direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bovenkarspel - Camping De Gouwe Stek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0532.BPDeGouw11-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Camping De Gouwe Stek is een camping van 5,2 hectare met 50 kampeerplaatsen inclusief 10 camperplaatsen, 5 accommodaties, een groepsaccommodatie en een 'blote voetenpad'. Om te kunnen voldoen aan een toenemende vraag naar camperplaatsen en kampeerplaatsen is een 10-jarenplan opgesteld, waarbij de inrichting van de camping wordt gewijzigd. Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gevormd door het perceel De Gouw 11 te Bovenkarspel. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPDeGouw11-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 De ligging van het plangebied

Het plangebied wordt begrensd door:

  • ontsluitingsweg De Gouw aan de noordzijde;
  • de percelen van een tuinbouwbedrijf aan de oostzijde;
  • een agrarisch perceel aan de zuidzijde;
  • de percelen van een tuinbouwbedrijf en een tuincentrum aan de westzijde.

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Bovenkarspel - De Gouw 11 (De Gouwe Stek), dat op 29 september 2016 is vastgesteld. Dit bestemmingsplan is destijds opgesteld om de gegroeide recreatietak van het oorspronkelijk agrarisch bedrijf planologisch te regelen, omdat door de toenemende recreatieve functies niet langer kon worden gesproken van verbrede landbouw. Het grootste gedeelte van het plangebied heeft de enkelbestemming 'Recreatie'. Aan de oost- en westzijde van het plangebied is een strook aangegeven met de enkelbestemming 'Agrarisch'. In het plangebied bevindt zich een hoogspanningsverbinding, waardoor een gebied de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' heeft. Het hele plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgezet:

  • In hoofdstuk 2 volgt een beschrijving van de huidige en nieuwe situatie van het plangebied.
  • Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders.
  • In hoofdstuk 4 vindt een toetsing plaats aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten.
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het plan.
  • Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Camping De Gouwe Stek ligt in het landelijk gebied ten noordoosten van Bovenkarspel en ten westen van Enkhuizen (zie figuur 2.1).

 afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPDeGouw11-VA01_0002.png" Figuur 2.1 Ligging Camping Gouwe Stek in omgeving

De omgeving betreft een relatief besloten gebied, met een diversiteit aan functies. Het plangebied is gelegen aan de ontsluitingsweg De Gouw, tussen twee (glas)tuinbouwbedrijven. Nabij het plangebied ligt verder het perceel van een tuincentrum aan de Veilingweg. Ten noorden van het plangebied ligt het recreatiegebied 'Het Streekbos' met een klimpark, sterrenwacht Orion, het IVN (natuureducatie) en horeca. Bovendien liggen Enkhuizen en de kust van het IJsselmeer op korte afstand. Dit geeft het gebied een hoge recreatieve aantrekkingskracht, waar door verschillende lokale ondernemers op ingesprongen is door het aanbieden van logies.

De eigenaren van camping De Gouwe Stek zijn zich ook gaan richten op de recreatiesector. Zij hebben het agrarisch bedrijf beëindigd en hebben verschillende recreatie-activiteiten gerealiseerd. In figuur 2.2 is de huidige situatie van de camping en de directe omgeving op een luchtfoto te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPDeGouw11-VA01_0003.png"

Figuur 2.2 Luchtfoto huidige situatie

Het gehele terrein van Camping De Gouwe Stek beslaat circa 5 hectare. Hier bevinden zich in het noordelijke deel de bedrijfswoning, het bedrijfsgebouw en het groepsverblijf voor 50 personen. Dit groepsverblijf, dat gebouwd is in de voormalige bollenschuur, voorziet in eigen sanitair, eigen keuken, een woonkamer en diverse slaapkamers. Verder is er op het terrein een boerenlandwinkel waar producten van eigen oogst en aanverwante producten worden verkocht. Binnen het Landelijke Gebied is de verkoop van zelf geteelde producten en streekproducten toegestaan.

Ten zuiden van de bebouwing ligt het kampeerterrein met 50 kampeerplaatsen, waarvan 10 camperplaatsen. Bovendien zijn er 5 trekkershutten. Aan de zuidzijde wordt het kampeerterrein begrensd door de hoogspanningsverbinding. Verder is er dagrecreatie in de vorm van een 'blote voetenpad' ten zuiden van deze hoogspanningsverbinding. Dit 'blote voetenpad' bestaat uit een wandelpad, welke is aangelegd door het agrarisch land van het bedrijf. Onderdeel van het 'blote voetenpad' zijn twee bruggetjes en een molentje voor een waterloop.

De camping is het gehele jaar geopend, maar in de periode van 1 november tot 15 maart worden alleen de camperplaatsen voor 5 campers verhuurd voor recreatief gebruik. Het groepsverblijf wordt jaarrond verhuurd.

In figuur 2.3 is de huidige situatie schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPDeGouw11-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.3 Plattegrond huidige situatie

De eigenaren van de camping lopen tegen een aantal problemen aan in de huidige situatie:

  • Campers worden groter. Het camperterrein is geschikt voor campers tot maximaal 7 meter. De grotere campers passen niet of nauwelijks op de camperplaatsen. Bovendien zijn de plaatsen sterk verouderd en voldoen niet meer aan de eisen van camperaars.
  • Veel scholen en verenigingen gaan op kamp op de camping op een speciaal kampeerterrein. Door de groepen ontstaat er vaak ('s nachts) overlast voor de andere kampeerders. Vooral ter plaatse van het toiletgebouw.
  • De vraag naar kampeerplaatsen is veel groter dan het aanbod.
  • De dieren (konijnen, cavia's en kippen) zijn op twee plaatsen ondergebracht op de camping, wat niet duidelijk en praktisch is.
  • Het sanitairgebouw is (te) klein.

2.2 Nieuwe situatie

2.2.1 10-jarenplan

De eigenaren van de camping hebben een plan gemaakt wat zij de komende 10 jaar willen veranderen. De nieuwe inrichting is weergegeven in figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPDeGouw11-VA01_0005.png"

Figuur 2.4 Plattegrond nieuwe situatie

De plannen zijn als volgt:

  • Verplaatsen van het camperterrein naar de oostkant langs het water. Het aantal camperplaatsen wordt uitgebreid naar 14 plaatsen. De plaatsen worden ingericht met eigen afvoer, water en elektra-aansluiting. De camperplaatsen bestaan uit een verhard terrein (grastegels) en een gedeelte gras. Ook komen hier bomen en struiken.
  • Realiseren extra parkeerplaatsen. Door de verplaatsing van het camperterrein komt er ruimte vrij om extra parkeervoorzieningen te realiseren. Het huidige aantal parkeerplaatsen (ongeveer 100) wordt uitgebreid naar 142 parkeerplaatsen.
  • Vanwege de situering nabij de sanitairgebouwen wordt de extra parkeerruimte in de winterperiode gebruikt als camperterrein voor 10 campers.
  • Het inrichten van een groepsterrein voor scholen en verenigingen. Om overlast voor de camping en de omgeving te verminderen is dit terrein aan de buitenzijde van de camping gesitueerd. Op dit terrein wordt een schuurtje gerealiseerd met een overkapping. Verder komt er een speeltuin voor oudere kinderen en een sanitairgebouw.
  • De camping wordt in de toekomst mogelijk uitgebreid naar het terrein van het 'blote voetenpad' (richting Drechterlandseweg). In dit bestemmingsplan wordt hier reeds rekening mee gehouden.
  • Uitbreiding naar 100 kampeerplaatsen. Dit is inclusief het groepsterrein en camperplaatsen.
  • Aan de westzijde één dierenverblijf (in plaats van 2 dierenverblijf) met kippen, konijnen, cavia's.
  • Aan de noordzijde langs De Gouw komt een gedeelte met kinderboerderijdieren (schapen en/of herten).
  • Vergroten van het bestaande sanitairgebouw naar circa 70 m2 en/of het realiseren van 5 privé sanitairunits.
2.2.2 Landschappelijke inpassing

Het terrein heeft een groene uitstraling. De erfbeplanting en inrichting is in samenspraak met Stichting Landschap Noord-Holland tot stand gekomen, met als doelstellingen:

  • het leveren van een bijdrage aan een aantrekkelijk landschap;
  • het bieden van voortplantingsplaatsen, voedselzoekgebieden, schuilgelegenheden en overwinteringsplekken voor vogels, zoogdieren, amfibieën, reptielen en insecten;
  • beschutting tegen wind, regen en zon;
  • privacy en een aangename woonomgeving.

De ontwikkeling wordt niet beschouwd als verstedelijking in het landelijk gebied, omdat feitelijk sprake is van intensivering van een bestaand terrein en er beperkt bouwmogelijkheden worden geboden. De intensivering bestaat vooral uit de toename van het aantal kampeerplaatsen. De bouwmogelijkheden (uitbreiding mogelijkheden sanitair) zijn een gevolg van de intensivering van het terrein.

Hoewel deze vorm van recreatie een aan het landelijk gebied gebonden functie is, valt het formeel onder de stedelijke functies. Buiten het bestaand bebouwd gebied moet wel zorgvuldig te worden omgegaan met de mogelijkheden voor stedelijke functies. Hierom wordt de landschappelijke inpassing volgens de werkwijze van de ruimtelijke kwaliteitseis beschreven. Dit houdt in dat een verantwoording wordt gegeven van de mate waarin rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsgeschiedenis en de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken ter plaatse, de inpassing van de ontwikkeling in de wijdere omgeving en de kernkwaliteiten van het gebied.

Het plangebied ligt in een intensief productiegebied waar verschillende bedrijven (agrarisch gelieerd, akkerbouw, glastuinbouw, tuincentrum) en recreatieve terreinen aanwezig zijn. Het gebied om het plangebied heen heeft een bosrijk karakter. Langs De Gouw is laanbeplanting aanwezig. Het gebied waarin het plangebied ligt is als geheel ingepast tussen bebossing en de bebouwde kom van Bovenkarspel.

Bij de inrichting van het plangebied zijn het benadrukken van de oorspronkelijke richting van de verkaveling en de herkenbaarheid van landschappelijke elementen wel belangrijke uitgangspunten. Het bestaande recreatieterrein is zodanig ingericht dat het zich naadloos voegt in het landschappelijk raamwerk. De inrichting van het terrein is in grote lijnen gelijk met de huidige inrichting. Hoewel er enige intensivering plaatsvindt, zal de uitstraling van het terrein niet wijzigen. Het plan doet dus geen afbreuk aan de kenmerken van het landschap.

In paragraaf 4.11 wordt de cultuurhistorie beschreven waaruit blijkt dat het aanwezige landschap vooral een gevolg is van de grootschalige landbouwontwikkeling aan het eind van de 20e eeuw.

Binnen het projectgebied is geen sprake van specifieke kernkwaliteiten zoals genoemd in de lijst kernkwaliteiten van het landschap en van de dorpsstructuur. Aangezien de hoofdstructuur ongewijzigd blijft en de bebouwing reeds op een verantwoorde wijze is ingepast in het landschap wordt geen afbreuk gedaan aan deze situatie.

2.2.3 Verkeer en parkeren

Het plangebied heeft goede aansluitingen op de hoofdinfrastructuur via de Veilingweg en de Drechterlandseweg (N505). De infrastructuur wordt ruimschoots toereikend geacht voor de recreatieve functies.

Voor het bepalen van de extra parkeerbehoefte wordt uitgegaan van het CROW 381.

Kamperen

Voor de kampeerplaatsen kan aansluiting worden gezocht bij de functie 'Camping'.

Het kencijfer dat hier bij hoort ligt tussen de 1,1 – 1,3 per standplaats. De gemeente hanteert de parkeernorm 1,2 parkeerplaats per standplaats op een camping. CROW geeft aan dat elke standplaats nog eens 10% gasten en bezoekers aantrekt waarvoor parkeergelegenheid nodig is.

Met 86 standplaatsen betekent 114 parkeerplaatsen.

Campers

Voor de campers kan aansluiting worden gezocht bij de functie Camping van het CROW. Alleen voor de campers geldt dat zij geen parkeerplaats nodig hebben voor hun vervoermiddel. Dat is immers de camper waar ze in verblijven. Wel geldt voor deze campers dat net als voor de standplaatsen rekening moet worden gehouden met 10% gasten.

14 campers met een kencijfer van 1,2 waarvan 10% gasten, betekent een parkeervraag van 2 parkeerplaatsen.

Trekkershutten

Met betrekking tot de 5 trekkershutten wordt ook uitgegaan van een parkeernorm van 1,2 en 10% gasten. Dit betekent een parkeervraag van 7 parkeerplaatsen.

Groepsaccommodatie

Een groepsaccomodatie kan worden vergeleken met een hotel met basisvoorzieningen. CROW 381 classificeert zo'n hotel als een hotel met 1 ster. Hier hoort een parkeerbehoefte van tussen de 0,44 – 0,46 parkeerplaats per kamer bij. Uitgaande dat elke kamer 2 slaapplaatsen heeft en de groepsaccomodatie in totaal 36 slaapplaatsen heeft, is de parkeerbehoefte 9 parkeerplaatsen. In werkelijkheid is het aantal slaapkamers kleiner en is de behoefte aan parkeerplaatsen afhankelijk van de gebruikers van de groepsaccommodatie (Indien uitgegaan wordt van het parkeerkencijfer van een 3-sterren hotel van 0,68 per kamer en 7 kamers zijn er 5 parkeerplaatsen nodig ten behoeve van de groepsaccommodatie).

Dagrecreatie

Voor de dagrecreatie (blote voetenpad) hoeven geen extra parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Overdag zijn veel campinggasten 'op pad', zodat er voldoende ruimte is om te parkeren.

De berekende parkeerbehoefte bestaat uit 132 parkeerplaatsen. In het plan worden 142 parkeerplaatsen op het eigen terrein gerealiseerd, wat voldoende is om te voorzien in de berekende parkeerbehoefte en in de parkeerbehoefte voor personeel en bezoekers van de winkel.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied raken geen rijksbelangen. Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Besluit ruimtelijke ordening

In de SVIR is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit wordt de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' genoemd. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd en op 1 juli 2017 in werking getreden.

De toelichting van artikel 3.1.6. geeft de achtergrond voor de toepassing ervan. Volgens de SVIR is vraaggericht programmeren en het realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Dit betekent ook dat overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand dienen te worden voorkomen. Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

De Ladder is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik en heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. Het uitgangspunt van de ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd en indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Uit overzichtsuitspraak ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724 blijkt dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2, deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt.

De camping ligt buiten het bestaand stedelijk gebied en de oppervlakte van het terrein heeft een ruimtebeslag van meer dan 500 m2. Dit zou betekenen dat de ontwikkeling als stedelijke ontwikkeling dient te worden aangemerkt. Er is bij deze ontwikkeling geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, omdat het reeds een recreatieve voorziening is. De Ladder is niet van toepassing op de ontwikkeling van de camping.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (vastgesteld op 19 november 2018). In de visie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt.

De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. Omdat het leefbaar houden van de provincie ook vraagt om grote investeringen in bijvoorbeeld het landschap, natuurontwikkeling en de transitie naar een duurzame energiehuishouding.

Structuurvisie Noord-Holland 2040

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld op 21 juni 2010). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik'.

Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren, heeft de Provincie provinciale belangen benoemd. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.

Onder duurzaam ruimtegebruik is daarbij het streven naar voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatieve en toeristische voorzieningen als een van de speerpunten genoemd. Uitgangspunt bij het recreatiebeleid van de provincie in relatie tot verstedelijking is het concentreren van intensieve recreatiegebieden dicht bij de steden en extensieve recreatie daarbuiten. De provincie benoemt in haar structuurvisie dat er behoefte is aan ruimte voor de groei van toeristische en recreatieve ondernemers. De ruimtevraag voor deze recreatieve en toeristische voorzieningen valt vrijwel altijd buiten Bestaand Bebouwd Gebied. Om de provinciale belangen te waarborgen is door Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie vastgesteld. Deze verordening is vervangen door de Omgevingsverordening NH 2020.

Omgevingsverordening NH2020

In de Omgevingsverordening NH2020 (vastgesteld op 16 november 2020) zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. Aan deze regels moeten de ruimtelijke plannen in Noord-Holland voldoen.

De Omgevingsverordening geeft in artikel 6.16 aan dat het van belang is dat er zorgvuldig wordt omgegaan met nieuwe ontwikkelingen en dat het aanbod daadwerkelijk benut wordt door de functie waarvoor het bedoeld is, namelijk kort verblijf ten behoeve van toeristisch overnachten. Het artikel heeft betrekking op alle vormen van verblijfsrecreatie. Een ruimtelijk plan moet waarborgen dat een nieuwe ontwikkeling aansluit op de regionale ambities en daadwerkelijk regioversterkend is en blijft. Hierover dient afstemming plaats te vinden binnen de regio. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Artikel 6.59 heeft betrekking op de ruimtelijke kwaliteitseis voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in landelijk gebied. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een van de provinciale instrumenten om te kunnen sturen op Ruimtelijke kwaliteit. Deze werkt door in de juridische regeling van de omgevingsverordening. Op deze leidraad wordt hieronder ingegaan.

In artikel 8.1 is aangegeven dat er een Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling is die gericht is op advisering over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot ruimtelijke kwaliteit, inclusief de locatieafweging en de ruimtelijke inpassing. Er is bij de ontwikkeling van de camping geen sprake van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, maar van een herinrichting van de bestaande camping.

Afdeling 6.4 heeft betrekking op het beschermd landelijk gebied. In artikel 6.43 worden regels gesteld ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland NNN) en in artikel 6.46 over het Bijzonder provinciaal landschap (BPL). Het plangebied maakt geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN), maar grenst hier wel aan. Op een afstand van 50 meter ten noorden van het plangebied is het Streekbos gelegen dat onderdeel uitmaakt van het NNN. Dit netwerk heeft als doel de bijzondere Natura 2000-natuur te beschermen, het lokale karakter te versterken en de natuurgebieden te verbinden. Het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) is een beschermingsregime binnen de Omgevingsverordening NH2020, bedoeld om de meest waardevolle landschappen in Noord-Holland te beschermen. Per landschap is aangegeven welke ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische of aardkundige waarden aanwezig zijn. Dit zijn de ‘kernkwaliteiten’ van het landschap. Voorbeelden hiervan zijn het leefgebied voor weidevogels, waterlopen en verkavelingsvormen in oude polders, de openheid en de vergezichten in het landschap of een bijzondere opbouw van de ondergrond. De kernkwaliteiten mogen niet worden aangetast. Op een afstand van circa 2,3 kilometer ten noordoosten van het plangebied ligt Oosterdijk, één van de 32 landschappen van het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL). Dit zijn landschappen die zijn aangewezen vanwege bijzondere eigenschappen en waarde voor mens en dier.

 

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met het bepaalde in de omgevingsverordening.

Regionale Visie Verblijfsrecreatie

Verblijfsrecreatie is een belangrijke sector voor de regio Noord-Holland Noord (NHN), in termen van ondernemerschap, investeringen, werkgelegenheid, leefbaarheid en directe en indirecte bestedingen van gasten. Om de sector optimaal te faciliteren is besloten een samenhangende visie verblijfsrecreatie op te stellen. De visie is samen met belanghebbenden tot stand gekomen. Met de visie geeft de regio duidelijkheid aan de markt waar het gaat om kansen voor (her)ontwikkelingen en transformatieopgaven. Kern van de visie is dat NHN in 2030 de meest vitale verblijfsregio van Nederland is. Regiogemeenten kunnen met deze visie invulling geven aan hun plicht om te komen tot een verantwoorde ruimtelijke ordening met betrekking tot verblijfsrecreatie. Met de visie wordt uitvoering gegeven aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Tevens biedt de visie handvatten voor de kwalitatieve onderbouwing in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (regionale behoefte).

In de visie wordt ingezet op zeven leidende (ontwikkel)principes in verblijfsrecreatie:

  • 1. We werken samen aan een vitale verblijfsrecreatiesector.

Nieuw aanbod:

  • 2. Ruimte voor onderscheidend aanbod.
  • 3. We kiezen voor recreatief ondernemerschap bij nieuwe ontwikkelingen.
  • 4. We versterken de omgeving (ruimtelijk en economisch).
  • 5. We hergebruiken waar mogelijk het bestaande aanbod.

Bestaand aanbod:

  • 6. We versterken het bestaande ondernemerschap.
  • 7. We creëren nieuwe waarde voor niet-vitaal aanbod.

Voor alle ontwikkelingen werken de regiogemeenten en ondernemers samen om de meest vitale verblijfsrecreatiesector van Nederland te worden. De doelstelling van de visie is leidend in de werkwijze voor de regionale afstemming over de verblijfsrecreatie in Noord-Holland Noord. Met deze werkwijze faciliteren de regiogemeenten dat aansprekende en sterke plannen in de regio ontwikkeld worden, beredeneerd vanuit de markt. Zo werken de regiogemeenten en ondernemers samen aan een vitale verblijfsrecreatiesector en een krachtige regio.

Camping De Gouwe Stek wil de camping gedeeltelijk herinrichten om beter aan te sluiten aan de huidige vraag en de eisen van deze tijd. De ambities sluiten aan bij de regionale visie. De Regionale Adviescommissie (RAC) Verblijfsrecreatie Holland boven Amsterdam heeft 7 april 2020 een positief advies uitgebracht voor de ontwikkelingsplannen voor de camping (zie bijlage 7 en paragraaf 6.2).

Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie opgesteld. Deze leidraad wordt met name toegepast indien op grond van de PRVS een aanvullende ruimtelijke kwaliteitseis wordt gevraagd.

Het plangebied ligt volgens de leidraad in het Oude zeekleilandschap. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten van het landschaps-DNA benoemd, waaronder het kleine reliëf van het voormalig getijdengebied, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en de mate van openheid (halfopen karakter).

Het plangebied ligt niet in een aardkundig waardevol gebied of monument. Ook ligt het niet in of aan een historische structuurlijn en zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle objecten in het geding. De bestemmingswijziging is van toepassing op een terrein dat al voor recreatie is ingericht. De ontwikkeling blijft binnen de bestaande verkavelingsstructuur. Geconcludeerd wordt dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de huidige ruimtelijke situatie.

3.3 Regionaal en Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie Stede Broec 2014-2024

Op 18 december 2014 is de Toekomstvisie Stede Broec 2014-2024 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit is een integraal visiedocument dat alle aspecten bestrijkt die binnen een gemeente spelen.

Uitgangspunt voor het Landelijk gebied is het faciliteren van economisch gezonde agrarische bedrijven. Schaalvergroting brengt de beëindiging van agrarische bedrijfsvoering met zich mee. De gemeente biedt daarom de mogelijkheid om bij volledige beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering, andere functies uit te voeren waaronder recreatie. De gemeente spreekt de ambitie uit om de recreatieve sector te stimuleren door het faciliteren van initiatieven van derden in de toeristische en recreatieve sector, met behoud van ruimtelijke kwaliteit. Dit initiatief leidt tot meer recreatiemogelijkheden zoals kamperen en kamperen voor groepen, wat aansluit bij de gemeentelijke ambitie. Hierbij is de bestaande situatie met de daarbij behorende ruimtelijke kwaliteit het uitgangspunt.

Structuurschets Een dijk van een regio

In 2016 is de structuurschets Een dijk van een regio opgesteld voor de 7 Westfriese gemeenten en vormt de inzet voor de samenwerking met de regionale partners. In deze structuurschets worden onder andere maatschappelijke trends en ontwikkelingen beschreven en ambities verkend. Op het gebied van waterrecreatie en cultuurhistorie heeft de regio veel te bieden. In de Structuurschets wordt onder andere aangegeven dat er ruimte moet worden geboden aan (markt)initiatieven. De uitbreiding van de camping is een initiatief dat past binnen de ambities van de structuurschets.

Beleidsvisie Externe Veiligheid (2013)

In de Beleidsvisie Externe Veiligheid is een beeld geschetst hoe de gemeente wil omgaan met Externe Veiligheid. De primaire doelen zijn het voldoen aan de wettelijke bepalingen, het beperken van de gevolgen van incidenten tot een algemeen aanvaard niveau, het voorkomen van nieuwe conflicterende situaties en het vastleggen van een lokaal vastgesteld ambitieniveau.

Het plangebied ligt in een zone waar rekening gehouden moet worden met vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westfrisiaweg. In paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de verantwoording van de risico's. Hieruit blijkt dat er sprake is van zodanig lage risico's dat aan de ambities van de gemeente, zoals beschreven in de beleidsvisie, wordt voldaan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn milieu aspecten (bedrijvigheid, geluid, bodem) en water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen.

In de volgende paragrafen worden alleen de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.1 Geluid

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. Voor de ontwikkeling van camping De Gouwe Stek is het onderdeel wegverkeerslawaai van belang. Geluidhinder van spoorwegen en industrie zijn niet van toepassing.

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Toetsing

Het recreatiebedrijf dat in dit bestemmingsplan wordt geregeld is geen inrichting die op grond van de Wgh gezoneerd moet worden. Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Een toetsing aan de Wgh is daarom niet noodzakelijk. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op geluidhinder als gevolg van de ontwikkeling voor de omgeving.

4.2 Bedrijven- en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen woningen in een rustig woongebied en woningen in een gemengde omgeving.

Toetsing

Het overwegend agrarische lint waaraan camping De Gouwe Stek ligt kenmerkt zich als een gemengde omgeving. De Gouwe Stek wordt aangemerkt als een kampeerterrein/vakantiecentrum. Dergelijke inrichtingen vallen in milieucategorie 3.1, waarbij een richtafstand van 30 meter tot milieugevoelige functies van derden in een gemengde omgeving geldt. Deze richtafstand is bepaald op basis van de geluidsuitstraling van het terrein naar de omgeving.

De dichtstbijzijnde milieugevoelige functies zijn bedrijfswoningen van de naastgelegen agrarische bedrijven. Deze liggen op 10 en 30 meter vanaf het plangebied. Zeker de bedrijfswoning aan De Gouw 15 ligt vlak bij de camping. Er zijn nu nog twee dierenverblijven. Door deze dierenverblijven (met konijnen, cavia's en kippen) aan de westzijde te situeren in het gedeelte van het plangebied met de agrarische bestemming, wordt een scheiding gecreëerd tussen de bedrijfswoning aan De Gouw 15 en het gedeelte van het plangebied met de recreatieve bestemming. Op die manier ontstaat tussen de bedrijfswoning (De Gouw 15) aan de westzijde (die op 10 meter vanaf het plangebied staat) en het als zodanig bestemde recreatieterrein een afstand van ruim 50 meter. Met de direct betrokkenen is hierover tot overeenstemming gekomen. Mogelijk komen in het dierenverblijf nog dwerggeitjes. Op de locatie voor boerderijdieren aan de noordzijde van de camping (langs De Gouw), komen mogelijk schapen of hertjes. Dit plan is nog niet concreet en heeft geen prioriteit in het 10-jaren plan.

De afstand van het groepskampeerterrein naar de dichtstbijzijnde bedrijfswoningen in de omgeving is minimaal 140 meter. Bij de realisatie van het schuurtje met overkapping dat op het groepskampeerterrein zal worden gebouwd, wordt rekening gehouden met de situering in verband met het mogelijke geluidseffect op de omgeving. Gezien de grote afstand van milieugevoelige functies zijn er geen problemen te verwachten.

Binnen het plangebied komt geen nieuwe milieugevoelige functie, maar wel een uitbreiding van de faciliteiten die reeds worden aangeboden. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat ter plaatse van de kampeerplaatsen en andere verblijfsrecreatieve functies een aanvaardbaar verblijfsklimaat worden gegarandeerd. De bedrijven naast het plangebied zijn (glas)tuinbouwbedrijven (categorie 2), al dan niet met eigen distributiecentra (categorie 3.1). Hiervoor geldt dus ook een richtafstand van minimaal 30 meter in een gemengd gebied. Het kampeerterrein en de groepsaccommodatie liggen op grotere afstand van de betreffende bedrijven. Zowel ter plaatse van de verblijfsrecreatie als van de milieugevoelige functies in de omgeving is dus ook sprake van een goed verblijfsklimaat.

Zoals hierboven reeds genoemd is, wordt bij de plannen voor de gedeeltelijke herinrichting van het campingterrein rekening gehouden met de omgeving door alle dierenverblijven aan de westzijde te situeren. Op die manier komen de mogelijkheden om te kamperen niet dichter bij de woning op het naastgelegen perceel.

 

Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een verantwoorde milieuzonering.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

Toetsing

De ontwikkeling vindt plaats op een locatie die al wordt gebruikt voor recreatieve functies. In 2016 is in het noordoostelijke deel van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd vanwege de bouw van een bestaande schuur tot groepsaccommodatie. In zowel boven- als ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Vanwege lichte bijmengingen met baksteen en puin is de grond ook op asbest onderzocht. Er is geen asbest aangetroffen.

Op basis van de Bodemkwaliteitskaart van de Regio West Friesland (2016) is de locatie ingedeeld in deelgebied B3/O4, 'Wonen na 1980 en industrie'. De kwaliteit van de boven- en ondergrond op onverdachte locaties is hier gemiddeld gelijk aan de klasse Landbouw en Natuur.

Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw een sloot van noord naar zuid over het perceel heeft gelopen. In een slootdemping kunnen verontreinigingen voorkomen. De Omgevingsdienst beveelt onderzoek naar de slootdemping aan, omdat bij graafwerkzaamheden voor bijvoorbeeld kabels en leidingen voor de herinrichting ter plaatse van de slootdemping men op verontreinigd dempingsmateriaal kan stuiten. Door middel van het graven van enkele proefsleuven kan hier onderzoek naar worden gedaan.

Door de ontwikkeling worden geen risico's voor de volksgezondheid verwacht. Indien bouwplannen aan de orde zijn, waarbij nieuwe verblijfsruimten voor mensen worden gecreëerd, dan is in dat kader een verkennend bodemonderzoek nodig. Dit plan voorziet niet in nieuwe verblijfsruimten.

De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is niet in het geding. Het aspect bodemkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen bestemming.

4.4 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (cRNVGS) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

Het plan voorziet niet in de komst van een nieuwe risicorelevante activiteit naar het plangebied. De camping is in de huidige situatie reeds een kwetsbaar object. Van een kwetsbaar object is sprake als er 50 of meer personen meerdere dagen achtereenvolgens aanwezig zijn op een kampeerterrein. Na de uitbreiding van de camping in kampeermogelijkheden blijft het kampeerterrein een kwetsbaar object. De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN) heeft ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan advies uitgebracht over ramp- en crisisbestrijding en zelfredzaamheid ten behoeve van de externe veiligheid in relatie tot de wijzigingen van gebruik van ruimte op de camping De Gouwe Stek (zie bijlage 1).

De VRNHN stelt dat de camping ligt in een omgeving met enkele risicobronnen ‘Externe Veiligheid’ die in beginsel een gevaar kunnen vormen voor de aanwezigen op de camping, met een ramp of crisis tot gevolg. Het betreft de N505 op een afstand van circa 140 meter tot de camping en de aanwezigheid van een ammoniakkoelinstallatie bij het bedrijf CNB (Veilingweg) in Bovenkarspel op een afstand van circa 370 meter tot de camping. Het plangebied kan betrokken raken bij een ramp of crisis. De VRHNH toetst voor de beoordeling van de ruimtelijke ontwikkeling of er een ramp of crisis kan ontstaan aan ongevalscenario's die betrekking hebben op risicobronnen. Het maatgevende scenario voor dit plan is de koude BLEVE met een LPG tankwagen rijdend over de N505 en een ammoniakwolk die vrijkomt bij CNB. Een belangrijke beoordeling bij het ontstaan van een ramp of crisis is het gebruik van het plangebied en de aanwezigheid van personen met betrekking tot het plan. Het kenmerk van het plan betreft het gebruik als camping met verschillende activiteiten. Inzicht in het verkrijgen van de mogelijke omvang van een ramp of crisis kenmerkt zich enerzijds door de kwetsbaarheid van personen die aanwezig zijn in het plan in relatie tot de scenario's. Campinggasten zijn het meest buiten en/of minder beschermd dan personen in gebouwen. Het aantal aanwezige campinggasten (tot naar schatting circa 200+) zal daardoor in zeer belangrijke mate bijdragen aan de omvang van de ramp. Naar de kwetsbaarheid van personen in een kampeermiddel is geen onderzoek gedaan. Met betrekking tot de hittestraling is het zeker dat het kampeermiddel tent geen bescherming biedt tot voorbij de afstand van 200 meter. Een kampeermiddel zoals een caravan of camper biedt meer bescherming. Verwacht kan worden dat tot 200 meter afstand de schade zo groot kan zijn, dat de beschermende werking verloren gaat en personen slachtoffer worden. De omvang van een ramp is wel sterk afhankelijk is van de periode in het jaar.

Het bestemmingsplan voorziet in een mogelijke uitbreiding in zuidelijke richting. Dit betekent meer personen en een kleinere afstand naar de N505. Door de uitbreiding wordt de eventuele omvang van een ramp vergroot. Bij het voltrekken van het scenario koude BLEVE LPG tankwagen, worden tot circa 300 meter afstand personen die onbeschermd buiten zijn brandwondenslachtoffer. Mogelijkheden voor campinggasten om zich tegen een flitsramp zoals een ‘koude BLEVE’ te beschermen zijn er niet. Bij een dergelijk scenario bevinden zich onder het aantal slachtoffers verhoudingsgewijs veel campinggasten. De VRNHN geeft aan voorbereid te zijn op het bestrijden van de gevolgen van een dergelijke ramp.

De VRNHN geeft aan dat het uitbreiden van de camping naar het zuiden de omvang van een dergelijke ramp beïnvloedt, maar daarnaast geeft de VRNHN aan dat er al langere tijd een terugloop is in het aantal transporten met LPG tankwagens, doordat LPG tankstations sluiten en/of minder LPG verkopen. De VNHRN geeft aan dat hierdoor de kans op een dergelijk ongeval is verkleind. Bovendien is de N505 een oost-west verbinding binnen West-Friesland waar de verkeersintensiteit is afgenomen na het openen van de Westfrisiaweg (N307). Dat maakt duidelijk dat de route minder aantrekkelijk is geworden voor doorgaand verkeer (bijvoorbeeld voor transport Gevaarlijke Stoffen) en daarmee de kans op een ongeval verkleind.

In het kader van het aspect externe veiligheid is tevens de risicokaart geraadpleegd. Uit deze kaart blijkt dat het wegtraject N505 geen onderdeel uitmaakt van het netwerk van wegtrajecten behorende bij de Regeling Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Hier is sprake van risicobeperking. De ontwikkeling valt niet binnen een plaatsgebonden risicocontour. Het plaatsgebonden risico is zeer klein, waardoor er geen ruimtelijke beperkingen voor het plangebied aan de orde zijn.

In figuur 4.1 zijn het vigerend bestemmingsplan, het nieuwe bestemmingsplan en het 10-jarenplan weergegeven. De VRNHN geeft aan dat indien kampeerplaatsen binnen de 200 meter zone van de N505 worden gerealiseerd het groepsrisico dient te worden beschouwd. De bestemming van de camping wordt met dit bestemmingsplan binnen de 200 meter zone niet gewijzigd. Bovendien liggen er geen plannen om binnen de 200 meter zone kampeerplaatsen te realiseren, waardoor het groepsrisico binnen deze zone niet verandert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0532.BPDeGouw11-VA01_0006.jpg" Figuur 4.1 Vigerend bestemmingsplan, nieuw bestemmingsplan, 10-jarenplan

De ammoniakkoelinstallatie vormt voor onderhavig bestemmingsplan geen beperkingen, omdat een ammoniakwolk op een afstand van circa 370 meter nagenoeg geen gevolgen heeft.

Bij de eerste uitbreiding van de camping heeft de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord advies uitgebracht voor de locatie ten aanzien van bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen. De adviezen zijn uitgevoerd op het terrein.

Geconcludeerd wordt dat door de uitbreiding van de camping sprake is van toenemende relevante risico's ten aanzien van externe veiligheid. Daar staat tegenover dat de kans op risico's als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen afneemt. De risico's zijn dermate beperkt dat vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het plan.

4.5 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

Het plangebied wordt gekruist door een bovengrondse hoogspanningsverbinding. Deze verbinding vormt een uitgangspunt voor de inrichting van het terrein. Deze begrenst het kampeerterrein en het 'blote voetenpad'. Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is voor een zone van 9 meter aan weerszijden van het hart van de verbinding een regeling opgenomen ter voorkoming van hoge bouwwerken en beplanting. Hiermee zal bij de uitvoering van het plan rekening worden gehouden.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang.

Toetsing

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 11 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). Er is dus geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarden.

Een plan dat slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Voor een recreatiebedrijf geldt dat alleen een extra verkeersaantrekkende werking in potentie leidt tot verslechtering van de luchtkwaliteit. De beperkte aanvullingen op het bestaande recreatieve aanbod hebben een beperkte verkeersaantrekkende werking. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

4.7 Spuitzone bestrijdingsmiddelen

Toetsingskader

Ruimtelijk spoor

Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt uitgegaan van een spuitzone tussen gevoelige bestemmingen en percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Er bestaan geen wettelijke bepalingen inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen percelen waarin met gewasbeschermingsmiddelen kan worden gespoten en nabijgelegen gevoelige functies. Uit jurisprudentie van de Raad van State (onder meer in de uitspraak van 23 september 2009 in zaak nr. 200900570/1/R2) blijkt dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt in algemene zin niet onredelijk wordt geacht. Hierbij wordt gemeten vanaf de bestemmingsgrens: vanaf de bestemming die het telen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk maakt tot aan de grens van de bestemming die de woning(en), in dit geval de camping, mogelijk maakt.

In bijzondere gevallen kan met een geringere afstand worden volstaan. Uit jurisprudentie (onder meer in de uitspraak van 30 maart 2016 in zaak nr. 201402301/3/R3) blijkt dat het aanhouden van een kortere afstand dan de richtafstand zorgvuldig moet worden onderzocht en goed moet worden onderbouwd. Daarbij gaat het om het aspect gezondheid/woon- en leefklimaat en om de milieuruimte voor agrarische bedrijvigheid waarmee zij hun bedrijfsactiviteiten kunnen uitoefenen. Verder is van belang dat richtafstanden alleen van toepassing zijn op nieuwe situaties.

Milieuspoor

Voor agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven geldt dat zij op grond van het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen rekening dienen te houden met voorwaarden en beperkingen. Daarbij gaat het onder meer om het volgende:

  • bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht dient een techniek te worden gebruikt met een driftreductie van minimaal 75% (ten opzicht van een vastgelegde referentietechniek);
  • een oppervlaktewaterlichaam. De minimumafstand tot een oppervlaktewaterlichaam is afhankelijk van het soort gewas en overige aspecten waaronder de mate van driftreductie.

Toetsing

Het plan betreft een uitbreiding van de camping. Een camping/kampeerplaats is in het kader van ruimtelijke ordening een gevoelige functie die bescherming tegen de drift van gewasbeschermingsmiddelen behoeft. Op de naast gelegen percelen is gezien de agrarische bestemming het gebruik was gewasbeschermingsmiddelen mogelijk. Aan de westzijde van de camping zijn een glastuinbouwbedrijf en een tuincentrum gelegen. Aan deze zijde kan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die invloed hebben op de omgeving worden uitgesloten. Dit geldt ook ter plaatse van de aan de oostzijde gelegen bedrijfsgebouwen ten behoeve van een glastuinbouwbedrijf. Ten zuiden van deze bedrijfsgebouwen is het op een deel van dit perceel (theoretisch) wel mogelijk gewasbeschermingsmiddelen toe te passen. De afstand van de camping naar dit gedeelte is groter dan 50 meter. Aan de zuidzijde van de camping grenst een agrarisch perceel waar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk is. In de huidige situatie is dit geen probleem, omdat het zuidelijke gedeelte van de camping als 'blote voetenpad' is ingericht die een buffer van meer dan 100 meter vormt. Bij een eventuele uitbreiding van het aantal kampeerplaatsen in zuidelijke richting (ter plaatse van het 'blote voetenpad') zal met de inrichting rekening moeten worden gehouden met de richtafstand van 50 meter. Gezien de oppervlakte van dit gedeelte van het recreatieterrein zijn hiermee geen problemen te verwachten. De spuitzone vormt geen belemmering bij de verdere ontwikkeling van de camping. Bovendien gaat het hier om een recreatieve bestemming waar mensen in tegenstelling tot een woonbestemming niet permanent aanwezig zijn. Een eventuele blootstelling aan schadelijke stoffen is hierdoor zeer beperkt.

4.8 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden en NNN

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), maar grenst hier wel aan. Op een afstand van 50 meter ten noorden van het plangebied is het Streekbos gelegen dat onderdeel uitmaakt van het NNN. Dit netwerk heeft als doel de bijzondere Natura 2000-natuur te beschermen, het lokale karakter te versterken en de natuurgebieden te verbinden.

Op een afstand van circa 2,3 kilometer ten noordoosten van het plangebied ligt Oosterdijk, één van de 32 landschappen van het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL). Dit zijn landschappen die zijn aangewezen vanwege bijzondere eigenschappen en waarde voor mens en dier.

De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn het 'Markermeer & IJmeer' op circa 2,2 kilometer en het 'IJsselmeer' op circa 2,6 kilometer van het plangebied.

De Natura 2000-gebieden hebben een externe werking en de NNN en BPL-gebieden hebben een ‘indirecte’ externe werking. Gezien de omvang van het plan en de afstand worden negatieve effecten niet verwacht. Deze onderbouwing geldt niet met betrekking tot het onderdeel stikstof.

Stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Voor dit bestemmingsplan is een stikstofonderzoek uitgevoerd om de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aan te tonen. De resultaten van dit onderzoek zijn te vinden in bijlage 2. Met het stikstofonderzoek zijn de gevolgen van de ontwikkelingen in zowel de aanlegfase als de gebruiksfase ten opzichte van de omliggende stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden onderzocht. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn niet aan de orde. De Omgevingsdienst NHN heeft een alternatieve berekening uitgevoerd volgens de handreiking van BIJ12 om de effecten van wegverkeer uit te sluiten. Deze berekening is opgenomen in bijlage 3. Hieruit blijkt tevens dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar.

Door wijzigingen in de wetgeving had de berekening van de aanlegfase niet hoeven plaats te vinden. Per 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking zijn getreden. Deze wet en het bijhorende besluit regelt een vrijstelling voor de vergunningsplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden.

Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).

Soortenbescherming

De plannen voor camping De Gouwe Stek hebben mogelijk invloed op de aanwezige planten- en diersoorten. Om de aanwezigheid van planten- en diersoorten die beschermd zijn via de Wet natuurbescherming te onderzoeken is een verkennend veldonderzoek gedaan, waarvan de resultaten in bijlage 4 zijn weergegeven.

Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat effecten op beschermde planten- en diersoorten wordt uitgesloten. Dit betekent dat de ruimtelijke ontwikkeling niet in strijd is met het gestelde van de soortbescherming binnen de Wet natuurbescherming.

Wel is voor alle soorten de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Tevens dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten. Indien dit niet lukt dient voorkomen te worden dat vogels tot broeden komen ter plaatse van de ruimtelijke ontwikkelingen. Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden.

Voor de nieuwbouw kan gebruik worden gemaakt van de checklist natuurinclusief bouwen (www.bouwnatuurinclusief.nl). Daarmee kan, vaak zonder extra kosten, een betere leefomgeving gecreëerd worden voor natuur bij de bouw van nieuwe bebouwing.

4.9 Water

Toetsingskader

Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de ruimtelijke procedure. Het projectgebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Dit Hoogheemraadschap heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.

Toetsing

Het plan is aan het hoogheemraadschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets. Hieruit blijkt dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. De korte procedure voor de watertoets kan worden gevolgd. In dergelijke gevallen geldt een standaard wateradvies. Het toetsresultaat is opgenomen in bijlage 5. Naar aanleiding van de melding via de watertoets is reeds aanvullende informatie uitgewisseld tussen het Hoogheemraadschap en de eigenaren van camping De Gouwe Stek.

Verharding en compenserende maatregelen

Het plan heeft geen substantiële toename van verharding tot gevolg. De verharding van het parkeerterrein wordt met grasbeton uitgevoerd. Van de nieuw aan te leggen camperplaatsen wordt circa 30 m2 per camperplaats half verhard met grasbetontegels en de rest van de camperplaats bestaat uit gras.

De verhardingsoppervlakte is de afgelopen jaren iets afgenomen door de sloop van de kassen. De betonfundamenten zijn daarbij gehandhaafd en de tussenliggende oppervlakten zijn voorzien van grasbetontegels.

De invloed op de waterhuishoudkundige situatie is dermate klein dat er geen compenserende maatregelen hoeven te worden uitgevoerd. Hemelwater kan infiltreren op het terrein of afgevoerd worden naar omliggende watergangen.

Waterkwaliteit en riolering

De afvoer van het hemelwater wordt niet gekoppeld aan de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater.

Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd.

Proces watertoets

Dit bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg ter controle aan het hoogheemraadschap voorgelegd. Bij de uitvoering van het plan wordt rekening gehouden met de uitgangspunten uit het wateradvies. Indien er sprake is van een verhardingstoename van meer dan 800 m2, dient er te worden gecompenseerd.

4.10 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Toetsing

Ten behoeve van het 10-jarenplan voor camping De Gouwe Stek heeft een archeologische quickscan plaatsgevonden, waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 6. Uit deze quickscan blijkt dat voor het plangebied een middelhoge verwachting geldt voor vindplaatsen uit de Bronstijd en een lage archeologische verwachting voor de overige perioden. De bodemingrepen zijn overwegend oppervlakkig van aard. Veel bodemingrepen overschrijden niet de dieptegrens van 40 centimeter. Nader archeologisch onderzoek is in het kader van de Archeologische Monumentenzorg niet noodzakelijk.

Archeologie West-Friesland adviseert de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie, waardoor dit aspect geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.

4.11 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Toetsing

Het projectgebied ligt in het oude Zeekleigebied. De aanwezigheid van lineaire nederzettingen is zeer kenmerkend voor de bewoningsgeschiedenis van West-Friesland. Vanuit de linten is het landschap in cultuur gebracht. Tot het einde van de 20ste eeuw lag het plangebied in een polder waarin weinig bebouwing aanwezig was en kleinschalig en grillig was. Het landschap had al wel een duidelijke noord-zuid gerichte structuur.

Pas in de jaren '80 is het gebied stedelijk ontwikkeld. Destijds zijn de wegen rondom het plangebied aangelegd en zijn de recreatiegebieden en het sportpark gerealiseerd. Het gebied tussen de Veilingweg en de Pauwsluissloot was één grote akkerbouwkavel. Het plangebied was nog onbebouwd. Eind jaren '80 en in de jaren '90 is de agrarische bedrijfsbebouwing binnen het plangebied gerealiseerd.

Het nu aanwezige landschap is het gevolg van grootschalige planmatige landbouwontwikkeling eind 20ste eeuw. Van oorspronkelijke historische structuren is geen sprake.

De bebouwingskarakteristiek in de omgeving sluit aan bij de grootschaligheid van de bedrijven. Het gaat vooral om bedrijfsloodsen en glastuinbouwcomplexen. De bedrijfsbebouwing binnen het plangebied is relatief kleinschalig. Vanaf De Gouw behoudt het terrein een agrarische uitstraling, hetgeen past bij de bebouwingskarakteristiek van de omgeving.

Het plangebied ligt in een relatief klein stuk open agrarisch productiegebied binnen een structuur van bebossing en de kom van Bovenkarspel. Het recreatieterrein is, zoals ook beschreven in paragraaf 2.2.2, op een verantwoorde wijze ingepast in de landschappelijke structuur van de omgeving. Dit verandert in de toekomst niet.

Het plangebied ligt niet in een gebied met specifieke cultuurhistorische waarden. In het bestemmingsplan Landelijk gebied 2010 is een aantal cultuurhistorisch waardevolle objecten beschermd. Het gaat om monumenten (objecten en terreinen, waaronder de Westfriese Omringdijk) en enkele watergangen. Het plangebied ligt niet in of nabij een cultuurhistorische waarde en binnen en rondom het plangebied zijn geen specifieke kernkwaliteiten aanwezig. De ontwikkeling is perceelsgebonden en doet geen afbreuk aan de kenmerken en structuren van de omgeving.

Het is niet noodzakelijk om nadere eisen te stellen ten aanzien van cultuurhistorische waarden.

4.12 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

toetsing

In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing planm.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), projectm.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie (D10) de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 250.000 bezoekers per jaar of meer, een oppervlakte van 25 hectare of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

Met dit plan wordt een intensivering van het ruimtegebruik beoogd waarbij de ruimtelijke ontwikkeling ruimschoots onder de drempelwaarden ligt. Hierdoor is er sprake van een vormvrije m.e.r. beoordeling.

In dit hoofdstuk is ten aanzien van de diverse milieuaspecten het plan voor de camping getoetst. Er zijn geen negatieve milieugevolgen aan de orde. Gelet op de aard en de omvang van het project en de kenmerken van de potentiële effecten kan op voorhand worden geconcludeerd dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen aan de orde zijn die het opstellen van een milieueffectrapportage rechtvaardigen.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Het juridische systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.


Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de bestemmingen vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Hierbij wordt aangesloten op de regeling in het vigerende bestemmingsplan Bovenkarspel - De Gouw 11 (De gouwe Stek) dat is vastgesteld op 29 september 2016.

5.2 Regels (hoofdopzet)

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.


Inleidende regels

In hoofdstuk 1 Inleidende regels zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In de Begrippen zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In de Wijze van meten is vastgelegd op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.


Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving; en
  • b. bouwregels.


Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. een afwijkingsmogelijkheid; en/of
  • d. gebruiksregels.


Ad a. Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.


Ad b. Bouwregels

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.


Ad c. Afwijkingsmogelijkheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bepaalde regels. In beginsel betreft het afwijkingen van geringe aard, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.


Ad d. Gebruiksregels

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.


Algemene regels

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat regels die in hun algemeenheid voor het hele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende gebruiksregels en de algemene afwijkingsregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen voor enige flexibiliteit van het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht, zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen. Ook de anti-dubbeltelregeling is bij de algemene regels opgenomen. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

In de overige regels zijn bepalingen opgenomen om te waarborgen dat op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan zijn opgenomen.

Agrarisch

Ten behoeve van een afscheiding tussen de camping en de naastgelegen percelen, heeft een gedeelte van de westzijde de bestemming 'Agrarisch'. Hier is het onder andere mogelijk een dierenverblijf te bouwen ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - dierenverblijf'.

Recreatie

Het recreatiebedrijf is geregeld in de bestemming 'Recreatie'. Binnen deze bestemming wordt voorzien in dagrecreatie, een groepsaccommodatie (binnen bouwvlak), een kampeerterrein, camperplaatsen, trekkershutten en een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Ten behoeve van het recreatiebedrijf zijn ondersteunende functies, zoals horeca, sanitaire voorzieningen en educatieve functies mogelijk.

In het bouwvlak bestaan ruime bouwmogelijkheden. Dit bouwvlak is afgestemd op de bestaande gebouwen, dus hier is geen sprake van een significante toename. Daarnaast mag op het kampeerterrein worden gebouwd ten behoeve van ondersteunende functies (sanitair en onderhoud), trekkershutten en een schuur ten behoeve van de groepsaccommodatie.

Leiding - Hoogspanningsverbinding

Het artikel 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' heeft betrekking op de reeds aanwezige leiding in het plangebied, inclusief de beschermingszone, zoals een hoogspanningsverbinding, gelegen boven maaiveld. In dit artikel is ter bescherming van de aanwezige leiding een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Waarde - Archeologie 4 en Waarde - Archeologie 5

De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' betreffen een dubbelbestemming. Dit betekent dat de op de verbeelding voor 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd zijn voor archeologische waarde. De grenzen zijn gebaseerd op de Beleidskaart Archeologie.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief, waarin de gemeente geen directe financiële rol of belangen heeft. De initiatiefnemer heeft de ontwikkeling van het project in de begroting meegenomen. Er is sprake van een 10-jarenplan, dat fasegewijs wordt uitgevoerd. Dit betekent dat de investeringen ook worden gespreid. Daarmee is de financiële haalbaarheid voldoende gewaarborgd.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, woningbouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De gemeente heeft beoordeeld dat er geen sprake is van een kostenverhaal, anders dan plankosten. Deze worden via leges verrekend. Aangezien de gemeentelijke kosten hiermee gedekt zijn, is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

De kosten voor het maken van een nieuw bestemmingsplan zijn vastgelegd in de gemeentelijke legestabel. De initiatiefnemer is van tevoren op de hoogte gesteld van deze kosten.

Planschade

Door de gemeente kan aan het principeverzoek medewerking worden verleend door een bestemmingsplanwijziging en wanneer deze in werking is getreden door het afgeven van een omgevingsvergunning. Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat een planschadeovereenkomst conform artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening wordt ondertekend.

Op grond van artikel 6.1, lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening kan bij de gemeente namelijk een verzoek om een tegemoetkoming in schade worden gedaan. Met deze overeenkomst wordt de planschade op de aanvrager afgewenteld.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Principeverzoek

De eigenaren van camping De Gouwe Stek hebben bij de gemeente Stede Broec een principeverzoek ingediend voor het wijzigen en uitbreiden van camping De Gouwe Stek in Bovenkarspel. Dit principeverzoek is aangevuld met een 10-jarenplan voor de camping.

Het principeverzoek en het 10-jarenplan zijn getoetst aan de ruimtelijke beleidskaders en er is gekeken naar de mogelijkheden binnen het van toepassing zijnde beleid. Het principeverzoek is 25 juni 2020 voorgelegd aan de gemeenteraad. In de brief van 7 juli 2020 heeft de gemeente aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het voornemen, waarbij de volgende voorwaarden zijn meegegeven:

  • Bij het ontwerpbestemmingsplan wordt uitgegaan van de uitgangspunten in het 10-jarenplan van Camping de Gouwe Stek én de voorwaarden uit het raadsbesluit dat op 25 juni jl. genomen is. Dit raadsbesluit bestaat uit medewerking in het vooruitzicht te stellen aan het initiatief om camping De Gouwe Stek te wijzigen en uit te breiden én een bestemmingsplanprocedure hiervoor op te laten starten.
  • Belangrijk aandachtspunt is het mogelijk maken van voldoende parkeerplekken volgens de CROW norm. Op basis van de plannen uit het 10-jarenplan dienen er 132 parkeerplekken gerealiseerd te worden.
  • Ander belangrijk aandachtspunt is het woon- en leefklimaat van de buren. De buren aan de westkant hebben expliciet aangegeven dat er niets anders gerealiseerd wordt dan de dierenverblijven op het nu agrarisch bestemde deel (het groepsterrein op de beoogde plek is wel akkoord). Zij willen absoluut geen recreatief gebruik naast hun perceel en woning. Hiermee dient in het ontwerpbestemmingsplan rekening mee gehouden te worden. De buren aan de oostkant hebben aangegeven in te kunnen stemmen met de nieuwe plattegrond.
  • Er wordt (in overleg met TenneT) in het ontwerpbestemmingsplan rekening gehouden met de hoogspanningsverbinding, die over het terrein heen loopt.

Overleg

Regionale Adviescommissie (RAC) verblijfsrecreatie Holland boven Amsterdam

Op 7 april 2020 heeft de Regionale Adviescommissie een positief advies uitgebracht op het 10-jaren plan voor camping De Gouwe Stek. Het verslag (met de relevante onderwerpen) van de bijeenkomst is opgenomen in bijlage 7. Het uitbreidingsplan wordt goed ontvangen en er wordt aangegeven dat de camping en de groepsaccommodatie 'populair' zijn en dat er behoefte is aan dergelijk aanbod. Er wordt akkoord gegeven op het uitbreidingsplan.

Overleg met omwonenden

Zowel de eigenaren van de bedrijven Karel Bolbloemen en Ranzijn tuin & dier stemmen in met de uitbreidingsplannen voor camping De Gouwe Stek. Zie bijlage 8. Naar aanleiding van eerdere overleggen hebben de buren aan de westzijde van de camping aangegeven dat zij het niet wenselijk vinden als het kampeerterrein dichter bij hun huis komt dan nu het geval is. Door de faciliteiten voor de dieren aan de westzijde van de camping te situeren, ontstaat er een fysieke scheiding tussen het kampeerterrein en de buren. Met dit ontwerp hebben stemmen zij ingestemd.

Omgevingsdienst Noord Holland Noord

Op 10 juli 2020 is aan de Omgevingsdienst om advies gevraagd over de milieuaspecten ten behoeve van de herinrichtings- en uitbreidingsplannen van camping De Gouwe Stek. In bijlage 9 is dit advies opgenomen. De diverse milieuaspecten zijn in hoofdstuk 4 meegenomen.

Op 12 januari 2021 is de Omgevingsdienst om advies gevraagd voor de milieuaspecten, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Bovenkarspel - Camping Gouwe Stek (status: concept). Op 4 februari 2021 een advies uitgebracht. Dit advies is opgenomen in bijlage 10 en de opmerkingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

Op 22 juli 2021 is aan de Omgevingsdienst om advies gevraagd over de milieu aspecten,

zoals opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan Bovenkarspel-Camping De Gouwe

Stek. Dit advies is opgenomen in bijlage 11 en de opmerkingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Naar aanleiding van de watertoets die is uitgevoerd, heeft er afstemming plaatsgevonden over de eventuele toename van de verharding en de infiltratie van hemelwater. In hoofdstuk 4 is hierop ingegaan bij het aspect water.

Archeologie West-Friesland

Tijdens de periode van terinzagelegging heeft Archeologie West-Friesland geconstateerd dat de dubbelbestemming 'Archeologie' niet was opgenomen in het bestemmingsplan. Dit kwam voort uit het advies de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie. Het advies van de Archeologie West-Friesland om de vrijstellingsgrenzen van 1.000 m2 en 2.500 m2 uit de beleidskaart archeologie over te nemen in plaats van de huidige dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is vervolgens overgenomen. Dit heeft geleid tot een ambsthalve wijziging van het bestemmingsplan met betrekking tot het aspect archeologie. In het bestemmingsplan zijn in de regels en op de verbeelding de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen.

Vooroverleg

Er heeft geen vooroverleg plaatsgevonden in het kader van artikel 3.1.1 Wro, vanwege het feit dat de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bestaande locatiegrenzen en er vooroverleg met de provincie en regionale afstemming heeft plaatsgevonden.

Zienswijzen

Op grond van artikel 3.8, lid 1 Wro, heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 24 juli 2021 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen in te dienen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Vaststelling

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 3 maart 2022 gewijzigd vastgesteld. Tegen het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.