direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Medisch Centrum Hellevoetsluis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Herman Heijermansstraat 1 in Hellevoetsluis staat een voormalig post- en bestelkantoor. Het pand is al enige tijd niet meer als zodanig in gebruik en komt in aanmerking voor herontwikkeling. De gronden zijn aangekocht door een projectontwikkelaar met het voornemen om een gezondheidscentrum te realiseren. De huisarts van de 21ste eeuw werkt immers niet meer individueel, maar werkt steeds meer samen met onder andere ziekenhuizen, fysiotherapeuten, apothekers en eerstelijns zorg aanbieders zoals logopedisten, psychologen, diëtisten, enz. Een multifunctioneel gebouw voor de diverse zorgaanbieders is noodzakelijk. In Hellevoetsluis is vooralsnog geen gebouw beschikbaar dat volstaat voor deze samenvoeging van zorgaanbieders. De locatie Herman Heijermansstraat 1 biedt voldoende ruimte om een dergelijk gezondheidscentrum te kunnen realiseren. Om de voorgenomen ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied en omgeving

Het adres Herman Heijermansstraat 1 bevindt zich in de wijk Hellevoet. De wijk en het plangebied worden in het noorden begrensd door de Amnesty Internationallaan. Aan deze laan bevinden zich diverse functies, zoals wonen, bedrijvigheid en maatschappelijke functies. Vanaf de Amnesty Internationallaan wordt de wijk op verschillende plekken ontsloten, één van de ontsluitingswegen is de Herman Heijermansstraat, deze straat begrenst de west- en zuidzijde van het plangebied. De oostzijde wordt begrensd door Tollenshof met daaraan gelegen woningen.

Op het perceel staat het voormalig post- en bestelkantoor. Dit gebouw heeft een vloeroppervlakte van 1.263 m² en een bouwhoogte van circa 5 meter. Verder is er op het perceel parkeergelegenheid en groen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied (bron: Google Maps)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor de gronden ter plaatse van de ontwikkeling vigeert het bestemmingsplan 'Hellevoet' (vastgesteld op 26 mei 2011). De gronden van het plangebied zijn bestemd voor 'Groen', 'Verkeer' en 'Gemengd'. De bestemming gemengd maakt een aantal functies mogelijk: Horeca, zakelijke en/of overige dienstverlening; detailhandel (op het zuidelijk deel van het bouwvlak), wonen en de bij de functies behorende voorzieningen zoals groen, water, verharding, parkeervoorzieningen. Tevens geldt er voor deze gronden de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 2”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsneden van het Vigerende bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Het initiatief is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Op basis van de bestemmingsregels van de bestemming Gemengd is een medisch centrum niet toegestaan. Tevens komt de ligging van het bouwvlak niet overeen met de beoogde locatie van het medisch centrum. Om de voorgenomen ontwikkeling juridisch planologisch mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven en wordt vervolgens ingegaan op de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 3 is de gewenste ontwikkeling getoetst aan het relevante Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Vervolgens is in hoofdstuk 4 de toetsing van de gewenste ontwikkeling aan de relevante omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid nader toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beoogde ontwikkeling

De zorgvraag wordt steeds groter en huisartsen krijgen tegelijk meer taken toebedeeld. De huisarts werkt steeds meer samen met andere zorgaanbieders. Deze ontwikkeling vraagt meer ruimte. Een multifunctioneel gebouw voor de diverse zorgaanbieders is daarom noodzakelijk.

De bereikbaarheid van een zorgfunctie is van groot belang, voor alle groepen in de maatschappij moet het gebouw bereikbaar en toegankelijk zijn. Patiënten en cliënten moeten de zorgaanbieder kunnen bereiken op een voor hen passende vervoerswijze.

De locatie aan de Herman Heijermansstraat leent zich voor de ontwikkeling van een medisch centrum, het ligt op de hoek van de Amnesty Internationallaan en de Herman Heijermansstraat. De AI-Laan is de centrale as van Hellevoetsluis, waardoor de bereikbaarheid met zowel het openbaar vervoer als met de auto en langzaam vervoer optimaal is. Aan de Amnesty Internationallaan in Hellevoetsluis zijn meerdere maatschappelijke functies gevestigd zoals, een kinderdagverblijf en het toekomstige Integraal Kind centrum(IKC). Het medisch centrum past tussen deze functies.

Van Boven architecten heeft voor deze locatie een ontwerpstudie uitgevoerd. De nieuwe bebouwing wordt iets meer in noordelijke richting gesitueerd dan de huidige bebouwing. Daarbij is rekening gehouden met de behoudenswaardige bomen langs de Amnesty Internationallaan. Het nieuwe gebouw krijgt een bruto vloeroppervlakte van 2.484 m², verdeeld over twee bouwlagen (1269 m² grondoppervlak). Op de hoek van de Herman Heijermansstraat en de Amnesty Internationallaan komt een hoogteaccent van 10 meter die de technische voorzieningen op het dak verbergen. Op het terrein komen ca. 75 parkeerplaatsen. Twee parkeerplaatsen hiervan zijn gereserveerd voor de Spoedeisende Hulp. Tevens wordt in de noordwesthoek op de parkeerplaats een fietsenstalling en berging voor containers gerealiseerd. Tussen de parkeervakken komen bomen en het terrein wordt omzoomt met een hekwerk van minstens 0,8m hoog en hierachter een haag om het zicht op de geparkeerde auto's weg te nemen, maar niet dusdanig hoog dat de sociale veiligheid afneemt. Bezien wordt in de groene haag tussen het plangebied en de Tollenshof een doorsteek te maken voor voetgangers vanaf de Tollenshof. Dit betekent dat er één parkeerplaats zal moeten worden opgeofferd. Ter plaatsen van het perceel van Tollenshof 1 wordt een erfafscheiding gerealiseerd om de privacy van bewoners te waarborgen. Het parkeerterrein krijgt een in- en uitrit aan de westzijde op de Herman Heijermansstraat.

Op onderstaande figuur 2.1 is de inrichting van het terrein weergegeven, op figuur 2.2 is een impressie gegeven van de uitstraling van het gebouw, in bijlage 1 en 2 zijn de figuren opgenomen in hogere kwaliteit. In paragraaf 2.2 zal een bezonning/ massastudie worden opgenomen om inzichtelijk te maken hoe het bouwblok past binnen de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 voorgenomen ontwikkeling (bron: Van Boven Architecten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Impressie van het bouwblok (bron: Van Boven Architecten).

2.2 Bezonningsstudie

Doordat de massa van het gebouw afwijkt van de directe omgeving is een bezonningsstudie gemaakt. De bezonningsstudie vergelijkt de bestaande situatie met de toekomstige situatie. De bezonningsstudie is terug te vinden in bijlage 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01_0005.png"

Figuur 2.3 Uitsnede bezonningsstudie bestaande en nieuwe bebouwing om 14.00 uur op 22 september

Uit de bezonningsstudie blijkt dat rond maart en rond september er na 14.00 uur sprake is van meer schaduw in de achtertuin van Tollenshof 1. Rond juni is er echter meer zonlicht in de achtertuin van Tollenshof 1 door de kap van een aantal bomen.

Daarnaast blijkt dat er rond december na 14.00 uur meer bezonning is in de voortuinen van de Tollenshof 16, 18 en 20.

De bezonning neemt nergens in zulke mate af dat er sprake is van negatieve effecten. De invloed van het beoogde plan op de bezonning, staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Relevante beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de Rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.

Toetsing

Het SVIR en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de ontwikkeling van het medische centrum. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid) (2017)

Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet daarnaast worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kunnen worden.


De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Hoewel het in dit geval grotendeels om een verplaatsing en concentratie van bestaande zorgfuncties gaat is gelet op de functiewijziging en grotere bouwmassa toch de behoefte beschreven.

Beschrijving behoefte

De zorgvraag wordt onder meer door de vergrijzing steeds groter en huisartsen krijgen tegelijk meer taken toebedeeld. De huisarts werkt bovendien steeds meer samen met o.a. ziekenhuis, fysio, apotheek en eerstelijns zorg aanbieders zoals logo, podo, psycholoog, diëtist,  enz. Deze ontwikkeling vraagt meer ruimte. Een multifunctioneel gebouw voor de diverse zorgaanbieders is noodzakelijk.

Diverse aanbieders verhuizen naar dit nieuwe gebouw om de samenwerking en daarmee de dienstverlening te verbeteren.

Onderbouwing

De bouw van een medisch centrum voorziet in een behoefte. Een centrale locatie met eerste en tweedelijns gezondheidszorg onder één dak is noodzakelijk voor een efficiënte samenwerking en zorgverlening. Deze nieuwe manier van werken bestaat in Hellevoetsluis nog niet.

Het betreft in dit geval in hoofdzaak een verplaatsing en concentratie van diverse medische functies in de eerstelijns en tweedelijns zorg.

Samenwerking binnen de eerstelijns gezondheidszorg en samenwerking met de tweedelijns gezondheidszorg moet tegenwoordig anders en deze manier van samenwerken bestaat in Hellevoetsluis nog niet. Voor de locatie is gekozen omdat deze centraal gelegen is tussen de huidige locaties van de huisartspraktijken en zij daarmee hun eigen patiëntenbestand kunnen blijven bedienen. Gezocht is daarnaast naar een plek die in de nabijheid ligt van woonvoorzieningen voor ouderen. Tot slot was een eis dat de locatie eenvoudig bereikbaar moet zijn met eigen vervoer en openbaar vervoer.

De behoefte aan meer zorg en meer samenwerking blijkt uit trends en ontwikkelingen in de samenleving (Rabobank, cijfers en trends, december 2017).

Aanbod van zorg vanuit de huisarts verandert

De Rabobank verwacht dat huisartsen die zich specialiseren in een vakgebied, op grotere schaal werken en de samenwerking aangaan met andere dienstverleners om de gezondheidsresultaten te verhogen, beter zullen presteren: grotere praktijken met meer artsen en meer specialismen in steeds grotere werkgebieden.

De doelstellingen veranderen van genezing naar:

  • preventie
  • ondersteunen van zelfmanagement
  • omgaan met chronische ziekten

Hierdoor verandert het aanbod van zorg vanuit de huisarts.

Personeel ondersteunt de huisarts door taakdelegatie, waarbij activiteiten op basis van protocollen worden overgenomen. Daarnaast werken huisartsen steeds meer samen met andere (zorg)verleners, zoals de wijkverpleegkundige, Wmo-consulent en opticien.

De huisarts gaat zich op de lange termijn specialiseren in bijvoorbeeld chronisch zieken, zodat zijn dienstverlening beter aansluit op de vraag van de patiënt.

Economie

De solo- en duopraktijken nemen in aantal af. Er wordt een toename verwacht van groepspraktijken met samenwerking van branches zoals apotheken, fysiotherapeuten en medisch specialisten. Ook wordt de samenwerking met de thuiszorg geïntensiveerd doordat ouderen langer thuis wonen.

Op middellange termijn veranderen de werkzaamheden van de huisarts vanwege:

  • een andere wijze van bekostiging (van aantal inschrijvingen naar gezondheidsresultaat);
  • de grotere schaal door zorgaanbod op wijk- en regioniveau;
  • de invloed van eHealth.

De vraag naar huisartsenzorg neemt toe door vergrijzing, meer chronisch zieken en hogere eisen van burgers. Een aantal taken uit de tweede lijn van de zorg wordt verplaatst naar de eerste lijn, waardoor de vraag naar huisartsen verder toeneemt.

Het aanbod zal sterk wijzigen vanwege de vergrijzing van werkenden en wordt beperkt door een vast aantal opleidingsplaatsen (750 in Nederland). In de huisartsenbranche is regionaal een tekort. Huisartsen werken het liefst rondom opleidingsplaatsen en in de Randstad.

De vraag naar zorg van de huisarts zal de komende jaren stijgen, terwijl het aanbod afneemt. Dit houdt in dat de werkdruk zal toenemen en huisartsen gebruik moeten maken van innovatie en grotere organisatievormen om alle patiënten te kunnen helpen.

Duurzaamheid

Het opzetten van grotere, nieuwe praktijken vraagt om nieuw vastgoed. Het flexibel, alternatief aanwendbaar en energiebewust bouwen krijgt in deze branche bovengemiddelde aandacht.

De Rabobank verwacht dat huisartsen die aandacht besteden aan personeelsbeleid en een praktijk opzetten met flexibel inzetbare behandelkamers beter presteren.

Innovatie

Product-, proces- en sociale innovaties zorgen voor een grote verandering van de functie van huisarts. De huisarts wordt specialist chronisch zieken. Innovaties zorgen voor efficiëntere en effectievere bediening van patiënten, waardoor huisartsen op termijn meer patiënten kunnen bedienen.

  • Productinnovaties en eHealth zorgen voor meer inzicht bij patiënten in hun eigen gezondheid, waardoor minder contact met de huisarts nodig is.
  • Procesinnovaties voorzien in meer taakdelegatie naar wijkverpleegkundigen en praktijkondersteuners, waardoor deze de reguliere kwartaalconsulten voor chronisch zieken uitvoeren.
  • Sociale innovatie levert andere samenwerkingsverbanden op, zoals versterking van mantelzorg of beweegprogramma's met fitnesspraktijken.

Maatschappij

Nederland vergrijst de komende jaren sterk. Er is sprake van dubbele vergrijzing, wat betekent dat het aandeel ouderen stijgt en ouderen steeds ouder worden. Tevens hebben ouderen vaker meer aandoeningen, waardoor men meer beroep doet op de huisarts.

Er is een tendens vanuit de overheid om meer (zware) zorg thuis en in de buurt (decentralisatie) te organiseren. De gevolgen hiervan zijn een toename van activiteiten van thuiszorg en extramuralisering van huisarts en ziekenhuis.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Structuurvisie en Verordening ruimte 2014 (geconsolideerde versie februari 2019)

Uitgangspunt van de provinciale strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen BSD.

In samenhang met de Visie Ruimte en Mobiliteit is de Verordening ruimte 2014 (geconsolideerde versie februari 2019) opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de beoogde ontwikkeling zijn de artikelen 2.1.1 en 2.2.1 relevant.

Artikel 2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Lid 1 stedelijke ontwikkeling

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  • b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

Lid 2 Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau
Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.

Toetsing

a: Zie paragraaf 3.1.2.

b: De ontwikkeling ligt binnen bestaand stedelijk gebied.

In 2018 is de Provincie Zuid-Holland afgestapt van een eigen provinciale ladder voor duurzame verstedelijking. Er wordt in de Verordening ruimte verwezen naar de ladder uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit

Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen); als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits
  • b. de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Toetsing

De relevante kwaliteitskaart is de laag van de stedelijke occupatie. Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied.

De relevante richtpunten voor woningbouw in de dorpen zijn.

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp.
  • Hoogteaccenten (waaronder hoogbouw) vallen zoveel mogelijk samen met centra (zwaartepunten) en interactiemilieus in de stedelijke structuur.
  • Daar waar hoogbouw niet samenvalt met “zwaartepunten” in de stedelijke structuur geeft een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op de (wijde) omgeving.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand (zie stads- en dorpsranden).
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.

In dit geval wordt geconcludeerd dat met het herontwikkelen van een in onbruik geraakte functie in het centrum van Hellevoetsluis sprake is van 'inpassen'. Doordat de massa van het gebouw afwijkt van de directe omgeving is er in paragraaf 2.2 een massastudie en een bezonningsstudie uitgevoerd.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Hellevoetsluis 2015+ (2011)

De locatie is niet specifiek benoemd in de structuurvisie Hellevoetsluis 2015+, de Amnesty Internationallaan met de omliggende bebouwing wordt wel beschreven.

De ontwikkeling van het gebied aan de Amnesty Internationallaan en Rijksstraatweg (zuid) speelt een sleutelrol in het versterken van de relatie tussen de Rijksstraatweg/Evertsenplein met winkelvoorzieningen enerzijds en centrumgebied Struytse Hoeck anderzijds. Dit gebied moet goed toegankelijk worden en een prettige maar ook meer stedelijke uitstraling krijgen, zodat mensen via een aantrekkelijke en duidelijke route van De Vesting bij winkelcentrum Struytse Hoeck kunnen komen of andersom. Bij de vitalisering van het gebied ligt de nadruk op economie, leefbaarheid en verbetering van de doorstroming.

Door de verbinding een centrum stedelijke functie te geven, kan een aantrekkelijke mix van woningen, voorzieningen, kantoren en kleinschalige bedrijven (met geringe overlast voor de omgeving) worden ontwikkeld, waarbij hoogbouw het stedelijke karakter versterkt. De nadruk ligt hierbij echter op het wonen en werken.

Toetsing

Een medisch centrum is bij uitstek een functie die past op een centrale plek in dit stedelijk gebied, nabij het centrum en de woonwijken. Waarbij zorgvoorzieningen dichterbij patiënten worden gerealiseerd en op een locatie met een groot bedieningsgebied. Het medisch centrum op deze locatie heeft een groot bedieningsgebied doordat het ook de bewoners van nieuwe woningen zoals bijvoorbeeld Sportlaan bedient.

3.3.2 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Op 18 februari 2010 is de Welstandsnota vervangen door de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. De gebiedsindeling is ten opzichte van de Welstandsnota uit 2005 gewijzigd. De bouwperiode blijft een belangrijke factor maar vooral de ruimtelijke en functionele opzet van gebieden zijn leidend geworden. Daarnaast zijn nieuwe objectgerichte criteria opgesteld voor specifieke gebouwen en bouwwerken zoals boerderijen en basisscholen.

Toetsing

In het plangebied geldt een regulier welstandsregiem. De gebieden met een regulier welstandsregime zijn de buurten en wijken waar de bestaande ruimtelijke structuur en de architectonische uitstraling van de bebouwing aanpassingen en wijzigingen in redelijke mate kan verdragen. Er worden geen bijzondere eisen gesteld aan de ruimtelijke kwaliteit en er wordt dan ook geen expliciet beleid gevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01_0006.png"Figuur 3.1 Welstandsregiems

3.3.3 Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu

Het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid is vastgelegd in de Beleidsvisie Duurzaamheid en Milieu die op 13 maart 2014 is vastgesteld en de Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040 die 8 februari 2018 is vastgesteld.

In het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid is vastgesteld dat bij planvorming de GPR stedenbouw en gebouw wordt toegepast. GPR staat voor Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen. De GPR stedenbouw en GPR gebouw geven inzicht in de duurzaamheidprestatie van een stedenbouwkundig plan of een gebouw. De GPR stedenbouw wordt alleen toegepast bij projecten van meer dan 50 woningen. Bij de GPR gebouw wordt gekeken naar de thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde. Het streven is naar een gemiddelde waarde van 8,0 op alle thema's en een waarde van 8 – 10 voor het thema energie. De initiatiefnemer kan gebruik maken van de gemeentelijke licentie voor de GPR gebouw.

Tevens is hierin opgenomen dat bij een ruimtelijke ontwikkeling in de openbare ruimte moet worden gestreefd naar 30% groen, water of spelen. In de beoogde situatie is er minder groen dan in de huidige situatie, echter wordt er wel een groene afscheiding gerealiseerd met de omgeving. Daarnaast zullen de mogelijkheden worden bezien om halfverharding toe te passen bij de parkeerplaatsen (groene uitstraling), mogelijk in combinatie met gevelgroen of een groen dak.

In het regionaal beleidskader voor duurzaamheid (Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040) is vastgesteld dat nieuwe ontwikkelingen vanaf 2018 gasloos moeten worden gebouwd. Vanaf 1 januari 2021 is de norm voor Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG-eis) verplicht voor nieuwbouw.

3.3.4 Beleidsvisie "Drie Decentralisaties 2014-2017"

Op 6 februari 2014 heeft de gemeenteraad het beleidsplan “Drie Decentralisaties 2014-2017” vastgesteld. Het doel van dit beleidsplan is het scheppen van de inhoudelijke kaders bij de vormgeving van de drie decentralisatieopgaven uit 2015 (Wmo, Jeugdwet en Participatiewet) en de basis voor zowel de transitie als de transformatie van het gehele sociale domein.

Toetsing
Een van de centrale uitgangspunten van de transitie/transformatie van het sociale domein in Hellevoetsluis, zoals beschreven in het beleidsplan drie decentralisaties, behelst het punt dat mensen met een ondersteuningsvraag hun ondersteuning zo dicht mogelijk bij huis ontvangen.

De Dichters- en schrijversbuurt waarin het medisch centrum beoogd is bestaat voor 31 % uit bewoners van 65 jaar of ouder (bron: CBS Kerncijfers wijken en buurten). In Nederland ligt dit percentage in de gemiddelde buurt op 19%. Op basis hiervan is er sprake van een wijk met veel ouderen. Het initiatief voor het Medisch Centrum aan de Herman Heijermansstraat, waarbij ondersteuning in en voor mensen uit de betreffende wijk wordt geboden, past binnen deze gemeentelijke visie.

3.3.5 Groenstructuurplan

Op 10 december 2009 is het Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020 vastgesteld. Het Groenstructuurplan heeft als doel om het bestaande (stedelijke) groen te behouden, de ecologische kwaliteit ervan te verbeteren en de samenhangende structuur ervan op termijn verder te ontwikkelen. Om dat de bereiken heeft het de volgende status:

  • Beleidskader voor al het gemeentelijk beleid;
  • Toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • Uitvoeringskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte voor de aspecten groen en water.

In het Groenstructuurplan worden elf belangrijke groenstructuren behandeld. Dit zijn bijvoorbeeld bermen, dijken, watergangen en stedelijk groen. Per groenstructuur worden kernkwaliteiten van de huidige situatie, relevante ontwikkelingen, toekomstig beheer en inrichting en het streefbeeld voor 2020 weergegeven. Daarnaast zijn een aantal randvoorwaarden en eisen vastgesteld waaraan ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven getoetst zullen worden. Voorbeelden van randvoorwaarden zijn de inrichting van 30% groen, water en spelen, een goede landschappelijke inpassing van het plan, behouden van bestaande waardevolle groenelementen en natuur inclusief bouwen (waaronder nestgelegenheid voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen).

Het groen in het plangebied wordt niet aangemerkt als onderdeel van de groenstructuur van Hellevoetsluis. Met het ontwerp is rekening gehouden met de behoudenswaardige bomen aan de westzijde van het plangebied.

3.4 Conclusie

Het realiseren van een medisch centrum in Hellevoetsluis past binnen de relevante beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Onderzoek en randvoorwaarden

4.1 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

De locatie van het voormalige postkantoor aan de Herman Heijermansstraat 1 wordt ontwikkeld. Het betreft de realisatie van een Medisch Centrum waar 30 behandelkamers en een apotheek in worden gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling heeft gevolgen voor diverse verkeersaspecten. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid, verkeersgeneratie, afwikkeling van het verkeer en de parkeerbehoefte voor de nieuwe ontwikkeling. De kencijfers uit de 'Nota Parkeernormen Hellevoetsluis 2011' zijn toegepast om de parkeervraag te bepalen. De verkeersgeneratie is berekend met de kencijfers van CROW (publicatie 317, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie').

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via de Herman Heijermansstraat. Dit is een erftoegangsweg waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Op circa 100 m in het noorden sluit de Herman Heijermansstraat met een rotonde aan op de Amnesty Internationallaan. Dit is een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/uur. De Amnesty Internationallaan is een belangrijke centraal gelegen ontsluitingsweg door Hellevoetsluis. In het westen gaat de Amnesty Internationallaan over in de N497 en sluit aan op de N57. In het oosten sluit de weg aan op de Kanaalweg Westzijde en De Sprong. De Kanaalweg Westzijde gaat in het noordoosten over in de N494 en sluit aan op de N218. Deze provinciale weg sluit in het westen aan op de N57. De N57 is de verbindingsweg tussen de A15 in het noorden en de Zeeuwse eilanden in het zuiden.

Langzaam verkeer

Vanaf het plangebied komt een directe verbinding met de Amnesty Internationallaan. Op de Herman Heijermansstraat net voor de rotonde is een vrijliggend fietspad aanwezig. Dit fietspad wordt doorgezet langs de Amnesty Internationallaan. Op de andere wegvakken van de Herman Heijermansstraat deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Voetgangers maken gebruik van een trottoir.

Openbaar vervoer

Op de Amnesty Internationallaan ligt ter hoogte van het plangebied de bushalte Sportlaan. Hier halteert elk half uur buslijn 106 van EBS. De loopafstand naar de Herman Heijermansstraat is ca. 200 meter.


Oostelijk ligt op een loopafstand van ca. 600 meter afstand de bushalte De Struytse Hoeck waar buslijnen 104 (Connexxion) en R-Net-lijn 404 (EBS) halteren. Samen rijden deze lijnen in de spits elke 5 minuten en daarbuiten elke 10 minuten. Westelijk ligt op een loopafstand van ca. 500 meter afstand de bushalte Amnesty Internationallaan waar buslijnen 102, 106, R-Net-lijn 404, 604 en 630 (allen EBS) en lijn 104 (Connexxion) en halteren. Deze buslijnen verbinden Hellevoetsluis met Ouddorp, Stellendam, Brielle en Spijkenisse Metro Centrum. Wenselijk is dat meer buslijnen hier halteren, de gemeente heeft hier wel voor gepleit bij de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) maar dit wordt echter niet gehonoreerd in het Vervoerplan 2020 van de MRDH. Dat neemt niet weg dat het medisch centrum in de toekomst nog steeds goed bereikbaar is met het openbaar vervoer.

Verkeersgeneratie

Zowel het voormalige postkantoor als de nieuwe ontwikkeling zorgt voor verkeersbewegingen. Aangezien het postkantoor al enkele jaren leeg staat genereert het in de huidige situatie geen verkeer. De ontwikkeling zorgt daardoor automatisch voor een toename van het verkeer in het gebied. Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van CROW kencijfers (publicatie 317, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Conform de 'Nota Parkeernormen Hellevoetsluis 2011' is de stedelijkheidsgraad van de gemeente Hellevoetsluis aangemerkt als 'matig stedelijk'.

Voor de verkeersgeneratie van het Medisch Centrum is uitgegaan van het minimale kencijfer. Een deel van de gebruikers van het gezondheidscentrum zal tijdens het bezoek ook gebruik maken van de apotheek. Dit zorgt voor minder verkeersbewegingen. In tabel 4.1 is de verkeergeneratie per functie berekend. De verkeersgeneratie voor het Medisch Centrum komt voor een weekdag uit op circa 609 mvt/etmaal. Voor een werkdag (omrekenfactor 1,1 conform CROW) is dat circa 669 mvt/etmaal.

Functie   Kencijfer   Omvang   Verkeersgeneratie  
      Weekdag   Werkdag  
Gezondheidscentrum   16,1 mvt/etmaal   30 behandelkamers   483 mvt/etmaal   531,3 mvt/etmaal  
Apotheek   125,4 mvt/etmaal   1 apotheek   125,4 mvt/etmaal   137,9 mvt/etmaal  
Totaal       609 mvt/etmaal   669 mvt/etmaal  

Tabel 4.1 – Verkeersgeneratie toekomstige situatie

Afwikkeling

Het verkeer wordt afgewikkeld via de Herman Heijermansstraat en verder via de Amnesty Internationallaan. Om het verkeer snel en veilig af te wikkelen is één ontsluiting van het parkeerterrein voldoende. Een tweede ontsluiting op de Tollenshof zorgt voor onnodige verkeersbewegingen en extra overlast in de wijk.

Op de Amnesty Internationallaan zal het verkeer zich evenredig verdelen in oostelijke en westelijke richting. Conform de verkeersgegevens van de gemeente Hellevoetsluis voor het prognosejaar 2030 is de intensiteit op de Amnesty Internationallaan ter hoogte van het plangebied circa 15.298 mvt/etmaal. Als gevolg van de ontwikkeling zal de intensiteit uitkomen op circa 15.967 mvt/etmaal. Op een gebiedsontsluitingsweg als de Amnesty Internationallaan, is deze toename goed op te vangen en af te wikkelen. Dergelijke gebiedsontsluitingswegen kunnen tot circa. 25.000 mvt/etmaal het verkeer naar behoren afwikkelen.

Parkeren

Conform de 'Nota Parkeernormen Hellevoetsluis 2011' is de parkeerbehoefte berekend voor de ontwikkeling. Het Medisch Centrum is op te splitsen in twee functies: apotheek en gezondheidscentrum. Voor het gedeelte van het gezondheidscentrum is de parkeernorm uit de nota toegepast voor 'arts / maatschap / therapeut / kruisgebouw'. De functie apotheek is niet in de nota opgenomen. Voor deze functie is daarom het kencijfer toegepast van CROW publicatie 317. Hiervoor is uitgegaan van het maximale kencijfer voor matig stedelijk gebied in de rest bebouwde kom.

Functie   Kencijfer   Omvang   Parkeervraag  
Arts / maatschap / therapeut / kruisgebouw   2 pp per behandelkamer   30   60  
Apotheek   3,4 pp per apotheek   1   3,4  
Totaal       63,4 (63)  

Tabel 4.2 – Parkeervraag ontwikkeling

De totale parkeervraag voor het plangebied (afgerond naar boven) komt uit op 63 parkeerplaatsen (zie tabel 4.2). In het plangebied worden in totaal 75 parkeerplaatsen gerealiseerd. De parkeervraag wordt daarmee ruimschoots opgevangen binnen het plangebied. De parkeerplaats wordt in de toekomstige situatie openbaar gebied.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor de verschillende modaliteiten goed. De huidige infrastructuur zal het verkeer ten behoeven van de ontwikkeling kunnen afwikkelen. Daarnaast worden binnen het plangebied ruim voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om in de vraag te voorzien. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

• Natura-2000 gebieden;

• Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

• alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;

• het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en

• de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;

• overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot zowel het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Haringvliet en tot het dichtstbijzijnde NNN -gebied bedraagt 1,5 km.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Haringvliet is niet gevoelig voor stikstofdepositie.

Ten aanzien van het planvoornemen is een stikstofberekening voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase uitgevoerd. De memo met de uitgangspunten en de berekeningen is opgenomen in Bijlage 5. Uit de AERIUS-berekening blijkt dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Derhalve is voor de aanleg en gebruiksfase geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming vereist.

Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

In april 2018 is door Adviesbureau Mertens een verkennend veldonderzoek uitgevoerd (bijlage 6). Uit dit onderzoek blijkt dat in verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels, het van belang is om werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten en/of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken, groen rooien buiten broedseizoen). Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen om er te verblijven. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen aan de Herman Heijermansstraat te Hellevoetsluis zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Natuurinclusief bouwen

De gemeente stimuleert natuurinclusief bouwen. Omdat in de omgeving huismussen, vleermuizen en gierzwaluwen voorkomen, is het zeer gewenst om hiervoor inbouwnestgelegenheden op te nemen in de nieuwe bebouwing. Aangezien deze twee verdiepingen hoog wordt en slechts kleine ramen bevat, is de nieuwbouw hiervoor zeer geschikt. Deze inbouwstenen kunnen dan aangebracht worden in de bovenste rand vlak onder het dak.

Andere opties voor natuurinclusief bouwen zijn in dit geval een groen dak, half verharde parkeerplaatsen van grastegels, gevelbeplanting en brede hagen van ecologische soorten (meidoorn, liguster, veldesdoorn).

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.3 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling betreft een milieuhinderlijke functie. Het plangebied is gelegen tegen een woonwijk waar geen bedrijvigheid plaatsvindt. Het gebied kan hierdoor getypeerd worden als rustige woonwijk. Een medisch centrum valt in de VNG-publicatie onder 'artsenpraktijk, klinieken en dagverblijven' en milieucategorie 1. De bijbehorende richtafstanden voor milieucategorie 1 bedrijven zijn 10 meter voor een rustige woonwijk.

In de nabije omgeving van het plangebied zijn meerdere woningen gelegen. Het gebouw wordt echter gerealiseerd op een afstand van minimaal 10 meter van deze omliggende woningen. Aan de genoemde richtafstand wordt voldaan. Daarnaast zal het gebruik voornamelijk overdag plaatsvinden en slechts incidenteel in de avond en nacht. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van de omliggende woningen ook in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Water

Beleidskader

Op grond van de Waterwet en het gemeentelijke Watertakenplan 2017-2020 gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de omgang met afvalwater, regenwater en grondwater:

  • Afvalwater en regenwater worden gescheiden gehouden en gescheiden aan de gemeente aangeboden. Het verontreinigd raken van afstromend regenwater wordt voorkomen of beperkt, zo nodig met aanvullende maatregelen;
  • Regenwater wordt zoveel mogelijk verwerkt op de locatie waar het valt, bijvoorbeeld in de bodem of in een bergingsvoorziening. Indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dan wordt samen met de gemeente en het waterschap onderzocht welke mogelijkheden er zijn om het regenwater af te voeren.
  • Op grond van de Keur van het waterschap, geldt de eis dat versnelde afvoer van regenwater als gevolg van de toename aan verharding volledig moet worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Een verhardingstoename tot 500 m2 is vrijgesteld van deze compensatieplicht. De voorkeursvolgorde ten aanzien van het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening betreft: nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verharding, nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied, nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.
  • Een goede grondwaterhuishouding maakt deel uit van het inrichtingsplan. Zowel in de aanlegfase als de eindfase moet worden voorkomen dat op de locatie grondwaterproblemen ontstaan of bestaande problemen in de omgeving verergeren. Dit betreft zowel te hoge als te lage grondwaterstanden. Als het voor het verkrijgen van voldoende ontwateringsdiepte nodig is het maaiveld op te hogen, dan gebeurt dit met goed doorlatende grond. Overweeg in gebieden met hoge grondwaterstanden te bouwen zonder kruipruimtes, in plaats van het maaiveld op te hogen. Wanneer grondwatertechnische maatregelen zoals drainage worden overwogen, dan vindt daarover afstemming plaats met de gemeente. De gemeente bepaalt, in overleg met het waterschap, of en op welke wijze vrijkomend grondwater kan worden afgevoerd. Wat betreft het type bebouwing is de invloed van ondergrondse bouwwerken op de grondwaterhuishouding een belangrijk aandachtspunt. Aan dergelijke bouwwerken kan de gemeente aanvullende eisen stellen.
  • Gemeentelijke informatie over de (grond)waterhuishouding en eventuele bestaande waterproblemen, wordt door de initiatiefnemer meegenomen in de uitwerking van het plan.

Huidige waterhuishouding

Waterkering

In en nabij het plangebied is geen kern en beschermingszone van een waterkering gelegen.

Huidige situatie

De bodem van het plangebied bestaat voornamelijk uit zware en lichte zavel. Er is sprake van grondwatertrap VI dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,40-0,80 m-mv en de gemiddelde laagste grondwaterstand betreft >1,20 m-mv. De maaiveldhoogte in het plangebied ligt rond de m -0,20 NAP.

In en nabij het plangebied is volgens de legger van het Waterschap Hollandse Delta geen oppervlakte water aanwezig.

Beheer en onderhoud

Het waterschap Hollandse Delta is verantwoordelijk voor de het beheer en onderhoud van de waterkeringen, het waarborgen van en toezien op de kwaliteit en kwantiteit van het oppervlaktewater en beheer en onderhoud van de afvalwaterzuivering. De gemeente is belast met het reguliere onderhoud van de watergangen in de bebouwde kom (zoals baggeren, maaien, onderhoud beschoeiing) en is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de riolering.

Riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemengd gemeentelijk rioolstelsel.

Waterkwaliteit

Uit monitoring door het waterschap is bekend dat het water plaatselijk zeer voedselrijk en chloriderijk is. Op plaatsen met stilstaand water kan dit leiden tot stankoverlast bij bewoners.

Grondwater

De gemeente heeft in 2011 een verkennend grondwateronderzoek voor de gehele gemeente laten uitvoeren ('Systeemanalyse grondwater en grondwatermeetnet Hellevoetsluis', 2011). Het onderzoek bestond uit een analyse van bekende gegevens over de ondergrond en een bevolkingsenquête naar de ervaringen met (grond)wateroverlast. Het plangebied kent een gemiddelde drooglegging, maar een hoge grondwaterstand. Dit gecombineerd met een slechte afvoer van het regenwater zorgt regelmatig voor wateroverlast in de buurt. De voorgenomen ontwikkeling mag de bestaande problematiek dan ook niet verergeren.

Aandachtspunten en knelpunten

In de wijk Hellevoet zijn de volgende knelpunten in het watersysteem aanwezig:

  • er is onvoldoende ruimte voor de berging van (regen)water, met risico op wateroverlast tot gevolg;
  • er is kans op wateroverlast vanuit het riool;
  • de waterkwaliteit van de Hoofdwatering is plaatselijk slecht als gevolg van de aanwezigheid van meerdere riooloverstorten;
  • het stedelijke water heeft weinig tot geen belevingswaarde;
  • de ecologische kwaliteit van het stedelijke watersysteem is matig.

Wateropgaven en -ambities

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
  • voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarbij het verhard oppervlak toeneemt met 500 m² of meer, geldt een 'waterbergingsopgave': de toename van verharding moet gecompenseerd worden door het aanleggen van extra bergingscapaciteit binnen het peil- of plangebied, in de vorm van open water of een gelijkwaardig alternatief. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand stedelijk gebied en nieuw stedelijk gebied: in bestaand stedelijk gebied geldt een waterbergingsopgave van 10% van de extra verharding, in nieuw stedelijk gebied is dit 10% van het bruto plangebied. Het gehele bestemmingsplangebied Hellevoet is bestaand stedelijk gebied.
  • Nieuwe watergangen zodanig ontwerpen dat er geen doodlopende slootuiteinden in het watersysteem ontstaan;
  • Nieuwbouw bij voorkeur voorzien van een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel.

Toekomstige waterhuishouding

Berekening toename verhard oppervlak

Voor het berekenen van de toename van het verhard oppervlak is uitgegaan van de bestaande (oude situatie) en het ontwerp zoals opgenomen in paragraaf 2.1. De verharding en bebouwing draagt voor 100% bij aan het berekenen van het verhard oppervlak.

Bestaande (oude situatie   Verhard Oppervlak in m²    Verharding    Berekend oppervlak in m²    Totaal verhard oppervlak in m²  
Gebouw   1891   100%   1891      
Buitenterrein   1126   100%   1126      
Totaal oude situatie           3017   3017  
         
Nieuwe situatie                  
Gebouw   1269   100%   1269      
Buitenterrein   2627   100%   2627      
semipermeabel            
Totaal nieuwe situatie           3896   3896  
         
Totaal toename               879  

Tabel 4.3 Berekening verhard oppervlak

Er is sprake van een toename in het verhard oppervlak van 879 m². Op basis daarvan is in overleg met het Waterschap Hollandse Delta bepaald welke maatregelen mogelijk zijn.

Voor compensatie van de toename aan verharding wordt circa 88 m2 (10% van de totale toename van het verhard oppervlak) aan waterberging toegevoegd in de vorm van open water. Hierbij wordt aangesloten op de waterberging voor de ontwikkeling Sportlaan e.n omgeving Dit ligt in hetzelfde peilgebied en deze wordt bij voorkeur aan de westzijde van het plangebied gerealiseerd.

Riolering

Conform het gemeentelijk beleid zoals is vastgelegd in het 'Watertakenplan' zal regen- en afvalwater gescheiden worden ingezameld. Waarbij wordt onderzocht of het hemelwater naar het open water aan de westzijde van de Herman Heijermansstraat kan worden afgevoerd. Indien aangetoond wordt dat dit (financieel) niet haalbaar is, zal het hemelwater worden opgevangen middels een groen dak of koffers onder de verharding. Zodat het water vertraagd wordt afgevoerd op het gemengde rioolstelsel.

Beheer

Wanneer de definitieve keuze voor de waterberging mede uitkomt op het toepassen van halfverharding zal dit nog moeten worden getoetst door de beheerafdeling van de gemeente. Dit omdat het onderhoud van een dergelijke waterberging afwijkt van de reguliere beheermethoden.

Watertoetsproces

Het initiatief is ter beoordeling worden voorgelegd aan het waterschap. In het overleg op 4 april 2019 zijn een aantal opmerkingen en aandachtspunten van het waterschap naar het voren gekomen. Deze zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Conclusie

Voor de bestemmingswijziging van de Herman Heijermansstraat zijn voor het aspect water geen belemmeringen omdat er voldoende waterberging kan worden gerealiseerd.

4.5 Duurzaamheid

In de Routekaart Duurzaam Voorne Putten is als doelstelling opgenomen dat Voorne-Putten in 2040 energieneutraal en circulair willen is. Hierin is gekozen voor het ambitieuze scenario wat betekent dat er de komende jaren versneld moet gaan worden. Dit door het realiseren van een stijging van ruim 4% duurzame energie per jaar.

De meest duurzame energie is de energie die niet verbruikt wordt. Dit betekent dat er bij nieuwbouw sterk ingezet moet worden op energiebesparing. De energie die wel gebruikt wordt moet zo veel mogelijk duurzaam worden opgewekt o.a. door middel van zonnepanelen, (lucht)warmtepompen, of ander duurzame energiebronnen. Door middel van het opstellen van een energievisie moet dit inzichtelijk worden gemaakt. Vanaf 2021 moet alle nieuwbouw wettelijk gezien voldoen aan de norm van een Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG). Een groot deel van de opgaven om in 2040 energieneutraal te worden is het vinden van betaalbare, betrouwbare en duurzame alternatieven voor aardgas. In de Routekaart Duurzaam Voorne Putten is het uitgangspunt dat nieuwe projecten vanaf 2018 aardgasvrij wordt gerealiseerd en lopende projecten indien mogelijk. Het gasloos bouwen vanaf 2018 is ook provinciaal beleid.

In de routekaart Duurzaam Voorne-Putten zijn ook ambities opgenomen voor circulaire bouw en natuurinclusief bouwen. Natuur inclusief bouwen en ontwerpen houdt in dat gebouwen en de openbare ruimte niet alleen een functie hebben voor mensen maar tegelijkertijd ook een bijdrage leveren aan biodiversiteit en ecologie.

In een circulair gebouwde omgeving worden meer biobased materialen gebruikt, wordt vanuit toekomstige demontage en hergebruik ontworpen en worden restmaterialen zo goed mogelijk gescheiden. Om dit inzichtelijk te maken wordt het instrument GPR gebruikt. GPR staat voor Gemeentelijke Prestatie Richtlijn Duurzaam Bouwen. De GPR stedenbouw en GPR gebouw geven inzicht in de duurzaamheidprestatie van respectievelijk een stedenbouwkundig plan of een gebouw. De GPR stedenbouw heeft de volgende thema's: Energie, Ruimte & Voorraden, Welzijn & Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde. Bij de GPR gebouw wordt gekeken naar de thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde. Voor zowel de GPR stedenbouw als GPR gebouw kan per thema een score tussen de 1 en 10 gehaald worden. Gestreefd wordt naar een gemiddelde score van 8,0 voor alle thema's en een score van 8,5 op het gebied van Energie.

4.6 Geluid

4.6.1 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Wettelijke geluidzone wegen

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Geluidsbelastingenkaart 2013-2023

In de Geluidbelastingskaart 2013 en 2023 voor de gemeente Hellevoetsluis is het verkeerslawaai berekend op basis van de verkeersintensiteiten in 2013 en 2023. Voor de situatie in 2023 is met alle relevante ontwikkelingen en de effecten daarvan op de verkeersintensiteiten rekening gehouden. Het plan aan de Ikkerseweg is hierin niet meegenomen. De verkeersintensiteiten zijn ontleend aan de RVMK-Hsluis-v3.


Ingevolge de geluidbelastingskaart 2023 van de Gemeente Hellevoetsluis bevindt het plan zich in een zone 48 - 53 dB en deels in de zone 53 - 58 dB. Een uitsnede van de geluidsbelastingskaart is hieronder weergegeven. Dit betekent dat er wel aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan en dat er geen aanvullend akoestisch onderzoek moet worden verricht. Daarbij komt dat een medische functie geen geluidsgevoelige bestemming is in het kader van de Wet geluidhinder.


Op niet-geluidgevoelige bestemmingen worden door wetgeving noch door beleidsregels beperkingen opgelegd ten aanzien van de geluidimmissie op de gevel. Door het Bouwbesluit worden wel eisen gesteld aan het binnen niveau van sommige niet-geluidgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld kantoorruimtes).

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01_0007.png"Figuur 4.1 uitsnede van de geluidsbelastingskaart

Uitstralingseffect ontwikkeling

De nieuwe ontwikkeling zorgt voor extra verkeersbewegingen in de toekomst. Op een gemiddelde weekdag wordt een verkeersgeneratie van ca 610 mvt/etmaal verwacht. Het nieuwe medisch centrum wordt via de Herman Heijermansstraat ontsloten op de Isaac da Costastraat en de Herman Heijermansstraat, de verzamelweg door de woonwijk, het belangrijkste verzorgingsgebied.

In het kader van de totale ontwikkeling is het uitstralingseffect onderzocht. Het gaat daarbij om de effecten van de ontwikkeling met betrekking tot wegverkeerslawaai langs de aangrenzende wegen.

Voor toetsing van het uitstralingseffect bestaat geen wettelijk kader. Wel wordt een toename tot 1,5 dB als richtlijn gehanteerd, het zogenaamde reconstructiecriterium. Het geluid van de ontwikkeling gaat dan op in de bestaande geluidproductie. Er is sprake van een geluidtoename van 1,5 dB, berekend op logaritmische schaal, bij een toename van de verkeersomvang met 40%.

In dit onderzoek is daarom als uitgangspunt gehanteerd, dat alle wegen waar sprake is van een intensiteitstoename van 40% of meer en waarlangs geluidgevoelige bestemmingen (bv bestaande woningen) aanwezig zijn, zijn meegenomen in het onderzoek.

In onderstaande figuur zijn de verkeersintensiteiten op de omliggende wegen vermeld. Ook is de verwachte verkeersgeneratie van de ontwikkeling weergegeven. De gegevens zijn gebaseerd op de Geluidkaart van de gemeente, waarbij de intensiteiten voor 2023 met een autonoom groeipercentage van 1% per jaar zijn opgehoogd voor het jaar 2030, de planperiode van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01_0008.png"

Figuur 4.2 Toekomstige intensiteiten (weekdag) omliggende wegen


Uitgaande van de worst case situatie, waarbij al het verkeer van het medisch centrum via de Herman Heijermansstraat aankomt en afrijdt, kan het volgende worden gesteld.

Tabel 4.4 worst-case situatie verkeertoename maatgevende weg (in mvt/etmaal)

  Intensiteit   Toename van 40%   Verkeersgeneratie medisch centrum  
Herman Heijermansstraat   2.380   952   610  


Hieruit wordt geconcludeerd dat de toename van de verkeeromvang van de ontwikkeling (medisch centrum) in deze worst-case situatie nog lager is dan 40% van het totale verkeer op de Herman Heijermansstraat.

Conclusie
Voor de bestaande woningen in de omgeving van de ontwikkeling kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een uitstralingseffect. De geluidsproductie van het extra verkeer gaat op in de reeds bestaande geluidsproductie.

4.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg, het water of door buisleidingen. Volgens de professionele risicokaart zijn er op grotere afstand van het plangebied risicovolle inrichtingen gelegen. Uit de professionele risicokaart blijkt dat ten noorden van het plangebied verschillende risicobronnen zijn gelegen. Het gaat hierbij om een bovengrondse tank met chloorbleekloog van “Sportcentrum de Eendragt' aan de Sportlaan en een opslag organische peroxide “Helvoet Rubber en Plastics Technologies B.V.” eveneens aan Sportlaan. De inrichtingen zijn allen op dusdanige afstand van het plangebied gelegen, 150 meter of meer, dat deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.

Conclusie

De benoemde risicobronnen zijn op dusdanig verre afstand gelegen dat deze niet van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op een medisch centrum en leidt tot een toename van verkeer van 609 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1%. Uit de nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,51 µg/m³ en van fijn stof van 0,10 µg/m³ (zie figuur 4.3). Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een medisch centrum met een oppervlakte van 2.484 m² mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 100.000 m², die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPMedCentrum-VG01_0009.png"

Figuur 4.3 Berekening NIBM-tool

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Amnesty Internationallaan, direct ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2016; 21,0 µg/m³ voor NO2, 18,7 µg/m³ voor PM10 en 10,3 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 7 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.9 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Het verkennend bodemonderzoek Herman Heijermansstraat 1 te Hellevoetsluis, IDDS, 20-4-2018, kenmerk 1803L291/DBI/rap1) is opgenomen in bijlage 4. Het onderzoek heeft betrekking op de gronden die van bestemming veranderen, de westelijke zijde van het plangebied is in het vigerende plan aangewezen als groen en dit blijft zo in de nieuwe situatie. Het onderzoek is conform de richtlijnen uitgevoerd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat zowel zintuiglijk als analytisch niets is aangetroffen. Op de bodemkwaliteitskaart valt de locatie in de schone zone en er zijn geen voor bodemverontreiniging verdachte (bedrijfs)activiteiten op de locatie bekend.

De resultaten van het bovengenoemde onderzoek geven geen aanleiding voor vervolgonderzoek en de locatie is onverdacht voor bodemverontreiniging. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen zou in principe geen onderzoek nodig zijn aangezien de locatie in een vrijstellingsregeling van bodemonderzoek valt.

4.10 Archeologie

De gemeente vraagt ten aanzien van het aspect archeologie advies bij het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR). Indien uit dit advies blijkt dat verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk is zal dit worden opgevolgd. Indien geen onderzoek noodzakelijk is, wordt het advies verwerkt in voorliggende toelichting. De huidig geldende dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 is vooralsnog opgenomen.

4.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

4.12 Milieueffectrapportage

Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.


Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.


Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een Medisch Centrum en heeft oppervlakte va 6.000 m².

Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de voorgaande paragrafen van dit bestemmingsplan en in de door de gemeente Hellevoetsluis opgestelde aanmeldnotitie zijn opgenomen. Op basis van deze beoordeling blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Op basis van deze beoordeling heeft daarom het bevoegd gezag zijnde gemeente Hellevoetsluis op 4-7-2019 het besluit genomen om geen volledige m.e.r procedure te hoeven doorlopen. Dit besluit is toegevoegd aan onderhavig plan.

Gedurende de procedure is stikstof een belangrijk aspect geworden in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is de m.e.r. aanmeldnotitie aangevuld en dient opnieuw een besluit te worden genomen.

De gebruikelijke besluitvorming voor de vaststelling van het bestemmingsplan (door B&W en raad) wordt aangevuld met het opnieuw instemmen met de aangepaste aanmeldnotitie en bekrachtiging van eerder genomen besluit om geen m.e.r. procedure te doorlopen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Medisch Centrum Hellevoetsluis heeft ter inzage gelegen. Van donderdag 24 januari 2019 tot en met woensdag 20 februari 2019 konden omwonenden en belanghebbenden een inspraakreactie indienen. In bijlage 7 is de Nota van inspraak en overleg opgenomen, hierin zijn de inspraakreacties terug te vinden en de beantwoording.

5.1.2 Overleg ex art. 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is aan de overlegpartners worden gestuurd in het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro.

5.1.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft van 18 juli tot en met 28 augustus 2019 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode was het voor een ieder mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan te geven. Eén persoon heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt om zienswijze in te dienen, Ook is er één ambtshalve wijziging en een aanpassing op verzoek van de ontwikkellaar gedaan. De zienswijze is samengevat en beantwoord in Bijlage 8 Nota van beantwoording zienswijze, hierin zijn tevens de aanpassingen aan het voorliggende bestemmingsplan opgesomd.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van deze afdeling is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. Hieronder valt onder meer de bouw van een of meer woningen, alsmede de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen.

Echter in de Wro is tevens opgenomen dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie. Voor het onderhavige bestemmingsplan is een anterieure overeenkomst gesloten. De Wro biedt op grond van artikel 6.24 Wro de wettelijke basis hiervoor. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Hoofdstuk 6 Handhaving

De gemeente heeft als taak erop toe te zien dat de regels van een bestemmingsplan worden nageleefd. In verband hiermee is één van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar moeten zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient meer aandacht, omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Belangrijk voor de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is dat de juridische regeling inzichtelijk en realistisch is. Dit houdt in: helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarbij moet wel voorkomen worden dat de regels zo vaag worden dat ze niet meer te controleren zijn. De regels moeten dan ook niet meer beogen te regelen dan strikt noodzakelijk is. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels; de regels zijn helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Het bestemmingsplan is het enige juridisch bindende plan voor burgers en bedrijven. Het bestemmingsplan is een openbaar plan en eenieder heeft dan ook de mogelijkheid kennis te nemen van de toelichting, de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan. Indien er onduidelijkheden zijn ten aanzien van het bestemmingsplan, kan men zich hierover laten informeren.

Hoofdstuk 7 Juridische plantoelichting

7.1 Algemeen

Voor de opbouw van een bestemmingsplan is door het Ministerie van I&M een standaard ontwikkeld, de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

De hoofdstukindeling van de bestemmingsplanregels bestaat uit:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

7.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

7.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Structureel groen in de wijk, zoals bermen en plantsoenen in het openbaar gebied, zijn bestemd als Groen, waarbinnen ook water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden zijn toegestaan. Er dient een erfafscheiding van 220 cm te worden gebouwd ter plaatsen van de specifieke aanduiding om de privacy van de naastgelegen woning te waarborgen

Artikel 4 Maatschappelijk

Het medisch centrum behoord tot de bestemming Maatschappelijk, binnen deze bestemming zijn tevens groen, parkeren en nutsvoorzieningen mogelijk. Het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd en mag ten hoogste 7,5 meter zijn met een hoogteaccent van 10 meter in de noordwesthoek.

Artikel 5 Verkeer

Voor doorgaande wegen en verblijfsgebieden is de bestemming Verkeer van toepassing. Binnen deze bestemming zijn ook functies ondergeschikt aan de verkeersbestemming mogelijk, zoals voet- en fietspaden, parkeerplaatsen , fietsenstallingen,nutsvoorzieningen en groen. Er is de mogelijkheid van een gebouwde fietsenstalling/berging van maximaal 100 m² en een hoogte van 220 centimeter. Er dient een erfafscheiding van 220 cm te worden gebouwd ter plaatsen van de specifieke aanduiding om de privacy van de naastgelegen woning te waarborgen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie zijn mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden van de gronden. De dubbelbestemming is overgenomen uit de voorloper van dit plan.

7.4 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen betreffen bijvoorbeeld het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen én het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte.

.

7.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht en Artikel 11 Slotregel

De overgangsbepalingen zijn conform het Besluit ruimtelijke ordening.