direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parkeerterrein Schuurkerk (Petrus Kockstraat)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het voornemen van de gemeente Maassluis is om het tijdelijke parkeerterrein op de locatie van het voormalige RK-Kerkterrein om te zetten naar een permanent parkeerterrein, om te kunnen voorzien in extra parkeergelegenheid nabij het centrum. Het parkeerterrein zal ook gebruikt gaan worden voor het organiseren van evenementen. In het plan is specifiek aandacht besteed aan een klimaatadaptieve inrichting en het toevoegen van groen. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan 'Binnenstad' de bestemming 'Maatschappelijk'. Het planvoornemen is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om het tijdelijke parkeerterrein om te zetten naar een permanent parkeerterrein, moet de bestemming worden gewijzigd. Dit bestemmingsplan maakt het parkeerterrein planologisch mogelijk.

1.2 Plangebied

Het plangebied betreft het voormalige RK-Kerkterrein en is gelegen tussen de straten Zuidvliet, P.C. Hooftlaan, Monseigneur W.M. Bekkerslaan en Petrus Kockstraat. Het plangebied bestaat uit de volgende kadastrale percelen:

  • MSS0o, sectie D, perceelnummer 11715 (deels)
  • MSS00, sectie D, perceelnummer 10207 (deels)
  • MSS0o, sectie D, perceelnummer 11830 (deels)

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied betreft het voormalige RK-Kerkterrein nabij het centrum in Maassluis. De kerk is in 2007 gesloopt (afbeelding 2) en de locatie is daarna ingericht als tijdelijk parkeerterrein met circa 155 parkeerplaatsen (afbeelding 3). Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Zuidvliet, één van de kanalen door de stad Maassluis. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de Petrus Cockstraat en het Schuurhof. Aan deze zijde is ook de Schuurkerk gelegen waarin momenteel een theater is gevestigd. Aan de zuidzijde is de Monseigneur W.M. Bekkerslaan gelegen. Aan de westzijde van het plangebied is de P.C. Hooftlaan gelegen. Dit is de doorgaande route naar het centrum. Het plangebied is, uitgezonderd de groenstrook in het zuidoosten van het plangebied, geheel verhard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0002.png"

Afbeelding 2 | Situatie plangebied voor sloop van de RK-kerk (bron: Gemeente Maassluis)

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0003.png"

Afbeelding 3 | Situatie plangebied (bron: Stijlgroep landscape and urban design)

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0004.png"

Afbeelding 4 | Situatie plangebied bezien vanaf kruising P.C. Hooflaan en Monseigneur W.M. Bekkerslaan (bron: Google Street View)

2.1.2 Toekomstige situatie

Het voornemen is om het parkeerterrein opnieuw in te richten (afbeelding 5 en 6). Op het terrein is ook ruimte voorzien voor het organiseren van evenementen. Onderdeel van het herinrichtingsplan is het toevoegen van groen. Het parkeerterrein wordt omgeven met bomen en ten westen van de Schuurkerk wordt een verblijfsplek in het groen toegevoegd. Ten behoeve van de herinrichting wordt planologisch het maximaal aantal te realiseren parkeerplaatsen vastgelegd op 122 pp. Op afbeelding 6 is een variant opgenomen van 105 pp.

Het plan draagt hierdoor bij aan het toewerken naar een klimaatadaptieve stad: een stad waar extreme weersomstandigheden beter worden opgevangen. Door klimaatverandering worden lange periodes van droogte afgewisseld met piekbuien. Het treffen van klimaatadaptieve maatregelen draagt bij aan het voorkomen van wateroverlast en het reduceren van hittestress. Zo wordt er voorzien in de aanplant van bomen, parkeerplaatsen met grasbeton en het bufferen van hemelwater in plantvakken/wadi's aan de randen van het plangebied. Daarnaast wordt voorzien in zitbanken, afvalbakken en verlichting. Al deze maatregelen leidten tot een kwalitatieve herinrichting van het plangebied.

Aan de noordzijde van het plangebied wordt een fietsverbinding aangelegd. Op dit moment wordt de fietsroute aan de zuidzijde van de Zuidvliet onderbroken door een plantvak en parkeerstrook. De herinrichting zorgt ervoor dat er één duidelijk verbindingsroute onderlangs de Zuidvliet ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0005.png"

Afbeelding 5 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Stijlgroep landscape and urban design)

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0006.png"

Afbeelding 6 | Inrichtingsvariant toekomstige inrichting plangebied (bron: Stijlgroep landscape and urban design)

Binnen het plangebied is overigens planologisch wel ruimte voor de realisatie van een fietsenstalling (incl. cabin voor de bewaking). Met de realisatie van een fietsenstalling wordt het parkeeraanbod verminderd.

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Binnenstad' van de gemeente Maassluis. Dit bestemmingsplan is op 17 december 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Maatschappelijk' met bouwvlak en 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Een permanent parkeerterrein is ter plaatse niet toegestaan. Ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' geldt eveneens de functieaanduiding 'maatschappelijk' en een maximum bouwhoogte van 10 meter. Verder is zowel de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-4' als de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie - 6' van toepassing. Over het gehele plangebied geldt de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie 2'. Over de oostzijde van het plangebied is eveneens de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0007.png"

Afbeelding 7 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

Over het gehele plangebied is de bestemming 'Verkeer - verblijfsgebied' opgenomen. Binnen de bestemming is geregeld dat het groen binnen het bestemmingsvlak een minimale oppervlakte heeft van 1.000 m2. Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie 4', 'Waarde-Archeologie 6' en 'Waterstaat - waterkering' opgenomen. Verder geldt de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie 2' en de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Verkeer - Verblijfsgebied

Binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' is een verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen toegestaan. In deze bestemming is geregeld dat minimaal 1.000 m2 van het oppervlak binnen het bestemmingsvlak bestaat uit groen. Verder is geregeld dat, onder voorwaarden, evenementen zijn toegestaan.

Waarde - Archeologie 3

Binnen deze dubbelbestemming zijn de archeologische waarden beschermd.

Waterstaat - Waterkering

De gronden binnen deze dubbelbestemming zijn bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de bescherming van deze waterkerende functie.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

 

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. Op basis van jurisprudentie dient per geval beoordeeld te worden of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In de overzichtsuitspraak over de ladder van 28 juni 2017 is aangegeven dat een parkeerterrein waarvan de behoefte afhankelijk is van de aanwezigheid van een bestaande voorziening, zoals bijvoorbeeld in dat geval een recreatieterrein, op zichzelf niet is aan te merken als stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 tweede lid, Bro (zie ook ECLI:NL:RVS:2017:943). In lijn daarmee dient ook dit parkeerterrein niet aangemerkt te worden als een stedelijke ontwikkeling, aangezien de behoefte aan het parkeerterrein grotendeels afhankelijk is van de bestaande voorzieningen in het centrum van Maassluis. Het primaire doel van de aanleg van het parkeerterrein is om de parkeerdruk in het centrum van Maassluis te ontlasten. Hieruit volgt dat het parkeerterrein geen stedelijke ontwikkeling is. Een nadere onderbouwing van de behoefte is niet noodzakelijk. Uiteraard dient in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing wel gemotiveerd te worden dat de herinrichting van het parkeerterrein passend is op deze locatie, zie hiervoor de volgende hoofdstukken.

Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland

In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen. Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op veel thema`s welke niet allemaal relevant zijn in het kader van dit bestemmingsplan. De volgende thema`s zijn relevant:

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie stuurt op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarden, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar en in hun uiterlijke verschijning een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juist plek voor nieuwe ontwikkelingen.

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd.

Op kaart 14 in bijlage II van de verordening is het plangebied niet gelegen in een gebied met een beschermingscategorie of bepaalde gebiedstype. De ruimtelijke ontwikkeling betreft een ontwikkeling in de categorie 'inpassen'. De ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Het plangebied is gelegen in de schil rondom het centrum van Maassluis. In deze zone zijn diverse stedelijke voorzieningen aanwezig, waaronder parkeervoorzieningen. Daarmee past het parkeerterrein binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Er vinden geen wijzigingen op structuurniveau plaats. De ontwikkeling is daarmee aan te merken als een ontwikkeling in de categorie 'inpassen'.

Garanderen in voldoende mate van windvang en zicht op historische windmolens.

De provincie draagt zorg voor het garanderen (in voldoende mate) van vrije windvang van en zicht op historische windmolens in Zuid-Holland. Dit doet de provincie om te zorgen voor een beter beschermd, benut en beleefbaar cultureel erfgoed. Het plangebied ligt binnen een molenbiotoop. In paragraaf 4.2 wordt aan de regels van deze molenbiotoop getoetst.

Duurzaamheid
Voor het aspect klimaatadaptatie in relatie tot het provinciaal beleid wordt verwezen naar paragraaf 4.5 Duurzaamheid 

Conclusie

Het onderhavige plan voorziet in de realisatie van een parkeerterrein in het centrum van Maassluis. De realisatie van het parkeerterrein met groenvoorziening versterkt de stedelijke groenstructuur en draagt bij aan klimaatadaptatie. De cultuurhistorische bebouwing (de Schuurkerk) blijft behouden en vormt het decor voor te houden evenementen. Bij de ontwikkeling wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische elementen in de omgeving. Het onderhavige plan past zowel binnen de Omgevingsvisie Zuid-Holland als de Omgevingsverordening Zuid-Holland.

Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2012-2025

Op 17 april 2012 heeft de gemeenteraad van Maassluis de structuurvisie 2012-2025 vastgesteld. De structuurvisie is het kader waarbinnen toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen worden aangestuurd en beoordeeld. In hoofdstuk 2 van de structuurvisie staan de hoofdlijnen van de ruimtelijke visie. De hierin opgenomen Visiekaart geeft het globale streefbeeld voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Maassluis (afbeelding 8). Het plangebied valt binnen het gebied 'versterken historische binnenstad'. Een belangrijke opgave binnen dit gebied is om de attractiviteit en vitaliteit van de historische Binnenstad te versterken en de toeristische potenties meer te benutten. Inzet voor Binnenstad is vitalisering in brede zin: economisch, toeristisch, sociaalcultureel en ruimtelijk. Voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan het realiseren van permanente parkeergelegenheid in het centrum van Maassluis. Het toevoegen van bomen en klimaatadaptieve maatregelen draagt bij aan een kwalitatieve herinrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0009.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede visiekaart Structuurvisie (bron: gemeente Maassluis)

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Ter plaatse van het plangebied geldt conform de geldende Archeologische beleidskaart (2015) de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3 (hoge verwachting mede gebaseerd op cultuurhistorie) en voor een klein deel ook de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 6' (onbekende verwachting). 

Ter plaatse van het plangebied geldt, op basis van het bestemmingsplan, grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 4' en voor een klein deel ook de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 6'. Voor de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 4' geldt een onderzoeksplicht zodra werkzaamheden in de bodem betrekking hebben op een te verstoren oppervlak van 100 m² of meer en/of waarbij bouwwerken dieper dan 40 cm worden geplaatst. Voor de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 6' geldt een onderzoeksplicht zodra werkzaamheden in de bodem betrekking hebben op een te verstoren oppervlak van 200 m² of meer en/of waarbij bouwwerken dieper dan 200 cm worden geplaatst. De vrijstellingswaarden worden door de herinrichting van het parkeerterrein overschreden. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk.

Door IDDS is op 14 juli een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1). Uit dit onderzoek blijkt dat in het plangebied een pakket historische ophogingen, gelegen op bewerkte kreek- of dekafzettingen, op de afzettingen van de Gantel aanwezig is - onder een pakket recent ophoogzand. De top van de historische ophogingen is al aanwezig vanaf circa 0,65 m - mv en de geplande bodemingrepen zullen reiken tot circa 0,8 m -mv. Vandaar dat als gevolg van deze bouwplannen archeologische waarden mogelijk verstoord zullen worden.

Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek is vervolgonderzoek, in de vorm van proefsleuvenonderzoek, noodzakelijk. Op deze manier kunnen de verwachte resten van muurwerk goed onderzocht worden en in kaart gebracht worden of er sprake is van behoudenswaardige archeologische resten. Ook kan zo worden uitgezocht hoever de verstoring aan de westzijde van het plangebied reikt. Mogelijk dient bij dit vervolgonderzoek rekening gehouden te worden met eventuele niet gesprongen explosieven en bodemvervuiling, aangezien deze onderzoeken momenteel nog niet zijn afgerond. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek dient eerst een Programma van Eisen te worden opgesteld dat ter goedkeuring dient te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag.

Het bevoegd gezag heeft het onderzoek van IDDS laten beoordelen door Vestigia (Bijlage 2) en stemt in met de conclusies en het advies en adviseert om op basis van het onderzoek, de archeologische dubbelbestemming voor het gehele plangebied te wijzigen naar de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3'. Voor de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' geldt een onderzoeksplicht zodra werkzaamheden in de bodem betrekking hebben op een te verstoren oppervlak van 50 m² of meer en/of waarbij bouwwerken worden geplaatst of werkzaamheden worden uitgevoerd, geen bouwwerk zijnde, dieper dan 40 cm onder maaiveld.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. Het plangebied grenst aan de noordoostzijde aan de Schuurkerk met bijbehorende woning. Zowel de kerk als de woning (voormalige pastorie) zijn rijksmonumenten. De kerk dateert uit 1787, de woning uit 1790. De ingrepen zijn beperkt van aard. Het parkeerterrein wordt opnieuw ingericht en doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarde van de rijksmonumenten. De kerk en woning vormen juist een decor voor de evenementen die ter plaatse georganiseerd zullen worden.

Ter plaatste geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' waarbinnen regels gesteld worden aan de maximale bouwhoogte van gebouwen en maximale hoogte van opgaande beplanting. Met het planvoornemen wordt, uitgezonderd van een fietsberging en cabin voor bewaking, geen gebouwen opgericht. Het plangebied ligt op een afstand van 370 meter tot het middelpunt van de molen. De fietsberging en cabin passen ruimschoots binnen de regels van de vrijwaringszone.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Ter plaatse is reeds een (tijdelijk) parkeerterrein aanwezig. De afstand van het parkeerterrein tot gevoelige (woon)functies blijft ongewijzigd. In de VNG-brochure 'Bedrijven- en milieuzonering' wordt voor parkeerterreinen een richtafstand van 30 meter aanbevolen tot geluidgevoelige functies. Indien een gebied is aan te merken als een omgevingstype gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure kan deze richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd. In dat geval geldt een richtafstand van 10 m. Er is sprake van een gemengd gebied gelet op de diversiteit aan functies (kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel en wonen) in de nabije omgeving van het plangebied. Aan alle zijden van het parkeerterrein wordt voldaan aan de richtafstand.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Ter plaatse geldt de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' en de bestemming 'Maatschappelijk'. De bestemming 'Maatschappelijk' wordt omgezet in de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Een parkeerterrein wordt niet aangemerkt als een gevoeligere functie dan de maatschappelijke bestemming. Een verkennend bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk, maar wel wenselijk. Door IDDS is op 4 augustus 2023 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3). Uit dit onderzoek blijkt dat:

  • De bodem bestaat vanaf het maaiveld tot een diepte van 2,6 m-mv uit zand enonderliggende kleilagen;
  • In de grond is plaatselijk sprake van bijmengingen met bodemvreemde materialen(baksteen, metselpuin, aardewerk, houtskool en/of sintels). Op het maaiveld en in deopgeboorde grond is visueel geen asbestverdacht materiaal (fractie > 20 mm) aangetroffen;
  • De bovengrond is niet tot licht verontreinigd met enkele zware metalen (zink, kwik, lood)en/of PCBfs;
  • De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met lood en/of kwik;
  • Het grondwater is licht verontreinigd met kobalt en barium;
  • In de metselpuinhoudende boven- en ondergrond is zintuiglijk en analytisch (op indicatieve basis) geen asbest aangetoond;
  • Op basis van de uitgevoerde PFAS-toetsing aan het landelijk beleid blijkt dat de bovenen ondergrond zijn ingedeeld als zijnde klasse landbouw en natuur.

Ondanks dat de betreffende achtergrond- en streefwaarden worden overschreden, zijn de gemeten waarden dermate gering dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is. 

4.5 Duurzaamheid

Klimaatadaptatie
De provincie wil tijdig en adequaat inspelen op het opwarmende klimaat. Door de mondiale opwarming stijgt de zeespiegel en worden weerpatronen beïnvloed. Hierdoor neemt in Zuid-Holland de intensiteit van neerslag toe, is sprake van een toename van het aantal hittegolven en neemt de kans op extreme droogteperiodes toe. Verder daalt de bodem en neemt de brakke kwel toe. Deze veranderingen zullen de komende decennia voor nieuwe uitdagingen zorgen.

In het Regionaal Waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 wordt onder andere aandacht besteed aan klimaatadaptatie. Klimaatadaptatie is een belangrijk onderdeel van de beleidsuitwerking in het regionaal waterprogramma. Klimaatverandering heeft immers grote impact op de wateropgaven, door andere veranderende rivierafvoeren, veranderende neerslagpatronen, zeespiegelstijging en toenemende watervraag door hitte, droogte en verzilting.

Onderhavig plan draagt bij aan de doelstellingen op het gebied van klimaatadaptatie. Zo wordt er voorzien in de aanplant van bomen, parkeerplaatsen met grasbeton en het bufferen van hemelwater in plantvakken/wadi's aan de randen van het plangebied. Het treffen van klimaatadaptieve maatregelen draagt bij aan het voorkomen van wateroverlast en het reduceren van hittestress

4.6 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Er wordt geen risicovolle inrichting mogelijk gemaakt. Ter plaatse zijn wel evenementen toegestaan waar grote groepen mensen zullen verblijven. Om deze reden worden de risicobronnen in de nabije omgeving beschouwd. Op de locatie Laan 1940-1945 1 is een opslagtank gelegen van Shell (afbeelding 9). De locatie is voorzien van een risicocontour. Gelet op de grote afstand (ca. 790 meter) tot het plangebied vormt dit geen veiligheidsprobleem. Aan de noordoostzijde is eveneens de A20 gelegen waar transport plaatsvindt van gevaarlijke stoffen. Gelet op de grote afstand (ca. 560 meter) vormt dit eveneens geen veiligheidsprobleem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0010.png"

Afbeelding 9 | Uitsnede risicokaart (bron: Atlas Leefomgeving)

4.7 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Er is, in het kader van de Wet geluidhinder, geen sprake van een nieuw geluidgevoelig object of nieuwe geluidbron. Het parkeerterrein is gelegen langs een doorgaande route richting het centrum, waardoor er geen sprake is van een extra verkeersaantrekkende werking als gevolg van het parkeerterrein (zie 4.12). Akoestisch onderzoek is daarom niet doeltreffend.

Ter plaatse geldt de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie 2' waarbij geldt dat geluidsgevoelige objecten uitsluitend zijn toegestaan indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen. Aangezien met het parkeerterrein geen geluidgevoelig object gerealiseerd wordt, is het planvoornemen passend binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie 2'.

Ten aanzien van de evenementen die op het parkeerterrein plaats mogen vinden, zijn in de regels van dit bestemmingsplan de restricties m.b.t. geluid, conform de evenementenverordening, vastgelegd.

4.8 Kabels en leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.

4.9 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In het voorliggende bestemmingsplan worden nooit meer verkeersbewegingen verwacht dan voor 1.500 nieuwe woningen het geval is. Overigens heeft het parkeerterrein geen directe eigen verkeersaantrekkende werking, omdat het aan een doorgaande route richting het centrum ligt en bedoeld is om de parkeerdruk in het centrum te verlagen. Om die reden wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in dit bestemmingsplan als een ontwikkeling is te beschouwen die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit is dan ook niet benodigd.

4.10 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Het plangbied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied is Solleveld & Kapittelduinen. Dit natuurgebied ligt op circa 7,5 kilometer van het plangebied. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.

Voor dit plan is voor de realisatiefase de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 4). Omdat het parkeerterrein geen directe eigen verkeersaantrekkende werking heeft, reeds aanwezig is en er geen andere bronnen aanwezig zijn die voor stikstofdepositie leiden, is de gebruiksfase buiten beschouwing gelaten. De uitkomst voor de realisatiefase is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Soortenbescherming

Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Het plangebied bestaat uit een volledig verhard parkeerterrein. Met de herinrichting worden geen bomen of struiken gerooid. Het planvoornemen heeft daarom geen negatieve effecten op de instandhouding van beschermde soorten. Een quickscan Wet natuurbescherming is daarom niet benodigd.

4.11 Niet gesprongen explosieven

In de Tweede Wereldoorlog is veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden.

In de Tweede Wereldoorlog is veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. Op basis van het door IDDS uitgevoerde historisch vooronderzoek is vastgesteld, dat slechts een zeer klein deel van het plangebied is gelegen in het gebied dat als verdacht is aangemerkt op het voorkomen van ontplofbare oorlogsresten (zie afbeelding 10). Met verwijzing naar de inrichtingstekening zal deze grond echter niet worden geroerd. Een onderzoek ontplofbare oorlogsresten is om die reden niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0011.png"

Afbeelding 10 | Uitsnede historisch vooronderzoek OO (bron: IDDS)

4.12 Verkeer en parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren

Parkeerbehoefte versus beschikbaarheid

De parkeerplaatsen op het terrein zijn bedoeld voor bezoekers, winkeliers en omwonenden van de Binnenstad, de bewoners van de Schuurhof (69 woningen - Schuurhof 2-138, inclusief de 3 woningen in/achter de Schuurkerk) en bezoekers van de balletschool in de Schuurkerk.

Parkeerbehoefte bewoners

Met verwijzing naar de in afbeelding 11 opgenomen berekening is de parkeerbehoefte van de bewoners van de Schuurhof op grond van de nieuwe Nota parkeernormen ('Beleidsregel Parkeren Maassluis 2022'), het grootst op een werkdagavond, namelijk 55 parkeerplaatsen (afronding naar boven). Op basis van de Nota parkeernormen mag op dit aantal vanwege de ligging van het parkeerterrein binnen 800 meter van het station, een korting van 10% worden toegepast. Dit betekent een parkeerbehoefte van 50 pp. Het plan voldoet in op dit onderdeel ruimschoots aan de parkeerbehoefte

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0012.png"

Afbeelding 11 : Parkeerbehoefte bewoners rekening houdend met aanwezigheidspercentages - zonder 10% correctie (bron: gemeente Maassluis)

Maatgevend moment - zaterdagmiddag

Het maatgevende moment voor de bezoekers van de Binnenstad is zaterdagmiddag, en dan is de behoefte vanuit de bewoners van de Schuurhof (incl. bezoekers)  38 parkeerplaatsen. Op basis van de nota parkeernormen mag op dit aantal vanwege de ligging van het parkeerterrein binnen 800 meter van het station, een korting van 10% worden toegepast. Dit betekent een parkeerbehoefte van 34 parkeerplaatsen (37,26-3,72= 33,54). Indien wordt gekozen voor de aanleg van het maximale aantal parkeerplaatsen van 122, zijn er op zaterdagmiddag 88 parkeerplaatsen beschikbaar voor bezoekers, winkeliers en omwonenden van de Binnenstad (en de bezoekers/gebruikers van de Schuurkerk).

Verkeer

Het parkeerterrein is gelegen langs een doorgaande route richting het centrum, waardoor er geen sprake is van een extra verkeersaantrekkende werking als gevolg van het parkeerterrein. Daarnaast is het plangebied reeds in gebruik als parkeerterrein.

4.13 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Bestaande situatie

Het plangebied is in de huidige situatie, op een aantal bomen en struiken na, geheel verhard.

Toekomstige situatie

Het plan leidt tot een afname van verhard oppervlak. De watersleutel (zie Bijlage 5), waarin rekening gehouden wordt met een toename in neerslag in de toekomst (neerslagscenario 2050), geeft een opgave van 26 m3.

Watercompensatie 

In het groen komt 100 tot 200 m3 berging voor water, dit in plaats van oppervlaktewater. Hiermee voldoet dit plan aan de sleutel. Verder is het concept ook getoetst aan Maassluis Rainproof 60 mm (gemeentelijk beleid). Het hele terrein wordt Rainproof ingericht, waarbij een efficiënt op elkaar afgestemde pakket van maatregelen wordt genomen om 60 mm buien vast te houden, te bergen en vertraagd af te voeren. Het terrein kent als plan voldoende ruimte voor bodeminfiltratie, berging en calamiteitenberging op straat om een 60 mm bui te verwerken. Het geheel wordt gekoppeld aan het afwatersysteem van de gehele Sluispolder om ook bij zwaardere buien te blijven functioneren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.PTSchuurkerk-VA01_0013.png"

Waterkwaliteit

Het plan heeft geen effect op de waterkwaliteit. Het ontstaan van vervuilingsbronnen wordt zoveel mogelijk voorkomen om vervuiling van grond- en oppervlaktewater te beletten. Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater wordt vervuild. In verband hiermee worden geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink of teerhoudende dakbedekking gebruikt op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten of pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben).

Bodemdaling

Het (grond)waterpeil wordt niet aangepast als gevolg of ten behoeve van dit plan. Eventuele bodemdaling in de omgeving zal niet door het plan worden beïnvloed. Uit dwarsprofielmetingen komen we globaal tot een gemiddelde maaiveldhoogte van 0.10 +. Bij de uitvoering zal niet van die gemiddelde hoogte worden afgeweken.

Veiligheid

Het plangebied is gelegen in een beschermingszone van een waterkering. Een deel van het plangebied is gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterkering'. Deze gronden zijn bestemd ten behoeve van de waterkering en de bescherming van deze waterkerende functie. Binnen de dubbelbestemming worden geen bouwwerken opgericht. De realisatie van het parkeerterrien heeft geen negatieve effecten op de waterkering. Er moet echter wel een vergunning aangevraagd worden. Bij het aanplanten van nieuwe bomen binnen de beschermingszone wordt rekening gehouden met het medegebruiksvrije profiel van de kering.

Afvalwaterketen

Het plangebied zal niet worden aangesloten op het gemeentelijk gemengde rioleringsstelsel. Bij evenementen wordt voorzien in mobiel sanitair.

4.14 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.  Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Een 'formele' besluit-m.e.r.-beoordeling is vereist, indien sprake is van een van de aangewezen besluiten in kolom 4 van de bijlage bij het Besluit m.e.r en indien sprake is van een geval zoals opgenomen in kolom 2.

De gewenste ontwikkeling ligt ruim onder de drempelwaarde(n). Een vormvrije m.e.r-beoordeling is dan noodzakelijk. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld (zie Bijlage 6). Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling (en voorgaande paragragen) blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

4.15 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

De ontwikkeling voorziet in de herinrichting van een parkeerterrein. Er is geen sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. De kosten voor de herinrichting zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting. Daarmee is het plan financieel uitvoerbaar.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg 

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan (met bijbehorende stukken) heeft met ingang van vrijdag 15 september 2023 gedurende zes weken (tot en met donderdag 26 oktober 2023) ter inzage gelegen. Het ontwerp was analoog raadpleegbaar in het publiekscentrum op het stadshuis en digitaal via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende de termijn van terinzagelegging heeft één ieder een zienswijze naar voren kunnen brengen. Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn drie zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn in een aparte nota – de Nota van beantwoording zienswijzen samengevat en beantwoord. De wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen + de ambtshalve wijzigingen zijn opgenomen in de Staat van wijzigingen, die als aparte bijlage bij deze nota van beantwoording is opgenomen (zie Bijlage 7) .