direct naar inhoud van 6.4 Bodem
Plan: GeoMEC-4P
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.geomec4p-0140

6.4 Bodem

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het gewenst dat de bodemopbouw van een gebied de toekomstige functie niet in de weg staat.

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

Bodemopbouw

Aardwarmte is een duurzame energiebron die gebruikmaakt van de warmte uit de aarde. Warm water wordt opgepompt uit aardlagen op een diepte van enkele kilometers en is inzetbaar als verwarming. Bij de toepassing van aardwarmte moet men rekening houden met de buitenste rand van de aarde, de aardkorst. De buitenste rand is opgebouwd uit verschillende geologische lagen. Niet alle lagen zijn geschikt voor de toepassing van aardwarmte. Allereerst moet de temperatuur voldoende hoog zijn. Overal op aarde neemt de temperatuur toe met de diepte. In Nederland met gemiddeld 31ºC/km. Daarnaast moet het water, dat van nature in het gesteente aanwezig is, uit de laag onttrokken kunnen worden met een pomp. Het gesteente moet dus voldoende doorlatend zijn. Hierbij speelt de porositeit een grote rol. Om het warme water te kunnen gebruiken, worden twee putten geboord: een productie- en een injectieput. Een pomp haalt het water via de productieput omhoog. De warmtewisselaar haalt de warmte uit het water en levert het door aan een distributienet, die de warmte naar de afnemers transporteert. Het gebruikte, afgekoelde water wordt via de injectieput(ten) in dezelfde watervoerende laag teruggebracht, zodat de totale hoeveelheid water in deze laag gelijk blijft. Een productieput en injectieput samen heet een doublet.

De mogelijkheden voor de toepassing van aardwarmte ten behoeve van de verwarming van tuinbouwkassen in de regio Brielle-Vierpolders zijn onderzocht. De perspectieven voor toepassing van geothermie is voor dit gebied gunstig. Uit onderzoek blijkt dat de toepassing van aardwarmte bij Vierpolders goed mogelijk is. In Vierpolders is naar verwachting een geschikte watervoerende laag aanwezig op ongeveer 2.200 m. Op deze diepte is water aanwezig van ongeveer 80-85ºC.

Bodemkwaliteit

Het bestemmingsplan maakt een functiewijziging mogelijk van 'Agrarisch' naar 'Bedrijf' waarbij tevens bedrijfsbebouwing mogelijk wordt gemaakt. Daarom is ten behoeve van het bestemmingsplan een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5740 dat tevens kan dienen als bodemrapport bij de omgevingsvergunningaanvraag. Het doel van het verkennend bodemonderzoek is om te bepalen of de bodem geschikt is voor de beoogde functies en om te bepalen of er mogelijk sprake is van ernstige verontreinigingen. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn als volgt:

  • in de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan OCB's aangetoond; de verhoogde gehalten overschrijden de achtergrondwaarden, maar zijn kleiner dan of gelijk aan het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde;
  • in de ondergrond en het grondwater zijn geen verhoogde gehalten van de onderzochte parameters aan getroffen.

Voor de onderzochte parameters geldt dat het criterium voor nader onderzoek niet wordt overschreden.

Conclusie

De resultaten van het verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek. Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem voldoende is voor de beoogde functie. De kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor de beoogde bebouwing. Bij een eventuele afvoer van vrijkomende grond dient op grond van het Besluit bodemkwaliteit een keuring te worden uitgevoerd om de afvoerbestemming te bepalen.