direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Middelwatering
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voor de wijk Middelwatering dient een integrale herziening van de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen plaats te vinden. Doel van het voorliggende bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige samenhangende juridisch-planologische regeling, waarbij rekening wordt gehouden met de meest recente wijzigingen in de wetgeving en het beleid. De juridisch-planologische regeling zal in beperkte mate uitbreiding van bestaande functies mogelijk moeten maken, maar dient ook voldoende waarborgen te bieden voor handhaving van de ruimtelijke kwaliteit.

Er zijn veel ontwikkelingen in de wijk Middelwatering, maar deze zijn onvoldoende concreet om op te nemen in voorliggend bestemmingsplan. De ontwikkelingen die wel worden meegenomen in dit bestemmingsplan zijn beschreven in paragraaf 2.10.

Het voorliggende bestemmingsplan is daarom overwegend consoliderend van aard. Indien zich na de vaststelling van het bestemmingsplan, gedurende de planperiode (10 jaar), gewenste ontwikkelingen voordoen zou hieraan op basis van een (postzegel)bestemmingsplan of op basis van een omgevingsvergunning (activiteit afwijken van het bestemmingsplan) medewerking kunnen worden verleend.

1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt de ruimtelijke analyse van het plangebied aan de orde. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Hoofdstuk 6 en 7 gaan ten slotte in op de economische respectievelijk de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

 

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele analyse

2.1 Ligging plangebied

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Abram van Rijckevorselweg, aan de oostzijde door de Couwenhoekseweg, aan de zuidzijde door de Hollandsche IJssel en aan de westzijde de Algeraweg (zie figuur 2.1). Middelwatering heeft veel wijkoverstijgende voorzieningen en kenmerkende aspecten. De wijk heeft onder andere het stadscentrum van de gemeente Capelle aan den IJssel, maar ook een wijkwinkelcentrum, scholen, horeca, sportvoorzieningen, historische elementen, nieuwbouw, bungalows, hoogbouwflats, herontwikkelingsgebieden, de metrobaan, het theater, de bibliotheek, een bedrijventerrein, muziekschool, seniorenvoorzieningen en de Hollandsche IJssel.

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.1. lid 2 Wro) schrijft voor dat de gemeenteraad: “de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, wordt binnen een periode van tien jaar, ..telkens opnieuw vastgesteld”. Het bestemmingsplan Middelwatering is 27 juni 2005 vastgesteld en dient vernieuwd te worden, zodat actueel beleid meegenomen kan worden. Echter voor het middengedeelte van stadscentrum De Koperwiek (revitalisering Koperwiek) is op 7 juli 2014 een postzegelbestemmingsplan vastgesteld. Dit gedeelte is recentelijk geactualiseerd. Het postzegelbestemmingsplan heeft de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen en in beroep te gaan bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Opnieuw opnemen, zou deze rechtsgang tegen een recent vastgesteld bestemmingsplandeel opnieuw openstellen. Dit gedeelte is derhalve buiten het plangebied gelaten. De Koperwiek heeft de bestemming 'Centrum', waarbij is aangesloten bij de regels zoals die zijn opgenomen in het recentelijk vastgestelde postzegelbestemmingsplan “Revitalisering Koperwiek”, zodat er voor de gehele Koperwiek eenduidige regels gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0001.jpg"

2.2 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden tot het inwerkingtreden van het onderhavige plan de volgende bestemmingsplannen:

  • 'Middelwatering 2004', vastgesteld op 27 juni 2005, goedgekeurd op 7 februari 2006;
  • 'Middelwatering (hoofdplan)', vastgesteld op 22 november 1976, goedgekeurd op 31 januari 1978;
  • 'Middelwatering, herziening 1', vastgesteld op 6 mei 1981, goedgekeurd op 26 januari 1982;
  • 'Sneltramtracé', vastgesteld op 28 april 1986, goedgekeurd op 4 november 1986;
  • 'Slotplein Feenstra', vastgesteld op 9 juli 1984, goedgekeurd op 29 januari 1985.

2.3 Nota van uitgangspunten

Op 10 maart 2014 is de 'Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Middelwatering' vastgesteld. In deze nota zijn uitgangspunten opgenomen die het beleidskader vormen voor het voorliggende bestemmingsplan. De uitgangspunten zijn als volgt:

  • 1. Flexibel bestemmen waar mogelijk. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat het plan (in zijn algemeenheid en op onderdelen) niet gedetailleerder moet worden vormgegeven dan redelijkerwijs noodzakelijk is;

  • 2. Consolidering bestaande bebouwing en gebruik d.m.v. intekenen bestaande situatie met geringe uitbreidingsmogelijkheden. Een stedenbouwkundig bureau gaat de wijk Middelwatering inventariseren. Van de bestaande bebouwing en functies wordt een kaart gemaakt. Daarna wordt bekeken of situaties, die strijdig zijn met het vigerende bestemmingsplan, gelegaliseerd kunnen worden;

  • 3. Maximale goot- en bouwhoogten opnemen op de verbeelding. Bouwvlak opnemen op de verbeelding, waarbinnen hoofdgebouwen gerealiseerd kunnen worden;

  • 4. Regeling voor uitbreiding van woonbebouwing, dakopbouwen, aan- en uitbouw opnemen in het voorontwerpbestemmingsplan Middelwatering. In het voorontwerpbestemmingsplan Middelwatering zal een regeling worden opgenomen voor uitbreiding van woonbebouwing. Dan wordt vastgelegd waar dakopbouwen, aan- en uitbouwen, al dan niet worden toegestaan. Op het voorontwerpbestemmingsplan kan in het kader van de inspraak (opnieuw) worden gereageerd;

  • 5. Reeds verleende vrijstellingen, ontheffingen, en activiteiten die afwijken van het bestemmingsplan opnemen. Vergunningen die in het verleden verleend zijn, dienen te worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Uitzondering hierop is de vrijstelling ex artikel 19, lid 2 WRO, met betrekking tot 'd Amandelhof. De eigenaar heeft aangegeven geen gebruik te willen maken van deze vrijstelling, welke inmiddels is ingetrokken;

  • 6. De verkochte stukken grond (voorheen snippergroen) voorzien van een passende bestemming;

  • 7. Onderzoeken waar in huidig groen, indien nodig, parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. Op deze plekken wordt aan de bestemming “Groen” de aanduiding “parkeerterrein” toegevoegd, waardoor er met een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan extra parkeergelegenheid gerealiseerd kan worden, mits het tekort aan parkeergelegenheid aangetoond wordt;

  • 8. Inventariseren illegale situaties en kijken of deze gelegaliseerd kunnen worden, door middel van een positieve bestemming/aanduiding in het bestemmingsplan ( o.a. steigers);

  • 9. Aanpassen regeling beroepen/bedrijven aan huis aan de vaste jurisprudentie (ondergeschikt aan de woonfunctie, in het hoofdgebouw, door de eigenaar/bewoner van het pand. Maximaal 30% van het hoofdgebouw met een maximum van 50m²);

  • 10. Onderzoeken of parkeren op eigen terrein geregeld moet worden;

  • 11. Op grond van de Provinciale Verordening Ruimte, actualisering 2012/2013 zijn nieuwe zelfstandige kantoren groter dan 1.000 m², niet meer toelaatbaar. Bovendien is er elders buiten het plangebied voldoende kantoorruimte. Binnen de bestemming “Maatschappelijk” worden zelfstandige kantoren derhalve niet meer opgenomen. Deze zijn alleen nog door -binnenplans- af te wijken van het bestemmingsplan toegestaan. De bestaande zelfstandige kantoren worden middels een aanduiding aangegeven;

  • 12. Hoofdwatergangen als “Water” bestemmen. De onderhoudsstroken aan weerszijden van de hoofdwatergang krijgen de dubbelbestemming “Waterstaat”.Waterkaarten verwerken in de planregels (compensatie voor ontwikkelingen in Middelwatering) door waar nodig uitwisselbaarheid van groen en water te regelen (conform blz.25 en bijlage deelwaterplan Middelwatering en Oostgaarde). Verbeteren van de waterstructuur binnen het plangebied wordt mogelijk gemaakt door water binnen elke bestemming op te nemen/mogelijk te maken;

  • 13. Voor veilig scheepvaartverkeer is het van belang dat in de Hollandsche IJssel en op de oevers van deze vaarweg scheepvaartverkeerstekens met een maximale hoogte van 7 meter kunnen worden geplaatst. Op verzoek van Rijkswaterstaat dient dit in (de regels van) het bestemmingsplan mogelijk gemaakt te worden;

  • 14. Jongeren ontmoetingsplek (JOP) mogelijk maken middels een binnenplanse afwijking, mits voldaan kan worden aan vastgestelde voorwaarden;

  • 15. Het is strijdig vrijstaande bijbehorende bouwwerken te gebruiken voor bewoning. De enige uitzondering hierop betreft mantelzorg. Mantelzorgwoningen mogelijk maken middels een binnenplanse afwijking, mits voldaan kan worden aan vastgestelde voorwaarden;

  • 16. Maatschappelijk vastgoedflexibel te bestemmen, zodat er een ruime invulling aan het gebruik gegeven kan worden. Bijvoorbeeld Constantijn Huygenstraat 19 naast maatschappelijke voorzieningen en kantoren (bestaande mogelijkheden) ook wonen toestaan, zodat de veelzijdigheid in gebruik behouden blijft;

  • 17. Het opnemen van het bed & breakfastbeleid conform het vastgestelde beleid;

  • 18. Onderzoeken waar er speeltoestellen met een maximale hoogte van 7 meter gerealiseerd kunnen worden. De algemene regel is een maximale hoogte van 4 meter. Op specifieke plekken is wellicht een andere hoogte mogelijk (in verband met onder andere privacy en afmetingen van de locatie). Op deze plekken wordt aan de primaire bestemming de aanduiding “verhoogd speeltoestel” toegevoegd, hierdoor is op deze plekken een hoger speeltoestel toegestaan;

  • 19. Detailhandel en horeca alleen toestaan in (wijk)winkelcentra (Structuurvisie 2030). Bestaande legale detailhandels- en horecabedrijven die buiten deze winkelcentra vallen een aanduiding geven dat detailhandel/horeca is toegestaan. Deze aanduiding kan verwijderd worden door het college van burgemeester en wethouders als de bestaande bedrijfsvoering is beëindigd. Horeca en detailhandel uitwisselbaar maken, waarbij voor horeca en voor supermarkten een maximaal aantal vierkante meters wordt opgenomen, gebaseerd op het DTNP rapport;

  • 20. Internetverkoop: Verkoop via internet wordt binnen de bestemming “Wonen”, “Gemengd” en “Bedrijf” gelijk gesteld aan een aan huis verbonden beroep. Internethandel wordt hierbij gedefinieerd als detailhandel in niet-dagelijkse artikelen zonder showroom, waarvan de handel via internet en andere media loopt en waarvan de levering van producten hoofdzakelijk plaatsvindt via post of koeriersdiensten. Hiermee wordt aangesloten op provinciaal beleid;

  • 21. Grote, hoge, windmolens niet in het plan opnemen vanwege ruimte beslag en geluidhinder. Onderzoeken of kleinschalige windturbines mogelijk gemaakt kunnen worden. Indien mogelijk hiervoor een hoogtebepaling opnemen bij bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Specifiek:

  • 22. Er worden in de structuurvisie 2030 verschillende ontwikkel- en onderzoekslocatie benoemd. Voor de verschillende locaties in het centrumgebied van de gemeente en daarmee de wijk Middelwatering, wordt een gebiedsvisie opgesteld. Deze visie wordt opgenomen in het bestemmingsplan.

  • 23. Er is een visiekaart huisvesting primair onderwijs gemaakt. De besluitvorming hierover wordt opgenomen in het (voorontwerp)bestemmingsplan;

  • 24. Regelingen met betrekking tot dakkapellen, -opbouwen, uitbreiding en dergelijke overnemen uit de ruimtelijke visie Middelwatering (gelijk stellen aan andere gebieden binnen onze gemeente, uitzonderingen worden beschreven in de ruimtelijke visie);

  • 25. Het implementeren van de doelstellingen van het project “Hollandsche IJssel” door het overnemen van de stedenbouwkundige eisen uit het Beeldkwaliteitplan en Oeverplan van dit project. In de projectgroep Hollandsche IJssel (reeds gestopt) is destijds besloten om bij (nieuwe) bestemmingsplannen de doelstellingen van het project “Hollandsche IJssel” te implementeren door voorschriften over de rivierzone op te nemen. Deze zijn van toepassing op nieuwe situaties. Het doel hiervan is om een mooie en schone rivier te creëren / te behouden.

  • 26. Op de Hollandsche IJssel zijn de Beleidsregels “grote rivieren” (Bgr) van toepassing. Hiernaar dient verwezen te worden in het bestemmingsplan;

  • 27. De 6 rijksmonumenten, 38 gemeentelijke monumenten, 3 beschermde dorpsgezichten en het kasteelbiotoop opnemen en beschermen in het bestemmingsplan;

  • 28. In buurtwinkelcentrum Slotplein onderzoeken of meer functies mogelijk gemaakt moeten worden (Structuurvisie 2030). Gedacht kan worden aan maatschappelijke voorzieningen;

  • 29. Begrenzing stadscentrum (detailhandel) duidelijk weergeven. Deze grenzen zijn gesteld, om versnippering en leegstand zo veel mogelijk tegen te gaan;

  • 30. De C2000 mast in de zuid-west hoek van het plangebied, Sportpark het Slot, aanduiden;

  • 31. Agrarische bestemming uit het bestemmingsplangebied verwijderen. het pand aan de Dorpsstraat 178 was voorheen een agrarisch bedrijf. Deze bedrijfsvoering is gestaakt. Het pand wordt nu alleen voor bewoning gebruikt en dient dusdanig bestemd te worden;

  • 32. Het parkeerterrein achter het gemeentehuis wordt voor het grootste gedeelte van het jaar gebruikt als parkeerterrein. Echter enkele dagen/weken per jaar wordt het als evenemententerrein gebruikt. Dit gebruik moet worden opgenomen in het bestemmingsplan, als uit onderzoek blijkt, dat dit mogelijk is;

  • 33. Het parkeerterrein onder de metrobaan, parallel aan het parkeerterrein achter het gemeentehuis, dient een aanduiding “parkeerterrein” te krijgen;

  • 34. De inventarisatie van het plangebied door de Milieudienst DCMR implementeren in het bestemmingsplan. Voor Middelwatering onderzoekt de DCMR of het politiebureau nog valt onder de werkingssfeer van de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Onderzoeken of het politiebureau een opslagruimte heeft en zo ja hoeveel er opgeslagen mag worden;

  • 35. Bij de flats nabij het metrostation Slotplein (Herman Gorterplaats, Frederik van Eedenplaat en Louis Couperusplaats) is er ruimte voor gemeenschappelijke ruimtes aan de voorzijde op de begane grond (vergelijkbaar met de Beemsterhoek). Indien dit gewenst is door de eigenaars, kan dit mogelijk gemaakt worden;

  • 36. Op de sportvelden wordt het gebruik door kinderopvang mogelijk gemaakt;

  • 37. De Paulus Potterlaan 10 gecombineerd gebruik van wonen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren mogelijk maken;

  • 38. De Rembrandtsingel 3” gecombineerd gebruik van wonen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren mogelijk maken;

  • 39. Onderzoeken of het Vuykpark geschikt is als kleinschalig evenemententerrein;

  • 40. Een bouwvlak opnemen, waarbinnen de nieuwe woning aan de Ketensedijk 47 gerealiseerd kan worden, die kan voldoen aan de huidige eisen van het bouwbesluit. De woning mag maximaal 650 m³ bedragen. Daarnaast wordt de maximaal toegestane goothoogte en nokhoogte aangegeven op de verbeelding. Tevens zal de ontsluiting vanaf de Constantyn Huygenstraat in het bestemmingsplan geregeld worden;

  • 41. In het bestemmingsplan regelen dat bij de woningen aan de Fazantstraat, Merelhoven, Merellaan-West en Merellaan-Oost de patio aan de voorzijde bij de woning getrokken mag worden ten behoeve van een vergroting van de woning”. Het betreft de zogenaamde bouwfondswoningen, die een garage aan de voorzijde hebben met daarnaast een patio;

  • 42. In het bestemmingsplan Middelwatering wordt een verdubbeling van De Abram van Rijckevorselweg niet geregeld. Binnen de planperiode van 10 jaar wordt de noodzaak hiervoor niet verwacht. Wel is er ruimte gereserveerd voor een eventuele verdubbeling in de verdere toekomst;

  • 43. In het bestemmingsplan regelen dat ter plaatse van het perceel Dorpsstraat 150 het bestemmingsvlak 'wonen' wordt uitgebreid tot de gevraagde damwand, en dat bij de woning een aanleun/ mantelzorgwoning mag worden gerealiseerd ter plaatse van de bestaande schuur;

  • 44. Ketensedijk 45: Het bouwvlak waarbinnen de woning gebouwd mag worden wordt vergroot, zodat dit voldoet aan de huidige woonwensen en de woning beter verkoopbaar is;

  • 45. De toegestane horeca op het Slotplein beperken en een maximum aantal vierkante meters horeca opnemen in het bestemmingsplan Middelwatering. De huidige horeca wordt daarbij meegenomen bij de bepaling van het aantal vierkante meters;

  • 46. Het perceel Meindert Hobbemastraat 1 te bestemmen voor “wonen” en de huidige bestemming “Maatschappelijke doeleinden en kantoren” middels een aanduiding te regelen;

  • 47. In de Hollandsche IJssel wordt de realisatie van een nieuwe jachthaven/drijvende steiger met loopbrug niet mogelijk gemaakt;

  • 48. De Dorpsstraat 84a gecombineerd gebruik van wonen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren mogelijk maken naast de vestiging van een categorie 2 bedrijf;

  • 49. In het kader van de dijkverzwaring en de revitalisering van Het Slot zijn verzoeken naar voren gebracht, zoals de aanleg van vlonders, bruggen, damwanden, een muziektent en de realisatie van een berging bij Dorpsstraat 31. De vlonders, bruggen, muziektent en damwanden worden mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Middelwatering. De berging bij Dorpsstraat 31 wordt onderzocht op welke wijze dit met respect voor het rijksmonument mogelijk gemaakt kan worden in het bestemmingsplan Middelwatering.

Ontwikkelingen Gebiedsvisie Centraal Capelle

Er staan veel ontwikkelingen op stapel in het gebied Middelwatering. Deze ontwikkelingen zijn nog onvoldoende concreet om in het dit bestemmingsplan op te nemen. In figuur 2.1 zijn de gebieden aangegeven waar ontwikkelingen voor 2020 worden verwachten. Deze komen in de Gebiedsvisie Centraal Capelle te staan. Voordat deze ontwikkelingen concreet worden, treedt de gemeente in gesprek met omwonenden. Voor deze locaties zal een separate planologische procedure worden gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0002.png"

Figuur 2.1 Ontwikkelingen Gebiedsvisie Centraal Capelle

2.4 Middelwatering

De wijk Middelwatering bestaat uit een westelijk- en oostelijk deel (zie figuur 2.2) met in totaal 14 verschillende woonbuurten. Deze buurten zijn allemaal zeer divers in opzet waarbij in sommige buurten overeenkomsten zijn in woontypologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0003.png"

Figuur 2.2 buurten in Middelwatering West en - Oost

2.5 Middelwatering West

Reviusbuurt

De Reviusbuurt is in de jaren '70 en '80 gebouwd. De buurt kenmerkt zich met name door hoge flatgebouwen met veel parkeerplaatsen, openbaar groen en water eromheen. Ook de sportvoorzieningen in het buurtcomplex de Blinkert (tennisbaan, zwembad en sportschool) zijn grootschalig van opzet. De Reviusbuurt is de enige buurt in Middelwatering waar alle aanwezige woningen van de woningbouwcorporatie zijn. De helft van de circa 885 bewoners heeft een leeftijd tussen de 25 en 64 jaar. Het overgrote deel van de bewoners is alleenstaand en bij meer dan 75% gaat het om éénoudergezinnen.

Valeriusbuurt

Net als de Reviusbuurt is het overgrote deel van de woningen in de Valeriusbuurt gebouwd in de jaren '70 en '80. Met een heel klein deel binnendijks van voor de jaren '60 en buitendijks appartementen complexen van na 1980. Ook in deze buurt geldt dat grootschalige flatgebouwen en sportvoorzieningen dominant zijn. Ongeveer een derde van de woningen is in privé bezit en de rest is eigendom van de woningbouwcorporatie. De privéwoningen zijn vrijstaand of rijenwoningen.

Dichtersbuurt

De woningen in de Dichtersbuurt zijn tussen 1960 en 1980 gebouwd met een klein aantal woningen na 1980. De buurt wordt door de hoofdontsluiting P.C. Boutenssingel in tweeën gedeeld. Aan de noordzijde van de P.C. Boutenssingel staan grootschalige complexen als het voormalige schoolgebouw van het Comenius college, drie flatgebouwen en een brandweer- en politiegebouw. Het zuidelijke deel van de buurt is homogener van opzet waarbij met name grondgebonden woningen aanwezig zijn, met een mix van vrijstaande, twee-onder-één-kap- en rijenwoningen. De meerderheid van de woningen is in privé eigendom. In de buurt is een evenwichtige mix van leeftijdscategorieën en gezinssamenstelling.

Rozenburcht

De Rozenburcht is een relatief nieuwe buurt waarbij het overgrote deel van de woningen gebouwd is na 1990. Het westelijk deel van de buurt bestaat uit rijwoningen in privé bezit, terwijl in het oostelijke deel met name appartementen van de woningbouwcorporatie en verzorgingshuis De Rozenburcht gevestigd zijn. Onder het appartementencomplex aan de Nieuwelaan bevinden zich voorzieningen. De buurt heeft in vergelijking met de rest van de gemeente Capelle aan den IJssel relatief veel senioren (65+). Van de circa 700 bewoners is de meerderheid alleenstaand.

Merelbuurt

De woningen in de Merelbuurt zijn tussen 1960 en 1980 gebouwd. In het noord-westelijke deel van de buurt bevinden zich appartementencomplexen die in corporatiebezit zijn, met veel parkeerplaatsen, groen en water. Het overgrote deel van de buurt bestaat uit (rij)woningen die in privébezit zijn. Verder bevindt zich in de buurt een basisschool, kerk (gemeentelijk monument) en een sportzaal. De school en sportzaal zijn niet meer in functie (zijn gesloopt). Aan de zuidzijde van de buurt gaat de metrobaan over een groengebied. Direct daarnaast bevinden zich regionale (voortgezet) onderwijsgebouwen en een sportzaal. De Merelbuurt heeft een evenwichtige mix van leeftijdscategorieën en gezinssamenstellingen.

Schildersbuurt

De woningen in de Schildersbuurt zijn relatief oud (voor 1960 tot 1970) en in privé bezit. Het gaat met name om rijwoningen en etagewoningen zonder lift. De enige voorziening in de buurt (de voormalige sportzaal aan de Rubensingel) is gesloopt. Deze locatie is nu tijdelijk ingevuld met stadslandbouw. Een beoogde toekomstige ontwikkeling is woningbouw. Het grootste deel van de circa 750 bewoners is tussen de 25 en 64 jaar en alleenstaand.

Oude Plaats

De woningen in de Oude Plaats zijn van diverse periodes met een diversiteit aan woontypologieën en eigendom. In de buurt bevindt zich het Slotpark, het beschermd dorpsgezicht 'Oude Plaats' (zie paragraaf 2.7.3) en verschillende monumenten. De buurt combineert oud en nieuw naast elkaar. Dit is te zien aan het winkelcentrum bij het Slotplein nabij het Slotpark en het beschermd dorpsgezicht. Wat betreft leeftijdsopbouw en gezinssamenstelling laat de buurt een evenwichtige mix zien.

2.6 Middelwatering Oost

Meeuwenbuurt

In de Meeuwenbuurt is meer dan 80% van de woningen gebouwd tussen 1960 en 1970. Het gaat met namen om etagewoningen met of zonder lift en rijwoningen. Het overgrote deel van de woningen is eigendom van de woningbouwcorporatie. Aan de zuidoostelijke kant van de buurt is een cluster aan voorzieningen aanwezig, waaronder scholen en een kerk. In deze buurt wonen relatief veel één ouder gezinnen.

Vuykterrein

Het Vuykterrein bestaat uit drie delen, namelijk woningen, een bedrijventerrein (de Mient) en een park (Vuykpark). De woningen zijn met name gebouwd tussen 1980 en 1990. Het gaat om met name rijwoningen. Alle woningen zijn privé bezit. Bewoners in de buurt zijn relatief jong en er bestaat een evenwichtige mix van gezinssituaties.

Hovenbuurt

De woningen in de Hovenbuurt bestaan uit grondgebonden woningen in het noorden en etagewoningen in het oosten (Wiekslag) en zuiden (de Hoven), die met name in de jaren '60 en '70 gebouwd zijn. De Hoven 1 bestaat uit appartementen met in de plint voorzieningen. De etagewoningen zijn eigendom van de woningbouwcorporatie en de rest is privé bezit of wordt verhuurd, particulier of door de corporatie. Een meerderheid van de bewoners bevindt zich in de leeftijdscategorieën van 25 en 64 jaar. In vergelijking met de rest van de gemeente Capelle aan den IJssel heeft de Hovenbuurt relatief veel één ouder gezinnen.

Koperwiek

De buurt Koperwiek bestaat uit het gemeentehuis, winkelcentrum 'de Koperwiek', ouderencentrum 'd'Amandelhof' en woningen. De meeste van de woningen in de buurt zijn na 1990 gebouwd waarbij het met name gaat om etagewoningen met lift. Meer dan 60% van de woningen worden verhuurd (hetzij particulier of door de woningbouwcorporatie) en de rest is in privé eigendom. In vergelijking tot de rest van de gemeente wonen er veel ouderen. Er zijn daarnaast veel alleenstaanden en één ouder gezinnen.

Alkenoord

De buurt Alkenoord bestaat uit een viertal gebieden, elk met een andere functie. In het westelijke deel bevindt zich het ouderencomplex 'de Vijverhof'. Hiernaast zijn er appartementen gebouwd met in de plint diverse functies zoals een bank. Centraal in de wijk bevindt zich een cluster van voorzieningen, zoals het IJsselcollege, de locatie van het voormalige postkantoor en jongerenvoorziening 'Capslock'. Het oostelijke deel van de buurt bestaat uit etagewoningen. In het centrale deel wordt de inrichting gewijzigd. Het IJsselcollege bouwt aan de uni locatie op deze locatie, waarbij zij haar activiteiten gaat concentreren op deze locatie. Verder staat het voormalige postkantoor te koop. Het centrale gebied is in dit bestemmingsplan bestemd als 'Maatschappelijk', ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen (o.a.scholen) en heeft de aanduiding dienstverlening. Op deze manier vervult dit gebied een aanvulling op het winkelcentrum “de Koperwiek”, waar detailhandel en horeca geconcentreerd is.

De woningen in Alkenoord zijn gebouwd in drie verschillende periode (1960-1979, 1970-1980 en na 1990). Het gaat met name om etagewoningen met lift en seniorenwoningen. Alle woningen zijn in particulier bezit (privé of huur). het percentage alleenstaanden is hier hoog.

Kievitlaan

Bijna alle woningen in de Kievitlaan zijn gebouwd in de jaren '60 en '70. Het overgrote deel zijn rijwoningen en etagewoningen met of zonder lift, die in het bezit zijn van de woningbouwcorporatie. In het midden van de wijk, langs de Kerklaan, bevinden zich vrijstaande woningen, die de status beschermd dorpsgezicht 'Kerklaan Oost' hebben (zie paragraaf 2.7.1). De leeftijdscategorie heeft een goede mix van jeugd, volwassenen en ouderen. Wat opvalt is dat er relatief veel alleenstaanden en één ouder gezinnen wonen.

Oude Kern

Deze buurt bestaat uit rij- twee-onder-één-kap-, vrijstaande woningen en appartementen, voorzieningen (kerk, kantoren etc.) en een beschermd dorpsgezicht (Dorpsstraat-Kerklaan, zie paragraaf 2.7.2) en diverse monumenten. Het Van Lottumpark gaat onderdeel uitmaken van het groen-blauwe raamwerk. De buurt is heel divers voor wat betreft leeftijd, woningtypologie en eigendom.

2.7 Beschermde dorpsgezichten

De wijk Middelwatering kent drie beschermde dorpsgezichten. Bouwplannen binnen deze beschermde dorpsgezichten worden aan de welstand- en monumentencommissie voorgelegd. De drie beschermde dorpsgezichten binnen Middelwatering zijn:

  • 1. Kerklaan Oost (betreft een karakteristieke vorm van uitbreiding langs een uitvalsweg);
  • 2. Dorpsstraat - Kerklaan (waardevol vanwege de historisch gegroeide samenhang);
  • 3. Oude Plaats (met open carré en het plantsoen als meerwaarde).

De aanwijzingsbesluiten van de drie beschermde dorpsgezichten zijn opgenomen in bijlage 1 behorende bij de toelichting. In onderstaande paragrafen wordt nader ingegaan op de beschermde dorpsgezichten. De beschermde dorpsgezichten hebben in dit bestemmingsplan een beschermende regeling toegekend gekregen. Voor een nadere uitleg van deze regeling wordt verwezen naar paragraaf 5.4.

Daarnaast zijn er nog 12 rijksmonumenten en 39 gemeentelijke monumenten in het plangebied. Bouwplannen bij monumenten dienen altijd te worden voorgelegd aan de welstand- en monumentencommissie. De monumenten zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een passende beschermingsregeling.

2.7.1 Beschermd dorpsgezicht Kerklaan Oost

Het beschermd dorpsgezicht 'Kerklaan Oost' bestaat uit de adressen Kerklaan 10 - 68 (even nummers). In figuur 2.3 is de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0004.png"

Figuur 2.3 Begrenzing beschermd dorpsgezicht 'Kerklaan Oost'.

Tot begin jaren twintig van de twintigste eeuw was het grondgebied van Capelle aan den IJssel tussen de dorpskern en de spoorlijn vrijwel geheel onbebouwd. De Kerklaan vormde vanouds de verbinding tussen de noordelijker gelegen 's-Gravenweg en de dorpskern. In het gebied waar de Kerklaan aansluit op de Dorpsstraat, het oudste stukje Capelle aan den IJssel, is een groot aantal rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten geconcentreerd. Sinds 2005 is dit gebied beschermd dorpsgezicht.

Ten noorden van de Nederlands Hervormde Dorpskerk, is de Kerklaan als dorpslint bebouwd, de eerste dorpsuitleg van Capelle aan den IJssel. De voormalige burgemeesterswoning op nummer 6 dateert uit circa 1875. Nummer 8 heeft plaatsgemaakt voor een weg naar de woonwijk aan de oostzijde. Nummer 10 is omstreeks 1922 gebouwd en in de volgende twee decennia werd de Kerklaan stapsgewijs naar het noorden toe volgebouwd met vrijstaande en dubbele woningen, die tot aan de huidige Reigerlaan nog aanwezig zijn.

Alle woningen werden gebouwd aan de oostzijde van de laan en zijn van de weg gescheiden door een smalle sloot en bereikbaar via bruggetjes.

Aan de westzijde van de Kerklaan liep een brede sloot, die in de jaren zestig is gedempt voor de bouw van etagewoningen in vier bouwlagen. Dit resulteerde in een contrast tussen twee architectonische werelden; die van de vroeg twintigste-eeuwse losse woningen en die van de naoorlogse stapelbouw.

Beschrijving van de bebouwing

Het bebouwingslint langs de Kerklaan bestaat uit 29 woningen, waarvan 17 vrijstaande en 12 twee-onder-een-kap woningen. De woningen staan midden op de kavels en de voorgevels volgen de rooilijn op ruim vijftien meter afstand van de openbare weg. De kavels zijn van de openbare weg gescheiden door een sloot, en toegankelijk via bruggen. De voortuinen en de sloot vormen een groene zone. De woningen zijn individueel ontworpen maar vertonen een sterke samenhang door het regelmatige bouwvolume en traditionele materiaalgebruik. De meeste woningen bestaan uit één bouwlaag met een kap. Een veel voorkomende dakvorm op de Kerklaan is de mansardekap, die relatief veel ruimte oplevert onder het dak. Andere dakvormen zijn het zadeldak en daken met wolfseinden. De nok van de woningen staat overwegend haaks op de voorgevel. Enkele woningen zijn een laag hoger met twee bouwlagen en een kap. Materiaalgebruik en detaillering zijn traditioneel, met bakstenen en keramische pannen. De woningen zijn spaarzaam gedecoreerd, wel is gebruik gemaakt van bijzondere metselverbanden en elementen zoals erkers aan de voorgevel. Kerklaan 10 is een gemeentelijk monument.

Waardering

Stedenbouwkundige waarde

De lintbebouwing aan de Kerklaan heeft een landelijk en groen karakter van grote stedenbouwkundige waarde. De bebouwingsstructuur van individuele woningen aan een lint bevat grote samenhang en als verzameling van objecten is de ensemblewerking bijzonder.

Architectuurhistorische waarde

De woningen aan de Kerklaan zijn op lokaal niveau waardevol vanwege de kleine voorraad woningen uit het tweede kwart van de twintigste eeuw. Architectonische details als rode baksteen, rode dakpannen en mansardekappen zorgen voor eenheid in het straatbeeld.

Typologische waarde (zeldzaamheidswaarde)

De lintbebouwing aan de Kerklaan is lokaal gezien van typologisch waarde omdat het een karakteristieke uitbreidingsvorm is langs een uitvalsweg.

Gaafheid en herkenbaarheid

De stedenbouwkundige structuur is volledig herkenbaar. Wel zijn diverse wijzigingen aan de meeste woningen uitgevoerd, zoals het vervangen en vergroten van ramen, het toevoegen van dakkapellen en uitbouwen aan de achterzijde.

De lintbebouwing aan de Kerklaan is aangewezen als beschermd dorpsgezicht vanwege de stedenbouwkundige en typologische waarden.

Conclusie

In het bestemmingsplan is het beschermde dorpsgezicht Kerklaan-Oost als primaire bestemming opgenomen. Dit houdt in dat alvorens gebruik kan worden gemaakt van de bouw/gebruiksregels van onder andere de bestemming 'Wonen' / 'Tuin' er door de commissie welstand- en monumenten getoetst wordt of voldaan wordt aan de bepalingen uit de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Op deze wijze worden de stedenbouwkundige en typologische waarden van het beschermd dorpsgezicht Kerklaan-Oost beschermd.

2.7.2 Beschermd dorpsgezicht Dorpsstraat-Kerklaan

Het dorpsgezicht bevat de oude dorpskern en beslaat naast de directe omgeving van de Nederlands Hervormde kerk ook een circa 250 meter lang gedeelte van de Dorpsstraat met de bijbehorende dijkbebouwing. De begrenzingen worden gevormd door de kadastrale perceelsgrenzen van de oudere bebouwing (zie figuur 2.4).

Het dorpsgezicht beslaat het historische hart van het dorp Capelle aan den IJssel: het gebied rond de Nederlands Hervormde Dorpskerk. Hier kwamen het dorp en het achterland samen op de kruising tussen de Dorpsstraat (IJsseldijk) en de Kerklaan.

In dit dorpsgezicht komen aaneengesloten panden voor langs de Kerklaan en dijkbebouwing langs de Dorpsstraat. Met name de negentiende eeuwse dijkbebouwing is zeer karakteristiek. De rond een erf gegroepeerde bebouwing (Dorpsstraat 176, 178 en Groenedijk 4) naast de gemeentewerf vormt een markante beëindiging. Vanaf de Hollandsche IJssel is de betekenis als 'rivierfront' van dit gebied zichtbaar. Tegenover de kerk is sprake van een nauwelijks aangetaste gevelwand.

Op het Kerkplein en langs de Dorpsstraat zijn verscheidene hoge bomen, met name aan de IJsselzijde. Het kruispunt Dorpsstraat - Kerklaan wordt versterkt door de aanwezigheid van een dorpspomp, (lei)bomen en een hekwerk langs de dijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0005.png"

Figuur 2.4 Begrenzing beschermd dorpsgezicht Dorpsstraat-Kerklaan

Dit gebied is zeer waardevol vanwege de historisch gegroeide samenhang.

Conclusie

In het bestemmingsplan is het beschermde dorpsgezicht Dorpsstraat-Kerklaan als primaire bestemming opgenomen. Dit houdt in dat alvorens gebruik kan worden gemaakt van de bouw/gebruiksregels van onder andere de bestemming 'Wonen' / 'Tuin' er door de commissie welstand- en monumenten getoetst wordt of voldaan wordt aan de bepalingen uit de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Op deze wijze worden de stedenbouwkundige en typologische waarden van het beschermd dorpsgezicht Dorpsstraat- Kerklaan beschermd.

2.7.3 Beschermd dorpsgezicht Oude Plaats

Dit gebied heeft een onregelmatige L-vorm met twee lange zijden van elk circa 80 meter. De begrenzing van het dorpsgezicht loopt voornamelijk langs de achterzijde van de huizen. De zuidelijke grens is de Hollandsche IJssel (zie figuur 2.5).

Het grootste gedeelte omvat een complex arbeiderswoningen dat rond 1910 ontstond na de sluiting van een steenbakkerij. De kern van dit gebied wordt gevormd door het plantsoen, grenzend aan het dijktalud en omzoomd door de aaneengesloten bebouwing langs de Dorpsstraat en de halfopen bebouwing langs de Plantsoenstraat. Opvallend is de symmetrische opzet en de rijke detaillering van het open carré dat wordt omsloten door vier straten (Raadhuisstraat, Emmastraat, Julianastraat en Plantsoenstraat). Hier is duidelijk sprake van één ontwerp.

Het karakter van dit gebied wordt mede bepaald door het plantsoen met hoge bomen, de oudere bebouwing en de leibomen aan de westzijde van de Raadhuisstraat en het groen aan de oostzijde van de Raadhuisstraat. De twee huizenblokken aan de noordzijde van de Emmastraat hebben een beeldondersteunende rol. De voortuinen aan de Dorpsstraat worden gekenmerkt door erfafscheidingen van metalen hekwerken of kettingen tussen palen. Met name aan het open carré en het plantsoen ontleent dit gebied zijn meerwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0006.png"

Figuur 2.5 Begrenzing beschermd dorpsgezicht Oude Plaats

Conclusie

In het bestemmingsplan is het beschermde dorpsgezicht Oude Plaats als primaire bestemming opgenomen. Dit houdt in dat alvorens gebruik kan worden gemaakt van de bouw/gebruiksregels van onder andere de bestemming 'Wonen' / 'Tuin' er door de commissie welstand- en monumenten getoetst wordt of voldaan wordt aan de bepalingen uit de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Op deze wijze worden de stedenbouwkundige en typologische waarden van het beschermd dorpsgezicht Oude Plaats beschermd.

2.8 Verkeersstructuur

In de Ruimtelijke Visie Middelwatering is de bestaande verkeersstructuur onderzocht. Hieruit blijkt dat de hoofdontsluitingswegen van de wijk bestaan uit de Algeraweg, de Abram van Rijckevorselweg, de Couwenhoekseweg, de Rivierweg, de P.C. Boutenssingel, de Meeuwensingel, de Slotlaan, de Kerklaan, de Reigerlaan, de Duikerlaan en de Fluiterlaan. De verschillende buurten binnen de wijk worden door middel van deze wegen ontsloten.

Naast de hoofdontsluitingen zijn er secundaire wijkontsluitingen aan te wijzen die de buurten onderling met elkaar verbinden. De eerste, de Merellaan verbindt de Merelbuurt en de Hovenbuurt. Ter plaatse van de Rivierweg is de weg afgesloten waardoor deze alleen toegankelijk is voor voetgangers en fietsers. De tweede secundaire wijkontsluiting verbindt de Dichtersbuurt, Schildersbuurt, Meeuwenbuurt, Kievitlaan en Alkenoord. Deze ontsluiting is een samenhang tussen de Genestetstraat en de Paulus Potterlaan. De derde secundaire wijkontsluiting is de Dorpsstraat. Deze verbindt alle buurten, die aan de Hollandsche IJssel grenzen, Namelijk de Valeriusbuurt, Rozenbrucht, Oude Plaats, Vuykterrein en de Oude Kern. Figuur 2.6 is een weergave gegeven van de verkeersstructuur in Middelwatering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0007.png"

Figuur 2.6 Verkeersstructuur Middelwatering

De bestaande verkeerstructuur is bepalend voor de wijze waarop in dit bestemmingsplan opgenomen verkeersbestemmingen zijn vormgegeven. De hoofdontsluitingswegen (welke doorgaans een maximumsnelheidsregime hebben van 50 km/uur) zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer'. De gebiedsontsluitingswegen (welke een maximumsnelheidsregime van 30 km/uur) en woonerven zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

2.9 Woningvergroting

In de Ruimtelijke Visie Middelwatering wordt ingegaan op de mogelijkheden van woninguitbreiding. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen woninguitbreiding door enerzijds dakkapellen en dakopbouwen en anderzijds woninguitbreiding door uitbouwen aan de woning door middel van bijbehorende bouwwerken.

2.9.1 Dakkapellen en dakopbouwen

Voor een dakkapel of dakopbouw aan de achterzijde van een woning zijn vergunningvrije opties mogelijk. Aan een dakkapel of dakopbouw aan de voorzijde van een woning zijn meer eisen verbonden. Ook bij een beschermd dorpsgezicht zijn er opties, zij het echter wel beperkt. Toch geldt er een aantal uitgangspunten die ervoor zorgen dat de ruimtelijke samenhang en karakteristiek van een woning en de straat waar deze in staat gehandhaafd blijven. Deze eisen zijn opgenomen in de Welstandsnota. In de Welstandsnota is ook opgenomen dat voor beschermde dorpsgezichten altijd een toetsing door de Commissie voor Welstand & Monumenten plaats dient te vinden. Dit vanwege het bijzondere karakter van een beschermd dorpsgezicht.

Het algemene uitgangspunt voor het uitbreiden van de woning door middel van een dakkapel of -opbouw is dat een dakkapel en/of -opbouw een ondergeschikte toevoeging moet zijn aan het dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel of -opbouw mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel of -opbouw nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak, afhankelijk van het straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot en tussen dakkapel en de rand van het dakvlak (per woning) ten minste 0,5 meter bedragen. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen een blok (van dezelfde architectuur/bouwstijl) kan rust en samenhang brengen.

Aan de voorzijde moet voorzichtiger worden omgesprongen met het aanzicht van de woning, dan aan de achterzijde. Bij dakopbouwen op een schuin dak mag de goothoogte van de opbouw nooit hoger zijn dan de oorspronkelijke nok en de hellingshoek van het dakvlak mag niet veranderen. Er geldt voor alle vormen van dakuitbreiding dat aan de eisen zoals gesteld in het geldende welstandsbeleid moet worden voldaan. Het gevolg van deze voorwaarden is dat er, voor woningen die niet over voldoende hoogteverschil beschikken tussen de goot- en nokhoogte, geen mogelijkheid is om een dakkapel of –opbouw te plaatsen.

Typologieën

Het grootste deel van de grondgebonden woningen in Middelwatering is voorzien van een zadeldak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0008.png"

Type 1

Op de woningen die een uitbreiding hebben is de meest voorkomende uitbreiding een dakkapel aan de achterzijde. Dit is vaak een dakkapel van een bescheiden formaat en een plat dak. Deze vorm komt ook veel voor als er op het voordakvlak een dakkapel is geplaatst. Ook dakkapellen die een groter deel van het dakvlak innemen komen vaak voor, zowel aan de voor- als aan de achterzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0009.png"

Type 2

In mindere mate komen er andere vormen voor, zoals een dakkapel met een flauwere dakhelling dan het bestaande dakvlak, doorlopend tot aan de nok. Deze komen zowel op het voor- als het achterdakvlak voor en soms op beide. Ook is deze vorm op één dakvlak aanwezig met op het andere dakvlak een dakkapel met plat dak. Dit type kan ook voorkomen in combinatie met een dakkapel type 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0010.png"

Type 3

Een vorm van dakopbouw die ook elders in de gemeente voorkomt is een dakopbouw waarbij het voordakvlak is doorgetrokken en daarmee ook een nokverhoging is gerealiseerd. Deze vorm komt voor als een smalle variant (die slechts een deel van het dakvlak beslaat) en als een brede variant (die bijna het gehele dakvlak beslaat). Dit type kan ook voorkomen in combinatie met een dakkapel type 1 aan de voorzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0011.png"

Welke dakkapellen zijn waar toegestaan

Onderstaand figuur geeft een weergave van welke dakkapellen waar zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0012.png"

Type 4a en 4b

De laatste variant is ook een nokverhoging, maar dan door de nok voor een deel of over de gehele breedte van de woning op te tillen en aan beide zijden van de nok uit te breiden. Daarbij kan gekozen zijn om de aansluiting halverwege het oorspronkelijke dakvlak te plaatsen (type 4a), of om de gehele voor- en achtergevel verticaal te verlengen (type 4b).

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0013.png"

Welke dakopbouwen zijn waar toegestaan

Onderstaand figuur geeft een weergave van welke dakopbouwen waar zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0014.png"

Dakkapellen en dakopbouwen in dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan voorziet in een regeling om dakkapellen en dakopbouwen mogelijk te maken. Ten aanzien van de verschillende (bovengenoemde) typen geldt dat dakopbouwen zijn toegestaan met dien verstande dat:

  • 1. bij dakopbouwen op een schuindak de goothoogte van de opbouw nooit hoger mag zijn dan de oorspronkleijke nok en de dakhelling overeenkomt met de dakhelling van het bestaande dakvlak;
  • 2. de reeds eerder gerealiseerde dakopbouw op een naar maat en type vergelijkbare woning binnen hetzelfde dakvlak maatgevend is en het toetsingskader betreft voor de nieuwe dakopbouw op hetzelfde dakvlak;
  • 3. een volledige dakophoging over de volledige breedte en diepte van de woning niet is toegestaan.

2.10 P.C. Boutenssingel 15

Naast het overwegend consoliderende karakter wordt met dit bestemmingsplan tevens de herontwikkeling van het zogenoemde 'Capelse Blok' mogelijk gemaakt. Het Capelse Blok bestaat uit het schoolgebouw van het Comenius College aan de P.C. Boutenssingel 15 te Capelle aan den IJssel.

Met het oog op een duurzame- en innovatieve herbestemming van dit terrein heeft de gemeente Capelle aan den IJssel een prijsvraag uitgeschreven. ABB Ontwikkeling B.V. heeft in dit kader het voorstel gedaan om de bestaande bebouwing zoveel mogelijk te handhaven en om te vormen tot woningen met verscheidene afmetingen en buitenruimtes. Ook is in het voorstel een aantal nieuwe woningen voorzien. Op basis van dit voorstel heeft de gemeente de herontwikkeling van het schoolterrein aan ABB Ontwikkeling B.V. gegund.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0015.png"

Figuur 2.7 ligging en begrenzing ontwikkelingsgebied 'Capelse Blok'.

De voorgenomen ontwikkeling bestaat feitelijk uit twee delen. Enerzijds wordt het bestaande hoofdgebouw, dat nog in goede bouwkundige staat verkeert, behouden en getransformeerd naar woningbouw. Dit betreffen zogenaamde kluswoningen die door de kopers zelf ingedeeld en afgerond kunnen worden. Anderzijds zal de bebouwing die niet meer in goede staat verkeert, zoals de praktijklokalen, het gymlokaal en de fietsenstalling, gesloopt worden. Op deze gronden, veelal rondom het hoofdgebouw, zullen in totaal 29 eengezinswoningen gerealiseerd worden. Tussen het te behouden schoolgebouw en de nieuwbouwwoningen zal een gemeenschappelijke binnentuin gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0016.png"

Figuur 2.8 Schematische weergave voorgenomen herontwikkeling 'Capelse Blok'.

Ruimtelijke onderbouwing

De ontwikkeling van in totaal 68 woningen past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om te voorzien in een goede ruimtelijke motivering is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. In deze ruimtelijke onderbouwing is het plan tevens getoetst aan de diverse sectorale aspecten. Deze ruimtelijke onderbouwing is als Bijlage 3 van de toelichting in dit bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het voor het plangebied relevante vigerende beleidskader. Paragraaf 3.2 besteedt aandacht aan het rijksbeleid. Het provinciaal en regionaal beleid wordt weergegeven in paragraaf 3.3 en het gemeentelijk beleid in paragraaf 3.4. Paragraaf 3.5 omvat de conclusies ten aanzien van het beleidskader voor het plangebied.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak. Het Rijk kiest hierbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Capelle aan den IJssel relevante belangen zijn:

  • een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan de ruimtelijke onderbouwing van bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), en Erfgoed (Unesco).

Op grond van artikel 2.1.3 van het Barro dient bij de vaststelling van dit bestemmingsplan rekening gehouden te worden met het voorkomen van belemmeringen voor:

  • a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
  • b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
  • e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

Om nadelige invloeden op het functioneren van de vaarweg te voorkomen en/of te beperken is conform artikel 2.1.2 Barro een vrijwaringszone ('vrijwaringszone - vaarweg') opgenomen. De vrijwaringszone bij vaarwegen wordt gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijksvaarweg, zoals opgenomen in de legger. De vrijwaringszone is het gebied van 25 meter vanaf de begrenzingslijn van de vaarweg (25 meter vanuit de oever).

Beleidslijn Grote Rivieren (Bgr)

Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater, onder normale en ondermaatgevende hoogwaterstanden, en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor overheden om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening.

De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water voor activiteiten in het rivierbed. Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen. Voor de Hollandsche IJssel geldt ter plaatse van het plangebied het 'bergend regime'. Een nadere toelichting op de Beleidslijn Grote Rivieren, met de bijbehorende consequenties voor dit bestemmingsplan, is opgenomen in paragraaf 4.7.

3.2.3 Conclusie met betrekking tot rijksbeleid

Mede door het nationale karakter van de SVIR en het Barro staan deze beleidsstukken de vaststelling van dit overwegend consoliderende bestemmingsplan niet in de weg.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)

De provincie heeft de taak om op (boven)regionaal niveau te sturen op de inrichting en de ruimtelijke kwaliteit van verschillende functies. Dat doet zij met de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit.

Ruimte voor de gebruikers van stad, land en infrastructuur

Met de Visie Ruimte en Mobiliteit richt de provincie zich op het op orde brengen, beter benutten en verder opwaarderen van de bovenlokale netwerken, landschapsstructuren en verstedelijkingspatronen. De huidige fysieke situatie en de lopende en beoogde projecten in het mobiliteitsnetwerk vormen het vertrekpunt voor de provincie.

De behoefte van de gebruikers staat centraal in het provinciale beleid voor ruimte en mobiliteit. Het aanbod moet zijn afgestemd op hun vraag. De provincie biedt een uitnodigend perspectief aan markt, samenleving en mede-overheden, ook nu investeringsmiddelen schaars zijn.

Detailhandel

Het provinciale detailhandelsbeleid is gericht op een gezonde detailhandelsmarkt, waarbij leegstand wordt voorkomen. Ook wordt gestreefd naar levendige, qua functies gemengde stads- en dorpsgebieden met een aantal krachtige en kwalitatief onderscheidende centra.

De provincie richt zich op het terugbrengen van het winkelvloeroppervlak en de planvoorraad op die plaatsen waar ruimtelijk gezien de minste vraag is. Toevoeging van winkelmeters kan slechts in enkele perspectiefrijke onderdelen van de bestaande provinciale detailhandelsstructuur aan de orde zijn.

Voor de concentratie van de detailhandel in winkelcentra werkt de provincie met een driedeling van detailhandelscentra. Deze driedeling is ingedeeld in:

  • 1. te ontwikkelen locaties;
  • 2. te optimaliseren locaties en;
  • 3. overige locaties.

De driedeling is uitgewerkt in het Programma Ruimte.

Conclusie

De Visie Ruimte en Mobiliteit staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.

3.3.2 Programma Ruimte (2014)

In het Programma Ruimte is door de provincie het strategische beleid uit de visie doorvertaald naar operationeel beleid en is aangegeven welke mix aan instrumenten de provincie voornemens is om in te zetten en aan wil bieden om deze doelen te realiseren.

De volgende operationele doelen kunnen relevant zijn voor het plangebied.

  • Beter benutten bestaande stads- en dorpsgebied: De provincie zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Indien een gemeente hier een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestaand stads- en dorpsgebied.
  • Detailhandel bundelen binnen de provinciale hoofdstructuur detailhandel: Het provinciale detailhandelsbeleid is er op gericht om de detailhandelsstructuur zoveel als mogelijk te versterken door deze vooral kwalitatief te verbeteren en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van detailhandelsvoorzieningen te garanderen. Een optimaal functionerende detailhandelsstructuur draagt bij aan de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit in het stedelijk gebied. Voor alle winkelgebieden, zowel regulier als perifeer, geldt dat kwalitatieve verbetering leidend is ten opzichte van kwantitatieve versterking.

Conclusie

De Programma Ruimte staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.

3.3.3 Verordening Ruimte (2014)

De Verordening ruimte Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de Visie ruimte en mobiliteit en het Programma ruimte. Met de verordening richt de provincie zich op doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid. De verordening bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. Ten aanzien van voorliggend overwegend consoliderend bestemmingsplan zijn de volgende artikelen relevant.

Artikel 2.1.1

lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    • 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
    • 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Toetsing

Gezien het overwegend consoliderende karakter van dit bestemmingsplan hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking niet te worden doorlopen.

Artikel 2.1.4 Detailhandel

Lid 1 Detailhandel binnen de centra

Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden:

  • a. binnen of direct aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken;
  • b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;
  • c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van herallocatie.

Toetsing

Gezien het overwegend consoliderende karakter van dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in nieuwe detailhandel.

Lid 2 Omvang van ontwikkelingen binnen de centra

De nieuwe detailhandel, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de ontwikkeling is in overeenstemming met het in het Programma ruimte beschreven ontwikkelingsperspectief voor de daarin benoemde te ontwikkelen centra, te optimaliseren centra en de overige aankoopplaatsen;
  • b. voor zover de ontwikkeling een omvang heeft van meer dan 2.000 m² bruto vloeroppervlak, voorziet het bestemmingsplan hier uitsluitend in als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat en mede met het oog hierop advies is gevraagd aan het Regionaal Economisch Overleg en zo nodig een distributieplanologisch onderzoek is uitgevoerd.

Toetsing
Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe detailhandelsontwikkelingen van meer dan 2.000 m2 is lid 2 niet van invloed op het bestemmingsplan.

Artikel 2.2.1.

Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.

Toetsing

Het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Artikel 2.2.1 is echter niet van invloed op de ontwikkeling. In Bijlage 3 is voorzien in een ruimtelijke onderbouwing waarbij het plan tevens is getoetst aan de Verordening Ruimte 2014. De Verordening Ruimte 2014 staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.3.4 Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020

Op 12 oktober 2011 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020 vastgesteld. Sinds 2008 is het beleidsveld wonen sterk in beweging. De woningmarkt en daarmee ook de noodzakelijke doorstroming is nagenoeg tot stilstand gekomen. Woningen staan langer te koop en prijzen dalen. Ondanks de crisis is tot 2010 doorgebouwd, daarna is de nieuwbouw gestagneerd.

De crisis op de woningmarkt is niet in zijn geheel te wijten aan de economische recessie. Onderzoek toont aan dat de woningmarkt structureel is veranderd. Aan de vraagkant is kwaliteit belangrijker geworden. Ook veranderen demografische voorspellingen. In sommige landelijke regio's van Zuid-Holland daalt de bevolkingsomvang. Anticiperend beleid is nodig evenals een verbreding van de focus van alle woonpartners: van alleen woningen bouwen naar verbeteren van de leefomgeving. De voornaamste ambitie op het gebied van wonen is dat woningen passend zijn voor de huishoudens die ze bewonen. Passend betekent dat:

  • Voldoende woningen aansluiten bij de sociaaleconomische situatie van bewoners, zo mogelijk ook voor een volgende levensfase (levensloopbestendig);
  • Woonmilieus passen bij de wensen van bewoners, bijvoorbeeld qua bereikbaarheid, voorzieningen, levensloopbestendigheid, dichtheid, relatie met groen;
  • Woningen en woonmilieus duurzaam (People, Planet, Profit) zijn, nu en in de toekomst;
  • Woonmilieus passen binnen de ruimtelijke visie.

Met dat uitgangspunt in het achterhoofd zijn vijf ambities geformuleerd:

  • 1. Regionale verscheidenheid behouden en benutten;
  • 2. Provincie stelt kaders voor de lange termijn; regionaal vindt uitwerking plaats;
  • 3. Voldoende goed woningaanbod voor iedereen;
  • 4. Niet meer woningen plannen dan nodig zijn;
  • 5. Toevoegingen en impulsen dragen bij aan een verbetering van de leefbaarheid.

Conclusie

Gezien het overwegend consoliderende karakter van dit bestemmingsplan staat de Woonvisie de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.3.5 Verstedelijkingsscenario Stadsregio 2010-2020

Op 13 oktober 2010 heeft de Stadsregio het verstedelijkingsscenario “Op weg naar een gezonde woningmarkt” vastgesteld. Daarin is een beeld geschetst van de opbouw van de woningvoorraad op basis van een analytische indeling van negen woonmilieus (Rosetta indeling): landelijk, dorps, exclusief suburbaan, grondgebonden suburbaan, compact suburbaan, rustig stedelijk, levendig stedelijk, exclusief stedelijk en hoogstedelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0017.png"

Figuur 3.1 De Rosetta-indeling

Met deze benadering is getracht om de regionale opgave te formuleren en om met gemeenten, corporaties en marktpartijen het gesprek aan te kunnen gaan over vormen van woningbouw die iets toevoegen aan het regionale aanbod.

Over het algemeen komt een behoefte naar voren aan meer woningen in zeven van de negen woonmilieus: grootstedelijk, rustig en exclusief stedelijk, grondgebonden en exclusief suburbaan, landelijk en dorps. Het overschot zit in de levendig-stedelijke milieus en de compact-suburbane milieus.

Voor de gemeente Capelle aan den IJssel is er een overschot aan compact suburbaan en een tekort aan grondgebonden suburbaan, landelijk en dorps wonen.

Conclusie

Gezien het overwegend consoliderende karakter van dit bestemmingsplan staat het verstedelijkingsscenario “Op weg naar een gezonde woningmarkt” de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.3.6 Waterbeheerplan Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, de Keur

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken.

Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het Hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak.

Het waterbeheerplan 2010 - 2015 geeft aan dat er bij een verhardingstoename van >500 m² een watercompensatie binnen het peilgebied dient plaats te vinden. Van elke 100 m² dient er 22 m² compensatie plaats te vinden.

In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Conclusie

Voor vaststelling van dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld die ter beoordeling is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap. Deze waterparagraaf en de bijbehorende conclusie is opgenomen in paragraaf 4.7.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie 2030-Parkstad naast economische motor

De gemeente Capelle aan den IJssel heeft op 10 juni 2013 een nieuwe structuurvisie vastgesteld. De structuurvisie 2030 biedt een kader voor toekomstige ontwikkelingen.

Het doel van deze structuurvisie is het weergeven van de toekomstige inrichting van de gemeente in 2030. De structuurvisie dient als leidraad en toetsingskader voor toekomstige plannen en is voorzien van een (wettelijk verplicht) uitvoeringsprogramma.

In de structuurvisie is de ambitie vastgelegd dat Capelle aan den IJssel in 2030 een aantrekkelijke en duurzame parkstad is met een gedifferentieerd woonaanbod en veel groen en water. Het karakter van de Parkstad wordt bepaald door de groene randen van de stad, de groene hoofdstructuren in de stad en het groen en water midden in de woongebieden.

Er is behoefte aan centrale wijkfuncties met een goed basisaanbod aan winkels en dienstverlening in elke wijk. Zorg, onderwijs en basisgezondheidszorg zijn op wijkniveau gebundeld. Dergelijke centra zijn meer dan een plaats om boodschappen te doen. Dit zijn ook de plaatsen in de wijk waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. De wijkvoorzieningen zijn een aanvulling op het stedelijk niveau.

In de structuurvisie komen de ruimtelijke claims vanuit wonen, economie, verkeer en vervoer, buitenruimte, sport, recreatie, welzijn, onderwijs en zorg samen. Daarbij worden de hoofdlijnen geformuleerd en afwegingen en keuzen gemaakt.

Voor Middelwatering is opgenomen dat de gestapelde kleine huurwoningen in aanmerking komen voor een transformatie naar meer grondgebonden woningen. De Hoven 2, Wiekslag, en de 747-complexen worden hiermee bedoeld. Dit dient in overeenstemming te worden gedaan met de eigenaar, Stichting Havensteder. Buurtwinkelcentrum het Slotplein heeft ingrepen nodig om zijn vorm in de toekomst te kunnen behouden. De Koperwiek wordt aangemerkt om te upgraden en uit te breiden en zich te richten op sfeer en beleving.

Kansgebieden:

De kansen zijn het grootst waar verschillende ruimtelijke projecten in één gebied bij elkaar komen. Dit zijn de kansgebieden. Als gemeente en marktpartijen erin slagen om deze projecten in samenhang te ontwikkelen, versterken ze elkaar. Om deze samenhang te creëren, wordt door betrokken partijen binnen een kansgebied, een gebiedsvisie ontwikkeld. De gebiedsvisie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. De gebiedsvisies gaan in op het toekomstperspectief van in het gebied gelegen (maatschappelijk) vastgoed (inclusief schoolvoorzieningen), aanwezige monumenten en de openbare ruimte. Na een gebiedsanalyse worden de (toekomstige) uitdagingen in dit gebied vastgesteld en gezamenlijke ambities ten aanzien van het kansgebied geformuleerd. De kansgebieden zijn:

  • Kansgebied 1: Centraal Capelle

Winkelcentrum De Koperwiek, Het Stadsplein, De Hoven, De Wiekslag, Merellaan, Rubenssingel, Amandelhof, Unilocatie Alkenlaan/Pelikaanweg, Meeuwensingel, TNT locatie, complex 747, Fazantstraat.

  • Kansgebied 2: Landelijk Capelle

Oeverrijk, 's Gravenweteringpark/Kanaalweg, Tennislocatie 's-Gravenweg.

  • Kansgebied 3: Bongerd / Wingerd e.o.

Gebiedsvisie Centraal Capelle 2030 (Kansgebied 1: Centraal Capelle)

Kansgebied 1 ligt tussen de Slotlaan, de IJsseldijk, de Couwenhoekseweg en de Abram van Rijckevorselweg. Dit gebied binnen Middelwatering vormt het centrumgebied van de gemeente  Capelle aan den IJssel. In een relatief klein gebied bevindt zich naar verwachting een groot aantal toekomstige projecten, die in de periode 2014-2030 zullen plaatsvinden. Het gaat hierbij onder andere om de volgende projecten: modernisering en uitbreiding van de Koperwiek, verbetering en aanpassing van de centrumring , Het Stadsplein, De Hoven, De Wiekslag, De Mient, Merellaan, Rubenssingel, Fazantstraat, Amandelhof, Unilocatie Alkenlaan/Pelikaanweg, TNT locatie en complex 747. De projecten variëren sterk van karakter en inhoud. Zo betreft het de (her)ontwikkeling van woonbuurten, winkels, schoollocaties- en bedrijfsterreinen en de aanleg/verbetering van autowegen.

 

Als uitwerking van de eerder genoemde Structuurvisie wordt daarom thans voor het centrumgebied, een integrale visie,  de Gebiedsvisie Centraal Capelle, opgesteld, waarin o.a. bovengenoemde projecten opgenomen zijn. Binnen het centrumgebied is afstemming tussen de projecten, het tijdspad en het programma noodzakelijk. De Gebiedsvisie zal daarom als ruimtelijk afwegingskader fungeren voor de toekomstige projecten in het centrumgebied. Doelstelling van de Gebiedsvisie is om te komen tot een kloppend, ondernemend, aantrekkelijk, levendig en herkenbaar hart van Capelle aan den IJssel.

De Gebiedsvisie zal naar verwachting juli 2015 ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.

De vaststelling van de Gebiedsvisie vindt plaats na de verwachte vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan. Hierdoor kunnen deze ontwikkelingen niet worden meegenomen in het bestemmingsplan en is hiervoor veelal een separate planologische procedure noodzakelijk.

 

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter. Het maakt bovengenoemde projecten uitsluitend mogelijk voor zover deze passen binnen het huidige vigerend bestemmingsplan. De meeste projecten passen hier niet in.

3.4.2 Ruimtelijke Visie Middelwatering (2014)

De Ruimtelijke Visie Middelwatering is opgesteld in het kader van de actualisatie van bestemmingsplan Middelwatering Deze visie is op 10 maart 2014 vastgesteld. De Ruimtelijke Visie geeft een beeld van mogelijk toekomstige ontwikkelingen die een aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk maakt. Op welke wijze een woning vergroot mag worden is aangegeven in de ruimtelijke visie en opgenomen in paragraaf 2.9 van dit bestemmingsplan. In de Ruimtelijke Visie Middelwatering worden ook de toekomstige ontwikkelingen in de wijk geschetst. Voor een nadere beschrijving van de Ruimtelijke Visie Middelwatering wordt verwezen naar hoofdstuk 2. Hierin wordt, op basis van de Visie, een beschrijving van de wijk gegeven, waarbij een sociale- en ruimtelijke analyse wordt gemaakt, waarbij de sterke- en zwakke punten van de wijk inzichtelijk worden gemaakt.

3.4.3 Woonvisie 2013-2020 Parkstad naast economische motor

Op 10 juni 2013 is door de gemeenteraad de Woonvisie 2013-2020 vastgesteld. Het beleidsveld wonen is de komende jaren erg dynamisch. Er spelen vele ontwikkelingen. Zo is dankzij de economische crisis de woningmarkt vastgelopen en veranderd in een kopersmarkt. De financieringsmogelijkheden van consumenten zijn beperkt, de wet- en regelgeving wijzigt. Binnen deze wispelturige context waarvan het voor zowel de markt als de overheid moeilijk is in te schatten welke koers gevaren moet worden, probeert de gemeente Capelle aan den IJssel via de Woonvisie enig houvast te creëren en van Capelle aan den IJssel een Parkstad te maken met een gevarieerde woningvoorraad waar vanzelfsprekend voor iedereen plaats is.

In de woonvisie ligt de nadruk op actief beheer en vernieuwing. Dit betekent dat aandacht moet uitgaan naar het versterken van de Capelse woonmilieus door de woonmilieubalans te herstellen. In de stadsregio is afgesproken om woonmilieus waarvan een overschot is (compact-suburbaan) te verminderen en schaarse woonmilieus toe te voegen (landelijk, dorps en exclusief).

Hoewel de woningvoorraad binnen Capelle aan den IJssel voornamelijk uit kwalitatief goede jonge woningen bestaat, is een deel kwetsbaar. Het zijn kleine, goedkope en relatief oude woningen die in concentraties in elkaars nabijheid staan. Deze woningen zullen de komende jaren scherp in de gaten moeten worden gehouden om te voorkomen dat achteruitgang optreedt. Hierbij kan worden gedacht aan goed onderhoud van de openbare ruimte, sociale en fysieke ingrepen al dan niet in combinatie met de ontwikkeling van een gebied.

Conclusie

Gezien het overwegend consoliderende karakter van dit bestemmingsplan staat de Woonvisie de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. In dit bestemmingsplan is de gebruikswijziging op een aantal locaties verruimd, zodat de functie wonen naast maatschappelijke voorzieningen en kantoren is toegestaan.

3.4.4 Groenvisie "Groene lijnen naar de toekomst"

De Groenvisie is op 19 september 2011 door de gemeenteraad vastgesteld en heeft als input gediend voor de structuurvisie 2030. Deze visie laat zien hoe Capelle aan den IJssel er op het gebied van groen voor staat en geeft een antwoord op de vraag: "hoe zorgen wij ervoor dat die groene kwaliteit blijft, meeontwikkelt en sterker wordt?" De hoofddoelstelling van de Groenvisie is het in standhouden, verbeteren en nieuw ontwikkelen van groenvoorzieningen die bijdragen aan een veelzijdig, gevarieerde, gezonde en prettige leefomgeving voor mens, dier en plant.

De visie wijst de hoofdgroenstructuur van Capelle aan den IJssel aan. Deze bestaat uit de dragers 'landschap en cultuurhistorie', 'ecologie' en 'cultuurlijk groen'. De hoofdstructuur krijgt optimale aandacht op het gebied van inrichting, beheer en onderhoud. De Groenvisie geeft daarnaast uitgangspunten voor de thema's ontwerp, inrichting, beheer en onderhoud, bomen, ecologie, duurzaamheid en milieu en communicatie en participatie.

Conclusie

Het bestaande structurele groen zal in dit overwegend consoliderende bestemmingsplan worden voorzien van een passende groenbestemming. Het bestemmingsplan is hiermee in lijn met de Groenvisie.

3.4.5 Uitgiftebeleid openbaar groen

In Capelle aan den IJssel hebben bewoners de mogelijkheid om openbaar groen, dat grenst aan het eigen perceel, te kopen of te huren om hun tuin te vergroten. Dit is geregeld in het uitgiftebeleid. Om bij de uitgifte van openbaar groen de kwaliteit van een buurt te waarborgen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • de openbare ruimte moet toekomstbestendig zijn;
  • de openbare ruimte moet aantrekkelijk en veilig zijn;
  • de openbare ruimte moet goed beheerd en gebruikt kunnen worden.

Op basis van deze uitgangspunten zijn criteria opgesteld, waaraan een uitgifteverzoek wordt getoetst. Daarnaast wordt bij een uitgifte in het contract opgenomen dat elke erfafscheiding, die op de grens met de openbare ruimte wordt geplaatst, begroeid moet zijn. Hierdoor wordt de groene kwaliteit van een buurt behouden of zelfs verbeterd.

Conclusie

Het uitgiftebeleid openbaar groen zal in dit overwegend consoliderende bestemmingsplan passend zijn en bijdragen aan de groene kwaliteit van een buurt. Het bestemmingsplan is hiermee in lijn met het uitgiftebeleid.

3.4.6 Bomenbeleidsplan

Op 22 april 2013 is het bomenbeleidsplan met bijbehorende bomenverordening vastgesteld door de gemeenteraad. De ambitie is dat de bomen in onze gemeente een mens-, natuur- en milieugerichte waarde hebben. Niet elke waarde is op elke plek echter even belangrijk. Grotere groengebieden hebben veel betekenis voor de natuur, terwijl in woonbuurten het menselijke aspect een grotere rol speelt. Het doel is behoud, ontwikkeling en versterking van de bomenstructuur. Met het bomenbeleid wordt ingezet op:

  • een evenwichtig en gevarieerd bomenbestand, met gezonde en veilige bomen. Zowel kwantiteit (aantal) als kwaliteit is daarbij belangrijk;
  • de juiste boom op de juiste plaats;
  • een goede bescherming van bijzondere bomen;
  • een effectief bomenbeleid zonder overbodige regelgeving;
  • betrokkenheid van bewoners vooraf in plaats van bezwaren achteraf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0018.png"

Figuur 3.2 Streefbeeld bomenstructuur

De ambitie en doelen worden vertaald in de boomstructuur. In het bomenbeleidsplan zijn richtlijnen voor ontwerp, beheer en communicatie opgenomen. Tot slot is er een bomenverordening vastgesteld. Hierin staan de regels met betrekking tot het kappen en herplanten.

Conclusie

Het bestaande structurele groen, waarin veel bomen uit het bomenbeleidsplan zijn opgenomen, zal in dit overwegend consoliderende bestemmingsplan worden voorzien van een passende groenbestemming. Het bomenbeleidsplan staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.4.7 Welstandsnota

Op 11 november 2013 is de Welstandsnota vastgesteld. In de Welstandsnota wordt aangegeven aan welke welstandscriteria bouwplannen worden getoetst en op welke accenten in bepaalde gebieden of bij bijzondere objecten specifiek wordt gelet.

Uitgangspunt van het nieuwe beleid is enerzijds het aanpassen aan nieuwe wetgeving en anderzijds het beperken van de regelgeving op het gebied van welstand. In de huidige wet- en regelgeving heeft de burger meer vrijheid gekregen om bouwopgaven vergunningvrij uit te voeren. Er worden drie niveau's van welstand onderscheiden, welstandsluw, regulier en bijzonder. De wijze van toetsen is per welstandsniveau verschillend. Ook is het aantal gebiedstypen beperkt. De welstandscriteria zijn in aantal gereduceerd en in versimpelde vorm beschreven. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van toelichtende voorbeelden om uit te leggen wat gewenst is.

Bij het toetsen van een plan voor nieuwbouw of verbouw aan redelijke eisen van welstand wordt in de eerste plaats gekeken of de karakteristiek van het gebied in stand wordt gehouden of wordt versterkt. Daarnaast wordt gekeken naar de kwaliteit van het gebouw zelf. Omdat veel gebieden beschikken over overeenkomstige karakteristieken als gevolg van een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis, ontwikkelingswijze en samenhang van stedenbouw, architectuur en openbare ruimte, is het nodig om elke wijk of buurt afzonderlijk te beschrijven. Gebieden met dezelfde karakteristieken worden ondergebracht bij een gebiedstype. De opbouw en onderverdeling in verschillende gebiedstypen wordt de gebiedstypologie genoemd. De gebiedstypologie vormt de basis van de welstandsnota. De gebiedstypologieën die aan het plangebied zijn toegekend zijn opgenomen in figuur 2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0019.png"

Figuur 3.3 Uitsnede welstandtypologiekaart

Voor het plangebied Middelwatering zijn de volgende gebiedstypologieën opgenomen:

  • Historische dijklinten;
  • Historische polderlinten;
  • Planmatige woongebieden;
  • Individuele bouw;
  • Hoogbouw;
  • Architectonische ensembles;
  • Bedrijven en Kantoorlocaties;
  • Winkelcentra en Publieke voorzieningen;
  • Grootschalige voorzieningen in het groen;
  • Historische parken en Begraafplaatsen;
  • Sport- en Recreatiegebieden.

Op grond van deze gebiedstypen zijn gebiedscriteria opgesteld op basis waarvan het bouwplan wordt beoordeeld.

Conclusie

De welstandsnota is een aanvulling op voorliggend bestemmingsplan. De welstandsnota staat hierdoor de vaststelling niet in de weg.

3.4.8 Visie Slim Reizen

Verschillende studies laten zien dat veel van de bereikbaarheidsproblemen zich niet meer laten oplossen door nieuwe infrastructuur. Bovendien staat op steeds meer plekken de leefbaarheid onder druk. Dit vraagt om een nieuwe aanpak die gevonden is onder het motto SLIM Reizen. Slim reizen staat voor het mogelijk maken van sociaal-economische activiteiten en ontwikkeling door:

  • mensen te verleiden gebruik te maken van andere vervoerwijzen;
  • de infrastructuur beter te benutten;
  • maatregelen te treffen om de negatieve effecten van bereikbaarheid op leefkwaliteit en verkeersveiligheid te verminderen.

Conclusie

Gezien het overwegend consoliderend karakter van dit bestemmingsplan staat de Visie Slim Reizen de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.4.9 Fietsplan 2010-2020, uitwerking gemeentelijke verkeers- en vervoerplan

In het Fietsplan wordt op basis van het verkeers- en vervoerplan SLIM Reizen ingezoomd op de fiets. In het plan wordt aangegeven waar betere fietspaden en nieuwe verbindingen nodig en mogelijk zijn. Fietsparkeervoorzieningen vormt een ander belangrijk speerpunt uit het plan. Voor het bepalen van de omvang van de fietsparkeervoorzieningen per functie hanteert de gemeente de 'Leidraad fietsparkeren' van het CROW(publicatie 291). De maatregelen uit het fietsplan moeten leiden tot een toename van het fietsaandeel met 3% in 2020 ten opzichte van 2007.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0020.png"

Figuur 3.4 Regionale fietsroutes (oranje) en gemeentelijke hoofdfietsroutes (blauw)

Conclusie

Gezien het overwegend consoliderende karakter van dit bestemmingsplan staat het Fietsplan de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.4.10 Nota parkeernormen Capelle aan den IJssel

Op 14 maart 2006 is door het college van burgemeester en wethouders de Nota parkeernormen Capelle aan den IJssel vastgesteld. Nieuwe ontwikkelingen moeten aan deze auto- en fietsparkeernomen voldoen. Bij herinrichting moet het aantal bestaande parkeerplaatsen van vóór de herinrichting minimaal weer terugkomen. Om nieuwbouwplannen te toetsen aan de gemeentelijke parkeernormen is deze opgenomen in Bijlage 2 van de regels. De nota parkeernormen wordt momenteel geactualiseerd.

De normen voor het fietsparkeren zijn eveneens opgenomen in bijlage 2. Hierbij dient getoetst te worden aan de fietsnormen van het CROW.

3.4.11 Milieu-uitvoeringsprogramma 2013-2014

Het milieu-uitvoeringsprogramma 2013-2014 is opgebouwd rond de milieuthema's van het Milieubeleidsplan 2009-2012. Hierin staat het thema Zichtbaar Duurzaam centraal. Het milieu-uitvoeringsprogramma geeft richting aan het verbeteren van de leefbaarheid en duurzaamheid op korte termijn (2015). Op de lange termijn (tot 2030) is de ambitie van de gemeente om de duurzame ontwikkeling te stimuleren.

De activiteiten van het uitvoeringsprogramma zijn geclusterd in drie groepen, gerelateerd aan de verschillende rollen die de gemeente bij een project of activiteit kan vervullen:

  • 1. duurzaam samenwerken: samen met o.a. Havensteder, bewoners en bedrijven activiteiten ontplooien op het gebied van energiebesparing;
  • 2. duurzaam informeren en stimuleren: Actief inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisatie informeren en stimuleren. Hierbij is van belang om te vermelden, dat deze partijen het zelf moeten oppakken;
  • 3. duurzaam integreren: Hierbij zet de gemeente duurzaamheid in als randvoorwaarde voor (ruimtelijke) ontwikkelingen.

Duurzame ontwikkeling

In het milieubeleidsplan is als doelstelling opgenomen dat duurzame ontwikkeling een proces is, waarbij concrete handelingen en beslissingen worden geplaatst in een bredere context dan voorheen: wat heeft de handeling of beslissing voor effect op de lange termijn, niet alleen in de eigen omgeving, maar ook op een groter (mondiaal) schaalniveau. Door dit onderwerp te benoemen als koploper in het milieubeleid, wordt bewerkstelligd dat de gemeente de eerste stappen zet in de verduurzaming van de gemeente.

Wettelijk kader

De overheid stimuleert duurzaam bouwen door strengere eisen te stellen aan de energieprestatie van gebouwen. Zij streeft naar het energieneutraal bouwen in 2020. Hierdoor is met name het aspect "energie in de gebruiksfase" in wetgeving verankerd. In het bouwbesluit zijn eisen opgenomen ten aanzien van de te behalen energieprestatie coëfficiënt (EPC). Voor woningen is de eis per 1 januari 2011 0,6. Naar verwachting zal de EPC uiteindelijk in 2020 worden aangescherpt tot 0,0.

Binnen de stadsregio is een convenant Verbeteren energieprestatie nieuwbouw afgesloten (augustus 2012). Hierin is afgesproken om de nieuwbouw te verduurzamen en het verbeteren van de energieprestaties. Met deze afspraken worden extra eisen gesteld die verder gaan dan het Bouwbesluit met name op het gebied van energie. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Instrument GPR Gebouw®.

Instrument GPR Gebouw®

Duurzaam bouwen is een manier van bouwen waarbij het milieu minder wordt belast, wordt er een goede leefkwaliteit gerealiseerd en heeft het gebouw een lange levensduur. De gemeente werkt met het instrument GPR-gebouw® en stelt dit instrument beschikbaar aan bouwers in de gemeente. In het instrument wordt onderscheid gemaakt in de thema's, energie, milieu, afval, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Gebouwontwerpen worden getoetst aan ambitieniveau door maatregelen in te voeren in het digitale instrument GPR Gebouw®. De te nemen maatregelen kunnen door de ontwikkelaar zelf worden gekozen. GPR Gebouw® geeft per thema een 'rapportcijfer' uiteenlopend van 6 (matig, bouwbesluit of anderszins minimaal) tot 10 (zeer goed).

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0021.png"

Figuur 3.5 voorbeeld GPR-gebouw score (rood cijfer= score onder de ambitie, groen = voldoet aan ambitie)

Conclusie

Individuele bouwplannen moeten voldoen aan het Bouwbesluit. Hieraan zal ook de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling van het Capelse Blok aan voldoen.

3.4.12 Structuurvisie Detailhandel 2015

Op 9 februari 2015 is de Structuurvisie Detailhandel 2015 vastgesteld door de gemeenteraad. Op basis van de nieuwe structuurvisie kan worden geconcludeerd dat:

  • de bestaande fijnmazige detailhandelsstructuur in evenwicht is en voldoende goed functioneert;
  • de hoofdstructuur bestaat uit het Stadshart, de twee wijkcentra De Terp en De Scholver, de twee buurtcentra 's-Gravenland en Slotplein, het buurtsteunpunt De Wingerd, de winkelstrip Schenkel en de PDV-locatie CapelleXL;
  • aan versterking van detailhandel buiten deze structuur wordt niet meegewerkt (met uitzondering van gemakswinkels op kantoren-/bedrijventerreinen);
  • behalve aan de fysieke uitbreiding van het Stadshart De Koperwiek, CapelleXL (binnen vak A) en De Scholver niet wordt meegewerkt aan verdere uitbreiding (in m2 winkelvloeroppervlak) van de detailhandel;
  • winkelcentra of winkelstraten buiten de hoofdstructuur (Maria Daneelserf, Doormanstraat, Kanaalweg en solitair gelegen winkels) bij actualisatie van het betreffende bestemmingsplan een andere bestemming krijgen, waarbij de huidige detailhandel kan blijven voortbestaan, maar het pand een andere functie kan krijgen na bedrijfsbeëindiging;
  • alle detailhandelsinitiatieven, waarvoor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is, getoetst worden met behulp van het in de structuurvisie opgenomen beoordelingsschema;
  • medewerking kan worden verleend aan upgrading/revitalisering van winkelcentra binnen de hoofdstructuur, zolang deze verbeteringen blijven binnen de huidige oppervlakte van deze centra;
  • de branchering voor vak A CapelleXL wordt verbreed naar alle branches van 'volumineuze artikelen' en grootschalige leisurefuncties bij de actualisatie van het bestemmingsplan voor vak A;
  • de beperking in metrage voor supermarkten in bestemmingsplan Schollevaar te zijner tijd wordt geschrapt.

Uitbreidingspotenties: Op basis van de meest recent voorhanden zijnde cijfers (o.a. inwoners*, bestedingen en omzet per m² wvo**, koopstromen***) en ervaringscijfers maken we een indicatieve berekening van de uitbreidingspotenties voor de hele gemeente Capelle aan den IJssel.

Dagelijks winkelaanbod: beperkte marktruimte:

Het huidige winkelaanbod in de dagelijkse sector is circa 19.400 m² wvo groot. Op basis van beschikbare cijfers berekenen we een haalbaar dagelijks winkelaanbod van circa 20.000 à 22.500 m² wvo.

Kwantitatief is er in Capelle aan den IJssel in de dagelijkse sector ruimte voor uitbreiding van het aanbod met 600 à 3.100 m² wvo. Als rekening wordt gehouden met recente ontwikkelingen en (uitbreidings) plannen (uitbreiding Stadshart, schaalvergroting supermarkten De Scholver, derde supermarkt De Terp) dan is er kwantitatief geen aanleiding voor verdere uitbreiding van het dagelijkse winkelaanbod.

Niet-dagelijks aanbod: beperkte marktruimte:

Het totaal aanwezige niet-dagelijkse winkel-aanbod (circa 86.800 m² wvo) ligt aan de ondergrens van wat kwantitatief als haalbaar is te berekenen (circa 86.400 à 97.200 m² wvo). Naar de berekende marktruimte moet echter genuanceerd worden gekeken: de toekomst is (mede door internet) onzeker en de verschillen per branche zijn groot. Gelet op landelijke trends (afnemende behoefte aan fysieke winkels, toename leegstand, wijzigende vestigingsstrategie retailers, overaanbod in met name volumineuze branches) zal het haalbare niet-dagelijkse winkelaanbod in de nabije toekomst in werkelijkheid lager zijn dan de nu berekende marktruimte. Afhankelijk van de mate waarin aan kwalitatieve randvoorwaarden kan worden voldaan, is in de branchegroepen mode en overig niet-dagelijks (niet-volumineus) nog steeds enige uitbreiding mogelijk. In 2012 is door DTNP een distributieve ruimte voor het Stadshart berekend van 5.000 à 6.000 m² wvo (niet-dagelijks). Dit kan nu als maximum worden gezien voor het niet-dagelijkse aanbod.

Stadshart (Koperwiek) Compleet gemakscentrum voor Capelle

In de toekomst blijft het Stadshart het hoofdcentrum waar inwoners van heel Capelle aan den IJssel voor al hun aankopen terecht kunnen.

Het Stadshart biedt inwoners het meest uitgebreide en gevarieerde boodschappen-aanbod en kan een ruim aanbod blijven bieden in de modesector en overige branches.

De toekomstige positie en functie van het Stadshart wordt in belangrijke mate bepaald door de huidige omvang van het Stadshart in relatie tot de centra in de regio (m.n. binnenstad Rotterdam en Alexandrium Shoppingcenter).

Binnen dit krachtenveld onderscheidt het Stadshart zich als compleet gemakscentrum dat door inwoners uit Capelle op een relatief laagdrempelige wijze bezocht kan worden. In de veranderende winkelmarkt zijn dit soort centra nog steeds kansrijk, mits het centrum voldoende aantrekkingskracht heeft (keuze) en een bezoek comfortabel is (goed bereikbaar, parkeren). Versterking van dit onderscheidende karakter is gewenst om in de toekomst een sterke positie te behouden.

In veel opzichten sluiten het aanbod en de overige kenmerken van het Stadshart al goed aan bij deze functie als compleet gemakscentrum: compleet en divers ('alles te krijgen'), compacte opzet, goed bereikbaar. Doel is een Stadshart waar de Capellenaar vaak komt en voor elke (dagelijkse en niet-dagelijkse) aankoop terecht kan. De nadruk ligt op het efficiënte, doelgerichte winkelen, en minder op het uitgebreide recreatieve 'shoppen' (zoals in Rotterdam centrum of Alexandrum). Hier hoort een uitgebreid dagelijks en niet-dagelijkse aanbod bij, maar ook een grote diversiteit aan andere functies (zoals horeca), een heldere opzet en een aantrekkelijke uitstraling (verblijfsklimaat).

Meer en frequentere bezoeken:

Belangrijke basis van het complete gemakscentrum is een dagelijks winkelaanbod met sterke supermarkten. Supermarkten zorgen elke dag van de week voor een groot aantal passanten. In een tijd waarin vooral niet-dagelijks winkelaanbod sterk onder druk staat, kunnen andere winkels profiteren van deze passanten. Om te zorgen dat Capellenaren ook op termijn voor al hun (frequente en minder frequente) niet-dagelijkse aankopen in het Stadshart terecht kunnen, is een sterk boodschappenaanbod cruciaal, bestaand uit de grootste supermarkten van Capelle (twee à drie) in aanvullende marktsegmenten. Een beperkte uitbreiding van het winkelaanbod, met toevoeging van trekkers in zowel de dagelijkse als de mode- en niet-dagelijkse sector, en revitalisering van het centrum zullen er toe leiden dat het Stadshart als geheel aantrekkelijker wordt. Capellenaren zullen dan vaker dan nu het Stadshart bezoeken*.

Meer dan een winkelhart:

De ambitie voor het Stadshart is meer dan alleen een winkelhart. Het moet het sociaal-maatschappelijke hart van de gemeente zijn. Belangrijk daarvoor is niet alleen het meest uitgebreide winkelaanbod, maar ook een divers, aantrekkelijk horeca-aanbod, een diversiteit aan dienstverlenende bedrijven en ambachten, en gemeentebrede maatschappelijke functies, zoals het theater, de centrale bibliotheek en de bezoekersbalie van het gemeentehuis.

Acties voor de toekomst:

Het Stadshart heeft al veel kwaliteiten die passen bij de gewenste functie en positie. Acties die de positie en aantrekkingskracht van het Stadshart versterken zijn:

  • Beperkte uitbreiding van het winkelaanbod, bij voorkeur trekkers toevoegen in de dagelijkse en niet-dagelijkse sector;
  • Verbeteren van de routing en verblijfs-kwaliteit, met name in middendeel van De Koperwiek;
  • Schaalvergroting van de winkelunits;
  • Verbeteren parkeersituatie;
  • Aantrekkelijkere uitstraling van winkel-centrum De Koperwiek (oude delen) en het Stadsplein/Amnestyplein;
  • Aantrekkelijke horeca aan het Stadsplein.

Plan past binnen beoogde functie en positie:

Het voorgenomen plan dat de eigenaar van De Koperwiek heeft voor het winkelcentrum sluiten goed op aan de beoogde functie en positie van het Stadshart. Het huidige plan zorgt voor een beperkte kwantitatieve (circa 3.000 à 4.000 m² wvo) uitbreiding en een kwalitatieve opwaardering door onder andere de routing en verblijfskwaliteit te verbeteren en één of meer trekkers toe te voegen. Gedacht wordt aan onder andere C&A. Ook revitalisering van, en schaalvergroting in het noordelijke deel van de Koperwiek zorgen voor een kwalitatieve versterking van het Stadshart. Het centrum wordt door deze integrale aanpak aantrekkelijker, waardoor de binding van inwoners van Capelle aan den IJssel aan het Stadshart zal toenemen. Na realisatie van de plannen heeft het winkelcentrum een omvang en kwaliteit die passen bij de beoogde functie.

Buurtwinkelcentrum Slotplein:

Het winkelcentrum Slotplein heeft door de ligging nabij het Stadshart een beperkte verzorgingsfunctie (zuidelijke deel van de wijk Middelwatering-West). Voor substantiële uitbreiding is geen marktruimte aanwezig. Indien gewenst kan de supermarkt beperkt uitbreiden naar een moderne maat (circa 1.000 m² wvo), die beter aansluit op de wensen van de consument. Het uitgebreide horeca-aanbod heeft (deels) een wijkoverstijgende functie en sluit daarmee niet aan op de gewenste positie van dit winkelcentrum. Gevestigde bedrijven kunnen blijven bestaan, maar versterking van de horecafunctie op het Slotplein is niet gewenst. Horeca met een functie voor heel Capelle wordt bij voorkeur gevestigd in het Stadshart. Actie voor het Slotplein is verbetering van de ruimtelijke uitstraling van het Slotplein (o.a. luifel, kiosken). Deze is gedateerd en weinig aantrekkelijk.

Vaststelling gewenste detailhandelsstructuur:

Met de detailhandelsvisie zet de gemeente Capelle aan den IJssel in op een duurzame winkelstructuur bestaande uit het Stadshart als sociaal-maatschappelijke hart voor de hele gemeente, twee wijkwinkelcentra (De Terp en De Scholver), twee buurtwinkelcentra ('s-Gravenland en Slotplein), één buurtsteunpunt (De Wingerd), het speciale winkelgebied Schenkel en PDV-locatie CapelleXL. Na vaststelling van deze gewenste detailhandelsstructuur is het voeren van ruimtelijk detailhandelsbeleid alleen zinvol wanneer nieuwe winkelontwikkelingen ook zorgvuldig worden getoetst.

Ladder voor duurzame verstedelijking:

Met de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6, tweede lid, Bro) wordt duurzaam ruimtegebruik nagestreefd en dienen overheden (provincies en gemeenten) iedere stedelijke ontwikkeling hieraan te toetsen. Dit afwegingskader is ook van toepassing op detailhandelsontwikkelingen. Deze ladder houdt in dat eerst moet worden aangetoond dat er een (kwantitatieve en/of kwalitatieve) behoefte bestaat. Als die aanwezig is, moet worden gekeken of het initiatief ingepast kan worden in een bestaand winkelgebied. Alleen als dat niet kan, kan een nieuwe winkellocatie in beeld komen.

Rol gemeenten: ruimtelijke ordening:

Het is gemeenten niet toegestaan concurrentieverhoudingen te reguleren, zelfs niet als (bestaande) bedrijven in de problemen komen of failliet gaan. Een dergelijke vorm van economische ordening wordt onder meer door de Europese Dienstenrichtlijn verboden. Het opleggen van beleidsregels is nadrukkelijk wel mogelijk in het kader van 'dwingende redenen van algemeen belang'. Voorbeelden daarvan zijn ruimtelijke ordening (o.a. ruimtegebruik, voorkomen leegstand) en een goed woon- en leefklimaat (o.a. werkgelegenheid of overlast). Deze detailhandelsvisie is opgesteld vanuit dergelijke redenen van algemeen belang en is derhalve 'Dienstenrichtlijn-proof'.

Conclusie

In voorliggend overwegend consoliderend bestemmingsplan worden geen grootschalige nieuwe detailhandels ontwikkelingen opgenomen. Binnen de bestemming 'Centrum' is (net als in het vigerende bestemmingsplan) wel uitwisseling mogelijk tussen horeca en detailhandel, binnen de bestaande bebouwing. Het bestemmingsplan past hiermee in de Structuurvisie Detailhandel 2015.

3.4.13 Stedelijk waterplan

Water en ruimtelijke ordening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds is water één van de ordenende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is daarom noodzakelijk om problemen zoals wateroverlast, slechte waterkwaliteit, tekort aan waterkwantiteit, verdroging en dergelijke te voorkomen.

De gemeente Capelle aan den IJssel heeft in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard onder andere het 'deelwaterplan Middelwatering en Oostgaarde' opgesteld. Het waterplan beschrijft een samenhangend strategisch beleid voor het beheer van het watersysteem voor Middelwatering. Met het (gehele) waterplan streeft de gemeente naar een robuust watersysteem van voldoende kwaliteit met een aantrekkelijke uitstraling dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om het grondgebied van de gemeente Capelle aan den IJssel.

Voor de verschillende waterthema's wordt in het deelwaterplan een korte beschrijving gegeven van de hoofd- en subdoelstellingen, zoals verwoord in het visiehoofdstuk van het deelwaterplan. Vervolgens wordt toegelicht hoe deze doelstellingen binnen het deelgebied zijn doorvertaald in een streefbeeld en welke oplossingsrichtingen worden aangereikt om hieraan verder invulling te gaan geven. Specifieke maatregelen voor de periode 2010 - 2015 die hieruit volgen zijn opgenomen in kaders. Hierbij is een onderverdeling gemaakt tussen:

  • Inspanningen die vallen onder reguliere werkzaamheden en autonome ontwikkelingen;
  • Maatregelen die worden gerealiseerd door mee te liften met ruimtelijke ontwikkelingen;
  • Overige 'extra' maatregelen, die in het kader van dit waterplan worden verlangd.

Een nadere beschrijving van de maatregelen, inclusief prioritering en kostenverdeling zijn opgenomen in het deelwaterplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0022.png"

Figuur 3.6 Maatregelen watersysteem Middelwatering / Oostgaarde.

Over de doorwerking van het waterplan in het bestemmingsplan Middelwatering vindt door middel van de watertoetsprocedure overleg plaats met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Conclusie

Gezien het overwegend consoliderend karakter van voorliggend bestemmingsplan staat het stedelijk waterplan de vaststelling niet in de weg.

3.4.14 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, het Structuurschema Groene Ruimte 2, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap.

Gemeentelijk archeologiebeleid

De gemeente Capelle aan den IJssel heeft op 20 september 2010 een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waardenkaart Capelle aan den IJssel (AWK) en de Nota Archeologie. In de nota is onder andere de voorwaarde opgenomen, dat bestemmingsplannen voorzien moeten zijn van een archeologieparagraaf, planregels en een archeologische verbeelding.

Het archeologisch beleid van de gemeente waarborgt een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het gemeentelijk beleid sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en dat sinds 1 september 2007 van kracht is via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Doel van het archeologisch beleid is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Modernisering Monumentenzorg

In 2009 is door het rijk een nieuwe visie op de monumentenzorg geformuleerd genaamd Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Eén van de pijlers in deze visie is het belang laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hierbij zal een verschuiving plaatsvinden van objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte aanpak. In het verlengde van deze pijler is een ander doel in de visie geformuleerd, namelijk het opstellen van een visie op erfgoed. De visie, Visie Erfgoed en Ruimte (VER) 'Kiezen voor Karakter', is gericht op het verbinden van de zorg voor het cultureel erfgoed met andere ruimtelijke ontwikkelingsopgaven op het gebied van onder meer economie, veiligheid en duurzaamheid. De visie zet overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijk ontwerpers er toe aan om de waarde van het cultureel erfgoed in te zetten bij de ontwikkeling van gebieden. De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is aanvullend aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarde van nationaal belang planologisch borgt.

Visie Erfgoed en Ruimte

De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is de vervanging voor de in 2009 verlopen 'Nota Belverdere', waarin een visie is gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan.

Daarnaast is met ingang van 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. Hierin is opgenomen dat in het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.

Gemeentelijke beleidsnota cultureel erfgoed 'Bakens in de tijd'

De gemeentelijke beleidsnota cultureel erfgoed fungeert als kadernota voor de gebieden waarin cultureel erfgoed volgens de gangbare indeling te onderscheiden is. Cultuurhistorie in brede zin is de samenbundeling van:

  • bouwkunst en stedenbouwkundige structuren;
  • archeologie;
  • landschappelijke structuren en elementen.

Een nadere beschrijving met betrekking tot monumenten, archeologie en cultuurhistorie en de bijbehorende betekenis voor dit bestemmingsplan zijn opgenomen in paragraaf 2.7 Beschermde dorpsgezichten, 4.13 Archeologie en 4.14 Cultuurhistorie.

3.4.15 Prostitutiebeleid

Op 4 juli 2000 heeft de gemeenteraad naar aanleiding van het voorstel inzake het prostitutiebeleid en het aanvullen van de Algemeen Plaatselijke Verordening, het prostitutiebeleid voor de gemeente vastgesteld. Besloten is seksinrichtingen geen bestemming binnen woongebieden te geven en het maximum aantal vergunningen te stellen op één. Een “nulbeleid” was gelet op het rijksbeleid niet toegestaan.

Conclusie

Voor het plangebied zal een verbod voor seksinrichtingen worden opgenomen. Hiermee past het bestemmingsplan binnen de kaders van het prostitutiebeleid.

3.4.16 RandstadRail en Metro Sneltrambaan

Voor het uitvoeren van werkzaamheden op, onder, naast, of boven de Randstadrail/ MetroSneltrambaan is instemming bij de RET vereist. De voorwaarden voor de instemming en de uitvoering zijn vastgelegd in de “Procedure en richtlijnen voor werkzaamheden in de directe omgeving van RandstadRail en MetroSneltrambaan” d.d. april 2010. Onder de directe invloedsfeer wordt verstaan het gebied binnen 11 meter vanuit het hart van het naastliggende spoor of uit spoorgerelateerde objecten, aan de binnenzijde van bogen 23 meter uit het hart van hat naastliggende spoor.

Conclusie

Ter borging van de belangen van RET is dit bestemmingsplan voorzien van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' waarbinnen de gronden uitsluitend mogen worden gebruikt ten dienste van spoorbanen voor het metro/sneltramverkeer. Voordat werkzaamheden in deze zone plaatsvinden winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de metrobeheerder.

3.5 Conclusie

Met voorliggende herziening van de vigerende bestemmingsplannen voor Middelwatering wordt voorzien in het opstellen van een overwegend consoliderend bestemmingsplan, welke de bestaande ruimtelijk-functionele kwaliteiten van het plangebied vastlegt en beschermt. Doelstelling is dan ook het behoud en waar mogelijk verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Belangrijk aspect hierbij is het beheer van de gebouwde omgeving en de openbare ruimte.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf. Onderstaande onderzoeken en conclusies hebben betrekking op het conserverende deel van het bestemmingsplan.

De ontwikkeling van het Capelse Blok en de bijbehorende onderzoeken zijn separaat onderzocht. Voor een rapportage van deze onderzoeken wordt verwezen naar Bijlage 3.

4.2 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard, er worden in het conserverende deel van het bestemmingsplan geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor zal de vaststelling van dit bestemmingsplan geen belangrijke negatieve milieueffecten tot gevolg hebben. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) beoogt de burger te beschermen tegen te hoge geluidbelastingen. Sinds 1 januari 2007 geldt de nieuwe Wet geluidhinder (Wgh). Ingevolge artikel 74 Wgh zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. De zonebreedte bij een binnenstedelijke weg bedraagt 200 meter gemeten vanuit het hart van de weg. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Dit wil zeggen dat de hoogst toelaatbare geluidbelasting op de gevel van een woning, vanwege de weg, ten hoogste 48 dB mag bedragen. De waarde wordt berekend op basis van Ldan (day, evening en night), ofwel op basis van de gemiddelde geluidsbelasting op een gevel gedurende 24 uur uitgedrukt in dB (= decibel). Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten binnen de geluidszone (artikel 77 Wgh). Dit heeft betrekking op nieuwe ontwikkelingen die binnen 10 jaar worden voorzien. Indien de gemeten waarden de grenswaarde van 48 dB overschrijden dient er een hogere grenswaarden aangevraagd te worden bij het college van burgemeester en wethouders. Een hogere waarde kan in binnenstedelijk gebied worden aangevraagd tot een hoogte van maximaal 63 dB. Indien deze waarde wordt overschreden kan een project slechts worden gerealiseerd door het toepassen van 'dove gevels'.

Onderzoek en conclusie

Binnen het conserverende deel van het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Aan de Algeracorridor en Ketensedijk wordt een extra opstel-/ uitvoegstrook gerealiseerd. Deze uitbreiding past binnen het vigerende bestemmingsplan. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai kan hierdoor achterwege blijven.

4.4 Spoorweglawaai

Toetsingskader en onderzoek

Langs (metro)spoorwegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder moet worden getoetst. De grenswaarden voor het railverkeer betreft 60 dB(A). Uit akoestische berekeningen is gebleken dat de geluidsnorm van 60 dB(A) niet wordt overschreden als gevolg van metroverkeer. In het Actieplan Omgevingslawaai 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders echter wel maatregelen geformuleerd om ook in de toekomst aan deze norm te blijven voldoen. Er worden geluidarme metrovoertuigen ingezet, de rails worden akoestisch geslepen en er gelden snelheidsbeperkingen. Het college van burgemeester en wethouders werkt in samenwerking met de RET en omwonenden van de metrobaan aan het terugdringen van het metrogeluid.

Conclusie

Binnen het conserverende deel van het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt binnen de zone van de metrobaan. Voor de bestaande woningen langs de metrobaan zijn bij de realisatie hogere grenswaarden verleend (65 dB(A)). Deze woningen zijn vervolgens opgenomen in het bestemmingsplan Middelwatering 2004. Aangezien er geen nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt kan akoestisch onderzoek naar (metro)spoorweglawaai in het kader van dit bestemmingsplan achterwege blijven.

4.5 Industrielawaai

Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Onderzoek

Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein IJsseldijk te Krimpen aan den IJssel (zie onderstaand figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0023.png"Figuur 4.1 gezoneerde industrieterrein IJsseldijk met geluidszone

Conclusie

Aangezien het conserverende deel van het bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk maakt waarvoor een hogere waarde moet worden aangevraagd, vormt deze zone geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.6 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het plangebied komt een aantal bedrijven voor. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van inrichtingen in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen belastende en gevoelige functies met betrekking tot milieu mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering'. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering' is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Voor een nadere toelichting op deze Staat wordt verwezen naar Bijlage 5.

Onderzoek

Algemene toelaatbaarheid

Binnen het plangebied zijn de bedrijven geconcentreerd op het bedrijventerrein Mient. In het overige deel van het gebied komen verspreid ook enkele bedrijven voor. Het beleid voor het plangebied is niet gericht op versterking van de bedrijfsfunctie. In beginsel wordt ervan uitgegaan bedrijven alleen toe te laten op plaatsen waar nu al bedrijven zijn gevestigd.

Bepalend voor de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten in het plangebied is de aanwezigheid van milieugevoelige bestemmingen in de omgeving (zoals woningen) en het karakter van het gebied. De verspreid aanwezige bedrijven liggen grotendeels in de directe omgeving van woningen. Op deze bedrijfspercelen worden dan ook activiteiten uit maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering' algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die gelet op hun aard en omvang direct naast woningen toelaatbaar worden geacht. Vanwege een grotere afstand tot woonbebouwing kunnen ter plaatse van het bedrijventerrein Mient bedrijven uit de categorie 3.1 algemeen worden toegelaten.

Afwijkingsbevoegdheid

De toelaatbaarheid zoals hierboven beschreven betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere milieucategorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering' geeft namelijk een grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Zo komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering' is verondersteld. Om bedrijfsactiviteiten toe te laten uit de milieucategorie die hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid, kunnen burgemeester en wethouders gebruikmaken van een afwijkingsmogelijkheid. Ingeval van afwijking dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de algemeen toelaatbare milieucategorieën.

Bedrijfsinventarisatie

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn door de milieudienst Rijnmond (DCMR) de aanwezige bedrijven geïnventariseerd. In Bijlage 4 zijn de bedrijven opgenomen die behoren tot een categorie die hoger is dan categorie 2 als verspreid liggend bedrijf of categorie 3.1 op bedrijventerrein Mient, en daardoor een specifieke aanduiding krijgen. Op basis van de specifieke aanduiding kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze aanduiding. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Het college van burgemeester en wethouders kan de specifieke aanduiding verwijderen na bedrijfsbeëindiging, waardoor de algemeen toelaatbare bedrijven nog zijn toegestaan.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling en op de verbeelding wordt opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van gevoelige functies en worden bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

4.7 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en het beheersgebied van Rijkswaterstaat. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer van regionale wateren. Rijkswaterstaat is:

  • water- en vaarwegbeheerder van de rivier de Hollandsche IJssel en het buitendijksegebied van de Hollandsche IJssel;
  • beheerder van de stormvloedkering/Algerakering. Binnen de kern- en beschermingszone van deze stormvloedkering geldt eveneens de vergunningplicht uit de Waterwet.

Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en Rijkswaterstaat over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij de Beleidslijn Grote Rivieren en het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Regionaal

  • Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet heeft acht oude waterwetten samengevoegd. Dus: één wet in plaats van allemaal afzonderlijke wetten. Geen afzonderlijke vergunningen meer op basis van verschillende wetten, maar nog slechts één watervergunning. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.

Beleidslijn Grote Rivieren (Bgr)

De Beleidslijn grote rivieren heeft als doelstelling:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden;
  • ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging van het rivierbed nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid van initiatiefnemers ten aanzien van ontstane schade door hoog water voor activiteiten in het rivierbed.

Deze beleidslijn maakt een onderscheid tussen twee afwegingsregimes die in kaartbeelden zijn aangegeven:

  • Het “stroomvoerend regime”. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar, op grond van rivierkundige overwegingen, in principe alleen specifiek omschreven "riviergebonden” activiteiten zijn toegestaan (“Ja, mits”);
  • Het “bergend regime”. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar - in principe – alle activiteiten kunnen worden toegestaan, mits deze voldoen aan de gestelde rivierkundige voorwaarden (“Ja, mits”).

Voor de Hollandsche IJssel ter hoogte van het plangebied is het bergend regime van toepassing. Rijkswaterstaat borgt daarmee dat de rivier en het buitendijkse gebied voldoende waterbergend vermogen heeft en blijft houden. Dit betekent tevens dat het gebied bij hoog water deels onder water kan lopen. Op grond van de Beleidslijn Grote Rivieren is het bebouwen van onbebouwde gronden mogelijk, als het verlies aan bergend vermogen van de rivier gecompenseerd kan worden. Het buitendijkse gebied wordt hierbij gelijkgesteld met het gebied dat als zodanig door het Hoogheemraadschap in de legger is aangewezen. Voor de betreffende gronden is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' opgenomen.

Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek

Een waterakkoord regelt de aan- en afvoer van water tussen verschillende waterbeheerders (tussen waterschappen onderling, maar ook tussen waterschappen en het Rijk). In zo'n akkoord zijn zowel afspraken voor de normale situatie als voor extreme omstandigheden vastgelegd. Ook de waterkwaliteit en procedurele afspraken (bijvoorbeeld over naleving, evaluatie of wijziging) komen in een waterakkoord aan de orde.

Binnen het plangebied geldt het Waterakkoord Hollandse IJssel en Lek (Rijkswaterstaat Zuid-Holland, d.d. 9 december 2005). Dit Waterakkoord regelt de aanvoer en afvoer van water uit de Hollandsche IJssel en Lek ten behoeve van de watervoorziening in Midden-Holland en de beheersgebieden van de Hoogheemraadschappen van Schieland en de Krimpenerwaard en De Stichtse Rijnlanden.

Beleid Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 'Goed voor elkaar' van het Hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 'Goed voor elkaar' is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak.

Het waterbeheerplan Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 'Goed voor elkaar' geeft aan dat er bij een verhardingstoename van meer dan 500 m² een watercompensatie binnen het peilgebied dient plaats te vinden. Van elke 100 m² dient er 22 m² compensatie plaats te vinden.

In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits en -kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Stedelijk waterplan Capelle aan den IJssel, Deelwaterplan Middelwatering en Oostgaarde

Het watersysteem in de gemeente Capelle aan den IJssel is in gemeenschappelijk beheer van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de gemeente. Elk hebben zij hun eigen taken. Om deze taken goed op elkaar af te stemmen en het watersysteem verder te optimaliseren is besloten om een gezamenlijk stedelijk waterplan op te stellen.

De overall doelstelling van het waterplan is om op lange termijn (2030) te komen tot een duurzaam, veilig, schoon en aantrekkelijk watersysteem. In het deelwaterplan Middelwatering en Oostgaarde is een doorvertaling gemaakt van de overall doelstelling naar lokale doelstellingen voor de planperiode 2015. Dit gebeurt op basis van gebiedskenmerken en lokale ambities, waarbij de methodiek van de zogenaamde ‘waterkwaliteitsbeelden’ wordt gehanteerd. Voor een nadere toelichting op de waterkwaliteitsbeelden wordt verwezen naar bladzijde 26 en bijlage X van het Deelwaterplan Middelwatering en Oostgaarde. Hierbij wordt een totaalplaatje gemaakt van de factoren die de kwaliteit van het watersysteem beïnvloeden (onder andere nutriëntenbelasting en oeverbegroeiing). Op basis hiervan kan een beeld worden geschetst van de huidige kwaliteit en de haalbare kwaliteit, welke op basis van de gebiedseigenschappen in de toekomst bereikt kan worden met behulp van maatregelen. De lokale doelstellingen zijn vervolgens in dit deelwaterplan uitgewerkt tot een concreet maatregelenpakket op watergangniveau. In paragraaf 3.4.13 is nader op het Stedelijk waterplan ingegaan.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit de wijk Middelwatering te Capelle aan den IJssel. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in het zuidoosten van het plangebied uit zeekleigrond en in het noordwesten uit veengrond. Er is sprake van grondwater trap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 meter beneden maaiveld is gelegen en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 meter en 0,8 meter beneden maaiveld. De maaiveldhoogte in het plangebied varieert tussen NAP +3 tot 4 meter langs de Hollandsche IJssel en NAP -1,83 meter in de rest van de wijk.

Het plangebied is gelegen in Polder Capelle aan den IJssel en is onderverdeeld in drie bemalingsgebieden. Het gaat hierbij om de bemalingsgebieden GPG-816 met een peil dat varieert tussen NAP -2,38 en -2,48 meter, GPG-753 (Slotvijver) met een vast peil van NAP -1,08 meter en GPG-813 (Torenhof) met een vast peil van NAP -1,65 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0024.png"

Figuur 4.2 Bemalingsgebieden Middelwatering. groen = GPG-816, rood gearceerd is GPG-753 en geel is GPG-813.

Waterkwantiteit

In het plangebied is het water onderverdeeld in hoofdwatergangen (met een onderhoudsstrook van 5 meter) en overig water. Er is een vigerende legger aanwezig, waarin de grootte, diepte en afmetingen van alle hoofdwatergangen is vastgelegd. Het plangebied in het zuiden aan de Hollandsche IJssel, in het beheer van Rijkswaterstaat. De Hollandsche IJssel behoort tot het Kaderrichtlijn Water (KRW)-lichaam. De Europese KRW-richtlijn moet ervoor zorgen dat het oppervlakte- en grondwater vanaf 2015 van een goede kwaliteit is en dat ecologische doelen behaald worden.

Veiligheid en waterkeringen

In het zuidelijke deel van het plangebied is langs de Hollandsche IJssel een primaire waterkering gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de kern-/beschermingszone van deze kering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Delen van het plangebied zijn aangesloten op een verbeterd gescheiden rioolstelsel (afvalwater en regenwater worden in gescheiden buizen afgevoerd).

Toekomstige situatie

Het voorontwerpbestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het voorontwerpbestemmingsplan. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn opgenomen. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van bijbehorende bouwwerken (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, bijvoorbeeld als onderdeel van de Gebiedsvisie, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkelingen diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen. De onderhoudszones rond de hoofdwatergangen zijn voorzien van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'.

Conclusie

De vaststelling van het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.8 Bodemkwaliteit

Beleid en Normstelling

Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik of geschikt gemaakt kan worden.

Onderzoek en conclusie

Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied meerdere historische activiteit bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. Het bestemmingsplan is echter overwegend consoliderend van aard. Er vindt geen feitelijke functieverandering plaats waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit.

4.9 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³    
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³   vanaf 1 januari 2015  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen en kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

Het conserverende deel van het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool NSL 2013 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N210, Da Costasingel, Dorpsstraat en de Couwenhoekseweg (als maatgevende doorgaande wegen in en langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.10 Kabels en leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • hoogspanningsverbindingen.

Onderzoek en conclusie

In het oosten van het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsverbinding gelegen, daarnaast is een rioolpersleiding aanwezig. Rondom deze leidingen is een zakelijke rechtsstrook gelegen van 5 meter aan beide zijden waarbinnen beperkingen gelden voor bouwen en aanleggen. Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen deze zones. De aanwezigheid van de leidingen vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Verder zijn er geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden in het plangebied aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de vaststelling van het plan niet in de weg staat.

4.11 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het groepsrisico is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het groepsrisico toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het persoonsgebonden risico rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar (De norm van 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen binnen de 10-6 begrenzing/plek één op de miljoen bedraagt, 10-5= kans van 1:100.000). Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het groepsrisico; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het persoonsgebonden risico en het groepsrisico gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Binnen het plangebied zijn twee inrichting gelegen die relevant zijn voor externe veiligheid. Het gaat hierbij om het LPG-tankstation IJsselland B.V. gelegen aan de Abram van Rijkckevorselweg 1-2 (doorzet tot 1.000 m3). Er zijn verschillende PR 10-6 risicocontouren aanwezig. Het gaat hierbij om een contour van 15 meter rond de afleverinstallatie, van 25 meter om het ondergronds reservoir en van 45 meter rond het vulpunt. Binnen de contouren zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen en deze worden hier ook niet mogelijk gemaakt. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 150 meter. Delen van het plangebied zijn binnen het invloedsgebied gelegen. Het groepsrisico is in de huidige situatie kleiner dan de oriënterende waarde.

Daarnaast gaat het om het gasdrukregel- en meetstation aan de Lijstersingel 2. Dit is geen BEVI-inrichting. De PR 10-6 risicocontour is 15 meter. Binnen deze zone zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Deze worden hier ook niet mogelijk gemaakt.

Net buiten het plangebied bevindt zich het LPG-tankstation Avia aan de Couwenhoekseweg 6 (doorzet tot 1.000 m3). De aanwezige PR 10-6 risicocontouren vallen gedeeltelijk over het plangebied. Binnen deze contouren zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen en deze worden hier ook niet mogelijk gemaakt. Ook het invloedsgebied van het groepsrisico reikt tot over het plangebied. In de huidige situatie is sprake van een overschrijding van de oriënterende waarde. Het groepsrisico wordt verantwoord naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg met de VeiligheidsRegio Rijnmond (VRR).

Het plangebied wordt daarnaast in het westen en het zuiden begrensd door een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Dit zijn de N210, N219 en de Hollandsche IJssel. Volgens tellingen worden over de weg N210 in het westen van het plangebied de volgende stoffen vervoerd:

Transport gevaarlijke stoffen N210  
Stofcategorie   Aantallen transport  
LF1   Brandbare vloeistof   562  
LF2   Brandbare vloeistof   580  
GF 3   Brandbaar gas   132  

De route heeft ter plaatse geen PR 10-6 risicocontour. Het invloedsgebied bedraagt 355 meter, vanwege het transport van brandbaar gas (GF3). Het groepsrisico is kleiner dan de oriëntatiewaarde.

De Hollandsche IJssel, gelegen aan de zuidzijde van het plangebied, is in het definitief ontwerp basisnet Water ingedeeld als groene vaarweg. Dit is een vaarweg waar weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen over plaatsvindt. Dit betekent dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour en plasbrandaandachtsgebied. Het groepsrisico hoeft ook niet berekend te worden.

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard en is daardoor niet van invloed op het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico. De aanwezigheid van de risicobronnen levert dan ook geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Omdat het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de twee aanwezige tankstations is wel een verantwoording van het groepsrisico nodig.

Verantwoording groepsrisico

Hierboven is reeds vermeld dat delen van het plangebied binnen de invloedsgebieden van risicovolle inrichtingen en transportroutes is gelegen. Daarom is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Die advies is opgenomen in Bijlage 2.

Scenario's

Zoals hierboven is aangeven, zijn er verschillende risicobronnen in (de omgeving van) het plangebied aanwezig. Het worst case scenario voor de aanwezige risicobronnen is het BLEVE scenario. Door verhitting van een tankwagen met LPG/propaan kan de tankwand bezwijken onder de toegenomen druk. Het gevolg is een explosie in de vorm van een vuurbal met grote hittestraling. In de omgeving van het incident zullen mensen overlijden en tot op grote afstand raken mensen gewond en breken secundaire branden uit.

Het meest geloofwaardig scenario is het plasbrandscenario. Door bezwijken van de tankwand van een tankwagen met brandbare vloeistoffen en ontsteking van de inhoud ervan, ontstaat een branddende vloeistofplas. Door hittestraling overlijden mensen dichtbij en kunnen secondaire branden uitbreken.

Zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Per scenario verschillen de mogelijkheden hiertoe.

BLEVE scenario

Voor het beschouwde scenario als gevolg van een BLEVE- incident met een tankwagen met vloeibaar gas geldt dat een potentieel incident zich opbouwt in de tijd en zich voor aanwezigen onverwacht kan voltrekken. De effectafstanden zijn groot. De BLEVE kan binnen 20 tot 30 minuten plaatsvinden. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn aanwezig, mits tijdig aangevangen wordt met ontruiming en er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht.

Plasbrandscenario

Voor het beschouwde scenario als gevolg van een plasbrand geldt dat de brand zich snel kan ontwikkelen. Dit effect is zichtbaar voor de aanwezigen. Ontvluchten is mogelijk, mits er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht.

 

Maatregelen

Er zijn verschillende maatregelen mogelijk ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen:

  • Eventuele (her)ontwikkelingen binnen de 15 kW/m2 contour van de N210 en N219 (30 meter vanuit de rechterrijbaan) zodanig construeren dat deze beschermd zijn tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand. Hierbij kan voor de gevels en daken gericht naar de N210/N219 gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels, daken en/of glasoppervlakken die gericht zijn naar de N210/N219 behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux > 15 kW/m. Bij de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient bij de brand preventieve toets rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand op de gevel/dak.
  • Eventuele (her)ontwikkelingen binnen de 15kW/m2 contour van de N210 en N219 (30 meter vanuit de rechterrijbaan) zodanig realiseren dat aanwezige personen veilig van een mogelijk incident op de N210/N219 kunnen vluchten. Hierdoor wordt de zelfredzaamheid van aanwezigen verbeterd en het aantal slachtoffers beperkt. Omdat verschillende risicobronnen in het gebied aanwezig zijn, adviseert de Veiligheidsregio minimaal één (nood)uitgang van het gebouw van de N210/N219 af te realiseren. Daarbij is het van belang dat alle (nood)uitgang(en) in voldoende mate aansluiten op de bestaande infrastructuur in de buitenruimte van het plangebied.
  • Zorgdragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Omdat het bestemmingsplan overwegend consoliderend van aard is en daardoor niet van invloed is op het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico. Daarnaast zijn er verschillende maatregelen mogelijk om de zelfredzaamheid in het plangebied te vergroten. Hierdoor wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht. Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

4.12 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de vaststelling van het plan niet in de weg staan.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit de woonwijk 'Middelwatering'. Dit is een woonwijk met een grote diversiteit aan voorzieningen. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Hollandsche IJssel. In de woonwijk zijn groenwaarden aanwezig in de vorm van parkjes en groene bermen.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Er worden in het conserverende deel van het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling van het bestemmingsplan geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van bijbehorende bouwwerken (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.

Normstelling

Provinciale Verordening

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur, alsmede de bescherming van belangrijke weidevogelgebieden, is geregeld via de Provinciale Verordening Ruimte. Wanneer er ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden plaatsvinden die onderdeel zijn van de Ecologische Hoofdstructuur of in belangrijke weidevogelgebieden, geldt het nee, tenzij-principe. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet compensatie plaatsvinden, wanneer er effecten optreden.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Op basis van de Ffw zijn drie beschermingscategorieen (tabel 1, tabel 2 en tabel 3 soorten) onderscheiden. Tabel 1 soorten zijn de meest algemene soorten waarvoor een vrijstellingsregeling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor tabel 2 soorten (schaars voorkomende soorten) geldt een vrijstelling indien wordt gewerkt volgens een gedragscode die door het ministerie van Economische Zaken is goedgekeurd. In bepaalde gevallen kan een ontheffing noodzakelijk zijn. Tabel 3 soorten zijn strikt beschermde soorten. Hier geldt een beperkte vrijstelling met gedragscode of ontheffing.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van Economische Zaken (voormalig Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van Economische Zaken (voormalig Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van Economische Zaken). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur met uitzondering van de Hollandsche IJssel. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Natura 2000-gebied Boezems Kinderdijk en is circa 5 kilometer ten zuidoosten van het plangebied gelegen. Belangrijk weidevogelgebied ligt ten noordoosten van het plangebied op circa 2,1 kilometer afstand. Voor deze natuurgebieden geldt dat deze niet worden beïnvloed door het overwegend consoliderende bestemmingsplan. In het conserverende deel van het bestemmingsplan worden geen grootschalige functiewijzigingen voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0025.png"

Figuur 4.3: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de vaststelling van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl).

Vaatplanten

De parken en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig.

Vogels

In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. De Hollandsche IJssel herbergt vooral in de winter relatief grote aantallen meeuwen, eenden en futen.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuizen huisspitsmuis. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Ze wonen in de spouwmuur, achter de betimmering, onder daklijsten en dakpannen en/of in spleten en gaten in bomen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen. De Hollandsche IJssel kan tevens fungeren als migratieroute voor vleermuizen.

 

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen.

Vissen

De waterpartijen bieden mogelijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Mogelijk kan in de waterpartijen ook de bittervoorn aanwezig zijn. in de Hollandsche IJssel zijn veel meer vissen aanwezig met mogelijk ook beschermde soorten; deze rivier is een van de zeer weinige overgebleven getijdenrivieren met een open verbinding naar de zee. De Hollandsche IJssel is daarom van grote betekenis voor de migratie van vissen van en naar zee.

Overige soorten

Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten in het plangebied. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.2: Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief)

  Nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen  
Vrijstellings regeling Flora- en faunawet   tabel 1     brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem

mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis,

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de bastaardkikker  
nee  
Ontheffings regeling Flora- en faunawet   tabel 2     kleine modderkruiper   Ja  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB*   bittervoorn   Ja  
    bijlage IV HR**   alle vleermuizen
 
Ja  
  vogels   cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus   Ja  

* Algemene Maatregel van Bestuur

** Habitatrichtlijn

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Er worden in het conserverende deel van het bestemmingsplan geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Flora- en faunawet staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening mee moet worden gehouden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Voorafgaand aan een ontwikkeling dient nagegaan te worden of sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten. In dat geval is nader veldonderzoek noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het onderzoekseizoen, dat over het algemeen tussen maart en oktober ligt. Afhankelijk van de uitkomsten van het veldonderzoek dienen zo nodig mitigerende en compenserende maatregelen getroffen te worden

Conclusie

De voorgenomen vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Met inachtneming van bovengenoemde voorwaarden zijn er ook geen negatieve effecten op beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

4.13 Archeologie

Regelgeving en beleid

Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, het Structuurschema Groene Ruimte 2, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap.

Gemeentelijk beleid

De gemeenteraad van Capelle aan den IJssel heeft op 20 september 2010 een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waardenkaart Capelle aan den IJssel (AWK) en de Nota Archeologie. In de nota is onder andere de voorwaarde opgenomen, dat bestemmingsplannen voorzien moeten zijn van een archeologieparagraaf, planregels en een archeologische verbeelding.

Het archeologisch beleid van de gemeente waarborgt een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het gemeentelijk beleid sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en dat sinds 1 september 2007 van kracht is via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Doel van het archeologisch beleid is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Bewoningsgeschiedenis

De bewoningsgeschiedenis van Capelle aan den IJssel hangt nauw samen met de landschapsontwikkeling van het kust- en rivierengebied. Aan het einde van de laatste ijstijd (rond 12.000 jaar voor Christus) ontstonden langs de toenmalige rivieren reeksen van zandlichamen. Het zijn rivierduinen ('donken') waarvan het zand afkomstig was van de drooggevallen en later uitgewaaide rivierbeddingen. Mogelijk zijn er rivierduinafzettingen aanwezig in de ondergrond, ter hoogte van het kasteelterrein onder de rivierdijk. Ongeveer 10.000 jaar geleden, aan het begin van het Holoceen, steeg de zeespiegel als gevolg van een klimaatverbetering. Hierdoor ontstonden er ook bewoonbare plekken langs rivieren en geulen. Naar verwachting zijn er in de ondergrond dergelijke stroomgordelafzettingen uit de periodes rond 4500 en 2500 voor Christus aanwezig. Zowel rivierduinafzettingen als prehistorische rivieroevers zijn in de nabije omgeving van Capelle aan den IJssel (Alblasserwaard, IJsselmonde en Rotterdam) volop benut door de mens om de rijke en gevarieerde omgeving te exploiteren. Het gaat om jagers, verzamelaars en vissers uit de Midden-Steentijd, gevolgd door de eerste, beginnende boerengemeenschappen vanaf 5000 voor Christus uit de Nieuwe Steentijd.

In het derde millennium voor Christus ontstond een meer gesloten kust met strandwallen. Het landschap erachter verzoette, er ontstonden moerassen waarin veen werd gevormd. De beginnende veenvorming zette zich ook in de Bronstijd onverminderd voort. Het gebied van Capelle aan den IJssel wordt nagenoeg één groot moeras, waardoor de bewoningsmogelijkheden voor de mens zeer beperkt werden.

De eerste, daadwerkelijk in Capelle aan den IJssel aangetroffen archeologische resten dateren uit de Late Bronstijd/Vroege IJzertijd. Het gaat om enkele vondsten van aardewerken potten en een greppel, die bij opgravingen zijn aangetroffen in de directe omgeving van het kasteelterrein 't Slot'.

Uit hetzelfde gebied zijn vondsten bekend uit de Late IJzertijd en de Romeinse tijd. Direct ten westen van het kasteelterrein werd bij opgravingen een dam die ingegraven was in een kreekbedding aangetroffen. In de dam waren drie houten duikers aangelegd. Dam met duikers dateren uit de Romeinse tijd. Bij de opgravingen in deze zone werden verder nog verschillende geulen en geulfasen gekarteerd, met daarin spoelhout, grind en fragmenten aardewerk uit de IJzertijd en Romeinse tijd. Alle bewoningssporen zijn gekoppeld aan geul- en oeversituaties. Waarschijnlijk gaat het om een veenwatertje via welke het hooggelegen veengebied afwaterde naar de Nieuwe Maas. Nabij de monding zal in de Romeinse tijd langs de oevers al klei zijn afgezet, afkomstig van de zich ontwikkelende Hollandsche IJssel. In de loop van de 3e eeuw na Christus stopte de bewoning: het gebied wordt verlaten. De politieke situatie kan hierbij een rol hebben gespeeld, maar evenzeer kan vernatting van het landschap een rol hebben gespeeld.

Het gebied wordt ontgonnen vanaf de 10e-12e eeuw, Het gaat om een strookvormige verkaveling met boerderijen gegroepeerd in bewoningslinten; in dit geval lag het bewoningslint vermoedelijk ter plaatse van 's-Gravenweg, even ten noorden van het plangebied. Uit deze periode zijn uit Capelle slechts enkele, verspreide vondsten bekend, daterend uit de 11e-12e eeuw. Ontginningsnederzettingen uit de 10e-12e eeuw, zoals aangetroffen in Gouda, Rotterdam en Spijkenisse, ontbreken (nog) in Capelle aan den IJssel.

Als gevolg van overstromingen in de 12e eeuw gingen grote delen van de ontginningen ten onder. Ze werden afgedekt met een kleilaag. In Capelle aan den IJssel reikte deze kleilaag vanaf de rivier tot enkele kilometers noordwaarts. Al spoedig was men volop bezig om het verloren gegane gebied opnieuw in cultuur te brengen, onder meer door de aanleg van dijken langs de rivier. De dijk en de directe omgeving ervan werd ook vestigingsplaats voor nieuwe nederzettingen, zoals Capelle. Rond 1280 is hier sprake van een parochiekerk; het is de eerste schriftelijke vermelding van Capelle. De kerk gaat mogelijk terug op een kleine, houten ontginningskapel, die al voor 1122 'onder aen die yseldyck' moet zijn gesticht door de Utrechtse geestelijkheid van de Sint-Salvator of Oudmunsterkerk. Capelle dankt naar alle waarschijnlijkheid zijn naam aan deze eerste kapel. Omstreeks 1275 bouwde Dirk Traveys van Moordrecht, op de plaats van het huidige kasteeleiland, het eerste stenen huis van Capelle. Het gaat in eerste instantie om een eenvoudig huis van 4 bij 8 meter met twee woonlagen en een met leien gedekt zadeldak. Traveys bouwde dit huis vermoedelijk naast een houten boerderij. Rond 1285 werd het stenen huis uitgebreid met een donjon (versterkte woontoren) van 10 bij 15 meter. Het geheel kwam op een omgracht eiland te liggen. In de loop der tijd is het complex diverse malen verbouwd. In 1612 werd een compleet nieuw slot gebouwd. Ook schijnt toen de tweede, buitenste gracht te zijn gerealiseerd. In 1798 werd het complex gesloopt en ontstond het eiland met dubbele omgrachting. Ten noorden van dit kasteelterrein lag in de Middeleeuwen een omgrachte boerderij (moated site). Ten westen van het kasteelterrein zijn onder meer resten aangetroffen van nog een boerderij.

De archeologische gegevens vanaf de 14e eeuw en later zijn echter in het algemeen vrij schaars. Ze worden aangevuld door en maken plaats voor de historische informatie, die laat zien dat Capelle aan den IJssel vooral leefde van landbouw en visserij. In de 18e-19e eeuw werd in het gebied ten noordwesten van de tegenwoordige Ringvaart turf gegraven als brandstof. Het veengebied verdween voor een groot deel en er ontstonden plassen. Vanaf de 17e eeuw vindt bedijking van de polders plaats en wordt hard gewerkt aan het droogleggen van de veenplassen, ontstaan als gevolg van het turfsteken in het gebied. Het plangebied bestrijkt de voormalige Middelmolenspolder. De Middelmolenspolder had twee molens die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het drooghouden van de noordelijke polders.

Al vroeg was er op het Capelse grondgebied ook sprake van industriële bedrijvigheid: touwslagerij, kleiwinning in de uiterwaarden voor de baksteenproductie, houtvlotters, scheepsbouw, glasblazerij et cetera. In het plangebied bevond zich in ieder geval steenbakkerij De Oude Plaats, ter hoogte van het huidige Plantsoen. De resten van de steenovens zijn nog zichtbaar op foto's daterend uit het begin van de 20e eeuw en houden zich naar verwachting nog steeds in de bodem schuil. Aan de dijk, in het verlengde van de 'Hooge Boezem', stond verder korenmolen 'De Hoop'. Op een ets van Rademaker uit 1632 is al een molen op deze plaats weergegeven. De molen werd in 1918 gesloopt. Het is nog onduidelijk of (resten van) de fundering van de molen zich nog in het dijklichaam bevinden.

Van een dijkdorp met de buurtschappen Keten en Oude Plaat en een bewoningslint langs 's-Gravenweg groeide Capelle aan den IJssel ten slotte uit tot een moderne stad. Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw werden wijk na wijk gebouwd. De wijk Middelwatering werd aangelegd in de jaren zestig, en vormde zo de aanleiding tot de bovengenoemde opgravingen om en nabij het kasteelterrein.

Archeologische verwachting

In het gehele plangebied kunnen bewoningssporen uit de prehistorie, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd voorkomen. Het plangebied Capelle Middelwatering grenst aan de zuidkant aan de rivierdijk en omvat ook een deel van de uiterwaarden van de Hollandsche IJssel. Vooral op en aan de rivierdijk kunnen bewoningssporen aanwezig zijn vanaf ongeveer de 13e eeuw. Op de AWK van de gemeente Capelle aan den IJssel is aan de dijk, met een strook ter weerszijden ervan, een zeer hoge archeologische verwachting toegekend. De zeer hoge archeologische verwachting betreft, behalve de dijk, de dorpskern van Capelle en het buurtschap Oude Plaats, de laatste twee in de omvang van 1850. Daarnaast hebben kasteelterrein het Slot en de Romeinse vindplaats daar direct ten westen van een speciale status; deze terreinen zijn opgenomen op zowel op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland (CHS) als op de AWK van Capelle aan den IJssel (monumentnummers 10508 en 16204, respectievelijk terreinen met een zeer hoge en een hoge archeologische waarde). De terreinen hebben geen van beide de status van beschermd rijksmonument, maar conform zowel de provinciale richtlijnen ten aanzien van archeologie in ruimtelijke planvorming, als de gemeentelijke regels omtrent het archeologiebeleid, zoals verwoord op de AWK Capelle aan den IJssel, staan behoud en bescherming van de archeologische waarden van deze bijzondere plekken voorop. De rest van zowel het binnendijks, als het buitendijks gelegen gebied kent een redelijk tot hoge archeologische verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0026.png"

Figuur 4.4 Archeologische waardenkaart

Conclusie

Op basis van de archeologische waardenkaart geldt voor het hele plangebied een omgevingsvergunningplicht voor bouw- en graafwerkzaamheden. Afhankelijk van de toegekende verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht vanaf een bepaalde diepte onder het maaiveld of oppervlakte. Deze omgevingsvergunningplicht is opgenomen in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 tot en met 5'.

Waarde - Archeologie - 1

Voor de terreinen met vindplaatsen die zijn opgenomen in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland (Waarde - Archeologie - 1), geldt in principe behoud in situ. Voor deze terreinen geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) die dieper reiken dan 0,3 m beneden maaiveld, ongeacht het terreinoppervlak van de verstoring.

Waarde - Archeologie - 2

Voor de dorpskernen in de omvang van 1850, alsmede voor de strook grond ter weerszijden van de rivierdijk met mogelijke bewoningssporen vanaf de 13e eeuw (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie - 3

Voor het binnendijks gelegen gebied (Waarde - Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie - 4

Voor het buitendijks gelegen gebied (Waarde - Archeologie - 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0 meter NAP en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan.

Waarde - Archeologie - 5

Voor het watergedeelte van het plangebied (Waarde - Archeologie - 5) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.

4.14 Cultuurhistorie

Beleidskader

In 2009 is door het rijk een nieuwe visie op de monumentenzorg geformuleerd genaamd Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Eén van de pijlers in deze visie is het belang laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hierbij zal een verschuiving plaatsvinden van objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte aanpak. In het verlengde van deze pijler is een ander doel in de visie geformuleerd, namelijk het opstellen van een visie op erfgoed. De visie, Visie Erfgoed en Ruimte (VER) 'Kiezen voor Karakter', is gericht op het verbinden van de zorg voor het cultureel erfgoed met andere ruimtelijke ontwikkelingsopgaven op het gebied van onder meer economie, veiligheid en duurzaamheid. De visie zet overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijk ontwerpers er toe aan om de waarde van het cultureel erfgoed in te zetten bij de ontwikkeling van gebieden. De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is aanvullend aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarde van nationaal belang planologisch borgt.

De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is de vervanging voor de in 2009 verlopen 'Nota Belverdere', waarin een visie is gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan.

Daarnaast is met ingang van 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. Hierin is opgenomen dat in het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.

Gemeentelijke beleidsnota cultureel erfgoed 'Bakens in de tijd' (vastgesteld door de gemeenteraad op 6 februari 2012)

De gemeentelijke beleidsnota cultureel erfgoed fungeert als kadernota voor de gebieden waarin cultureel erfgoed volgens de gangbare indeling te onderscheiden is. Cultuurhistorie in brede zin is de samenbundeling van:

  • bouwkunst en stedenbouwkundige structuren;
  • archeologie;
  • landschappelijke structuren en elementen.

Op de eerste twee deelterreinen is de gemeente al actief.

  • In 2003 is het gemeentelijk monumentenbeleid van start gegaan. In 2004 / 2005 zijn gemeentelijke monumenten en dorpsgezichten aangewezen en in 2009 is de lijst van monumenten en dorpsgezichten aangevuld. Ter bescherming van de beschermde dorpsgezichten (als beschreven in paragraaf 2.7) is een dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' opgenomen. Voor de aangewezen objecten en gebieden geldt een vergunningstelsel. Ook voor rijksmonumenten is de gemeente de vergunningverlenende instantie. Een monumentencommissie adviseert over het monumentenbeleid in het algemeen en over aanwijzingen en vergunningaanvragen in het bijzonder.
  • Sinds 2007 voert de gemeente archeologiebeleid. Dit beleid is in 2010 vastgelegd en gecompleteerd in de Nota archeologie 2010 – 2014. Het archeologiebeleid is opgenomen in paragraaf 4.13.

Van de landschappelijke structuren en elementen is aangegeven welke cultuurhistorisch waardevol zijn. Voor de wijk Middelwatering betreft dit, de volgende objecten en structuren:

  • De Hollandsche IJssel (hoge cultuurhistorische waarde= hcw Ca 1);
  • Dijk 'Schielandse hoge zeedijk'(hcw Ca 2);
  • Natte palen opslag 'De Bonk' (cultuurhistorisch waardevol Ca 6);
  • Industrie 'Oude Touwbaan' (zeer hcw Ca 8 );
  • 't Slot (archeologische vindplaats) en Het Slotpark (zeer hcw Ca 9 en 10);
  • Dijkstoep 'Raadhuisstraat' (hcw Ca 11);
  • Molenvliet 'Water de Mient' (redelijk hcw Ca 12);
  • Gevelsteen 'Volksbelang' (zeer hcw Ca 13);
  • Dijkstoep 'Kerklaan' (hcw Ca 14);
  • Veerstoep 'Het kleine veer' (hcw Ca 16);
  • Wetering 'Middelwetering polder Middelmolens' (redelijk hcw Ca 21);
  • Hectometerpaal (redelijk hcw Ca 36);
  • Vloedplanksponning 'Dorpsstraat 140 tot en met 168' (zeer hoge chw Ca 49).

De objecten (elementen en structuren) met een (zeer) hoge cultuurhistorische waarde zijn middels een dubbelbestemming of specifieke aanduiding 'cultuurhistorische waarden' beschermd in het bestemmingsplan Middelwatering. Op figuur 4.5 en figuur 4.6 zijn de objecten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0027.png"

Figuur 4.5 objecten met cultuurhistorische waarde

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0028.png"

Figuur 4.6 objecten met cultuurhistorische waarde

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)

De provincie Zuid-Holland voert cultuurhistorisch beleid op hoofdlijnen, met een sterke ruimtelijke component. De bescherming van individuele objecten is sinds enige tijd beperkt tot twee speerpunten: landgoederen en molens. Het cultureel erfgoed van Zuid-Holland wordt weergegeven op een cultuurhistorische waardenkaart, die kenmerken en waarden met betrekking tot archeologie, landschap en nederzettingen bevat. De gegevens over Capelle aan den IJssel betreffen in hoofdzaak archeologie.

De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld. De provincie betrekt hierdoor de cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen en richt zich hierbij vooral op het beschermen en versterken van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd op de kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland vormt de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten en erfgoedaspecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0029.png"

Figuur 4.7. Cultuurhistorische waarden. Plangebied blauw omkaderd. (bron: CHS provincie Zuid-Holland)

Onderzoek en conclusie

Op basis van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart (figuur 4.7) is te zien dat de Hollandsche IJssel is aangewezen als landschappelijk vlak met een hoge landschappelijke waarde. Daarnaast is het oude dijklint aangewezen als landschappelijke lijn met een redelijk hoge tot hoge waarde. Aangezien voorliggend bestemmingsplan voorziet in een overwegend consoliderende bestemmingsregeling staat het aspect cultuurhistorie de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.

5.1 Verantwoording planvorm

Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Het plan heeft de vorm van een gedetailleerd eindplan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zoals in de inleiding is gesteld, is het bestemmingsplan overwegend consoliderend van aard, waarbij een gedetailleerde wijze van bestemmen is toegepast. Het plan vervult een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling. In het bestemmingsplan is echter de nodige flexibiliteit ingebracht door middel van de opname van (algemene) afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Deze opzet biedt flexibiliteit en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de bewoners en gebruikers van de aangrenzende gebieden. De omvang van de diverse functies is verankerd in de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding en regels. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruik gemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2 Uitgangspunten bestemmingsregeling

Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk gericht op het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen. Actueel nationaal, provinciaal en regionaal beleid is vertaald naar de planregels behorende bij dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is allereerst overwegend gericht op consolidering van de huidige functionele en ruimtelijke situatie binnen het plangebied. Daarnaast biedt het plan flexibiliteit om te kunnen inspelen op actuele- en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.

5.3 Opbouw regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

5.4 De bestemmingen en gebiedsaanduidingen

In dit bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de inhoud van de verschillende bestemmingen. In de regels zijn de exacte gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden gereguleerd. Daar waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;

Daar waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:

    • 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering';
    • 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie';
    • 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht';
    • 4. in de vierde plaats de regels voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 1 t/m 5';
    • 5. in de vijfde plaats de regels voor de bestemming 'Leiding - Leidingstrook'.

Artikel 3 Bedrijf

De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven uit categorie 1 en 2 van de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering' opgenomen bedrijven toegestaan. Daarnaast zijn de bestaande bedrijfsactiviteiten uit een hogere milieucategorie toegestaan. De aanwezige bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn op de verbeelding voorzien van een specifieke aanduiding. Bij bedrijfsbeëindiging is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de aanduiding te verwijderen zodat alleen de bij recht toelaatbare milieucategorie is toegestaan.

Door middel van een binnenplanse afwijking kan het college van burgemeester en wethouders middels een omgevingsvergunning bedrijven uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering' toestaan als deze qua werkzaamheden gelijk te stellen zijn aan categorie 2. Ook bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering' kunnen mogelijk worden gemaakt door middel van een binnenplanse afwijking. De aard van het bedrijf en de invloed van het bedrijf op de omgeving moet gelijk gesteld kunnen worden met een bedrijf uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering', zoals opgenomen als Bijlage 1 bij de regels. Daarnaast moet er voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn conform de parkeernormen uit de Parkeernota welke zijn opgenomen als Bijlage 2 bij de regels.

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' zijn uitsluitend voorzieningen van openbaar nut toegestaan. Voor de leesbaarheid van het plan is de bouwhoogte van de gebouwen, alsmede het bebouwingspercentage binnen de bedrijfsbestemming aangegeven op de verbeelding.

De bestaande kringloopwinkel is specifiek aangeduid omdat hier geen andere detailhandel wenselijk is. Detailhandel is geconcentreerd in de bestaande centra. Detailhandel die nu daar buiten gevestigd is heeft een maatbestemming en daarvoor geldt een uitsterf beleid.

Artikel 4 Centrum

Voor de winkelcentra De Koperwiek en het Slotplein is de bestemming 'Centrum' opgenomen. Binnen deze bestemming hebben de verschillende functies uit het winkelcentrum een plaats gekregen. In hoofdzaak betreffen dit detailhandels- en dienstverlenende bedrijven, horeca, woningen en maatschappelijke voorzieningen. Middels de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is aangegeven op welke locaties detailhandel niet is toegestaan. Deze aanduiding is afkomstig van het bestemmingsplan Middelwatering 2004 en is vanwege het consoliderende karakter van het bestemmingsplan Middelwatering voor twee locaties aan het Stadsplein overgenomen. Daarnaast wordt middels een aanduiding 'evenemententerrein' de locatie aangewezen waar markten en andere evenementen worden gehouden.

De Nota van Uitgangspunten stelt dat de toegestane horeca op het Slotplein moet worden beperkt en een maximum aantal vierkante meters (1.000 m2) aan horeca wordt opgenomen in dit bestemmingsplan. Hierbij wordt rekening gehouden met een geringe uitbreiding, zodat horeca bedrijven kunnen voldoen aan nieuwe wetgeving. De huidige horeca is daarbij uitgangspunt bij de bepaling van het aantal vierkante meters. Het Slotplein heeft momenteel geen leegstand. Om leegstand te voorkomen en een levendig centra te behouden is uitwisseling tussen horeca en detailhandel toegestaan.

Binnen de bestemming 'Centrum' is eveneens opgenomen dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn conform de parkeernormen uit de Parkeernota welke zijn opgenomen als bijlage bij de regels.

Artikel 5 Gemengd

Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn wonen, kantoren en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Voor binnen deze bestemming voorkomende woningen is voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten dezelfde regeling opgenomen als bij de bestemming 'Wonen'.

Ook is het mogelijk om door middel van een binnenplanse afwijking, als voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden een Bed and Breakfast mogelijk te maken binnen de bestemming 'Gemengd'. Voorwaarden zijn onder andere dat de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft, de capaciteit van de Bed and Breakfast niet meer mag bedragen dan acht personen, het geen belemmeringen oplevert voor de omliggende functies en maximaal 30% van het vloeroppervlak gebruikt mag worden ten behoeve van Bed and Breakfast tot een maximum van 80 m2.

Artikel 6 Groen

De groenvoorzieningen van enig formaat met een beeldbepalend karakter zijn in deze bestemming ondergebracht. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan, zoals bijvoorbeeld speelvoorzieningen en bruggen. Snippergroen langs wegen zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer' dan wel 'Verkeer – Verblijfsgebied'. Voorzieningen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes zijn binnen deze bestemming toegestaan alsmede voet- en fietspaden. In het park bij het Valeriusrondeel wordt door middel van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voetbalkooi' een met hekwerk omringde voetbalkooi mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming 'Groen' is tevens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om desgewenst parkeervoorzieningen mogelijk te maken. In het Vuykpark, Raadhuisstraat en Dorpsstraat 3 is middels de aanduiding 'parkeren' het parkeren op zogenoemde groenbetontegels gereguleerd.

Via een binnenplanse afwijking kan onder voorwaarden middels een omgevingsvergunning een gebouw voor een jongeren ontmoetingsplaats worden gerealiseerd, mits deze op minimaal 60 meter van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen' wordt gerealiseerd en in de nabijheid van andere voorzieningen, bijvoorbeeld een speelvoorziening is gelegen.

Artikel 7 Horeca

Conform het bestemmingsplan 'Amnestyplein' zijn ter plaatse van het Amnestyplein twee horeca-kiosken bestemd als 'Horeca'. Hier is horeca uit categorie 1 toegestaan. Ter plaatse van de nadere aanduiding 'terras' tevens een terras met een oppervlakte van maximaal 120 m2 toegestaan. De horecavestiging aan de Dorpsstraat 1 (Vuykpark) is eveneens voorzien van een horecabestemming. De maximale maatvoering van de gebouwen is op de verbeelding aangegeven.

Artikel 8 Maatschappelijk

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. Maatschappelijke voorzieningen zijn educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen ten behoeve van (openbare) dienstverlening, niet zijnde een crematorium. De maximaal toegestane hoogte van de gebouwen is aangegeven in de regels en op de verbeelding, evenals het percentage van de gronden dat met gebouwen mag worden bebouwd. Binnen deze bestemming is ook ruimte voor parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, water, groen en speelvoorzieningen. Het merendeel van de maatschappelijke bestemmingen betreft een onderwijsvoorziening (school).

Artikel 9 Sport

Het recreatiecomplex, bestaande uit de sportvelden, sporthallen, tennisbanen, zwembaden en horeca zijn voorzien van de passende bestemming 'Sport'. In de regels is geregeld dat bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik, de inrichting van elk perceel zodanig dient te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren, fietsparkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie conform de parkeernormen welke zijn opgenomen in Bijlage 2 van de regels. Daarnaast is via een afwijking bij een omgevingsvergunning mogelijk een jongeren ontmoetingsplaats mogelijk te maken.

Artikel 10 Tuin

Op de gronden waar erfbebouwing niet wenselijk is, om de openheid te behouden, is in samenhang met de bestemming 'Wonen' de bestemming 'Tuin' opgenomen. Dit betreffen hoofdzakelijk de aanwezige voor- en zijtuinen. Erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn onder voorwaarden toegestaan. Het parkeren binnen de bestemming 'Tuin' is onder voorwaarden toegestaan.

Artikel 11 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de hoofdwegen in het plangebied. Binnen deze bestemming is ook ruimte voor straatmeubilair, voorzieningen van openbaar nut, parkeer- en geluidswerende voorzieningen, opstelplaatsen voor inzamelmiddelen en -voorzieningen voor afvalstoffen, water en groen. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

De in het plangebied aanwezige openbare wegen met een verblijfsfunctie zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Deze wegen zijn vooral gericht op het verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Binnen deze bestemming is ook ruimte voor voorzieningen van openbaar nut, parkeervoorzieningen, groen en water. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde onder voorwaarden, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting zijn vergunningvrij en gereguleerd in het Besluit omgevingsrecht. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, is gereguleerd in de regels.

Door middel van een afwijking kan een jongeren ontmoetingsplaats worden gerealiseerd, mits deze op minimaal 60 m van het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen' wordt gerealiseerd en in de nabijheid van andere voorzieningen, bijvoorbeeld een speelvoorziening, is gelegen.

Artikel 13 Water

De hoofdwatergangen zijn bestemd als water. Daarnaast zijn overige watergangen bestemd als water indien deze een bijzondere landschappelijke, dan wel cultuurhistorische waarden hebben. Het water vervult niet alleen een functie voor de waterhuishouding, maar maakt tevens deel uit van de ruimtelijk-landschappelijke hoofdstructuur. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de bestemming, zoals constructies voor bruggen, kademuren en duikers, waterbeheersing, beschoeiingen, zinkers, en vlonders, zijn onder voorwaarden toegestaan.

Artikel 14 Wonen

Het grootste deel van het plangebied is voorzien van de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming vallen zowel de grondgebonden woningen als de gestapelde woningbouw. De bijbehorende regels beogen een zekere flexibiliteit in gebruiksmogelijkheden te bewerkstelligen. Op de verbeelding zijn de bouwmogelijkheden aangegeven door middel van maatvoeringsaanduidingen. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De maatvoering (goot- en bouwhoogte) van de hoofdgebouwen is weergegeven op de verbeelding. Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan op basis van de per 1 november 2014 in werking getreden nieuwe regels met betrekking tot het vergunningvrij bouwen. Deze worden nader toegelicht in paragraaf 5.5.

Beroepen aan huis, internethandel en kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Dit is niet toegestaan omdat dit leidt tot extra verstening door extra vraag naar bergingen. Deze zijn over het algemeen minder goed geïsoleerd, waardoor de kans op overlast groter wordt.

Beroepen aan huis, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Beroepen aan huis, internethandel en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Middelwatering') zullen worden toegestaan in de woning, onder voorwaarden dat de beoefenaar de bewoner van het pand is en dat maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de woning tot een maximum van 50 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de beroepen aan huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. De volledige voorwaarden zijn opgenomen in de regels.

Bed and Breakfast

Door middel van een binnenplanse afwijking kan onder voorwaarden middels een omgevingsvergunning een Bed and Breakfast mogelijk gemaakt worden binnen de bestemming 'Wonen'. Voorwaarden zijn dat onder andere de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft, het geen belemmeringen oplevert voor de omliggende functies en maximaal 30% van het vloeroppervlak gebruikt mag worden ten behoeve van Bed and Breakfast tot een maximum van 80 m2. Dit mag ook in een bestaand bijbehorend bouwwerk. Je krijgt dus geen extra bergruimte.

Artikel 15 Leiding - Leidingstrook (dubbelbestemming)

In het plangebied komen verschillende leidingen voor, te weten een hoogspanningsleiding, een drinkwaterleiding, een rioolpersleiding en koelwaterleidingen. Deze planologische relevante leidingen zijn voorzien van een passende dubbelbestemming.

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 1 (dubbelbestemming)

Voor de terreinen met vindplaatsen die zijn opgenomen in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de Provincie Zuid-Holland (Waarde - Archeologie - 1), geldt in principe behoud in situ. Voor deze terreinen geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) die dieper reiken dan 0,3 m beneden maaiveld, ongeacht het terreinoppervlak van de verstoring.

Artikel 17 Waarde - Archeologie - 2 (dubbelbestemming)

Voor de dorpskernen die in 1850 bestonden, alsmede voor de strook grond ter weerszijden van de rivierdijk met mogelijke bewoningssporen vanaf de 13e eeuw (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 m2 beslaan.

Artikel 18 Waarde - Archeologie - 3 (dubbelbestemming)

Voor het binnendijks gelegen gebied (Waarde - Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan.

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4 (dubbelbestemming)

Voor het buitendijks gelegen gebied (Waarde - Archeologie - 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0 meter NAP en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan.

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5 (dubbelbestemming)

Voor het watergedeelte van het plangebied (Waarde - Archeologie - 5) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.

Artikel 21 Waarde - Beschermd dorpsgezicht (dubbelbestemming)

Delen van het plangebied zijn aangewezen als Beschermd Dorpsgezicht. Veranderingen in deze gebieden kunnen slechts plaatsvinden indien er rekening wordt gehouden met het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke structurele samenhang zoals deze is vastgesteld in ondermeer de Monumentenverordening Capelle aan den IJssel 2007. De bescherming van de Beschermde Dorpsgezichten is vastgelegd met deze dubbelbestemming.

De nieuwe vergunningvrije bouwregels (zie paragraaf 5.5) zijn niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten. Om toch de realisatie van bijbehorende bouwwerken binnen deze aangewezen gebieden mogelijk te maken is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' voorzien van een bouwregeling voor bijbehorende bouwwerken.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de belangen van de waterkering. Vanwege het beschermende belang van de waterkering is deze functie vooropgesteld ten opzichte van de op deze gronden samenvallende functies.

Artikel 23 Waterstaat - Waterstaatkundige functie (dubbelbestemming)

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de beschermingszones langs de (hoofd)watergangen in het plangebied. Dit betreft de onderhoudsstroken van 5 meter aan beide zijde van de hoofdwatergang en het buitendijkse gebied langs de Hollandsche IJssel. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken indien de bij de bestemming betrokken regels in acht worden genomen en het belang van de waterbeheerder(s) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Gebiedsaanduidingen

Geluidzone - industrie (artikel 29.1)

Vanwege de aanwezig geluidszone van het gezoneerde industrieterrein IJsseldijk te Krimpen aan den IJssel is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen. Binnen deze zone zijn geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende norm van ten hoogste 55 dB(A), gemeten op de gevel van een gevoelig object (woning).

Overige zone - openbaar vervoer (artikel 29.2)

De voorzieningen voor openbaar vervoer in de vorm van een verhoogde metrobaan en stationsvoorzieningen, waaronder begrepen fietsenstallingen, relaisgebouwen, transformatorstations en dienstgebouwen zijn mogelijk gemaakt binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - openbaar vervoer'.

Veiligheidszone - lpg (artikel 29.3)
In een directe zone langs het LPG tankstation is de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' opgenomen. Binnen deze zone gelden bouwregels voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege de aanwezigheid van een vulpunt voor LPG, reservoir voor LPG en/of een afleverzuil voor LPG.

Veiligheidszone - meet en regelstation (artikel 29.4)

De gronden rondom een gas meet - en regelstation staan geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toe. Hiervoor is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - meet en regelstation opgenomen.

Vrijwaringszone - molenbiotoop (artikel 29.5)

Vanwege de aanwezigheid van een molenbiotoop (bebouwingsvrije zone in verband met de windvang van een molen) is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aan de zuidzijde van het plangebied toegekend. De betreffende molen zelf staat aan de overzijde van de Hollandsche IJssel. Binnen deze zone gelden hoogtebeperkingen voor bebouwing en beplanting.

Vrijwaringszone - kasteelbiotoop (artikel 29.6)

Ter bescherming van Het Slot is voorzien in een 'vrijwaringszone - kasteelbiotoop'. Binnen deze zone zijn eventuele nieuwe bebouwing of andere ontwikkelingen uitsluitend toegestaan indien dit een versterking of verbetering van de aanwezige kasteelbiotoop bewerkstelligd.

Vrijwaringszone - spoor (artikel 29.7)

De voor 'vrijwaringszone - spoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van spoorbanen voor het metro/sneltramverkeer.

Vrijwaringszone - vaarweg (artikel 29.8)

De voor 'vrijwaringszone - vaarweg' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) tevens bestemd voor:

  • a. het behoud van een goede doorvaart van de scheepvaart;
  • b. verkeersvoorzieningen en gebruik ten behoeve van het scheepvaartverkeer;
  • c. de afvoer en berging van water, sediment en ijs;
  • d. behoud en ontwikkeling van de aan de rivier gebonden landschappelijke waarden in de vorm van:
    • 1. de identiteit van de rivier als samenhangend gebied met bijzondere kwaliteiten;
    • 2. de landschappelijke herkenbaarheid van de zoetwatergetijderivier;
    • 3. de visueel-ruimtelijke belevingswaarde (beeldkwaliteit) van de rivier vanaf het water en van de dijken;
    • 4. het realiseren van een met de zoetwatergetijderivier samenhangende inrichting van oevers.
  • e. gebruik ten behoeve van de bescherming van de oevers.

Overige zone - damwand (artikel 29.9)

Aan de zuidzijde van het plangebied zijn gronden aangewezen waar damwanden kunnen worden gerealiseerd. Deze hebben de gebiedsaanduiding 'overige zone - damwand' toegekend gekregen.

5.5 Vergunningvrij bouwen

Naast de bouwbepalingen zoals opgenomen in dit bestemmingsplan gelden er per 1 november 2014 nieuwe regels met betrekking tot het vergunningvrij bouwen. Bewoners en bedrijven kunnen per 1 november eenvoudiger bijbehorende bouwwerken (aan- of uitbouwen, bijgebouwen) plaatsen of andere kleine bouwwerken aan de achterkant van een woning of ander hoofdgebouw neerzetten. Het vergunningvrij vergroten van het hoofdgebouw is bijvoorbeeld uitgebreid van 2,5 naar maximaal 4 meter en het wordt mogelijk om in het achtererf bij een woning een woongelegenheid voor mantelzorg te plaatsen.

In artikel 2 bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouw- en gebruiksactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. In artikel 3, bijlage II van het Bor zijn bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen die vergunningvrij zijn als ze passen binnen de regels, zoals opgenomen in dit bestemmingsplan. De activiteit mag niet strijdig zijn met dit bestemmingsplan.

Voor de vergunningvrije activiteiten is logischerwijs geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd. In het kader van de deregulering kiest de gemeente Capelle aan den IJssel ervoor om aan te sluiten bij deze landelijke regeling en geen specifieke bouwregels voor bijbehorende bouwwerken in het bestemmingsplan op te nemen. In de regels is opgenomen dat gebouwen binnen het bouwvlak opgericht moeten worden. Door deze formulering wordt het vergunningvrij bouwen en gebruik van artikel 2, Bijlage II van het Bor van toepassing verklaard en artikel 3, Bijlage II van het Bor buiten het bouwvlak uitgesloten.

Indien op de verbeelding een dubbelbestemming is opgenomen geldt echter nog steeds de bijbehorende vergunningplicht vanuit andere beheerders.

Beschermd stads- en dorpsgezicht

De nieuwe vergunningvrije bouwregels zijn echter niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten. Om toch de realisatie van bijbehorende bouwwerken binnen deze aangewezen gebieden mogelijk te maken is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' voorzien van een bouwregeling voor bijbehorende bouwwerken.

5.6 Handhaving

Het college van burgemeester en wethouders heeft voor het grondgebied van de gemeente Capelle aan den IJssel de beleidsnotitie 'Algemeen handhavingsbeleid bestuursrecht' vastgesteld op 26 augustus 2003. Het doel van deze notitie is het creëren van een vaste gedragslijn in de relatieve vrijheid die het gemeentebestuur heeft ten aanzien van de wijze waarop en wanneer de haar toekomende handhavingsbevoegdheden worden ingezet. Daarbij wordt een structurele en integrale aanpak van handhaving nagestreefd. Het gemeentebestuur heeft aangegeven in welke mate en wijze (in verband met de prioritering en personele bezetting) uitvoering wordt gegeven aan het handhaven van regels. Onder handhaving verstaat het gemeentebestuur alle handelingen die normconform gedrag bewerkstelligen.

De nota heeft betrekking op de handhaving van publiekrechtelijke wetgeving, alsmede de daaraan gerelateerde (gemeentelijke) beleidsnota's, waarvoor de gemeentelijke bestuursorganen bevoegd gezag zijn, voor zover de wetgeving toeziet op de regeling van bestemming, inrichting, milieu, gebruik en gedragingen op het grondgebied van de gemeente Capelle aan den IJssel. De nota geeft in een algemene gedragslijn aan hoe de tot handhaving bevoegde gemeentelijke bestuursorganen handelen bij handhaving. Expliciet is aangegeven dat in afzonderlijk beleid van deze nota kan worden afgeweken, hetzij gedeeltelijk, hetzij in zijn geheel. Dit kan geschieden door een handhavingparagraaf op te nemen in die afzonderlijke beleidsnota, die op een bepaald aspect ingaat. In dergelijke gevallen is sprake van een gedifferentieerd sanctiebeleid.

De beleidsnotitie 'Algemeen handhavingsbeleid bestuursrecht' vormt, gelet op het bovenstaande, de basis voor deze handhavingsparagraaf en biedt dientengevolge een juridische basis voor de uitvoering van het handhavingsbeleid in Capelle aan den IJssel in het algemeen en in Middelwatering in het bijzonder.

Er wordt momenteel een nieuwe handhavingsnota opgesteld.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Wettelijk kader

In artikel 3.1.6, sub i van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan.

De ontwikkelingen die concreet mogelijk worden gemaakt binnen het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en kunnen worden gerealiseerd. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om gronden te bestemmen voor 'Wonen' als vanwege kosten woningbouw op die locatie onmogelijk is. Op het moment dat de gronden dan worden bestemd voor 'Wonen', is er sprake van een oneigenlijke bestemming. De gronden kunnen namelijk onmogelijk worden gebruikt voor hetgeen ze bestemd zijn. Dit is wettelijk niet toegestaan. Vandaar de noodzaak tot onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid.

De nieuwe ontwikkelingen zijn economisch uitvoerbaar. De kosten en baten van deze nieuwe ontwikkelingen passen binnen de kaders van de grondexploitatie, doordat de kosten middels anterieure overeenkomsten verhaald zijn. Daarmee is de financiële uitvoerbaarheid verzekerd.

6.2 Exploitatieplan

Kostenverhaal

Daar waar de bestemmingen reeds zijn gerealiseerd is geen sprake meer van kostenverhaal, aangezien er geen nieuwe bouwplannen (conform art. 6.2.1. Bro) mogelijk worden gemaakt. Bij de nieuwe ontwikkelingen worden wel bouwplannen mogelijk gemaakt. Indien de gronden gemeentelijke eigendom zijn is het kostenverhaal verzekerd via de gemeentelijke gronduitgifte.

Voor de toekomstige nieuwe ontwikkelingen waar de gemeente geen grondeigenaar is, wordt een anterieure-, danwel planschadeovereenkomst afgesloten, waarin de ontwikkeling geregeld wordt.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en wettelijk vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg voor commentaar toegezonden aan de verschillende overlegpartners.

Op 9 juli 2007 heeft de gemeenteraad de Inspraakverordening vastgesteld. Volgens de Inspraakverordening besluit het bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Ter uitvoering van deze verordening is gelegenheid gegeven over het voorontwerpbestemmingsplan 'Middelwatering' in te spreken. De inspraakprocedure is in de Inspraakverordening geregeld. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen van 9 oktober 2014 tot en met 19 november 2014.

Gedurende deze termijn kon een ieder reageren. In de periode van 6 weken is op 15 oktober 2014 tevens een informatieavond gehouden waarbij belangstellenden het bestemmingsplan konden inzien en vragen konden stellen.

In onderstaande tabellen zijn de ingekomen inspraak- en overlegreacties schematisch samengevat en voorzien van een passende beantwoording. De benodigde aanpassingen die voortvloeien uit de inspraak- en vooroverlegprocedure zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan 'Middelwatering'.

Inspraakreacties

Nr.   Thema   Samenvatting reactie   Beantwoording reactie   Aanpassing bestemmingsplan  
1   Onderhoud + herinrichting   1. Straten tussen opgehoogde straten, Paulus Potterlaan, Rembrandtsingel en Van Ruysdaelsingel, liggen heel laag. 5 cm openingen tussen stoeptegels, losse tegels. Rioolbuizen lopen af;

2. Wat gebeurd er met oude schoolplein/tuintjes Paulus Potterlaan?
 
1. Ophoging van straten betreft een uitvoeringskwestie, passend binnen de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” en “Groen” van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt werkzaamheden mogelijk maar zegt niets of en wanneer deze plaatsvinden.
Uitvoering:
De afdeling Stadsbeheer is momenteel bezig met het bepalen van de projecten voor de volgende planperiode (2016-2020). Naar verwachting zullen de straten tussen de Paulus Potterlaan en de Rembrandtsingel daarin worden opgenomen.
Wanneer de projecten van de volgende planperiode definitief zijn kunt u deze vinden op de website van de gemeente onder Capelle werkt aan…: http://www.capelleaandenijsse l. nl /wone n-verkeer-en-veilighei d/ c ape lle-werkt-aa n_3547/. Wanneer de voorbereidingen voor een project aanvangen worden alle omwonenden hier schriftelijk van op de hoogte gesteld en krijgen belanghebbenden de mogelijkheid wensen en suggesties in te dienen.
Vooruitlopend op het ophogingsproject is de situatie ter plekke bekeken. De ernstigste oneffenheden in de straten tussen de Paulus Potterlaan en de Rembrandtsingel zullen naar verwachting begin 2015 plaatselijk worden hersteld.

2. Dit betreft projectgebied Rubenssingel. De gemeenteraad heeft op 7 februari 2011 een statusbesluit genomen, waarin de locatie als beoogde woningbouwlocatie is benoemd. Een exacte invulling is niet bekend. De locatie wordt verder uitgewerkt in de gebiedsvisie Centraal Capelle. Momenteel is het in gebruik als stadslandbouw. Het bestemmingsplan heeft de locatie bestemd als “Maatschappelijk” ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen. Voor de omzetting naar wonen volgt een separate procedure, waarbij omwonenden hun zienswijzen kenbaar kunnen maken.
 
Geen  
2   Hoven II   Kopers nieuwbouwproject “23 woningen Merellaan” kregen bij koop de belofte dat slopen Hoven II plaats zou vinden vanaf eind 2012 en dat er nieuwbouw (max. 3 bouwlagen) terug zou komen. Vorige wethouder gaf vlak voor de verkiezingen aan dat het eind 2014 zou worden. Verbeter de geloofwaardigheid en geef goede en eerlijke informatie.
 
In het contract tussen de projectontwikkelaar en de gemeente is niets opgenomen over de ontwikkeling van het gebied De Hoven 2. In de verkoopbrochure is wel een tekst opgenomen over de ontwikkeling van het gebied De Hoven 2, namelijk dat naar verwachting de bestaande bebouwing tussen 2013 en 2015 wordt gesloopt en er vanaf 2015 wordt gebouwd. De Stichting Havensteder eigenaar van de woningen heeft in 2012 een investeringsstop afgekondigd vanwege de verhuurdersheffing en andere maatregelen van de Rijksoverheid die de financiële positie en de mogelijkheden tot investeren van de corporatie treffen. Daarnaast wordt deze ontwikkeling getroffen door de bancaire en woningbouwcrisis die alle woningbouwprojecten op dit moment onzeker maakt.
Wij zijn met de eigenaar van het vastgoed in overleg om te komen tot herstructurering van het gebied De Hoven 2. Beide partijen kijken of zij met marktpartijen de ontwikkeling van het gebied vlot kunnen trekken.
De Hoven 2: de huidige complexen zijn aan vervanging toe. Er is geen uitwerking voor de herinrichting van het gebied welke we kunnen regelen in het bestemmingsplan. Derhalve is de bestaande situatie bestemd.
In het kader van de Gebiedsvisie Centraal Capelle wordt de Hoven II meegenomen als ontwikkellocatie. Ten aanzien van de ontwikkeling van dit gebied zal een apart informatietraject volgen met publicaties op de gemeentepagina en brieven aan direct omwonenden.
 
Geen  
3   Opbouw- mogelijkheden woningen (P.C. Boutenssingel en omgeving)   In verband met bezonning en privacy van de woning, patio en tuin wordt verzocht de opbouwmogelijkheden van omliggende woningen in ruime zin te beperken. Dit geldt ook voor de mogelijkheden van een dakterras, veranda, bordes, balkon,zonneprieel, verhoogde lichtkoepel en andere soortgelijke dakopbouwen/verhogingen (al dan niet ondergeschikt).
Regels omtrent opbouwen bij woonbestemmingen zijn onduidelijk.
 
In het bestemmingsplan is de hoogte van gebouwen opgenomen. De hoogte mag voor de woning van indiener en de omliggende woningen maximaal 3 meter bedragen. Verder is geregeld dat een dakopbouw slechts mag worden toegepast als deze al eerder legaal is toegepast op een zelfde dakvlak. Bij woningen met een plat dak, waar hier sprake van is, is een opbouw niet mogelijk.
Artikel 28.1 onder b bevat een afwijkingsregeling. Deze luidt: Het college van B&W kan afwijken inzake de hoogte met niet meer dan 10%. Bij een maximale bouwhoogte van 3 meter, zou maximaal 3,30 meter vergund kunnen worden. Dit betreft echter een uitzondering waaraan B&W mee kan werken, zij zijn niet verplicht dit toe te staan.
Dakramen, daklichten en zonnecollectoren zijn onder voorwaarden vergunningvrij mogelijk. Van rijkswege is bepaald wat is toegestaan. Een gemeente mag deze mogelijkheden niet inperken. Zie: Besluit omgevingsrecht, bijlage II artikel 2.
 
Geen  
4   Bestemmings wijziging naar 'Wonen'.   afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0030.png"
Zalmkleurig vlak moet geel zijn. Zijn woontorens met op de begane grond de ABN/AMRO. Parkeerplaats behoort bij de woontorens en wordt gedeeltelijk verhuurd aan de bank.
 
De bestemming wordt aangepast naar “Wonen”, met de aanduiding “Gemengd”. Op de begane grond zijn gemengde doeleinden mogelijk (kantoor, dienstverlening), zodat de bank en de begane grond van de Parelduiker worden ingepast. Het bestemmingsplan is aangepast aan de werkelijke situatie.   Verbeelding is aangepast: Bestemming is aangepast naar Wonen met de aanduiding 'gemengd – 1'. Daarnaast is het ABN/AMRO kantoor voorzien van de aanduiding 'gemengd – 2' om ter plaatse gemengde functies in de eerste twee bouwlagen mogelijk te maken.
 
5   Beroep aan huis   Verzoek kapsalon aan huis te mogen starten aan de Alkenlaan, om uit de bijstand te komen. De woningcorporatie waarbij de woning gehuurd wordt geeft geen toestemming. Zij geven aan dat een bedrijf aan huis niet is toegestaan o.a. in verband met eventuele overlast. Verzocht wordt of de gemeente kan bemiddelen.
 
Aan-huis-gebonden beroepen zijn onder voorwaarden toegestaan in de woning. Een kapsalon valt niet onder een beroep aan huis, omdat dit veelal een omvangrijkere bedrijfsmatige activiteit is, waarbij personeel wordt ingehuurd. Daarnaast verbied de woningcorporatie een bedrijf aan huis. Zij verhuren aparte panden voor bedrijfsmatige activiteiten. De woningcorporatie heeft een beleidsvrijheid om een bedrijf aan huis te verbieden.

Definitie: aan-huis-gebonden beroep= de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, culinair, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in het hoofdgebouw van een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat qua aard, ruimtelijke uitstraling en uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie. Hieronder dient niet te worden begrepen detailhandel.
 
Voorwaarden beroep aan huis is aanpast. Toegevoegd dat een beroep aan huis geen hinder mag veroorzaken.  
6     Hoe komt onze onmiddellijke woonomgeving er uit te zien?
1. Twee groengebiedjes, bij elkaar 100 m², gelegen vlak voor Plantsoenstraat 1 en 2 worden niet vermeld. Is compensatie voor parkeerplaatsen die aangelegd zijn in het plantsoen;

2. Erfgrens van het pand Plantsoenstraat 1, loopt twee meter voor het huis;

3. Waarom komen de parkeerplaatsen aan het raadhuisplein te vervallen? Wie wil dit? Wie heeft het plan voor herinrichting gemaakt?

4. Waarom wordt het Doorenbosplantsoen belast met zes extra parkeerplaatsen. Gezien het historisch belang van het Doorenbosplantsoen, de sociale functie ervan, de waarde van het beschermd dorpsgezicht, gezien herhaaldelijke beloftes en toezeggingen van de gemeente wordt verzocht geen parkeerplaatsen te realiseren aan de Dorpsstraat ten koste van het Doorenbosplantsoen. Verzocht wordt de parkeerplaatsen op het raadhuisplein tegenover “Het Perceel” te behouden.
 
1. Deze gebieden zijn bestemd als “verkeer-verblijfsgebied”. Binnen de bestemming “verkeer-verblijfsgebied” zijn groenvoorzieningen mogelijk. De daadwerkelijke inrichting vloeit voort uit de herinrichting van het gebied;

2. Het bestemmingsplan wordt aangepast. Dit deel wordt bestemd als “Tuin”;

3. Het Raadhuisplein wordt in het kader van het project Hollandsche IJssel – Schoner en Mooier met subsidie van de provincie heringericht zodat er een betere beleving van en zicht op de Hollandsche IJssel ontstaat. Hierdoor dienen de huidige nog aanwezige 7 parkeerplaatsen te verdwijnen;

4. In het kader van de herinrichtingsplannen voor het Raadhuisplein en het Doorenbosplantsoen wordt op 9 maart 2015 overleg gevoerd met omwonenden. De uitkomsten van dit overleg worden verwerkt in het bestemmingsplan Middelwatering. Het 'nieuwe' bestemmingsplan moet de eindelijk gekozen herinrichting van het Doorenbosplantsoen en de aanleg van (vervangende) parkeerplaatsen op de gekozen locatie(s) mogelijk maken.  
Op de verbeelding is de eigendomsgrens opgenomen. Hierdoor krijgt het gebied voor de woning dat bij de woning hoort de bestemming “Tuin”.
 
7   Algerahaven   Verzoek om nabij de Algerakering de mogelijkheid op te nemen voor de realisatie van een passantensteiger met een loopbrug naar de vaste wal. Door vaarders zal de wachttijd voor de Algerabrug benut kunnen worden om boodschappen te doen en/of gebruik te maken van horeca aan het Slotplein.   Er is een aanvraag voor een aanlegsteiger met loopbrug ter hoogte van de Ketensedijk ingediend. De Nota van uitgangspunten bestemmingsplan Middelwatering, die op 10 maart 2014 is vastgesteld door de gemeenteraad, vormt het kader voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan Middelwatering. Uitgangspunt 47 luidt: In de Hollandsche IJssel wordt de realisatie van een nieuwe jachthaven/drijvende steiger met loopbrug niet mogelijk gemaakt.
Het verzoek een passantensteiger met loopbrug naar de vaste wal mogelijk te maken is in strijd met dit uitgangspunt.
 
Regels (Artikel 13) zijn aangepast. Aanpassing art.13,lid d: bestemming Water bestemd voor bestaande lig,-laad- en losplaatsen van schepen.  
8   Herinrichting Doorenbos- plantsoen en omgeving.   Door de dijkversterking zal langs de Dorpsstraat ongeveer de helft van de beplanting verdwijnen. Daarom is het van belang dat de overige beplanting langs de Plantsoenstraat behouden blijft. Het Doorenbosplantsoen is zeldzaam groen, dat onderdeel uitmaakt van het beschermde dorpsgezicht Oude Plaats. Door een goed groenbeheer kan dit plantsoen binnen hetzelfde ontwerp een blijvend beeldversterkende functie behouden.
Doorenbosplantsoen heeft een belangrijke functie als speelplaats voor de jeugd. Het is niet verstandig dit te vervangen door parkeerplaatsen. In het voorontwerpbestemmings- plan zijn meer parkeerplaatsen voorzien en een muziektent. Muziektent is beter passend op het stadsplein.

Voor parkeerplaatsen zijn vier alternatieve plaatsen beschikbaar te weten: Parkeerplaatsen naast Dorpsstraat 3, langs de Dorpsstraat ter hoogte van het Slotpark, langs de Raadhuisstraat ter hoogte van de Raadhuishof en bij Dorpsstraat 34 en 36.

Op meerdere plaatsen rondom de Plantsoenstraat/ Mient zijn nesten van vleermuizen aangetroffen. Vleermuizen hebben vaste bomen nodig om hun weg te vinden.

Het Slotpark is bedoeld voor historische en groene recreatieve functies. Daarin past niet de functie van herinneringsmonumenten voor personen.
 
In het kader van de herinrichtingsplannen voor het Raadhuisplein en het Doorenbosplantsoen wordt overleg gevoerd met omwonenden. De uitkomsten van dit overleg moeten worden verwerkt in het bestemmingsplan Middelwatering. Het 'nieuwe' bestemmingsplan moet de eindelijk gekozen herinrichting van het Doorenbosplantsoen en de aanleg van (vervangende) parkeerplaatsen op de gekozen locatie(s) mogelijk maken.

Beschermd dorpsgezicht Oude Plaats (omschrijving beschermd dorpsgezicht):
De kern van dit gebied wordt gevormd door het plantsoen, grenzend aan het dijktalud en omzoomd door de aaneengesloten bebouwing langs de Dorpsstraat en de halfopen bebouwing langs de Plantsoenstraat”. Er is niet aangegeven dat de vorm van het plantsoen niet kan wijzigen. Het uiteindelijk met de omwonenden gekozen herinrichtingsplan wordt om advies voorgelegd aan de commissie welstand en monumenten.
De mogelijkheid een muziektent te realiseren op het Doornbosplantsoen is verwijderd. Een alternatieve locatie is nog niet beschikbaar.

Uit onderzoek/verkenning is gebleken dat er circa 6 parkeerplaatsen in het groen in de Raadhuisstraat ter hoogte van de Raadhuishof aangelegd kunnen worden. Ook deze locatie wordt in het overleg met omwonenden ter bespreking meegenomen bij het vinden van een locatie voor de 7 huidige op het Raadhuisplein aanwezige parkeerplaatsen. Deze plaatsen moeten namelijk als gevolg van de herinrichting van het Raadhuisplein verdwijnen.  
De overige drie locaties zijn geen optie:
- Naast Dorpsstraat 3 betreft privé terrein. De gemeente wil alleen in het beschikbare openbare gebied de 7 parkeerplaatsen compenseren en niet op particulier terrein. Daarnaast moet er op het terrein/erf van het pand Dorpsstraat nr, 3 ruimte aanwezig zijn om parkeerplaatsen aan te kunnen leggen. Dit om het gebruik van dit pand voor de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte functies mogelijk te maken.
- Met het mogelijk maken van parkeren langs de Dorpsstraat ter  hoogte van het Slotpark stemt het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard niet in;
- Bij Dorpsstraat 34/36: deze parkeerplaatsen zijn nodig voor de gebruiksfunctie van Dorpsstraat 34/36 om aan de benodigde  parkeernorm te kunnen voldoen. Deze parkeerplaatsen liggen ook op eigen terrein en niet in het openbare gebied van de gemeente.

Vleermuis nesten:
In het digitaal inventarisatiesysteem van de gemeente zijn geen waarnemingen bekend van vleermuizen bij het Doorenbosplantsoen. Een aantal vleermuissoorten volgen bij het foerageren lijnconstructies, zoals rivieren (De Hollandsche IJssel). De bomen aan het Doorenbosplantsoen zijn derhalve niet bepalend voor het foerageergebied maar de rivier. Bij werkzaamheden moet de zorgplicht in acht genomen worden.

Slotpark: het bestemmingsplan refereert middels de bestemming “Groen” en “Water” naar de historische functie. Herinneringsmonumenten zijn vergunningvrij. Bij vergunningvrije bouw- en gebruiksmogelijk-heden blijft toetsing aan het bestemmingsplan buiten beschouwing. Daar mag niet aan getoetst worden.
 
Aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziektent' is verwijderd van de verbeelding blad nr. 5 en uit de regels (Artikel 6: Groen).  
9   Aanpassen bouwvlak + realisatie schuur Raadhuisstraat   In 2013 is de schuur aan de achterzijde als onderdeel van de (kangoeroe)woning weer teruggebouwd naar de oorspronkelijke grootte van voor ca. 1910. Verzocht wordt deze gehele bebouwing binnen het bouwvlak als hoofdbebouwing te bestempelen.

De bestaande schuur en berging zijn als onderdeel van de kangoeroewoning verbouwd. Momenteel is er geen bergruimte/schuur beschikbaar. De wens is om op de achterzijde van het perceel een schuur te mogen bouwen.  
Het bouwvlak wordt aangepast, zodat de volledige bebouwing (kangoeroewoning) binnen het bouwvlak past conform de verleende omgevingsvergunning.

In het bestemmingsplan wordt voor bijbehorende bouwwerken (schuren, aan- en uitbouwen) aangesloten bij de mogelijkheden die het vergunningvrije bouwen biedt (zie Besluit omgevingsrecht, Bijlage II artikel 2).

Bouwen kan in het achtererfgebied. De ligging van uw perceel is dusdanig dat er geen sprake is van een achtererfgebied. U zou derhalve geen berging kunnen realiseren. Het verzoek om over bergruimte te kunnen beschikken vinden wij legitiem. Derhalve zal er op de achterzijde van het perceel grenzend aan de langszaamverkeers-route naar Het Slot een aanduiding “bijgebouwen” worden opgenomen, waar u een berging van maximaal 30 m² mag realiseren met een bouwhoogte van maximaal 3 meter. In vooroverleg met de commissie welstand en monumenten kunt u uw bouwplan verder uitwerken.
 
Verbeelding is aangepast. De aanduiding “Bijgebouwen” is opgenomen.  
10   Woningbouw P.C. Boutenssingel 15
 
Met de gemeente is een koopovereenkomst gesloten voor woningbouw op de P.C. Boutenssingel 15. Het betreft de transformatie van het bestaande schoolgebouw en de realisatie van eengezinswoningen. In samenwerking met de gemeente wordt het plan verder uitgewerkt. Wij verzoeken u de huidige bestemming “Maatschappelijke- en Kantoordoeleinden” te wijzigen en 68 woningeenheden mogelijk te maken.
 
In de koopovereenkomst is overeengekomen dat de bestaande school getransformeerd wordt naar woningbouw en er vrijstaande woningen gerealiseerd mogen worden op de locatie P.C. Boutenssingel 15. Het verzoek om 68 woningeenheden te mogen realiseren is in overeenstemming met deze koopovereenkomst en zal worden geregeld in het bestemmingsplan. De randvoorwaarden zijn vertaald naar een kavelpaspoort, welke verwerkt wordt in het bestemmingsplan Middelwatering. De bestemming wordt gewijzigd naar “Wonen”, “Groen” en “Verkeer-Verblijfsgebied”. Het maximaal aantal woningen en de maximale bouwhoogte wordt opgenomen in het bestemmingsplan. De woningen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
 
De woningbouw- ontwikkeling is opgenomen in de plantoelichting, de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan  
11   Verruiming bouwmogelijk- heden   De eigenaar van Dorpsstraat 150 verzoekt om een verruiming van de bouwmogelijkheden:

- Vergroten wonen, achterzijde en zijkant;
- Gebruik bestaande schuur te wijzigen in een gemengde bestemming woning, praktijkruimte of atelierruimte.
 
In het kader van de concept Nota van uitgangspunten heeft de eigenaar van Dorpsstraat 150 verzocht om een verruiming van de bouwmogelijkheden:
- Damwand voor vergroting tuin;
- Vergroten wonen, achterzijde en zijkant;
- Gebruik bestaande schuur te wijzigen in een gemengde bestemming woning, praktijkruimte of atelierruimte.

De laatste twee punten worden nu wederom verzocht.
10 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Nota van uitgangspunten bestemmingsplan Middelwatering vastgesteld. Dit vormt het kader voor het op te stellen bestemmingsplan. De damwand is gehonoreerd. Dit betrof een oude aanvraag waar in het verleden al positief op geoordeeld was maar het gedeelte nog niet in eigendom was. Verder is aangegeven dat op de locatie van de bestaande schuur een mantelzorgwoning mag worden gebouwd.
Voor het niet honoreren van de overige zaken wordt verwezen naar de beantwoording op de inspraakreactie van de Nota van uitgangspunten (zie Nota van uitgangspunten reactie nr. 19).
 
Geen  
12   Bewoning bedrijfspand   Verzocht wordt het bedrijfspand Mient 24 tijdelijk voor één woning te mogen gebruiken. De Mient wordt op termijn (vanaf 2018) herontwikkeld. Deze signalen, die de gemeente al geruime tijd actief communiceert, hebben tot gevolg dat mijn pand slecht te verhuren is. Met gevolg economische schade. Derhalve wordt verzocht een gedeelte (keuken en badkamer zijn reeds aanwezig) te mogen bewonen. Chemicaliën zijn slechts in kleine hoeveelheid aanwezig in het pand. Het pand voldoet aan alle (brand)veiligheids- voorschriften.
Het lijkt een mooie stap naar hetgeen er in de toekomst moet komen: een gebied waar wonen en werken samen zullen vallen.
Veronique Aggenbach van het ministerie van Economische Zaken (Agentschap NL) liet weten dat anti-kraak contracten voor tijdelijke bewoning mogelijk is. Er worden weinig eisen gesteld, behalve brandveiligheid.
 
De Mient is een herontwikkelingslocatie, waarbij het gebied getransformeerd zal worden van een bedrijventerrein naar een woon-werkgebied. Op dit moment beperkt het toestaan van een gevoelige functie (woning) de mogelijkheden van de bestaande bedrijven en de huurmogelijkheden van de omliggende panden. Derhalve wordt het verzoek niet gehonoreerd.
De gemeente Capelle aan den IJssel kent voor bedrijfspanden geen anti-kraak beleid in de vorm van wonen. Het gebruik als woning (ook anti-kraak) blijft een gevoelige functie. Bewoners worden via wetgeving beschermd tegen schadelijke effecten. Anti-Kraak voor kantoorlocaties behoort tot de mogelijkheden, maar het betreft hier een industriële bestemming, die belemmerd wordt door het toevoegen van een woning.  
Geen  
13   Realiseren extra parkeer- plaatsen Dorpsstraat 3.   Op het Raadhuisplein verdwijnen parkeerplaatsen, waarvan een deel gebruikt wordt door Het Perceel. Overwogen wordt om een vergunning aan te vragen voor de realisatie van 5 extra parkeerplaatsen op eigen terrein. In de koopovereenkomst tussen de gemeente Capelle aan den IJssel is destijds opgenomen: “dat voldoende naastgelegen terrein als tuin en parkeerplaats mag worden gebruikt”. Het gedeelte waar de parkeerplaatsen op geprojecteerd zijn heeft de bestemming “Groen”. Het is niet expliciet duidelijk wat is toegestaan. 4 januari 2012 heeft het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard toestemming gegeven om in aansluiting op het huidige terrein voor de bestaande garages parkeerplaatsen te realiseren.
Wat zijn de kosten verbonden aan een vergunning en hoe lang blijft deze vergunning van kracht.
 
Binnen de bestemming “Groen” is parkeren niet toegestaan. De enige uitzondering betreft de locaties waar de aanduiding “specifieke vorm van verkeer-groenparkeren” is opgenomen. Hier is het toegestaan een parkeerterrein te realiseren van groenbetontegels. Daarnaast kan het bevoegd gezag in uitzonderlijke situaties afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van parkeergelegenheid. Er moet dan aangetoond worden dat het noodzakelijk is om de parkeerplaatsen daar aan te leggen en er geen andere opties zijn.
De groene uitstraling vinden wij van belang. Uw eigendom grenst aan het Slotpark. Derhalve zijn gewone parkeerplaatsen niet gewenst, vanwege de verstening. Wel zullen wij het bestemmingsplan aanpassen, zodat parkeren in het groen mogelijk is. De groene uitstraling blijft dan behouden als er geen auto's geparkeerd staan en het biedt de extra benodigde parkeergelegenheid.
De kosten voor het aanleggen van de parkeergelegenheid zijn voor uw rekening. Er is geen vergunning van de gemeente vereist voor parkeerplaatsen op eigen terrein. U beschikt al over een uitrit, waardoor deze vergunning niet meer aangevraagd hoeft te worden. De parkeerplaatsen moeten voldoen aan de voorwaarden van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard .U dient wel een vergunning aan te vragen bij het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, conform de voorwaarden genoemd in de brief van 4 januari 2012 (= geen toestemming Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard).
 
De verbeelding is aangepast. De aanduiding “Specifieke vorm van verkeer- groenparkeren” is opgenomen, voor de realisatie van een parkeerterrein middels groenbetontegels.  
14   Uitvoering herinrichting Raadhuisplein, compenseren verloren parkeer- plaatsen   Verzocht wordt bij de herinrichting van het Raadhuisplein bij de aanbesteding toe te zien op het tijdbestek. Een maximaal tijdbestek van 4 weken af te spreken, om de omzetderving van het restaurant zoveel mogelijk te beperken. Een boeteclausule op te nemen, zodat de aannemer opdraait voor de omzetderving van latere oplevering na 4 weken. Als dit niet verhaald kan worden op de aannemer, hoe gaat de gemeente om met de nadelige gevolgen, is hiervoor een nadeel- compensatieregeling?
Graag de verloren parkeerplekken van het Raadhuisplein in de nabije omgeving te compenseren.

Correspondentie: zowel privé als op het zakelijk adres is de uitnodiging voor de informatieavond niet ontvangen. Hierover is mevrouw Smits geïnformeerd. Wij willen verzekerd zijn dat komend schrijven op beide adressen goed wordt ontvangen.
 
Op basis van het huidige nog geldende bestemmingsplan Middelwatering is de gewenste herinrichting van het Raadhuisplein/Visplaatsje mogelijk maar dit zegt niets over de daadwerkelijke uitvoering.
Aan u is echter toegezegd dat zodra de aannemer van de voor de gewenste herinrichting van het Raadhuisplein/Visplaatsje uit te voeren werkzaamheden bekend is zo spoedig mogelijk met u overlegd zal worden over de fasering en planning e.d. van de door hem uit te voeren werkzaamheden. Uit dit overleg moet voor u dan ook duidelijk worden hoeveel tijd de aannemer nodig heeft voor de door hem te verrichten werkzaamheden om het Raadhuisplein/Visplaatsje overeenkomstig het bij u bekende ontwerp her in te richten.

In het kader van de herinrichtingsplannen voor het Raadhuisplein en het Doorenbosplantsoen wordt op 9 maart 2015 overleg gevoerd met omwonenden. De uitkomsten van dit overleg worden verwerkt in het bestemmingsplan Middelwatering. Het 'nieuwe' bestemmingsplan moet de eindelijk gekozen herinrichting van het Doorenbosplantsoen en de aanleg van (vervangende) parkeerplaatsen op de gekozen locatie(s) mogelijk maken.

Het is zeer vervelend dat u de uitnodiging niet ontvangen heeft. Een ieder die een inspraakreactie of wettelijke overlegreactie heeft ingediend krijgt de Nota van Beantwoording bij voorkeur via mail toegezonden. Uw email adres is bekend (staat vermeld op de inspraakreactie).
 
Geen  
15   Correcties kaartblad 3   Op kaartblad 3 zijn correctie voorstellen gedaan met betrekking tot de hoogtes (Kerklaan, Buitenhof), en de bestemming Groen (aanvullingen/ onttrekkingen). Daarnaast is aangegeven dat de groenbestemming naast Kerklaan 6 de tuin behorende bij dit adres betreft.   De opmerkingen worden doorgegeven aan het stedenbouwkundigadviesbureau dat het bestemmingsplan opstelt en worden grotendeels overgenomen. De grond naast Kerklaan 6 is bewust bestemd als “Groen”, omdat bebouwing hier niet gewenst is. De bestemming “Tuin” kent vergunningvrije bouwmogelijkheden die niet gewenst zijn.
De bestaande uitbouwen en aanbouwen die niet passen binnen de bestemmingsregels Wonen vallen onder artikel 26, lid 2 en zijn toelaatbaar.
 
Verbeelding bladnummer 3 is aangepast m.b.t. voornamelijk de hoogtebepalingen en de bestemming “Groen”.  
16   bedrijfswoning   In het vigerende bestemmingsplan Middelwatering 2004 is het pand Reigerlaan 197 aangemerkt als bedrijfswoning. Het verzoek is dit in het nieuwe bestemmingsplan ook te doen.
 
Reigerlaan 197 heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Maatschappelijk en kantoordoeleinden.
Onder deze bestemmingen is een bedrijfswoning mogelijk. In de bouwregels is echter wel opgenomen dat er geen nieuwe bedrijfswoningen mogen worden gerealiseerd.
De woning is in 1964 gebouwd en het linkerdeel is in het verleden (voor het kinderdagverblijf) altijd als bedrijfswoning in gebruik geweest.
In het ontwerpbestemmingsplan zal de bedrijfswoning positief worden bestemd.
 
De betreffende bedrijfswoning is voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'.  
17   Aanpassing bestemming en verruiming bouwhoogte
 
Eigenaar van de Plantsoenstraat 11 wenst het bestaande pand gedeeltelijk te vervangen en op de verdieping uit te breiden met een bedrijfswoning. In het vigerende bestemmingsplan is een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 6 meter opgenomen.
De daadwerkelijke hoogte van het pand is goothoogte 5,20 meter en bouwhoogte 8,20 meter.

De hoogteaccenten van de in de nabijheid gelegen woningen hebben volgens indiener een daadwerkelijke goothoogte van 9 meter en een bouwhoogte van 12 meter. Het verzoek is de bestemming van Plantsoenstraat te wijzigen naar wonen/werkplaats en de hoogtes aan te passen naar goothoogte 9 meter en bouwhoogte 12 meter.
 
De bedrijfswoning is mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Het is daarbij van belang dat het woongedeelte in gebruik wordt genomen door de gebruiker van het bedrijfspand.
De bestaande woning heeft een hoogte accent met een goothoogte van ca. 5 meter en een nokhoogte van ca. 8 meter. Dit deel is verzakt en de wens is dit te vernieuwen. De gevraagde goothoogte bedraagt 9 meter en de gevraagde nokhoogte 12 meter, waarbij verwezen wordt naar Plantsoenstraat 1 en 3. Op deze woningen betreft het een hoogte accent. De woning is gelegen in het beschermde dorpsgezicht. De gevraagde hoogtes zijn niet passend binnen het beeld van het beschermde dorpsgezicht. Er zijn hoogteaccenten toegepast in hoofdzakelijk lage bebouwing. Het is niet passend een woning/bedrijfspand met een goothoogte van 9 meter en een nokhoogte van 12 meter te realiseren. Dit doet afbreuk aan het stedenbouwkundig beeld en de architectuur van het buurtje.
Wel is er begrip voor de wens de bestaande verzakte bouw te vernieuwen. Er is derhalve voor het hoogte accent een goothoogte opgenomen van 6 meter en een nokhoogte van 10 meter. Het lagere deel is een goothoogte van 4 meter en een nokhoogte van 6 meter opgenomen. Het bouwvlak mag voor 65 % bebouwd worden, waarbij de overige bedrijfsgebouwen een maximale hoogte van 4 meter mogen hebben. Het westelijk deel dient onbebouwd te blijven, zodat het repeterende karakter van de gevelaanzichten van de Plantsoenstraat in tact blijft.
 
De bouwhoogtes zijn aangepast op de verbeelding (bladnr. 5).  

Wettelijke overlegreacties

Nr.   overleg- instantie   Reactie   Beantwoording   Aanpassing bestemmingsplan  
1   Gasunie   Het plan is getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen (Besluit externe veiligheid buisleidingen Bevb). Het plangebied ligt buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtstbijzijnde leiding. Deze leiding heeft geen invloed op de verdere planontwikkeling.
 
Bedankt voor uw reactie.   Geen  
2   Veiligheidsregio Rotterdam- Rijnmond   De afdeling Risicobeheersing van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) heeft in het kader van het vooroverleg met betrekking tot de externe veiligheid advies uitgebracht over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Zij heeft dit gedaan middels een analyse van de omgeving waarbij risicobronnen, mogelijke scenario's en hun effecten worden beschouwd.
 
Het door de VRR uitgebrachte advies over de verantwoording van het groepsrisico is verwerkt in de toelichting (paragraaf 4.11 externe veiligheid) van het ontwerpbestemmingsplan.   Paragraaf 4.11 van de toelichting is aangevuld met een verantwoording van het groepsrisico.  
3   Gemeente Krimpen aan den IJssel   Er is kennisgenomen van het bestemmingsplan. Er zijn geen inhoudelijke opmerkingen.
 
Bedankt voor uw reactie.   Geen  
4   Rijkswaterstaat   Vrijwaringszone
Conform het Barro geldt langs de Hollandse IJssel een vrijwaringzone van 25 meter vanaf de begrenzingslijn van de vaarweg. Deze 'vrije ruimte' is een zone die vrij is van bijvoorbeeld bouwwerken en opgaande begroeiing die het functioneren van de vaarweg of de veiligheid van het scheepvaartverkeer in gevaar brengen.
In paragraaf 2.2.2 van de toelichting wordt aangegeven dat 'vanwege het overwegend consoliderende karakter van het bestemmingsplan behoeft geen vrijwaringszone opgenomen te worden op de verbeelding'. Rijkswaterstaat stelt dat in het plan nieuwe ontwikkelingen niet worden uitgesloten en de genoemde 'vrije ruimte' niet is geborgd. Het verzoek is daarom een vrijwaringszone conform artikel 2.1.2 Barro op te nemen in de verbeelding en in de planregels.

Waterhuishouding
Rijkswaterstaat geeft aan dat de rivier alsmede het gehele buitendijkse gebied van de Hollandse IJssel onder haar beheer valt. In deze gebieden zijn ook de Waterwet en de Beleidsregels grote rivieren (Bgr) van kracht. Daarnaast is Rijkswaterstaat ook de beheerder van de stormvloedkering/Algerakering. Binnen de kern en beschermingszone van deze stormvloedkering geldt eveneens de vergunningplicht uit de Waterwet.
Het verzoek is deze aanvullingen op te nemen in paragraaf 4.7 'Waterhuishouding' van de toelichting, alsmede rekening te houden met het Waterakkoord Hollandsche IJssel en Lek.

Waterstaat – Waterkering
Het verzoek is in de bestemming 'Waterstaat – Waterkering' ook de stormvloedkering en haar kern- en beschermingszones op te nemen. Aansluitend het verzoek de grenzen van deze kering aan te geven op de verbeelding.

Waterstaat – Waterstaatkundige functie
Rijkswaterstaat geeft aan de zij de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' voor de Hollandsche IJssel niet kan terug vinden. Gelet op de belangen van de rivier en het buitendijkse gebied is het verzoek deze dubbelbestemming hier op de plankaart toe te voegen.
Rijkswaterstaat merkt op dat de dubbelbestemming 'Waterstaat – Vaarweg' grotendeels overeen komt met het artikel 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie'. De belangen van Rijkswaterstaat worden voldoende geborgd in de bestemmingen 'Water', 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' en de op te nemen 'vrijwaringszone vaarweg'.
Ten behoeve van de duidelijkheid en om tegenstrijdigheden te voorkomen adviseert Rijkswaterstaat de dubbelbestemming 'Waterstaat – Vaarweg' te laten vervallen, mede gezien het feit dat deze bestemming enkel is neergelegd op de rivier en niet op het buitendijks gelegen gebied en zodoende niet in lijn is met de Bgr.
 

Op verzoek van Rijkswaterstaat zal de vrijwaringszone conform het Barro worden opgenomen op de verbeelding en in de planregels.

De gewenste aanvulling van paragraaf 4.7 wordt (onder het kopje 'waterbeheer en watertoets) opgenomen in het bestemmingsplan.

De stormvloedkering en haar begrenzing zullen worden voorzien van de bestemming 'Waterstaat – Waterkering'.
In het voorontwerp- bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterstaatkundige functie' uitsluitend toegekend aan de binnendijkse hoofdwatergangen. In het ontwerpbestemmingsplan zal deze ook aan de buitendijkse gebieden worden toegekend.

De dubbelbestemming 'Waterstaat – Vaarweg', zal conform het verzoek van Rijkswaterstaat uit het plan worden gehaald.  
De toelichting (paragraaf 3.2 en 4.7), regels (de artikelen 13, 22, 23 en 29.8) en verbeelding is conform de wensen van Rijkswaterstaat aangevuld en aangepast.  
5   Tennet   Binnen het plangebied ligt een 150.000 Volt transportverbinding, globaal gelegen langs de Couwenhoekseweg. De bijbehorende belemmeringenstrook heeft een breedte van 7 meter, te weten 3 meter aan weerszijden van het 1 meter brede kabelbed.
In het bestemmingsplan is rekening gehouden met deze kabelverbinding. Op kaartblad 1 en 3 is de verbinding niet geheel correct weergegeven. Op de bijgevoegde kaartbladen is de kabelverbinding correct weergegeven. Verzocht wordt om deze correcties over te nemen en de kaartbladen aan te passen.
 
De leidingenstrook wordt aangepast conform de aangeleverde tekeningen.   Op Verbeelding bladnummer 1 en 3 is de aanduiding “Leiding- leidingstrook” aangepast conform de aangeleverde tekeningen.  
6   RET   Verzocht wordt de contouren voor de metrostations Capelle Centrum en Slotplein te vergroten conform de bijgevoegde tekening ten behoeve van de realisatie van de nieuwe metrostations. Voor Capelle Centrum wordt verzocht de oppervlakte met 3 meter te vergroten aan beide zijden. Voor het Slotplein wordt verzocht om een vergroting aan de zijde van de Slotlaan.

Capelle centrum
afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0031.png"
Slotplein
afbeelding "i_NL.IMRO.0502.BP15Middelwatering-4001_0032.png"
Aanleiding voor het willen wijzigen van de contouren zijn als volgt:
De metrostations Capelle centrum en Slotlaan voldoen in toenemende mate niet meer aan de huidige eisen omdat:
-voor de levensduur van de gebouwdelen regulier onderhoud onvoldoende effect heeft;
-de uitstraling niet meer conform de huidige eisen en wensen is;
-er verbeteringen mogelijk zijn ten aanzien van (sociale) veiligheid, de transferfunctie en de onderhoudskosten.
 
De uitbreiding ten behoeve van de nieuwe metrostations worden overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Middelwatering conform de aangeleverde tekeningen.
Kosten die voortvloeien uit de aanleg van de nieuwe metrostations (bijv. eventuele verlegging van gasleidingen) komen ten laste van de RET.
Het ontwerp (hoogte, vormgeving, detaillering en materiaalgebruik) van de nieuwe metrostations dient in onderling overleg met de gemeente tot stand te komen.  
Verbeelding is aangepast en de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf- metrostation” is verruimd conform de tekeningen van de RET.  

7.2 Zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende 6 weken ter inzage gelegen van 5 maart 2015 tot en met 15 april 2015. Gedurende deze termijn kon een ieder reageren.

Er zijn 19 zienswijzen ingediend, waarvan een aantal zienswijzen zich richten tot hetzelfde thema. De zienswijzen zijn in de onderstaande tabel samengevoegd tot 11 reacties. In onderstaande tabel zijn de ingekomen zienswijzen schematisch samengevat en voorzien van een passende beantwoording. De benodigde aanpassingen die voortvloeien uit de zienswijzen zijn verwerkt in het bestemmingsplan 'Middelwatering'. Daarnaast heeft de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond weergegeven dat de wettelijke overlegreactie correct verwerkt is in het ontwerpbestemmingsplan (reactie 12). Verder is er één zienswijzen ingediend op 20 april 2015 (reactie 13). De wettelijke termijn voor het indienen van zienswijzen liep tot en met 15 april 2015. Zienswijzen die buiten de wettelijke termijn zijn ingediend mogen niet in behandeling genomen worden. De ingediende zienswijzen zijn opgenomen in Bijlage 6 .

Nr.   Thema   Samenvatting reactie   Beantwoording reactie   Aanpassing bestemmingsplan  
1
a,b, c,d,
e,f,
g  
Tegen damwand en
mantelzorgwoning Dorpsstraat 150.  
Er zijn 7 zienswijzen ontvangen van omwonenden tegen de damwand en mantelzorgwoning op Dorpsstraat 150. De genoemde argumenten komen overeen.
Argumenten tegen Damwand:
- Er is geen enkel maatschappelijk belang gediend. De huidige kade is in goede staat. Het dient het monetair belang van één buur;
- In de nieuwe situatie zal een stalen damwand van 8 tot 10 meter in de Hollandsche IJssel verrijzen. Dit houdt niet alleen een enorme uitbreiding van het perceel van Dorpsstraat 150 in, maar ook een (enorm) verlies van uitzicht, privacy en woongenot;
- Heeft Rijkswaterstaat ingestemd met deze ontwikkeling? Er wordt immers gebouwd in de rivier en dat is in strijd met de Beleidslijn Grote Rivieren;
- De vergunning uit 1979 (eerder in 1973 verleend aan de vorige eigenaar) is meer dan 30 jaar oud, is verstrekt voor de aanvoer van vlees voor de slagerij en moet als vervallen beschouwd worden;
- Het treffen van privaatrechtelijke regelingen tot het gebruik van staatseigendommen is voorbehouden aan de Dienst der Domeinen. De Dienst heeft in 2008 medegedeeld aan (één bewoner) niet voornemens te zijn grond c.q. water te gaan verkopen. Er is derhalve een privaatrechtelijke belemmering voor de bestemmingsplanwijziging;
- Onduidelijk is of het Hoogheemraadschap kan instemmen met deze planwijziging;
- De planologische-, stedenbouwkundige motivering voor deze planwijziging is onduidelijk;
- De damwand is in strijd met het beschermde dorpsgezicht.

Argumenten tegen Mantelzorgwoning (op locatie van de bestaande schuur):
- Het is niet passend binnen de beschermde status toestemming te geven voor een mantelzorgwoning;
- Onduidelijk of het een aanleunwoning betreft voor de daar wonende familie of een commerciële activiteit, verkapte woningbouw;
- Zover bekend is geen van de familieleden hulpbehoevend of mantelzorger;
- Toevoegen van een kleine woning is niet passend vanwege de parkeerdruk. Er zijn te weinig parkeerplaatsen;
- Is er rekening gehouden met de aanwezigheid van asbest op het dak en dat de grond hoogstwaarschijnlijk vervuild is.
Wij wisten niet dat de gemeenteraad in 2014 heeft gestemd over een wijziging c.q. voorontwerp van de bestemming. De gemeente heeft op een onjuiste wijze haar procedure en bekendmaking gevoerd. De rechtsbescherming is mij als gevolg daarvan ontnomen.  
Op 15 april 2015 heeft de eigenaar van Dorpsstraat 150 zijn verzoek voor de medewerking aan de damwand en de mantelzorgwoning in het kader van de herziening van het bestemmingsplan Middelwatering ingetrokken.
De mogelijkheid voor de realisatie van de damwand en mantelzorgwoning zijn uit het bestemmingsplan verwijderd.

Ingaande op enkele argumenten:
- Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap zijn wettelijke overleginstanties en zij hebben het voorontwerpbestemmingsplan beoordeeld. Zij hebben geen opmerkingen gemaakt tegen de ontwikkeling van de damwand en mantelzorgwoning;
- De vergunning uit 1979 is niet vervallen, maar nog steeds geldig. Rijkswaterstaat heeft bevestigd dat deze nog van kracht is;
Rijksvastgoedbedrijf, eigenaar van de grond (het water) heeft in januari 2012 het erfpachtrecht verstrekt aan de eigenaar van Dorpsstraat 150. Er is geen privaatrechtelijke beperking;
- De damwand was geprojecteerd in het verlengde van het perceel Dorpstraat 154/156. Het betrof een uitbreiding van ca. 6 meter diep (de rivier in) bij ca. 11,5 meter breed. Zienswijzen spreken van een diepte van 8-10 meter, waar geen sprake van was;
- De damwand doet geen afbreuk aan het beschermde dorpsgezicht. De uitbreiding is in de richting van het water, waarbij de tuin vergroot wordt, gelijk getrokken met de buren (nr. 154/156). Vanaf de Dorpsstraat is deze uitbreiding niet zichtbaar;
- De mantelzorgwoning was geprojecteerd op de locatie van de huidige strook met dezelfde maatvoering van de bestaande schuur. Het ging derhalve om herbouw, passend bij het gemeentelijk monument;
- Mantelzorg is vergunningvrij, behalve bij monumenten en in beschermde dorpsgezichten. In de participatiemaatschappij is een mantelzorgwoning gewenst. Het zou zijn gegaan om een familiaire relatie.

Procedure/rechtsbescherming: Conform artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening dient het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd te worden in de Staatscourant en via elektronische weg bekend gemaakt te worden. Het ontwerpbestemmingsplan is op 4 maart 2015 gepubliceerd in de Staatscourant, de IJssel & Lekstreek en op de gemeentelijke website en daarnaast elektronisch bekend gemaakt op www.ruimtelijkeplannen.nl. De gemeente heeft juist gehandeld.
Bovendien zijn we verder gegaan dan de wettelijke verplichting. 4 extra publicaties en twee huis aan huis verspreide uitnodigingen. De concept Nota van uitgangspunten, de concept beantwoording op de inspraakreacties (publicatie 29 januari 2014), de definitieve Nota van uitgangspunten en het voorontwerpbestemmingsplan Middelwatering zijn eveneens gepubliceerd. Daarnaast is er voor de concept Nota van Uitgangspunten en het voorontwerpbestemmingsplan huis aan huis een uitnodiging verspreid voor de informatieavonden en is nadrukkelijk verzocht om eventuele wensen weer te geven en om in het voorontwerpbestemmingsplan uw eigendom te controleren of dit correct bestemd is. Het verzoek van de damwand en mantelzorgwoning is opgenomen in de Nota van uitgangspunten en weergegeven in de concept nota van beantwoording (antwoord op de ingekomen inspraakreacties, gepubliceerd op 29 januari 2015).  
De damwand en mantelzorgwoning is uit het bestemmingsplan verwijderd.
Verbeelding, regels en toelichting is aangepast.  
2
a, b,
c.  
Tegen 7 langsparkeer-plaatsen bij het Doorenbosplantsoen.   Er zijn 3 zienswijzen ontvangen, die zich richten tegen de mogelijkheid dat er bij het Doorenbosplantsoen 7 langsparkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden aan de dijk.
Genoemde argumenten tegen de parkeerplaatsen:
Procedureel:
- Door de provincie is tegemoet gekomen aan de zienswijzen. De langsparkeerplaatsen maken niet langer onderdeel uit van het projectplan, waardoor de aantasting beperkter is dan in het ontwerp-projectplan was voorzien. Het Hoogheemraadschap heeft het langsparkeren en de hiervoor benodigde extra verbreding van de dijk niet meegenomen in het definitieve projectplan;
- Het verbaast dat wethouder Meuldijk op een bijeenkomst voor bewoners het voornemen naar voren bracht voor langsparkeren aan de Dorpsstraat bij het Doorenbosplantsoen, met bijbehorende extra dijkverbreding;
- Verzocht wordt aan te geven op welke wijze besluitvorming door de gemeente over het langsparkeren plaatsvindt.

.Genoemde argumenten tegen de parkeerplaatsen:
- Het plantsoen wordt gereduceerd tot een groenstrook langs de Plantsoenstraat;
- Vanuit het plantsoen kijk je op een rij auto's;
Het plantsoen is historisch erfgoed en een sociale ontmoetingsplek voor de buurt;
- Het plantsoen maakt onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht de Oude Plaats;
- Mensen hebben hun woning gekocht vanwege de historische uitstraling en de daardoor ontstane sfeer;
- Het is een speel- en voetbalplek voor de jeugd;
- Glijden van de dijk bij sneeuw middels een glijbaan mogelijk te laten blijven;
- Bomen worden gekapt, wat resteert is een kale dijk;
- De parkeerplaatsen zijn compensatie voor het opheffen van 7 parkeerplekken aan het Raadhuisplein. Verfraaiing van dit pleintje gaat ten koste van het plantsoen;
- Dijkversterking is noodzakelijk om de veiligheid te waarborgen. Door verbreding van de dijk voor parkeerplaatsen wordt de schade vergroot;
- Door de commissie welstand en monumenten wordt kritisch gekeken naar verbouwingsplannen in de buurt. Bewoners verwachten dat de gemeente gelijkwaardig opereert en zichzelf ook hoge eisen oplegt als er in het gebied geïnvesteerd moet worden.

Dat er een tekort aan parkeerplaatsen is in de buurt is onomstreden.
Voorgestelde parkeeroplossingen:
- Aan de rivierzijde tegenover Dorpsstraat 3, 5-6 parkeerplaatsen mogelijk maken zonder dat dit een ernstige aantasting is van de herinrichting van het Raadhuisplein;
- Eigenaar van Dorpsstraat 3 verzoeken afspraken te maken over gebruik van het 's-avonds ongebruikte parkeerterrein bij het kantoor Dorpsstraat 34/36;
- Voorwaarden verbinden aan Dorpsstraat 3 dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.  
Procedureel:
Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (hierna: HHSK) heeft het voornemen om  7 langsparkeerplaatsen op de dijk ter hoogte van het Doorenbosplantsoen aan te leggen bij het ter plaatse versterken van de dijk  uit het definitieve projectplan verwijderd. Het aanleggen van deze parkeerplaatsen mag namelijk - op grond van juridische gronden - geen onderdeel  van de dijkverzwaring zijn. De aanleg van deze 7 langsparkeerplaatsen betreft een meekoppel kans voor de gemeente, maar heeft niets  met  de benodigde dijkversterking/ dijkverzwaring van HHSK te maken. Zodoende is het ter plaatse van het Van Doorenbosplantsoen breder maken van de dijk om de aanleg van de 7 langsparkeerplaatsen mogelijk te maken niet meer door HHSK in het definitieve projectplan opgenomen.

De gemeente heeft echter niet afgezien van deze meekoppel kans. Zij wil gelijktijdig met de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden voor de dijkversterking door HHSK de aanleg van de 7 langsparkeerplaatsen mogelijk maken door de dijk ter plaatse met circa 2 à 2.5 meter breder maken. Op de 2 maal (9 maart 2015 en 9 april 2015) met de betrokken omwonenden gehouden avonden heeft de gemeente nadrukkelijk aangegeven om nog steeds het voornemen te hebben om de 7 langsparkeerplaatsen op de dijk ter hoogte van het Doorenbosplantsoen te realiseren. De 7 opgeheven parkeerplaatsen bij de herinrichting van  het Raadhuisplein worden vervangen/gecompenseerd in de Raadhuisstraat.

Het is geen punt van discussie dat er te weinig parkeerplaatsen rondom het Doorenbosplantsoen zijn. De gemeente wil ook de 7 langsparkeerplaatsen op de dijk aanleggen. Deze 7 extra aan te leggen langsparkeerplaatsen zijn bedoeld om de parkeerlast in de buurt te verlichten door meer parkeerplaatsen te realiseren waar dat mogelijk is.

Besluitvorming langsparkeerplaatsen:
De mogelijkheid voor realisatie van de gewenste 7 langsparkeerplaatsen is opgenomen in dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt voor vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze raad beslist naar verwachting 6 juli 2015 over de ingekomen zienswijzen en stelt daarna het bestemmingsplan 'Middelwatering' vast. Tegen het door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan kunt u – als belanghebbende - in beroep bij de Afdeling  Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Om als 'belanghebbende' aangemerkt te kunnen worden moet u zienswijzen bij de gemeenteraad naar voren hebben gebracht.

Doorenbosplantsoen:
- Het plantsoen blijft geschikt als speel- en voetbalplek. De schuine helling kan gebruikt worden als slee helling/glijbaan mits er voldoende sneeuw ligt;
- Het blijft geschikt als sociale ontmoetingsplek;
- Onderzocht wordt of de langsparkeerplaatsen door een beukenhaag ingepakt kunnen worden, zodat het zicht vanuit het plantsoen groen blijft;
- Bomen worden gekapt, omdat dit noodzakelijk is ten behoeve van de dijkverzwaring. Wortels van bomen kunnen zorgen voor een instabiele dijk. Omvallende/omwaaiende bomen trekken een gat in een dijk daarom moeten de bomen weg;
- Het aanwijzingsbesluit voor het beschermde dorpsgezicht benoemd het plantsoen maar heeft het plantsoen in omvang niet begrensd/beschermd;
- De commissie welstand en monumenten beoordeelt de inrichtingsschets voor het Doorenbosplantsoen en zal daarbij toetsen aan de status van het beschermde dorpsgezicht;
- De woonomgeving is niet statisch. Er kan derhalve niet geëist worden dat er niets verandert ten opzichte van de datum van aankoop. Bij wijzigingen van het bestemmingsplan kunt u gebruik maken van uw inspreekmogelijkheden.

Reactie op parkeeroplossingen:
- Aan de rivierzijde tegenover Dorpsstraat 3 wordt het Raadhuisplein heringericht. Hier is geen fysieke plek voor 5-6 parkeerplaatsen. De 7 opgeheven parkeerplaatsen worden vervangen bij de Raadhuisstraat;
- Dubbelgebruik wordt niet geregeld in het bestemmingsplan. Wij zullen uw tip doorgeven aan de eigenaar van Dorpsstraat 3;
- Er is in het bestemmingsplan op verzoek van de eigenaar van Dorpsstraat 3 mogelijk gemaakt dat er 4-5 extra parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden.  
Geen aanpassing van het bestemmingsplan  
3   Extra parkeerplaatsen bij Gemaal   - Er zijn te weinig parkeerplaatsen in de buurt van de Plantsoenstraat/Doorenbosplanstoen. De gemeente voldoet niet aan de landelijke parkeernorm voor de Oude Plaats. Dit is op te lossen door parkeervakken te maken naast het Gemaal, haaks op de rijbaan, waarbij geparkeerd wordt met de neus van de auto naar het gemaal.
- De gemeente heeft in het verleden horeca-activiteiten toegestaan zonder de parkeernorm te handhaven.
- Verzoek bij de herinrichting van het Doorenbosplantsoen rekening te houden met het kunnen passeren van vrachtwagens van en naar de Mient, omdat er anders schade ontstaat aan de gebouwen/huizen.
- De Dorpsstraat wordt gebruikt als racebaan, gelieve de snelheid uit het verkeer te halen.  
- Er zijn geen landelijke parkeernormen die gehandhaafd kunnen worden. De CROW geeft richtlijnen weer (De CROW is een onafhankelijke kennisorganisatie op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte en verkeer en vervoer). De Oude Plaats is gebouwd in een tijd dat er nog geen auto's bestonden;
- Bedankt voor de suggestie. De grond behoort bij het Gemaal en is eigendom van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. We kunnen geen (openbare) parkeerplaatsen realiseren op particulier eigendom;
- Er zal bij de herinrichting van het Doorenbosplantsoen rekening gehouden worden met de draaicirkel van vrachtwagens, die van en naar de dijk rijden;
- Het bestemmingsplan heeft de dijk bestemd als Verkeer-Verblijfsgebied. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om snelheidsbeperkende maatregelen aan te leggen, maar zegt niets over de uitvoering van maatregelen.  
Geen aanpassing van het bestemmingsplan  
4   Verzoek bouwhoogte vergroten bedrijfspand Plantsoenstraat 11   Herhaald verzoek om de bouwhoogte met één bouwlaag te verruimen. De bestaande bouw wordt dan overal 3 meter verhoogd ten opzichte van de bestaande situatie. Verwezen wordt naar omliggende woningen met vergelijkbare hoogtes.
De volume uitbreiding is nodig om een bedrijfswoning mogelijk te maken. De bedrijfswoning is noodzakelijk voor de financiering van het opknappen van het door de vorige eigenaar verwaarloosde pand.  
Het gebouw is gelegen in het beschermde dorpsgezicht. De omliggende woningen bestaan overwegend uit één bouwlaag met kap. De gevraagde goothoogte bedraagt deels 6 meter en de nokhoogte 9 meter en voor het hoogte accent respectievelijk 9 en 12 meter, waarbij verwezen wordt naar Plantsoenstraat 1 en 3. Op deze woningen betreft het een hoogte accent van geringe omvang.
Daarnaast wordt verwezen naar woningen in de directe omgeving die deze hoogte hebben. Tegenover de Plantsoenstraat ligt de Waterloostraat, waar in 1980 rij woningen zijn gebouwd met twee bouwlagen en een kap (zadeldak). Deze straat maakt geen onderdeel uit van het beschermde dorpsgezicht de Oude Plaats en vormt derhalve geen referentiekader voor gebouwen gelegen binnen het beschermde dorpsgezicht.

De gevraagde hoogtes zijn niet passend binnen het beeld van het beschermde dorpsgezicht. Er zijn hoogteaccenten toegepast in hoofdzakelijk lage bebouwing. Het is niet passend een woning/bedrijfspand met een goothoogte van 6/9 meter en een nokhoogte van 9/12 meter te realiseren. Dit doet afbreuk aan het stedenbouwkundig beeld en de architectuur van het buurtje.

Een verruiming met een extra bouwlaag van het bedrijf en de bedrijfsbebouwing is niet mogelijk binnen deze specifieke stedenbouwkundige en
architectonisch waardevolle bebouwing. Wel is er begrip voor de wens de bestaande verzakte bouw te vernieuwen. De bouwhoogtes zijn ten behoeve van deze ophoging in geringe mate verhoogd. Naar aanleiding van de inspraakreactie van de eigenaar in de Commissie Stadsontwikkeling en -beheer van 15 juni 2015 heeft er een gesprek plaatsgevonden met de wethouder. Naar aanleiding van dit gesprek wordt de bouwhoogte van het lagere deel (6 meter) aangepast naar een nokhoogte van 7 meter, zodat de verhoudingen van het pand na ophoging gelijk kunnen blijven. Door een ingenieuze indeling van het pand is het mogelijk om een bedrijfswoning te realiseren naast de bedrijfsoppervlakte.  
De bouwhoogte is gewijzigd van 6 naar 7 meter  
5   Aanpassen bouwvlak Raadhuisstraat   Naar aanleiding van de inspraakreactie is een bouwvlak opgenomen voor de realisatie van een bijgebouw. Het opgenomen vlak heeft een afmeting van 5 x 6 meter. Verzocht wordt om de afmeting van het bouwvlak langwerpig te maken, zodat er een bredere mogelijkheid ontstaat om de toegestane 30 m² bebouwing te realiseren. Het door mij verzochte bouwvlak heeft een afmeting van 4,5 bij 10 meter, waarbij de afstand tot de perceelsgrenzen 1 meter bedraagt. Bebouwing zou dan in de toekomst meer geschikt kunnen zijn voor mantelzorg als zou blijken dat daar in de woonsituatie van mijn moeder behoefte aan is.
Kunt u aangeven wat de mogelijkheden zijn voor het bouwen van een mantelzorgwoning op ons perceel.  
Op de achterzijde van het perceel grenzend aan de langzaam verkeersroute naar Het Slot is een aanduiding “bijgebouwen” opgenomen, waar u een berging van maximaal 30 m² mag realiseren met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
Het bouwvlak is aangepast conform uw verzoek, waarbij de afstand van de voorste grens van het bouwvlak op 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel is gesitueerd. De maximale oppervlakte van 30 m² is gehandhaafd.
Mantelzorg is vergunningvrij, maar niet binnen het beschermde dorpsgezicht. Op de locatie waar het bouwvlak voor bijgebouwen is gesitueerd kunt u in de toekomst in de dan bestaande bouw een mantelzorgwoning realiseren, indien uw moeder een zorg behoefte heeft.  
Het bouwvlak “bijgebouwen” is aangepast.  
6   verzoek verruiming gebruik bijgebouw Dorpsstraat   Bij het gemeentelijk monument is omstreeks 1920 een bijgebouw gerealiseerd in de tuin. Dit is in gebruik als kantoor en atelier. Daarnaast zou het geschikt zijn als mantelzorg onderkomen. Graag verzoek ik u het gebouw op te nemen in het bestemmingsplan
en het te mogen gebruiken als kantoor, atelier of mantelzorgwoning.  
Het geldende bestemmingsplan Middelwatering maakt het niet mogelijk een bijgebouw te gebruiken als atelier en kantoor. In dit bestemmingsplan zijn aan huis gebonden beroepen ook alleen toegestaan in het hoofdgebouw van de woning. De reden hiervoor is twee ledig. Enerzijds omdat bergingen qua isolatiewaarde veelal niet voldoen om als verblijfsgebied te gebruiken. Anderzijds omdat het gebruik van een berging als bedrijf, veelal de vraag voor de realisatie van nieuwe bergingruimte oproept. Dit lijdt tot extra verstening, die niet gewenst is. Het gebruik van het gebouw als hobbymatig atelier voor eigen gebruik is toegestaan.

Per 1 november 2014 zijn de voorwaarden voor het vergunningvrij bouwen verruimd (artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht). Een mantelzorgwoning in een bestaand gebouw is vergunning vrij, behalve bij monumenten en binnen beschermde dorpsgezichten. De intentie van de wetgever is om met deze verruiming een bijdrage te leveren aan de participatiemaatschappij, waarbij het gewenst is dat iemand langer (semi-) zelfstandig kan blijven wonen doordat er zorg geboden wordt. In dit kader is uw verzoek passend binnen de maatschappelijke ontwikkeling en hebben wij het gebouw de aanduiding “mantelzorgwoning” gegeven.
Er kan pas gebruik van worden gemaakt als er middels een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of een andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond dat er sprake is van mantelzorg.

Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht:
Artikel 1: Definities Mantelzorg:
- huisvesting in verband met mantelzorg: huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
- mantelzorg: intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
Artikel 2 vergunning vrij bouwen en gebruik, lid 22: het gebruiken van een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg.
 
Het bestemmingsplan is aangepast. Het bestaande bijgebouw is aangeduid als “Mantelzorgwoning”  
7   Verruiming bouwvlak Ketensedijk 47 en verzoek vergroten tuin.   Op 11 november 2009 is er door de vakgroep Stedenbouw een memo opgesteld met betrekking tot een mogelijke inrichting van het perceel voor de realisatie van één woning. Daarbij is aangegeven dat het bouwvlak 10 x 18 meter bedroeg. Het bouwvlak dat opgenomen is op de verbeelding in het ontwerpbestemmingsplan is kleiner. Ik verzoek u dit bouwvlak richting de dijk te vergroten naar 10 x 18 meter.
Voorts wil ik van de gelegenheid gebruik maken om voor een betere tuinsituering aan de noordkant van het perceel te verzoeken een strook van 5 meter te mogen aankopen en dit in het bestemmingsplan op te nemen als tuin.  
In 2009 heeft de vakgroep stedenbouw gekeken onder welke voorwaarden er een woning gebouwd kon worden op de Ketensedijk 47 ter vervanging van de bestaande dijkwoning. In de nota van uitgangspunten zijn de stedenbouwkundige voorwaarden als uitgangspunt overgenomen en is aangegeven dat er een bouwvlak wordt opgenomen op de verbeelding. De stedenbouwkundige memo van 11 november 2009 geeft een bouwvlak weer van 10 x 18 meter, waarbinnen één woning van 650 m³ gerealiseerd mag worden bestaande uit één bouwlaag met kap. De overige voorwaarden zijn in het ontwerpbestemmingsplan Middelwatering overgenomen.
Het bouwvlak wordt aangepast van 9 x14 meter naar 10 x 18 meter, zodat er meerdere mogelijkheden bestaan om een woning te realiseren binnen het bouwvlak die passend is binnen de omgeving van het dijklandschap.

Het verzoek tot aankoop van de achterliggende grond (5 meter aan de noordkant van uw perceel) is in behandeling genomen door de afdeling grondzaken. Uw verzoek wordt voorgelegd bij verschillende disciplines. Het is niet mogelijk dit proces af te ronden voor vaststelling van het bestemmingsplan. De bestaande bestemming is “Groen” en “Verkeer-verblijfsgebied” ten behoeve van de ontsluiting van uw woning. Bij een eventuele verkoop vormen deze bestemmingen geen belemmering voor de ingebruikname en inrichting als tuin.  
Het bouwvlak is aangepast conform het verzoek.  
8   Algerahaven, aanleg passantensteiger   Verzocht wordt de recent verleende vergunning voor de afmeervoorziening met loopbrug nabij de Ketensedijk middels een passende bestemming op te nemen in het bestemmingsplan. Verder wordt verzocht geen beperking op te leggen dat alleen kortstondig aanmeren tijdens dag- en avondperiode is toegestaan. Dit, om een kostendekkende exploitatie mogelijk te laten zijn.

Onderbouwing verzoek:
- De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, waarna de gemeente Capelle aan den IJssel, de omgevingsvergunning, fase 1, voor het bouwen en aanbrengen van een drijvende steiger met loopbrug heeft verleend;
- 10 maart 2014 heeft de raad de nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan Middelwatering vastgesteld. Uitgangspunt 5 luidt: Vergunningen die in het verleden verleend zijn, dienen te worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan”;
- Er zijn positieve effecten van een aanmeervoorziening voor de gemeente Capelle aan den IJssel;
- Passerende en wachtende schepen zijn er mee gediend maar ook de horeca en middenstand in de nabijheid;
- Realisatie van het plan onderstreept de positionering van de gemeente om georiënteerd te zijn op de Hollandsche IJssel.  
17 maart 2015 heeft de gemeente Capelle aan den IJssel de vergunning verleend voor het aanbrengen van een drijvende steiger nabij de Ketensedijk. De verleende vergunning ziet niet toe op het neerlaten van de loopbrug op de aangrenzende grond.

De rechtbank Rotterdam heeft op 17 februari 2014 in haar uitspraak aangegeven dat:
verweerder de aanvraag opnieuw moet beoordelen en daarbij moet uitgaan van de bestemming 'waterstaatsdoeleinden'”. De gronden met de bestemming Waterstaatsdoeleinden zijn primair bestemd voor de waterhuishouding anders dan met behulp van dijken en voor het verkeer te water. Er mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd ten behoeve van de primaire bestemming. De primaire bestemming is water. Bij de bestemming water is aangegeven dat steigers zijn toegestaan. Na deze uitspraak heeft het college besloten de omgevingsvergunning, fase 1 te verlenen.

Op 10 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan Middelwatering vastgesteld. De uitgangspunten vormen het kader voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan.
Uitgangspunt 47: In de Hollandsche IJssel wordt de realisatie van een nieuwe jachthaven/drijvende steiger met loopbrug niet mogelijk gemaakt.
Uitgangspunt 5: reeds verleende vrijstellingen, ontheffingen, en activiteiten die afwijken van het bestemmingsplan opnemen. Vergunningen die in het verleden verleend zijn, dienen te worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.

De verleende vergunning dient opgenomen te worden in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is binnen de bestemming “Water” opgenomen dat de gronden bestemd zijn voor:
Bestaande lig-, laad- en losplaatsen van schepen (artikel 13,lid 1, sub d)
Artikel 1.19 geeft een definitie van bestaand.
Bestaand:
- met betrekking tot bebouwing:
legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- met betrekking tot gebruik:
het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.

De drijvende steiger is verleend en is daardoor bestaand en valt onder een bestaande ligplaats van schepen.
Het bestemmingsplan hoeft derhalve niet aangepast te worden. Doordat de vergunning verleend is, is deze direct passend binnen het bestemmingsplan Middelwatering.
Een fase 1 omgevingsvergunning geeft geen bouwtitel. Hiervoor dient binnen 2 jaar een fase 2 vergunning te worden aangevraagd. Fase 2 betreft de omgevingsvergunning voor de activiteit 'reclame'.

Er zijn 2 privaatrechtelijke toestemmingen nodig, alvorens gebruik gemaakt kan worden van de steiger:
- De wal kan alleen bereikt worden door de loopbrug neer te laten op gemeentelijke grond;
- Voor het aanleggen van schepen aan de steiger is een ligplaats ontheffing voor schepen nodig van Rijkswaterstaat. Het is onbekend of deze vergunning verstrekt wordt.

De gemeente wil ondernemers de ruimte bieden. Daarnaast wil de gemeente de beleving van de Hollandsche IJssel stimuleren. De gemeentelijke grond gelegen nabij de steiger is bestemd als “Groen”. Het bestemmingsplan vormt derhalve geen belemmering voor het neerlaten van de loopbrug, om zodoende aan wal te komen. Formeel dient toestemming gevraagd te worden voor het gebruik van gemeentegrond (aan land komen). We wachten daartoe eerst een verzoek van Algerahaven B.V. af voor het neerlaten van de loopbrug over gemeentewater op het aangrenzende perceel gemeentegrond. Aan een eventuele toestemming voor het gebruik kunnen voorwaarden worden verbonden, bijvoorbeeld om de eventuele overlast voor omwonenden te beperken.

Omwonende hebben hun zorgen geuit over de passantensteiger.
Kort samengevat betreft het de volgende zaken:
- schepen gebruiken de kom als keerlus, door de steiger kunnen schepen niet meer keren;
- er is een gratis wachtsteiger van Rijkswaterstaat, waarbij de brugwachter middels megafoons waarschuwt voor gevaren en communiceert met de aanliggende van de wachtsteiger;
- Er is nooit ruimtegebrek aan de wachtsteiger. Jachtschippers hebben proviand en drinken aan boord. De aanvraag voldoet dus niet aan een behoefte;
- Aansluiting op het kleine pleintje met enkele bankjes kan slechts door een coupure te maken in het 1,10 meter hoge hek. Een niet afgesloten hek brengt de veiligheid ernstig in het geding;
- Verwachting is dat op de wal bij de loopbrug een grote toeloop van belangstellende ontstaat. Daaronder zullen zijn: hangjongeren, zwemmers, op- en afstappers van boten, parkeerproblemen, (geluids)overlast, kleine criminaliteit zoals wildplassen, vervuiling van de omgeving, dumpen van afval van de boten;
- Er is geen fysieke ruimte om het parkeren op te lossen. Er zijn 6 openbare parkeerplaatsen in de omgeving;
- De passantensteiger zal zich ontwikkelen tot een haventje met (semi-)permanente ligplaatsen in boxen;
- De meeste boten zullen zeiljachten zijn. Het tochtgat tussen de beide appartementen zorgt ervoor dat de vallen (touwen) tegen de aluminium masten slaan;
- De steiger kan ook bedoeld zijn om watertaxi's en rondvaartboten te laten aanmeren om passagiers mee te nemen. Klanten zullen met de auto komen;
- Wie te bellen bij overlast? De waterpolitie of politie?
- Als de gevreesde overlast werkelijkheid wordt zal planschade geclaimd worden.

De beantwoording kort samengevat: de verleende vergunning valt onder een bestaande ligplaats van schepen en het bestemmingsplan hoeft derhalve niet aangepast te worden. De toestemming voor het gebruik van de gronden om aan wal te komen maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Middelwatering.
 
Geen aanpassing van het bestemmingsplan  
9   Tekstuele vragen, aanpassingsverzoek   Vragen met betrekking tot de Nota van uitgangspunten.
Uitgangspunt 13: Er kunnen scheepvaarttekens geplaatst worden. Moet hiervoor een zone in- of aan het water worden vrijgehouden en zo ja, blijkt dit dan uit de plankaart?
Uitgangspunt 25: Implementeren van de doelstellingen van het project “Hollandsche IJssel” met het overnemen van eisen uit het Beeldkwaliteit en Oeverplan van dit project. Zijn deze integraal en aanwijsbaar in het plan verwerkt? Stoelt dit overnemen op een besluit binnen de gemeente?
Uitgangspunt 40: Opnemen bouwvlak Ketensedijk 47 en ontsluiting via de Constantijn Huygensstraat. Kan de ontsluiting van andere woningen aan de Ketensedijk ook via deze ontsluiting? De verkeersafwikkeling van loonbedrijf Slob is met gevaar omgeven. Dienen de bewoners te parkeren bij de IJsselzoom? Het wegbrengen van afval naar de containers aan de overzijde brengt gevaar met zich mee.

Vragen paragraaf 4.7 Waterhuishouding:
Wordt een aanvraag omgevingsvergunning afgestemd met Rijkswaterstaat? Dat zienswijzen van Rijkswaterstaat zwaarwegend zijn kun je niet ontlenen aan het bestemmingsplan als zodanig. Een aanbeveling in de procedures?
Kunt u de contouren van het bergend regime duidelijk aangeven op de plankaart?
Kunt u de hoogwaterlijn aangeven op de plankaart?

Water en waterstaat in het bestemmingsplan:
De weergave van de begrippen en de legenda water, waterstaat-waterkering, waterstaat-waterkundige functie valt wat betreft eenduidigheid wel wat op te merken. Kan dit verduidelijkt worden?  
De waterbeheerders (Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en Rijkswaterstaat) hebben het bestemmingsplan beoordeeld of hun belangen goed geregeld zijn. Rijkswaterstaat heeft in haar wettelijke overlegreactie een aantal verbeterpunten weergegeven, die zijn overgenomen.

Uitgangspunt 13: Rijkswaterstaat heeft in het verleden verzocht om in het bestemmingsplan mogelijk te maken dat er scheepvaarttekens geplaatst kunnen worden met een hoogte van 7 meter. Dit is opgenomen binnen de bestemming “water” (artikel 13.2.2 onder b: scheepvaartverkeervoorzieningen mogen als bouwwerk, geen gebouw zijnde een hoogte hebben van maximaal 7 meter).
Uitgangspunt 25: Het project “Hollandsche IJssel” is op initiatief van de provincie Zuid-Holland tot stand gekomen. De gemeente Capelle aan den IJssel heeft ingestemd met dit plan. Het projectplan “Hollandsche IJssel” ziet toe op bescherming van de landschappelijke waarde van de oever. Dit is geregeld in de algemene aanduidingsregel “Vrijwaringszone-Vaarweg” (artikel 29.8). Naast de landschappelijke waarden wordt via deze aanduiding de goede doorvaart voor de scheepvaart verzekerd.

Uitgangspunt 40: De Ketensedijk 47 kan ontsloten worden via de Constantijn Huygenssstraat en via de dijk. De ontsluiting is niet geschikt voor ander verkeer vanaf de Ketensedijk, omdat dan het particuliere perceel van nr. 47 doorkruist moet worden. De woning aan de Ketensedijk 47 voorziet in parkeren op eigen terrein en er wordt door deze bewoners derhalve niet geparkeerd bij de appartementen van de IJsselzoom.
Bij het oversteken van een weg, dient altijd rekening te worden gehouden met het verkeer. Bij het wegbrengen van afval naar de containers aan de overzijde dient voorzichtig gehandeld te worden.
Loonbedrijf Slob is al jaren gevestigd op deze locatie. Het bestemmingsplan geeft weer welke functie is toegestaan. Er wijzigt niets in de situatie. Slob heeft de bestemming “Bedrijf” en de weg is bestemd als “Verkeer”.

Vragen over paragraaf 4.7:
Een omgevingsaanvraag wordt indien er een dubbelbestemming “waterstaat-Waterstaatkundigefunctie” of “Waterstaat-Waterkering” van toepassing is afgestemd met de waterbeheerder(s). Er wordt advies gevraagd aan de waterbeheerder(s). Zij kijken of er geen (onevenredige) afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het waterbergend vermogen en de landschappelijke waarden. Daarnaast kan het zijn dat naast het bouwen er toestemming gevraagd dient te worden aan de waterbeheerder voor het gebruik. Bijvoorbeeld: een steiger kan gebouwd worden, maar er moet aan Rijkswaterstaat een ligplaatsontheffing voor schepen aangevraagd worden. Pas als die ontheffing verleend is, kan er gebruik gemaakt worden van de steiger.

Voor de Hollandsche IJssel ter hoogte van het plangebied is het bergend regime van toepassing.
Rijkswaterstaat borgt daarmee dat de rivier en het buitendijkse gebied voldoende waterbergend
vermogen heeft en blijft houden. Het buitendijkse gebied wordt hierbij gelijkgesteld met het gebied dat als zodanig door het Hoogheemraadschap in de legger is aangewezen. Voor de betreffende gronden is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' opgenomen.
Daarnaast is om nadelige invloeden op het functioneren van de vaarweg te voorkomen en/of te beperken conform artikel 2.1.2 Barro een vrijwaringszone ('vrijwaringszone - vaarweg') opgenomen. Deze loopt 25 meter land inwaarts, vanaf de Oeverbegrenzing van de rivier.
De contouren van de Hoogwaterlijn worden niet weergegeven in het bestemmingsplan.

Rijkswaterstaat en het HHSK hebben ingestemd met het bestemmingsplan Middelwatering. Wij zullen derhalve geen wijzigingen meer aanbrengen in de waterparagraaf en in de regels aangaande water.  
 
10   Merellaan-West : Patiowoning mogelijk maken   Verzocht wordt in de toelichting bij de Nota van uitgangspunten (paragraaf 2.3, uitgangspunt 41) voor Merellaan-West toe te voegen dat de patio bij de woning getrokken mag worden.
Tijdens de commissievergadering van 10 februari 2014 heb ik geattendeerd dat de patio betrekken bij de woning ook geldt voor Merellaan-West. Dit is niet overgenomen in het bestemmingsplan. Verzocht wordt dit aan te passen.  
Naar aanleiding van de inspreekreactie in de commissie Stadsontwikkeling- en Beheer van 10 februari 2014 is het uitgangspunt aangepast en is Merellaan-West toegevoegd, als locatie waar de patio bij de woning gevoegd mag worden. Op de verbeelding (het juridisch geldende deel van het bestemmingsplan) is dit correct overgenomen. Abusievelijk is in de toelichting Merellaan-West niet opgenomen. Paragraaf 2.3., uitgangspunt 41 wordt aangepast overeenkomstig de op 10 maart 2014 door de raad vastgestelde Nota van uitgangspunten.
Uitgangspunt 41: in het bestemmingsplan regelen dat bij de woningen aan de Fazantstraat, Merelhoven, Merellaan-West en Merellaan-Oost de patio aan de voorzijde bij de woning getrokken mag worden ten behoeve van een vergroting van de woning”. Het betreft de zogenaamde bouwfondswoningen, die een garage aan de voorzijde hebben met daarnaast een patio.  
De toelichting paragraaf 2.3 uitgangspunt 41 is aangepast.  
11   Vrijwaringszone aanpassen op verbeelding   Zienswijzen van Rijkswaterstaat:
Het is fijn dat u de Barro-zone heeft overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Helaas is de zone echter niet correct ingetekend op de verbeelding. De Barrolijn ligt landwaarts van de vaarwegbegrenzing. Dus vanaf de oever 25 meter landinwaarts gemeten. Verzocht wordt de correctie op de verbeelding door te voeren.
“De overige opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan zijn naar onze tevredenheid verwerkt”  
Excuses voor de foute interpretatie van de Barro-zone op de verbeelding. De verbeelding wordt aangepast, waarbij de Barro-zone 25 meter landinwaarts wordt weergegeven vanaf de vaarwegbegrenzing (oeverlijn).   De vrijwaringszone op de verbeelding is overeenkomstig het verzoek van RWS aangepast.  
12   Akkoord VRR   De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) heeft aangegeven dat de VRR zich kan vinden in de wijze waarop haar reactie is verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan Middelwatering. Herontwikkeling van het “Capels Blok”(waarvan de ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan) gaat goed samen met de vooroverlegreactie van de VRR.   Bedankt voor de kennisgeving.   Geen aanpassing van het bestemmingsplan.  
13   Gebruikswijziging Mient   Verzoek wijziging naar “kantoorfunctie”.   Artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening verwijst naar afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In afdeling 3.4, artikel 3:16 (termijn indiening zienswijzen en adviezen) is de zienswijzentermijn bepaald. 3:16, lid 1. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3., bedraagt 6 weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.
Lid 2: de termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 5 maart tot en met 15 april 2015 ter inzage gelegen. De brief is 20 april 2015 ontvangen en mag wettelijk niet meer in behandeling genomen worden.
Verzocht wordt de raad, de zienswijzen niet ontvankelijk te laten verklaren.  
Geen aanpassing van het bestemmingsplan  

Ambtshalve wijzigingen

Naast bovenstaande wijzigingen die voortvloeien uit de ingediende zienswijzen zijn de volgende ambtshalve wijzigingen doorgevoerd:

  • 1. Algemene bouwregels.

Bij artikel 26 (algemene bouwregels) is een regel toegevoegd, “toegelaten bouwwerken op een afwijkende locatie”. Deze regel is opgenomen om bestaande bouwwerken die buiten het bouwvlak zijn geplaatst te legaliseren. Op grond van het nieuwe bestemmingsplan dienen alle gebouwen (hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen) binnen het bouwvlak te worden gebouwd.

Voor het bouwen buiten het bouwvlak geldt de regeling voor vergunningvrij bouwen (opgenomen bij het Besluit omgevingsrecht). Het bestemmingsplan maakt niet meer mogelijk dan op basis van deze (ruime) regels is toegestaan. Bestaande bebouwing die met vergunning is gerealiseerd, maar die buiten het bouwvlak is geplaatst, dient wel een basis te krijgen/geregeld te worden in het bestemmingsplan. Door toevoeging van dit artikel is deze bebouwing toegelaten.

  • 2. Naar aanleiding van een reactie van de Provincie Zuid-Holland worden een aantal zaken aangepast:
    • a. Gemist wordt een detailhandelsparagraaf in de toelichting op het plan waarin de huidige- en toekomstige detailhandelsstructuur wordt beschreven en waarin wordt ingegaan op winkelleegstand en de gewenste vergroting van de Koperwiek. Bestemmingsplan Middelwatering betreft een consoliderend plan. De uitbreiding van de Koperwiek maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. De gevraagde detailhandelparagraaf is opgenomen.

    • a. Kringloopwinkel: artikel 3.1.h. bevat een maatbestemming voor een kringloopwinkel. U dient aan artikel 1 het begrip “kringloopwinkel” toe te voegen. De definitie is toegevoegd.

    • a. Bij beroepen aan huis was opgenomen dat (ondergeschikte) detailhandel mogelijk is. Dit is in strijd met provinciaal beleid. De Provinciale Verordening staat deze slechts toe in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf en niet bij een woning. Deze bepaling is derhalve geschrapt.

    • a. De begripsomschrijving in artikel 1.50 “internethandel” dient te worden aangepast: het woord hoofdzakelijk moet worden vervangen door uitsluitend. Gewijzigde definitie: “detailhandel in niet-dagelijkse artikelen zonder showroom, waarvan de handel via internet en andere media loopt en waarvan de levering van producten uitsluitend plaatsvindt via post of koeriersdiensten”.

    • a. Ter plaatse van de bibliotheek en het Isalatheater is de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' opgenomen, teneinde aan te sluiten bij het provinciaal beleid ten aanzien van detailhandel. Hier mag geen detailhandel worden gerealiseerd. Deze aanduiding is tevens opgenomen in Artikel 4.1 van de regels. Deze aanduiding is afkomstig van het bestemmingsplan Middelwatering 2004 en is eveneens vanwege het consoliderende karakter van het bestemmingsplan Middelwatering voor deze twee locaties aan het Stadsplein overgenomen.

  • 3. De begripsomschrijving “mantelzorg” en “huisvesting in verband met mantelzorg” is aangepast/ toegevoegd conform de bepalingen uit het Bor. Inhoudelijk is er niets gewijzigd. Er is aangesloten bij de definitie zoals die vanaf 1 november 2014 is opgenomen in het Besluit omgevingsrecht.

huisvesting in verband met mantelzorg (regels: artikel 1.50)

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

Mantelzorg (regels: artikel 1.62)

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

  • 4. De eigenaar van Dorpsstraat 150 heeft via mail verzocht te checken of het hoofdgebouw van de woning (het gemeentelijk monument) correct is opgenomen. De uitbouw aan de achterzijde dat onderdeel uitmaakt van de woning conform de BAG- gegevens is niet opgenomen in het bouwvlak. Het bouwvlak van het hoofdgebouw op het perceel Dorpsstraat 150 is aangepast conform de huidige situatie.