direct naar inhoud van 6.5 Water
Plan: GeoMEC-4P
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.geomec4p-0140

6.5 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij de voorbereiding van de ontwikkeling is overleg gevoerd met de waterbeheerder.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.

Gemeentelijk beleid

Het waterplan Brielle (2006) is een weergave van de visie van het waterschap en de gemeente op het te ontwikkelen watersysteem. Het plan bevat realistische (haalbare) streefbeelden en een maatregelenpakket om deze streefbeelden te realiseren. Het waterplan heeft primair betrekking op het oppervlaktewater, maar houdt tevens rekening met gerelateerde aspecten zoals riolering, ruimtelijke ordening en groenvoorziening. Binnen de beschikbare beleidskaders zijn voor Brielle streefbeelden geformuleerd voor het watersysteem op de langere termijn (circa 2030). Hierbij is onderscheid gemaakt in een algemeen basisstreefbeeld voor de hele gemeente en aanvullende gebiedsgerichte streefbeelden.

Het basisstreefbeeld gaat in op de waterkwantiteit, de waterkwaliteit en ecologie en op het gebruik. De aanvullende streefbeelden zijn geformuleerd aan de hand van een indeling in drie deelgebieden: woonwijken, Brielse Vesten en Brielse Spui. Voor het plangebied is het basisstreefbeeld van toepassing.

Onderzoek

Grondwater

Het onttrekken en infiltreren van grondwater heeft tot gevolg dat het stijghoogtepatroon en daarmee de stromingssituatie verandert. Het berekende hydrologische invloedsgebied (gedefinieerd als het gebied waar de berekende veranderingen groter zijn dan 0,05 m) reikt tot circa 1.500 m van de bronnen. De maximale grondwaterstand- en stijghoogteverandering in het opslagpakket bedragen respectievelijk 0,1 m en circa 10 m.

De maximale grondwaterstand- en stijghoogteverandering in het eerste watervoerende pakket zijn dermate gering dat aanwezige grondwatergebruikers in de deklaag, het eerste watervoerende pakket en het gecombineerde tweede en derde watervoerende pakket niet negatief beïnvloed worden.

De projectlocatie bevindt zich niet in of nabij een grondwaterbeschermings- of waterwingebied. Van invloed op drinkwaterwinningen is derhalve geen sprake.

De maximale grondwaterstandverandering die het beoogde energieopslagsysteem veroorzaakt valt ruim binnen de natuurlijke fluctuatie. De maximale invloed op de grondwaterstand is zodanig klein dat geconcludeerd wordt dat de energieopslag geen negatieve invloed heeft op eventuele aanwezige archeologische waarden en natuurwaarden.

Door het onttrekken en infiltreren van warm grondwater treden temperatuurveranderingen op in de bodem. Het thermisch invloedsgebied (0,5°C contour) reikt na 5 jaar tot circa 100 m buiten de koude bronnen. De temperatuurverandering in het eerste watervoerende pakket is na 5 jaar circa 0,5°C.

Binnen het berekende thermische invloedsgebied van het beoogde warmteopslagsysteem bevinden zich geen andere grondwatergebruikers. Van thermische beïnvloeding op andere systemen is derhalve geen sprake.

Het gecombineerde tweede en derde watervoerende pakket is zout. Door de hoge temperatuur zullen de concentraties van de stoffen aanwezig in de ondergrond toe- of afnemen.

Om kalkneerslag te voorkomen - kalk lost minder goed op bij hogere temperaturen en zal dan neerslaan - wordt een HCl-oplossing (zoutzuur) aan het water toegevoegd. Door het toevoegen van HCl aan het grondwater zal het chloridegehalte kunnen stijgen. Deze stijging is echter verwaarloosbaar ten opzichte van het natuurlijke chloridegehalte. Verder zal als gevolg van het toevoegen van HCL de pH in het pakket dalen en zal de kalkconcentratie toenemen.

Grondwater- en bodemverontreinigingen worden uitgesloten door het gebruik van vloeistofdichte vloeren of andere bodembeschermende maatregelen, conform voorgeschreven in de BARMM.

Oppervlaktewater

In het plangebied wordt een gebouw en verharding gerealiseerd. Hierdoor zal de oppervlakteverharding toenemen. Het is nog onbekend hoeveel bebouwing en verharding er exact gerealiseerd wordt. Het opgenomen bouwvlak (3.400 m²) mag voor maximaal 50% bebouwd worden met gebouwen (1.700 m²) en het overige deel mag verhard worden. In totaal kan daarom ten hoogste 3.400 m² aan bebouwen en verharding gerealiseerd worden. Het waterschap Hollandse Delta hanteert een compensatie-eis van 10%. Er dient daarom maximaal 340 m² compensatiewater te worden gerealiseerd.

Dit wordt gerealiseerd door het verbreden van de Strijpsche Wetering. Tevens wordt ten zuiden van het plangebied een natuurzone ingericht, waar ook watercompensatie gerealiseerd kan worden.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op het grondwater. De toename in verhard oppervlak wordt binnen hetzelfde peilgebied voldoende gecompenseerd.