Plan: | Madestein - Vroondaal, 1e herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0297AMadeVroon1h-50VA |
Met dit bestemmingsplan wordt op enkele plaatsen de bestemming 'Groen' in de bestemming 'Woongebied-1' en 'Wonen-1' gewijzigd. Het gaat om het herstellen van fouten. Het is altijd de bedoelding geweest deze gronden uit te geven en voor wonen te bestemmen. Gedeeltelijk zijn de betreffende gronden reeds als tuin, behorende bij de woonfunctie uitgegeven. In het moederplan is er per abuis de bestemming Groen aan gegeven. Deze fout wordt met dit bestemmingsplan hersteld.
Op basis van het stedenbouwkundigplan Vroondaal, Aangenaam Haags, van 12 februari 2013 en het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal (het moederplan) is reconstructie van de kruising Madesteinweg met de Madepolderweg mogelijk. Deze reconstructie zou tot de kap van te veel bomen leiden, zodat een aangepast ontwerp voor het kruispunt is gemaakt. Met het aangepaste ontwerp voor het kruispunt is ook het ontwerp voor het overige deel van de Madepolderweg iets aangepast. De Madepolderweg zal hierdoor op een paar plaatsen iets anders komen te liggen dan eerst werd voorzien. Verder zal de bij de oorspronkelijke kruising van de Madesteinweg en Madepolderweg gesitueerde hogedrukgasleiding met behorende belemmeringsstrook verlegd moeten worden, om de bouw van een basisschool mogelijk te maken.
Door het laten vervallen van 88 parkeerplaatsen en door de parkeerplaatsen die verplaatst worden uit te voeren met waterdoorlatende bestrating wordt de afstroom van regenwater vertraagd.
Bovendien voorziet de herziening van het bestemmingsplan in enkele (ondergeschikte) wijzigingen, gericht op verduidelijking van regels en herstel van omissies.
Het gaat daarbij om de volgende onderdelen:
Voor een overzicht van de wijzigingen van het bestemmingsplan, betrekking hebbend op de verbeelding en de regels wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de planbeschrijving.
Het doel van bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 1e herziening is:
Het plangebied ligt in het stadsdeel Loosduinen van de gemeente Den Haag en beslaat een deel van het plangebied van moederplan Madestein - Vroondaal.
In afbeelding 1.1 wordt het plangebied in de gemeente Den Haag weergegeven.
Afbeelding 1.1: ligging plangebied in de gemeente Den Haag
Het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 1e herziening herziet het volgende bestemmingsplan op onderdelen:
Madestein -Vroondaal | 20 februari 2014 (vastgesteld) | 27 juli 2015 (onherroepelijk) |
Het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal, 1e herziening dient gelezen te worden in samenhang met het moederplan Madestein - Vroondaal. In artikel 19 van de herziening is dan ook bepaald dat voor zover niet anders is bepaald de regels uit het moederplan van toepassing blijven.
De inwerkingtreding van de herziening vervangt, voor zover het gaat om de herziene onderdelen, de regeling uit het moederplan.
Voor alle overige niet gewijzigde onderdelen blijft het moederplan gelden. Dat geldt ook voor de toelichting bij het moederplan.
Dit bestemmingsplan dient gelezen te worden in samenhang met het moederplan Madestein - Vroondaal. De relevante milieuaspecten zijn reeds beschreven in dit plan.
Vanwege het mogelijk maken van het verleggen van de hoofdtransportaardgasleiding en het opnemen van een flexibele regeling voor de ligging van bruggen en parkeerplaatsen in park Madestein, is onderzoek gedaan naar de aspecten externe veiligheid en ecologie.
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van deze onderzoeken beschreven.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transport risico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grond roer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
Voorlichting burgers bij (dreigende) calamiteit
In het kader van de 'wat doe je' campagne zijn folders gemaakt en voor het publiek beschikbaar gesteld via de stadsdeelkantoren en de brandweerkazernes in Den Haag. In deze folders wordt voor verschillende calamiteiten (brand, uitvallen nutsvoorzieningen) de te nemen maatregelen beschreven.
Het alarmeren van de bevolking vond tot voor kort alleen plaats met behulp van sirenes en door middel van huis-aan-huis meldingen door de hulpdiensten, eventueel met een geluidswagen. Beide systemen hebben beperkingen: een sirene geeft geen informatie over de ramp, huis-aan-huis gaan of een geluidswagen inzetten kost tijd.
Sinds 11 juni 2012 kunnen bewoners van Den Haag snel geïnformeerd worden in geval van een (dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen door de inzet van NL-Alert.
NL-Alert is een nieuw waarschuwings- en alarmeringssysteem van de overheid voor de mobiele telefoon dat die beperkingen kan ondervangen. Door middel van cell-broadcasting kunnen bewoners in de nabijheid van een risicovol object tijdig worden gealarmeerd in geval van een (dreigende) calamiteit via een sms-bericht. NL-Alert beperkt zich niet alleen tot het waarschuwen maar meldt ook dát er iets aan de hand is en wat mensen moeten doen. Via de meldkamer van de regionale Brandweer wordt het bericht naar de dichtstbijzijnde GPRS-zendmast gestuurd. Omdat het bericht naar een specifiek zendgebied wordt gestuurd, kan informatie toegesneden op de situatie worden geleverd.
De bevolking alarmeren met korte teksten naar mobiele telefoons is nieuw. De TU Delft heeft daarom via een webexperiment onderzocht wat voor type alarmberichten het duidelijks en effectiefst zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat de berichten kort zijn. Om de ontvanger van een bericht tot actie te bewegen is van belang om in het tekstbericht de locatie van de (dreigende) ramp te vermelden.
NL-Alert en cell-broadcasting zijn nog geen bekende begrippen. Bekendheid met de techniek is een voorwaarde, zodat de bevolking weet onder welke omstandigheden een bericht op een mobiele telefoon kan worden ontvangen. Met de invoering van dit alarmeringssysteem is ook een voorlichtingscampagne in Haaglanden gestart.
In en nabij het plangebied bevind zich de hogedruk aardgastransportleiding W-509-02. Om de verdere ontwikkeling van Madestein - Vroondaal mogelijk te maken wordt een gedeelte van deze leiding verlegd.
In afbeelding 2.1 worden de huidige en toekomstige ligging van de leiding weergegeven. De nieuwe ligging van de leiding is weergegeven met een stippellijn.
Afbeelding 2.1: huidige en toekomstige ligging aardgastransportleiding W-509-02 (bron: AVIV BV)
Door AVIV BV is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd, zie bijlage 1 Externe veiligheidsonderzoek.
De plaatsgebonden risicocontouren van de bestaande en de nieuwe situatie worden getoond in afbeelding 2.2 en 2.3.
Afbeelding 2.2: PR-contouren aardgasleiding W-509-02, bestaande situatie (bron: AVIV BV)
Afbeelding 2.3: PR-contouren aardgasleiding W-509-02, nieuwe situatie (bron: AVIV BV)
De berekeningen hebben niet geleid tot een 10-6 plaatsgebonden risicocontour. De leiding voldoet daarmee aan de eis dat het plaatsgebonden risico vanuit het hart van de leiding op een afstand van 4 meter niet hoger is dan 10-6, zie paragraaf 3.1 bijlage 1 Externe veiligheidsonderzoek.
Uit de berekening voor het groepsrisico blijkt dat voor de huidige ligging van de aardgasleiding en de huidige bevolking het groepsrisico 0.002 keer de oriëntatiewaarde is. Uitgaande van de toekomstige ligging en de toekomstige bevolking neemt het groepsrisico toe tot 0.45 keer de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt toe tot boven 0.1 keer de oriëntatiewaarde en de toename is meer dan 10%. Een volledige verantwoording van het groepsrisico is vereist.
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in Madestein - Vroondaal. Er is wel sprake van een toename van het groepsrisico. Het groepsrisico neemt toe tot boven 0.1 keer de oriëntatiewaarde en de toename is meer dan 10%.
Er is een volledige verantwoording van het groepsrisico nodig. Het bevoegd gezag dient het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen.
Door verlegging van de leiding neemt het groepsrisico toe. Voor de toename van het groepsrisico dient een verantwoording groepsrisico opgesteld te worden. Ten behoeve hiervan is door Aviv adviseurs een notitie opgesteld, zie bijlage 2 Notitie verantwoording groepsrisico.
Geconcludeerd wordt dat de gemeente Den Haag met de vermelding van de aspecten zoals in paragraaf 3.1 t/m 3.7 van de Notitie verantwoording groepsrisico is aangegeven, bij de vaststelling van het bestemmingsplan Madestein - Vroondaal 1e herziening het groepsrisico heeft verantwoord dat met de aanwezigheid van de hogedruk aardgasleiding W-509-02 van de Nederlandse Gasunie samenhangt.
Het standpunt dit groepsrisico te accepteren berust op de volgende overwegingen:
De Veiligheidssregio Haaglanden is in staat gesteld advies te geven op het concept bestemmingsplan en het voornemen de hoge druk aardgasleiding te verleggen.
Kort samengevat komt het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden (dd. 13 januari 2016, referentie P16.0000050/SL) op het volgende neer: Beschouw naast de verantwoording van het groepsrisico voor de verlegging van de hoge druk aardgasleiding ook het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuweweg (N211) en indien noodzakelijk, geef hierover een verantwoording. Verder adviseert de Veiligheidsregio de volgende maatregelen om de kans op incidenten te verkleinen, de effecten van incidenten te beperken en de zelfredzaamheid van de aanwezigen te verbeteren:
Reactie op advies
De rapportage Groepsrisico van Aviv (dd 8 oktober 2015 en opgenomen als bijlage bij deze toelichting) had niet zozeer betrekking op verandering van de omgeving, als wel op de wijziging van het buisleidingtracé.
Uit het milieutechnisch onderzoek uitgevoerd voor bestemmingsplan Madestein - Vroondaal (het moederplan) dd 23 januari 2014, opdrachtnr.: 95016381, blijkt dat het GR door vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg meer dan 1000 keer kleiner is dan de oriëntatiewaarde.
De voorgestelde maatregelen worden niet met het bestemmingsplan geregeld, waardoor ze voor kennisname aangenomen worden.
Om inzichtelijk te maken of er vanuit ecologie geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van specifieke onderdelen van het bestemmingsplan is er een quickscan ecologie uitgevoerd (Quickscan ecologie 1e herziening bestemmingsplan Madestein - Vroondaal). In deze paragraaf wordt een samenvatting van de onderzoeksresultaten weergegeven. Het volledige onderzoek is als bijlage bij de toelichting opgenomen. Zie bijlage 3.
Op basis van globale (landelijke) verspreidingsgegevens kunnen beschermde plantensoorten worden verwacht (brede orchis, gevlekte orchis, moeraswespenorchis, waterdrieblad, daslook, stengelloze sleutelbloem en parnassia. In of in de nabijheid van het plangebied zijn geen waarnemingen van beschermde planten bekend. Tijdens het veldbezoek is geconstateerd dat enkele delen van het plangebied geschikte locaties kunnen zijn voor rietorchis, brede orchis en moeraswespenorchis (alle tabel 2 Ffw). Indien deze locaties worden bebouwd kunnen groeiplaatsen worden aangetast. Daarom dient nader onderzoek naar deze orchissen uitgevoerd te worden. Het is mogelijk om eventueel aanwezige beschermde planten voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is dan niet noodzakelijk, wanneer er gewerkt wordt met een door het bevoegd gezag goedgekeurde gedragscode.
De eventuele aanwezigheid van groeiplaatsen van strikt beschermde flora vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.
Op basis van globale (landelijke) verspreidingsgegevens kunnen er grondgebonden zoogdieren (eekhoorn en steenmarter) in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. In of in de omgeving van het plangebied zijn geen waarnemingen van deze soorten bekend. Park Madestein biedt een voor eekhoorn geschikte biotoop. In 2013 heeft onderzoek naar eekhoorns plaatsgevonden (E.C.O. logisch, 2013. Zoogdieren in 's Gravenhage, 2013. Inventarisatie van muizen, marterachtigen, eekhoorn, vos en overige kleine zoogdieren). Er zijn tijdens dit onderzoek geen verblijfplaatsen van eekhoorns aangetroffen.
Een negatief effect op grondgebonden zoogdieren wordt daarom uitgesloten.
Op basis van verspreidingsgegevens kunnen vleermuizen in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Als geschikte bomen worden gekapt dient nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen uitgevoerd te worden. Nader onderzoek dient volgens een goedgekeurde methode voor onderzoek naar vleermuizen te worden uitgevoerd. De noodzaak tot het treffen van maatregelen en/of het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek.
Uit eerder uitgevoerd onderzoek (Mostert, K., 2012. Vleermuizen in Den Haag en omgeving 2009-2011. Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland) dat in de periode 2009 - 2011 is uitgevoerd, blijkt dat het plangebied voor verschillende soorten vleermuizen van belang is als foerageergebied. Doordat de hiervoor belangrijkste structuren zoals bosranden onaangetast blijven, zijn effecten op voorhand uitgesloten. Verhoging van de uitstraling en lichtsterkte van kunstmatige lichtbronnen moet worden voorkomen.
Indien een verblijfplaats van vleermuizen wordt aangetroffen en aangetast, zijn mitigerende maatregelen nodig en moet een ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd.
De eventuele aanwezigheid van een verblijfplaats van vleermuizen vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.
Op basis van verspreidinggegevens kunnen ooievaar, buizerd, wespendief, havik, sperwer, boomvalk, slechtvalk, ransuil, kerkuil, steenuil, roek, huismus en gierzwaluw in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Indien bomen worden gekapt dient onderzoek naar buizerd, havik, sperwer, ransuil en boomvalk plaats te vinden. Indien geschikte nesten worden aangetroffen is nader onderzoek nodig. De noodzaak tot het treffen van mitigerende maatregelen en het aanvragen van een ontheffing van de Flora en faunawet is afhankelijk van de resultaten van nader onderzoek. De eventuele aanwezigheid van jaarrond beschermde vogelsoorten vormt geen belemmering voor de herziening van het bestemmingsplan.
Op basis van verspreidingsgegevens kan de rugstreeppad in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Het wordt echter uitgesloten dat de rugstreeppad in het plangebied voorkomt. Een negatief effect op amfibieën wordt uitgesloten indien wordt voorkomen dat geschikt habitat ontstaat voorafgaand en tijdens werkzaamheden.
Op basis van verspreidinggegevens kan zandhagedis in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Er zijn echter geen waarnemingen van beschermde reptielen bekend. In het plangebied is geen geschikte habitat voor zandhagedis aanwezig. Een negatief effect op reptielen wordt uitgesloten.
Op basis van globale verspreidingsgegevens kunnen kleine modderkruiper en bittervoorn in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen. Voor het aanleggen van bruggen voor langzaam verkeer wordt er mogelijk in het natte profiel van watergangen gewerkt, waar geschikt habitat voor kleine modderkruiper en bittervoorn aanwezig is. Eventuele maatregelen die nodig zijn om negatieve effecten te voorkomen zijn afhankelijk van nader onderzoek. De eventuele aanwezigheid van beschermde vissen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Op basis van verspreidingsgegevens komen geen beschermde dagvlinders, libellen en overige ongewervelden in of in de nabijheid van het plangebied voor. De aanwezigheid van- en effecten op beschermde dagvlinders, libellen en ongewervelden wordt dan ook uitgesloten.
Uit de toetsing van de met het bestemmingsplan beoogde ingrepen aan de Flora- en faunawet blijkt dat negatieve effecten op beschermde soorten (orchissen, jaarrond beschermde broedvogels en algemene broedvogels, vleermuizen, kleine modderkruiper, bittervoorn en rugstreeppad) niet met zekerheid kunnen worden uitgesloten.
Voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het noodzakelijk voorafgaand aan een aantal werkzaamheden nader onderzoek uit te voeren. Indien er geen beschermde soorten aangetroffen worden, zijn er ten aanzien van ecologie geen belemmeringen voor de plannen. Wanneer er tabel 2 soorten aangetroffen worden kan er volgens een goedgekeurde gedragscode worden gewerkt. Indien tabel 3 soorten worden aangetroffen en aangetast, zijn mogelijke maatregelen nodig en moet er mogelijk een ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. In dat geval zullen er maatregelen getroffen worden en zal ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Het is niet te verwachten dat deze ontheffing niet zal worden verleend.
In opdracht van Ingenieursbureau Den Haag heeft Saricon een vooronderzoek 'Conventionele Explosieven' (CE) uitgevoerd ter plaatse van de Leugenbrug te (Nieuweweg). Aanleiding voor het vooronderzoek vormt de voorgenomen vervanging van de brug. Op basis van de beoordeling van bronnenmateriaal is geconcludeerd dat er voldoende indicaties zijn om te spreken van de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven. Afwerpmunitie kan aanwezig zijn als gevolg van twee luchtaanvallen die in het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Het onderzoeksgebied is verdacht op conventionele explosieven.
Geadviseerd wordt voorafgaand aan werkzaamheden opsporing van CE uit te laten voeren binnen het verdachte gebied.
Het vooronderzoek is als Bijlage 4 bij de toelichting opgenomen.
De waterpartij nabij de kruising Madepolderweg/ Madesteinweg is vanuit het waterbelang "Primair water", omdat het van belang is voor de afvoer van het water naar het gemaal. Vanuit dit belang is de waterpartij rechtstreeks als "Water" bestemd. Omdat het vanwege de herinrichting van het park mogelijk wenselijk is de ligging van de waterpartij aan te passen is de waterpartij apart bestemd (Water - 2). In de regels is bepaald dat onder voorwaarde van een positief advies van het Hoogheemraadschap Delfland het mogelijk is de waterpartij in te richten en te gebruiken als park en plantsoen.
Hoofddoel voor onderhavige herziening van het bestemmingsplan is de verlegging van de hoge druk aardgastransportleiding nabij de kruising van de Madesteinweg met de Madepolderweg en het herinrichten van dit kruispunt. Daarnaast worden enkele omissies hersteld en regels verduidelijkt.
In dit hoofdstuk wordt beschreven om welke aanpassingen het gaat.
Op basis van het stedenbouwkundigplan Vroondaal, Aangenaam Haags, wordt de kruising van de Madesteinweg met de Madepolderweg gereconstrueerd. Onderdeel van de reconstructie is het verplaatsen van de hogedruk aardgastransportleiding met de bijbehorende belemmeringenstrook. De leiding met genoemde veiligheidsstrook ligt in het moederplan in de bestemming 'Gemengd'. Met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt dat de gasleiding verplaatst wordt en ten noorden van de Madepolderweg, in de bestemming 'Groen - 1 komt te liggen.
De uitvoerbaarheid van de verlegging van de gasleiding was in het moederplan onvoldoende aangetoond, waardoor het niet mogelijk was de verplaatsing van de gasleiding mee te nemen.
Beoogd wordt de leiding in 2017 te verplaatsen. Het te verwijderen deel van de gastransportleiding heeft daardoor een voorlopige dubbelbestemming gekregen. In deze voorlopige bestemming is een ruime vervaldatum aangehouden, om uitloop van de werkzaamheden en de overgangsperiode tussen in gebruik name van de nieuwe leiding en uit gebruik name van het deel van de bestaande leiding op te vangen. In artikel 13.5 is bepaald dat de voorlopige bestemming uiterlijk 5 jaar na datum van vaststelling van dit plan vervalt. Wanneer de leiding is verwijderd of buiten gebruik is gesteld krijgen deze gronden de definitieve bestemming 'Gemengd' zoals beschreven in artikel 3 van dit plan. Wanneer de leiding niet is verwijderd of niet buiten gebruik is gesteld, krijgen deze gronden de definitieve bestemming Leiding - Gas, zoals beschreven in artikel 14 van dit plan.
Door zowel in de voorlopige bestemming als de definitieve bestemming de voorwaardelijke verplichting op te nemen dat de gronden ter plaatse van de bestemming alleen gebruikt of bebouwd mogen worden, wanneer de leiding buiten gebruik is genomen en hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder, is geborgd dat zolang de leiding nog in gebruik is niet op de leiding, of binnen de beschermingszone gebouwd wordt en dat er altijd schriftelijk advies ingewonnen wordt bij de leidingbeheerder.
De bestemming van de waterpartij naast de gronden met de bestemming Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 wordt gewijzigd van Water in Groen - 1.
Deze wijziging heeft geen concequenties voor het waterbergend vermogen. Binnen de bestemming Groen uit het moederplan en binnen de bestemming Groen - 1 uit dit bestemmingsplan kan overal water gerealiseerd worden.
Binnen de Wijze van meten heeft de volgende wijziging plaatsgevonden:
Binnen de bestemming Gemengd hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:
Regels
Binnen de bestemming Woongebied - 1 hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:
Verbeelding
Binnen de bestemming Woongebied - 2 hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:
Verbeelding
Binnen de bestemming Wonen - 1 heeft de volgende wijziging plaatsgevonden:
Verbeelding
Binnen de bestemming Water hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:
Verbeelding
Regels
Binnen de bestemming Water wordt mogelijk gemaakt dat overal ontsluitingswegen en bruggen ten behoeve van langzaam verkeer gerealiseerd kunnen worden. Dit geeft meer flexibiliteit bij de uitvoering van de stedenbouwkundige visie voor recreatiegebied Madestein.
Een deel van de gronden met de bestemming Groen heeft de bestemming Groen - 1 gekregen. Daarnaast hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden:
Regels
Verbeelding
Binnen de algemene wijzigingsregels hebben de volgende wijzigingen plaatsgevonden mede vanwege het verleggen van de gasleiding:
Regels
Verbeelding
Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:
De gemeente Den Haag en de Ontwikkelingscombinatie Madestein VOF (bestaande uit Bouwfonds Ontwikkeling en Synchroon) hebben in december 2008 een samenwerkingsovereenkomst getekend ten behoeve van de ontwikkeling van het project Vroondaal. Deze partijen werken na ondertekening van de overeenkomst samen onder de naam “PPS Vroondaal Ontwikkeling”. De gemeente is voor 50% aandeelhouder. In 2012 heeft de PPS Vroondaal Ontwikkeling in samenwerking met de gemeente Den Haag een nieuw stedenbouwkundig plan uitgewerkt, inclusief vertrouwelijke grondexploitatie (RIS 256696). De uitvoering van het stedenbouwkundig plan wordt mogelijk gemaakt door een herziening van onderhavig bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Afdeling 6.4 Grondexploitatie) verplicht gemeenten om tegelijkertijd met een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Het primaire doel van een exploitatieplan is om kosten te kunnen verhalen bij alle eigenaren in het exploitatieplangebied, zodat zij bij zelfrealisatie een evenredige bijdrage betalen in de exploitatiekosten. Dat betekent dat de gemeente, ten aanzien van situaties waarin eigenaren de ontwikkeling zelf realiseren, geen verlies lijdt op de exploitatiekosten.
Binnen het bestemmingsplangebied van het moederplan bevinden zich grondeigenaren die niet binnen de samenwerkingsovereenkomst vallen en waarmee de gemeente Den Haag nog geen overeenkomst heeft gesloten. Voor het moederplan geldt daarom dat het kostenverhaal niet voor alle bouwplannen als bedoeld in art. 6.12 Wro anderszins verzekerd is. De gemeente voldoet daarom aan de plicht om een exploitatieplan vast te stellen. Blijkens paragraaf 6.3 van het exploitatieplan zijn de geraamde opbrengsten hoger dan de geraamde kosten in het plan. De exploitatiebijdragen zoals opgenomen in het exploitatieplan komen ten gunste aan de grondexploitatie.
De vertrouwelijke grondexploitatie van de PPS behorend bij het nieuwe stedenbouwkundig plan is financieel sluitend (zie: RIS 256697). Hierbij is het uitgangspunt van actief grondbeleid gehanteerd, waarbij de gemeente en PPS besluiten tot actief aankopen van gronden ten behoeve van realisatie van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan (moederplan) is financieel uitvoerbaar.
Met deze herziening van het moederplan worden geen nieuwe bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 lid 1 Wro mogelijk gemaakt. Het opstellen van exploitatieplan is niet nodig.
Voor de ontwikkelingen die met het moederplan en deze herziening mogelijk gemaakt worden is een exploitatieplan opgesteld. Het kostenverhaal is hiermee verzekerd.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Madestein – Vroondaal, 1e herziening is op
16 december 2015 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
Van de instanties onder nummer 3, 8, 9, 11 en 24 is een schriftelijke reactie ontvangen. De instantie onder nummer 32 heeft telefonisch gereageerd. De reactie van instantie nummer 9 is behandeld in paragraaf 2.2.6 van de toelichting. Op 2 februari 2016 is op het stadsdeelkantoor Loosduinen gesproken met de Commissie Loosduinen.
De instantie(s) onder nummer 3, 11 en 32 hebben aangegeven met het concept in te kunnen stemmen. Van de overige genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen.
3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
“Hartelijk dank voor het toesturen van het voorontwerpbestemmingsplan Madestein Vroondaal. Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid ziet geen aanleiding om te reageren op dit plan. Rijkswaterstaat blijft in de toekomst graag op de hoogte van relevante ruimtelijke plannen in uw gemeente.”
Reactie
De reactie van Rijkswaterstaat wordt voor kennisgeving aangenomen.
8. Politie Haaglanden (Ekelmans + Meijer advocaten)
1. Gevraagd wordt of de herziening voorziet in een wijziging van de verbeelding van de bestemming Wonen, Woongebied – 1 en Woongebied 2 en of de enige wijziging binnen deze bestemming eruit bestaat dat de bouwhoogte van de woningen 0,5 meter hoger wordt.
2. De herziening voorziet erin dat de hoogte van de eerste bouwlaag van de woningen binnen Woongebied – 2 en Woongebied – 1 3,5 meter mag zijn in plaats van 3 meter. Artikel 26.2 van de planvoorschriften van het onherroepelijke plan bepaalt dat binnen de geluidscontour voldoende voorzieningen moeten worden getroffen om ervoor te zorgen dat de geluidswaarden niet worden overschreden. Wanneer de woningen hoger worden, zullen ook meer of zwaardere maatregelen getroffen moeten worden om aan de geluidscontour te voldoen. Mogelijk zal een hogere geluidswal gebouwd moeten worden, terwijl de maximale hoogte van de geluidswal 12,5 meter blijft. Gevraagd wordt, in hoeverre met eventueel extra geluidsreducerende maatregelen rekening wordt gehouden.
3. De herziening voorziet uitsluitend in een wijziging van (een deel) van de planvoorschriften behorend bij de bestemming Wonen, Woongebied – 1 en Woongebied – 2) en niet in en wijziging van de verbeelding. Gevraagd wordt de verbeelding aan te passen, zodat duidelijk is dat bij de herziening de geldende geluidscontour niet vervalt (of wijzigt).
4. Binnen de bestemming Groen worden direct naast de Levende Have ontsluitingswegen toegestaan ten behoeve van de nieuwe woningen, alsmede maximaal 83 parkeerplaatsen. Binnen de bestemming Water worden bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en erfontsluiting toegestaan. Indien in de nabijheid van De Levende Have geparkeerd wordt en er looproutes worden gecreëerd zou dit kunnen zorgen voor extra overlast. De levende Have verzoekt de ontsluitingswegen en parkeerplaatsen duidelijker te markeren op de verbeelding en binnen het gebied het meest dichtbij De Levende Have geen parkeerplaatsen, bruggen en ontsluitingswegen mogelijk te maken.
Reactie
1. De herziening voorziet in een wijziging van de verbeelding binnen de bestemming Groen. Ter hoogte van de Gravin Jacobalaan wordt de bestemming van de strook grond direct gelegen aan het Grand Canal gewijzigd van Groen in Woongebied - 1 en Wonen - 1. Daarnaast wordt de bestemming gewijzigd van een perceel grond op de hoek Oostmadeweg – Madesteinweg van Groen in Tuin. Binnen de bestemming Woongebied 2 vinden er geen wijzigingen op de verbeelding plaats.
2. Bij het onderzoek naar de maatregelen die nodig waren om de bedrijfsvoering van Levende Have veilig te stellen, is indertijd uitgegaan van een maximale bebouwingshoogte van vier woonlagen. Op deze bebouwingshoogte is het scherm 12,5 meter boven maaiveld gedimensioneerd.
Het mogelijk maken van een eerste bouwlaag met een hoogte van 3,5 meter in plaats van 3 meter heeft geen consequenties voor de hoogte van de geluidswal. Bij het berekenen van de geluidbelasting op de woningen door Levende Have is een beoordelingshoogte (de plaats waar zich hinder kan voordoen) van 10,5 meter aangehouden. Omdat geluid niet op een vast punt de woning in komt, is rekenen met een beoordelingshoogte van 10,5 meter ook in het geval van een eerste verdieping met een hoogte van 3,5 meter voldoende. Er bestaat geen noodzaak een hogere geluidswal te bouwen.
3. De herziening voorziet zowel in een wijziging van de regels als een wijziging van de verbeelding.
In de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP 2012) is bepaald dat wanneer de regels van een bestemming worden aangepast, het plangebied bestaat uit de vlakken met die bestemming. De aanduiding 'geluidzone – industrie' vervalt niet. In artikel 19.a, juncto 1.3 van de regels van de herziening is bepaald dat de regels van het moederplan onverminderd van toepassing zijn op de herziening, tenzij anders is bepaald. Nu in de regels van bestemmingsplan Madestein – Vroondaal niet bepaald is dat de aanduiding 'geluidzone – industrie' niet van toepassing is, vervalt deze aanduiding niet.
Hoewel het vanuit de systematiek van het herzien van bestemmingsplannen niet nodig is de geluidzone zichtbaar te maken, is gelet op het specifieke belang van Levende Have, de geluidzone wel zichtbaar gemaakt op de verbeelding van de herziening.
4. Het bestemmingsvlak Groen - 1 en de functieaanduiding 'parkeerterrein' zijn aangepast. Het is niet meer mogelijk om in de directe omgeving van Levende Have parkeerplaatsen en ontsluitingswegen aan te leggen. In het moederplan was het al mogelijk om binnen de bestemming Groen looproutes aan te leggen. Het plan is op dit punt niet gewijzigd. Daarnaast zijn looproutes en bruggen geen geluidgevoelige bestemming. De aanleg ervan heeft geen invloed op de milieuruimte van Levende Have.
11. HTM Personenvervoer NV
In reactie op het verzoek om commentaar op het ontwerpbestemmingsplan Madestein – Vroondaal 1e herziening, ex art 3.1.1 Bro, kan ik u melden dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Reactie
De reactie van HTM Personenvervoer NV wordt voor kennisgeving aangenomen.
24. N.V. Nederlandse Gasunie
A. Externe veiligheid
Bij e-mailbericht van 3-12-2015 hebben wij het bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid.
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Reactie
De reactie van de Nederlandse Gasunie voor dit onderdeel wordt voor kennisgeving aangenomen.
B. Transport
Naar aanleiding van uw brief van 16 december 2015 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, heeft toegezonden, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
Met ingang van 1 januari 2016 zijn delen van de eigendommen van Gasunie Transport Services B.V. onder algemene titel overgegaan naar Gasunie Grid Services B.V. Deze reactie wordt namens beiden (verder: Gasunie) ingediend, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft. Alle correspondentie kan plaatsvinden via het postadres van Gasunie Transport Services B.V. Binnen de begrenzing van de herziening ligt een gastransportleiding van ons bedrijf.
1. Verbeelding
Ligging gastransportleiding niet correct weergegeven
1a De ligging van de in het plangebied aanwezige gastransportleiding is niet correct weergegeven. Wij verzoeken u om de ligging correct weer te geven, u kunt hiervoor gebruik maken van de bijgevoegde digitale leidinggegevens.
Samenvallen dubbelbestemming 'Leiding-Gas' met nieuwe bestemmingen 'Gemengd' en 'Water'
1b Uit de verbeelding blijkt dat, nabij Madepolderweg, de nieuwe bestemmingen 'Gemengd' en 'Water' over de gastransportleiding is geprojecteerd. De bestemmingen 'Gemengd' en 'Water' verdragen zich niet met de aanwezigheid van de gastransportleiding.
De door u voorgestelde ontwikkelingen vormen een risico voor de integriteit en veilige ligging van de gastransportleiding. U dient, gelet op de veiligheidsaspecten die hier gelden, een alternatief te zoeken dat wel aanvaardbaar is. Wij verzoeken u contact op te nemen met onze tracébeheerder, de heer B.E. Stokman te Waddinxveen, telefoonnummer 06-55758368 of e-mail: B.E.Stokman@gasunie.nl. Tot uit dit overleg het tegendeel blijkt, kan Gasunie niet instemmen met deze ontwikkeling binnen de belemmeringenstrook.
Reactie
1a In het concept (ontwerp) bestemmingsplan Madestein – Vroondaal 1e herziening hebben het toekomstige tracé en het deel van het bestaande tracé dat gehandhaafd wordt de dubbelbestemming Leiding - Gas gekregen. Dit is aangepast.
Het deel van het bestaande tracé dat verwijderd wordt heeft de bestemming Leiding - Gas Voorlopige bestemming gekregen. Door in artikel 13.3 de bepaling op te nemen dat de gronden met deze bestemming alleen gebruikt en bebouwd mogen worden, wanneer de gasleiding buiten gebruik is gesteld en wanneer schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder is de integriteit en een veilige ligging van de leiding verzekerd.
De voorlopige bestemming geldt tot uiterlijk 5 jaar na de datum van vaststelling van dit plan, danwel tot het moment van buitengebruikstelling van de leiding. Na deze datum krijgen de gronden de bestemming 'Gemengd' zoals bepaald in artikel 3 van dit plan, wanneer de leiding buiten gebruik is gesteld of is verwijderd. Wanneer na deze datum de leiding niet buiten gebruik is gesteld of niet is verwijderd, krijgen deze gronden de bestemming Leiding - Gas zoals bepaald in Artikel 14 van dit plan. Door ook voor de definitieve bestemming een bepaling op te nemen (in artikel 13.5) dat de gronden met deze bestemming alleen gebruikt en bebouwd mogen worden, wanneer de gasleiding buiten gebruik is gesteld en wanneer schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder is ook dan de integriteit en een veilige ligging van de leiding verzekerd.
1b In het onherroepelijke bestemmingsplan Madestein-Vroondaal (moederplan) is op de verbeelding de bestaande gastransportleiding geprojecteerd over de (bestaande) bestemmingen 'Gemengd' en 'Water' door het opnemen van de dubbelbestemming Leiding - Gas. Op de verbeelding van het concept (ontwerp) bestemmingsplan 'Madestein-Vroondaal 1e herziening' is het nieuwe deel van de gastransportleiding geprojecteerd over de bestemming 'Groen - 1' en Verkeer - Straat.
Dit onderdeel van de reactie van de Nederlandse Gasunie heeft tot aanpassingen van het bestemmingsplan geleid.
32. Rotterdamse Ontwikkelings Maatschappij B.V.
De heer J. van Vianen van de Rotterdamse Ontwikkelings Maatschappij B.V. (ROM B.V.) heeft op 5 januari 2015 telefonisch contact opgenomen met de behandelend ambtenaar van het bestemmingsplan. Gevraagd werd om een toelichting op de wijzigingen ter hoogte van de ontwikkellocatie van ROM B.V. Geconcludeerd werd dat de voorgenomen wijzigingen ten opzichte van het moederplan die met bestemmingsplan Madestein- Vroondaal, 1e herziening mogelijk gemaakt worden geen belemmering vormen voor de door ROM B.V. voorgenomen ontwikkeling.
Reactie
Het telefonisch overleg met Rotterdamse Ontwikkelings Maatschappij B.V. heeft niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan geleid.