direct naar inhoud van Regels
Plan: Duinweg 2-4 te Hellevoetsluis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Duinweg 2-4 te Hellevoetsluis' met identificatienummer NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01 van de gemeente Hellevoetsluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijfswoning

een woning in of bij een bouwwerk of terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het bijbehorende terrein of bouwwerk(en), noodzakelijk is.

1.8 bestaand
  • a. ten aanzien van bebouwing: een bouwwerk dat aanwezig of in uitvoering is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel kan worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.16 educatief medegebruik

Een educatief medegebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan.

1.17 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.20 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.21 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.22 Keur

wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen.

1.23 kunstwerk
  • a. voortbrengsel van de beeldende kunsten; kunstuiting: of
  • b. een kunstwerk in bouwkundige zin is een door mensenhanden gemaakt bouwwerk, daarom ook wel civiel kunstwerk geheten. Meestal is de term voorbehouden aan onderdelen van infrastructuur.
1.24 landschappelijke inpassing

Een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op de bestaande dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het omringende landschap.

1.25 maatvoeringvlak

het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.27 ondergeschikt bouwdeel

een deel van een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen qua uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa.

1.28 peil
  • a. voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. indien direct aan de weg wordt gebouwd, dient de kruin van de weg aangehouden te worden;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld aangehouden te worden.
1.29 recreatiewoning

een woning of een onderdeel van een gebouw, al dan niet aaneengesloten of gestapeld, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, uitsluitend bestemd om te dienen als recreatief verblijf, niet zijnde permanente bewoning, voor een persoon, gezin of andere groep mensen. De recreatiewoning mag niet worden gebruikt als hoofdverblijf. Van hoofdverblijf is sprake, indien het gebruik als woning door een persoon, gezin of andere groep personen:

  • a. noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van Hellevoetsluis overeenkomstig de wettelijke voorschriften van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, en/of:
  • b. inhoudt dat in de woning, in een kalenderjaar, meer dan 182 maal, al dan niet achtereenvolgend door een zelfde persoon, gezin of andere groep mensen, nachtverblijf wordt gehouden.
1.30 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.31 standplaats ambulante handel

het bedrijfsmatig, anders dan in een winkel, goederen te koop aanbieden of verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren.

1.32 speeltoestellen

klim-, klauter- of balanceertoestellen voor kinderen.

1.33 speelvoorzieningen

voorzieningen in de woonomgeving of op een camping, die er op gericht zijn speel- en recreatiemogelijkheden buiten te bieden, zoals bijvoorbeeld een sportveld.

1.34 vleermuisvriendelijke verlichting

verlichting dat zo wordt geplaatst, gericht of afgeschermd dat vleermuizen er geen last van ondervinden.

1.35 voorgevel

de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw.

1.36 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw.

1.37 watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven wat er gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.38 waterhuishoudkundige voorzieningen

een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding zoals watergangen (greppels, sloten, singels), kunstwerken (duikers, stuwen, gemalen) en drainage- en infiltratievoorzieningen.

1.39 waterkering

een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.

1.40 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.41 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

N.B.: bij een lessenaarsdak wordt de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, vlaggenmasten, liftschacht, trappenhuis, antennes, lichtkoepels en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, vlaggenmasten, liftschacht, trappenhuis, antennes, lichtkoepels en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaats van het bouwwerk.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 0,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. park en plantsoen;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. langzaamverkeersroute(s);
  • e. infiltratievoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. landschappelijke inpassing;
  • h. bijbehorende voorzieningen, zoals verharding, speeltoestellen en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt dat de oppervlakte ten hoogste 20 m² en de bouwhoogte maximaal 2,5 m mag bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. aaneengesloten hekwerken en erfafscheidingen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen maximaal 3 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a ten behoeve van het toestaan van aaneengesloten hekwerken en erfafscheidingen, mits:

  • a. stedenbouwkundig verantwoord en na akkoord Commissie Ruimtelijke Kwaliteit; en
  • b. is aangetoond dat de hekwerken en/of erfafscheidingen geen barrière vormen voor aanwezige fauna.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Binnen de bestemming 'Groen' moet de landschappelijke inpassing worden gerealiseerd en duurzaam instand worden gehouden, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. De landschappelijke inpassing dient te voldoen aan het beplantingsplan, welke als Bijlage 1 van deze regels is opgenomen.
  • b. Het gebruik van de recreatiewoningen als bedoeld in artikel 4.1, sub a zonder dat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden, is niet toegestaan.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting vleermuisvriendelijke verlichting

Op of in de gronden met de bestemming 'Groen' mag uitsluitend vleermuisvriendelijke verlichting worden toegepast

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste één bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - receptie' ten hoogste één receptiegebouw;
  • d. educatief medegebruik;
  • e. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, verharding en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangegeven recreatiewoningen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen, indien niet aaneen gebouwd, bedraagt ten minste 6 m;
  • d. de afstand tussen een recreatiewoning en een bedrijfswoning bedraagt ten minste 5 m;
  • e. de inhoud van een recreatiewoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt ten hoogste 450 m3 ;
  • f. bij iedere recreatiewoning mag één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd van ten hoogste 6 m2;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedragen.
4.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de afstand tussen een bedrijfswoning en een recreatiewoning bedraagt ten minste 5 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 800 m3 bedragen inclusief bijbehorende bouwwerken;
  • d. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 75 m²;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedragen.
4.2.3 Receptiegebouw

Voor het bouwen van een receptiegebouw gelden de volgende regels:

  • a. het maximale oppervlak bedraagt 75 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de afstand tussen een receptiegebouw en een recreatiewoning bedraagt ten minste 5 m;
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 5 m mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m hoog en achter de voorgevelrooilijn 2 m mogen bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a en 4.2.3 onder b teneinde een hogere goothoogte toe te staan indien de bedrijfswoning en het receptiegebouw in één volume wordt gerealiseerd, mits passend in de omgeving, een en ander ter beoordeling van de gemeentelijk stedenbouwkundige in overleg met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan;
  • b. het gebruik als standplaats voor ambulante handel is niet toegestaan;
  • c. het plaatsen van woonwagens is niet toegestaan;
  • d. het gebruik als kampeerterrein is niet toegestaan;
  • e. het gebruik van de recreatiewoningen zonder bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan,
  • f. het is niet toegestaan recreatiewoningen te gebruiken zodanig dat op bouwpercelen niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • g. het gebruik van bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning is niet toegestaan;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting is niet toegestaan.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' moet de landschappelijke inpassing worden gerealiseerd en duurzaam instand worden gehouden, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. De landschappelijke inpassing dient te voldoen aan het beplantingsplan, welke als Bijlage 1 van deze regels is opgenomen.
  • b. Het gebruik van de recreatiewoningen als bedoeld in artikel 4.1, sub a zonder dat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden, is niet toegestaan.
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting vleermuisvriendelijke verlichting

Op of in de gronden met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie mag uitsluitend vleermuisvriendelijke verlichting worden toegepast.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor bescherming en onderhoud van de aangewezen waterkering.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ten behoeve van de in lid 5.1 bedoelde functie;
  • b. de realisatie van de bouwwerken die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van:

  • a. bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen;
  • b. indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering;
  • c. voorafgaand aan het afwijken schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), op of in de in artikel 5.1 gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • b. het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;
  • c. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk dieper dan 0,3 m;
  • d. het ophogen van gronden.
5.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en waarvoor vergunning is verleend;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik vallen;
  • e. betrekking hebben op de uitvoering van het landschapsplan behorende bij dit bestemmingsplan.
5.4.3 Voorwaarde

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende waterkering, hetgeen ter advisering wordt voorgelegd aan de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Parkeerregeling
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de gemeentelijke beleidsnota 'Parkeernormen Hellevoetsluis 2011' bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
7.2 Keur

Bij initiatieven op gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' alsmede binnen een afstand van 5 m uit de bestemmingsgrens van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' dient de Keur van het waterschap Hollandse Delta in acht te worden genomen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, mits stedenbouwkundig verantwoord en na akkoord Commissie Ruimtelijke Kwaliteit;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Duinweg 2-4 te Hellevoetsluis'.