4.10 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is over voorliggend plan geïnformeerd via de digitale watertoets (14-6-2017). Naar aanleiding hiervan zal nader overleg plaatsvinden. De opmerkingen van de waterbeheerder zullen vervolgens verwerkt worden in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Verordening Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie

Waterschapsbeleid

Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
  • de bodem van kwelgevoelige gebieden.

Maar ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.

Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een “ja, tenzij” benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of is een watervergunning vereist.

Riolering en afkoppelen 

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit het terrein van het Teylingen College, locatie Leeuwenhorst. Op het terrein staan meerdere gebouwen: een hoofdgebouw, een gymnastiekaccommodatie en losse noodlokalen. De overige gronden zijn ingericht ten behoeve van ontsluiting, fietsparkeren en als schoolplein. Ter plaatse van de boogde uitbreiding is in de huidige situatie het bestaande buitensportveld aanwezig. Dit buitensportveld is circa 2.000 m2 en is onverhard.

Waterkwantiteit

Aan de rand van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig (zie figuur 4.2). Dit betreft overig polderwater. Hiervoor geldt een beschermingszone van 2 meter. Binnen de aangegeven beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0014.jpg"

Figuur 4.2 Watergangen (bron: Legger watergangen, Hoogheemraadschap van Rijnland)

Veiligheid en waterkeringen

In de directe omgeving van het plangebied is geen primaire of regionale waterkering gelegen. Het plangebied ligt dan ook niet binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

In de huidige situatie is het plangebied aangesloten op de gemeentelijke riolering.

Toekomstige situatie

Algemeen

In de toekomstige situatie worden twee gebouwen gerealiseerd. Daarnaast ontstaat er door de herinrichting van het omliggende plein ruimte voor 70 parkeerplaatsen en circa 740 fietsparkeerplaatsen. Het bestaande buitensportveld zal deels plaatsmaken voor de uitbreiding. Dit veld heeft een oppervlakte van circa 2.000 m2. Het Hoogheemraadschap hanteert een compensatie-eis van 15%. Dit houdt in dat ten minste 300 m2 aan water gecompenseerd moet worden. Ten behoeve van de infiltratie van hemelwater in de bodem worden grindkoffers aangelegd onder de toekomstige verharding. Een eventuele verbreding of verlenging van de watergang aan de Gooweg kan daarnaast ook bijdragen aan de benodigde compensatie. Deze optie dient in overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland en de gemeente Noordwijkerhout nader besproken te worden. Richting de omgevingsvergunning voor bouwen zullen de watercompenserende maatregelen verder uitgewerkt worden.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Gemeentelijk archeologie beleid

De gemeente Noordwijkerhout heeft in samenwerking met de gemeenten Lisse en Hillegom een archeologische vindplaats- en verwachtingenkaart laten opstellen, die de basis vormt voor het gemeentelijk archeologiebeleid. Inmiddels is de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van Hillegom geactualiseerd. Dit is vastgelegd in het rapport: Wink, K. e.t. 2014: Toelichting op de archeologische verwachtings(waarden) kaart en beleidskaart Gemeenten Katwijk, Noordwijk, Noordwijkerhout, Lisse, Teylingen en Hillegom, Weesp (Raap-rapport 2852).

Onderzoek en conclusie

Ter hoogte van het plangebied geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde waarbij nader onderzoek noodzakelijk is bij werkzaamheden dieper dan 30 cm beneden maaiveld en groter dan 250 m2. Het plangebied is echter ook aangeduid als archeologisch onderzocht terrein. De conclusie is dat aanvullend onderzoek op dit moment geen meerwaarde heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201700044-0003_0015.jpg"

Figuur 4.3 Uitsnede archeologische beleidskaart

Op de percelen zelf is geen karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig. Het aspect archeologie en cultuurhistorie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.12 Duurzaamheid

Gemeentelijk beleid

De gemeente Noordwijkerhout heeft het Regionaal Duurzaam Bouwen 'plus' Pakket als gemeentelijk beleid vastgesteld. Hierin is onder andere voor woningen opgenomen dat er moet worden voldaan aan een GPR-score (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) van 7 en het basispakket woonkeur. Verder heeft de gemeente het Klimaatprogramma 2008-2012 vastgesteld. Bij de GPR-berekening dient een score van 8 gehaald te worden.

Richtlijnen gemeenten

Als de gemeente opdrachtgever is voor een bouwproject (kantoren of school), gelden de richtlijnen voor duurzaam bouwen. Deze richtlijnen gaan verder dan de wet vereist, maar leveren een onbetwist milieuvoordeel op. Kwaliteit en Duurzaam wordt berekend met behulp van het GPR-gebouw 4.1* (Gemeentelijke Prestatie Richtlijn voor gebouwen). het resultaat wordt in het schoolcijfer van 1 tot 10 uitgedrukt. Een score van 8 is de maatlat.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. inleidende regels;
  • 2. bestemmingsregels;
  • 3. algemene regels;
  • 4. overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De groenvoorzieningen binnen het plangebied en langs de Gooweg zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. Ter plaatse van deze bestemming zijn ook andere voorzieningen toegestaan zoals voet- en fietspaden en toegangswegen met in- en uitritten. Het bouwen van gebouwen is binnen de bestemming niet toegestaan. Enkel het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 3 meter is toegestaan.

Artikel 4 Maatschappelijk

Ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' is uitsluitend onderwijs toegestaan overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Daarbij is toegevoegd dat het aantal leerlingen ter plaatse maximaal 1.450 mag bedragen. Het bouwvlak is uitgebreid, zodanig dat de beoogde ontwikkeling mogelijk is.

5.4 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat algemene bouwregels, afwijkingsregels en de antidubbeltelregel. Dit laatste standaardartikel is bindend voorgeschreven voor ieder bestemmingsplan.

5.5 Overgangs- en slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners van de gemeente Noordwijkerhout. Er is één reactie binnen gekomen die is samengevat en van beantwoording is voorzien. De Nota inspraak- en overlegreacties is bijgevoegd in bijlage 3.

6.1.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft, op grond van de Inspraakverordening 2008 van de gemeente

Noordwijkerhout, voor een ieder ter inzage gelegen in de periode van 4 oktober tot en met 14 november 2017. In die periode kon iedereen reageren op het voorontwerpbestemmingsplan. Er is één reactie binnen gekomen die is samengevat en van beantwoording is voorzien. De Nota inspraak- en overlegreacties is bijgevoegd in bijlage 3.

6.1.3 Zienswijzen

Overeenkomstig de wettelijke vereisten is het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken 6 weken ter inzage gelegd in het gemeentekantoor van Noordwijkerhout van 24 januari 2018 tot en met 6 maart 2018. Gedurende deze termijn is eenieder de mogelijkheid geboden zienswijzen over dit ontwerpbestemmingsplan in te dienen bij de gemeenteraad. De ingekomen zienswijze is samengevat en van beantwoording voorzien. De Nota zienswijzen is bijgevoegd in bijlage 4.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

De gemeente heeft voor vaststelling van het bestemmingsplan een anterieure overeenkomst gesloten met het schoolbestuur waarin afspraken over kosten en planschade zijn vastgelegd. Bij vaststelling van de gemeentebegroting van 2017 is in de meerjarenraming reeds rekening gehouden met deze investering en het daarbij behorende krediet. Het schoolbestuur zelf draagt ook bij aan de investering in de permanente uitbreiding. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Hiermee is het plan zowel financieel als economisch uitvoerbaar.