direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Duinweg 2-4 te Hellevoetsluis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel aan de Duinweg 2-4 in Hellevoetsluis bestaat het voornemen om 26 luxe recreatiewoningen, één bedrijfswoning en een receptiegebouw te realiseren. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is de realisatie van de recreatiewoningen, de bedrijfswoning en het receptiegebouw niet mogelijk. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Doelstelling

Doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een passende juridisch-planologische regeling voor de realisatie van de hiervoor beschreven ontwikkeling.

1.3 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 2) bevat de beschrijving van de bestaande situatie. In dit hoofdstuk is een ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 betreft de beschrijving van de voorgenomen ontwikkeling. In hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van het beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Vervolgens komen in hoofdstuk 5 de omgevingsaspecten (zoals milieu, ecologie, water en archeologie) aan de orde. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 7 is de juridische planbeschrijving opgenomen waarin de regels op het plan worden toegelicht. Hoofdstuk 8 beschrijft de resultaten van de gevolgde procedure.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen ten westen van de kern van Hellevoetsluis. Ten zuiden van het plangebied ligt het Haringvliet (op circa 200 m) en het duingebied 'De Punt' (ook bekend als Voornes Duin). Ten noorden van het plangebied ligt op circa 200 m afstand de Amnesty Internationallaan (N497). Op circa 1,4 km ten noordwesten van het plangebied ligt de Dammenweg (N57). Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door Resort Poort van Zeeland en aan de noord-, en oostzijde door vakantiepark Città Romana. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Duinweg en de erven van de bestaande (recreatie)woningen die aan deze weg zijn gelegen.

Op de navolgende afbeeldingen is de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij voorliggend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0001.png"

Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0002.png"

Globale begrenzing plangebied

2.2 Beschrijving huidige situatie plangebied

Omgeving plangebied

Het plangebied ligt in de polder De Quack. Polder de Quack is in 1476 rondom bedijkt en werd in die tijd de St. Cornelispolder genoemd. Ergens in de 17e eeuw, toen ook de Kreek de Goote dicht stoof met duinzand, werd de westelijke dijk van deze polder overstoven. Door de aanleg van de N57 en de N497 in de 20e eeuw is de polder ruimtelijk in drieën gedeeld. Tussen de duinen en de N497 ligt nu een relatief kleinschalig verdicht gebied met recreatieve voorzieningen als een camping en een bungalowpark die door opgaand groen afgeschermd zijn van de omgeving.

Ten noorden van de N497 ligt een open landbouwgebied met daarin een restant van een voormalige kreekarm. Nabij de aansluiting van de N479 op de N57 ligt een klein natuurgebied met open water, moeras, struweel en vochtig grasland. Het gebied heeft bijzondere botanische waarden en is in eigendom van Rijkswaterstaat. Het puntje dat ten noorden van de N57 ligt, is hoofdzakelijk als landbouwgebied in gebruik.

In de directe omgeving van het plangebied zijn voornamelijk recreatiewoningen aanwezig. Het plangebied wordt omzoomd door Resort Poort van Zeeland en vakantiepark Città Romana. Ten zuiden van het plangebied ligt het duingebied 'De Punt'. In het verleden is aangrenzend aan de locatie een kleinschalige recreatieve ontwikkeling met vier recreatiewoningen gerealiseerd.

Plangebied

Het perceel betreft een weide, die aan de west-, noord-, en oostzijde wordt omzoomd door een watergang met bosschages (westzijde) en rietkragen. In het midden van het plangebied loopt van het zuidwesten naar het noordoosten een greppel. De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0003.png"

Impressie huidige situatie plangebied, gezien vanaf de noordoostzijde van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0004.png"

Zicht op het plangebied vanaf de Duinweg

2.3 Vigerende regeling

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Recreatie'. Dit bestemmingsplan is op 12 juni 2014 door de raad van de gemeente Hellevoetsluis vastgesteld. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het begrenzing van het voorliggende plangebied is hierop in het blauw weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0005.png"

Uitsnede geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt op basis van het bestemmingsplan de bestemming 'Tuin'. De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bestemd voor tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Naast de bestemming 'Tuin' zijn de gronden ook (deels) bestemd met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waterstaat - Waterkering'. Deze dubbelbestemmingen betreffen beschermende regelingen voor respectievelijk het aspect archeologie en water.

Op basis van het vigerende bestemmingsplan is de realisatie van 26 luxe recreatiewoningen, een bedrijfswoning en een receptiegebouw niet mogelijk. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Het initiatief betreft de realisatie van 26 luxe recreatiewoningen, één bedrijfswoning en een receptiegebouw. De recreatiewoningen worden op ruime percelen voorzien, met voldoende afstand tot elkaar. Het aantal recreatiewoningen per hectare bedraagt circa 15 en voldoet daarmee aan de gemeentelijke richtlijn van maximaal 20 recreatiewoningen per hectare. In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat de vrijstaande recreatiewoningen op minimaal 6 m afstand van elkaar moeten worden gebouwd. De maximaal toegestane goothoogte van de recreatiewoningen bedraagt 4 m.

Parkeren vindt plaats op eigen terrein bij de woningen. Er worden twee parkeerplaatsen per woning gerealiseerd. Daarnaast worden algemene parkeerplaatsen aangelegd ten behoeve van bezoekers. In het plangebied is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in deze parkeerplaatsen. Het plangebied wordt aan de zuidwestzijde ontsloten op de Duinweg.

Op de navolgende afbeelding wordt het definitief ontwerp voor het plangebied weergegeven. In het defintief ontwerp is globaal de beoogde inrichting van het plangebied opgenomen. Het definitieve ontwerp is ook als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0006.png"

Definitief ontwerp plangebied

In overleg met gemeente is een landschapsplan opgesteld als basis voor de verkaveling. De bestaande watergangen worden in het plan verbreed en uitgevoerd met natuurlijke oevers.

In het plan wordt op verschillende manieren ruimte gecreëerd voor meer natuur en biodiversiteit. Verspreid over de locatie worden inheemse bomen en struiken aangeplant, die nestruimte zullen bieden aan vogels. De bestaande greppels in het midden en aan de buitenkant van het plangebied wordt opgewaardeerd. De greppels worden verbreed en ingericht met natuurvriendelijke oevers. Op de navolgende afbeeldingen zijn doorsnedes van de toekomstige greppels weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0008.png"

Doorsnedes A-A (boven) en B-B (onder)

Ten behoeve van de natuurontwikkeling worden er in het plangebied nestkasten opgehangen voor vleermuizen en huismussen. Rondom de recreatiewoningen zullen de gronden als bloemrijk grasland worden ingericht.

De recreatiewoningen worden gerealiseerd in het hogere segment, waarbij veel aandacht wordt geschonken aan stijl en kwaliteit. De luxe recreatiewoningen zijn daarmee onderscheidend op het bestaande aanbod in Hellevoetsluis en de regio.

Met het bestemmingsplan wordt de realisatie van 26 luxe recreatiewoningen, een bedrijfswoning en een receptiegebouw mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van de toeristische en recreatieve sector in de gemeente Hellevoetsluis. Het plangebied wordt landschappelijk ingepast, waarbij wordt aangesloten op de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving van het plangebied. Met het plan wordt ruimte gecreëerd voor meer natuur en biodiversiteit.

Voor de ontwikkeling is een behoefteonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 2 bijgevoegd. Uit het behoefteonderzoek blijkt dat er een vraag is naar luxe recreatiewoningen en dat de gewenste luxe woningen onderscheidend zijn ten opzichte van de bestaande en toekomstige recreatiewoningen in de omgeving van het plangebied (waaronder de ontwikkeling Poort van Zeeland van Europarcs en Città Romana). De doelgroep voor de gewenste woningen wordt gekarakteriseerd als 'stijlvol en luxe'. In het document Visie op de gastvrijheidseconomie op Voorne-Putten wordt gesteld dat er voor de toekomstige situatie op Voorne-Putten een verschuiving gaat plaatsvinden naar het profiel van gasten die zich kenmerkt door stijlvol en luxe (zie paragraaf 4.3.3).

De recreatiewoningen krijgen een hoogwaardige uitstraling, wat bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Op deze wijze wordt voorzien in een nadrukkelijk behoefte aan hoogwaardige vormen van verblijfsrecreatie, zoals ook recentelijk onderkend in het intergemeentelijke rapport 'Visie op de gastvrijheidseconomie op VoornePutten' van de gezamenlijk gemeenten Brielle, Hellevoetsluis, Nissewaard en Westvoorne.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders

4.1 Inleiding

In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bep aalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Toetsing 

Het voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het rijksbeleid.

4.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)

Op 1 oktober is het 'Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang' in werking getreden. Door dit wijzigingsbesluit is ook het Bro aangepast. In artikel 3.1.6 is het tweede lid toegevoegd. Dit lid heeft betrekking op de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze ladder stelt eisen aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De wettelijke regeling gaat vergezeld van een handreiking die andere overheden ondersteunt bij de praktische toepassing van de juridische verplichting. Artikel 3.1.6 tweede lid: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing 

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Op basis van de 'Handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking' van het ministerie van I en M wordt onder 'andere stedelijke voorzieningen' accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure geschaard.

Recreatiewoningen worden niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Aangezien er slechts één bedrijfswoning wordt gerealiseerd, is er eveneens geen sprake van een woningbouwlocatie. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing. Wel dient de behoefte naar recreatiewoningen onderbouwd te worden in het kader van de haalbaarheid van het bestemmingsplan. Zie hiervoor Hoofdstuk 3 en Bijlage 2 van dit bestemmingsplan.

4.3 Provinciaal en regionaal beleid

4.3.1 Visie ruimte en mobiliteit

De Visie ruimte en mobiliteit geeft de visie voor 2020 en een doorkijk naar 2040 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Er staat in hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Ook de instrumenten van de provincie komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'lokaal wat kan, provinciaal wat moet'.

Nieuwe bebouwing, bijvoorbeeld voor verblijfsrecreatie, jachthavens en nieuwe landgoederen, is mogelijk indien de ruimtelijke kwaliteit en andere specifieke waarden ter plekke worden behouden of verbeterd.

Verblijfsrecreatie

De ontwikkeling van verblijfsrecreatie wordt, net als andere ruimtelijke ontwikkelingen, in de eerste plaats gestuurd via het handelingskader ruimtelijke kwaliteit. Bestaande verblijfsrecreatiecomplexen zijn opgenomen op de kwaliteitskaart via de laag van de occupatie. Tevens zijn voor verblijfsrecreatie specifieke richtpunten benoemd. Eventuele nieuwe ontwikkelingen worden niet op kaart opgenomen, maar zijn gehouden aan het handelingskader ruimtelijke kwaliteit. Dat betekent dat gemeenten of andere initiatiefnemers niet gebonden zijn aan vooraf vastgelegde zoeklocaties. Wel is bij een nieuwe ontwikkeling (uitbreiding of herstructurering bestaande complexen of ontwikkeling van een nieuw complex) het handelingskader ruimtelijke kwaliteit van toepassing, waarbij de mogelijkheden en kwaliteitseisen afhankelijk zijn van de aard, omvang en locatie van de ontwikkeling.

Recreatiewoningen moeten ook als zodanig gebruikt worden. Zij voldoen meestal noch naar locatie, noch functioneel aan de eisen voor reguliere woningen en worden ook niet meegewogen in de ramingen van de woningbehoefte. De provincie beschouwd daarom permanente bewoning van recreatiewoningen als een onwenselijke ontwikkeling.

Toetsing

Nieuwe bebouwing in de vorm van verblijfsrecreatie is mogelijk indien de ruimtelijke kwaliteit en andere specifieke waarden ter plaatse worden behouden of verbeterd. Hiervoor is het handelingskader ruimtelijke kwaliteit van belang. Op de regels met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit wordt nader ingegaan in de volgende paragraaf. Uit deze paragraaf blijkt dat de ontwikkeling voldoet aan deze regels.

In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat permanente bewoning van recreatiewoningen niet is toegestaan.

Het initiatief is in lijn met het beleid uit de Visie ruimte en mobiliteit van de provincie Zuid-Holland.

4.3.2 Verordening ruimte 2014

De Visie ruimte en mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. De Verordening ruimte ziet toe op de ruimtelijke regelgeving. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen.

In de verordening is, net als in Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en SVIR, ook de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. De provincie heeft de ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid- Hollandse situatie.

Voor dit plan zijn de regels met betrekking tot Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (artikel 2.2.1) van belang. In lid 1 van deze regel is opgenomen dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling als er wordt voldaan aan voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit. Het betreft de volgende voorwaarden:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen (zoals bedoeld in het derde lid);
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen (zoals bedoeld in het derde lid).

Het plangebied is op de kaart 'Laag van de stedelijke occupatie' aangeduid als 'Verblijfsrecreatiegebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0009.png"

Uitsnede kaart 'Laag van de stedelijke occupatie'

Voor een 'Verblijfsrecreatiegebied' geldt het volgende richtpunt:

  • Verblijfsrecreatiegebieden hebben een recreatief karakter en passen qua locatie, schaal, inrichting en kwaliteit van de randen goed in hun omgeving.

Verblijfsrecreatiegebieden variëren van relatief open en groene campings tot terreinen met stacaravans en complexen met recreatiebungalows en bijbehorende voorzieningen. Er is sprake van een tendens tot herstructurering en opwaardering, waarbij campings worden bebouwd, stacaravans worden vervangen door bungalows, of bungalowterreinen worden heringericht. Bij verblijfsrecreatiegebieden is van belang dat ze een aantrekkelijke, recreatieve uitstraling hebben en qua locatie, schaal, inrichting en kwaliteit van de randen goed passen in hun omgeving.

Met het plan is sprake van de realisatie van luxe recreatiewoningen binnen een gebied dat is aangemerkt als een 'Verblijfsrecreatiegebied'. Het plangebied wordt landschappelijk ingepast, waarbij wordt aangesloten op de landschappelijke structuren en kwaliteiten van de omgeving. Er is daarmee sprake van een ruimtelijke ontwikkeling die past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart.

In lid 2 van artikel 2.2.1 worden uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën genoemd. Op de navolgend afbeelding wordt duidelijk dat het plangebied niet valt onder een bijzondere beschermingscategorie. Grenzend aan het plangebied ligt een gebied dat valt onder beschermingscategorie 1 en is aangewezen als ecologische hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0010.png"

Uitsnede kaart 'Beschermingscategorieën ruimtelijke kwaliteit'

In lid 3 van artikel 2.2.1 worden de aanvullende ruimtelijke maatregelen benoemd waarin in lid 1 naar wordt verwezen. Aanvullende maatregelen, naast landschappelijke inpassing, zijn voor voorliggend niet van toepassing.

In lid 4 van artikel 2.2.1 wordt aangegeven dat een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een motivering bevat, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie.

Met de ontwikkeling zijn de richtpunten van de kwaliteitskaart niet in het geding. De gronden zijn eveneens niet gelegen binnen een beschermingscategorie. Een beeldkwaliteitsparagraaf hoeft daarom niet te worden opgesteld. In Hoofdstuk 3 van deze toelichting is echter wel opgenomen op welke wijze het initiatief landschappelijk wordt ingepast.

In lid 5 wordt aangegeven dat voor zover in de verordening specifieke regels zijn opgenomen ten behoeve van bepaalde typen ruimtelijke ontwikkelingen, deze specifieke regels voorgaan, tenzij het bepaalde in artikel 2.2.1 zich daartegen niet verzet. Lid 5 is niet van toepassing op voorgenomen ontwikkeling omdat er geen specifieke regels van belang zijn.

Toetsing

Uit het voorgaande blijkt dat de ontwikkeling voldoet aan de regels uit de provinciale verordening.

4.3.3 Visie op de gastvrijheidseconomie op Voorne-Putten

De Visie op de gastvrijheidseconomie op Voorne-Putten is een visie die is opgesteld door het samenwerkingsverband van de vier gemeenten op het eiland Voorne-Putten: Brielle, Hellevoetsluis, Nissewaard en Westvoorne. De samenwerking van de vier gemeenten op Voorne-Putten wordt steeds intensiever, met name op het vlak van recreatie en toerisme. Er zijn de afgelopen jaren vele gebiedsvisies ontwikkeld of in ontwikkeling. Samenhang op het gebied van toeristisch-recreatieve ambities en visies ontbrak vooralsnog. Daarom is een visie inclusief uitvoeringsprogramma op toerisme en recreatie opgesteld. De visie moet Voorne-Putten in staat stellen om zich integraal en afgestemd op toekomstige ontwikkelingen in samenhang en onderscheidend te presenteren en om kansen in de markt te verzilveren.

De visie bestaat uit vier componenten. De visie geeft de duurzame kern weer als verbindend anker. Tevens geeft hij de ambities en bijpassende kwaliteiten weer als dynamisch en richtinggevend baken. De vier componenten zijn als volgt:

  • waarom Voorne-Putten?
  • kernwaarden;
  • kernkwaliteiten;
  • gewaagde doelen.

De gewaagde doelen worden als volgt samengevat. Voorne-Putten is in 2030 perfect toegankelijk over de weg en via het water. De gastvrije kernkwaliteiten van Voorne-Putten staan in de (digitale) etalage. Ondernemers hebben een kwaliteitsslag gemaakt en verblijfstoerisme heeft een blijvende impuls gekregen. Deze doelen moeten ervoor zorgen dat de kernkwaliteiten van Voorne-Putten beter benut worden en dat bestedingen en werkgelegenheid van verblijfstoerisme en dagrecreatie (incl. waterrecreatie) verdubbelen.

Verder wordt aangegeven dat verblijfstoerisme en recreatie geconcentreerd is in de Kop van Voorne, de zuidrand van het eiland en in de vestingsteden. Verblijfsbestemmingen aan zuidrand van het eiland zijn (her)ontwikkeld, versterkt in kwaliteit en gericht op authentieke verblijfsmogelijkheden zoals eco-lodges die opgaan in de natuur, stijlvolle B&B’s en duurzame familiehotels die eveneens zakelijk in trek zijn. Zieltogende locaties elders zijn getransformeerd tot natuur of andere functies door een proces van recreatieve herverkaveling.

In de visie wordt gesteld dat er voor de toekomstige situatie op Voorne-Putten een verschuiving gaat plaatsvinden naar het profiel van gasten die zich kenmerkt door stijlvol en luxe.

Toetsing

Met de realisatie van een recreatiepark met 26 luxe recreatiewoningen wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de gastvrijheidseconomie op Voorne-Putten. De doelgroep voor de beoogde woningen wordt gekarakteriseerd als 'stijlvol en luxe'. Dit sluit aan bij de verschuiving van het profiel van de gasten die zich kenmerkt door stijlvol en luxe.

Door de landschappelijke inpassing en hoogwaardige uitstraling wordt de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van het plangebied verbeterd.

Het initiatief is in overeenstemming met de Visie op de gastvrijheidseconomie op Voorne-Putten.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Structuurvisie Hellevoetsluis 2015+

Op 13 oktober 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hellevoetsluis 2015+ vastgesteld. De Structuurvisie Hellevoetsluis 2015+ geeft de visie en ambities met betrekking tot het gemeentelijk beleid weer. De visie is een kader voor toekomstige bestemmingsplannen. De economische en maatschappelijke ontwikkelingen van de afgelopen jaren en de verwachte doorwerking daarvan naar de toekomst geven aanleiding diverse ontwikkeling te temporiseren. Daarom is bij de projecten en locaties onderscheid gemaakt in 'Harde plannen', waarvan de realisatie in de komende jaren wordt verwacht en 'Zachte plannen'.

Voorliggend plan heeft betrekking op het 'beleid ten aanzien van de ontwikkeling van de voorzieningen'. In het beleid worden ook concreet harde en zachte projecten genoemd. Voorliggend plangebied is niet opgenomen op de structuurvisiekaart en maakt daarom geen deel uit van de harde of zachte plannen voor het beleid ten aanzien van de ontwikkeling van de voorzieningen.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat de gemeente inzet op het bieden van ontwikkelingsruimte voor toerisme en recreatie binnen de oeverzone en het ontwikkelen van recreatieve voorzieningen. Het deel vanaf de Haringvlietdam tot aan De Vesting vormt de toeristisch-recreatieve (ontwikkelings)zone van Hellevoetsluis. Het gebied leent zich uitstekend voor verschillende vormen van recreatie en toerisme, maar herbergt tegelijkertijd enkele zeer belangrijke natuurgebieden.

Voor meer intensieve vormen van recreatie is voldoende ruimte beschikbaar in het overgangsgebied tussen het verstedelijkingsgebied en het landschappelijk en ecologisch waardevol gebied. Het gaat dan om 'Moolen Heerenhoek', de Quackpolder en het stedelijke uitloopgebied tussen de Amnesty Internationallaan en het Quackgors. Op deze plekken is, aansluitend op de bestaande voorzieningen, ruimte gereserveerd voor toeristisch-recreatieve ontwikkeling in combinatie met landschapsontwikkeling. Dat wil zeggen dat het primaat bij recreatie en toerisme ligt, maar dat bij de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen nadrukkelijk rekening moet worden gehouden met het belang van andere functies, zoals landbouw, natuur en landschap. Door ontwikkeling van natuur en kleinschalige landschapselementen ontstaat een gebied met een vloeiende overgang van stad naar natuurgebied. De kwetsbare natuurgebieden (Duinen van Voorne) worden ontlast doordat voor recreanten nieuwe interessante gebieden beschikbaar komen, terwijl tevens de ecologische structuur aanzienlijk verbeterd wordt.

Toetsing

Het gebied is onderdeel van de toeristisch-recreatieve (ontwikkelings)zone van Hellevoetsluis. Beleidsmatig biedt de gemeente mogelijkheden voor een toeristisch-recreatieve ontwikkeling in combinatie met landschapsontwikkeling.

Het initiatief voorziet in de ontwikkeling van luxe recreatiewoningen. Het initiatief wordt landschappelijk ingepast, waarbij ruimte wordt gecreëerd voor meer natuur en biodiversiteit.

Het initiatief is in overeenstemming met de Structuurvisie Hellevoetsluis 2015+.

4.4.2 Visie Ontwikkeling Recreatieve Zone

Op 13 oktober 2011 heeft de gemeenteraad de Visie ontwikkeling Recreatieve Zone vastgesteld. In deze visie is de recreatieve zone van de gemeente ingedeeld in kleinere gebieden. Dit geeft een zeker overzicht en handvat om afwegingen te maken voor initiatieven per gebied. Zowel voor toekomstige functies en uitvoering als voor een duiding van de termijn van ontwikkeling en de volgorde daarin. Het is uiteraard wel van belang het grotere geheel niet uit het oog te verliezen, zoals bijvoorbeeld voor wat betreft de verbindingen tussen de gebieden onderling als voor die met de Vesting.

Voor voorliggend bestemmingsplan is deelgebied 'Rood' van belang. Het thema Rood aan de zuidwestelijke provinciale weg is gebaseerd op de bestaande voorzieningen en een aantal ontwikkelingen op de korte termijn (tot 2015). Het betreft hier:

  • Uitbreiding Camping de Quack (Resort Poort van Zeeland);
  • Realisering recreatiegebied Quackpolder;
  • Verblijfsrecreatie;
  • Zorg en verblijf.

Als gebruiksmogelijkheden worden de volgende functies gezien:

  • Kamperen;
  • Verblijfsrecreatie;
  • Wellness;
  • Wandelen fietsen;
  • Vakantiepark;
  • Extensieve recreatie en natuur;
  • Bewegen en beleven;
  • Gerelateerde horeca en detailhandel.

Toetsing

Op basis van de Visie Ontwikkeling Recreatieve Zone is het toevoegen van verblijfsrecreatie passend in het plangebied. Het plangebied wordt landschappelijk ingepast, waarbij wordt aangesloten op de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving van het plangebied. Met het initiatief wordt ruimte gecreëerd voor meer natuur en biodiversiteit. De recreatiewoningen krijgen een hoogwaardige uitstraling, wat bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.

Het initiatief is in overeenstemming met de Visie Ontwikkeling Recreatieve Zone en geeft invulling aan de ontwikkeling van de recreatieve zone van Hellevoetsluis.

4.4.3 Beleidsplan Toerisme en Recreatie 2014-2017

Het beleidsplan Toerisme en Recreatie is op 24 april 2014 vastgesteld. In het beleidsplan zijn drie ontwikkelingsrichtingen genoemd voor de komende periode. Het gaat om de volgende ontwikkelingsrichtingen:

  • Op, aan en in het water
    De ligging aan het Haringvliet en de nabijheid van Noordzee is kenmerkend voor Hellevoetsluis en heeft voor een groot deel de ontwikkeling van de vestingstad beïnvloed. Enkele speerpunten zijn: verbetering aanlegplaatsen voor riviercruises, het behouden van de blauwe vlag, organiseren van watersportgerelateerde evenementen.
  • Het roemruchte verleden (cultuurhistorie)
    Het hart van het roemruchte verleden ligt in de Hellevoetse Vesting. De historische vesting is een van de best bewaard gebleven verdedigingswerken in Nederland. De vesting is nu vooral de thuishaven voor watersporters.
  • Recreëren aan de kust en in de natuur (strand, duinen, recreatiegebieden en natuur)
    De komende jaren wordt er ingezoomd op de ontwikkeling van de zogenaamde recreatieve zone. Deze zone betreft o.a. het Quackstrand en het gebied langs de Dam. Beleving en kwaliteitsverbetering staan voorop. Concreet wordt daarbij ingezet op o.a. intensievere vormen van recreatie, het verbeteren van de bereikbaarheid en het opwaarderen van horeca- en sanitaire voorzieningen.

Toetsing

Met de realisatie van een recreatiepark met 26 luxe recreatiewoningen wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de toeristische en recreatieve sector in de gemeente Hellevoetsluis. Het initiatief richt zich op de ontwikkelingsrichting 'Recreëren aan de kust en in de natuur'. Het initiatief wordt landschappelijk ingepast, waarbij ruimte wordt gecreëerd voor meer natuur en biodiversiteit. De ontwikkeling voorziet in een behoefte aan recreatiewoningen in het hogere segment. De ontwikkeling is daarmee onderscheidend op het bestaande aanbod. Zie hiervoor tevens het behoefte onderzoek in Bijlage 2.

Het initiatief is in overeenstemming met het beleidsplan Toerisme en Recreatie.

4.4.4 Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020

Op 10 december 2009 is het Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020 vastgesteld. Het Groenstructuurplan heeft als doel om het bestaande (stedelijke) groen te behouden, de ecologische kwaliteit ervan te verbeteren en de samenhangende structuur ervan op termijn verder te ontwikkelen. Om dat te bereiken heeft het de volgende status:

  • 1. Beleidskader voor al het gemeentelijk beleid;
  • 2. Toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  • 3. Uitvoeringskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte voor de aspecten groen en water.

In het Groenstructuurplan worden elf belangrijke groenstructuren behandeld. Dit zijn bijvoorbeeld bermen, dijken, watergangen en stedelijk groen. Per groenstructuur worden kernkwaliteiten van de huidige situatie, relevante ontwikkelingen, toekomstig beheer en inrichting en het streefbeeld voor 2020 weergegeven.

Het plangebied maakt deel uit van polder De Quack. Als ambitie is voor deze polder geformuleerd dat recreatieontwikkeling samen gaat met natuurontwikkeling.

Toetsing

Met het initiatief is sprake van de realisatie van luxe recreatiewoningen, een bedrijfswoning en een receptiegebouw. Het plangebied wordt landschappelijk ingepast, waarbij wordt aangesloten op de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving van het plangebied. Met het initiatief wordt op verschillende manieren ruimte gecreëerd voor meer natuur en biodiversiteit. Verspreid over de locatie worden bomen en struiken aangeplant, die nestruimte zullen bieden aan vogels. De bestaande greppels in het midden en aan de buitenkant van het plangebied worden opgewaardeerd. De greppels worden verbreed en ingericht met natuurvriendelijke oevers. Ten behoeve van de natuurontwikkeling worden er in het plangebied nestkasten opgehangen voor vleermuizen en huismussen. Rondom de recreatiewoningen zullen de gronden als bloemrijk grasland worden ingericht.

Het initiatief is in overeenstemming met het Groenstructuurplan.

4.4.5 Economische Beleidsnota 2008-2020

De Economische Beleidsnota 2008-2020 is vastgesteld door de gemeenteraad van Hellevoetsluis op 3 juli 2008. De economische beleidsnota is een zogeheten paraplunota, waar tegen de achtergrond van de actuele economische ontwikkeling het economische beleid in de samenhang met alle andere beleidsvelden en ambities van de gemeente wordt weergegeven. De nota streeft naar een lokale economie, die letterlijk voortdurend ruimte biedt aan nieuwe bedrijfsinitiatieven passend in het karakter van Hellevoetsluis en naar regionale afstemming. Daarbij wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling, dat wil zeggen:

  • een evenwichtige en stabiele economische ontwikkeling van bedrijven en maatschappelijke organisaties;
  • geen aantasting of bovenmatige belasting van het milieu.

De ambities van Hellevoetsluis dienen zoveel mogelijk te worden opgepakt op het schaalniveau voor Voorne-Putten. Daarnaast biedt de ligging in de nabijheid van het Havenindustrieel complex en de toekomstige aanleg van de 2e Maasvlakte kansen.

De ambities van de gemeente Hellevoetsluis met betrekking tot de recreatieve zone zijn:

  • verbeteren werking van de arbeidsmarkt;
  • uitbreiding vakgericht onderwijs;
  • benutten van de potenties in toerisme en recreatie;
  • opstellen detailhandelsvisie en horecanota;
  • economische dynamiek en behoud van de ruimtelijke kwaliteit moeten op elkaar afgestemd worden;
  • verbeteren van de gemeentelijke dienstverlening.

De ambities van de gemeente zijn vertaald in maatregelen. Een maatregel die van belang is voor het onderhavig bestemmingsplan is het actief doorontwikkelen van toerisme en recreatie.

Toetsing

Met de realisatie van een recreatiepark met 26 luxe recreatiewoningen wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de toeristische en recreatieve sector in de gemeente Hellevoetsluis. De ontwikkeling voorziet in een behoefte aan recreatiewoningen in het hogere segment.

Het initiatief is in overeenstemming met de Economische Beleidsnota.

4.4.6 Beleidsvisie duurzaamheid en milieu (2014-2020)

Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie duurzaamheid en milieu vastgesteld. Het doel van het gemeentelijk duurzaamheidbeleid is het “inzetten op een duurzaam wonen, werken en recreëren in de gemeente Hellevoetsluis”. Het begrip duurzaamheid refereert aan een ontwikkeling die in evenwicht is met wat de omgeving te bieden heeft, lokaal, mondiaal, nu maar ook in de toekomst. Bij een duurzame ontwikkeling zijn ecologische-, economische- en sociale waarden in evenwicht.

Binnen de Beleidsvisie duurzaamheid en milieu worden de volgende duurzaamheidaspecten gedefinieerd:

  • Sociale aspecten: Participatie en samenwerking en Kennisdeling en innovatie;
  • Milieuaspecten: Geluid, Luchtkwaliteit & geur, (Externe) veiligheid, Bodem, Water, Groen & ecologie, Energie & materialen, Afval & grondstoffen;
  • Economische aspecten: Duurzaam inkopen en aanbesteden, Werkgelegenheid, Duurzame mobiliteit, Duurzame verdienmodellen.

Om te zorgen voor een goede inbedding in de gemeentelijke organisatie worden bovengenoemde duurzaamheidaspecten thematisch beschouwd. Deze thema's zijn:

  • 1. Duurzame leefomgeving;
  • 2. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling;
  • 3. Duurzame bedrijvigheid;
  • 4. Duurzame gemeentelijke bedrijfsvoering.

Per duurzaamheidsaspect zijn hoofddoelstellingen geformuleerd die per duurzaamheidsthema zijn uitgewerkt in specifieke doelstellingen. Per thema zijn projecten geformuleerd tot het jaar 2020. De projecten zijn weergegeven in het meerjaren uitvoeringsprogramma.

De doelstellingen voor duurzame ruimtelijke ontwikkelingen zijn weergegeven in de navolgende tabel.

Duurzaamheid thema   Specifieke doelstellingen tot 2020  
Duurzame ruimtelijke ontwikkelingen   Duurzaamheid in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.  
  Kennisdeling over innovatieve duurzame maatregelen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met initiatiefnemers en andere partijen.  
  Toetsen van ruimtelijke ontwikkelingen aan de gebiedsgerichte streefbeelden voor geluid, luchtkwaliteit externe veiligheid en bodem.  
  Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar 30% groen, water en spelen.  
  Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt getoetst of de plannen waterrobuust zijn in het huidige klimaat maar ook onder veranderende klimaatomstandigheden waarbij gestreefd wordt naar 10% open water (binnenstedelijk 10% van de toename van het verhard oppervlak en in het buitengebied 10% van het plangebied).  
  Voor uitbreidingslocaties wordt gestreefd naar een optimale scheiding van afval- en hemelwaterstromen.  
  Goede landschappelijke inpassing van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied.  
  Stimuleren van natuurvriendelijke maatregelen aan gebouwen (nestgelegenheid vogels en vleermuizen, groene daken, gevelbeplanting).  
  Streven naar een Energie Prestatie op Locatie (EPL) van 8 tot 9 bij het realiseren bij woninglocaties van meer dan 50 woningen.  
  Bij planvorming streven naar een score van 7,5 op GPR stedenbouw en op GPR gebouw een score van 8,0 op het onderdeel energie en een gemiddelde score van 7,5.  
  Bij 70% van de omgevingsvergunningen wordt de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) getoetst op de bouwvloer.  
  20% van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en /of collectieve opties.  
  Stimuleren van duurzaam slopen bij ruimtelijke ontwikkelingen.  
  Stimuleren van duurzaam inkoopcriteria bij bouw en woonrijp maken  
  Stimuleren van duurzame mobiliteit (fietsroutes, OV) bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.  
  Stimuleren van duurzame maatregelen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.  

Toetsing

Het voornemen bestaat om de (recreatie)woningen energieneutraal uit te voeren en duurzame materialen te gebruiken. Dit zal verder worden uitgewerkt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning. Voorliggend plan zal minimaal voldoen aan de wettelijke basis voor duurzaamheid zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. In 2021 zullen alle gebouwen overigens bijna energieneutraal moeten zijn. Deze wettelijke plicht gaat dan ook voor recreatiewoningen gelden. Hiervoor zullen volgens de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) te zijner tijd nog voorwaarden worden opgesteld.

4.4.7 Geluidbeleidsplan (2008-2017)

Het gemeentelijke geluidbeleid is weergegeven in het Geluidbeleidsplan 2008 – 2017 dat op 20 maart 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld. De geluidkwaliteit is weergegeven in de geluidkaart wergverkeerslawaai en de geluidkaart industrielawaai. De geluidsbelastingskaart voor wegverkeerslawaai is berekend op de Regionale Verkeers en MilieuKaart (RVMK). Hierbij wordt rekening gehouden met alle relevante ontwikkelingen. De DCMR heeft het industrielawaai van bedrijven en horeca berekend.

Toetsing

In paragraaf 5.2.1 wordt nader ingegaan op het aspect geluid met betrekking tot voorliggende ontwikkeling.

4.4.8 Luchtkwaliteitsplan (2008-2017)

Tevens is er een luchtbeleidsplan 2008 –2017 opgesteld die op 20 maart 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad. De luchtkwaliteit van de gemeente Hellevoetsluis is weergegeven in de luchtkwaliteitskaarten. Deze kaarten zijn berekend op basis van de RVMK.

Toetsing

In paragraaf 5.2.4 wordt nader ingegaan op het aspect luchtkwaliteit met betrekking tot voorliggende ontwikkeling.

4.4.9 Visie Externe veiligheid (2008-2017)

De externe veiligheidssituatie in de gemeente Hellevoetsluis is weergegeven in de Visie Externe Veiligheid 2008 – 2017 die op 20 maart 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad. Binnen de gemeente Hellevoetsluis zijn een aantal risicobronnen aanwezig. Het betreft stationaire bronnen, zoals een LPG-tankstation, opslagen voor gevaarlijke stoffen, propaantanks en vuurwerkopslag. De overige bronnen betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. De risicobronnen zijn weergegeven in de signaleringskaart externe veiligheid.

Toetsing

In paragraaf 5.2.5 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid met betrekking tot voorliggende ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt getoetst in hoeverre dit initiatief haalbaar is in het kader van milieu- en omgevingsaspecten.

5.2 Milieu

5.2.1 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals woningen, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen.

Toetsing

Met het initiatief is sprake van de realisatie van 26 luxe recreatiewoningen, één bedrijfswoning en een receptiegebouw. Recreatiewoningen en receptiegebouw worden in het kader van de Wgh niet aangemerkt als een geluidsgevoelig object. Een bedrijfswoning is wel een geluidsgevoelig object. De bedrijfswoning ligt binnen de onderzoekszone van één weg, namelijk de Duinweg/Schenkeldijk. Om die reden is een akoestisch onderzoek naar de bedrijfswoning noodzakelijk.

De Duinweg/Schenkeldijk betreft echter een weg die niet gebruikt wordt als doorgaande weg. De weg is doordeweeks overdag aan één zijde afgesloten. Gezien de afstand van de weg tot de bedrijfswoning (70 m), de afschermende werking van tussengelegen bebouwing en de intensiteit van de weg, is er geen geluidshinder te verwachten ter plaatse van de bedrijfswoning.

De gemeente Hellevoetsluis heeft in januari 2015 geluidsbelastingskaarten voor de situatie in 2015 en 2030 gemaakt. In de kaarten zijn alle relevante geluidbronnen voor wegverkeerlawaai in de gemeente opgenomen. Opgemerkt wordt dat de Duinweg/Schenkeldijk niet als relevante geluidsbron in de kaart is opgenomen. De kaarten zijn gemaakt op basis van de verkeersintensiteiten in 2015 en 2030. Voor de situatie in 2030 is met alle relevante ontwikkelingen en de effecten daarvan op de verkeersintensiteiten rekening gehouden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de kaarten geraadpleegd. Op de navolgende afbeeldingen zijn uitsnedes van de geluidsbelastingskaarten opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0011.png"

Geluidsbelastingkaart 2015

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0012.png"

Geluidsbelastingkaart 2030

Uit de kaart blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de bedrijfswoning lager is dan 48 dB. De geluidsbelasting ter plaatse van de recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 48 dB. De geluidsbelasting ter plaatse van de bedrijfswoning en de recreatiewoningen voldoet daarmee aan de voorkeursgrenswaarde. Dit betekent dat de woningen akoestisch gunstig gelegen zijn.

De ontwikkeling zorgt voor een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen per dag (zie hiervoor paragraaf 5.6). De toename van het aantal verkeersbewegingen zal niet leiden tot een significante verslechtering van de geluidsbelastingen op de omliggende geluidgevoelige objecten.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

5.2.2 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies of milieuhinderveroorzakende functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu binnen en buiten het plangebied mogelijk is. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van nieuwe gevoelige functies.

Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'1 als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de aanbevolen richtafstanden met één stap worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf de grens van de locatie van de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies.

Toetsing

Het plangebied en haar omgeving maakt gezien de aanwezige functies deel uit van een 'rustig buitengebied'.

Hinderveroorzakende functies in het plangebied

Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' kan voorliggend initiatief worden gecategoriseerd als 'Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)'. De VNG-brochure geeft de volgende minimaal aanbevolen richtafstanden aan voor deze functie:

Type inrichting   Geur   Stof   Geluid   Gevaar  
Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)   30   0   50   30  

De maximale richtafstand, die volgt uit de VNG-brochure, voor voorliggend initiatief bedraagt 50 m. In de omgeving zijn milieuhindergevoelige objecten in de vorm van de woningen aan de Duinweg 2 en 4. De afstand tussen het plangebied en deze woningen bedraagt circa 25 m. De beoogde luxe recreatiewoningen worden gerealiseerd op een rustig terrein in het hogere segment, waarbij geen sprake zal zijn van kamperen, animatieteams, ondersteunende horeca of andere voorzieningen. De richtafstand uit de VNG-brochure is daarom niet geheel representatief voor de voorliggende situatie. Er is eerder sprake van recreatieve bewoning. Bovendien is in de huidige situatie reeds sprake van recreatiewoningen op korte afstand van de woningen. De afstand tussen de woningen en het plangebied is voldoende groot. Gezien de afstand en het feit dat er in de omgeving meerdere recreatiewoningen aanwezig zijn, is voorgenomen ontwikkeling passend in de omgeving.

Voor de ontwikkeling wordt ook een milieuhindergevoelige functie in de vorm van een bedrijfswoning gerealiseerd. Deze woning is niet gevoelig van hinder afkomstig van de eigen inrichting. De woning is wel gevoelig voor de milieuhinderveroorzakende functies in de omgeving van het onderzoeksgebied.

Hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied

Naast voorgenoemde toetsing moet onderzocht worden of de functies in het plangebied hinder ondervinden van hinderveroorzakende functies in de omgeving van het plangebied. In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven of functies gelegen die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

5.2.3 Bodem

Algemeen

De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieveranderingen of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de nieuwe functie.

Toetsing

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in september 2016 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek is als bijlage 3 bijgevoegd.

Ten aanzien van de onderzoekslocatie wordt de hypothese 'onverdachte locatie' op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek aanvaard.

Voor de grondmengmonsters van de bovengrond en de ondergrond geldt dat voor de onderzochte parameters geen verhoogde gehaltes zijn gemeten (< achtergrondwaarden). In het grondwater zijn eveneens geen verhoogde gehaltes gemeten (< streefwaarden).

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de herziening van het bestemmingsplan en de beoogde nieuwbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie.

In één boring (boring 8) is een puinhoudende laag aangetroffen. De laag bestond volledig uit puin en wordt daarom niet als bodem aangemerkt. Bij ontwikkeling van het gebied zal voor deze laag een geschikte afvoer- en/of hergebruiksmogelijkheid worden bepaald.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.2.4 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.


Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.


Toetsing

Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. In dit plan wordt 26 nieuwe luxe recreatiewoningen, één bedrijfswoning en een receptiegebouw gerealiseerd. Deze woningen kunnen gelijk worden gesteld aan woningen uit de ministeriële regeling NIBM. Toetsing aan de grenswaarden is, gezien het beoogde aantal woningen, niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool2 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid en de luchtkwaliteitskaarten van de gemeente Hellevoetsluis geraadpleegd. De luchtkwaliteitskaarten zijn als Bijlage 4 bijgevoegd.

De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het plangebied tussen 2016 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2016, 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging.

De luchtkwaliteitskaarten van de gemeente Hellevoetsluis laten eveneens zien dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2016 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

In het plangebied worden geen gevoelige functies beoogd zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Toetsing aan de grenswaarden is daarom niet noodzakelijk.


Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

5.2.5 Externe veiligheid

Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Plaatsgebonden risico  

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico  

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Toetsing

De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een terrein ten behoeve van verblijfsrecreatie maximaal 26 luxe recreatiewoningen, een bedrijfswoning en een receptiegebouw. Er is daarmee sprake van de realisatie van een kwetsbaar object (het terrein). De navolgende afbeeldingen betreffen uitsnedes van de risicokaart Nederland en de signaleringskaart externe veiligheid van de gemeente Hellevoetsluis. De globale ligging van het plangebied is op deze kaarten aangeduid met een blauw kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0013.png"

Uitsnede Risicokaart Nederland

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0014.png"

Uitsnede signaleringskaart externe veiligheid van de gemeente Hellevoetsluis

Stationaire bronnen

Città Romana (Parkweg 1)

Direct ten noorden en oosten van het plangebied ligt aan de Parkweg 1 vakantiepark Città Romana. Deze inrichting valt onder het Bevi. Ter plaatse van deze inrichting is een bovengrondse propaantank met een inhoud van 40.000 liter gesitueerd. De 10-6 contour van deze tank bedraagt 89 meter. Het invloedsgebied van de tank is 200 m. Het plangebied ligt niet binnen deze contouren.

Recreatiewoningen Parkweg 3

Ten noorden van het plangebied ligt aan de Parkweg 3 enkele recreatiewoningen. Deze inrichting is op basis van het Activiteitenbesluit op de risicokaart opgenomen. Op de locatie is een bovengrondse propaantank met een inhoud van 5.000 liter gesitueerd. De 10-6 contour van deze tank bedraagt 19 meter. Het plangebied ligt niet binnen deze contour.

Resort Poort van Zeeland

Direct ten noordwesten van het plangebied ligt aan de Duinweg 14 Resort Poort van Zeeland. Deze inrichting is op basis van de milieuvergunning (omgevingsvergunning) op de risicokaart opgenomen. Ter plaatse van deze inrichting is een ondergrondse propaantank met een inhoud van 20.000 liter gesitueerd. De 10-6 contour van deze tank bedraagt 50 meter. Het plangebied ligt niet binnen deze contour.

Mobiele bronnen

Op circa 1,4 km ten noordwesten van het plangebied ligt de rijksweg N57. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over rijkswegen is het Basisnet Weg van belang. Over de rijksweg N57 worden volgens het Basisnet Weg gevaarlijke stoffen vervoerd. De 10-6 contour van deze weg bedraagt 10 m voor het plaatsgebonden risico. Het plangebied ligt ruim buiten het toetsgebied van 200 m rondom de weg, waardoor een nadere afweging met betrekking tot het groepsrisico niet noodzakelijk is.

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg is het plan aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond toegestuurd. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft aangegeven dat er met betrekking tot het plan geen relevante externe veiligheidsaspecten zijn geconstateerd. De reactie is als Bijlage 5 toegevoegd.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied.

5.2.6 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Algemeen

Om te bepalen of voor het project een milieueffectrapport (M.E.R.) moet worden opgesteld, is het van belang om te kijken of de ontwikkeling een activiteit is als opgenomen in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.).

In de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn twee onderdelen (C en D) opgenomen. Het onderscheid tussen deze twee bijlagen is dat in bijlage C er direct sprake is van een m.e.r.-plicht voor besluiten met een omvang boven de drempelwaarden en besluiten onder de drempelwaarden zijn niet m.e.r.-plichtig. Onderdeel D geeft aan of er voor besluiten beoordeeld moet worden of er m.e.r. noodzakelijk is. Voor besluiten met een omvang boven de drempelwaarden moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en voor besluiten met een omvang onder de drempelwaarden een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Pas na het uitvoeren van een (vormvrije) m.e.r-beoordeling is duidelijk of er een M.E.R. moet worden opgesteld.

Toetsing

De realisatie van 26 nieuwe luxe recreatiewoningen, één bedrijfswoning en een receptiegebouw kan worden gekwalificeerd als "De aanleg, wijziging of uitbreiding van:

  • a. skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen en bijbehorende voorzieningen;
  • b. jachthavens.
  • c. vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen,
  • d. permanente kampeer- en caravanterreinen, of
  • e. themaparken."

als genoemd in onderdeel D.10 van de bijlage van het Besluit m.e.r..

Bij de activiteit zijn drie relevante indicatieve drempelwaarden opgenomen, namelijk:

  • 250.000 bezoekers of meer per jaar;
  • een oppervlakte van 25 hectare of meer;
  • 100 ligplaatsen of meer of;
  • een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1,5 hectare en ligt buiten een gevoelig gebied. De activiteit valt daarmee ruim beneden de gestelde drempelwaarde (oppervlakte van 25 hectare of meer), waardoor geen sprake is van een directe m.e.r.-(beoordelings)plicht. Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag zich ervan moet vergewissen of de activiteit, wanneer deze onder de drempelwaarden zit, daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet worden nagegaan of sprake is van de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Bij het bepalen van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu wordt, conform de Bijlage III van de Europese Richtlijn, ingegaan op de volgende onderdelen:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats waar de activiteit wordt verricht;
  • de kenmerken van het potentiële effect.

De kenmerken van het project

Het initiatief voorziet in de realisatie van 26 nieuwe luxe recreatiewoningen, één bedrijfswoning en een receptiegebouw.

De plaats waar de activiteit wordt verricht

Het plangebied is gelegen ten westen van de kern van Hellevoetsluis. De planlocatie grenst aan het Natura 2000 gebied Voornes Duin en ligt in de nabijheid van Natura 2000 gebied Haringvliet (incl. het Quackgors).

De kenmerken van het potentiële effect

De omvang van het project ligt ver beneden de voor de m.e.r.-beoordeling gedefinieerde drempelwaarden. In de navolgende paragrafen van dit hoofdstuk is aangetoond dat voor deze ontwikkeling geen sprake is van negatieve effecten op het milieu.

Op grond van de kenmerken van het plan en de ligging, kan de realisatie van de recreatiewoningen, bedrijfswoning en receptiegebouw in potentie de volgende milieueffecten hebben:

  • verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving;
  • invloed op omliggende beschermde natuurgebieden.

Luchtkwaliteit

Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. In dit plan wordt 26 nieuwe luxe recreatiewoningen, één bedrijfswoning en een receptiegebouw gerealiseerd. Deze woningen kunnen gelijk worden gesteld aan woningen uit de ministeriële regeling NIBM. In paragraaf 5.2.4 wordt nader ingegaan op het aspect luchtkwaliteit.

Beschermde natuurgebieden

Door Staring Advies is een voortoets Natura2000 uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd. In het rapport wordt geconcludeerd dat het initiatief geen significante negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000- gebieden 'Voornes Duin' en 'Haringvliet'.

Door de afstand ten opzichte van de beschermde habitats en de leefgebieden van de doelsoorten en de beperkte omvang van de geplande ruimtelijke ontwikkeling wordt geen schade verwacht op de kwalificerende habitats en doelsoorten van de Natura 2000-gebieden. Er zal geen fysieke aantasting van aangewezen habitats plaatsvinden. Het plangebied is niet van belang als habitat voor de aangewezen kwalificerende soorten (habitatrichtlijn, broedvogels en niet-broedvogels) van het Natura 2000-gebied.

De geplande ruimtelijke ontwikkeling vormt daarnaast geen belemmering voor wat betreft stikstofdepositie in nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Uit de PAS Gebiedsanalyse Voornes Duin blijkt dat er 'ontwikkelruimte' is voor het Natura 2000-gebied 'Voornes Duin'. In het Natura 2000-gebied 'Haringvliet' zijn geen stikstofgevoelige habitattypen aangewezen. Ook voor habitatsoorten en (broed-)vogels is bepaald dat effecten door stikstofdepositie hier niet aan de orde zijn.

Door de beperkte omvang van de geplande ruimtelijke ontwikkeling zijn significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen door stikstofdepositie niet te verwachten.

In paragraaf 5.4 wordt nader ingegaan op de potentiele effecten van het initiatief op de nabijgelegen beschermde natuurgebieden.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van het initiatief kunnen worden uitgesloten. Het bestemmingsplan kan zonder m.e.r.(-beoordeling) worden vastgesteld.

5.3 Archeologische en cultuurhistorische waarden

5.3.1 Archeologie

Algemeen

Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.

Toetsing

Aan het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) is de noodzaak van het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voorgelegd. BOOR adviseert de gemeente Hellevoetsluis met betrekking tot archeologische vraagstukken. Het advies wordt hierna behandeld. Het advies is als bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen.

Het plangebied maakt deel uit van een archeologisch kansrijk gebied. Op de archeologische waarden- en beleidskaart Hellevoetsluis wordt aan de locatie een redelijk tot archeologische verwachting toegekend. Conform het vigerend bestemmingsplan 'Recreatie' geldt voor de locatie een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m2.

De grondroerende werkzaamheden bestaan uit de aanleg van recreatiewoningen, een bedrijfswoning, een receptiegebouw en aan het project gerelateerde infrastructuur. De ingreep overschrijdt bovengenoemde marges van toegestane verstoringsdiepte en verstoringsoppervlakte. Echter, door voortschrijdend inzicht acht het BOOR een onderzoek op de planlocatie niet noodzakelijk.

Archeologisch onderzoek door het BOOR in de nabije omgeving laat zien dat de kansrijke lagen voor het aantreffen van de archeologische sporen uit de late prehistorie en Romeinse tijd (Hollandveen en Afzettingen van Duinkerke I) in dit gebied zijn geërodeerd door laatmiddeleeuwse overstromingen. Hoewel een toevalsvondst mogelijk is, worden intacte vindplaatsen feitelijk niet meer verwacht.

 

Het BOOR ziet naar aanleiding van de voorgelegde plannen geen reden tot archeologisch vooronderzoek (bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek) op de planlocatie en adviseert de gemeente Hellevoetsluis dan ook om af te zien van een dergelijk onderzoek. De locatie kan voor de voorgenomen ontwikkeling worden vrijgegeven zonder archeologische bemoeienis. Het BOOR benadrukt dat er altijd rekening gehouden dient te worden met zogenaamde toevalsvondsten. Bij een toevalsvondst dient daarvan melding te worden gemaakt bij de gemeente Hellevoetsluis.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect archeologie geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

5.3.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Door de wijziging van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Om die reden is een korte analyse verricht van de ontstaansgeschiedenis en de mogelijk aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied.


Toetsing

In en rond het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle elementen. Dit bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het aspect cultuurhistorie.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

5.4 Flora en fauna

5.4.1 Algemeen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.

5.4.2 Toetsing

Door Staring Advies is in februari 2019 een quickscan natuurtoets en voortoets N2000 uitgevoerd3. Dit onderzoek is als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Soortenbescherming

In het kader van de soortenbescherming is een literatuur- en veldonderzoek verricht. De bevindingen uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.

Op basis van het onderzoek wordt ter plaatse van het plangebied geen verstoring van beschermde flora en fauna verwacht. Bij het plaatsen van nieuwbouw dient wel rekening gehouden te worden met de verlichting. Deze dient expliciet niet gericht te zijn op de bomenrij grenzend aan het plangebied.

Gebiedsbescherming

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het plangebied ligt niet in het NNN. De kernkwaliteiten van de NNN worden niet aangetast door de geplande ruimtelijke ontwikkeling. Verder toetsing of een vergunningsaanvraag zijn niet noodzakelijk.

Natura 2000

De planlocatie grenst aan het Natura 2000 gebied Voornes Duin en ligt in de nabijheid van Natura 2000 gebied Haringvliet (incl. het Quackgors). Het initiatief moet daarom getoetst worden aan de Wet natuurbescherming (voortoets). Negatieve effecten kunnen veroorzaakt worden door bijvoorbeeld extra verstoring (geluid en zicht) en meer stikstofdepositie (door verkeer en extra woningen).

In het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat de realisatie van het recreatiepark geen significante negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000- gebieden 'Voornes Duin' en 'Haringvliet'.

Door de afstand ten opzichte van de beschermde habitats en de leefgebieden van de doelsoorten en de beperkte omvang van de geplande ruimtelijke ontwikkeling wordt geen schade verwacht op de kwalificerende habitats en doelsoorten van de Natura 2000-gebieden. Er zal geen fysieke aantasting van aangewezen habitats plaatsvinden. Het plangebied is niet van belang als habitat voor de aangewezen kwalificerende soorten (habitatrichtlijn, broedvogels en niet-broedvogels) van het Natura 2000-gebied.

Er zal met name tijdens de aanlegfase sprake zijn van enige geluidsverstoring en optische verstoring door de bouwwerkzaamheden, maar dit effect is van tijdelijke aard en leidt niet tot aantasting van de instandhoudingsdoelen. Ook zal er enige toename van verkeersbewegingen, lichtverstoring en menselijke activiteit optreden. Maar ook dit effect is minimaal door de beperkte omvang van de geplande ontwikkeling.

Stikstofdepositie

De geplande ruimtelijke ontwikkeling vormt geen belemmering voor wat betreft stikstofdepositie in nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Verdere Natura 2000-toetsing of het aanvragen van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming wordt niet noodzakelijk geacht. Uit de PAS Gebiedsanalyse Voornes Duin blijkt dat er 'ontwikkelruimte' is voor het Natura 2000-gebied 'Voornes Duin'. In het Natura 2000-gebied 'Haringvliet' zijn geen stikstofgevoelige habitattypen aangewezen. Ook voor habitatsoorten en (broed-)vogels is bepaald dat effecten door stikstofdepositie hier niet aan de orde zijn.

Door de beperkte omvang van de geplande ruimtelijke ontwikkeling zijn significante negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen door stikstofdepositie niet te verwachten. De ontsluiting van de recreatiewoningen zal plaatsvinden op bestaande infrastructuur. Het plangebied ligt op ruime afstand van de verstoringsgevoelige habitats en leefgebieden. Uit een globale effectanalyse is bovendien gebleken dat het kamperen, verblijven in bungalows en sporten op zichzelf geen effect op de instandhoudingsdoelstellingen heeft (bron: Ontwerpbeheerplan 2015-2020 bijzondere natuurwaarden Voornes Duin). Daarnaast is het plangebied voor de recreatiewoningen in de huidige situatie in agrarisch gebruik als productiegrasland. Het wegvallen van dit agrarisch gebruik heeft een gunstig effect op nabijgelegen Natura 2000-gebied doordat de uitstoot van stikstof daalt.

De instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden 'Voornes Duin' en 'Haringvliet' worden niet aangetast door de geplande ruimtelijke ontwikkeling. Verder toetsing of een vergunningsaanvraag is niet noodzakelijk.

5.4.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect flora en fauna geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

5.5 Water

5.5.1 Beleid

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van verhard oppervlak van 500 m2 of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer van hemelwater, als gevolg van de toename van verharding zal volledig moeten worden gecompenseerd, conform beleid van het waterschap met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding (compensatieplicht).

5.5.2 Situatie plangebied

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied wordt aan de west-, noord-, en oostzijde wordt omzoomd door een watergang. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een dijksloot die in het beheer is van het waterschap. In de huidige situatie is het plangebied onverhard.

Gebiedskenmerken

Het plangebied ligt in een 15e eeuwse aanwaspolder (polder De Quack). Het naastgelegen duingebied is later ontstaan. Door verstuiving van het duingebied is de polderdijk grotendeels onder het duinzand verdwenen. Ter hoogte van het plangebied is de dijk nog wel zichtbaar. De bodem bestaat in hoofdzaak uit lichte zavel, tegen de Duinweg komt fijn zand voor. De grondwatertrap is VI (GHG 40-80 cm –mv / GLG 120-180 cm –mv). Het meest westelijke van de twee percelen heeft een hollebollig oppervlak (hol-bol reliëf). Mogelijk is dit ontstaan als gevolg van het onregelmatig afgraven van veen. Het maaiveld verloopt van circa 1 m +NAP nabij de Duinweg tot circa 0,10 m +NAP in de oosthoek van het plangebied.

Waterkering

Het plangebied ligt gedeeltelijk in de beschermingszone van een primaire waterkering op basis van de Keur van het waterschap. In het vigerende bestemmingsplan is de beschermingszone beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Toekomstige situatie

Verharding en compenserende maatregelen

Het initiatief betreft de realisatie van 26 luxe recreatiewoningen, een bedrijfswoning en een receptiegebouw. Door deze ontwikkeling zal het verhard oppervlak toenemen. Door de toename aan verharding zal neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, al dan niet via het rioolstelsel. Dit leidt tijdens extreme situaties tot pieken in de waterstand met mogelijke wateroverlast als gevolg. Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert ten gevolge van de verhardingstoename zullen er in het desbetreffende peilgebied compenserende maatregelen getroffen moeten worden in de vorm van extra wateroppervlak. In het plan is voorzien in extra oppervlaktewater. De bestaande greppels worden verbreed. Deze bestaande watergangen krijgen een natuurvriendelijke inrichting. De verbreding van de bestaande watergangen zorgt voor voldoende compensatie van de toename van verhard oppervlakte. Indien mogelijk zal het regenwater afkomstig van het verhard oppervlakte worden geïnfiltreerd in de bodem. In onderstaand schema is de toename van de verharding alsmede de noodzakelijk m2 compensatie opgenomen. Bij het uitwerken van de plannen tot een aanvraag omgevingsvergunning zal de wijze van compensatie en infiltratie verder uitgewerkt worden. De waterhuishoudkundige eisen maken daarom deel uit van de anterieure overeenkomst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0530.BPDuinweg2en42016-vg01_0015.png"

Overzicht toename verhard oppervlak en compensatie

Regenwater, afvalwater en grondwater

Het afvalwater en (schoon) regenwater worden gescheiden gehouden. Regenwater van dakoppervlakken en schone terrein-/wegverharding worden zoveel mogelijk in het gebied opgevangen en/of naar het oppervlaktewatersysteem afgevoerd.

Bij het bouwrijp maken wordt gekeken naar de natuurlijke bodemopbouw en grondwaterhuishouding. Zo nodig worden aanvullende maatregelen getroffen om structurele overlast op de locatie zelf maar ook in de omgeving te voorkomen.

Het extra aanbod van afvalwater wordt door de gemeente getoetst aan de capaciteit van het bestaande rioolstelsel. Zo nodig worden aanvullende voorzieningen getroffen. Bij het uitwerken van de plannen tot een aanvraag omgevingsvergunning zal de wijze van infiltratie verder uitgewerkt worden. De waterhuishoudkundige eisen maken daarom onderdeel uit van de anterieure overeenkomst.

Riolering

Voor het initiatief zal een terreinriolering, een gemaal en persleiding worden aangelegd. Er ligt in de omgeving van het plangebied geen openbare voorziening waar direct onder vrijverval op aangesloten kan worden. Het afvalwater wordt met een drukriolering afgevoerd. Het hemelwater wordt schoon ingezameld en indien mogelijk hergebruikt. Het overtollige hemelwater wordt, voor zover mogelijk, geïnfiltreerd in de bodem of, in overleg met het waterschap, geloosd op het oppervlaktewater in het plangebied.

Bij het uitwerken van de plannen tot een aanvraag omgevingsvergunning zal de wijze van riolering verder uitgewerkt worden. De waterhuishoudkundige eisen maken daarom onderdeel uit van de anterieure overeenkomst.

Waterkering

Het initiatief wordt gerealiseerd binnen de beschermingszone van een primaire waterkering. Om die reden moet voor de ontwikkeling een watervergunning bij het waterschap worden aangevraagd.

5.5.3 Overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is toegestuurd aan het Waterschap. De opmerkingen van het Waterschap zijn verwerkt in voorliggende paragraaf voor wat betreft de toename van verharding en de compensatieplicht. Verder is de paragraaf verkeer en parkeren aangepast naar aanleiding van de reacties van het Waterschap. Zie hiervoor paragraaf 5.6 van dit bestemmingsplan. De reacties van het Waterschap zijn als Bijlage 8 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Het ontwerpbestemmingsplan is eveneens toegestuurd aan het Waterschap. Het Waterschap Hollandse Delta heeft in een reactie op het plan aangegeven dat de waterstaatsbelangen en wegbelangen in het ontwerpbestemmingsplan voldoende benoemd en gewaarborgd zijn. Ruimtelijk gezien gaat het waterschap akkoord met het wijzigen van het bestemmingsplan.

5.5.4 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect water geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

5.6 Verkeer en parkeren

5.6.1 Verkeer

Het plan voorziet in de realisatie van 26 luxe recreatiewoningen, een bedrijfswoning en een receptiegebouw. Om de verkeersgeneratie als gevolg van deze ontwikkeling te bepalen, is gebruik gemaakt van de kengetallen van het CROW4. Bij de berekening van de verkeersgeneratie is voor de recreatiewoningen uitgegaan van de categorie 'bungalowpark (huisjescomplex)' en voor de bedrijfswoning van de categorie 'Koop, vrijstaand' in het buitengebied.

Functie   Aantal   Categorie (op basis van kengetallen CROW)   Verkeersgeneratie per woning (maximaal)   Totaal  
Recreatiewoningen   26   bungalowpark (huisjescomplex)   2,8   72,8  
bedrijfswoning   1   Koop, vrijstaand   8,6   8,6  
Totaal aantal verkeersbewegingen   81,4  

De ontwikkeling zorgt daarmee voor 81,4 verkeersbewegingen per dag (worst-case).

Om een beeld te krijgen van het huidige aantal verkeersbewegingen ter plaatse van de Duinweg, zijn er tellingen uitgevoerd. Deze tellingen zijn uitgevoerd op de Duinweg ter hoogte van het plangebied. De tellingen hebben plaatsgevonden tussen 07.00 en 21.00 omdat in deze periode de meeste verkeersbewegingen plaatsvinden. Naar verwachting zal het daadwerkelijke aantal verkeersbewegingen iets hoger liggen. De tellingen zijn in de navolgende tabel opgenomen.

Dag   datum   aantal
voertuigen  
datum   aantal voertuigen   gemiddeld  
maandag   19 juni 2017   426   10 juli 2017   250   338  
dinsdag   20 juni 2017   340   4 juli 2017   253   297  
woensdag   21 juni 2017   421   5 juli 2017   314   368  
donderdag   22 juni 2017   566   6 juli 2017   376   472  
vrijdag   23 juni 2017   261   7 juli 2017   208   235  
zaterdag   17 juni 2017   782   8 juli 2017   480   632  
zondag   18 juni 2017   860   9 juli 2017   502   681  
gemiddeld     522     340   432  
weekgemiddelde     403     280   342  
weekendgemiddelde     821     491   657  

Het aantal verkeersbewegingen op de Duinweg ter plaatse van het plangebied bedraagt circa 432 per dag. De Schenkeldijk is op de kruising met het Gorzenpad vanuit één richting afgesloten is tussen 07.00-21.00 middels een verbodsbord. Om die reden is het aantal verkeersbewegingen op de Duinweg beperkt. Na de realisatie van het initiatief zal er sprake zijn van een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen ter plaatse van het plangebied. De verkeersbewegingen van en naar het besluitgebied zullen zich bovendien concentreren rondom de wisseldagen. Bij een verspreiding van de verkeersbewegingen over een dag met circa 10 uur, betekent dit 8 verkeersbewegingen per uur. Daarnaast moet worden opgemerkt dat een maximale bezetting van het park uitsluitend in het hoogseizoen zal plaatsvinden. Met andere woorden, het overgrote deel van het jaar zullen de verkeersbewegingen aanzienlijk lager liggen, dan wel nihil zijn.

De Duinweg heeft een profiel van 3,5 m. Hierdoor kunnen auto's moeilijk passeren. De initiatiefnemer heeft aangeboden ter plaatse van het plangebied een passeerstrook aan te brengen. De passeerstrook zal de doorstroming en de verkeersveiligheid op de Duinweg ten goede komen.

Waterschap Hollandse Delta heeft in haar vooroverlegreactie aangeven dat voor de aanleg van werken en de uitvoering van werkzaamheden om en nabij waterstaatwerken een vergunning van het waterschap nodig is. Indien een passeerstrook zal worden aangelegd, dan zal vergunning daartoe moeten worden aangevraagd. Initiatiefnemer zal in dat geval tijdig een vergunning aanvragen.

5.6.2 Parkeren

Er worden twee parkeerplaatsen per woning gerealiseerd. Deze twee parkeerplaatsen worden op het eigen terrein van de woning gerealiseerd aan de voorzijde. Daarnaast worden algemene parkeerplaatsen aangelegd ten behoeve van bezoekers. Volgens de kengetallen van het CROW moet voor de parkeersgeneratie voor de recreatiewoningen uitgegaan worden van de categorie 'bungalowpark (huisjescomplex)' en voor de bedrijfswoning van de categorie 'Koop, vrijstaand' in het buitengebied.

Functie   Aantal   Categorie (op basis van kengetallen CROW)   Parkeerkencijfers per woning (maximaal)   Totaal  
Recreatiewoningen   26   bungalowpark (huisjescomplex)   2,0,- 2,2   52 - 57  
bedrijfswoning   1   Koop, vrijstaand   2,0 - 2,8   2,0 - 2,8  
Totaal aantal parkeerplaatsen   54 - 60  

De totale parkeerbehoefte voor de beoogde ontwikkeling bedraagt 54 tot 60 parkeerplaatsen. Zoals gesteld zullen per recreatiewoning 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Dit geldt eveneens voor de bedrijfswoning. Hiermee bedraagt het totaal aantal parkeerplaatsen 54. Verder biedt de 'openbare' ruimte in het plan voldoende ruimte voor extra parkeerplaatsen. Nabij het beoogde receptiegebouw worden nog eens 5 extra parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt geconcludeerd dat de nieuwe parkeerbehoefte meer dan voldoende kan worden opgevangen op het eigen terrein. Verder is het ook verboden om te parkeren op de Duinweg, waardoor het noodzakelijk is om op eigen terrein te parkeren.

In verband met de reactie van Waterschap Hollandse Delta is, om de waterschapsbelangen veilig te stellen, in de anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemers opgenomen dat parkeren volledig op eigen terrein moet plaatsvinden en dat bij het eventueel instellen van een (volledig) parkeerverbod de initiatiefnemer, ontwikkelaar, beheerder en/of eigenaar van het complex geen bezwaar zal maken of recht van spreken gebruikt.

5.6.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect verkeer en parkeren geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk, dat is benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet worden vastgesteld, waarmee de gemeente de door haar te maken kosten kan verhalen op de initiatiefnemer. Een exploitatieplan hoeft niet vastgesteld te worden indien verhaal van kosten anderszins is verzekerd, en tevens locatie-eisen niet nodig zijn of anderszins zijn verzekerd.

Middels een anterieure overeenkomst van datum tussen de gemeente Hellevoetsluis en de initiatiefnemer is het kostenverhaal verzekerd. De gemeente zal om deze reden geen exploitatieplan vaststellen. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.

Hoofdstuk 7 Juridische planopzet

7.1 Algemeen

7.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).


Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).


Een bestemmingsplan regelt derhalve het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen) en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (aanleggen).


Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

7.1.2 Bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming
    Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • Via een aanduiding
    Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
7.1.3 Hoofdstukindeling van de regels


De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

  • 2. Bestemmingsregels
    In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.

    Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

    Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

  • 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, afwijkingsregels, wijzigingsregels en overige regels.

  • 4. Overgangs- en slotregels
    In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

7.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.


De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

7.2.1 Bijzonderheden in dit bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen voor:

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Het plangebied is bestemd als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Deze gronden zijn bestemd voor recreatiewoningen, één bedrijfswoning, één receptiegebouw, educatief medegebruik en bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, verharding en nutsvoorzieningen.

Met een aanduiding is op de verbeelding aangegeven waar de recreatiewoningen, de bedrijfswoning en het receptiegebouw mogen worden gebouwd. Voor de recreatiewoningen is een maximum aantal opgenomen (26). Bij iedere recreatiewoning mag een vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd.

Voor de recreatiewoningen, de bedrijfswoning, het receptiegebouw en de bijbehorende bouwwerken zijn in de regels maatvoeringseisen opgenomen. In de regels is onder meer opgenomen hoe groot de afstand tussen de vrijstaande recreatiewoningen moet zijn.

Naast de genoemde bouwwerken zijn ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogelijk. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn opgenomen in de regels.

In de regels is opgenomen dat permanente bewoning van recreatiewoningen niet is toegestaan. Het plangebied mag ook niet worden gebruikt als kampeerterrein. Daarnaast geldt dat de recreatiewoningen alleen bestemd zijn voor recreatief verblijf. Het gebruik van de recreatiewoningen voor het huisvesten van expats en/of arbeidsmigranten is daarmee niet toegestaan.

Waterstaat - Waterkering

De bestemming is opgenomen voor de bescherming en het onderhoud van de nabij het plangebied gelegen primaire waterkering.

Ter bescherming van de primaire waterkering is een bouwverbod opgenomen. Hierbij is opgenomen dat dit niet geldt voor de bouwwerken die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. De toetsing van deze bouwmogelijkheid heeft immers al plaats gevonden in het kader van dit bestemmingsplan.

Verder is voor een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Hierbij is opgenomen dat geen omgevingsvergunning noodzakelijk is voor werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die betrekking hebben op de landschappelijke inrichting van het plangebied die samenhangt met de realisatie van de recreatiewoningen en de bedrijfswoning. De toetsing van deze werken heeft immers al plaats gevonden in het kader van dit bestemmingsplan.

7.2.2 Algemene regels

Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.

7.3 Handhaving

De gemeente heeft als taak erop toe te zien dat de regels van een bestemmingsplan worden nageleefd. In verband hiermee is één van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar moeten zijn. Dit geldt dus ook bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan Duinweg 2-4. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient meer aandacht, omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Belangrijk voor de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is dat de juridische regeling inzichtelijk en realistisch is. Dit houdt in: helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Daarbij moet wel voorkomen worden dat de regels zo vaag worden dat ze niet meer te controleren zijn. De regels moeten dan ook niet meer beogen te regelen dan strikt noodzakelijk is. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Duinweg 2-4 is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels; de regels zijn helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Zoals bekend zijn bestemmingsplannen openbaar en kan een ieder kennisnemen van de in de bestemmingsplannen opgenomen regels en bij onduidelijkheden over de regels zich nader laten informeren.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Overleg

De initiatiefnemer heeft overleg gehad met de bewoners van de naastgelegen woningen (Duinweg 2 en 4). Daarnaast is er overleg gevoerd met vakantiepark Città Romana.

8.2 Vooroverleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de verschillende overlegpartners verstuurd. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en Waterschap Hollandse Delta hebben een overlegreactie ingediend. BOOR heeft informeel laten weten akkoord te zijn met de aspecten van archeologie.

Daarnaast heeft de gemeente op het voorontwerpbestemmingsplan inspraak verleend. Hiervan hebben omwonenden en belanghebbenden gebruik gemaakt. De gemeente heeft acht inspraakreacties ontvangen, te weten zeven van particulieren en één van het bedrijf Univacance B.V.

De reacties op het voorontwerpbestemmingsplan zijn samengevat en beantwoord in een Nota van inspraak en vooroverleg. Deze nota is als Bijlage 9 toegevoegd. In de beantwoording wordt aangegeven of de reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt in deze nota ook aangegeven welke ambtshalve wijzigingen er zijn doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan ten opzicht van het voorontwerpbestemmingsplan.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 4 oktober 2018 tot en met 14 november 2018 ter inzage gelegen. Een ieder kon tijdens die termijn een zienswijze bij de gemeenteraad indienen. Er zijn vijf zienswijzen ontvangen.

De zienswijzen zijn beantwoord door de gemeente en de nota hiervan is als bijlage bij dit plan opgenomen (Bijlage 10). Voor elke reactie afzonderlijk is aangegeven in hoeverre de zienswijze gegrond of ongegrond is verklaard en, indien gegrond, welke aanpassing dit voor het bestemmingsplan tot gevolg heeft. Daarnaast zijn enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De ambtshalve wijzigingen zijn eveneens in de nota van zienswijzen opgenomen.