Plan: | Groeiplaneet |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0542.BPLGGroeiplaneet-va01 |
In 2019 is het Integraal Huisvestingsplan 2019-2023 ondertekend. In deze nota zijn de doelen ten aanzien van de huisvesting van onderwijs in de gemeente Krimpen aan den IJssel vastgelegd. Binnen de gemeente is een aantal verouderde schoolgebouwen en binnensportaccomodaties aanwezig. De gemeente wenst de komende jaren een inhaalslag te maken om te komen tot verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed.
Eén van de projecten uit het Integraal Huisvestingplan (IHP) is de nieuwbouw voor de basisschool de Groeiplaneet en sportzaal de Populier. Dit is het eerste project dat vanuit het IHP gerealiseerd wordt. Op 24 juni 2021 zijn de stedenbouwkundige kaders voor de nieuwbouw vastgesteld door de gemeenteraad.
De nieuwbouw is echter niet passend binnen het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer. Het plangebied wordt aan de zuidoost- en zuidwestzijde begrensd door de Populierenlaan. Aan de noordwestzijde ligt het fietspad aan de Orchidee. De noordoostzijde wordt begrensd door een watergang waar woningen aan liggen.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: ArcGis luchtfoto 2020)
Het geldende bestemmingsplan is 'Veeg-bestemmingsplan Langeland', vastgesteld op 20 september 2018. In dit veegplan zijn de uitgangspunten van het oorspronkelijke plan, bestemmingsplan 'Langeland', overeind gebleven. Het veegplan bevat aanpassingen op onderdelen, voor het overige blijft het moederplan 'Langeland' en de hierbij behorende toelichting van toepassing. In het 'Veeg-bestemmingsplan Langeland' is voor het plangebied een toevoeging in de regels aangebracht. Figuur 1.2 geeft daarom de uitsnede van bestemmingsplan 'Langeland' (vastgesteld op 25 april 2013) weer.
Het plangebied is bestemd als 'Maatschappelijk'. De bebouwing van de bestaande sportzaal valt binnen de aangegeven bouwvlakken. De sportzaal heeft een maximum bouwhoogte van 15 meter, het bijbehorend bouwwerk heeft een maximum bouwhoogte van 3 meter.
Ter plaatse gelden twee dubbelbestemmingen voor archeologie. Daarnaast ligt een deel van het plangebied in de geluidzone van het transformator- en koppelstation van Tennet.
Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Langeland' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In hoofdstuk 2 komt de ruimtelijke analyse van het plangebied aan de orde en wordt het initiatief beschreven. Vervolgens wordt de ontwikkeling in hoofdstuk 3 aan het actuele beleidskader getoetst dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten en de bijbehorende onderzoeken beschreven. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Het plangebied betreft het terrein van de sportzaal De Populier. De locatie bevindt zich aan de zuidoostzijde van de wijk Langeland. Na de ontwikkeling van de wijk Kortland werd vanaf 1970 gestart met de ontwikkeling van Langeland. In de wijk bestaat de bebouwing grotendeels uit grondgebonden woningen. Daarnaast bevinden zich er drie winkelcentra en liggen verspreid door de wijk heen diverse maatschappelijke voorzieningen. Sportzaal de Populier is één van deze voorzieningen.
Figuur 2.1: Huidige situatie plangebied
De locatie bestaat uit de sportzaal met aan de oostzijde een buitensportveld. Aan de westzijde bevindt zich een parkeerterrein. De sportzaal wordt voor gymlessen gebruikt door basisscholen Koelmanschool, de Groeiplaneet en de Wegwijzer. Daarnaast maakt de turn-, badminton- en basketbalvereniging gebruik van deze locatie.
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van basisschool de Groeiplaneet met sportzaal.
Momenteel is de Groeiplaneet gevestigd op twee locaties. Eerder is tussen de gemeente en Blick op onderwijs, het schoolbestuur, een overeenkomst gesloten om de huidige locatie van de Groeiplaneet aan de Berk te renoveren en uit te breiden, zodat alle leerlingen van de Groeiplaneet gehuisvest kunnen worden op één locatie. Later bleek dat dit financieel niet haalbaar was. Na het bekijken van alle scenario's is gebleken dat nieuwbouw het meest gunstig is en past binnen de uitgangspunten van het Integraal Huisvesting plan.
Op 24 juni 2021 zijn door de gemeenteraad de stedenbouwkundige kaders voor de ontwikkeling vastgesteld. Hieronder de belangrijkste onderdelen van het stedenbouwkundig kader.
Plaatsing en oriëntatie
Massa en opbouw
Ontsluiting en parkeren
Figuur 2.2 geeft de stedenbouwkundige kaders weer.
Figuur 2.2: Stedenbouwkundige uitgangspuntenkaart (bron: Stedenbouwkundig kader en beeldkwaliteit Groeiplaneet, mei 2021, Rho Adviseurs)
Er wordt uitgegaan van een gefaseerde ontwikkeling. Hierbij zijn twee opties. In de eerste optie wordt eerst de nieuwe sportzaal ontwikkeld, zodat de bestaande sportzaal tijdens de bouw in gebruik kan blijven. Daarna wordt de huidige sportzaal gesloopt en ontstaat de ruimte voor de bouw van de nieuwe basisschool. In de tweede optie wordt de sportzaal op de huidige locatie vernieuwd met gebruik van de huidige fundering en delen van het casco. Daarbij wordt een tijdelijke sportzaal geplaatst binnen het bouwvlak van het nieuwe bestemmingsplan.
De oppervlakte van de sportzaal is in de toekomstige situatie gelijk aan de huidige situatie, 1.200 m2 bvo. De oppervlakte van de school wordt circa 1.785 m2, dit zijn maximaal 13 klaslokalen, met een kinderopvang van circa 212 m2.
Aanvankelijk was in het stedebowkundig kader ervan uitgegaan dat geluidafschermende voorzieningen nodig zouden zijn om het geluid van spelende kinderen naar de omgeving te beperken. Uit akoestisch onderzoek is echter gebleken dat deze voorzieningen niet nodig zijn als twee speellocaties worden gemaakt; één voor kinderen tot en met groep 2 (onderbouw) en één voor kinderen uit groepen 3 t/m 8 (bovenbouw). Door de speellocaties op voldoende afstand te plaatsen van de omliggende woningen en de speellocatie voor kinderen uit de bovenbouw (die het meeste geluid maken) zo te situeren dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de afschermende werking van het gebouw, kan zonder geluidscherm aan de richtwaarden voor geluid worden voldaan. Dit is beschreven in paragraaf 4.4.
Tijdens de Europese aanbestedingsprocedure is op basis van eerste uitwerkingen van een schoolgebouw met nieuwe sportaccommodatie gebleken dat de gestelde stedenbouwkundige uitgangspunten op enkele punten iets te beperkend zijn om een goed ontwerp te kunnen inpassen. Met name de mogelijkheid om eerst een deel te bouwen en daarna de rest te slopen en te herbouwen en de mogelijkheden voor verbijzondering in bouwmassa in combinatie met de gestelde eisen voor het intern programma bleken lastig in te passen binnen het bouwvlak uit het stedenbouwkundig kader.
Om deze reden is het bouwvlak ten opzichte van de eerder gestelde randvoorwaarden iets verruimd om een architect voldoende mogelijkheden te bieden om een functioneel en hoogwaardig gebouw te kunnen realiseren. Het bouwvlak is langs de watergang met een meter verruimd, aan de korte zijden met 1,5 m en aan de lange zijde langs de Populierenlaan met 4 m, waarbij het plein niet opschuift en op dezelfde afstand van de woningen aan de overzijde wordt gelegd. Daarnaast is de mogelijkheid geopperd om de korte zijde langs de Populierenlaan/Fresia in te zetten als buitenruimte voor de onderbouw.
Deze benodigde verruiming van het bouwvlak en de mogelijkheid om wat met het plein richting de korte zijde te schuiven zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Binnen deze grenzen kan een functioneel én toekomstbestendig gebouw met bijbehorende plein- en stallingsruimte worden gerealiseerd. In dit verband wordt nog opgemerkt dat de beide ontwerpen, die nog in beeld zijn bij de Europese aanbestedingsprocedure, passen binnen dit ontwerp-bestemmingsplan, maar dat na de gunning van de opdracht voor de nieuwbouw van de school en sportzaal bij de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad wordt beoordeeld of het bouwvlak nog wordt verkleind op basis van het winnende ontwerp.
De strook grond boven het bergbezinkbassin op het zuidoostelijke deel van het plangebied zal vanwege de bereikbaarheid niet worden verhard.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Barro
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.
Toetsing
De realisatie van de basisschool met sportzaal heeft geen raakvlakken met het beleid op Rijksniveau.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Toetsing
Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van de school mogelijk. Deze toevoeging is nodig, omdat behoefte is aan één centrale locatie voor de basisschool in een duurzaam gebouw dat toekomstbestendig is. In dit geval betreft het een verplaatsing van twee bestaande scholen van hetzelfde schoolbestuur. De bestaande scholen gaan tijdelijk fungeren als huisvesting voor andere scholenlocaties, die worden vernieuwd in het kader van het Integraal Huisvestingsplan. Daarna worden de locaties naar verwachting herontwikkeld voor woningbouwdoeleinden.
Het plangebied betreft een binnenstedelijke locatie. Het reeds bestaande gebruik op deze locatie wordt geïntensiveerd. Hiermee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit.
De provincie heeft zes richtinggevende ambities geformuleerd in de fysieke leefomgeving. Door in te zetten op de zes ambities wordt bijgedragen aan het sterker maken van Zuid-Holland.
Deze ambities zijn:
Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.
De provinciale regels zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling betreft nieuwbouw van een reeds bestaande school met sportzaal in het stedelijk gebied van Krimpen aan den IJssel. Dit heeft geen raakvlakken met eisen uit het provinciaal beleid.
De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft in september 2004 de structuurvisie 'Ruimte voor Ontwikkeling, een structuurvisie voor Krimpen aan den IJssel' vastgesteld. Deze structuurvisie stuurt vooral op beheer, ontwikkeling en vernieuwing van het bestaande stedelijk gebied. Veranderende maatschappelijke omstandigheden en de daarmee samenhangende veranderende behoeften van de bevolking dienen hierbij als uitgangspunten voor onderhoud en aanpassing van het bestaand stedelijk gebied.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling past binnen de kaders van de gemeentelijke structuurvisie waarin wordt ingezet op een cultureel, sportief en educatief Krimpen. In de structuurvisie is benoemd dat de vestigingskwaliteiten van bestaande school- en sociaal culturele voorzieningen worden heroverwogen. Zonodig en -mogelijk wordt, in combinatie met de herontwikkeling en vernieuwing van het stedelijk gebied, een betere oplossing gevonden. Het Integraal Huisvestigingsplan vormt deze heroverweging.
In 2015 heeft de gemeenteraad de visie onderwijshuisvesting 2015 – 2019 vastgesteld. De visie was een aanzet om voor de eerste keer een aantal jaren vooruit kijken en om in samenwerking met schoolbesturen vast te leggen hoe beide partijen tegen de huisvesting van de scholen in Krimpen aankijken.
Het Integraal Huisvestingsplan (IHP) biedt het kader waarin 25 jaar vooruit wordt gekeken, niet enkel naar de schoolgebouwen, maar ook naar de binnensportaccomodaties.
De gemeente Krimpen aan den IJssel vindt goede onderwijshuisvesting een belangrijke voorwaarde die de school(besturen) de ruimte geeft om kwalitatief goed onderwijs te kunnen aanbieden. Goede onderwijshuisvesting is een investering in de ontwikkeling en daarmee toekomst van onze jonge kinderen en jeugd. Tevens dragen goede schoolgebouwen bij aan de leefbaarheid en de vergroening van de gemeente.
Momenteel is de Groeiplaneet gehuisvest op twee locaties. In maart 2018 is een budgetovereenkomst afgesloten tussen de gemeente en Blick ter renovatie van de locatie van de Groeiplaneet aan de Berk en een kleine uitbreiding, zodat de alle leerlingen van de Groeiplaneet gehuisvest kunnen worden op 1 locatie. Er heeft een aanbesteding plaatsgevonden en het budget blijkt ontoereikend te zijn om een renovatie uit te voeren volgens het huidige bouwbesluit. De gemeente heeft in samenwerking met Blick alle mogelijke scenario’s voor de Groeiplaneet in kaart gebracht, vergeleken en gekeken naar elementen als financiën, duurzaamheid, de prijsontwikkelingen in de bouwmarkt en toekomstbestendigheid. Uit dit onderzoek is gebleken dat nieuwbouw voor de Groeiplaneet het meest gunstige scenario is en ook past binnen de uitgangspunten van het IHP. Het plan voor nieuwbouw zal verder uitgewerkt worden in samenwerking tussen Blick en de gemeente, waarbij realisatie gepland staat in 2023.
Toetsing
Voorliggend bestemmingsplan maakt de nieuwbouw van de Groeiplaneet mogelijk en is een uitwerking van het Integraal Huisvestingsplan.
Toetsingskader
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor de betreffende activiteiten die niet aan de drempelwaarden voldoen, dient het bevoegd gezag na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject' m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een sportzaal en een basisschool van circa 2.000 m2 bvo en blijft daarmee onder de drempelwaarde.
In bijlage 2 is de aanmeldnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
Toetsingskader
Een onderwijsgebouw is in het Besluit geluidhinder gedefinieerd als ander geluidgevoelig gebouw. De Wet geluidhinder schrijft voor dat de in die Wet genoemde geluidbronnen betrokken worden bij het akoestisch onderzoek. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden daarnaast de relevante overige geluidbronnen behandeld.
Het plangebied ligt in de geluidzones van de Vijverlaan en de Populierenlaan en deels gelegen in de zone van gezoneerd industrieterrein EZH/Tennet. Om deze reden is een akoestisch onderzoek verricht ter bepaling van de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai en industrielawaai.
Het onderzoek is toegevoegd in Bijlage 10.
Onderzoek
Wegverkeerslawaai
Uit de berekeningen volgt dat de geluidbelasting ten gevolge van de Vijverlaan 36 dB bedraagt. De geluidbelasting ten gevolge van de Populierenlaan bedraagt 45 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) ten gevolge van wegverkeer wordt nergens overschreden.
Industrielawaai
Uit de berekeningen volgt dat de geluidbelasting ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein ten hoogste 48 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet overschreden.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai en industrielawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag voor het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Figuur 4.1 Uitsnede professionele risicokaart met het plangebied groen omkaderd
Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden met een externe werking (figuur 4.1). Ook vindt er in de omgeving van het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, de weg of het water.
Op een afstand van circa 430 meter ten zuiden van het plangebied bevindt zich aardgasleiding W-512-02. De grootte van de buisleiding is 6 inch en de maximale werkdruk 40 bar, het bijbehorende invloedsgebied is 70 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied. De buisleiding A-518 bevindt zich circa 802 meter ten noorden van het plangebied. Met een grootte van 30 inch en werkdruk van 66 bar is het invloedsgebied van de buisleiding 380 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied. Het groepsrisico hoeft niet berekend of verantwoord te worden.
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting of route waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om een belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' (woningen aan de Orchidee, Chrysant en Roos) en omgevingstype 'gemengd gebied' ( woningen aan de Populierenlaan en de Zomereik). Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
In de beoogde situatie worden een basisschool en sportzaal gerealiseerd. Hiermee wordt een milieuhinderlijke functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. De woningen rondom het plangebied aan de Orchidee, Chrysant en Roos zijn gelegen in een 'rustige woonwijk'. De woningen rondom het plangebied aan de Populierenlaan en de Zomereik zijn gelegen in een 'gemengd gebied' vanwege de al bestaande aanwezigheid van de sportaccommodaties en het feit dat de Populierenlaan een doorgaande weg is.
Volgens de VNG-brochure valt een basisschool in milieucategorie 2. Met betrekking tot een 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied' geldt voor geluid een richtafstand van 30 meter respectievelijk 10 meter. Een sportzaal valt in milieucategorie 3.1. Met betrekking tot een 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied' geldt voor geluid een richtafstand van 50 meter respectievelijk 30 meter. Er wordt niet aan de richtafstanden voldaan. Voor de beoogde ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidemissie in de nieuwe situatie, zie Bijlage 11. Het doel van het onderzoek is om na te gaan of er kan worden voldaan aan een goed woon-en leefklimaat in de omgeving. Daarnaast worden de berekende geluidsniveaus getoetst aan de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsvoorschriften.
In het stedenbouwkundig kader is ervan uitgegaan dat geluidafschermende voorzieningen nodig zijn om het geluid van spelende kinderen naar de omgeving te beperken. Na het bepalen van de akoestische situatie is inderdaad gebleken dat een geluidscherm aan de noordzijde van het speelplein nodig is zodat op alle woningen voldaan kan worden aan zowel de richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als het maximaal geluidniveau. Dit is geborgd in de planregels middels een voorwaardelijke verplichting.
De geluidbelasting ten gevolge van de verkeersbewegingen van het gebruik van de Kiss&Ride strook en de parkeerplaatsen wordt beschouwd als indirecte hinder en voldoet aan de daarvoor geldende grenswaarde. Omdat stemgeluid is uitgezonderd voor de toetsing aan de grenswaarde van het Activiteitenbesluit (artikel 2.18, lid 1 onder h), vormt het Activiteitenbesluit geen belemmering.
Conclusie
Er wordt niet voldaan aan de richtafstanden. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat met geluidafschermende voorzieningen wordt voldaan aan zowel de richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als het maximale geluidniveau. Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven belemmerd en ter plaatse van het plangebied en de omliggende woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.
Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids-verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal - afhankelijk van de aan te vragen activiteit - de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de "Nota vergunningverlening, toezicht en handhaving 2018-2021 ".
Onderzoek
In 2021 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in Bijlage 5. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van de bodem voldoende is voor de beoogde nieuwbouw van de basisschool en sportzaal. Nader onderzoek is niet vereist.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
De gemeente Krimpen aan den IJssel onderschrijft de uitwerking van het 'Verdrag van Malta': behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. De gemeenteraad heeft op 9 februari 2012 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de archeologische verwachtingen- en beleidskaart een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Krimpen aan den IJssel daarmee wenst om te gaan. De archeologische verwachtingen- en beleidskaart is vertaald in het geldende bestemmingsplan 'Langeland'.
Onderzoek
Conform het huidige bestemmingsplan 'Langeland' kent het plangebied een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4'. Voor deze dubbelbestemming geldt voor alle bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte groter dan 10.000 m2 en bodemingrepen dieper dan 1 meter een archeologische onderzoeksplicht.
Om inzicht te verkrijgen in de te verwachten archeologische waarden ter plaatse, is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in Bijlage 12. Hieruit blijkt dat in het plangebied ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' een lage verwachting heeft. Geadviseerd wordt om bij de voorgenomen bestemmingsplanwijziging de bestaande dubbelbestemming
‘waarde - archeologie 4’ van het plangebied af te halen. In dit bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' dan ook niet overgenomen.
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3a' heeft een historische weg gelegen, de Tiendweg. Op deze plek zal nader archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd om vast te stellen of er daadwerkelijk archeologische resten aanwezig zijn. Omdat de verwachting is dat resten van de Tiendweg vergraven zijn adviseert Econsultancy om dit onderzoek niet conform de AMZ-cyclus uit te voeren (inventariserend veldonderzoek), maar om de amateurarcheologen van Stichting Archeologie in de gelegenheid te stellen eventuele bouwputten ter plaatse van de Tiendweg te inspecteren, zodat eventueel aanwezige archeologische waarden wel gedocumenteerd kunnen worden. Deze stichting zal in de gelegenheid worden gesteld om tijdens graafwerkzaamheden op het betreffende deel van de locatie de bouwput te inspecteren.
Conclusie
Op basis van het archeologisch onderzoek wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' niet meer opgenomen in dit bestemmingsplan. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte berekend op basis van Verkeer- en vervoervisie herziening 2020 van de gemeente Krimpen aan den IJssel en CROW publicatie 381. Voor het te hanteren kencijfer wordt in de beleidsregel aangegeven dat Krimpen aan den IJssel (met uitzondering van de schil centrum) matig stedelijk is.
Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid wordt getoetst aan de wegencategorisering en de daarin bepaalde grenswaarde voor de verkeersintensiteit per wegcategorie en expert judgement.
Gemeentelijk beleid op het gebied van verkeer rond scholen
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om autoverkeer rond scholen terug te dringen en meer in te zetten op veilige routes voor fietsers en voetgangers. Zowel vanuit de gemeente en het schoolbestuur wordt daarom sterk ingezet op het ontmoedigen van het halen en brengen van kinderen met de auto. Hierdoor wordt de veiligheid rond de school verbeterd, is er minder ruimte nodig om de auto te faciliteren en wordt de verkeersdruk en eventuele overlast voor omwonenden beperkt.
Het uitgangspunt is om het aantal parkeerplaatsen voor de school te beperken en het concept van een schoolzone in te zetten en de straatprofielen anders in te richten. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij het School op Seef-programma waarbij ook vanuit de school aandacht wordt besteed aan het bevorderen van het bewustzijn van een veilige verkeersomgeving. Hierbij worden zowel de kinderen als de ouders betrokken.
Hieronder wordt de benodigde parkeercapaciteit en verkeersintensiteit op basis van de kencijfers berekend, waarbij vervolgens wordt aangegeven op welke manier het parkeren wordt opgelost en veilige routes worden gemaakt.
Ontsluiting huidige situatie
Gemotoriseerd verkeer
De locatie van de basisschool wordt aan de noordwestelijke zijde ontsloten via de gebiedsontsluitingswegen de Populierenlaan en de Vijverlaan. De Vijverlaan is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximumsnelheid van 50km/uur geldt. Aan de zuidwestelijke en de noordoostelijke zijde wordt de locatie ontsloten door de wijkontsluitingsweg de Populierenlaan, waarbij de Populierenlaan aan de noordoostelijke zijde overgaat in de wijkontsluitingsweg Fresia. Op de wijkontsluitingswegen geldt een maximumsnelheid van 30km/uur.
Openbaar vervoer
Op ongeveer 300 meter loopafstand vanaf het plangebied ligt langs de Vijverlaan een halte waar de buslijn 98 richting Capelsebrug via Krimpen aan de IJssel halteert. Lijn 98 halteert bij deze halte tussen 6:00 uur en 0:00 uur ieder half uur.
Langzaam verkeer
Aan weerszijden van de Populierenlaan zijn op dit moment fietsstroken aanwezig. De rijbaan tussen de fietsstroken is dusdanig smal dat bij gemotoriseerd verkeer in twee richtingen moet worden uitgeweken over de fietsstroken. De fietsers delen de weg met het gemotoriseerd verkeer. Aan beide zijden van de Populierenlaan ligt tegenover de sportzaal een voetpad. Er zijn meerdere looproutes aanwezig die uitkomen bij de sportzaal.
Verkeersgeneratie- en afwikkeling
Huidige situatie
In de huidige situatie is een sportzaal aanwezig die ook binnen het plangebied (wel nieuwgebouwd) zal blijven. In tabel 1 wordt de huidige verkeersgeneratie bepaald. De sportzaal genereert 159 mvt/etmaal.
Tabel 1. Verkeersgeneratie huidige situatie (CROW 381, matig stedelijk, rest bebouwde kom, gemiddeld)
Kencijfer | Aantal | Kencijfer | Aantal |
Verkeer | |||
Sportzaal | 1220 m2 | 13 mvt per 100m2 bvo | 159 mvt |
Toekomstige situatie
In de beoogde situatie wordt naast de bestaande sportzaal een basisschool en een kinderopvang toegevoegd. Door de toevoeging zal de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte toenemen. Om een inschatting te kunnen maken van de toename van het aantal motorvoertuigen door de toekomstige ontwikkeling wordt allereerst een inschatting gegeven van de huidige verkeersgeneratie. Voor basisonderwijs is geen kencijfer voor verkeersgeneratie bekend en wordt uitgegaan van 25 leerlingen per lokaal. Er kan uitgegaan worden dat bij een bezetting van 25 leerlingen per klas er 13 leslokalen aanwezig zijn. Niet elke leerling zal met de auto worden gebracht/gehaald aangezien de school aan de rand van de woonwijk ligt en goed te bereiken is per fiets en te voet. Ingeschat wordt dat worst-case 60% van de leerlingen met de auto wordt gebracht. Voor personeel wordt uitgegaan van 1 personeelslid per leslokaal en 100% autogebruik. Daarnaast komt er een kinderopvang van 212 m2 bij en hiervoor is wel een kencijfer bekend. In tabel 2 wordt de toekomstige verkeersgeneratie bepaald, waarbij ingeschat wordt dat de school en kinderdagverblijf samen 1.036 mvt/etmaal genereren.
Tabel 2. Verkeersgeneratie toekomstige situatie
Kencijfer | Aantal | Kencijfer | Aantal |
Verkeer | |||
Sportzaal | 1220 m2 | 13 per 100m2 bvo | 159 mvt |
Kinderopvang | 212 m2 bvo | 33,15 (/100m2 bvo) | 71 mvt |
Basisschool | 13 leslokalen | (25 * 4 * 0,6) + (13*2) | 806 mvt |
Totaal | 1.036 mvt |
De verkeerstoename ten opzichte van de huidige situatie betreft 1.036-159= 877mvt/etmaal.
Verkeersafwikkeling
Bij beide ontwerpen die nog in beeld zijn bij de Europese aanbestedingsprocedure zal het verkeer zich evenredig afwikkelen via de Populierenlaan en Fresia. In beide ontwerpen is een zoen- en zoefstrook (kiss&ride) aanwezig aan de zijkant van de school tussen Populierenlaan en Vijverlaan. Langer parkeren en Zoen en Zoef worden bewust van elkaar gesplitst. Deze Zoen- en Zoefzone zal daarnaast met bebording worden aangeduid met een tijdszone. Buiten de aangegeven schooltijden kan deze ruimte door omwonenden worden gebruikt als parkeerplaats.
Naar verwachting zal op basis van expert judgement de verdeling van het verkeer als volgt gaan plaatsvinden: ongeveer 25% (220 mvt/etmaal) in de richting van de Vijverlaan, 25% (220 mvt/etmaal) in de richting van de Populierenlaan en 50% (437 mvt/etmaal) richting de Fresia. Gezien de capaciteit van de wegen en geringe toename aan verkeer hierop zal dit niet leiden tot knelpunten. In figuur 4.2 is de verdeling van het verkeer weergegeven.
Figuur 4.2: Verdeling verkeer
Verkeersveiligheid
In de huidige situatie zijn er veilige oversteekplaatsen voor de fiets aanwezig. Daarnaast wordt in het stedenbouwkundig plan aangegeven dat mogelijkheden worden verkend voor het verbeteren van de verkeersveiligheid van het kruispunt op de Populierenlaan. Tevens wordt de Populierenlaan rondom de school aangegeven als een schoolzone. Deze zone wordt bewust anders ingericht en vormgegeven om de attentiewaarde voor weggebruikers sterk te verhogen. Hierbij wordt de maximumsnelheid aan de noordwestelijke zijde van de Populierenlaan vanaf de fietsersoversteek verlaagd naar 30 km/uur. In de schoolzone zullen extra veilige oversteekvoorzieningen voor de voetgangers worden aangelegd richting de school. In een schoolzone draagt een veilige oversteekvoorziening met hoge attentiewaarde namelijk bij aan de verkeersveiligheid. Bij de daadwerkelijke inrichting wordt dit concept nader uitgewerkt met vertegenwoordigers van Veilig Verkeer Nederland en in het kader van een participatieprocedure met bewoners en andere belanghebbenden besproken.
Parkeren
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte van de voorgenomen ontwikkeling wordt berekend aan de hand van CROW kencijfers (publicatie 381). In de toekomstige situatie is een sportzaal, een school en een kinderopvang beoogd. Voor de parkeerbehoefte worden dezelfde uitgangspunten als voor de verkeersgeneratie gehanteerd. Tabel 3 geeft de toekomstige parkeerbehoefte van de projectlocatie weer.
Tabel 3. Parkeerbehoefte personenauto's
Kencijfer | Aantal | Parkeernorm | Aantal |
Parkeerplaatsen | |||
Sportzaal | 1.220 m2 bvo | 2,75 per 100 m2 bvo | 34 pp |
Kinderopvang (kinderdagverblijf) | 212 m2 bvo | 1,4 per m2 bvo | 3 pp |
Basisschool (exclusief kiss +ride) | 13 leslokalen | 0,75 per leslokaal | 10 pp |
Totaal | 47 pp |
De berekende parkeerbehoefte bedraagt afgerond 47 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen voor bezoekers van de sportzaal en de school zullen niet allemaal op hetzelfde moment worden gebruikt. Daarom is er dubbelgebruik mogelijk. Aan de hand van de aanwezigheidspercentages zoals gegeven in CROW publicatie 381 is in tabel 4 de parkeerbehoefte op het maatgevende moment berekend.
Tabel 4. Dubbelgebruik
Werkdag | Koop | Zaterdag | Zondag | |||||
Functie | ochtend | middag | avond | nacht | avond | middag | avond | middag |
Dagonderwijs | 100% | 100% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
Sport binnen | 50% | 50% | 100% | 0% | 100% | 100% | 100% | 75% |
Parkeerbehoefte per dagdeel | ||||||||
Dagonderwijs | 13 | 13 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Sport binnen | 17 | 17 | 34 | 0 | 34 | 34 | 34 | 25,5 |
30 | 30 | 34 | 0 | 34 | 34 | 34 | 26 |
Op het maatgevend moment (werkdagavond, koopavond, zaterdag middag en avond) bedraagt de parkeerbehoefte 34 parkeerplaatsen na toepassen van de aanwezigheidspercentages.
Parkeeraanbod
In het plangebied is er bewust gekozen om minder parkeerplaatsen aan te leggen om zo het autogebruik te ontmoedigen. Dit leidt tot een parkeeraanbod van 24 parkeerplaatsen. Parkeerplaatsen zijn, afhankelijk van het gekozen ontwerp, voorzien ten zuidoosten of noordwesten van het gebouw . Er is voldoende restcapaciteit op het huidige parkeerterrein langs de Zomereik om eventuele extra parkeerdruk op sommige piekmomenten op te vangen. Om te voorkomen dat mensen die hun kinderen met de auto afzetten of ophalen zorgen voor een opstopping in de straat, wordt de Zoen- & Zoefzone aangelegd langs de Populierenlaan (met tijdsaanduiding). Parkeermogelijkheden voor bewoners in de omgeving van de locatie worden gehandhaafd.
Conclusie
De ontsluiting van de planontwikkeling is goed. Er is sprake van een verkeerstoename van 877 mvt/etmaal, maar de Populierenlaan en omliggende wegen bieden ruim voldoende capaciteit om dit te kunnen verwerken. Dit zal dan ook niet leiden tot knelpunten op het omliggende wegennet. Binnen het plan wordt ingezet op het verbeteren van de verkeersveiligheid van fietsers en voetgangers in de nog aan te leggen schoolzone.
In de inrichting van het plangebied is er bewust gekozen om minder parkeerplaatsen aan te leggen om het autogebruik te ontmoedigen. Aangezien er in de omgeving (onder andere aan de Zomereik) een overschot van parkeerplaatsen aanwezig is om de resterende parkeerbehoefte op te vangen, zal dit niet tot knelpunten leiden. De verwachting is dat de verschillende maatregelen (zowel in het openbaar gebied ruimte als via het School op Seef-concept) leiden tot de beoogde gedragsverandering. Het aantal benodigde parkeerplaatsen en het aantal verkeersbewegingen zal zich daardoor in de praktijk op termijn positief kunnen ontwikkelen.
Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland
In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming en soortenbescherming
Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Biesbosch ligt op circa 15,3 kilometer. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland/Natuurnetwerk Zuid-Holland. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN bevindt zich op een afstand van circa 955 meter (figuur 4.3).
Figuur 4.3 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: Provincie Zuid-Holland)
Voor de berekening van stikstofdepositie op stikstofgevoelige gebieden wordt onderscheid gemaakt in de gebruiksfase en de realisatiefase. De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de realisatiefase van bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De vrijstelling is verder uitgewerkt in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn). De Wsn en Bsn zijn op 1 juli 2021 in werking getreden. Een berekening voor de realisatiefase is derhalve niet nodig. Deze vrijstelling geldt niet voor de gebruiksfase. Voor de gebruiksfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd om negatieve effecten op Natura 2000 uit te sluiten. Zie bijlage 8 voor de memo, bijlage 9 voor de berekening van de gebruiksfase. Uit de berekening blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de gebruiksfase van de ontwikkeling. De beoogde ontwikkeling is dan ook uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
Om te bepalen of met de ontwikkeling de Wet natuurbescherming wordt overtreden, is een quickscan ecologie uitgevoerd. Deze quickscan is toegevoegd in Bijlage 3. Hieruit blijkt dat nader onderzoek naar huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen vereist is. Het onderzoek naar gierzwaluwen en vleermuizen is in het najaar van 2021 en het voorjaar van 2022 uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in Bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat binnen het plangebied twee zomerverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis aanwezig zijn. Ook is een essentiële vliegroute van de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger langs het plangebied aanwezig. Een onderzoek naar de huismus zal in de periode april - juni 2022 plaatsvinden. Uit dit onderzoek zal blijken of een ontheffing nodig is. Voor de beoogde ontwikkeling zal in ieder geval voor vleermuizen en eventueel voor de huismus ontheffing aangevraagd worden. Onderdeel van de aanvraag is een ecologische toetsing en het opstellen van een ecologisch werkprotocol. Hierin worden de mitigerende maatregelen uit het onderzoek verder uitgewerkt. Hiermee wordt geborgd dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de staat van instandhouding van de soort.
Conclusie
Voor vleermuizen, en indien nodig voor de huismus, wordt ontheffing aangevraagd. Met de in de ecologische onderzoeken genoemde maatregelen vormt het aspect soortenbescherming geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect gebiedsbescherming vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijnstof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijnstof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
Ten gevolge van de nieuwe functies zal de verkeersgeneratie 1.036 motorvoertuigen per etmaal bedragen. De ontwikkeling valt daarmee binnen de categorie 'Niet in betekenende Mate' zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Het plan draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Figuur 4.4 Uitsnede NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Populierenlaan direct ten westen van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020: 20,1 µg/m³ voor NO2, 18,2 µg/m³ voor PM10 en 11,2 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,4 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Inleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze ruimtelijke onderbouwing is overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Hoogheemraadschapsbeleid
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021 'Met mensen en water', Keur van het HHSK, peilbesluiten en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Met het nieuwe Waterbeheerplan staat het HHSK voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer, in directe verbinding met de omgeving. Per 1 januari 2016 is de geactualiseerde Keur in werking getreden. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat momenteel uit een sportzaal en is voor circa de helft verhard.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Ten noorden van het plangebied bestaat de grond uit klei op veen. Met betrekking tot grondwater is ten noorden van het plangebied sprake van grondwatertrap II. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) op 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) schommelt tussen de 50 en 80 centimeter onder maaiveld. Het maaiveld ligt op circa 1,5 meter -NAP.
Waterkwantiteit
In het plangebied bevinden zich geen watergangen. Ten oosten bevindt zich een hoofdwatergang.
Figuur 4.5 Uitsnede Legger Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De hoofdwatergang naast het plangebied is een aangewezen KRW-waterlichaam. Er bevinden zich binnen of in de nabijheid van het plangebied ook geen natte ecologische verbindingszones zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland .
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied bevindt zich niet in de kernzone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
De bestaande bebouwing is aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Het plan is om een nieuwe sportzaal en basisschool te realiseren.
Waterkwantiteit
Op dit moment is het plangebied voor circa de helft verhard. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard stelt als eis dat 5% van de toename in verharding gecompenseerd dient te worden mits deze toename meer dan 500 m2 bedraagt. In de toekomstige situatie is sprake van een toename van 1.380 m2. De bestaande verharding bedraagt 1.600 m2 die bestaat uit de sportzaal (1.220 m2) en de parkeerplaats (380 m2). In de toekomstige situatie bedraagt de verharding 2.980 m2. Dit bestaat uit het bouwvlak van de school (1.800 m2), het plein (600 m2 verharding) en het parkeren (580 m2). Echter compenserende maatregelen zijn niet nodig, omdat de gemeente Krimpen aan den IJssel en het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard in het kader van de 'waterbank' hebben geconstateerd dat de gemeente over voldoende oppervlaktewater beschikt.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen in acht genomen dient te worden. Dit betekent dat binnen de beschermingszone van 5 meter niet zonder vergunning van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige ontwikkeling is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn onderzocht voor het plangebied. Met de beoogde ontwikkeling zal de verharding toenemen. Echter compenserende maatregelen zijn niet nodig, omdat de gemeente Krimpen aan den IJssel en het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard in het kader van de 'waterbank' hebben geconstateerd dat de gemeente over voldoende oppervlaktewater beschikt. Ten oosten van het plangebied bevindt zich een hoofdwatergang. Voor werkzaamheden in de beschermingszones dient een watervergunning aangevraagd te worden. Hierdoor kunnen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse uitgesloten worden.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
In en rondom het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen.
Voor dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de regeling zoals die binnen de bestemming Maatschappelijk geldt in het bestemmingsplan 'Langeland'. Hierbij is de regeling uit het bestemmingsplan 'Langeland' - voor zover van toepassing - integraal overgenomen en zijn een aantal bepalingen uit het veeg-bestemmingsplan Langeland toegevoegd.
De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.
De voor de nieuwbouw benodigde kredieten zijn door de gemeenteraad beschikbaar gesteld.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners. Reacties zijn ontvangen van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, DCMR Milieudienst Rijnmond, Tennet, Gasunie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Zij geven aan geen bezwaar te hebben tegen het plan. Wel is naar aanleiding van de reactie van het Hoogheemraadschap de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' toegevoegd op de verbeelding en aan de regels.
Participatie
Medio november 2020 is een informatieronde georganiseerd met de directe omgeving van de beoogde nieuwbouwlocatie voor basisschool de Groeiplaneet en sportzaal De Populier. Tijdens deze ronde hebben de omwonenden een toelichting gekregen op een tweetal ruimtelijke modellen voor de ontwikkeling van de locatie en het planontwikkelingsproces. De direct omwonenden hebben een flyer met tekeningen van de stedenbouwkundige modellen ontvangen. Op de gemeentelijke website was een presentatie hiervan te zien. Ook heeft op 1 december een online inloopbijeenkomst plaatsgevonden. Gedurende de inspraakperiode zijn diverse schriftelijke reacties bij de gemeente ingediend. Daarnaast zijn vragen gesteld en opmerkingen gemaakt tijdens de inloopavond. In de notitie inspraak (bijlage 6) zijn deze reacties gebundeld en voorzien van een reactie vanuit de gemeente. In de periode 9 tot en met 30 april is een tweede participatieronde georganiseerd met een online inloopavond op 21 april 2021. De ingekomen reacties zijn gebundeld en beantwoord in bijlage 7.
Ter inzagelegging
Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is aan een ieder de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. In deze periode zijn drie zienswijzen naar voren gebracht. Deze zijn samengevat in de zienswijzenota (Bijlage 1).