direct naar inhoud van Regels
Plan: Veegplan Lisse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.bpVeegplan-vax1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "Veegplan Lisse" van de gemeente Lisse.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0553.bpVeegplan-vax1 met de bijbehorende regels.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 aan-huis-gebonden beroepen

een dienstverlenend beroep (inclusief internetverkoop) zoals op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, geen detailhandel en prostitutie zijnde, dat in een woning (inclusief aan- en uitbouwen) wordt uitgeoefend door de bewoner van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf

de gronden die behoren tot het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn van het verlengde daarvan.

1.9 achtergevel

de oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw die tegenover de voorgevel is gelegen.

1.10 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. bollenteelt:
    • 1. de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen;
    • 2. de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten;
    • 3. de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt;
      • niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw;
    • 4. broeierijen als onderdeel van een grondgebonden bollenteeltbedrijf;
  • c. boomkwekerij/-teelt: de teelt van bomen als dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • d. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
  • e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • f. gemengd teeltbedrijf: een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het duurzaam en intensief telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
  • g. stekbedrijven: bedrijven die nagenoeg geheel gericht zijn op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
  • h. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder ook begrepen het fokken van paarden en het houden van geiten en schapen;
  • i. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • j. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • k. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • l. sierteelt: de teelt van wintergroene siergewassen, alsmede sierstruiken en sierbomen.
1.12 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.13 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 archeologisch gebied

de aan een gebied toegekende archeologische waarden, alsmede archeologische monumenten.

1.16 archeologisch deskundige

een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg.

1.17 archeologisch monument

een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet 1988.

1.18 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt.

1.19 archeologisch verwachtingsgebied

de in een gebied verwachte middelhoge of hoge trefkans op archeologische waarden.

1.20 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.

1.21 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.22 bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.

1.23 Bed & Breakfast

kleinschalige overnachtingaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. Een Bed & Breakfast is gevestigd in een woonhuis en is ondergeschikt aan de woonbestemming. Er is geen sprake van een Bed & Breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.24 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen, of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.25 bedrijfs- of dienstwoning

een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van het beheer van en-/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.26 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten.

1.27 (bruto-)bedrijfsvloeroppervlakte

het totale vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, meten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimte omhullen.

1.28 begane grond

de bouwlaag van een gebouw waarvan het vloeroppervlak nagenoeg gelijk is aan het maaiveld.

1.29 beperkt kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.30 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van vaststelling van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.31 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen aanwezig of in uitvoering is, dan wel nog kan worden gebouwd;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.32 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.33 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.34 Bevi-inrichtingen

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.35 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.36 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.37 blauwe diensten

in het kader van duurzaam waterbeheer, tegen betaling toestaan van het onder water laten lopen van land als calamiteitenberging of het gebruik van land als baggerdepot.

1.38 bollenteelt

in hoofdzaak de teelt van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vaste bloeiende tuinplanten, met uitzondering van sierteelt, alsmede van vollegrondstuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt.

1.39 boog- en gaaskassen

al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van sier-, tuinbouw-, of fruitgewassen, met een hoogte van 1,50 meter of minder.

1.40 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.41 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.42 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag, en met uitzondering van onderbouw en zolder en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.43 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.44 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.45 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.46 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.47 bouwwijze

de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn:

  • a. vrijstaande woning: een hoofdgebouw met al dan niet aan- of uitbouwen dat niet verbonden is met andere hoofdgebouwen of aan- of uitbouwen;
  • b. geschakelde woningen: een hoofdgebouw wat enkel door aan- of uitbouwen aan een ander hoofdgebouw verbonden is;
  • c. twee-onder-één-kap-woningen: maximaal 2 hoofdgebouwen aaneen rijwoningen: minimaal 3 hoofdgebouwen aaneen.
1.48 brutovloeroppervlak

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimte omhullen.

1.49 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.50 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.51 CROW-richtlijnen

richtlijnen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek.

1.52 dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.53 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.54 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (al dan niet) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.55 dakterras

een ruimte op een gebouw, al dan niet in de vorm van een gebouwde constructie, met sta- of zitgelegenheden welke gebruikt of gebruikt kan worden als terras.

1.56 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.

1.57 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden tevens verstaan: koffieshops, tea- en lunchrooms, snackbars, restaurants en daarmee gelijk te stellen vormen van horeca (mits geen sprake is van het exploiteren van zaalaccommodatie en verkoop van softdrugs zonder exploitatievergunning), alsmede vergelijkbare vormen van dienstverlening zoals kapsalons, reisbureaus en kantoren met baliefunctie.

1.58 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • b. tuincentra;
  • c. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • d. bouwmarkten.
1.59 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.60 druiplijn

onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft. Bijvoorbeeld bij een rieten dak.

1.61 duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden

gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en die gelegen zijn in de Greenport inclusief de zuidelijke en noordelijke uitloper zoals opgenomen in bijlage 3.

1.62 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.63 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.64 erfbebouwing

de gezamenlijke aanbouwen, uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen op een perceel (bijbehorende bouwwerken).

1.65 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen, of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang als of zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.66 evenement

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.67 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.68 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.69 garagecomplex

4 of meer al dan niet aan elkaar gekoppelde op zich zelfstaande garages.

1.70 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.71 gebouwd terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt waarbij sprake is van bouwkundige voorzieningen (zoals overkappingen en schermen) die al dan niet verbonden zijn aan het aangrenzende gebouw.

1.72 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.73 geluidsbelasting vanwege een weg

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoelt in de Wet geluidhinder.

1.74 geluidsgevoelige bestemmingen / objecten

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.75 gemeentelijk parkeerbeleid

De actuele beleidsregel parkeernormen.

1.76 gemengd

een combinatie van minimaal twee gelijkwaardige functies.

1.77 gestapelde woning

een woning, die zich bevindt in een woongebouw, dat bestaat uit drie of meer boven- of nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen.

1.78 gevellijn

een geometrisch bepaald figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het bebouwen van deze gronden.

1.79 goede ruimtelijke ordening

er is sprake van een goede ruimtelijke ordening wanneer de relevante sectorale aspecten, zoals geluid, ecologie, archeologie, water, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, externe veiligheid, verkeersontsluiting en milieuhinder niet het ruimtelijk besluit in de weg staan.

1.80 hoofdbouwmassa

hoofdgebouw, aan- en uitbouw en aan het hoofdgebouw aangebouwde overkappingen tezamen, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.81 hoofdgebouw

een gebouw dat door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.82 hoogtescheidingslijn

een op de kaart aangegeven lijn, die de scheiding vormt tussen gedeelten van een bestemmingsvlak waarop verschillende hoogten zijn toegelaten.

1.83 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf (logies).

1.84 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf (logies).

1.85 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.86 horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

1.87 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.88 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.89 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.90 kamerverhuur

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin aan anderen dan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

  • onder de definitie van bedrijfsmatige kamerverhuur valt niet:
  • de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke gebruiksoppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 50 m²;
  • de verhuur van een gedeelte van de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie (in de vorm van Bed & Breakfast);
1.91 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.92 kap

een constructie van één of meer dakvlakken.

1.93 kas

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.94 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

wordt vervangen door: activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.95 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.96 kleinschalig kampeerterrein

een kampeerterrein voor ten hoogste 10 kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen waaronder tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.97 kleinschalige natuurontwikkeling

de aanleg van riet- en schraallanden, moerasjes en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers.

1.98 kunstwerk

een artistieke uiting in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.99 kweektunnel(s)

halfronde of min of meer halfronde, verplaatsbare constructies met een hoogte van maximaal 1,5 m, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor het voortrekken van gewassen of het opkweken van plantmateriaal.

1.100 kwetsbaar object
  • a. woningen, hieronder begrepen woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.101 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik.

1.102 lichte bedrijvigheid

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

1.103 luifel

overkapping zonder directe steun op de grond.

1.104 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, paramedische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, een bejaardencentrum en woonzorgcomplex hierbij inbegrepen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.105 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.106 markt

door het bevoegd gezag ingestelde jaarmarkten of gewone marktdagen, op basis van de Gemeentewet.

1.107 natuurbeheerschuur

een schuur die wordt gebruikt voor opslag van materiaal ten behoeve van het beheer van de en als zodanig bestemde natuurgronden.

1.108 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.109 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.110 nevenfunctie

naast de hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende tak, welke dient bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf, ondergeschikt dient te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf in inkomsten, oppervlakte en/of tijdsbesteding en verbonden dient te zijn aan de teeltgrond en/of het bouwvlak (erf en/of overige gronden).

1.111 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.112 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, openbaar vervoer en waterstaat en voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalverzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.113 ondergeschikte activiteit

activiteit waarbij maximaal 30% van de op het perceel aanwezige bouwwerken als zodanig mag worden gebruikt.

1.114 ondergeschikte functie

functie waarbij maximaal 30% van de op het perceel aanwezige bouwwerken als zodanig mag worden gebruikt.

1.115 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op tenminste 1,75 m beneden peil.

1.116 ondersteunend glas

glazen en plastic kassen met een goothoogte hoger dan 1,5 m, waaronder begrepen tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, regenkappen.

1.117 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.118 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening.

1.119 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.120 ongebouwd terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt, zonder bouwkundige voorzieningen (zoals overkappingen en schermen).

1.121 openbaar toegankelijk gebied

openbaar toegankelijk gebied: wegen, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.122 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.123 paardenbak

een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden en-/of het uitoefenen van de paardensport.

1.124 parkeervoorziening(en)

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.125 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 meter uit de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw, waarbij onder hoofdtoegang mede wordt begrepen de trappen die tot die hoofdtoegang leiden;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
1.126 perceelsgrens

een grenslijn tussen percelen onderling.

1.127 perifere detailhandel

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uitdien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratie-gebieden gevestigd kunnen worden).

1.128 plattelandswoning

een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.

1.129 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.130 prostitutiebedrijf

een seksinrichting of een escortbedrijf.

1.131 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.132 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.133 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.134 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, dan wel in een omvang alsof het bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.135 speelvoorzieningen

toestel(len) waarop en waarmee kan worden gespeeld en bewogen, zoals klimrekken, voetbaldoelen en baskets.

1.136 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van de planregels onderdeel uitmaakt.

1.137 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.138 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.139 terrein

een stuk grond van enige omvang.

1.140 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.141 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, woonwagens en andere soortgelijke verblijfsmiddelen, alsmede tenten, een en ander voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde.

1.142 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.143 voorgevellijn

de voorgevel van de woning en de (denkbeeldige) lijn in het verlengde hiervan (inclusief vooruitbouwen die ten tijde van het ter inzage van het ontwerp van dit plan aanwezig zijn).

1.144 voortuin/voorerfgebied

het gedeelte van het erf, of tuin dat voor de voorgevellijn is gelegen.

1.145 vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw.

1.146 waterstaatdeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van de waterkering en de waterbeheersing, door dijken, kaden, dijksloten en voorzieningen ten behoeve daarvan.

1.147 waterhuishoudkundige voorzieningen

wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.148 wegen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.149 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.150 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden; onder woning of wooneenheid worden mede zorgwoningen begrepen.

1.151 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.152 zijgevel

een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.

1.153 zijdelingse perceelgrens

een aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het perceel.

1.154 zorgwoning

woning bestemd voor groepen, zoals ouderen, personen met fysieke en psychische beperkingen en dak- en thuislozen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24-uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingstehuis, woonzorgcentrum of een dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.

2.3 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.4 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.7 diepte van een gebouw

van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergronds gelegen (deel van het) gebouw.

2.8 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.10 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 oppervlakte van een bouwwerk
  • voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).
2.12 gebruiksoppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.11 onder b;
  • b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. bollenvelden;
    • 2. grootschalige openheid;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.


Tabel 3.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m2  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   -   100  
opslag en stalling van agrarische producten   -   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  

- = Niet van toepassing.

3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mag niet worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing erf- en terreinafscheidingen en windschermen;
  • c. overigens geldt het volgende:
  max. goothoogte   max. bouwhoogte  
erf- of terreinafscheidingen:

- buiten bouwvlakken

- overige plaatsen

 
-  


1 m

2 m

 
windschermen   2 m  

- = Niet van toepassing.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfuncties of het gedeelte daarvan waarvoor geen bebouwing nodig is, zijn toegestaan, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • f. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd;
  • h. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • i. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.


Tabel 3.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m2  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
     
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische recreatieve goederen   -   500  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
bezoekerscentrum   -   100  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  


- = Niet van toepassing.

3.4.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 3.1 en 3.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.4.1.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, (ver)graven, vergroten of herprofileren van sloten, watergangen en open water;
  • b. het ontginnen, ophogen, afgraven of egaliseren van gronden;
  • c. uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm (ook diepwoelen en draineren);
  • d. verwijderen van opgaande beplanting;
  • e. beplanten van gronden met opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting);
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. aanleg van wandelpaden;
  • h. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
3.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

3.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1 te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of contractueel afspraken zijn gemaakt over een inspanningsverplichting en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen;
  • b. er mogen als gevolg van de wijziging geen onevenredige beperkingen ontstaan voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 4 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.11 onder b;
  • b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. bollenvelden;
    • 2. openheid;
    • 3. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de in tabel 4.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 4.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

Nevenfunctie   maximaal aantal m2  
  Gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   -   100  
agrarisch handels- en exportbedrijf (inclusief buitenopslag)   alle gronden binnen het bouwvlak, achter de voorgevel   200  
opslag en stalling van agrarische producten   -   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast in de woning   -   maximaal 3 kamers en 8 bedden  

- = niet van toepassing

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;

met dien verstande dat:

  • b. het bepaalde onder a niet van toepassing is op rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak, erf- en terreinafscheidingen, windschermen en kweektunnels;
  • c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak 1 bedraagt;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- uitbouwen)   -   750 m3   6 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m2   -   3 m   6 m  
ondersteunend glas   3.000 m2   -   6 m   10 m  
bedrijfsgebouwen   250 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m²
Met dien verstande dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfshal'' een maximaal oppervlakte van 3318m2 is toegestaan.  
-   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  

1 m
1 m
2 m  
windschermen   -   -   2 m  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = niet van toepassing

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Ten behoeve van bouwmogelijkheden buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a teneinde hulpgebouwen buiten het bouwvlak toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder b mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. per agrarisch bedrijf is ten hoogste 1 agrarisch hulpgebouw toegestaan;
  • c. de oppervlakte van hulpgebouwen bedraagt ten hoogste 10 m2;
  • d. de goothoogte van hulpgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van hulpgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m.

4.3.2 Ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 4.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt en hiermee de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder b niet onevenredig worden aangetast;
  • e. afwijking wordt niet toegepast alvorens een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing.

4.3.3 Ten behoeve van uitbreiding oppervlakte bedrijfsbebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder d teneinde de maximale oppervlaktemaat van 3.000 m² voor bedrijfsgebouwen, géén glas of ondersteunend glas zijnde, te kunnen vergroten tot maximaal 6.000 m² per bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijking is niet toegestaan voor gronden die voorzien zijn van de aanduiding 'Overige zone - ondersteunend glas uitgesloten';
  • b. afwijking is niet toegestaan voor gronden die voorzien zijn van de 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfshal';
  • c. verzoek tot afwijking wordt uitsluitend verleend voor teeltbedrijven die over meer dan 12 ha teeltgrond beschikken;
  • d. voor de eerste 12 hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond gelden de bouwregels zoals opgenomen in lid 4.2. Voor elke hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond boven op de eerste 12 hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond bedraagt de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, géén glas of ondersteunend glas zijnde, ten hoogste 125 m²;
  • e. de vergroting van de oppervlakte bedrijfsgebouwen dient daadwerkelijk noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • f. de nieuwe bedrijfsgebouwen dienen in aansluiting op de bestaande gebouwen te worden gebouwd;
  • g. uitbreiding dient plaats te vinden binnen het bouwvlak;
  • h. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder b niet onevenredig worden aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • c. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
  • d. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning;
  • e. paardenbaken zijn niet toegestaan;
  • f. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 4.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd;
  • i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m²;
  • l. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Tabel 4.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m2  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische recreatieve goederen   -   500  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
bezoekerscentrum   -   100  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = niet van toepassing

4.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 4.1 en 4.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 4.1 en 4.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.5.1.

4.5.3 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 4.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, (ver)graven, vergroten of herprofileren van sloten, watergangen en open water;
  • b. verwijderen van opgaande beplanting;
  • c. beplanten van gronden met opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting);
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. aanleg van wandelpaden.

4.6.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

4.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2 te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of contractueel afspraken zijn gemaakt over een inspanningsverplichting en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 5 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.11 onder b;
  • b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
    • 1. bollenvelden;
    • 2. kenmerkende landschapsstructuur;
    • 3. landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. de in tabel 5.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 5.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m2    
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   -   100  
opslag en stalling van agrarische producten   -   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  

- = niet van toepassing

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Ten behoeve van bouwmogelijkheden buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 teneinde hulpgebouwen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder b mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. per agrarisch bedrijf is ten hoogste 1 agrarisch hulpgebouw toegestaan;
  • c. de oppervlakte van hulpgebouwen bedraagt ten hoogste 10 m2;
  • d. de goothoogte van hulpgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van hulpgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
  • b. paardenbaken zijn niet toegestaan;

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 5.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfuncties of het gedeelte daarvan waarvoor geen bebouwing nodig is, zijn toegestaan, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • f. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd;
  • h. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • i. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Tabel 5.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

Nevenfunctie   maximaal aantal m2    
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
blauwe diensten     100  
opslag en stalling van niet-agrarische recreatieve goederen   -   500  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
bezoekerscentrum   -   100  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = niet van toepassing

5.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 5.1 en 5.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 5.1 en 5.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 5.5.1.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, (ver)graven, vergroten of herprofileren van sloten, watergangen en open water;
  • b. verwijderen van opgaande beplanting;
  • c. beplanten van gronden met opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting);
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. aanleg van wandelpaden.

5.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

5.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

5.7 Wijzigingsbevoegdheden
5.7.1 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 3 te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of contractueel afspraken zijn gemaakt over een inspanningsverplichting en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 6 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.11 onder h;
  • b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
  • c. karakteristieke graslanden;
  • d. water;
  • e. kenmerkende landschapsstructuur;
  • f. weidevogels;
  • g. waardevolle oever en slootvegetatie;
  • h. geriefhoutbosjes en houtwallen en -singels;
  • i. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • k. de in tabel 6.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing en gronden, die in gebruik mogen worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.

Tabel 6.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m2  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   -   100  
opslag en stalling van agrarische producten   -   500  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   alle gronden   100  
bed & breakfast in de woning   -   maximaal 3 kamers en 8 bedden  

- = Niet van toepassing.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt 1 tenzij door middel van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- uitbouwen)   -   750 m   6 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m2   -     3 m   6 m  
overige bedrijfsgebouwen   volledig bouwvlak   -   8 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen
 
-   -   -  

1 m
1 m
2 m
 
silo's   -   -   -   12 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de op de verbeelding aangegeven begrenzing van een bouwvlak en het bepaalde in lid 6.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. overschrijding van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
  • b. het bouwvlak mag eenmalig worden overschreden met niet meer dan 25 m, met dien verstande dat het maximum oppervlak van de overschrijding ten hoogste 100 m² bedraagt en hiermee de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • c. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt indien de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • d. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing waarbij de bestaande natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 6.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

6.3.2 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder c ten behoeve van de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf waar permanente toezicht vereist is;
  • b. de bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
  • c. afwijken is uitsluitend toegestaan indien er nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  • d. de initiatiefnemer dient met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat aan het gestelde onder a en b wordt voldaan;
  • e. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder, anders dan gras is niet toegestaan;
  • b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
  • c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
  • d. het oppervlak aan bedrijfsgebouwen in gebruik voor de intensieve veehouderij of de neventak intensieve veehouderij mag niet toenemen;
  • e. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning;
  • f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • g. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 6.2 genoemde nevenfuncties, met inachtneming van de tabel en het volgende:

  • a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. met uitzondering van kleinschalige kampeerterreinen geldt in afwijking van het bepaalde onder a dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;
  • g. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd;
  • i. detailhandel is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • j. horeca is uitsluitend toegestaan als onderschikte functie die ten dienste staat van de nevenfunctie;
  • k. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m²;
  • l. het aantal kampeerplekken voor kleinschalig kamperen bedraagt ten hoogste 10 per bedrijf;
  • m. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Tabel 6.2 Nevenfuncties die na afwijking zijn toegestaan

nevenfunctie   maximaal aantal m2  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   -   200  
agrarisch loonbedrijf   -   200  
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel, paardenhandel   -   200  
veearts   -   100  
hoefsmederij   -   100  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   -   200  
blauwe diensten   alle gronden   100  
opslag en stalling van niet-agrarische recreatieve goederen   -   500  
kinderboerderij   -   100  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)   alle gronden   200  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur   alle gronden   100  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland   alle gronden   -  
kleinschalige horecagelegenheid   -   100  
kampeerboerderij   -   200  
kleinschalig kamperen   -   100  
boerengolf   alle gronden   100  
bezoekerscentrum   -   100  
sociale functie   -   200  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   alle gronden   100  

- = Niet van toepassing.

6.5.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabellen 6.1 en 6.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolge de tabellen 6.1 en 6.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 6.5.1.

6.5.3 Ten behoeve van de teelt van ruwvoeder

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4 onder a, teneinde de teelt van ruwvoeder toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. ten hoogste 20% van de bij het bedrijf behorende bedrijfsgronden mag worden gebruikt voor de teelt van ruwvoeder;
  • b. de noodzaak voor de teelt van ruwvoeder anders dan gras dient aangetoond te worden;
  • c. de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in lid 6.1 onder c niet onevenredig worden aangetast.

6.5.4 Ten behoeve van een plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1. ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning komt te vervallen;
  • d. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in artikel 6.2 van toepassing blijven;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, (ver)graven, vergroten of herprofileren van sloten, watergangen en open water;
  • b. het ontginnen, ophogen, afgraven of egaliseren van gronden;
  • c. uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm (ook diepwoelen en draineren);
  • d. verwijderen van opgaande beplanting;
  • e. beplanten van gronden met opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting);
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. aanleg van wandelpaden;
  • h. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

6.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. binnen het bouwvlak worden uitgevoerd;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

6.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

6.7 Wijzigingsbevoegdheden
6.7.1 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om de bestemming Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden te wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of contractueel afspraken zijn gemaakt over een inspanningsverplichting en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen;
  • b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen.

Artikel 7 Gemaal

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemaal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gemaal;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, toegangswegen en verhardingen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal het bestaande aantal woningen, uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag, met uitzondering van bergingen en toegangen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag, met uitzondering van bergingen en toegangen, het maximaal aantal woningen toegestaan zoals op de verbeelding is aangeduid met maximum aantal wooneenheden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b, zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - eerste bouwlaag', woningen op de eerste bouwlaag toegestaan, het maximaal aantal woningen is toegestaan zoals op de verbeelding is aangeduid met maximum aantal wooneenheden;
  • d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het bepaalde in sub a;
  • e. detailhandel in de eerste en tweede bouwlaag;
  • f. dienstverlening, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
  • g. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
  • h. lichte horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 (1a, 1b en 1c) van de Staat van Horeca-activiteiten - centrum Lisse, inpandig in de eerste en tweede bouwlaag;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder e en h, zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - eerste bouwlaag', uitsluitend de functies zoals genoemd onder e en h toegestaan op de eerste bouwlaag;
  • j. bed & breakfast voorzieningen, met dien verstande dat maximaal 90 m2 van de oppervlakte van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 3 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 6 personen;
  • k. horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten - centrum Lisse ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • l. bij de bestemming behorende ongebouwde terrassen voor de voorgevellijn;
  • m. dakterrassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dakterras';
  • n. bij de bestemming behorende bestaande gebouwde terrassen;
  • o. een parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. kunstobjecten;
  • s. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen en water;
  • t. in afwijking van sub a, b en c mogen in de eerste bouwlaag bestaande woningen aanwezig zijn.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd met uitzondering van gebouwde terrassen en dakterrassen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dakterras', en gelden de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de bestaande inhoud van het hoofdgebouw wordt niet vergroot, met uitzondering van het bouwen van aan- en uitbouwen en dakkapellen;
  • e. het hoofdgebouw wordt op ten minste 2 m afstand van de perceelsgrenzen gebouwd tenzij de bestaande afstand minder bedraagt in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • f. voor dakkapellen geldt het volgende:
    • 1. in het geval een dakkapel op een woning of op een rij woningen ten tijde van vaststelling van dit plan aanwezig is: ten hoogste gelijk aan de bestaande afmetingen van de aanwezige dakkapel en op ten minste dezelfde afstand tot de dakvoet en de daknok;
    • 2. in het geval geen dakkapel op een woning of op een rij woningen aanwezig is: gebouwd in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
      • voorzien van een plat dak;
      • niet hoger dan 1,75 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
      • de onderzijde meer dan 0,5 en minder dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
      • breedte in totaal maximaal 50% van de breedte van het dakvlak gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel).

8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn gebouwd;
  • b. in afwijking van a zijn bestaande overkappingen voor de voorgevellijn toegestaan;
  • c. in geval het zijerf wordt begrensd door openbaar gebied, worden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet voor de voorgevellijn van het aangrenzende hoofdgebouw gebouwd;
  • d. het bepaalde onder sub c is niet van toepassing op bouwwerken, indien aan de volgende eisen wordt voldaan:
    • 1. de goothoogte bedraagt ten hoogste 2 m bij een platte afwerking;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,4 m bij een schuine afdekking;
    • 3. het oppervlak bedraagt in totaal niet meer dan 30 m2;
    • 4. de bouwwerken worden niet in gebruik genomen ten behoeve van verblijfsfuncties;
  • e. de totale oppervlakte van erfbebouwing bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m2 tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt in welk geval de grotere bestaande oppervlakte geldt;
  • f. voor aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  • g. ten aanzien van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 2. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • h. de afstand van aan- en uitbouwen bij vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde ten minste 3 m.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c is ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - trap' een overig bouwwerk, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een trap met bijbehorende voorzieningen, onder meer valbescherming, toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte 4,5 meter bedraagt.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Vergroten erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan afwijken van artikel 8.2.2 onder e en h voor een grotere oppervlakte ten behoeve van opslag ten dienste van de op het perceel aanwezige detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bed & breakfast of horeca mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de privacy en zonlichttoetreding van en op belendende percelen;
  • b. de maximale hoogten als bepaald in artikel 8.2.2 onder f en g in acht worden genomen.

8.3.2 Vergroting inhoud hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan afwijken van artikel 8.2.1 onder a om de inhoud van een hoofdgebouw te vergroten met ten hoogste 25%, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. uitbreiding van het hoofdgebouw voor de voorgevellijn is niet toegestaan;
  • b. vergroten van hoofdgebouwen bestaande uit gestapelde woningen is niet toegestaan;
  • c. vrijstaande woningen: uitbreiding van het hoofdgebouw in de hoogte en aan de achtergevel is toegestaan, met dien verstande dat de hoogte van de uitbreiding aan de achtergevel niet meer bedraagt dan de hoogte van het hoofdgebouw;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a is uitbreiding van het hoofdgebouw aan de zijgevel ook toegestaan mits het verlengde van de voorgevel van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden;
  • e. indien ten behoeve van een vergroting van het hoofdgebouw reeds een omgevingsvergunning is verleend op grond van dit plan of van het voorheen geldende bestemmingsplan, dan bedraagt de totale via een omgevingsvergunning toegestane vergroting niet meer dan 25%.

8.3.3 Gebouwd terras en overkapping

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 en 8.2.3 onder a voor het realiseren van een gebouwd terras of overkapping met dien verstande dat:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. boven het trottoir een vrije hoogte van 2,2 m en boven de weg een vrije hoogte van 4,2 m aanwezig blijft.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning;
  • b. de uit te oefenen functie van erfbebouwing zoals bedoeld in artikel 8.2.2 onder g is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • c. het bepaalde onder sub b geldt voor erfbebouwing bij vrijstaande woningen pas vanaf een afstand van 4 m of meer van het hoofdgebouw;
  • d. het is niet toegestaan om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
  • e. het is niet toegestaan om gronden als bedoeld in artikel 8.1 te (laten) gebruiken als dakterras.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e is het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dakterras' toegestaan om gronden als bedoeld in artikel 8.1 te (laten) gebruiken als dakterras.

8.5 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bouwwerken ten behoeve van de:

  • a. de stedelijke en ruimtelijke kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 8.1 onder h: om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in artikel 8.1 onder h, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in artikel 8.1 onder h genoemd;
  • b. het bepaalde in artikel 8.1 onder h: om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in artikel 8.1 onder h genoemd.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. kantoor- en praktijkruimten;
  • d. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten - centrum Lisse;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden in het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m,
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  • c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 sub d:

  • a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 9.1 sub d, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 9.1 sub d genoemd;
  • b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten - centrum Lisse zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 9.1 sub d genoemd.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument': tevens ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, paden en water.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. de instandhouding en het beheer van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van tuinen, bossen;
  • c. extensieve veeteelt;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. water en waterstaatkundige werken;
  • f. oppervlakteverhardingen ten behoeve van het erf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - erfverharding'.
  • g. een natuurbeheerschuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - houtopslag'.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - houtopslag' één natuurbeheerschuur worden opgericht met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2 waarbij de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 4 m;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik geldt dat het gebruik ten behoeve van extensieve veeteelt geen afbreuk mag doen aan de bescherming en ontwikkeling van natuurwaarden.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.

11.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • c. de aanleg van kavel- en toegangspaden, uitsluitend voor zover dit plaatsvindt tussen de naar de weg gekeerde zijde van een bouwvlak en de weg;
  • d. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken, met dien verstande dat een omgevingsvergunning wel vereist is voor zover de bouwvlakken samenvallen met terreinen van hoge archeologische waarde.

11.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. daardoor de natuur-, landschapswaarden, grootschalige openheid en de waterhuishoudkundige belangen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  • b. een inrichtingsplan kan ter toetsing worden voorgelegd aan de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag of in voldoende mate is aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Recreatie - Bloembollententoonstelling

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Bloembollententoonstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tentoonstellingsterrein voor bloemen en siergewassen;
  • b. horecagelegenheden tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten - Keukenhof Lisse;
  • c. (meerdaagse) evenementen, zoals beurzen, congressen, tentoonstellingen en fairs;
  • d. incidentele (meerdaagse) evenementen in de vorm van kermis en circus en andere, daarmee naar aard gelijk te stellen incidentele evenementen
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': twee dienstwoningen;
  • f. een molen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein en voor de realisatie en instandhouding van open water met een oppervlak van ten minste 3,5 % van het aanduidingsvlak;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument': tevens ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden;
  • i. in aanvulling op het bepaalde onder f en h, zijn de gronden ter plaatse van de molen tevens bestemd ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden;
  • j. behoud van de voorkomende natuur- en landschapswaarden in de vorm van kenmerkende flora en fauna alsmede de kenmerkende landschapsstructuur en water.
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, verhardingen, nutsvoorzieningen, bruggen, ontsluitingswegen, kunstwerken, water en waterstaatkundige werken.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' overkappingen toegestaan tot een totaal oppervlak van ten hoogste 50 m² met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  • c. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • e. in afwijking van sub c en d bedraagt de hoogte van de molen ten hoogste 25 m;
  • f. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; De oppervlakte van overkappingen zoals bedoeld in sub b wordt niet meegeteld.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de hoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 15 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • b. ondergeschikte kantoorfuncties zijn toegestaan.
  • c. ten behoeve van de (meerdaagse) evenementen zijn op de gronden met de bestemming Recreatie - Bloembollententoonstelling tevens overnachtingen toegestaan.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden te verrichten:

  • a. het aanleggen van het parkeerterrein met de (interne) wegen;
  • b. het dempen, (ver)graven, vergroten of herprofileren van sloten, watergangen en open water;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
12.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
12.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien het inrichtingsplan voor het parkeerterrein voldoet aan de landschappelijke inpassing van het terrein, de waterhuishoudkundige belangen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast en overleg is gevoerd met de gemeente en het Hoogheemraadschap.

Artikel 13 Tuin - Bebouwde kom

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Bebouwde kom' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, daaronder mede begrepen parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Erkers, luifels en balkons

Uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers, luifels en balkons bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd, mits:

  • a. de horizontale diepte maximaal 1 m bedraagt;
  • b. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte niet meer bedraagt dan de bestaande kozijnen in de voorgevel;
  • c. de bouwhoogte van borstwering, kozijn en totale hoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de bestaande kozijnen in de voorgevel;
  • d. de afstand tussen de ondergeschikte delen van hoofdgebouwen tot de bestemmingsgrens die gericht is naar de openbare weg ten minste 1 m bedraagt;
  • e. de oppervlakte van luifels en balkons bedraagt ten hoogste 6 m2.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouw, geen overkappingen en geen bouwwerken ten behoeve van parkeervoorzieningen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 onder a voor het bouwen van een carport onder de volgende voorwaarden:

  • a. de carport heeft een hoogte van maximaal 3 m;
  • b. initiatiefnemer heeft aantoonbaar niet voldoende fysieke ruimte om de carport te realiseren op gronden met de bestemming 'Wonen' dan wel dit is niet mogelijk vanwege daar de carport dan niet met de auto bereikt zou kunnen worden;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;
  • d. de belangen van derden worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 14 Tuin - Landelijk gebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Landelijk gebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde elders, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c is een toegangshek toegestaan met een hoogte van maximaal 3 m.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden
  • b. het laden en lossen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, waterstaatkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, reclame-uitingen, kunstwerken (beelden) en water.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen, kunstobjecten, speelvoorzieningen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;
  • c. recreatievaart;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen, groen waaronder mede begrepen taluds en natuurvriendelijke oevers, nutsvoorzieningen en bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en/of bestemmingsverkeer.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 18 Wonen - Bebouwde kom

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bebouwde kom' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met dien verstande dat maximaal het bestaande aantal woningen zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn het maximaal aantal woningen toegestaan zoals is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen;
  • c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage.
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, verblijfsgebied, tuinen en water.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd met uitzondering van dakterrassen en gelden de volgende regels:

18.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. indien een bouwvlak aanwezig is worden hoofdgebouwen binnen het bouwvlak gebouwd met dien verstande dat;
    • 1. er mag maximaal één woning per bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn het maximaal aantal woningen toegestaan zoals is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen.
  • b. indien een aanduiding 'gevellijn', 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 1' of 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 2' aanwezig is, wordt de voorgevel van het hoofdgebouw in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' of 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 1' of specifieke bouwaanduiding - gevellijn 2', aangegeven gevellijn gebouwd of op ten hoogste 1 m achter en evenwijdig aan die gevellijn;
  • c. voor zover sprake is van twee gevellijnen, anders dan ter plaatse van de aanduidingen specifieke bouwaanduiding - gevellijn 1' of 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 2', wordt, in aanvulling op het bepaalde onder b, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', tevens de zijgevel van het hoofdgebouw in die gevellijn gebouwd, of op ten hoogste 1 m achter en evenwijdig aan die gevellijn;
  • d. in afwijking van sub b is een overschrijding van de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 1' of 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 2' bedoelde gevellijn en een overschrijding in het verlengde van die gevellijn toegestaan ten behoeve van ondergeschikte onderdelen van hoofdgebouwen zoals erkers, luifels en balkons, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan;
    • 1. de overschrijding bedraagt ten hoogste 1,5 m;
    • 2. de oppervlakte van de ondergeschikte delen van hoofdgebouwen voor de gevellijn bedraagt ten hoogste 6 m²;
    • 3. de afstand tussen de ondergeschikte delen van hoofdgebouwen tot de bestemmingsgrens die gericht is naar de openbare weg bedraagt ten minste 1 m;
  • e. ter plaatse van bestaande onderdoorgangen worden hoofdgebouwen uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag gebouwd;
  • f. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • g. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • h. de goothoogte en de bouwhoogte bedragen maximaal de goot- en bouwhoogte zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding respectievelijk 'maximum goothoogte (m)', 'maximum bouwhoogte (m);
  • i. indien de goothoogte aan de achterzijde van een woning minder bedraagt dan de op de verbeelding opgenomen goothoogte, geldt deze goothoogte als maximaal toelaatbaar;
  • j. de bestaande inhoud van het hoofdgebouw wordt niet vergroot, met uitzondering van het bouwen van aan- en uitbouwen en dakkapellen;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder j bedraagt de maximale inhoud van het hoofdgebouw niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' is aangeduid.;
  • l. er worden uitsluitend grondgebonden woningen gebouwd;
  • m. in afwijking van het bepaalde onder l zijn ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens gestapelde woningen toegestaan.

18.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn gebouwd of worden ten minste 1 m achter de, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 1' of 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 2' bedoelde, voorgevellijn gebouwd;
  • b. in geval het zijerf wordt begrensd door openbaar gebied, worden aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet voor de voorgevellijn van het aangrenzende hoofdgebouw gebouwd, dan wel niet voor de, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 1' of 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 2' bedoelde, voorgevellijn van de aangrenzende hoofdgebouwen gebouwd;
  • c. het bepaalde onder sub b is niet van toepassing op bouwwerken, indien aan de volgende eisen wordt voldaan:
    • 1. de goothoogte bedraagt ten hoogste 2 m bij een platte afwerking;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,4 m bij een schuine afdekking;
    • 3. het oppervlak bedraagt in totaal niet meer dan 30 m2;
    • 4. de bouwwerken worden niet in gebruik genomen ten behoeve van verblijfsfuncties;
  • d. de totale oppervlakte van erfbebouwing bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m2 tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt in welk geval de grotere bestaande oppervlakte geldt;
  • e. voor aanbouwen aan het hoofdgebouw en voor uitbouwen bij het hoofdgebouw op een afstand van maximaal tot 3 m van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  • f. ten aanzien van vrijstaande bijgebouwen op een afstand van meer dan 3 m van het hoofdgebouw gelden de volgende regels
    • 1. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 2. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • g. de afstand van het aan- en uitbouwen bij vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan één zijde ten minste 3 m;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'garage' bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 3 m.

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevellijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kokos scherm', de bouwhoogte van erfafscheidingen in de vorm van kokos schermen maximaal 2,2 m.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
18.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bouwwerken en de toepassing van stedenbouwkundige accenten en kappen bij hoofdgebouwen en bijgebouwen ten behoeve van de:

  • a. de stedelijke en ruimtelijke kwaliteit;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Vergroting inhoud hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 18.2.1 onder j om de inhoud van een hoofdgebouw te vergroten met ten hoogste 25%, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. uitbreiding van het hoofdgebouw voor (het verlengde van de) voorgevel dan wel uitbreiding van het hoofdgebouw voor de ter plaatse van aanduiding 'gevellijn', 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 1' of 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 2' bedoelde gevellijn is niet toegestaan;
  • b. vergroten van hoofdgebouwen bestaande uit gestapelde woningen is niet toegestaan;
  • c. vrijstaande woningen: uitbreiding van het hoofdgebouw in de hoogte en aan de achtergevel is toegestaan, met dien verstande dat de hoogte van de uitbreiding aan de achtergevel niet meer bedraagt dan de hoogte van het hoofdgebouw;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder sub a is uitbreiding van het hoofdgebouw aan de zijgevel ook toegestaan mits:
    • 1. het verlengde van de voorgevel van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden; of
    • 2. de voorgevellijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden; of
    • 3. de voorgevellijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 1' van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden; of
    • 4. de voorgevellijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevellijn 2' van de aangrenzende bebouwing niet wordt overschreden.
  • e. indien ten behoeve van een vergroting van het hoofdgebouw reeds een omgevingsvergunning is verleend op grond van dit plan of van het voorheen geldende bestemmingsplan, dan bedraagt de totale via een omgevingsvergunning toegestane vergroting niet meer dan 25%.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning;
  • b. de uit te oefenen functie van erfbebouwing zoals bedoeld in artikel 18.2.2 is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • c. het bepaalde onder b geldt voor erfbebouwing bij vrijstaande woningen pas vanaf een afstand van 4 m of meer van het hoofdgebouw;
  • d. het is niet toegestaan om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - hogere waarden 1' moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarden, zoals opgenomen in Bijlage 3 Hogere waardenbesluit - Grachtweg, en de daarin opgenomen voorwaarden.
  • f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - hogere waarden 2' moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarden, zoals opgenomen in Bijlage 4 Hogere waardenbesluit - Vivaldistraat, en de daarin opgenomen voorwaarden.

Artikel 19 Wonen - Erf

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. de gezamenlijke inhoud van een woning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 750 m3, inclusief het aantal m3 dat op de bijbehorende gronden met de bestemming Wonen - Landelijk gebied is gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b. bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximaal volume' de gezamenlijke inhoud van de woning inclusief aan- en uitbouwen ten hoogste 1150 m3, inclusief het aantal m3 dat op de bijbehorende gronden met de bestemming Wonen - Landelijk gebied is gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50 m2, dan wel de bestaande grotere oppervlakte aan bijgebouwen gelegen binnen een bouwvlak (schaftschuur), inclusief het aantal m2 dat op de bijbehorende gronden met de bestemming Wonen - Landelijk gebied is gebouwd;
  • e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden tenminste 3 m achter de voorgevel gebouwd;
  • f. de diepte van een aanbouw aan de achtergevel bedraagt ten hoogste 2,5 m, gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw;
  • g. indien aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet in de erfscheiding worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de erfscheiding tenminste 1 m;
  • h. overigens geldt het volgende:
  max. goothoogte   max. bouwhoogte  
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen   3 m *   6 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-  
1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

*= tenzij door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte' anders is aangegeven.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de goot- en boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
  • c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 19.2 onder b ten aanzien van de maximale inhoud van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) en bijgebouwen.

Artikel 20 Wonen - Keukenhof

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Keukenhof' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal het bestaande aantal woningen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument': tevens ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

20.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. het aantal woningen bedraagt ten hoogste één woning per bouwvlak.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van gebouwen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

20.3 Specifieke gebruiksregel

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het totale vloeroppervlak van hoofdgebouwen bedraagt, tot een maximum van 60 m²;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt.

Artikel 21 Wonen - Landelijk gebied

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landelijk gebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen en toegangswegen.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt 1;
  • d. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak per bouwvlak   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
woningen (inclusief aan- uitbouwen)   -   750 m3*, tenzij door middel van de aanduiding 'maximum volume' anders is aangegeven   de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte   10 m  
bijgebouwen en overkappingen bij woningen   50 m2 **   -   3 m   6 m  
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen  
-   -   -  

1 m
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   -   -   3 m  

- = Niet van toepassing.

* inclusief het aantal m3 dat op de bijbehorende gronden met de bestemming Wonen - Erf is gebouwd.

** inclusief het aantal m2 dat op de bijbehorende gronden met de bestemming Wonen - Erf is gebouwd.

21.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
  • b. paardenbakken zijn niet toegestaan.

Artikel 22 Waarde - Archeologische verwachting - 1a

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting - 1a' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 22.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 22.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 22.3 vooraf in acht zijn genomen.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting - 1a' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
22.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in artikel 22.3 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden om een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
22.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 22.3 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
22.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • c. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • d. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

22.4 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 22.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

Artikel 23 Waarde - Archeologische verwachting - 1b

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting - 1b' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 23.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 23.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 23.3 vooraf in acht zijn genomen.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting - 1b' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
23.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in artikel 23.3 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden om een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
23.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 23.3 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
23.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • c. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • d. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
23.4 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 23.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

Artikel 24 Waarde - Archeologische verwachting - 5

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 24.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 24.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 24.3 vooraf in acht zijn genomen.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting - 5' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm of met een oppervlakte groter dan 250 m2:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
24.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in artikel 24.3 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden om een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
24.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 24.3 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
24.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • c. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • d. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
24.4 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 24.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

Artikel 25 Waarde - Archeologische verwachting - 6

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting - 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 25.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 25.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 25.3 vooraf in acht zijn genomen.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting - 6' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm of met een oppervlakte groter dan 500 m2:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
25.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in artikel 25.3 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden om een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
25.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 25.3 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
25.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • c. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • d. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
25.4 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 25.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

Artikel 26 Waarde - Archeologische verwachting - 7

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting - 7' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 26.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 26.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 26.3 vooraf in acht zijn genomen.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting - 7' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 100 cm of met een oppervlakte groter dan 500 m2:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
26.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in artikel 26.3 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden om een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
26.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 26.3 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
26.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • c. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • d. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
26.4 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 26.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

Artikel 27 Waarde - Archeologische verwachting - 8

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting - 8' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 27.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 27.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 27.3 vooraf in acht zijn genomen.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting - 8' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 cm of met een oppervlakte groter dan 1.000 m2:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.
27.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in artikel 27.3 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden om een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
27.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 27.3 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
27.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunningen

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • c. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • d. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).
27.4 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 27.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

Artikel 28 Waarde - Archeologische verwachting - 11

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting - 11' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

28.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 28.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 28.3 vooraf in acht zijn genomen.
  • b. tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 28.3 vooraf in acht zijn genomen.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting - 11' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 80 cm of met een oppervlakte groter dan 1.000 m2:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  • f. het heien van palen en slaan van damwanden.

28.3.2 Toelaatbaarheid
  • a. de in artikel 28.3 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien en voor zover die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden;
  • b. de aanvrager van een omgevingsvergunning kan gevraagd worden om een archeologisch rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.

28.3.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 28.3 is niet van toepassing op:

  • a. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. werken of werkzaamheden die:
    • 1. op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.

28.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunningen

Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek);
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ);
  • c. de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage;
  • d. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding).

28.4 Programma van eisen

Archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 28.3.4 wordt uitgevoerd op basis van een Programma van Eisen opgesteld overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, dat moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. In het Programma van Eisen wordt aangegeven op welke wijze de voorwaarden die aan de omgevingsvergunning worden verbonden worden uitgevoerd.

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 29.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, tot ten hoogste 2,5 m;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, tot ten hoogste 2 m;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, tot ten hoogste 1,5 m.

31.2 Bestaande maten regeling
  • a. voor een bouwwerk dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. in geval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het Overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
  • d. in die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel de Wabo tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

31.3 Herbouw (bedrijfs)woningen
  • a. algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing voor (bedrijfs)woningen gelegen aan 30 km wegen.

31.4 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van het gebouw waaronder het wordt gerealiseerd, toegankelijk zijn;
  • b. de bouw van de ondergrondse ruimte behorende bij en dienstbaar aan de woning is uitsluitend toelaatbaar voor zover zich op het bouwvlak een woning bevindt;
  • c. de ondergrondse ruimten bestaat uit ten hoogste één bouwlaag die ten hoogste tot 3 m onder peil reikt;
  • d. de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding zijn uitsluitend toegestaan aan de van de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw, met dien verstande dat deze voorzieningen uitsluitend binnen een strook van 1 m uit de bovengrondse gevel en met een breedte van ten hoogste 25% van de breedte van de bovengrondse gevel zijn toegestaan;
  • e. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar direct onder de woning waarbij de ondergrondse ruimten niet voorbij de buitenmuren van de woning komen;
  • f. de inhoud van ondergrondse ruimten worden niet meegerekend bij de maximale inhoudsmaat van de woning;
  • g. het kunstmatig verhogen van het peil rond de woning is niet toegestaan;
  • h. het bouwen van ondergrondse bedrijfsruimten is uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken;
  • i. voor het bouwen van ondergrondse bedrijfsruimten zoals bedoeld in sub h geldt het volgende:
    • 1. de bouwdiepte mag niet meer dan 4 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte die voor het betreffende bouwvlak toelaatbaar is;
  • j. in aanvulling op het bepaalde onder a. tot en met i. gelden ter plaatse van de bestemmingen Wonen - Keukenhof en Recreatie - Bloembollententoonstelling, de volgende bepalingen:
    • 1. voor het bouwen van ondergrondse ruimten behorende bij en dienstbaar aan een woning geldt het volgende:
      • de bouwdiepte mag niet meer dan 4 m bedragen;
      • ondergrondse ruimten zijn uitsluitend toelaatbaar onder de woning of onder de bijgebouwen behorende bij de woning;
      • de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van het gebouw waaronder het wordt gerealiseerd toegankelijk zijn.

31.5 Steigers

Met uitzondering van de jachthavens zoals toegestaan in de bestemming Water, zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van een steiger uitsluitend toegestaan ter plaatse van bouwvlakken waarop zich woningen bevinden dan wel op gronden met de bestemming Wonen - Erf of Tuin - Bebouwde kom, of Tuin - Landelijk gebied, met inachtneming van het volgende:

  • a. per woning is ten hoogste één steiger toegestaan;
  • b. de lengte en breedte van een steiger mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 1,5 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van een steiger mag niet meer bedragen dan het peil;
  • d. de steiger mag de oeverlijn aan de landzijde met niet meer dan 0,5 m overschrijden.

31.6 Nadere eisen gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de verhouding breedte-diepte en de nokrichting van gebouwen, teneinde zeker te stellen dat gebouwen groter dan 10 m²:

  • a. aansluiten op de in het gebied gebruikelijke bouwvormen;
  • b. passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving;
  • c. met de voorzijde worden gesitueerd naar de openbare weg;
  • d. gebouwen niet worden gesitueerd op een onevenredig grote afstand van de weg.

een en ander met dien verstande dat daarbij rekening wordt gehouden met de reeds aanwezige bebouwing in de omgeving en de oriëntatie ter plaatse van de voorgevels.

Artikel 32 Algemene gebruiksregels

32.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan met uitzondering van het gebruik als mantelzorg als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, Bijlage II, art.2.22);
  • b. het gebruik van bedrijfswoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden is niet toegestaan;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen en andere bouwwerken en gronden voor een prostitutiebedrijf is niet toegestaan;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van gronden ten behoeve van perifere detailhandel is niet toegestaan;
  • e. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • f. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.
  • g. een gebruik van gronden als opslag voor consumentenvuurwerk.
  • h. een gebruik van gronden als verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • i. het gebruiken van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor parkeren ter uitvoering van het gemeentelijk parkeerbeleid, voor ander gebruik dan parkeren;
  • j. het gebruiken van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor laden of lossen, voor ander gebruik dan voor laden of lossen.

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels

33.1 Overige zone - ondersteunend glas uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - ondersteunend glas uitgesloten' is ondersteunend glas zowel binnen als buiten het bouwvlak niet toegestaan.

33.2 Overige zone - centrum

In aanvulling op het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - centrum', gelden de volgende regels:

  • a. in aanvulling op het bepaalde in Artikel 18 Wonen - Bebouwde kom, lid 18.1 zijn deze gronden tevens bedoeld voor bed & breakfast voorzieningen, met dien verstande dat maximaal 90 m2 van de oppervlakte van de bebouwing hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 3 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 6 personen;
  • b. in aanvulling op het bepaalde in Artikel 18 Wonen - Bebouwde kom, lid 18.2 geldt dat hoofdgebouwen verplicht dienen te zijn voorzien van een kap tenzij plat afgedekt in de bestaande situatie;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in Artikel 18 Wonen - Bebouwde kom, lid 18.2 geldt voor dakkapellen het volgende:
    • 1. in het geval een dakkapel op een woning of op een rij woningen ten tijde van vaststelling van dit plan aanwezig is: ten hoogste gelijk aan de bestaande afmetingen van de aanwezige dakkapel en op ten minste dezelfde afstand tot de dakvoet en de daknok;
    • 2. in het geval geen dakkapel op een woning of op een rij woningen aanwezig is: gebouwd in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
      • voorzien van een plat dak;
      • niet hoger dan 1,75 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
      • de onderzijde meer dan 0,5 en minder dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
      • zijkanten meer dan 0,5 m van zijkanten van het dakvlak;
      • breedte in totaal maximaal 50% van de breedte van het dakvlak gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel).
  • d. in aanvulling op het bepaalde in Artikel 18 Wonen - Bebouwde kom lid 18.2 geldt voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen het volgende:
    • 1. in afwijking van het bepaalde in lid 18.2.2 onder a zijn bestaande overkappingen voor de voorgevellijn toegestaan.
  • e. in aanvulling op het bepaalde in Artikel 18 Wonen - Bebouwde kom, lid 18.5 geldt dat het niet is toegestaan om gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - centrum' te (laten) gebruiken als dakterras.

33.3 Overige zone - dorp

In aanvulling op het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - dorp, ter plaatse van de bestemming Wonen - Bebouwde kom, de volgende regels:

  • a. in aanvulling op het bepaalde in Hoofdstuk 2, Artikel 18 Wonen - Bebouwde kom, lid 18.2 geldt voor dakkapellen het volgende:
    • 1. in het geval een dakkapel op een woning of op een rij woningen ten tijde van vaststelling van dit plan aanwezig is: ten hoogste gelijk aan de bestaande afmetingen van de aanwezige dakkapel en op ten minste dezelfde afstand tot de dakvoet en de daknok;
    • 2. in het geval geen dakkapel op een woning of op een rij woningen aanwezig is:
      • voorzien van een plat dak;
      • niet hoger dan 1,75 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel;
      • de onderzijde meer dan 0,5 en minder dan 1 m boven de dakvoet;
      • de bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok;
      • zijkanten meer dan 0,5 m van zijkanten van het dakvlak.

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

34.1 Afwijken ten behoeve van parkeren

Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.1 strijdig gebruik, onderdeel i, indien het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:

  • a. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  • b. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
  • c. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
  • d. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren.

34.2 Afwijken ten behoeve van laden en lossen

Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.1 strijdig gebruik, onderdeel j:

  • a. voor zover op andere wijze in de benodigde laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. indien het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
    • 1. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het laden of lossen.

34.3 Afwijken ten behoeve van Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels en toestaan dat in een woning Bed & Breakfast voorzieningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat maximaal 90 m2 van de oppervlakte van de woning en maximaal 30% van de woonoppervlakte hiervoor mag worden gebruikt met inbegrip van maximaal 3 slaapverblijven van elk maximaal 30 m2 voor in totaal maximaal 6 personen in gebruik wordt genomen met inachtneming van het volgende:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • b. de benodigde parkeerplaatsen (1 parkeerplaats per slaapverblijf) worden bij voorkeur op eigen terrein gerealiseerd; indien dit fysiek niet mogelijk is, moet aangetoond worden dat de parkeerbehoefte in de openbare ruimte op een redelijke wijze opgevangen kan worden.

34.4 Afwijken ten behoeve van Bedrijfsmatige kamerverhuur in woningen en bedrijfs/dienstwoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels en toestaan dat in een (deel van een) woning of een bedrijfs/-dienstwoning bedrijfsmatige kamerverhuur ten behoeve van huisvesting wordt toegestaan met inachtneming van het volgende:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • b. de benodigde parkeerplaatsen (1 parkeerplaats per huurder) worden bij voorkeur op eigen terrein gerealiseerd; indien dit fysiek niet mogelijk is, moet aangetoond worden dat de parkeerbehoefte in de openbare ruimte op een redelijke wijze opgevangen kan worden;
  • c. elke afzonderlijke kamer heeft een oppervlakte van minimaal 12 m2.

34.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • c. toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • d. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

34.6 Afwijken ten behoeve van garagecomplexen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.1 lid d en ook op andere locaties binnen de aanduiding 'Overige zone - dorp', garages dan wel garagecomplexen toestaan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. garages en/of garagecomplexen worden gesitueerd op binnenterreinen;
  • b. garages en/of garagecomplexen worden op een verkeersveilige manier ontsloten;
  • c. de bouwhoogte van garagecomplexen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. er is geen sprake van het toebrengen van een onevenredig nadeel aan belangen van omwonenden;
  • e. bij sub d wordt de aard en het gebruik van het terrein ten tijde van het verzoek in de afweging meegenomen.

34.7 Afwijken ten behoeve van dakterrassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in lid 33.2 onder e. voor het realiseren van een dakterras ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - centrum', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het dakterras mag uitsluitend worden gerealiseerd op een aan- of uitbouw aan de achterzijde en zijkant van het hoofdgebouw;
  • b. het dakterras wordt omsloten door een hekwerk waarvan de maximale bouwhoogte de oorspronkelijke bouwhoogte van het platte dak van het gebouw + 1,5 m bedraagt;
  • c. het dakterras is bereikbaar via een deur vanuit een ruimte op de 1e of 2e bouwlaag van een woning;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de privacy en bezonning van belendende percelen;
  • e. in geval van dakterrassen op gronden met de bestemming Gemengd, is een dakterras alleen toegestaan als er is geen buitenruimte op de begane grond aanwezig is;
  • f. in aanvulling op het bepaalde onder e is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dakterras' toegestaan om gronden als bedoeld in artikel 8.1 te (laten) gebruiken als dakterras;
  • g. het dakterras mag slechts worden gebruikt ten dienste van de woonfunctie;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het straat- en bebouwingsbeeld.

34.8 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. ter plaatse van de nieuwe woning dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. de herbouw is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

 

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels

35.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 15% worden vergroot.

35.1.1 Voorwaarden wijziging

Bij toepassing van het bepaalde in 35.1 worden de volgende voorwaarden in acht genomen:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

35.2 Wijziging leegstand

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de bestemming te wijzigen in Wonen - Bebouwde kom dan wel een aanduiding 'wonen' toe te voegen met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid indien het gebruik van het betreffende pand gedurende minimaal een jaar is beëindigd;
  • b. de omliggende bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van het gebruik niet onevenredig toeneemt;
  • d. het wijzigingsplan niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • e. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is;
  • f. een verantwoording van het groepsrisico heeft plaatsgevonden.

35.3 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologische verwachting - 1a tot en met Waarde - Archeologische verwachting - 8 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

35.4 Wijzigingsbevoegdheid splitsen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - centrum' het plan wijzigen voor het splitsen van woningen in meerdere wooneenheden mits:

  • a. de woningen zijn gesitueerd binnen de bestemming 'Wonen - Bebouwde kom';
  • b. het karakter van het betreffende woonhuis niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. het parkeren op eigen erf plaatsvindt en, indien dit niet mogelijk is, de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de extra woning niet onevenredig toeneemt;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige toename van de verkeersdruk in de naaste omgeving;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. de minimale oppervlakte van elke wooneenheid 70 m2 bedraagt.

Artikel 36 Overige regels

36.1 Overige regels - Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw (waaronder mede wordt begrepen het splitsen van een bestaande woning in een of meerdere woningen) of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid.

36.2 Overige regels - afwijking parkeren

Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van het bepaalde onder lid 36.1:

  • a. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, dan wel;
  • b. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
    • 1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
    • 2. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
    • 3. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
    • 4. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren.

36.3 Overige regels - laden of lossen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt of zal worden aangebracht.

36.4 Overige regels - Afwijking laden of lossen

Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van het bepaalde onder 36.3:

  • a. voor zover op andere wijze in de benodigde laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. indien het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
    • 1. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het laden of lossen.

36.5 Beleidsregels

Burgemeester en wethouders passen deze bouw- en gebruiksregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

36.6 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken;
  • d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 37 Overgangsrecht

37.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

37.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 38 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Veegplan Lisse van de gemeente Lisse.