direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening binnenstad Gouda
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In de binnenstad zijn de bestemmingsplannen 'Binnenstad West' en 'Binnenstad Oost' vigerend. Deze zijn in 2015 en 2013 vastgesteld. In de loop der jaren hebben er op verschillende onderdelen veranderingen in het beleid plaatsgevonden, waardoor deze bestemmingsplannen niet meer passend zijn. Deze veranderingen worden in deze partiële herziening van de bestemmingsplannen verwerkt. Ook zijn er een aantal kleinere aanpassingen van regels of begrippen gewenst. Tot slot worden de grote buitenplanse afwijkingen die in de afgelopen jaren zijn vergund verwerkt in deze partiële herziening.

Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een actueel, helder, leesbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar planologisch-juridisch kader voor een aantal thema's in de binnenstad.

1.2 Ligging, begrenzing en juridische status van het plangebied

Het plangebied Partiële Herziening Binnenstad wordt begrensd door de buitenste kades (vanuit de binnenstad geredeneerd) van de singels. In het noordwesten is dit de Kattensingel, in het noordoosten de Blekerssingel, in het oosten de Fluwelensingel, in het zuiden de Hollandsche IJssel, in het zuidwesten de Museumhaven en in het westen de Turfsingel. Daarmee rijkt het plangebied net iets verder dan de begrenzing van de bestemmingsplannen 'Binnenstad West' en 'Binnenstad Oost'. Dit omdat de woonschepen en bruggen die aanwezig zijn in de singels onderdeel zijn van deze herziening. De begrenzing van de twee genoemde bestemmingsplannen stopt in het midden van de singels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0001.png"

Afbeelding 1: Globale ligging en begrenzing plangebied

1.2.1 Vigerende bestemmingsplannen

In de onderstaande tabel zijn de betrokken bestemmingsplannen aangegeven. De herziening betreft grotendeels de bestemmingsplannen Binnenstad Oost c.q. West, met beperkte delen van de aangrenzende bestemmingsplannen.

Bestemmingsplan   idn   Vastgesteld  
Veegplan 2020   NL.IMRO.0513.0004BPVeegplan20-DF01   9-12-2020  
Veegplan 2016   NL.IMRO.0513.0002BpVeegplan15-DF01   23-11-2016  
Binnenstad West   NL.IMRO.0513.1500BPBinnWest-DF01   21-1-2015  
Veegplan 2013   NL.IMRO.0513.0001BPVeegplan-DF01   12-2-2014  
Schielands Hoge Zeedijk   NL.IMRO.0513.1600BPshzeedijk-DF01   16-10-2013  
Binnenstad Oost   NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01   23-4-2013  
Korter Akkeren   NL.IMRO.0513.0700BPKortea-DF01   27-2-2013  
Kadebuurt, korte Haarlem, Gouda Oost   NL.IMRO.0513.1000BPKKG-DF01   29-8-2012  
Nieuwe Park Wonen   NL.IMRO.0513.0500BPNParkWonen-DF01   20-7-2011  
Voormalig weeshuiscomplex   NL.IMRO.0513.BPWeeshuiscomplex-DF01   19-6-2019  

Tabel: in de herziening betrokken bestemmingsplannen

Ook de Parapluherziening Parkeren d.d. 21 november 2018 is verwerkt in de regeling van deze herziening.

De volgende parapluplannen zijn niet verwerkt en blijven daarmee geldend:

  • Parapluplan Wonen d.d. 1 juni 2022
  • Parapluplan Darkstores d.d. 21 april 2023

1.3 Bij het plan behorende stukken

Voorliggend Partiële herziening binnenstad Gouda bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding) regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

1.4 Feitelijke planopzet

Algemeen

Dit bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Methodiek

Dit bestemmingsplan herziet delen van de geldende bestemmingsplannen, voor zover die delen zijn gelegen binnen het plangebied van deze herziening. De partiële herziening vult de onderliggende bestemmingsplannen aan en valt dan ook alleen goed te raadplegen in combinatie met het onderliggende geldende bestemmingsplan. De vigerende bestemmingsplannen vormen dus de onderlegger van dit plan en die plannen blijven dan ook gewoon gelden.

De onderliggende bestemmingsplannen worden op verschillende manieren herzien. Soms gaat het om een wijziging van een bestemming of aanduiding. In andere gevallen wordt iets toegevoegd of verwijderd, zoals een bouwvlak of andere aanduiding op een bepaalde plek of worden aanvullende regels gesteld.

In dit bestemmingsplan hebben de gronden binnen het plangebied alleen een bestemming of aanduiding toegewezen gekregen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de herziening.

Voor enkelbestemmingen betekent dit dat deze alleen op de verbeelding van de herziening zijn opgenomen op de locaties waar sprake is van een wijziging.

Voor de dubbelbestemmingen en functie-aanduidingen waarvan de begrenzingen zijn gewijzigd ten opzichte van de onderliggende plannen geldt dat ze integraal zijn opgenomen in dit plan. Met andere woorden: voor zover een bepaalde functie-aanduiding op de plankaart van deze herziening is opgenomen, treedt deze in de plaats van gelijknamige functie-aanduidingen die voorkomen in de onderliggende plannen. Als een functie-aanduiding is opgenomen in dit plan, maar hij komt op een bepaalde locatie niet meer terug waar hij in het onderliggende plan wel gold, geldt de betreffende aanduiding op die locatie dus niet meer.

Verder hebben specifieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld veranderende wetgeving en beleid, ook hun plaats gekregen in de herziening. De mogelijkheden van de vigerende bestemmingsplannen blijven, voor zover de herziening dit toelaat, gewoon bestaan.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, met dien verstande dat verleende omgevingsvergunningen in dit bestemmingsplan vertaald worden vastgelegd. De huidige situatie is het uitgangspunt en de vigerende bestemmingsplannen vormen de onderlegger en blijven ook gewoon gelden. Alleen de betrokken herzieningen/wijzigingen zijn vertaald in een verbeelding en regels waarin de huidige, legale situatie is bestemd. Specifieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld veranderende wetgeving en beleid hebben ook hun plaats gekregen in de herziening. De mogelijkheden van de vigerende bestemmingsplannen blijven, voor zover de herziening dit toelaat, gewoon bestaan. Daarnaast geldt een klein gebiedje op de Peperstraat 29, waarvoor geen geldend ruimtelijk regime is vastgesteld, een zgn. 'witte vlek'. Hiervoor is destijds wel een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van appartementen. Aan deze 'witte vlek' is wel een geheel zelfstandige regeling toegekend, waarbij is aangesloten bij de regeling voor de bestemmingsplannen Binnenstad - Oost en West. Voor de opzet van het bestemmingsplan is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda aangehouden. Zowel de verbeelding, de regels als de toelichting zijn opgezet aan de hand van dit handboek. Voor de regels is daarnaast gebruik gemaakt van de Standaardregeling van de gemeente.

In het bestemmingsplan hebben alleen de gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op de herziening. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. De partiële herziening geeft zo als het ware een aanvulling c.q. verandering van de onderhavige geldig blijvende bestemmingsplannen en valt dan ook alleen goed te raadplegen in combinatie met het onderliggende geldende bestemmingsplan. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een aantal hoofdstukken die diverse thema's behandelen waaruit de onderbouwing volgt door het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad Gouda.

In hoofdstuk 2 worden de verschillende thema's toegelicht. Het betreft een negental thema's:

  • 1. Wijziging van de bestemming Tuin - Erf naar Verkeer - Verblijf;
  • 2. Aanlegstelsel kappen bomen;
  • 3. Evenementenlocaties;
  • 4. Horeca;
  • 5. Centrum-1 bestemming / Kernwinkelgebied;
  • 6. Begripsbepaling woonboten/schepen;
  • 7. Bruggen;
  • 8. Verleende omgevingsvergunningen;
  • 9. Zijlen;
  • 10. Maatschappelijk.

In hoofdstuk 3 wordt de opzet van het bestemmingsplan uiteengezet. Het betreft dan de juridische regeling die in het plan is opgenomen, waarbij een beschrijving wordt gegeven wat met de diverse bestemmingsregels wordt bedoeld.

Het laatste hoofdstuk in de toelichting behandelt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Hierin wordt beschreven op welke wijze de economische uitvoerbaarheid is gewaarborgd, waarin is aangegeven op welke wijze de benodigde financiële middelen verzekerd zijn. Daarnaast dient de regeling van het bestemmingsplan wel te worden nageleefd. Het onderwerp handhaving komt derhalve ook in dit hoofdstuk aan bod. Tot slot is het van groot belang dat er maatschappelijk draagvlak is voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt beschreven aan de hand van de ingediende vooroverlegreacties en de zienswijzen, waarbij de beantwoording op al deze reacties door het college van burgemeester en wethouders eveneens staat verwoord.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Wijziging van de bestemming Tuin - Erf naar Verkeer - Verblijf

In de bestemming Tuin-Erf is het onder het huidige regime toegestaan te parkeren ten dienste van de aangrenzende bestemming. Sommige percelen met deze bestemming zijn echter in gebruik als parkeerplaats. Ook ten behoeve van niet aangrenzende bestemmingen. Op deze locaties doet de bestemming Verkeer - Verblijf beter recht aan het huidige gebruik. Op deze locaties zal de enkelbestemming daarom worden gewijzigd.

2.1.1 Locaties wijziging

Het gaat om twee locaties waar de bestemming gewijzigd wordt.

Locatie   BP   Kavel   Afbeelding  
Nieuwehaven   Oost   B 3817
B 3816  
afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0002.png"  
Lange Noodgodstraat   Oost   C 2623
C 324
C 4129  
afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0003.png"  

2.2 Peperstraat 29

De locatie Peperstraat 29 is in het vigerende bestemmingsplan Binnenstad Oost niet opgenomen. Dit gat in het bestemmingsplan is met deze partiële herziening hersteld. Op de locatie zijn de bestemmingen Wonen en Tuin - Erf opgenomen. Daarnaast zijn de volgende dubbelbestemmingen en aanduidingen op deze locatie gelegen:

Deze dubbelbestemmingen en aanduidingen gelden via deze herziening alleen voor deze locatie Peperstraat 29.

2.3 Evenementenlocaties

2.3.1 Inleiding

De gemeente Gouda vindt het belangrijk dat er evenementen zijn in de stad. Het gaat daarbij om verschillende evenementen, groot en klein, voor jong en oud en op meerdere plekken in de stad. Ze dragen bij aan een levendige en aantrekkelijke stad, voor Gouwenaars en bezoekers van buiten de stad. Gouda als bruisende, vitale en authentieke stad, waar de historie volop wordt beleefd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om Gouda bij Kaarslicht, de Kaasmarkten, Koningsnacht en de concerten in het Houtmansplantsoen. Dat maakt Gouda sterk als woonstad en als stad waar bezoekers uit de regio en daarbuiten graag komen. Daarom is het van belang om goede (culturele) voorzieningen, voldoende uitgaansmogelijkheden en toonaangevende activiteiten en evenementen te bieden.

Met het Stadhuis als stralend middelpunt, de Waag en de Sint-Janskerk op de achtergrond biedt de Markt een schitterend plaatje en een geweldige locatie voor grotere evenementen. Voor middelgrote en kleinschalige evenementen biedt GOUDasfalt mogelijkheden. Met zijn industriële blikvangers zorgt dit terrein voor een unieke sfeer. Voor kleinschalige activiteiten zijn meerdere plekken in de stad denkbaar, waaronder locaties in de verschillende wijken.

In de Goudse binnenstad en haar randen worden verschillende evenementen georganiseerd. Een groot deel daarvan is een terugkerend evenement, dat jaarlijks is terug te vinden op de evenementenkalender. De kermis en de markten zijn al geregeld in de twee bestemmingsplannen voor de binnenstad van Gouda. Maar de regels uit deze bestemmingsplannen en het bestemmingsplan Korte Akkeren zien nog niet toe op andere evenementen.

In de Goudse binnenstad zijn 5 locaties aangewezen als evenemententerrein. Het gaat om het Erasmusplein, het Houtmansplantsoen, de Markt en Achter de Waag, de Museumhaven en het Raam en Vest. Voor alle 5 locaties is een omgevingsvergunning afgegeven. Deze worden in dit bestemmingsplan geïntegreerd.

2.3.2 Locaties

In onderstaande tabel zijn de verschillende locaties weergegeven

Locatie   Bestemmingsplan   Brengezing-locaties  
Erasmusplein     afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0004.png"  
Houtmansplantsoen   Binnenstad Oost   afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0005.png"  
Markt en achter de Waag   Binnenstad Oost   afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0006.png"  
Museumhaven   Binnenstad West" en "Schielands Hoge Zeedijk   afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0007.png"  
Raam en Vest   Binnenstad West   afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0008.png"  
2.3.3 Omgevingsaspecten

Voor de verlening van de omgevingsvergunning zijn diverse onderzoeken uitgevoerd op het gebied van geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, bodem, archeologie en ecologie. Uit deze diverse onderzoeken is gebleken dat er geen strijd is met een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Deze aspecten zijn toegevoegd aan de bijlagen van de regels betreffende:

2.3.4 Regeling en motivering

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) heeft regelmatig aangegeven dat in het bestemmingsplan een regeling over evenementen opgenomen moet worden. Dit geldt alleen voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenemententerrein op een bepaalde locatie van belang is:

“8.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 20 juni 2012, in zaak nr. 201109470/1/R4, ligt het op de weg van de planwetgever om een beoordeling en afweging te maken of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Ook dient deze omtrent onder meer het toegestane aantal evenementen per jaar en de maximale bezoekersaantallen, voorschriften op te stellen voor zover dat vanuit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling en afweging is een andere dan die op grond waarvan in een concreet geval voor een evenement al dan niet toestemming of een vergunning wordt verleend.”

Evenementen zijn er in verschillende soorten en maten. Dit geldt ook voor locaties waar evenementen gehouden worden. Een straatfeest (kortdurend en incidenteel) is anders dan 2 weken kermis (langere termijn, veel bezoekers en luide muziek). Per geval verschilt ook het effect op de omgeving.

Bij een evenement met een kortdurend en incidenteel gebruik van een perceel is het bestemmingsplan geen belemmering. Een dergelijk evenement heeft geen structurele invloed op de woonkwaliteit. De opname van een evenementenregeling hiervoor in het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan kan achterwege blijven.

Bij niet incidentele en/of langdurende evenementen moet er een regeling in het bestemmingsplan worden opgenomen. In ieder geval moeten evenementen expliciet mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan.

Staat een bestemmingsplan evenementen toe? Dan moet het bestemmingsplan een motivering omvatten over de aanvaardbaarheid van de evenementen in relatie tot de omgeving. Hierbij gaat het om de volgende aspecten:

  • verkeersaantrekkende werking
  • parkeren
  • geluidhinder

Het aantal en de duur van de evenementen kan ook bepalend zijn voor de aanvaardbaarheid. Een evenementenlocatie zal in het levendige centrum van een stad over het algemeen beter in inpasbaar zijn dan midden in een woonwijk. Bij een ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning afwijken zijn dezelfde aspecten van belang. Afhankelijk van het soort evenement en de locatie kan het noodzakelijk zijn volgende zaken in het bestemmingsplan te regelen:

  • het aantal evenementen
  • het soort evenementen
  • de duur van de evenementen

Vaak hebben gemeenten een evenementenkalender. De gemeente kan deze kan als basis gebruiken voor een dergelijke regeling. Dit blijkt ook uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 september 2013 (201211995/1/R4), waarin is aangegeven dat evenementen niet zonder meer ongelimiteerd of veel frequenter dan feitelijk reëel mogelijk gemaakt kunnen worden. Als er in werkelijkheid 6 evenementen met ca. 2.000 bezoekers per jaar plaatsvinden, kunnen er niet zonder nadere motivering 8 evenementen met 15.000 bezoekers mogelijk gemaakt worden. Uit de uitspraak van 5 maart 2015 (201401956/1/R4) blijkt dat als evenementen via een afwijkingsbevoegdheid zijn toegestaan, de ruimtelijke consequenties hiervan (waaronder geluidhinder) al in het moederplan afgewogen moeten worden. Dit onderzoek kan niet doorgeschoven worden naar het moment waarop de omgevingsvergunning verleend wordt.

APV niet voldoende

De APV regelt de verkeersmaatregelen per evenement. Ook stelt de APV maximale geluidsniveaus aan voor de dag, avond en nachtperiode. Voorkomen moet worden dat zaken op meerdere plaatsen dubbel geregeld worden. Het is dan ook niet nodig om de geluidsniveaus ook in het bestemmingsplan op te nemen. Maar beleidsregels op basis van APV zijn niet voldoende. De APV is namelijk gericht op regels voor een specifiek evenement. Terwijl het bestemmingsplan in moet gaan op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenementenlocatie ten opzichte van de omgeving.

Evenementenbeleid

Het opstellen van evenementenbeleid kan ondersteunend zijn voor de regeling en motivatie in het bestemmingsplan. De gemeente Gouda beschikt over een evenementenbeleid in de vorm van het Handboek “Richtlijnen voor evenementen” en het beleidsdocumenten genaamd Actualisatie evenementenbeleid Gouda 2019, deze is ook opgenomen in Bijlage 2 Evenementennota. Hierin wordt ingegaan op het proces en het soort evenementen dat gewenst is.

Daarnaast is onderzoek gedaan naar de omgevingsaspecten van de verschillende evenementenlocaties. Deze onderzoeken bevatten conclusies en voorschriften. Deze zijn als Bijlagen bij de regels gevoegd, naar deze voorschriften wordt in de regels verwezen en zijn daarmee bindend verklaard in dit bestemmingsplan.

Ruimtelijke ondebouwingen

Voor deze vijf locaties zijn 5 ruimtelijke onderbouwingen opgesteld waarin de motivering van de evenementen zijn opgenomen. Deze ruimtelijke onderbouwingen zijn toegevoegd aan de bijlage bij de toelichting betreffende:

2.4 Horeca

2.4.1 Begripsbepaling horeca

In de vigerende bestemmingsplannen is de horecanota 2008 - 2017 opgenomen. In deze nota werd uitgegaan van vijf horecacategorieën en vijf gebiedsprofielen in de binnenstad. Het gaat om de volgende vijf categorieën:

  • 1. winkel ondersteunende daghoreca
  • 2. maaltijdverstrekkers
  • 3. drankverstrekkers
  • 4. discotheken, bar-dancing, zaalverhuur
  • 5. hotels.

Vanwege het huidige horeca aanbod is bovenstaande indeling als beoordelingskader minder bruikbaar geworden. De exploitatie van de horecavestiging verandert van karakter, de impact op de omgeving daardoor ook. Daarom is een nieuwe Horecavisie 2022-2028 opgesteld en is er gekozen voor een nieuw beoordelingssyteem waarin gewerkt wordt met de volgende indeling:

  • 1. Lichte horeca (daghoreca)
  • 2. Middelzware horeca (avondhoreca)
  • 3. Zware horeca (nachthoreca)
  • 4. Afhaal- en bezorgzaken
  • 5. Hotels

De nieuwe indeling van de horecacategorieën in de Horecavisie is verwerkt in deze partiële herziening. Hiervoor is de bijbehorende begripsbepaling en de horecacategorie transponeringstabel opgenomen in de regels en op verbeelding van deze partiële herziening.

In de regels van zijn verschillende begrippen toegevoegd conform het nieuwe horecabeleid zoals het begrip horecacategorie en horecacategorie: transponeringstabel. Verder zijn de nieuwe horecaregels opgenomen in de verscheindende bestemmingen.

Op de verbeelding zijn ter plaatse van de horecagelegenheden de aanduiding met bijbehorende horecacategorie opgenomen overeenkomstig met de Horecavisie 2022-2028, zodat duidelijk is wat er op welke locatie aan horeca is toegestaan.

2.4.2 Mengvormen (Blurring / Ondergeschikt / Ondersteunend)

Blurring is het combineren van activiteiten binnen een bedrijf op het gebied van horeca, retail, cultuur, dienstverlening en andere functies. Hierbij integreren dus verschillende branches met elkaar, zoals een kledingwinkel met een beperkt aanbod van drinken of eten (ondersteunende horeca). Een ander voorbeeld is een horecagelegenheid met verkoop van enkele producten. Hierbij blijft de tweede activiteit ondergeschikt aan de eerste.

Dit wordt doorgaans vastgesteld met een casuïstische toets waarbij gelet wordt op de aard, uitstraling en inrichting van een zaak. Met name de presentatiewijze van de ruimte is bepalend voor het vaststellen of het gebruik te kwalificeren is als detailhandel of horeca (overwegend gericht op consumptie ter plaatse).

In deze herziening wordt onderscheid gemaakt tussen ondergeschikte horeca en ondersteunende horeca. Voor beide zijn de volgende begrippen opgenomen in de regels:

  • ondergeschikte horeca: horeca met een ruimtebeslag van maximaal 20 % van het netto vloeroppervlak van het voor klanten toegankelijke deel van de winkel;
  • ondersteunende horeca: horeca die ondersteunend is aan de hoofdfunctie;


Aanvullend zijn in de betreffende regelingen de volgende gebruiksregels opgenomen:

Voor ondergeschikte horeca gelden de volgende eisen:

  • a. de horecaruimte is uitsluitend bereikbaar via de ingang van de winkel;
  • b. de uitoefening van de ondergeschikte horeca vindt alleen plaats tijdens de openstelling van de betreffende winkel;
  • c. het schenken van alcoholhoudende dranken of het gelegenheid bieden om een waterpijp te roken is niet toegestaan;
  • d. de exploitatie van een terras is niet toegestaan;
  • e. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteit en de aanbieder staat niet op maaltijdbezorgsites; en
  • f. de winkel wordt niet verhuurd voor feesten, partijen of andere vergelijkbare samenkomsten.

Voor ondersteunende horeca gelden de volgende eisen:

  • a. de horecaruimte is uitsluitend bereikbaar via de reguliere ingang;
  • b. het pand behoudt de uitstraling die past bij de hoofdfunctie;
  • c. livemuziek is niet toegestaan behalve bij de hoofdfunctie 'maatschappelijk';
  • d. andere muziek is niet toegestaan, met uitzondering van zachte achtergrondmuziek;
  • e. het schenken van alcoholhoudende dranken of het gelegenheid bieden om een waterpijp te roken is niet toegestaan bij winkels (hoofdfunctie detailhandel);
  • f. exploitatie van een terras is niet toegestaan;
  • g. er wordt geen reclame gemaakt voor de horeca-activiteit en de aanbieder staat niet op maaltijdbezorgsites;
  • h. de ruimte wordt niet verhuurd voor feesten, partijen of andere vergelijkbare samenkomsten behalve bij de hoofdfunctie 'maatschappelijk'.
2.4.3 Afhaal- en bezorgcentra
2.4.3.1 Inleiding

In het verleden heeft de gemeente Gouda afhaal- en bezorgcentra toegestaan in de bestemming detailhandel. Het werd gezien als ondergeschikte horeca bij detailhandel. Door de definiëring van horeca in de Goudse bestemmingsplannen moeten afhaal- en bezorgcentra planologisch worden aangemerkt als horeca categorie 4. Hiervoor is bewust gekozen om afhaal en bezorgcentra los te koppelen van de andere horecasoorten zodat hiervoor verschillende regels opgesteld kunnen worden bijvoorbeeld op het gebied van exploitatie en de terassen.

Op 1 december 2020 is de nieuwe Algemene plaatselijke verordening Gouda 2020 (hierna: Apv) in werking getreden. Nieuw in de Apv is de exploitatievergunningplicht voor afhaal- en bezorgcentra. Op grond van artikel 2:9, derde lid, onder a van de Apv weigert de burgemeester een exploitatievergunning als de vestiging of exploitatie van een openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan.

De bestaande afhaal- en bezorgcentra kunnen derhalve geen exploitatievergunning ontvangen. Daarom worden de reeds gevestigde afhaal- en bezorgcentra in de binnenstad aangemerkt als horeca categorie 4 om de afhaal- en bezorgcentra mogelijk te maken. Dit betreft een juridische wijziging van reeds bestaande situaties.

2.4.3.2 Locaties

In Bijlage 1 zijn de locaties aangegeven waarbij de horecacategorie is aangepast. In paragraaf 2.8 zijn de verleende vergunningen voor de afhaal- en bezorgzaken benoemd.

2.5 Centrum - 1 bestemming / kernwinkelgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0009.png"

Afbeelding Kernwinkelgebied

In bovenstaande afbeelding is het kernwinkelgebied van de binnenstad van Gouda weergegeven. Voor dit gebied is de aanduiding overige zone - kernwinkelgebied opgenomen. In de vigerende bestemmingsplannen is, ter plaatse van de bestemming Centrum - 1, wonen op de begane grond en op de verdieping toegestaan. Ter plaatse van de bestemming Centrum - 2, is wonen op de begane grond alleen toegestaan als de aanduiding 'wonen' is opgenomen en op de verdieping alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen'.

In de winkelvisie wordt wonen op de begane grond als een ongewenste ontwikkeling gezien, daarom wordt dit in het kernwinkelgebied uitgesloten, behoudens opgangen en bergingen ten behoeven van de bovengelegen woningen. In de mixzones wordt ook het wonen op de begane grond uitgesloten, maar kan met een binnenplanse afwijking onder bepaalde voorwaarden wonen op de begane grond worden toegestaan.

De regels met betrekking tot het uitsluiten van wonen op de begane grond zijn opgenomen in 22.6 overige zone - kernwinkelgebied.

2.6 Begripsbepaling woonboten/woonschepen

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0010.jpg"

Afbeelding locatie woonboten (rood) en toegevoegde aanduiding museumhaven (geel)

In de singels zijn verschillende ligplaatsen voor woonboten aangewezen. In de vigerende bestemmingsplannen hadden de woonboten de functieaanduiding 'woonschepenligplaats'. Vanwege de 'Wet verduidelijking voorschriften woonboten' is het noodzakelijk om de benaming van de aanduiding aan te passen.

De Wet verduidelijking voorschriften woonboten is op 1 januari 2018 in werking getreden. Aanleiding voor deze wet was een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 april 2014 die ten aanzien van woonboten een koerswijziging ten opzichte van eerdere uitspraken inhield. Woonboten (en andere drijvende objecten) die aan de uitspraak aangegeven kenmerken voldeden, moeten voortaan als bouwwerk in de zin van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden aangemerkt. Dat brengt met zich mee dat zij (net zoals andere bouwwerken) aan een aantal specifieke technische, ruimtelijke en procedurele eisen moeten voldoen.

In deze herziening zijn de woonboten aangewezen met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot'. Voor die schepen, die niet worden aangemerkt als woonboot, verandert er niets en zijn dan ook niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

De ligplaatsen van de historische bedrijfsvaartuigen van de Stichting Museumhaven zijn niet als woonboten aangeduid, maar met de aanduiding 'specifieke vorm van water - museumhaven'.

2.7 Bruggen

In de binnenstad liggen twaalf bruggen die toegang geven tot de binnenstad. Deze bruggen worden bestemd of aangeduid zodat alle bruggen op dezelfde manier geregeld worden. Autobruggen worden bestemd met Verkeer en fiets- en voetgangersbruggen worden aangeduid. Daarbij worden de landhoofden van de bruggen binnen de bestemming/aanduiding opgenomen. Hierdoor kunnen vergunningen met betrekking tot onderhoud van de bruggen gemakkelijker verleend worden.

De twaalf bruggen zijn:

Bestemd:

1. De Kleiwegbrug, de brug tussen Blekerssingel en de Kleiweg

2. De Potterspleinbrug, de brug tussen de Nieuwe Gouwe O.Z. en Pottersplein

3. De Sint Remeijnsbrug, de brug tussen Pottersplein en Lage Gouwe

5. De Turfbrug tussen de Turfmarkten in

6. De Sint Joostbrug tussen Hoge Gouwe en Lage Gouwe

8. Nieuwe veerstal, de brug van Oosthaven naar de Nieuwe Veerstal

11. Lange Tiendewegbrug, de brug tussen de Blekerssingel en de Lange Tiendeweg

Aangeduid:

4. De fietsers- en voetgangersbrug tussen Hoge Gouwe en Lage Gouwe

7. Guldenbrug, de brug tussen de Turfsingel en Vest

9. Houtmansplantsoen, de brug in het Houtmansplantsoen

10. Doelenbrug, de brug tussen de Fluwelensingel en Doelenstraat

12. Kazernebrug, de brug tussen de Blekerssingel en Houtmanspad

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0011.jpg"

Afbeelding bruggen binnenstad

2.8 Verleende omgevingsvergunningen

In de binnenstad zijn uitgebreide omgevingsvergunningen verleend die verwerkt zijn in deze herziening. De uitgebreide omgevingsvergunningen die mee worden genomen zijn:

  • Achter de Kerk 15 in Gouda, het aanpassen van een kosterswoning naar een vergaderruimte en een appartement.. Er wordt een aanduiding 'kantoor' toegevoegd
  • Agnietenstraat 24, 24-101 t/m 24-116, 24-201 t/m 24-220, 24-301 t/m 24-317 en Conventstraat 9 en 13 in Gouda, het verbouwen van kantoren naar appartementen (bouwdeel 1 t/m 4). Er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen' toegevoegd
  • Agnietenstraat 50, 60 t/m 118 en Conventstraat 156 in Gouda, het verbouwen van kantoren naar appartementen (bouwdeel 5) Er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen' toegevoegd
  • Agnietenstraat 9, 11, 11a, 11b, 13, 13a, 13b, 15, 15a en 15b in Gouda, het transformeren tot 9 woningen en het maken van een dakopbouw. Er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen' toegevoegd
  • Houtmansgracht 1b in Gouda, het toevoegen van kantoorbestemming aan atelier-ruimte. Er wordt een aanduiding 'kantoor' toegevoegd
  • Kazernestraat 1 en 1a t/m 1e in Gouda, het realiseren van 6 woningen in het bestaande winkelpand. Er wordt een aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen' toegevoegd
  • Kleiweg: een fietsparkeer- en aanlegvoorziening. De bestemming 'Groen' wordt gewijzigd naar 'Verkeer' met de aanduiding 'fietsenstalling', tevens wordt de aanduiding 'steiger' gelegd op de aangrenzende bestemming Water.
  • Lange Dwarsstraat 15, 17 en 23 in Gouda, het verbouwen van een bedrijfsruimte tot 3 appartementen. Er wordt een bestemming ' wonen' toegevoegd
  • Lange Groenendaal 107 in Gouda, het wijzigen van de bestemming begane grond in wonen. Er wordt de functieaanduiding 'wonen uitgesloten' verwijderd.
  • Naaierstraat 31 in Gouda, het vestigen van detailhandel. Er wordt een aanduiding 'detailhandel' toegevoegd
  • Nieuwehaven 312 in Gouda, het verbouwen tot woning. De bestemming wordt gewijzigd naar een 'Wonen'
  • Nieuwehaven 326 te Gouda, omzetten bedrijfsruimte naar detailhandel voor starten winkel. Er wordt een aanduiding ' specifieke vorm van detailhandel - detailhandel 1' toegevoegd
  • Oosthaven 35 te Gouda, het vestigen van een slijterij. Er wordt een aanduiding 'detailhandel' toegevoegd
  • Raam 140 in Gouda, het vestigen van een wijnhandel op de begane grond. Er wordt een aanduiding ' specifieke vorm van detailhandel - detailhandel 1' toegevoegd
  • Westhaven 29 in Gouda, het plaatsen van een nieuwe brug. Er wordt een functieaanduiding 'brug' toegevoegd
  • Westhaven 46 in Gouda, het transformeren van het pand naar wonen. De huidige bestemming 'gemengd' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd aan Bijlage 8.

Afhaal- en bezorgzaken

Lange Tiendeweg 34: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 9.

Lange Tiendeweg 71: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen.

Nieuwehaven 159: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 10.

Nieuwstraat 2: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 11.

Wijdstraat 22: Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van horeca. Aan de locatie wordt de aanduiding horeca van categorie 4 toegewezen. Het besluit van de vergunning verlening is toegevoegd als Bijlage 12.

2.9 Zijlen en stegen

Op 21 januari 2015 heeft de gemeente raad een motie aangenomen om de Zijlen en Stegen te handhaven. Door de jaren heen zijn Zijlen en Stegen vaak aan de openbaarheid onttrokken. Er zijn meerdere zijlen en stegen bij privétuinen getrokken of anderszins geprivatiseerd. Het beleid t.a.v. het openhouden van zijlen en stegen uit 1996 heeft er nog niet voor gezorgd dat meer zijlen en stegen openbaar zijn geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0012.png"

Afbeelding Zijlen binnenstad Gouda

Door het opnemen van de zijlen in deze herziening mogen er geen nieuwe bouwwerken geplaatst worden op de zijlen. Dit zorgt ervoor dat de zijlen in ieder geval niet verder verdichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.Partherbin-DF01_0013.jpg"

Afbeelding Historische stegen (het labyrint) in de binnenstad Gouda

De aanwezige stegen met cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde worden naar aanleiding van een ingediende zienswijze alsnog op de verbeelding opgenomen, mits het daarbij gaat om gemeentelijk eigendom en een bestemming die openbaarheid impliceert (bijvoorbeeld 'Verkeer en Verblijf' of 'Groen'). De stegen krijgen eenzelfde aanduiding en bijbehorende regeling als de zijlen. Dit betekent dat van de 93 stegen van 'Het Labyrint' alsnog 81 stegen als zodanig worden opgenomen.

Voor de 12 stegen die niet worden opgenomen wil dit niet zeggen dat deze geen waarde hebben. Die hebben ze wel. De eigenaren van deze particuliere gronden zijn echter niet in staat geweest om bij de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan te reageren op een dergelijke regeling en dat is onwenselijk. Te zijner tijd zal voor deze gronden alsnog maatwerk en een integrale aanpak nodig zijn, waarbij de eigenaren van deze gronden worden betrokken.

2.10 Maatschappelijk

In de binnenstad van Gouda zijn meerdere gemeentelijke panden aanwezig met een maatschappelijke functie. Het betreft de volgende adressen:

  • Markt 27;
  • Markt 35;
  • Agnietenstraat 21;
  • Nieuwe Martk 100.

Het is gewenst dat de gemeentelijke panden allemaal dezelfde regeling krijgen, waar maatschappelijke voorzieningen en onderschikte horeca is toegestaan. Deze panden krijgen de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - maatschappelijk 1'.

Verder wordt aan Stadhuis (Markt 1) de aanduiding 'horeca van categorie 2' toegevoegd, zodat daar ook de middelzware horeca (avondhoreca) mogelijk wordt gemaakt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Ruimtelijk beleid

3.1.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie

Het Rijk heeft op 11 september 2020 de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.

Conclusie

Met het bestemmingsplan Partiële herziening binnenstad Gouda zijn geen nationale belangen in het geding. Verder heeft het plangebied geen directe relatie met één van de thema's of bepalingen uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voor het plan zijn ten aanzien van dit beleidsonderdeel dus geen knelpunten te verwachten.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Barro de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het eerste deel is 30 december 2011 in werking getreden.

Sinds 1 oktober 2012 is in het Barro de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Het bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

In het Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang.

Een eerste aanvulling op het Barro is op 1 oktober 2012 van kracht geworden. In deze aanvulling zijn onderwerpen geregeld als elektriciteitsvoorziening, ecologische hoofdstructuur, primaire waterkeringen buiten het kustfundament, veiligheid rond rijksvaarwegen en een aantal andere, meer gebiedsgerichte zaken.

Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht.

Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat de ladder voor duurzame verstedelijking doorloopt. De lader voor duurzame verstedelijking is verantwoord in 4.1.2.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de binnenstad van de stad Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd.

De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat rijksbelangen niet worden geschaad.

3.1.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsbeleid

Op 20 februari 2019 is het Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland vastgesteld. Dit Omgevingsbeleid omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving en bestaat uit twee kaderstellende instrumenten, te weten de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, welke op 1 april 2019 in werking zijn getreden en op 7 augustus 2021 zijn geconsolideerd. In de programma's Ruimte en Mobiliteit is beschreven hoe de provincie haar beleid wil realiseren.

Met het omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft de provincie richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de maatschappelijke en provinciale opgaven.

Provinciale Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie vervangt de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en de volgende (wettelijke verplichte) (beleids)visies: Duurzaamheid en Milieu, Cultureel Erfgoed en Basisvoorzieningen Cultuur, regionale economie en energie, Groen en het Programma Groen. Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet.

De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de introductie op het omgevingsbeleid, waarin opgenomen de kaartbeelden en beschrijving van de ruimtelijke hoofdstructuur;
  • de ontwikkelrichting van het omgevingsbeleid: ambities en sturing, dat een uitnodigend perspectief bevat en geen eindbeeld, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven;
  • een beschrijving van de omgevingskwaliteit, waaronder de provinciale inzet voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • samenhangende beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving, die via de digitale raadpleegomgeving toegankelijk zijn.

Zuid-Holland is in meerdere opzichten strategisch gelegen en we leven in een tijd van grote ingrijpende veranderingen. Globalisering, klimaatverandering, demografische trends en nieuwe technologie zorgen voor een ongekende dynamiek. Zuid-Holland is extra kwetsbaar voor al deze veranderingen. De richting van de Omgevingsvisie is duidelijk: een sterk, slim en schoon Zuid-Holland. De provincie wil die stap samen andere partners zetten.

De provincie wil meer ruimte en vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. De provinciale ambities zijn de kaders waarbinnen zij ruimte geeft. Die ruimte kan per opgave verschillen. Door in te zetten op de zes ambities draagt de provincie bij aan het sterker maken van Zuid-Holland. De zes ambities van de Omgevingsvisie zijn:

  • Naar een klimaatbestendige delta
  • Naar een nieuwe economie: the next level
  • Naar een levendige meerkernige metropool
  • Energievernieuwing
  • Best bereikbare provincie
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid sluit zij aan op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.

De omgevingskwaliteit bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. een beschrijving van de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland;
  • 2. een beschrijving van de bestaande omgevingskwaliteit;
  • 3. een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid, die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptatie, zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie, energievoorziening.

Het Omgevingsbeleid is gericht op het voortdurend werken aan een goede omgevingskwaliteit. In dat kader implementeert de provincie een beleidscyclus en ontwikkelt zij een monitoringssystematiek.

Voor de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit maakt de Omgevingsvisie gebruik van een kwaliteitskaart. Deze kaart is voor de provincie een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen zodanig te sturen dat ze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming. In de gehele provincie beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mitsbeleid'; ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan dient met name ter reparatie van vigerende ruimtelijke plannen binnen de gemeente Gouda. De ontwikkelingen zijn met name kleine aanpassingen waardoor de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar worden afgestemd. De ontwikkelingsruimte in dit bestemmingsplan is dermate kleinschalig dat provinciale belangen niet worden geschaad.

Provinciale Omgevingsverordening

De provinciale Omgevingsverordening maakt deel uit van het provinciale omgevingsbeleid, dat op 20 februari 2019 is vastgesteld. De Omgevingsverordening bevat regels ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Deze regels hebben elk een werkingsgebied, welke is weergegeven op de bijbehorende kaarten.

Conclusie en verantwoording

Het Veegplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en heeft geen raakvlakken met de Omgevingsverordening.

3.1.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Gouda

Door gerichte en integrale keuzes voor de leefomgeving te maken brengen we voor de komende jaren focus aan voor de stad. Op hoofdlijnen en na zorgvuldige integrale afweging:

  • Transitie van verouderde gebieden
  • De hoogte in waar mogelijk
  • Minder van wat we niet meer nodig hebben (parkeerplaatsen op den duur bijvoorbeeld)

Tegelijk ook houden we aandacht voor de bestaande stad die niet verandert: daar moeten we de kwaliteit behouden waar die er is, en verbeteren waar we dat met z’n allen nodig vinden. Daarbij is het nodig om nieuwe ontwikkelingen in samenhang te beschouwen met de hieronder uitgewerkte keuzes maar ook met de bestaande stadsontwikkeling.

Dit hebben we uitgewerkt in vijf Keuzes:

  • 1. Florerende stad
  • 2. Duurzame mobiliteit
  • 3. Gezonde groene stad
  • 4. Energietransitie
  • 5. Sterke wijken

De vijf keuzes worden voor zes deelgebieden in meer detail beschreven waar de ambitie voor de toekomst ligt. Dit zijn gebieden waar veel verandert (de Spoorzone, Goudse Poort en Westergouwe), waar uitdagingen voor verbeteringen of intensivering liggen (zoals de Binnenstad, de Oostpolder en het IJsselfront), en de eerste woonwijk waarvoor een Omgevingsplan wordt opgesteld (Goverwelle).

De partiële herziening heeft betrekking op de binnenstad, dus wordt alleen verder uitgewerkt: Voor de binnenstad wordt er op de volgende punten ingezet.

  • Levendig historisch centrum
  • binnenstad voor voetgangers en fietsers
  • Historische grachten
  • Leven met bodemdaling
  • Drukte in de ondergrond
3.1.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening is niet gericht op het mogelijke maken van nieuwe ontwikkelingen. Ook worden er geen zaken meegenomen in de partiële herziening waarvan verwacht wordt dat deze grote maatschappelijke impact zullen hebben. De partiële herziening maakt het mogelijk voor een aantal locaties om de bestaande situatie en de planologische situatie op elkaar af te stemmen. De aanpassingen zijn van beperkte aard. De partiële herziening is niet in strijd met de Omgevingsvisie Gouda.

3.2 Cultuurhistorie

3.2.1 Rijksbeleid

Nota Belvedère

In 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedère en werd Gouda aangewezen als Belvederestad grenzend aan het Belvederegebied Krimpenerwaard. Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. Cultuurhistorie wordt gezien als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats heeft in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en met name op gemeentelijk niveau wordt dit beleid nader uitgewerkt.

Monumentenwet 1988

De Monumentenwet 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld.

Wijziging Besluit ruimtelijke ordening

Op 2 december 2010 is een voorstel tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de Kamer gezonden.

Door de voorgestelde wijziging van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan.

De handreiking Erfgoed en Ruimte is onderdeel van het programma Modernisering Monumentenzorg (MoMo) en vormt het centrale kennispunt op het gebied van cultuurhistorie en ruimtelijke ordening op gemeentelijk niveau. Deze digitale handreiking helpt professionals bij gemeenten en adviesbureaus om erfgoed een plek te geven in de ruimtelijke ordening.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.

Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om in bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.

Beschermd Stadsgezicht

De Goudse binnenstad en haar randen is op 20 februari 1979 aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht, wat inhoudt dat de bestemmingsplannen in dit gebied beschermend moeten zijn. Tot het Beschermd Stadsgezicht behoort de gehele oude binnenstad, inclusief de bebouwing aan de buitenzijde van de singels.

Doel van de bescherming van het stadsgezicht is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad als een zwaar belang mee te laten wegen bij verdere ontwikkelingen binnen het aangewezen gebied. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te 'bevriezen'. Monumentenzorg behelst de bescherming, de instandhouding, het onderhoud en het herstel van onroerende goederen die van algemeen belang zijn door hun historische, volkskundige, artistieke, wetenschappelijke, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde. Voor zover bebouwing en openbare ruimte aangemerkt zijn als waardevol, is het de bedoeling om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van gebouwen en terreinen hierop af te stemmen. Het beschermd stadsgezicht vormt in dit verband een historische stedenbouwkundige eenheid. De randen van de binnenstad maken daarvan een onlosmakelijk deel uit. De opgave is om bij nieuwe ontwikkelingen die eenheid zoveel mogelijk te versterken.

3.2.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland 

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) uit 2003 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Gouda heeft echter zelf beleid ontwikkeld. Zie paragraaf , Gemeentelijke Archeologische Basiskaart. De kaarten van de CHS vermelden een aantal cultuurhistorische waarden die ook zijn opgenomen op de gemeentelijke beleidskaart "waardevolle gebieden"; Zie paragraaf Waardevolle gebieden en structuren.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Nota Cultuurhistorie

De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten (belvederebeleid). Samen met de erfgoedvisie vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.

Erfgoedvisie

Sinds het vaststellen van de nota Cultuurhistorie was de omgeving veranderd. Budgetten voor stedelijke vernieuwing zullen wegvallen en hervormingen en bezuinigingen als gevolg van de crisis hebben hun invloed op het erfgoed in Gouda. Dit vraagt om een vernieuwingsslag; het beleid moet worden herijkt. Gouda wil zich blijven profileren met haar erfgoed en moet daarom antwoorden geven op de gevolgen van de economische crisis en vorm geven aan nieuwe inzichten. Belangrijke verschuiving is dat lange tijd het monument belangrijk was. Nu is de context leidend. Ander belangrijk nieuw inzicht is dat voorheen de nadruk vooral lag op conservering van het object. Nu ligt de focus juist op de ontwikkeling van het aanwezige erfgoed. In de komende periode wordt de visie uitgewerkt middels een uitvoeringsprogramma. Omdat dit bestemmingsplan niet beoogd om cultuurhistorisch belangrijke objecten of structuren te wijzigen, is de relevantie van de Erfgoedvisie beperkt. Het bepaalde in de visie staat niet in de weg aan vaststelling van dit plan.

Cultuurhistorische Analyses

In de Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat voor locaties waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen en een ontwikkelaar zich voorbereidt op een nieuw plan, een cultuurhistorische analyse (CHA) wordt opgesteld. De gebieden waar dit van toepassing is, zijn vastgelegd op de kaart 'Cultuurhistorische Analyse' (de zogenaamde "gelevlekkenkaart").

Met de Cultuurhistorische Analyses worden alle belangrijke waarden in kaart gebracht. Ze worden gebruikt om ontwikkelaars te attenderen op de aanwezige waarden en als objectieve basis voor de ruimtelijke onderbouwing van de plannen. De plannen dienen minimaal rekening te houden met de waarden die voor het betreffende gebied in kaart zijn gebracht. Het mooiste is als ontwikkelaars de gevonden waarden niet alleen respecteren en waar mogelijk behouden, maar ook dat ze zich er in hun plannen door laten inspireren. Omdat ontwikkelaars zich primair laten leiden door wat het bestemmingsplan aan mogelijkheden biedt, is de kans groot dat door het ontbreken van voldoende cultuurhistorische informatie in het bestemmingsplan, er bij gebiedsontwikkeling onvoldoende rekening mee wordt gehouden. Met de komst van het programma Modernisering Monumentenzorg (MoMo) komt daar verandering in.

Erfgoed in bestemmingsplannen 

In de Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat ieder bestemmingsplan een cultuurhistorische paragraaf dient te bevatten (zie paragraaf 4.3). Dat wil zeggen dat aangegeven wordt welke waarden zich waar bevinden en hoe daarmee omgegaan wordt (aanlegvergunning, vrijstellingen, omgevingsvergunning e.d.). Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

De volgende zaken zijn verplicht:

  • 1. In de toelichting dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. (wijziging van het Bro). Archeologie is hiervan een onderdeel.
  • 2. Op de verbeelding, in de toelichting en in de planregels dienen beschermde Stads- en dorpsgezichten te worden opgenomen en beschreven.
  • 3. Indien daartoe noodzaak bestaat, dient een omgevingsvergunningstelsel voor aanlegactiviteiten in de planregels te worden opgenomen voor bodemingrepen. De Monumentenwet stelt het verplicht een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning) op te nemen in het bestemmingsplan voor bepaalde bodemingrepen. In het bestemmingsplan wordt expliciet aangegeven voor welke ingrepen een omgevingsvergunning verplicht is.

Gouds erfgoed op de kaart

Om een goed inzicht te verkrijgen in wat de historie van het plangebied te bieden heeft, is de reeds opgebouwde kennis en informatie gebundeld en in overzichtskaarten samengebracht. Deze zogenaamde '(stede)bouwkundige Basiskaart' is nog in ontwikkeling, maar de informatie daaruit wordt in dit bestemmingsplan gebruikt om het Gouds Erfgoed inzichtelijk te maken. Waar nog voldoende informatie ontbreekt, moet - overeenkomstig de 'gelevlekkenkaart' - bij nieuwe ontwikkelingen een Cultuurhistorische Analyse worden gemaakt. Door het stapelen van verschillende waarden in één kaartbeeld is het mogelijk snel door accumulatie de meerwaarde van elementen, patronen en structuren te zien.

Gouds erfgoed in het plangebied

Het Gouds Erfgoed, zoals dat hier voor het plangebied wordt beschreven, is tot stand gekomen uit de volgende bronnen en inventarisaties:

- Nota Cultuurhistorie Gouda   - Nota CH  
- Provinciale Hoofdstructuur   - CHS  
- Rijksmonumentenlijst   - RM  
- Rijks Beschermd Stadsgezicht   - BSG  
- Gemeentelijke Monumentenlijst   - GM  
- Gemeentelijke Archeologische Basiskaart   - ABK  
- Inventarisatie Jongere Bouwkunst en stedebouw (1850-1940)   - JB  
- Inventarisatie Naoorlogse architectuur en stedebouw (1940-1965)   - Naoorlogs  
- Monumenten Inventarisatie en Selectie Project   - MIP, MSP  
- Diverse Cultuurhistorische Analyses   - CHA  

Motie Zijlen en Stegen

Op 21 januari 2015 heeft de gemeente raad een motie aangenomen om de Zijlen en Stegen te handhaven. Door de jaren heen zijn Zijlen en Stegen vaak aan de openbaarheid onttrokken. Er meerdere zijlen en stegen bij privétuinen zijn getrokken of anderszins zijn geprivatiseerd. Het beleid t.a.v. het openhouden van zijlen en stegen uit 1996 nog niet gezorgd heeft voor het gewenste effect dat meer zijlen en stegen openbaar zijn. Het platform voor de binnenstad en haar randen helpen bij het inventariseren van de zijlen en stegen die dit betreft in de gehele binnenstad. Bij openbaarheid van zijlen en stegen voldoende rekening moet worden gehouden met overlast voor bewoners en over het beheer of beperkte afsluiting van zijlen en stegen afspraken kunnen worden gemaakt met de gemeente.

Toekomstvisie religieus cultureel erfgoed Gouda

Religieus cultureel erfgoed is van grote betekenis voor de stad. Het beheer en behoud verlangt een gedragen langetermijnvisie, en goede onderlinge verstandhoudingen. Hiervoor is de Toekomstvisie religieus cultureel erfgoed Gouda opgesteld door vertegenwoordigers vanuit de geloofsgemeenschappen in bezit van religieus , Stichting Sint-Jan, Historisch Platform Gouda, gemeente Gouda en eigenaren van herbestemd religieus erfgoed cultureel erfgoed. In de toekomstvisie is per thema de Ambities, aanbevelingen en actiepunten uiteengezet. De thema's zijn:

  • beheer en behoud
  • duurzaamheid
  • toekomstbestendig gebruik: opdat de functie meeveert
  • sociaal-maatschappelijke betekenis van erfgoed
  • educatie.

Als vervolg van de toekomstvisie worden er afspraken gemaakt met de hiervoor benoemende betrokken van het proces over welke aanbevelingen, ambities en actiepunten concreet uitgewerkt zullen gaan worden, door wie en wanneer.

Historische Lintenvisie Gouda

De historische linten lopen al sinds de middeleeuwen als hoofddraden van een spinnenweb door de stad heen. Ze zijn historisch gezien onmisbaar voor de stad en haar cultuur, welvaart en leefkwaliteit. Het water is al eeuwenlang essentieel voor handel, transport en industrie en als onderdeel van het veenweidelandschap; dat zal in de toekomst ook zo zijn. Daar komt de recreatieve functie nog bij. De weglinten zijn zo bijzonder omdat ze hun historische karakter van smalle kaden en dijken behouden hebben. Er zijn geen brede uitvalswegen naar de omringende dorpen en steden overheen gelegd. Gouda is daarin vrij uniek. De Historische Lintenvisie heeft drie doelen:

  • 1. Vastleggen welke historische wegen en waterwegen van grote betekenis voor de stad van nu zijn;
  • 2. Benoemen welke kernkwaliteiten deze linten voor de stad hebben;
  • 3. De afspraak vastleggen dat deze kwaliteiten betrokken zullen worden bij het maken van het Omgevingsplan.

Hierdoor kan er ingespeeld worden op de vraag naar aan- en inpassingen en transformatie, als onderdeel van de bruisende, initiatiefrijke stad, en tegelijk de kernwaarden en het cultureel erfgoed van de gemeente veiligstellen. Er zal gestuurd worden op kwaliteit, waarbij losgelaten wordt waar het kan, maar wordt ook beschermd waar het nodig is.

3.2.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening legt de Zijlen vast in het bestemmingsplan.

Verder maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, een paragraaf cultuurhistorie is daarom niet opgenomen.

Voor de locaties waar de dubbelbestemmingen 'Waarde Beschermd stadsgezicht' en/of 'Waarde - Cultuurhistorie' waren opgenomen in het vigerende bestemmingsplan zijn deze ook overgenomen in de partiële herziening binnenstad Gouda. Hiermee zijn de bescherming van cultuurhistorische waarden en instandhouding van het beschermd stadsgezicht juridisch geborgd.

3.3 Archeologisch beleidskader

3.3.1 Rijksbeleid

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz) in werking getreden. Deze wet, gebaseerd op het Verdrag van Malta/Valletta, regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden in Nederland. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg: een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.

Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.

3.3.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2007)

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2007 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging. Om cultuurhistorie te behouden heeft de provincie daarnaast zogenaamde regioprofielen opgesteld. De profielen zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen die in de Provinciale structuurvisie staan vermeld. Deze richtlijnen gelden ook voor het thema archeologie. Gouda valt gedeeltelijk in het regioprofiel Krimpenerwaard.

De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven.

De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.

3.3.3 Gemeentelijk beleid

Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011) 

In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting:

1. Omvang

  • op een hoogwaardige locatie met bijzonder waarde (archeologisch monument): geen vrijstelling;
  • op een hoogwaardige locatie: vrijstelling voor projecten kleiner dan 50 m2;
  • in een zone met een hoge verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 100 m2;
  • in een zone met een lage verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 10.000 m2.

2. Diepte

Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm -mv worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm -mv.

Op sommige plaatsten is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter, pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een vergunning noodzakelijk

Archeologievriendelijk bouwen

Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Verbeelding

De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de ABK 2011, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, 'Waarde - Archeologie'. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet op de verbeelding opgenomen, hiervoor is ook geen omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m2) is dan een booronderzoek noodzakelijk, ter controle van de lage verwachting.

Het beleid is vastgelegd in de Nota Cultuurhistorie. Bescherming vindt plaats via de Verordening inzake monumenten en archeologie.

3.3.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, een paragraaf archeologie is daarom niet opgenomen, eveneens is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Voor de locaties in de partiële herziening binnenstad Gouda waar een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' was opgenomen in het vigerende bestemmingsplan is deze ook opgenomen in het Veegplan. Hiermee is ook in de partiële herziening binnenstad Gouda de bescherming van archeologische waarden beschermd.

3.4 Groenstructuur

Structuurvisie Groen 2019

Het doel van de Structuurvisie Groen is vergroten van de leefbaarheid door een toename van openbaar groen; het doel vanuit klimaatadaptatie is het bevorderen van maatregelen om de capaciteit van waterberging te vergroten, en wateroverlast en hittestress te verminderen.

Gouda vindt het daarom belangrijk dat er in het algemeen voldoende groen in de stad beschikbaar is. Uitgangspunt is dat bouwende partijen het aanwezige groen behouden en ook nieuw groen aanleggen. De structuurvisie richt zich in hoofdzaak op openbaar gebied en niet op particuliere tuinen. Maar de tuinen vormen gezamenlijk wel een groot deel van de stad, dat verhard of groen kan zijn. Gouda heeft zich daarom aangesloten bij de landelijke organisatie Operatie Steenbreek. Deze is gericht op het stimuleren en faciliteren van meer groen op particulier terrein, met name de tuinen bij woonhuizen. Daarvoor werkt de gemeente samen met meerdere organisaties, zoals Instituut Voor Natuureducatie, Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Groei&Bloei en de woningcorporaties.

Indien een projectontwikkelaar aanwezig groen niet behoudt of onvoldoende nieuw groen aanlegt, moet er financieel gecompenseerd worden door storting van een bijdrage in het Groenfonds. Met de financiën uit dit fonds kan op een andere plek alsnog openbaar groen worden aangelegd.

In de structuurvisie zijn de volgende beleidsregels geformuleerd:

  • Eerste beleidsregel: De oppervlakte bestaand openbaar groen en water, en het aantal bestaande bomen worden ten minste behouden.
  • Tweede beleidsregel: Bij planontwikkelingen dient een oppervlakte ter grootte van ten minste 15% van het totale projectgebied openbaar groen te worden.
  • Derde beleidsregel: Als het niet haalbaar blijkt om binnen het projectgebied de vereiste 15% openbaar groen te ontwikkelen, dan is het mogelijk:
    • 1. binnen het projectgebied compenserende maatregelen te treffen tot maximaal 50% van de opgave voor openbaar groen;
    • 2. de opgave voor openbaar groen te realiseren op andere locaties in dezelfde wijk als waarin het projectgebied ligt. Het te realiseren openbaar groen buiten het projectgebied dient binnen een jaar na oplevering van het projectgebied te zijn aangelegd. Zijn er compenserende maatregelen mogelijk tot maximaal 50% van de opgave voor openbaar groen.
  • Vierde beleidsregel: Voor iedere niet gerealiseerde of gecompenseerde vierkante meter openbaar groen is een compensatiebijdrage aan de gemeente verschuldigd van € 250 per m2 (prijspeil 2019). Het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de Grond-, weg- en waterbouwindex uit het Meerjarenperspectief Grondexploitaties.
  • Vijfde beleidsregel: Het college heeft de bevoegdheid te besluiten tot ontheffing of afwijking van de beleidsregels 2, 3 en 4, indien toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Conclusie/beschrijving plangebied

De herziening maakt geen ontwikkelingen mogelijk, hierdoor blijft de groenstructuur ongewijzigd.

3.5 Verkeer, infrastructuur en parkeren

3.5.1 Rijksbeleid

Strategisch Plan Verkeersveiligheid

Het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008 - 2020 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu geeft een visie weer op het aspect 'verkeersveiligheid' in Nederland. De ambitieuze doelen (qua verkeersdoden en -gewonden) uit de Nota Mobiliteit moeten worden omgezet in beleid. Drie pijlers daarin zijn: samenwerking, integrale aanpak en "Duurzaam Veilig". Het verkeersveiligheidsbeleid in Nederland van de afgelopen jaren was succesvol; dat moet worden gecontinueerd. Op basis van generieke maatregelen (maatregelen die in de basis overal gelden, die de afgelopen jaren al zijn ingezet en die moeten worden gecontinueerd) alsook met specifieke aandachtsgebieden zou dit kunnen worden bewerkstelligd. Het is van groot belang dat er een goede afstemming en samenwerking plaatsvindt met alle betrokken partijen.

3.5.2 Gemeentelijk beleid

Mobiliteitsplan 2017-2026

In het Mobiliteitsplan Gouda 2017-2026 'Stad in Beweging' (vastgesteld 2017) heeft de gemeente haar visie op de mobiliteit in de gemeente verwoord. In het Mobiliteitsplan is ingegaan op de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van alle vormen van vervoer. De compacte structuur met de historische binnenstad geven Gouda haar charme en kwaliteiten. Anderzijds betekent het dat grote ingrepen om het gemotoriseerde verkeer anders af te wikkelen nauwelijks mogelijk zijn. Dat levert zelfs beperkingen op voor het fietsverkeer. Gouda moet het doen met de begrenzingen die deze stad oplegt. De gemeente streeft naar een goede verdeling tussen de (verkeers)ruimte voor het langzame en het gemotoriseerde verkeer. Het verbeteren van de verkeersveiligheid is daarbij een belangrijke opgave, net als het voorkomen van verkeersoverlast. In onderstaande afbeelding is het wensbeeld van het wegennet opgenomen.

De uitdaging zit er in om te voorkomen dat het wegennet volstroomt en hierdoor de bereikbaarheid afneemt. Daarom zal elke ontwikkeling die verkeersgeneratie met zich meebrengt zorgvuldig getoetst worden.

In het mobiliteitsplan 2017-2026 is een herziening van de parkeernormen aangekondigd, teneinde deze te actualiseren en meer maatwerk en flexibiliteit te bieden. Het is dus mogelijk dat binnen de looptijd van dit bestemmingsplan het gemeentelijk beleid inzake het aspect ‘parkeren’ wijzigt. In dat geval geldt de nieuwe beleidsregel en dient getoetst te worden aan de inhoud van de dan geldende parkeernormen.

Bij het zoeken en vinden van oplossingen voor parkeervraagstukken hanteert het mobiliteitsplan de volgende principes:

  • eerst benutten (onder andere private parkeerplaatsen, meer deelauto's), verdelen (parkeerregulering)
  • en beprijzen (differentiëren en betalen naar gebruik);
  • daarna pas bouwen (als dat past binnen een structureel sluitende parkeerexploitatie en
    meerwaarde
  • biedt voor de kwaliteit van de openbare ruimte);
  • zorgen voor een (door de jaren heen) structureel sluitende gemeentelijke parkeerexploitatie;
  • zorgen voor nieuwe parkeervoorzieningen die moeten bijdragen aan het verbeteren van de
  • woonomgeving (minder overlast maar ook meer ruimte voor andere functies) en aan het versterken
  • van het historische stadsbeeld in de binnenstad.

Parapluherziening parkeren

Op 21 november 2018 heeft de raad van de gemeente Gouda de Parapluherziening Parkeren vastgesteld. Aanleiding hiervoor was de Reparatiewet BZK 2014 die er toe leidde dat de parkeernormbepaling en andere stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening zijn komen te vervallen. Als gevolg hiervan hebben deze bepalingen geen aanvullende werking meer op bestemmingsplannen. Dit zorgt ervoor dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening aan gemeentelijke parkeernormen kan worden getoetst. In de bestemmingsplannen die na 2014 zijn vastgesteld zijn daarom aanvullende regels ten aanzien van parkeren opgenomen. Dit zijn echter geen eenduidige regelingen. Bovendien zijn er ook nog bestemmingsplannen van voor 2014 waarin nog niets geregeld is ten aanzien van parkeren. Vandaar dat besloten is om voor het gehele gemeentelijk grondgebied de parkeernormen door middel van een parapluherziening vast te leggen. Het doel van deze parapluherziening is het bieden van een eenduidige regeling ten aanzien van de aspecten parkeren en laden en lossen in Gouda. Dit paraplubestemmingsplan vormt de juridische vertaling van het parkeerbeleid. Deze parapluherziening is een bestemmingsplan dat als een paraplu over andere, al bestaande bestemmingsplannen (en wijzigings- en uitwerkingsplannen) van de gemeente Gouda heen hangt. Het bepaalt dat de regels ten aanzien van het aspect ‘parkeren’ die zijn opgenomen in alle vigerende plannen vervallen en worden vervangen door de regels die zijn opgenomen in deze parapluherziening. Voor de bestemmingsplannen waarin niets geregeld was inzake het aspect ‘parkeren’, gelden deze regels als aanvulling.

Bij nieuwe bestemmingsplannen zullen de regels uit de Parapluherziening Parkeren worden overgenomen in de regels van het betreffende bestemmingsplan. Op 29 januari 2020 heeft de gemeenteraad het Parkeerplan Gouda 2020 vastgesteld, met daarbij een wijziging van de parkeernorm voor woningen voor de Binnenstad.

Verkeerscirculatieplan Gouda 

Hoe kan Gouda ook in de toekomst als stad in beweging blijven? Het Verkeerscirculatieplan Gouda (vastgesteld juni 2021) geeft daar antwoord op. Belangrijke punten zijn méér ruimte voor voetgangers en fietsers en betere bereikbaarheid, leefbaarheid, duurzaamheid en doorstroming van het verkeer. Het verkeerscirculatieplan (VCP) is een meer precieze uitwerking van het Mobiliteitsplan. Gouda is dicht bebouwd en daardoor is het moeilijk om het verkeer in goede banen te leiden. Vooral in de historische binnenstad binnen de singels. Maar er zijn ook problemen in andere wijken, met het huidige verkeer. De gemeente moet goed met de beperkte ruimte omgaan en slim geld besteden om de stad gezond en in beweging te houden. Ondertussen neemt door economische groei en extra woningbouw het verkeer verder toe. Niet alleen het woon-werkverkeer, maar ook het vrijetijdsverkeer. Want we trekken graag meer bezoekers naar onze stad.

De belangrijkste punten uit het verkeerscirculatieplan zijn:

  • Verbeteren van leefbaarheid en gezondheid. Onder andere door het verminderen van doorgaand verkeer via de singels en door woonstraten, het verbeteren van de luchtkwaliteit en de verkeersveiligheid en het verminderen van geluidshinder.
  • Binnenstad aantrekkelijker maken Onder andere door minder verkeer via de binnenstad en de woonstraten en het toevoegen van meer groen en r imte om elkaar te ontmoeten.
  • Duurzaam vervoer verbeteren Door maatregelen die leiden tot meer gebruik van de fiets, door inzetten op een duurzaam wagenpark (bijvoorbeeld door het vermeerderen van het aantal laadpalen voor elektrische auto's) en door het aantrekkelijker maken van het openbaar vervoer.
  • Verbeteren van de bereikbaarheid voor zaken en werk Onder meer door het verbeteren van de doorstroming op de hoofdroutes, betere bereikbaarheid van parkeergarages en bedrijventerreinen.
  • Haalbaarheid Het VCP is opgedeeld in een viertal uitvoeringstranches. Voor de 1e tranche 2022-2027 heeft de raad budget vastgesteld. Aan de hand van monitoring en evaluatie zal besluitvorming plaatsvinden over de volgende tranches

Voor de autoluwe binnenstad zijn in het VCP de volgende maatregelen opgenomen:

  • 1. Aantrekkelijk verblijfsklimaat. De komende jaren vindt groot onderhoud plaats in de binnenstad. De gemeente grijpt dit aan om het verblijfsklimaat te verbeteren en nieuwe meer erf-achtige inrichtingen te realiseren. Dit kan met middelen van beheer- en onderhoud.
  • 2. Sturen op parkeren. Om straatparkeerplaatsen om te kunnen zitten in meer groen en verblijfsruimte zijn sturende maatregelen nodig om het aantal straatparkeervergunningen in de binnenstad te beperken. In de binnenstad zijn ca 1.500 bewoners- en bedrijfsvergunningen voor ca 1.200 straatparkeerplaatsen. Een deel van de vergunninghouders parkeert nu al elders. Het doel is niet om de gehele binnenstad vrij te maken van parkeren op straat, een deel van de binnenstad is woongebied waar prima auto's op straat kunnen parkeren. Voor de aantrekkelijkheid van de binnenstad zijn er met name kansen voor parkeervrije grachten, zoals de West- en Oosthaven, de Lage- en Hoge Gouwe en de Turfmarkt. Hier zijn totaal zo'n 250 parkeerplaatsen (ca. 20% totaal). Daarmee zou zo'n 3.000 m2 vrij komen voor andere functies, zoals groen, horeca en zitjes. Verminderen van parkeerplaatsen kan pas als het aantal straatvergunningen voldoende is gedaald. Dit is mogelijk met een vergunningenplafond (bv. maximaal 1000) met een organisch uitdoofbeleid: bij verhuizing vervalt het recht op een straatvergunning. Wel worden alternatieven geboden in de vorm van een vergunning op een parkeerlocatie in de schil, maar ook in de vorm van deelmobiliteit en goede fiets en OV-verbindingen.
  • 3. Sturen op toegankelijkheid. Voorstel is om gelijktijdig met de Zero Emissiezone Stadslogistiek in 2025 ook een autoluwe zone in te stellen voor alle doelgroepen met een ruim ontheffingenbeleid. Dit beperkt onnodige autoritten, en geeft ruimte voor bestaande gebruikers.

3.5.3 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, verwacht wordt dan ook dat er geen invloed is op het aantal verkeersbewegingen en/of de parkeersituatie. Een onderzoek verkeer en parkeren is derhalve niet uitgevoerd. Strijdigheid met het beleid omtrent mobiliteit wordt derhalve ook uitgesloten. Er zijn diverse gebieden bestemd met Verkeer - Verblijfsgebied ten behoeve van de bestaande parkeersituatie de tegenstrijdigheid op te heffen: Lange Noodgodstraat en Nieuwehaven.

Wel zijn de regels uit het parapluplan parkeren overgenomen, zodat als de omvang of de bestemming daartoe aanleiding geeft er voldoende ruimte voor het stallen van auto's wordt aangebracht.

3.6 Stedenbouw

3.6.1 Welstandsnota

In de gemeentelijke Welstandsnota (22 september 2020) staan beoordelingskaders en toetsingscriteria waaraan bouwplannen op architectonische kwaliteit worden getoetst aan het welstandsbeleid als gereedschap voor de ruimtelijke kwaliteit. Veelal hebben deze eisen betrekking op vormgeving, kleurgebruik en materiaalgebruik. Voor een deel hebben welstandscriteria ook betrekking op de massa en het volume van bebouwing. Aangezien het bestemmingsplan hier ook eisen stelt, is het van belang beide regelingen op elkaar af te stemmen.

In de formulering van haar Welstandbeleid door middel van toetsingscriteria kiest de gemeente Gouda voor een meervoudige aanpak. In de Welstandsnota is een kaart opgenomen waarin Gouda is verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied zijn gedetailleerde toetsingscriteria beschreven waaraan bouwaanvragen en principeplannen getoetst kunnen worden. Hiervoor zijn algemene en gebiedsgerichte criteria opgenomen. De algemene criteria hebben betrekking op de inpassing van het (bouw)plan in de omgeving, de bijdrage aan kwaliteit, de helderheid van het plan, de functionaliteit en op het ontwerp (o.a. materiaalgebruik, kleur, massa en volume).

De gebiedsgerichte criteria zijn gericht op vijf verschillende typen gebieden. Niet elk gebied heeft dezelfde zorg nodig. Soms volstaat een set met eenvoudige bepalingen om de ergste uitwassen te voorkomen, soms is een gedetailleerde beschrijving en een intensieve planbegeleiding op zijn plaats. Hierin worden de volgende gebieden onderscheiden:

  • 1. Gebieden met een reguliere welstandszorg;
  • 2. gebieden met een bijzondere welstandszorg;
  • 3. welstandsluwe gebieden;
  • 4. welstandsvrije achterkanten;
  • 5. ontwikkelingsgebieden.

Door middel van een Welstandskaart en een zoeksleutel kan worden nagegaan welke criteria gelden voor het zoekgebied.

3.6.2 Nota Hoogbouw

De gemeente Gouda geeft in deze nota haar visie op hoogbouw. De nota is vastgesteld in 2005. In de nota zijn randvoorwaarden geformuleerd die bestaande kwaliteiten waarborgen en een toetsingskader bieden voor nieuwe plannen. Vanuit verschillende perspectieven en schaalniveaus (regio, stad en wijk) geeft de nota Hoogbouw op basis van stedenbouwkundige argumenten en een eerste maatschappelijke notie, een samenhangend beeld van de mogelijkheden voor hoogbouw in Gouda. Op de zoneringskaarten geeft de nota aan waar hoogbouw binnen Gouda denkbaar is. In de zones waar dat van toepassing is, worden maximale bouwhoogtes gegeven. Omdat iedere plek zijn eigen specifieke kenmerken heeft, zijn de randvoorwaarden waaraan de hoogbouw dient te voldoen, omschreven in de vorm van algemene aandachtspunten.

De functie van de nota Hoogbouw als toetsingsinstrument zal met name tot uitdrukking komen in die gevallen waar er voor de gemeente de mogelijkheid en ruimte is om te sturen in de ruimtelijke ontwikkeling van een plek of gebied. Hiervan is sprake als de gemeente eigenaar is van de grond of als medewerking aan een initiatief wordt verleend buiten de kaders van het geldende bestemmingsplan in de vorm van een vrijstelling of een herziening van het bestemmingsplan. In die gevallen geeft de gemeente via maatwerk randvoorwaarden aan waarbinnen een ontwikkeling tot stand mag komen. Als vanuit het programma en de stedenbouwkundige inpassing van dat programma in de wijk hoogbouw tot de mogelijkheden behoort, dan geeft de nota Hoogbouw daarvoor de bijzondere randvoorwaarden ten aanzien van de bouwhoogte en de bijbehorende condities voor de inpassing op het maaiveld.

3.6.3 Stedenbouwkundige visie op de binnenstad en haar randen

De gemeente Gouda heeft een Stedenbouwkundige Visie voor haar binnenstad en de randen daaromheen opgesteld. Het belangrijkste doel hiervan is dat de cultuurhistorische identiteit van de binnenstad sterker richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte. Onderdeel van de visie is een Beeldkwaliteitsplan (hierna BKP), dat een instrument vormt om nieuwe ruimtelijke inzichten en daarmee samenhangende functionele veranderingen te sturen. Het BKP formuleert aan de hand van ruimtelijke iconen en straatprofielen verschillende 'spelregels'. Deze spelregels op het gebied van stedenbouw, architectuur en openbare ruimte vormen de leidraad voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft dan stedenbouwkundige herstructureringsopgaven, kleinschalige bouwprojecten of herinrichting van de openbare ruimte. Het BKP gaat vooral in op het gebied binnen de singels, inclusief de wandbebouwing aan de buitenzijde van de singels. Vanwege de status van beschermd Stadsgezicht moeten met name in dit gebied nieuwe ontwikkelingen op cultuurhistorisch verantwoorde wijze worden ingepast. In de schil rond de binnenstad is de marge ruimer om vernieuwingen aan het bestaande stadsbeeld toe te voegen. Toch zal ook hier gebouwd dienen te worden met respect voor wat er reeds is.

Het BKP biedt in eerste instantie een informatie- en inspiratieboek vooraf, ten behoeve van initiatiefnemers die willen bouwen in de binnenstad. Hiermee verschilt het BKP van de Welstandnota, die een toetsingskader achteraf vormt. In principe strookt de benadering en de inhoud van het BKP met de Welstandsnota.

Het BKP dient ook als (aanvullend) gemeentelijk toetsingskader bij ruimtelijke plannen in de binnenstad. Het bestemmingsplan blijft weliswaar primair het juridische toetsingskader voor bouwplannen en andere werkzaamheden en geeft voorschriften voor het gebruik van gronden en gebouwen. Bij een herziening van een bestemmingsplan en bij een ruimtelijke onderbouwing voor een omgevingsvergunning zal de Stedenbouwkundige Visie in het algemeen en het BKP in het bijzonder worden betrokken.

3.6.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wanneer in de toekomst deze wel plaats vinden, bijvoorbeeld in de vorm van de verbouw van een gebouw binnen het bestemmingsplangebied, dan wordt het plan getoetst aan het geldende welstandsbeleid. Omdat de herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt past het bestemmingsplan binnen het beleid op het gebied van stedenbouw.

3.7 Economisch beleid

3.7.1 Rijksbeleid

Topsectorenbeleid 'Naar de top'

Begin 2011 hebben verschillende ministeries een brief naar de Tweede Kamer gestuurd die de hoofdlijnen beschrijft van het nieuwe bedrijfslevenbeleid van het kabinet. Het nieuwe beleid vervangt het programma Pieken in de Delta.

Doel van het beleid is om meer ruimte te bieden voor ondernemers om te ondernemen en te groeien. Hierbij moet Nederland onderscheidend zijn op de wereldmarkt, profiteren van de aantrekkelijke wereldhandel, groeikansen in opkomende markten benutten, duurzame economische groei bereiken en kiezen voor topsectoren. De hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid zien er als volgt uit:

  • Een sectorale aanpak:

Voor negen topsectoren wordt een samenhangende beleidsagenda ontwikkeld over de volle breedte van het overheidsbeleid; van buitenlandbeleid tot onderwijsbeleid, van regeldruk tot onderzoeksbeleid en van ontwikkelingssamenwerking tot infrastructuur en ICT.

  • Meer vraagsturing door het bedrijfsleven:

Dit komt tot stand in nauwe samenspraak met het bedrijfsleven en kennisinstellingen, hierdoor kan het bedrijfsleven meer vraaggericht sturen bij het formuleren van overheidsbeleid.

  • Minder specifieke subsidies, meer generieke lastenverlichting:

Het Rijk gaat schrappen in subsidies en gebruikt de opbrengsten voor het bedrijfsleven. Subsidies worden omgezet in leningen zodat ondernemers geprikkeld worden.

  • Meer ruimte voor ondernemers:

Ondernemers jagen innovatie aan, zorgen voor welvaart en werkgelegenheid en dragen bij aan innovatieve oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.

Het kabinet heeft negen bedrijfstakken gekozen waarmee Nederland internationaal moet excelleren. Dat moet leiden tot versteviging van de concurrentiepositie van Nederland. Alle negen sectoren werken samen aan de 'tiende' sector, namelijk het binnenhalen van hoofdkantoren van internationale bedrijven. De topsectoren zoals genoemd worden in de bedrijfslevenbrief zijn: hightech, logistiek, creatieve industrie, energie, agrofood, tuinbouw, lifesciences, water en chemie.

Maandag 5 oktober 2015 is de Rapportage Bedrijvenbeleid naar de Tweede Kamer verstuurd. De Rapportage informeert jaarlijks de Tweede Kamer over de voortgang van het bedrijvenbeleid. Focus ligt op de resultaten op de terreinen van kennis en innovatie, ondernemerschap en financiering, talentontwikkeling, duurzaamheid, digitalisering en internationalisering. Daarnaast worden de resultaten van de individuele topsectoren gerapporteerd.

3.7.2 Provinciaal beleid

Algemeen

De economische visie van de provincie Zuid-Holland vloeit voort uit het topsectorenbeleid van het Rijk. Gedeputeerde Staten heeft een beleidsagenda Regionale Economie en Energie 2012-2015 opgesteld. De Provincie wil in haar beleid aansluiten bij de negen clusters uit het Rijksbeleid. Ze zet in op het versterken van zogenaamde prioritaire economische clusters, namelijk de Mainport Rotterdam, Den Haag als internationale stad van Vrede en Recht, water/ deltatechnologie, (maritieme) logistiek, Greenports, Medical Delta en biochemie. De ambitie van de provincie Zuid-Holland is om als economische regio tot de koplopers van Europa te behoren met een concurrerende, innovatieve en duurzame economie.

Behoud en groei van de werkgelegenheid en het vergroten van de toegevoegde waarde van de economische activiteiten zijn belangrijke aandachtsgebieden. Met verschillende strategieën streeft Zuid-Holland naar een krachtige economische structuur en een optimaal vestigingsklimaat voor de gehele provincie en naar een gerichte bijdrage aan de economische positie in de wereldtop. Dat betekent dat Zuid-Holland moet doen waar het goed in is en waarmee het zich kan onderscheiden van andere regio's. Het gaat dan om de stuwende clusters die internationaal concurrerend zijn en inkomen genereren voor Zuid-Holland. Voldoende en passende vestigingslocaties voor bedrijven is hierin één van de belangrijkste aandachtspunten en dit vertaalt zich in een provinciale bedrijventerreinen- en kantorenstrategie.

Bedrijventerreinen en kantorenlocaties

Het provinciale beleid is gericht op het scheppen van randvoorwaarden om te komen tot voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven. Daarnaast vraagt de toegenomen maatschappelijke druk ten aanzien van het volbouwen en de verrommeling van Nederland om meer bovenregionale regie op (beeld)kwaliteit. Waar mogelijk zetten provincie en partners in op het boeken van ruimtewinst bij herstructurering en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. De belangrijkste focus is het krijgen en behouden van kwaliteit op bedrijventerreinen. Ook leegstand krijgt in dit kader specifieke aandacht en uitwerking. Aandachtspunt is verder de mate waarin herstructurering van bedrijventerreinen een gunstig effect heeft op de economische ontwikkeling, waaronder werkgelegenheid, in een gebied.

In de nieuwe voorstellen die naar aanleiding van het vernieuwde Rijksbeleid zijn opgesteld, is de provincie veel terughoudender in de rol die zij speelt bij de realisatie van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor bedrijven. Er is namelijk minder geld beschikbaar. De Provincie legt verantwoordelijkheid vooral terug bij de regio's en gemeenten en zal meer gaan fungeren in de rol van kaderafbakening en plantoetsing.

De Provincie heeft de randvoorwaarden omtrent kantorenlocaties aangescherpt. Nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot kantoren zijn slechts nog op 13 knooppunten mogelijk.

In de verordening Ruimte en Mobiliteit is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' overgenomen. In paragraaf 3.1.2 wordt hier nader op ingegaan.

Detailhandelsbeleid

Op 30 mei 2012 heeft Provinciale Staten de ‘Beleidsvisie en Uitvoeringsstrategie Regionale Economie en Energie 2012-2015’ vastgesteld. In deze beleidsvisie is bepaald dat de provincie het onderdeel detailhandel gaat uitwerken. De ‘Notitie detailhandel Zuid-Holland’ gaf hier invulling aan. De onderdelen uit de Notitie detailhandel Zuid-Holland (2012) die ruimtelijk relevant waren, zijn opgenomen in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte.

Het provinciale detailhandelsbeleid is er enerzijds op gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Anderzijds wordt de dynamiek in de detailhandel bevorderd vanwege het grote economische belang van deze sector.

Voor alle winkelgebieden geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking. Uitbreiding van het winkelareaal is hoofdzakelijk aan de orde binnen de 'te ontwikkelen centra'.

Nieuwe detailhandel wordt primair gevestigd binnen of direct aansluitend aan de bestaande winkelconcentraties en in de centra van steden, dorpen en wijken. Deze winkelconcentraties zijn benoemd en gecategoriseerd in het Programma ruimte als "te ontwikkelen centra", "te optimaliseren centra" en "overige aankoopplaatsen". Nieuwe detailhandel kan ook gevestigd worden in een nieuwe woonwijk, voor zover het gaat om winkels die zijn gericht op de bewoners van die wijk.

Ten behoeve van grootschalige meubelbedrijven en andere detailhandelsbedrijven rond het thema wonen zijn opvanglocaties aangewezen. Deze bedrijventerreinen met zogenoemde PDV-locaties, zijn verbeeld op Kaart 2 Detailhandel van de verordening.

De uitvoering van het provinciale detailhandelsbeleid is vooral een verantwoordelijkheid van gemeenten en regio's. Gemeenten doen dit door het vaststellen van actuele bestemmingsplannen en het handhaven van deze bestemmingsplannen. Regio's doen dit door het vaststellen van regionale visies op de detailhandel. De provincie stelt de kaders vast en kan, via het ruimtelijk instrument, een zienswijze indienen op bestemmingsplannen. Dit kan aan de orde zijn als de plannen niet passend zijn binnen een regionaal afgestemd detailhandelsprogramma, of binnen de provinciale detailhandelsstructuur uit de Provinciale Structuurvisie en/of de Verordening Ruimte.

3.7.3 Regionaal beleid

Regionale detailhandelsvisie

De Regionale Structuurvisie Detailhandel Midden-Holland is voor veel bouwinitiatieven relevant.

De toelaatbaarheid van grootschalige ontwikkelingen is afhankelijk van de ruimtelijke effecten die een dergelijke ontwikkeling met zich meebrengt. Met het oog hierop moet worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Het gaat daarbij onder meer om het voorkomen van onaanvaardbare leegstand en het voorkomen van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau waar het gaat om de eerste levensbehoeften. Met het oog hierop is advies nodig van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland. In de Verordening is aangegeven bij welke ontwikkelingen advies nodig is van de commissie en welke drempelwaarden hierbij van toepassing zijn.

De adviescommissie valideert in haar advies ook de schaal van de (ruimtelijke) impact. Als er bovenlokale effecten zijn, is in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking regionale afstemming nodig met de (samenwerkende) gemeenten binnen het gebied waar de effecten zullen optreden. Dit kan dus variëren van afstemming met een buurgemeente tot afstemming met meerdere gemeenten of regio's. Daarbij zullen, afhankelijk van de schaal, de Regionale Economische Overleggen een rol kunnen blijven vervullen.

3.7.4 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er wordt geen invloed verwacht op de economische situatie in Gouda.

Het toestaan van wonen boven de winkels vergroot de levendigheid in het centrum en voorkomt lege verdiepingen. De aanpassingen binnen de horecabestemming zijn een vertaling van de bestaande situatie.

Omdat het herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt past het bestemmingsplan binnen het beleid op het gebied van economie.

3.8 Woonbeleid

3.8.1 Rijksbeleid

Woonvisie

In de Woonvisie (2011) presenteerde het kabinet zijn visie op de woningmarkt. Het kabinet kiest voor een woningmarkt met meer marktwerking en eigenwoningbezit. Dit is nodig omdat enerzijds goed wonen in Nederland een gemeengoed is geworden en anderzijds de woningmarkt niet goed functioneert. De bouw- en woningmarkt bevinden zich in een overgangssituatie van sterke groei in het verleden via een forse conjuncturele terugval op dit moment naar een meer gematigde ontwikkeling in de komende jaren. Daarom acht het kabinet een heroriëntatie van het woonbeleid nodig die leidt tot een doelmatiger verdeling van woonruimte, verbetering van het investeringsperspectief en versterking van het vertrouwen op de woningmarkt. Het kabinet kiest daarbij voor meer keuzevrijheid, zeggenschap en verantwoordelijkheid voor burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen. De kernthema's van de woonvisie zijn:

  • versterken vertrouwen koopmarkt;
  • verbeteren werking huurmarkt;
  • verbeteren investeringscondities woningbouw;
  • verbeteren leefbaarheid.

Met het in 2013 gesloten Woonakkoord is het kabinet een fors aantal maatregelen overeengekomen die de bouw en daarmee de werkgelegenheid moeten stimuleren, energiebesparing moeten bevorderen, starters moeten helpen en scheefwonen moeten tegengaan. Ook verzacht het de effecten van belangrijke hervormingen uit het regeerakkoord voor de woningmarkt.

3.8.2 Provinciaal beleid

Verstedelijkingsstrategie Zuidvleugel 2010-2020

Rijk, provincie en regio's hebben gezamenlijk in het Samenwerkingsverband Zuidvleugel een Verstedelijkingsstrategie (2010) opgesteld in het kader van het Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020. Deze strategie bevat regionale programmatische uitwerkingen voor vijf regio's. De belangrijkste hoofdpunten van de strategie zijn:

  • Het in balans brengen van vraag en aanbod qua woonmilieus, dat wil zeggen zorgen voor meer écht centrumstedelijke en écht landelijke woonmilieus, het tekort aan groenstedelijke woonmilieus wegwerken en zeven locaties als iconen van bijzondere woonmilieus in de Zuidvleugel ontwikkelen;
  • Vooral binnenstedelijk bouwen, dat wil zeggen tot 80% van de opgave realiseren binnen het bestaand stedelijk en dorpsgebied opdat de schaarse open ruimte in de Zuidvleugel gespaard blijft en het draagvlak voor stedelijke voorzieningen wordt versterkt.

Om ervoor te zorgen dat de verstedelijkingsstrategie slaagt, moet de bereikbaarheid van de binnenstedelijke locaties worden verbeterd vooral door StedenbaanPlus en moet er voldoende goede bereikbare en recreatief bruikbare buitenruimte zijn in de vorm van het Metropolitaan Landschap Zuidvleugel. Daarnaast moeten milieubelemmeringen voldoende worden verminderd. Deze woningbouwgerelateerde condities worden in de gebiedsagenda integraal uitgewerkt.

De verstedelijkingsstrategie is uitgewerkt in de verstedelijkingsopgave: een woningbouwprogramma voor de Zuidvleugel dat is gerelateerd aan mobiliteit en groen, uitgewerkt per regio. De opgave per regio is de basis voor regionale verstedelijkingsafspraken.

StedenbaanPlus

StedenbaanPlus is een integraal programma voor ruimtelijke ontwikkeling en hoogwaardig openbaar vervoer in de Zuidelijke Randstad. Het programma verbindt wonen, werken en recreëren: fysiek en hoogwaardig. Het bouwt zo aan een economisch sterke en bereikbare Zuidelijke Randstad. Voor ruimtelijke ontwikkeling heeft StedenbaanPlus met de tien partners waaronder de gemeente Gouda afspraken gemaakt over de programmering van binnenstedelijk bouwen rondom de bestaande (Gouda en Goverwelle) en potentieel nieuwe (Gouweknoop) te openen HOV-stations. Binnen het verstedelijkingsbeleid wordt gestreefd naar 80% binnenstedelijk bouwen, waarvan de helft rondom de StedenbaanPlus-stations.

3.8.3 Regionaal beleid

Regionale Agenda Wonen Midden-Holland Plus

Momenteel is de nieuwe Regionale Agenda Wonen Midden-Holland in concept gereed. Deze zal in de komende tijd worden vastgesteld en gaat in op behoud en versterking van de diversiteit aan woonmilieus in de regio Midden-Holland. Binnenstedelijke herontwikkeling is daarbij één van de belangrijke uitgangspunten. Gouda is in Midden-Holland de enige gemeente met een stedelijk woonmilieu. Voor Gouda is het versterken van het binnenstedelijke woonmilieu dan ook belangrijke opgave.

3.8.4 Gemeentelijk beleid

Woon(zorg)visie

De woon(zorg)visie Wonen in Gouda in 2030, Aangenaam stedelijk wonen voor iedereen, met oog voor zorg is door de gemeenteraad vastgesteld op 31 augustus 2021. Er wordt ingezet op het volgende:

  • Bouwen voor een gevarieerd woon- en leefmilieu
    • a. Woningvoorraad in overeenstemming met huishoudensprognoses
    • b. Ontwikkelen nieuwe locaties
    • c. Regievoering op het woningbouwprogramma, met voldoende sociale huur en aanbod in middensegment
  • Gemengde wijken
    • a. Inclusieve wijken
    • b. Gezamenlijke opgave voor volkshuisvestelijke doelen
    • c. Tegengaan van overlast en ongewenste ontwikkelingen
  • Verduurzamen woningvoorraad tot een toekomstbestendige voorraad
    • a. Toewerken naar energie- en klimaatneutraal Gouda
    • b. Tegengaan energiearmoede
    • c. Duurzame mobiliteit en wonen verbinden
    • d. Toekomstbestendige woningvoorraad
  • Wonen voor iedereen
    • a. Schaarste op de woningmarkt verdelen
    • b. Recht doen aan huisvestingbehoefte voor specifieke doelgroepen
    • c. Ruimte bieden voor alternatieve woonvormen
  • Langer zelfstandig thuis en een plek voor mensen in een kwetsbare positie

Doelgroepenverordening

De doelgroepenverordening is op 13 december 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Op basis van de Woon(zorg)visie wordt bij nieuwe woningbouwplannen en transformatie al op een differentiatie van tenminste 33% sociale huurwoningen en 20% gereguleerde middenhuurwoningen en sociale koopwoningen. De doelgroepenverordening maakt dit juridisch afdwingbaar en zorgt ervoor dat de woningen gedurende langere tijd terecht komen bij de gewenste inkomensgroepen en een minimale gebruiksoppervlakte (GBO) en aantal verblijfsruimten hebben. De binnenstad (Gebied A) leent zich goed voor kleinere appartementen. Elke woning is ten minste 35 m2 GBO.

3.8.5 Planbeschrijving en conclusie

De herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het toestaan van wonen boven de winkels vergroot de levendigheid in het centrum en voorkomst lege verdiepingen. Het is een continuering van de bestaande situatie en zorgt voor éénheid in het centrum. Daarbij kan het bijdragen aan een diversificatie van het woningaanbod binnen Gouda door de toevoeging van kleinere en betaalbare woningen in het centrum.

Omdat het herziening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt past het bestemmingsplan binnen het woonbeleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Milieu

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de omgevingsaspecten, omdat er geen directe raakvlakken zijn die een rol spelen bij dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht.

De in de volgende paragrafen vermelde informatie is gebaseerd op het milieukundig advies van de Omgevingsdienst Midden-Holland.

4.1.1 M.E.R.

In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Omdat deze ontwikkeling niet worden genoemd in de C-lijst en D-lijst is een onderzoek niet nodig.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-beoordelingsplichtig, en dus ook niet m.e.r.-plichtig.

4.1.2 Bedrijven en milieuzonering

Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009).

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe milieugevoelige en/of milieubelastende activiteiten mogelijk. Vanuit milieuzonering bestaan er geen bezwaren tegen dit bestemmingsplan.

4.1.3 Geluid

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden om het aantal geluidgevoelige functies ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen te vergroten. Het aspect geluid (onderdelen wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai) vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Conclusie

Vanuit de Wet geluidhinder zijn er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling.

4.1.4 Bodem

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden. Een nadere beoordeling voor dit aspect kan achterwege blijven.

Conclusie

Voor de volksgezondheid en het milieu zijn er geen risico's met betrekking tot deze planontwikkeling. Hiermee is dit bestemmingsplan uitvoerbaar ten aanzien van bodem.

4.1.5 Luchtkwaliteit

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuwe planologische ruimte geboden om milieugevoelige functies ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen te vergroten. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Conclusie

Hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen) staat deze planontwikkeling niet in de weg.

4.1.6 Externe veiligheid

Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed kunnen zijn op het gebied van veiligheid. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Conclusie

Vanuit spoor-, vaarwegen, wegtransport, buisleidingen en inrichtingen gelden geen beperkingen voor het plangebied. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BEVB) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.1.7 Flora en fauna

Wettelijk kader

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna te noemen “Wnb”) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Het beschermingsregime gaat uit van het “nee, tenzij-principe“. Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.

Daarnaast geldt ook het programma aanpak stikstof (PAS). Het PAS, 1 juli 2015–1 juli 2021, verbindt economische ontwikkeling met het op termijn realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de voor stikstof gevoelige habitattypen en (leefgebieden van) soorten voor de Natura 2000-gebieden die zijn opgenomen in dit programma.

Onderzoek en resultaten

Het bestemmingsplan Partiële herziening binnenstad Gouda is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Omdat er geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen worden ook geen nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd die mogelijk kunnen leiden tot nieuwe, binnen de huidige bestemming niet toegestane, bouwactiviteiten. Het bestemmingsplan leidt niet tot aanpassingen aan gebouwen en de ruimte eromheen. Toename van verkeer, extra lichthinder of andere verstoring is niet te verwachten als gevolg van de wijzigingen in voorliggend Veegplan. De vaststelling van het bestemmingsplan leidt dan ook niet tot mogelijke belemmering van beschermde planten en/of dieren.

Conclusie

Het aspect flora en fauna staat het vaststellen van de het bestemmingsplan niet in de weg.

4.2 Water

Een aspect dat moet worden belicht in het kader van het opstellen van een bestemmingsplan, vormt de waterhuishouding. Belangrijke thema's zijn het vasthouden van hemelwater in plaats van het direct afvoeren ervan, het hergebruiken van water, zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Deze partiële herziening voorziet niet in een uitbreiding van bebouwd oppervlak. Met betrekking tot water worden enkel bestaande bruggen juist opgenomen in het bestemmingsplan. De waterhuishouding vormt dan ook geen belemmering voor dit plan en staat de uitvoerbaarheid niet in de weg.

Conclusie

Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie

Indien een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, dient aandacht te worden besteed aan de vraag of deze ontwikkeling invloed heeft op de archeologische waarden binnen het plangebied. Met dit parapluplan worden geen nieuwe bodemingrepen uitgevoerd die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op eventuele aanwezige archeologische waarden in de bodem. De vigerende bestemmingsplannen bieden extra bescherming aan gronden indien wordt verwacht dat ter plekke archeologische waarden aanwezig zijn, doordat dan archeologische dubbelbestemmingen van kracht zijn. Geconcludeerd moet worden dat dit bestemmingsplan geen invloed heeft op archeologische waarden.

Conclusie

Het initiatief tast de archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan dit bestemmingsplan.

4.3.2 Cultuurhistorie / monumenten

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a Bro moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Geconcludeerd moet worden dat dit bestemmingsplan geen negatieve invloed heeft op de cultuurhistorische waarden. Er wordt een nieuwe regeling aan de bestaande bestemmingsplannen toegevoegd om de cultuurhistorische waarde van zijlen en stegen te beschermen.

Conclusie

Het initiatief tast de cultuurhistorische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Opbouw van de regels

Functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het in samenhang met de van kracht blijvende bestemmingsplannen, mogelijk is om met de bijbehorende legenda (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Ook is het mogelijk om informatie op te vragen door eenvoudig op de kaart te klikken, de bijbehorende informatie (plekinfo) wordt dan getoond en kan verder worden geraadpleegd. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.

In de regels, zijn uitgezonderd de begripsbepalingen, tekstdelen die verwijderd zijn ten opzichte van de herziene bestemmingsplannen doorgehaald en toevoegingen gemarkeerd. Onveranderde tekst wordt vanwege de raadpleegbaarheid in voorkomende gevallen wel weergegeven.

Voorzover er sprake is van een minder algemeen voorkomende of minder gebruikelijke regeling dan in de onderligende bestemmingsplannen, wordt dit nader toegelicht.

plangebieden

op de verbeelding zijn de plangebieden van de diverse onderliggende bestemmingsplannen, voor zover samenvallend met deze herziening, weergegeven. In deze plangebieden is een verwijzing opgenomen naar de te herziene onderliggende bestemmingsplannen. Voor zover niet anders aangegeven, blijven de regels van deze bestemmingsplannen gelden. Verder zijn alleen de wijzigingen en toevoegingen opgenomen op de verbeelding, al het overige blijft zoals aangegeven op de verbeelding van de onderliggende bestemmingsplannen van kracht. De partiële herziening vormt zo één geheel met de onderliggende bestemmingsplannen, voor zover samenvallend met het plangebied van de partiële herziening.

bestemmingsvlakken

In dit plan wordt gebruik gemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Voorzover binnen het plangebied van deze herziening geen bestemming wordt aangegeven, geldt de bestemming zoals geregeld in het onderliggende bestemmingsplan.

aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Functieaanduidingen worden gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op aantallen, afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen. Gebiedsaanduidingen geven gebieden aan, waarvoor specifieke regels gelden, die niet perse verband houden met één bestemming, maar gebiedsdekkend over meerdere bestemmingen zijn gelegd. Deze bevatten veelal sectorale regelgeving, die in het bestemmingsplan hun plaats hebben gekregen. Ook specifieke beleidsregels vinden zo hun weerslag in dit bestemmingsplan.

aanduiding drijvende bouwwerken

drijvende bouwwerken zijn, voor zover er sprake is van een woonboot, aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboot'. Om verschillen in interpretatie te vermijden zijn diverse voorkomens van drijvende bouwwerken, die kunnen functioneren als woonboot, opgenomen in de begripsbepalingen.

bestemmingsregelingen

De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels . Die bestaan uit omschrijvingen van in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels , voor zover betrokken in deze herziening, die hierna aan de orde komen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en afwijkingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1, lid 1c) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

horecacategorieën

De horecacategorieën, die in dit plan zijn opgenomen, zijn afgestemd op de Horecavisie Binnenstad 2022-2028. De horecacategorieën volgens de onderliggende bestemmingsplannen worden hierdoor vervangen. In de transponeringstabel in lid 1.32 horecacategorie: transponeringstabel van de regels wordt aangegeven waarin de 'oude' aanduidingen zijn veranderd . In voorkomende gevallen zijn nieuwe horecacategorieën aangeduid. Deze zijn afgestemd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 en wijken daarom iets af van die van de onderliggende bestemmingsplannen. Door middel van de transponeringstabel is dit gelijkgetrokken. De op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangeduide categorieën, toegevoegd dan wel gewijzigd, zijn maatgevend ten opzichte van de onderliggende bestemmingsplannen.

overige zone - kernwinkelgebied

Door middel van deze gebiedsaanduiding wordt een wijziging aangebracht in de regels van de onderliggende bestemmingsplannen, die toezien op het wonen op de verdieping. De functie wonen op de verdieping is niet langer lokatiegebonden (aangeduid met 'specifieke vorm van centrum - wonen'), maar is binnen de overige zone - kernwinkelgebied overal toegestaan binnen de betreffende bestemming, voor zover andere bepalingen dat niet uitsluiten. Binnen deze gebiedsaanduiding wordt echter de functie wonen op de begane grond uitgesloten, uitgezonderd toegangsportalen en bergingen ten dienste van de bovengelegen woningen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd.

De financiële uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt gewaarborgd doordat de ambtelijke kosten die nodig zijn voor de vervaardiging van het bestemmingsplan worden gedekt uit de algemene middelen van de gemeente.

Het bestemmingsplan bevat geen bouwtitel die voldoet aan de genoemde criteria in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Om deze reden is er geen sprake van wettelijk verplicht kostenverhaal en is het niet nodig een exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, Wro.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Er zijn diverse overleggen geweest met ondernemers in de binnenstad om de wenselijkheid van wonen in de winkelgebieden te bespreken.

Het ontwerpbestemmingsplan lag conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht vanaf 24 augustus 2023 gedurende 6 weken ter inzage. Tijdens deze termijn zijn wel schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen ingediend.

Deze zienswijze zijn samengevat en beantwoordt in de nota van beantwoording zienswijzen. Deze nota is toegevoegd als Bijlage 13.