direct naar inhoud van Artikel 4 Gemengd - 1
Plan: Noordwest 1 (Hof van Delft)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0023-2001

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van artikel 24 en de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bouwlagen boven peil mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kap' (A en B), zoals weergegeven op de verbeelding en zoals gedefinieerd in figuur 1 van bijlage 1, is per perceel ten hoogste één dakverdieping toegestaan binnen het denkbeeldig kapprofiel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kap C' is geen dakverdieping toegestaan;
  • d. dakterrasafscheidingen en voorzieningen voor de betreding van een dakterras zijn uitsluitend op een afstand van tenminste 1 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw toegestaan;
  • e. dakkapellen zijn toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende eisen:
    • 1. de totale breedte van de dakkapellen mag niet meer zijn 70% van de breedte van het dakvlak gemeten aan de bovenzijde;
    • 2. de hoogte dakkapel mag gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet groter zijn dan 1,75 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang aanwezig te zijn;
  • g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van artikel 24 en de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen zijn toegestaan onder de voorwaarde dat 50% van de oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gronden met de bestemming 'Gemengd - 1' niet bebouwd is;
  • b. de diepte van een aan- en uitbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • c. de diepte van een aan- en uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3,5 m bedragen, mits tussen aanbouw en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag boven peil van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel mag maximaal de hoogte van twee aangrenzende bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m, mits de diepte van de aanbouw niet meer bedraagt dan 2,5 m en tussen aanbouw en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
  • f. dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan;
  • g. voor het overige zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Milieucategorie

De in lid 4.1, sub a tot en met e genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot categorie 1 van de LvB,

4.3.2 Verticale bestemming
  • a. De in lid 4.1, sub b tot en met g genoemde functies zijn slechts toegestaan op de begane grond;
  • b. de in lid 4.1, sub a genoemde functie is slechts toegestaan op de verdieping(en).
4.3.3 Gebruiksverbod

Niet toegestaan zijn:

4.3.4 Aan-huis-gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, voor zover:

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.3.1 om functies uit categorie 2 van de LvB mogelijk te maken;
  • b. het bepaalde in lid 4.3.1 om functies toe te laten die niet genoemd worden in de LvB;
4.4.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in lid 4.4.1, sub a en b bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe indien deze naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kunnen worden te behoren tot categorie 1 en indien de kwaliteit van leefomgeving niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan: sociale veiligheid, ruimtelijke kwaliteit, groen, verkeer en economisch functioneren.

4.4.3 Afwijken gebruiksverbod

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.3 voor het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. binnen het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;
  • b. binnen een straal van 250 m vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 m vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;
  • c. de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal 10 m te bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen de 2 seksinrichtingen dient minimaal 50 m te bedragen;
  • e. ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;
  • f. een seksinrichting in de vorm van een raamprostitutiebedrijf is niet toegestaan.