direct naar inhoud van Bijlagen bij toelichting
Plan: Ecohof Wormerveer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Beleidskaders

Hoofdstuk 1 Algemene nationale beleidskaders

1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. De NOVI vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI. Het gaat om het strategisch beleid, omdat de NOVI een visie is en de hoofdzaken bevat van het beleid voor de fysieke leefomgeving (artikel 3.2 Omgevingswet).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0011.png"

De NOVI geeft weer voor welke uitdagingen Nederland staat, wat daarbij de nationale belangen zijn, welke prioriteiten de Rijksoverheid stelt bij de inrichting van Nederland en hoe het Rijk keuzes maakt in de uitvoering daarvan. Keuzes die samenhangen met toekomstbeelden over de fysieke leefomgeving, maatschappelijke opgaven en bijbehorende economische perspectieven. Steeds duidelijker wordt dat de opgaven alleen goed aangepakt kunnen worden als dat in samenhang gebeurt, het ontwikkelpotentieel van heel Nederland optimaal wordt benut en gezorgd wordt voor een duurzame verbinding van alle delen van Nederland en met de landen om ons heen.

Het beleid in de leefomgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. De NOVI geeft aan waar het Rijk zich op nationale schaal aan bindt, waar het regie voert richting medeoverheden of waar het juist aan de medeoverheden is om keuzes te maken. Provincies en (samenwerkende) gemeenten zullen in hun omgevingsvisies uiting geven aan hun eigen verantwoordelijkheid en keuzes in de fysieke leefomgeving.

Met de NOVI wordt in beeld gebracht waar kansen liggen. Kansen om de kwaliteit van onze leefomgeving te verbeteren. Kansen om sociale samenhang, gezondheid en economisch herstel te bevorderen en kansen om schone, veilige en duurzame technieken, die bijdragen aan de beoogde transitie naar een circulaire samenleving – stevig te verankeren in onze manier van leven en werken. Daartoe zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:

1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel

3. Sterke en gezonde steden en regio's

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond. Ten behoeve van die afweging gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  • kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  • afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Beoordeling

Zowel vanuit de prioriteit dat er een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel is als vanuit die van sterke en gezonde steden en regio's is het van belang dat vrijkomende binnenstedelijke locaties doelmatig worden benut. In dit geval krijgt de schoollocatie een woonbestemming, waarbij de cultuurhistorische waardevolle elementen van de bestaande bebouwing in de nieuwbouw worden geïntegreerd.

Met de voorgestelde planontwikkeling houdt Ecohof in grote mate rekening met klimaatadaptatie. Dit project streeft naar energieneutraliteit. Er wordt ontworpen op basis van de Trias Energetica. De energievraag van het project wordt zo laag mogelijk gehouden. Daarmee past de ontwikkeling ook in de prioriteit ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

De planontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten van de NOVI.

1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.

Met ingang van 1 juli 2017 is een wijziging van het Bro in werking getreden met betrekking tot de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze wijziging betekent dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Beoordeling

In paragraaf 4.7 wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking beoordeeld.

1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.

Beoordeling

Onderhavige ontwikkeling heeft geen betrekking op deze nationale belangen en is daarmee niet in strijd met het Barro.

1.4 Omgevingswet

Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:

  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming in het brede fysieke domein;
  • de integratie van plannen en toetsingskaders;
  • het vergroten van bestuurlijke afwegingsruimte;
  • het doelmatig uitvoeren van onderzoek.

De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:

  • bestemmingsplan(nen);
  • algemene plaatselijke verordening(en);
  • bomenverordening;
  • monumentenverordening;
  • reclameverordening.

Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.

Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.

Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's in 2021 in werking.

Beoordeling

Het betreft een bestemmingsplan en dus is de Omgevingswet niet van toepassing.

Hoofdstuk 2 Algemene regionale beleidskaders

2.1 Omgevingsvisie Noord Holland 2050

Op 19 november 2018 hebben provinciale staten de "Omgevingsvisie NH2050" vastgesteld. Hierdoor is onder meer de Structuurvisie Noord-Holland 2040 ingetrokken.

De omgevingsvisie bevat een langetermijnvisie op alle aspecten die verband houden met de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie NH2050 is een aantal langetermijnambities vertaald naar een aantal generieke randvoorwaarden en principes over de leefomgevingskwaliteit in Noord-Holland en een vijftal bewegingen naar de toekomst toe.

De hoofdambitie is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit komt tot uiting in een prettige en gezonde leefomgeving en is een omgeving waar het goed wonen en werken is. Waar je zo min mogelijk wordt blootgesteld aan ongezonde en onveilige stoffen. Waar voldoende scholen, ziekenhuizen, sportcomplexen en andere voorzieningen zijn en waar voldoende lucht, licht en groen is. De provincie draagt bij aan de klimaatdoelstellingen van Nederland. Om dit te bereiken, moet in 2050 de Noord-Hollandse samenleving volledig klimaatneutraal zijn en de economie duurzaam ingericht. Innovatie is daarvoor een belangrijke motor en de provincie biedt ruimte aan de ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten. De grote woningbehoefte wordt voornamelijk binnenstedelijk opgelost en duurzaamheid van de totale woningvoorraad is daarbij uitgangspunt. Zeker in Noord-Holland, dat bijna aan alle kanten omgeven is door water, is het belangrijk beschermd te zijn tegen dat water. Daarnaast is bereikbaarheid een belangrijk thema. Noord-Hollanders moeten zoveel mogelijk de vrijheid hebben om hun eigen vervoerswijzen te kiezen. Of dit nu de auto, fiets of openbaar vervoer is. Ook hier is ruimte voor experiment en innovatie. Tegelijkertijd worden de unieke kwaliteiten van het landschap behouden of zelfs versterkt. Waar mogelijk wordt de bodem-, water-, en luchtkwaliteit verbeterd en de biodiversiteit vergroot.

De aan de visie gekoppelde sturingsfilosofie is 'lokaal wat kan, regionaal wat moet'. In de wetenschap dat de wereld waarmee Noord-Holland is verbonden continu verandert, geven deze bewegingen en ontwikkelprincipes enerzijds richting – en daarmee houvast naar een onbekende toekomst –, en anderzijds voldoende ruimte en handelingsperspectief om te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. De Omgevingsvisie is dus geen eindbeeld voor 2050. De visie laat in algemene zin wel zien wat de ontwikkelprincipes en randvoorwaarden zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes en randvoorwaarden zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarnaast schetst de provincie in de vijf samenhangende bewegingen naar de toekomst toe hoe zij omgaat met opgaven die op de samenleving afkomen en die zij willen faciliteren. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

  • Dynamisch Schiereiland – hier is het benutten van de unieke ligging leidend waarbij de kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.
  • Metropool in ontwikkeling – hierin beschrijven we hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaan systeem vergroten we de agglomeratiekracht.
  • Sterke kernen, sterke regio's – deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
  • Nieuwe energie – deze beweging gaat over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
  • Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving - deze beweging gaat over het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agri-foodsector.

Voor de onderhavige planontwikkeling zijn met name de beweging 'Metropool in ontwikkeling' en 'Nieuwe energie' relevant.

Het plangebied vormt onderdeel van de metropoolregio Amsterdam. De metropool ontwikkelt zich snel. De vraag naar woningen en ruimte voor bedrijven houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd streeft de provincie ernaar om de landschappen in de metropool te sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden, met een voorkeur voor knooppunten van openbaar vervoer. Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten).

Verdichting vraagt steeds meer inventiviteit en bestuurskracht. De bebouwde omgeving wordt steeds intensiever gebruikt, de plancapaciteit binnenstedelijk blijkt door een andere kijk op stad en stedelijkheid een stuk groter te zijn dan lang werd gedacht. Zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw moeten worden ingezet op besparing van energie, een klimaatadaptieve ruimtelijke inrichting en bij nieuwbouw ook op circulair bouwen. Dit alles moet samen gaan met de verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij onderkent de provincie dat verdichting in de kernen leidt tot toenemende druk op het landschap.

Behoud en versterking van het landschap is cruciaal voor de metropool. Een uniek kenmerk van de metropool is de grote diversiteit aan landschappen met hoge ecologische, recreatieve en cultuurhistorische waarden. Daarnaast is er een sterke verwevenheid tussen stad en landschap. Het groenblauwe gebied ligt tussen de kernen, die daarmee karakteristiek en onderscheidend blijven. Het biedt ook een plek voor relatieve rust ten opzichte van de stad. Tegelijk biedt het landschap nog veel ruimte voor landbouw en kleinschalige experimenten voor de productie van duurzame energie. Het landschap is als drager van deze waarden cruciaal voor het vestigingsklimaat en het woon- en leefmilieu in de metropool. Het is noodzakelijk dat het landschappelijke raamwerk in de metropool wordt versterkt, bijvoorbeeld door het verbinden van gebieden. Verdichting in de stad vraagt ook om versterking van groen in en om de stad. Een voorbeeld zijn de transformatiegebieden van Greenport Aalsmeer. Hier kan het landschappelijk raamwerk zelfs worden uitgebreid. Door de ontwikkelingen staan deze waarden wel onder druk. Ontwikkelingen zijn mogelijk, mits onder strikte voorwaarden. Het metropolitane landschap zal steeds vaker verschillende opgaven moeten stapelen en diverse belangen moeten verenigen.

Beoordeling
In het plangebied vindt een binnenstedelijke transformatie plaats. De planontwikkeling past hiermee binnen het uitgangspunt dat de woningbehoefte voornamelijk binnenstedelijk wordt opgelost. Ook door de extra inspanningen op het gebied van duurzaamheid past de planontwikkeling binnen de uitgangspunten van de beweging 'Metropool in ontwikkeling'.

Voor Ecohof is het meest relevant dat nieuwe ontwikkelingen klimaatbestendig en waterrobuust moeten zijn. Dat betekent dat de gebouwen zo moeten worden uitgevoerd dat ze een periode met wateroverlast kunnen doorstaan. Verder stuurt de provincie Noord-Holland aan op maximale opwekking van duurzame energie. Om dit te bereiken is een optimale mix nodig van energiebesparing en allerlei vormen van duurzame energie. Hier speelt Ecohof verstrekkend op in (zie paragraaf 4.9). De woningen voldoen daarmee tevens aan de beweging 'Nieuwe energie'.

2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 (vastgesteld 22 oktober 2020)

Het beleid voor de fysieke leefomgeving zoals opgenomen de Omgevingsvisie Noord Holland 2050 is vertaald in regels die in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020 zijn vastgelegd.

De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2020, die op 16 november 2020 door Provinciale Staten van Noord-Holland is vastgesteld. De Omgevingsverordening vervangt alle verordeningen die betrekking hadden op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. Door deze integratie loopt de provincie Noord-Holland vooruit op de invoering van de omgevingsverordening als een van de kerninstrumenten van de Omgevingswet, voor zover dat al mogelijk is op basis van de bestaande wetgeving.

De provincie werkt aan de opvolger van de Omgevingsverordening NH2020; de Omgevingsverordening NH2022. Deze zal tegelijk in werking treden met de Omgevingswet.

Beoordeling

Eén van de ontwikkelprincipes uit de Omgevingsvisie NH2050 is dat wonen en werken zoveel mogelijk binnenstedelijk worden gerealiseerd en geconcentreerd. Veel van de instructieregels aan gemeenten hebben betrekking op het landelijk gebied. Daarom is in het werkingsgebied landelijk gebied duidelijk gemaakt waar volgens de provincie de grens ligt tussen stedelijk en landelijk gebied. De woningbouw vindt plaats in binnenstedelijk gebied.

Artikel 6.3 van de Omgevingsverordening sluit aan op de wettelijk verplichte toepassing van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, zoals vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In artikel 6.3 is bepaald dat een ruimtelijk plan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Uit de laddertoets (zie paragraaf 4.7) blijkt dat dit het geval is.

Voor het overige omvat de Omgevingsverordening geen bepalingen die woningbouw in het plangebied in de weg staan.

2.3 MRA-regio

De MRA-regio is een bestuurlijk samenwerkingsverband van 32 gemeenten de provincies Noord-Holland en Flevoland en bestaat uit zeven deelregio's. Zaanstad maakt deel uit van de deelregio Zaanstreek-Waterland. Voor de regio is de overkoepelende MRA Agenda 2020-2024 opgesteld met vraagstukken en opdrachten die de MRA-samenwerking de komende periode inhoud geven. De agenda is gestoeld op twee leidende principes: toekomstbestendige metropool en evenwichtige metropool. Deze zijn vertaald in vier bestuurlijke opdrachten:

  • Opdracht 0: De samenwerking verder versterken;
  • Opdracht 1: Werk maken van een veerkrachtige, inclusieve en schone MRA-economie;
  • Opdracht 2: Bouwen voor de woningbehoefte en met groei de leefkwaliteit van het geheel versterken;
  • Opdracht 3: Vaart maken met het metropolitaan mobiliteitssysteem, met daaraan gekoppeld een overzicht van opdrachten en uitvoeringslijnen

Beoordeling
De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.

Hoofdstuk 3 Algemene gemeentelijke beleidskaders

3.1 Toekomstrichting Zaans evenwicht

In 2009 is de Toekomstrichting Zaans Evenwicht door de gemeenteraad vastgesteld. Hierin presenteert het bestuur zijn visie op een evenwichtige toekomstige ontwikkeling van de stad. Het geeft inzicht in wat te doen om ervoor te zorgen dat Zaanstad in 2040 een stad in evenwicht is. Centraal staat 'uitgaan van eigen kracht' en de 'unieke kenmerken van Zaanstad. Hierdoor blijft Zaanstad herkenbaar en draagt tegelijkertijd bij aan een sterke metrapoolregio (MRA).

Die opgaven waar Zaanstad zijn fors, met een aantal fikse onzekerheden voor de toekomst. Hoe gaat de regio de komende decennia om met de groei van de bevolking zonder dat het ten koste gaat van de leefbaarheid van het gebied? Hoe slaagt deze stedelijke regio erin om het idee van de stad als emancipatiemachine overeind te houden. Wat te doen met het bereikbaarheidsvraagstuk? Hoe zorgen we ervoor dat de hardnekkige segregatie tussen sociaaleconomische klassen niet toeneemt en liever nog, wordt doorbroken. En hoe bereiden we ons voor op de opgaven die voortkomen vanuit de verandering van het klimaat, de schaarste aan grondstoffen?


We gaan uit van onze eigen kracht: we verbinden het verleden met het heden en de toekomst. Zaanstad investeert in mensen, in leefkwaliteit en in duurzaamheid door de kernkwaliteiten te benutten. Die laten zich omschrijven als:

  • De Zaankanters: eigenzinnig, loyale anarchisten, ondernemende en hardwerkende bewoners en ondernemers. Innovatief en vernieuwend, soms op een traditionele leest geschoeid.
  • Ruimte voor ondernemerschap
  • Zaans Mozaïek: de grote verscheidenheid en de kleinschaligheid van buurten. Bijna alle buurten kennen een eigen identiteit en trekken om die reden speciale doelgroepen aan. Al deze mozaïekstukjes bij elkaar maakt dat Zaanstad een heel breed en divers spectrum aan vestigingsmogelijkheden biedt.Cultuur historisch landschap: Het cultuurhistorische veenweide landschap functioneert als een oase van rust vlakbij de drukte van het stedelijke gebied.
  • De Zaan: De Zaan is een icoon voor de streek. Door haar open verbindingen staan we in contact met het noorden van Noord-Holland en via het Noordzeekanaal met Amsterdam. De verschillende buurten en wijken worden via bruggen en oevers aan elkaar geknoopt. Wonen,werken en recreëren heeft plaats op en aan het water. En zowel mensen als goederen vinden hun weg over de Zaan omdat het genieten is of omdat het zakelijk gezien handig is.
  • De locatie: Zaanstad vormt samen met Amsterdam één stedelijk gebied binnen de stelling van Amsterdam. Dit vraagt om meer mee te doen. Een gezamenlijke ontwikkeling van een waterfront bijvoorbeeld.


Zaanstad investeert in de leefkwaliteit door:

  • Kwaliteitverbetering van de woonvoorraad
  • Reductie van het aantal milieubelaste woningen
  • Verbeteren van het voorzieningenniveau inclusief een passend cultureel aanbod
  • Aanpak van de openbare ruimte - Ontwikkelen van een Waterfront van Zaan tot IJ
  • Versterken van de fysieke en mentale verbinding met Amsterdam
  • Benoemen van specifieke ontwikkellocaties als 'stepping stones' voor de toekomst
  • Terugdringen belemmering van milieucontouren.


Het investeren in onderwijs en arbeidsmarkt door:

  • Lokaal onderwijsbeleid richten op optimale kansen voor jongeren
  • In regionaal verband de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dichten
  • Versterken van het ondernemerschap en het innovatievermogen


Zaans Evenwicht is richtinggevend voor de ruimtelijke, economische en de sociale structuurvisie en zorgt op een hoger abstractieniveau voor samenhang. In de structuurvisies worden de ambities vertaald in strategische agenda's en uitvoeringsprogramma's.

Beoordeling
In het plangebied worden kwalitatief hoogwaardige woningen gerealiseerd met een veel lagere milieubelasting dan standaard nieuwbouwwoningen. De planontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van Toekomstrichting Zaans Evenwicht.

3.2 Structuurvisie Zichtbaar Zaans

Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.

In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Zaansgebied' met het nadere profiel 'Dorp'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3913BP-0301_0012.jpg"

Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'

Beoordeling

Profiel: Dorp

Gebiedskenmerken

Het profiel 'dorp' beschrijft de dorpslinten en de directe bebouwing rond deze linten. De dorpslinten zijn belangrijke identiteitsdragers voor Zaanstad. Zij dragen bij tot het historische besef van de stad en de wens om de dorpen dorps te houden. Dit profiel bevindt zich in de kernen van de oude linten Krommenie, Assendelft en Westzaan en in de oude kernen langs de Zaan: Wormerveer, Zaandijk, Koog. In een aantal opzichten is het gelijk aan het profiel van de linten, maar dynamischer en met een iets hogere dichtheid van zo´n 30-50 woningen per hectare, en de direct aangrenzende buurten. De dorpen en de linten vormen een ruimtelijke eenheid maar zijn ondanks de verwevenheid nog duidelijk afzonderlijk herkenbaar. De aangrenzende buurten zijn beschreven in 'tuinstedelijk'. Bovendien zijn de buurten overzichtelijke kleine eenheden en liggen ze onder de invloedsfeer van de linten. Deze buurten maken deel uit van dit profiel. Er is een groot onderscheid tussen de delen van het lint die aan de Zaan grenzen, buitendijks gelegen, en de delen die aan de binnenzijde van de dijken zijn gelegen. De grotere complexen liggen bijna allemaal aan de Zaanzijde. Bij transformatie kan de dichtheid op complexniveau sterk toenemen en ruim boven dichtheid van dit profiel uitkomen.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is kleinschalig. De uitstraling is groen, dit wordt ondersteund door de bomen die vaak op eigen terrein staan. Een uitzondering hierop vormen de dijken die gezien hun taak als waterkering minder tot geen boombeplanting kennen. Het groen- en waternetwerk in deze buurten is van oorsprong sterk. Vooral in de vorige eeuw zijn veel van de daarbij behorende kwaliteiten verdwenen. Op een aantal plekken liggen kleinere ontmoetingsplaatsen en dorpspleinen. Deze bijzondere plekken zijn veelal gekoppeld aan de kruisingen tussen het groenblauwe netwerk en het netwerk van de wijk. Voor de linten langs de Zaan is er een onderscheid tussen de oostzijde en de westzijde. De oostzijde is gericht op routes langs de Zaan afgewisseld met bijzondere plekken aan de Zaan. Voor de westzijde geldt dat vooral bijzondere plekken aan de Zaan worden gemaakt. Voor beide zijden geldt dat deze ontwikkelingen gericht zijn op het netwerk van de aanliggende wijken en het de historische structuren versterkt. Voor het overige zijn de karakteristieken als beschreven bij de linten van toepassing. Behoud en versterking van het bestaande karakter van de openbare ruimte is de basis. De omliggende buurten zijn vergelijkbaar met het profiel van tuinstedelijk. Gestapelde bebouwing komt alleen voor op bijzondere plekken en gerelateerd aan bijzondere huisvestingsopgaven als bijvoorbeeld ouderenhuisvesting. Voor het autoverkeer dienen de linten meestal als buurtontsluiting. De uiteinden van de linten zijn vaak zwaar belast. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen terrein plaats of als langsparkeren. Bij intensivering wordt ingezet op gebouwd parkeren. De bereikbaarheid per auto is tamelijk goed. De linten vormen de drager van de langzaam verkeer structuur. De linten vormen voor fietsers lange routes, maar goede oostwestverbindingen ontbreken. Meer oostwest verbindingen zijn dan ook gewenst. De linten zijn over het algemeen aantrekkelijke en sociaal veilige routes. Vervoer over water kan de verbondenheid met de Zaan en de relaties tussen de diverse kernen versterken.

Functies

De dorpskernen vormen ook de wijk- en buurtcentra voor de dorpen waar binnen ze liggen. Deze functies zijn doorgaans gelegen aan het lint of zijn daar direct mee verbonden. Van oudsher hebben ze een centrumfunctie en kennen een grotere combinatie van wonen met werkgelegenheid, tussen de 10 en 20 arbeidsplaatsen per hectare. Bijzonder kenmerkend is, dat op diverse plekken nog grootschalige en (semi-) industriële bedrijvigheid is gemengd door een gebied waar verder de woonfunctie overheerst. Dit geldt met name voor de gebieden langs de Zaan en de Nauernasche Vaart. Bij herstructurering wordt ingezet op:

  • Behoud en zo mogelijk vergroten van de werkgelegenheid;
  • Zorgdragen voor het in stand houden van een basisvoorzieningenpakket.

Vestigen van broedplaatsen, dit vooral in het transitieproces van grootschalige bedrijvigheid naar intensievere werkgelegenheid, in combinatie met wonen. Het behoud van de industriële bebouwing is het uitgangspunt. De maat van het gebouw en zijn karakter vormen het uitgangspunt bij transformatie".

3.3 MAAK.Zaanstad

Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.

MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.

De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat (enkel de maatregelen relevant voor het onderhavig plan zijn opgenomen):

  • Het streven is om in Zaanstad tot 2040 tussen de 15.000 en 20.000 woningen te realiseren. Dit aantal extra woningen kan bereikt worden door nieuwbouw, of door alternatieven zoals transformatie van panden en door splitsing/aan- of bijbouwen bij bestaande woningen waarbij voor de komende 10 jaar gestreefd wordt de bouwproductie te verhogen naar 1.000 woningen per jaar.
  • Er binnen de stedelijke contouren wordt gebouwd.
  • Bij gebiedsontwikkeling ruimte dient te worden gegeven aan (maatschappelijke) voorzieningen.
  • Extra inzet op kwaliteit openbare ruimte nodig is om de stad schoon, heel, veilig én mooi te maken.
  • Openbare ruimte tegelijkertijd bijdraagt aan de versterking van het toerisme. Duidelijke en aantrekkelijke routes door de stad het toeristisch potentieel aan elkaar verbindt. Het toerisme zorgt voor werkgelegenheid en één van de dragers is voor een goed aanbod van horeca en winkels.
  • Het inzetten op een “compacte” stad bijdraagt aan draagvlak voor voorzieningen en de stad zodoende sterker maakt. Naast het binnenstedelijk verdichten ingezet wordt op het verkorten en antrekkelijker maken van de (langzaam verkeers-) routes tussen de verschillende delen van de stad binnen de rode contouren;
  • De stad een grote diversiteit en meer kwaliteit (duurzaam en met een goede fundering) aan bestaande en nieuwe woningen nodig heeft, waarbij speciale aandacht is voor bijzondere doelgroepen.

Beoordeling
Het plangebied van Ecohof is gelegen in MAAK Noord. Daarvoor is de Perspectiefnota op 14 oktober 2021 vastgesteld door de gemeenteraad. In het Perspectief voor MAAK Noord worden zeven speerpunten benoemd:

  • 1. bereikbaarheid verbeteren en parkeerdruk terugdringen;
  • 2. nieuwbouw van woningen geeft meer diversiteit en doorstroming (verstedelijking);
  • 3. gericht werken aan versterking van de maatschappelijke kracht;
  • 4. kwaliteit en duurzaamheid in de wijk versneld verbeteren;
  • 5. transformatie en modernisering van bedrijventerreinen en onderlinge versterking;
  • 6. het benutten van Wormerveer als focusgebied voor toerisme;
  • 7. het versterken van de cultuurhistorische waarden, natuur en landschap.

Met de ontwikkeling van Ecohof worden woningen toegevoegd, waarmee bijgedragen wordt aan (2) het speerpunt 'Verstedelijking'. Daarnaast draagt Ecohof bij aan (4) het verbeteren van de duurzaamheid van de wijk. Ecohof zal ook een trekpleister kunnen worden voor een specifieke type toerisme, met name ecologisch toerisme, bezoek van mensen die in ecologische stedelijke oplossingen interesse hebben. Ten slotte wordt door het transformeren van de school bijgedragen aan het behoud van cultuurhistorische waarden (7). Het bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de doelstellingen van MAAK Zaanstad.

3.4 Erfgoedstrategie (2019-2023)

De Erfgoedstrategie (2019-2023) met als ondertitel 'Erfgoed leeft' is op 30 januari 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. De Erfgoedstrategie gaat in op de wijze waarop de gemeente Zaanstad haar erfgoed beschermt en een blijvende plek geeft te midden van een veranderend landschap, voor de planperiode en als springplank naar de langere termijn. Met deze Erfgoedstrategie sluit de gemeente aan op de ambities van het Rijk en de provincie.

In de Erfgoedstrategie (2019-2023) staat aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij transformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkeling opgenomen.

Ook panden zonder de status 'beschermd monument' kunnen doorgaan als erfgoed. Het is belangrijk dat deze onbeschermde maar toch waardevolle gebouwen worden behouden. Daarvoor zal de gemeente waardebepalingen per gebied opstellen. Deze kunnen als basis gebruikt worden bij keuzes in sloop of renovatie en andere ontwikkelingen. Veel buurten met negentiende en twintigeeuwse woningbouwprojecten staan voor de vraag van renovatie en verduurzaming of sloop. Veel van deze buurten zijn nog niet geïnventariseerd op de aanwezigheid van waardevolle panden.

Het is van belang de wijken die zo kenmerkend zijn voor de Zaanstreek te behouden. Daarom worden ook hiervan de waarden, zowel cultuurhistorisch als stedenbouwkundig en architectonisch geïnventariseerd en zet het gemeentebestuur zich in voor het voortzetten van deze waarden. Het gaat er uiteindelijk om dat er bewustwording wordt gecreeërd, dat men elkaar als partner gaat zien en een dialoog met elkaar start.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders Stedenbouwkundige / Landschappelijke waarden

4.1 Nota woonbebouwing

Op 29 januari is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2019 (hierna: nota) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De nota heeft als doel om vanuit het algemeen belang, op een ruimtelijk juiste manier ruimte te bieden aan woningeigenaren voor ontwikkelingen aan de woning,  bedrijfswoning, agrarische woning en daartoe bijbehorende bouwwerken

In de nota zijn standaardregels opgenomen voor uitbreidingen en bijbehorende bouwwerken bij woningen. Er is gezocht naar een evenwichtige balans tussen deregulering in de zin van meer bouwmogelijkheden enerzijds en het sturen op ruimtelijke kwaliteit anderzijds. Daarnaast is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor het vergunningvrij bouwen om tegenstrijdige voorschriften te voorkomen en eenduidigheid in het begrippenkader te scheppen.

De nota heeft betrekking op:

  • Vergroting van het hoofdgebouw
  • plaatsing en omvang van bijgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde (o.a. erfafscheidingen, sport- en speeltoestellen en vlaggenmasten);
  • dakkapellen.

De nota is van toepassing op het gehele gemeentelijk grondgebied en dient als basis voor  nieuwe bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders Wonen

5.1 Metselen aan het Zaans Mozaïek. Actualisatie woonvisie 2019

De gemeenteraad heeft op 11 juli 2019 de geactualiseerde versie van de Woonvisie Metselen aan het Zaans Mozaïek vastgesteld. Met 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' slaat Zaanstad een nieuwe koers in waarbij de focus is veranderd van uitbreiding naar transformatie en van kwantiteit naar kwaliteit. Dat betekent gedifferentieerde woonmilieus, keuzevrijheid in woningaanbod, kwalitatief goede woningen en een goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. De afgelopen jaren heeft de gemeente samen met woonpartners hard gewerkt om het wonen in Zaanstad te verbeteren. De woonvisie en de bijbehorende Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 geven richting aan deze activiteiten. De gemeente zet in op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken.

De gemeenteraad heeft zes belangrijke opgaven benoemd die doorslaggevend zijn voor de verdere groei en ontwikkeling van Zaanstad: verstedelijking, economische ontwikkeling, kansengelijkheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Dit wordt in de woonvisie vertaald naar de volgende opgaven:

  • 1. stevig inzetten op woonkwaliteit geeft Zaanstad een vitale positie;
  • 2. de kwantitatieve opgave: binnen heldere kaders zorgen voor versnelling van de nieuwbouwproductie;
  • 3. de kwalitatieve opgave: diversiteit, sturen op betaalbaar aanbod en een betere kwaliteit van de bestaande voorraad;
  • 4. versterken van leefbaarheid en kansengelijkheid in de wijken;
  • 5. zelfstandig gaan en blijven wonen; en
  • 6. duurzaamheid is de norm en de kans.

Zaanstad gaat de komende decennia 15.000 - 20.000 woningen toevoegen in het bestaande stedelijke gebied. Dat is een forse opgave. Maar deze woningbouwopgave biedt ook kansen om de kwaliteit van de wijken te verhogen door te zorgen voor een betere mix tussen wonen en werken en een betere menging van woonmilieus, woningtypes en huishoudens. Daarmee worden ook de huidige bewoners meer mogelijkheden geboden om een wooncarrière te maken in hun eigen wijk, een woning te vinden die past bij de eigen leefsituatie, in een wijk zonder tweedeling. De gemeente streeft daarbij naar groei met kwaliteit, waar de stad én de bewoners beter van worden.

De woonvisie is erop gericht om de nieuwbouwproductie te versnellen. De woningbouwopgave biedt kansen om door te groeien naar een duurzamere stad. De realisatie van woningen is niet alleen een ruimtelijke, maar ook een energetische opgave. Aardgasvrij bouwen is inmiddels de norm.

De gemeente blijft inzetten op gedifferentieerde woonmilieus, kwalitatief goede woningen en goede leefbaarheid in alle Zaanse wijken. De gewijzigde marktomstandigheden en nieuwe uitdagingen vragen echter ook om een actualisering.

Beoordeling
De planontwikkeling in het project Ecohof levert aan bijdrage aan verschillende genoemde opgaven. De bouw van de woningen levert niet alleen een kwantitatieve bijdrage. In het plangebied worden zowel huur- als koopwoningen gerealiseerd en is een deel van de woningen levensloopbestendig. Het bouwplan vormt dan ook een gedifferentieerd aanbod van hedendaagse woningen op een binnenstedelijke locatie. De planontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de woonvisie.

Woningbouw in het project Ecohof geeft invulling aan de taakstelling om kwalitatief goede woningen te bouwen in gedifferentieerde woonmilieus.

5.2 Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024

In het verlengde van de geactualiseerde Woonvisie 'Metselen aan het Zaans Mozaïek' heeft de gemeente de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 in juli 2019 vastgesteld. Deze agenda geeft een extra impuls aan het Zaans woonbeleid. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema's (actieprogramma's):

  • 1. woningproductie en woonprogrammering nieuwbouw;
  • 2. verbeteren kwaliteit bestaande woningvoorraad;
  • 3. betaalbare huurvoorraad;
  • 4. wonen draagt bij aan een leefbare wijk;
  • 5. en zelfstandig gaan en blijven wonen.

Aan de hand van die actieprogramma's wordt gewerkt aan de uitvoering van de ambities uit de woonvisie, waaronder:

  • groei van de productie naar minimaal 1.000 woningen per jaar gericht op doorstroming, met een toevoeging van 300 sociale huurwoningen en 100 woningen voor de groep lage middeninkomens;
  • kaders voor nieuwbouwprojecten gericht op betaalbare huur- en koopwoningen, doelgroepen en woonvormen, duurzaam bouwen en levensloopbestendig bouwen;
  • stimuleren van funderingsherstel en verduurzaming van de woningen;
  • (meerjaren)afspraken maken met corporaties o.a. gericht op groei van de sociale woningvoorraad, inzet van instrumenten gericht op de doorstroming, kwaliteitsverbetering van woningen en inclusief wonen;
  • zorgen voor een gedifferentieerd woningaanbod in wijken, het laten meewegen van de leefbaarheid bij investeringsbeslissingen en het maken van beleidsregels voor woningsplitsing en vakantieverhuur om de leefbaarheid in de wijken te vergroten;
  • een passend woningaanbod in een geschikte omgeving voor senioren, jongeren en kwetsbare groepen zodat zij zelfstandig kunnen gaan of blijven wonen, in combinatie met goede samenwerkingsafspraken om overlast tegen te gaan.

Beoordeling

De planontwikkeling draagt bij aan de benodigde gedifferentieerde woningproductie in het algemeen en aan de betaalbare huurvoorraad (7 van de 23 woningen bevinden zich in het sociale segment, woningen voor starters en overige doelgroepen). De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de thema's / doelstellingen uit de Uitvoeringsagenda Wonen 2019 -2024.

5.3 Woonakkoord regio Zaanstreek-Waterland en provincie Noord-Holland 2021-2025

De colleges van de 8 gemeenten in Zaanstreek-Waterland (Beemster, Edam-Volendam (per 6 juli), Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad) en de provincie Noord-Holland zijn op 29 juni 2021  het Woonakkoord 2021-2025 met elkaar aangegaan. Met dit akkoord geven de partijen samen invulling en uitvoering aan het regio specifieke woonbeleid voor de komende vijf jaar.

De gezamenlijke missie is: een aantrekkelijke en gevarieerde woonregio blijven, toekomstbestendig en met plek voor alle inwoners. Gezamenlijk hebben de gemeenten onderstaande ambities en opgaven geformuleerd.

  • 1. Identiteit door diversiteit versterken:
    Koesteren van de verscheidenheid verschillende woonmilieus die dicht bij elkaar liggen: van hoog stedelijk tot uitermate landelijk. De toenemende woningvraag biedt kansen om de dynamiek te vergroten.
  • 2. Ruimte bieden aan de eigen én regionale woningvraag:
    Elke gemeente zal tegemoetkomen bij de regionale woningbehoefte door haar eigen kwaliteiten te versterken en aan te vullen, binnen de mogelijkheden die ze heeft. Zo kunnen we ook goede vervoersverbindingen met de werkgelegenheidscentra waarborgen en een open landschap voor de recreatie.
  • 3. Verdere differentiatie van de woningvoorraad voor alle doelgroepen:
    Het behouden van aanzienlijke betaalbare huur- en koop-woningvoorraad en de kansen benutten voor het toevoegen of uitbreiden van woonmilieus en woningtypen.
  • 4. Naar een toekomstbestendige woningvoorraad:
    Het meer levensloopbestendig maken en verduurzamen van de woningvoorraad. Door in te zetten op doorstroming werken we aan een optimaal gebruik van de sociale voorraad.

Dit woonakkoord is de opvolger van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP). In het RAP maakten de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland jarenlang afspraken over het woonbeleid. In tegenstelling tot het RAP in de voorgaande periode zal de provincie partij zijn in de regionale woonafspraken, omdat de provincie hiermee de regionale samenwerking wil bevorderen. In april 2020 heeft de provincie Noord-Holland het woonbeleid uitgewerkt in de Woonagenda provincie Noord-Holland 2020-2025, met doelen zoals het bouwen van voldoende betaalbare en duurzame woningen.

Beoordeling
De planontwikkeling levert aan bijdrage aan verschillende genoemde opgaven. De bouw van de woningen levert niet alleen een kwantitatieve bijdrage. Er is sprake van een divers aanbod. In het plangebied worden zowel huur- als koopwoningen gerealiseerd en is een deel van de woningen levensloopbestendig. Het bouwplan vormt dan ook een gedifferentieerd aanbod van hedendaagse woningen op een binnenstedelijke locatie.

Hoofdstuk 6 Beleidskaders Natuur, landschap en water

6.1 Bomenbeleidplan 2020-2050, Bomen de longen van Zaanstad

Zaanstad wil de komende jaren gezonder, groener en duurzamer worden. De rol van bomen hierin is belangrijk. Onder andere op het gebied van de biodiversiteit, voorkomen van hittestress, bijdrage aan een CO-2 neutrale gemeente en een aantrekkelijke stad.

De gemeenteraad heeft daarom het bomenbeleidsplan geactualiseerd (2021). Dit bomenbeleidsplan geldt voor de periode 2020-2050 en geeft uitgangspunten voor de Omgevingsvisie 2050. Het doel van het bomenbeleidsplan is om Zaanstad te laten groeien tot een gezonde, leefbare stad in 2050, door te streven naar een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand, het behouden van waardevolle bomen en het versterken van structuren. In het bomenbeleidsplan geeft Zaanstad invulling aan het bomenbeheer in de stad en eisen voor bomen bij vervangingsprojecten en gebiedsontwikkelingen.

Beoordeling
De bestaande bomen in het plangebied worden indien de vitaliteit het toelaat gehandhaafd. Voor bomen die niet gehandhaafd kunnen blijven, geldt een herplantplicht.

6.2 Gebiedenkaart Kapvergunning 2021

De Gebiedenkaart Kapvergunning 2021/6507 bevat aangewezen gebieden zoals bedoeld in artikel 5.80 lid 1 sub b Verordening fysieke leefomgeving Zaanstad. Voor het kappen van bomen die in de aangewezen gebieden staan is een omgevingsvergunning nodig. Uitzonderingen zoals benoemd op deze gebiedenkaart zijn:

  • 1. Bomen staande in een tuin behorende bij een particuliere woning. Deze bomen worden vrijgesteld van de vergunningsplicht, tenzij ze zijn opgenomen op de Bomenlijst.
  • 2. Bomen staande binnen de zone van 11 meter vanaf het hart van het buitenste spoor. Deze zone is vrijgesteld van de vergunningsplicht.
  • 3. Bomen die staan in Natura 2000 gebieden en waarvoor in een vastgesteld beheerplan is opgenomen dat de bomen gekapt moeten worden voor de duurzame instandhouding van het natuurgebied.

Beoordeling
Het plangebied behoort niet tot een aangewezen gebied.

Hoofdstuk 7 Beleidskaders Klimaatadaptatie

7.1 Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA)

Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Dat levert risico's op voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Het is van groot belang dat Nederland zich aanpast aan deze veranderingen. Dat kan onder meer door het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van onze bebouwde en landelijke gebieden. In het Deltaprogramma wordt hieraan gewerkt onder de noemer 'ruimtelijke adaptatie'. Ruimtelijke adaptatie is een van de drie thema's in het Deltaprogramma. Het algemene beleid is vastgelegd in de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie. De kern daarvan is dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. Concrete maatregelen voor de uitvoering van het beleid staan beschreven in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie.

7.2 Nationale AdaptatieStrategie (NAS)

De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) zet de koers uit voor een klimaatbestendig Nederland: deze strategie brengt nieuwe initiatieven voor klimaatadaptatie op gang, en versnelt en verbreedt bestaande initiatieven. De NAS geeft een overzicht van de belangrijkste klimaatrisico's. Mede op basis van deze urgente klimaatrisico's, zijn de speerpunten van de NAS bepaald. De NAS is het Nederlandse antwoord op de oproep van de Europese Commissie aan alle lidstaten om uiterlijk in 2017 een klimaatadaptatiestrategie op te stellen. De NAS is eind 2016 naar het kabinet gestuurd en eind 2017 door de nieuwe Tweede Kamer vastgesteld.

7.3 Bestuursakkoord Klimaatadaptatie

Gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk tekenden op 20 november 2018 het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie om Nederland weerbaarder te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarvoor is 300 miljoen euro beschikbaar gesteld vanuit het Rijk, plus een even groot bedrag vanuit de decentrale overheden. Het Bestuursakkoord bevat zeven ambities voor een waterrobuuste en klimaatbestendige inrichting van Nederland:

  • Kwetsbaarheid in beeld brengen;
  • Risicodialoog voeren en strategie opstellen;
  • Uitvoeringsagenda opstellen;
  • Meekoppelkansen benutten;
  • Stimuleren en faciliteren.
  • Reguleren en borgen;
  • Handelen bij calamiteiten.

Op basis van stresstesten brengen gemeenten, waterschappen en provincies uiterlijk in 2020 de opgaven voor ruimtelijke adaptatie in beeld, en bepalen zij de noodzakelijke maatregelen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Dat moet resulteren in regionale uitvoeringsagenda´s.

7.4 Omgevingsvisie NH2050 en Omgevingsverordening NH2020

In de Omgevingsvisie NH2050 is de doelstelling opgenomen van een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. Dat geldt voor stad, land en infrastructuur. Het gaat om het voorbereid zijn op wateroverlast, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Een en ander kan consequenties hebben voor locatiekeuze, inrichting van de openbare ruimte en het ontwerp van gebouwen en infrastructuur. Ook kan het de bedrijfsvoering raken.

In de Omgevingsverordening NH2020, vastgesteld door Provinciale Staten op 22 oktober 2020, is bepaald dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. In de beschrijving wordt in ieder geval betrokken het risico op wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. De beschrijving omschrijft tevens de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.

Beoordeling

In paragraaf 4.10 van de toelichting wordt ingegaan op klimaatadaptatie.

7.5 Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland

Het Zaanse College van B&W heeft – binnen de door de Raad vastgestelde ambitie van het onderstaande Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie – de “Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord Holland” onderschreven. Hiermee spreekt zij de ambitie uit om de MRA Basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw versie 3.0 toe te passen in plannen en projecten.

Wat we nu bouwen krijgt gedurende de levensduur te maken met een ander klimaat. De intentieovereenkomst bestaat uit algemene en randvoorwaardelijke afspraken over hoe aanpassingen aan het veranderende klimaat meegenomen worden bij nieuwbouw. Voor wateroverlast, droogte, hitte, het beperken van overstromingsrisico's en natuurinclusiviteit zijn er uitgangspunten en specifieke ondergrenzen gezamenlijk opgesteld. Dit is het resultaat van samenwerking tussen meer dan 40 partijen, waaronder gemeenten, waterschappen, provincies, ontwikkelaars en maatschappelijke organisaties. Deze handvatten creëren een gelijk speelveld tussen de verschillende overheden en marktpartijen.

Beoordeling

In paragraaf 4.10 van de toelichting wordt ingegaan op klimaatadaptatie.

7.6 Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026

Volgens de opdracht uit het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie heeft de Zaanse Raad op 8 juli 2021 het Uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 vastgesteld, met als overkoepelende ambitie: Meer ruimte voor groen & blauw. De gemeente wil in 2050 klimaatbestendig zijn ingericht, wat betekent:

  • Een extreme bui met herhalingstijd van 1x in de 100 jaar kunnen we verwerken, waarbij bewoners en bedrijven de verplichting hebben om overtollig water op eigen perceel te verwerken en er geen overtollig water van de openbare ruimte naar percelen mag afstromen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van hitte en zomerse dagen van meer dan 32 graden en windstilte, waarbij bewoners en bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van hittestress en er in de openbare ruimte voldoende koele plekken en routes zijn waarmee ook kwetsbare bewoners de noodzakelijke dingen kunnen blijven doen.
  • We houden rekening met langdurige perioden van droogte met een opbouwend neerslagtekort van 300 mm, waarbij natuurwaarden en het bomenbestand behouden blijven en bodemdaling wordt beperkt.
  • We bereiden ons voor op overstromingen met een herhalingstijd van 1x per 1000 jaar en zorgen voor voldoende veilig heenkomen en bereikbaarheid voor calamiteitenverkeer.
  • Bij de inrichting van de klimaatbestendige stad zoeken we naar koppelkansen, waarbij we tenminste de koppeling leggen met vergroening en verbetering van de biodiversiteit.

Eén van de vijf sporen in dat plan is klimaatbestendige nieuwbouw. In dat spoor worden de volgende uitgangspunten gehanteerd om de bovenstaande ambitie concreet in te vullen in projecten:

De toepassing van deze uitgangspunten wordt onder andere geborgd in bestemmingsplannen, omgevingsplannen, grondexploitaties en anterieure overeenkomsten.

Beoordeling

In paragraaf 4.10 van de toelichting wordt ingegaan op klimaatadaptatie en uit paragraaf 4.6 blijkt dat door de afname van het bebouwd en verhard oppervlak hittestress wordt tegengegaan.

Hoofdstuk 8 Beleidskaders Verkeer, vervoer en parkeren

8.1 Zaans mobiliteitsplan 2040

Het Zaans Mobiliteitsplan 2040 is het nieuwe, strategische beleidskader voor mobiliteit. Het vervangt het Zaans Verkeer en Vervoersplan (ZVVP). Het plan is door de gemeenteraad vastgesteld in 2021.

Het Zaans mobiliteitsplan 2040 schetst de visie op mobiliteit in Zaanstad tot aan 2040. Het geeft onder meer antwoordt op de vraag: Hoe houden we Zaanstad bereikbaar en leefbaar in 2040. Zeker belangrijk omdat Zaanstad groeit. Wat betekent deze groei in de toekomst voor het verkeer en vervoer in de stad. Het plan gaat uit van 12 hoofdkeuzes die invulling moeten geven aan de mobiliteitstransitie. Ook bevat het een uitvoeringsagenda met gewenste investeringen om de mobiliteit op korte en lange termijn goed te regelen

Beoordeling

Door de inzet van deelauto's wordt beoogd het autobezit te verlagen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de mobiliteitstransitie.

8.2 Nota Ruimte voor Parkeren

Op 14 juli 2016 is de gemeentelijke parkeernota vastgesteld. De nota is in 2017 gewijzigd. De Nota Ruimte voor Parkeren bestaat uit twee delen:

  • 1. Bijdragen aan stedelijke ontwikkeling
    In dit deel staan een aantal maatregelen die bijdragen aan de (door)ontwikkeling van de stad. Bijvoorbeeld dat er vrijstelling van de parkeernorm wordt gegeven bij een kleine parkeervraag of bij het afzien van een parkeervergunning in Zaandam centrum (gereguleerd gebied);
  • 2. Aanpakken van bestaande en toekomstige knelpunten
    In dit deel staan de uitgangspunten van het beleid voor situaties waarin knelpunten ontstaan. Zo kan bijvoorbeeld betaald parkeren ingevoerd worden als er sprake is van hoge parkeerdruk. Of dat de gemeente liever geen blauwe zones invoert, omdat langparkeerders niet meer kunnen parkeren en er tegenover de kosten van handhaving geen inkomsten staan.

De parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de nota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte parkeernorm. Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.

Beoordeling

De Nota Ruimte voor Parkeren is als uitgangspunt voor de planontwikkeling gebruikt.

8.3 Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016

De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening, bestemmingsplannen en het omgevingsplan en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.

Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.

Beoordeling

De Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 is als uitgangspunt voor de planontwikkeling gebruikt.

Hoofdstuk 9 Beleidskaders Water

9.1 Beleidskader

Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.

Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening. Daarnaast is het Waterplan 2022-2027 (15 december 2021) van toepassing. Dit Waterplan geeft onze koers op hoofdlijnen voor het waterbeheer in Hollands Noorderkwartier

Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.

9.2 Organisatie

Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.

9.3 Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de gemeente Zaanstad is op 2 juli 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Het plan heeft betrekking op de periode 2020-2024. Het bestaat uit een regionaal deel en een gemeente specifiek deel. Het regionale deel is door alle gemeenten in Zaanstreek-Waterland samen met hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier opgesteld. Het gemeente specifieke deel is opgesteld door Zaanstad met een terugblik op de afgelopen vijf jaar en een raming van kosten en heffingen. Het GRP is een planinstrument om mee te kunnen bewegen met veranderingen, zoals verandering in wetgeving, meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en bewoner en een grotere focus op doelmatig beheer. Het GRP geeft invulling aan de natte zorgplichten van de gemeente Zaanstad. Zaanstad heeft de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling, verwerking en het transport van afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorg is uitgewerkt in drie afzonderlijke zorgplichten in Bijlage A van het GRP.

Hoofdstuk 10 Beleidskaders milieu

10.1 Zaans Geurbeleid 2016

Het Zaans geurbeleid is vastgesteld in juli 2016. Zaanstad wil de geurhinder beperken zodat de kwaliteit van de leefomgeving verbetert. Tegelijkertijd nieuwe geurhinder voorkomen. Zo is het voor huidige en toekomstige bewoners prettiger wonen. Het streven naar een beperking van geurhinder is in lijn met de Ruimtelijke Milieuvisie (2009), waarin Zaanstad de ambitie uitspreekt om de milieuhinder terug te brengen.

Door het terugdringen van geurcontouren passen bedrijven beter in de woonomgeving. Hierdoor blijft de Zaanse identiteit met een sterke menging van wonen en werken behouden. Ook ontstaan meer mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op plekken waar er sprake is van een aanvaardbaar geurniveau. Hiervoor biedt het beleid duidelijke kaders voor de toetsing van woningbouwplannen.

Het Zaans geurbeleid is gericht op het behalen van een aanvaardbare geurbelasting. Deze is uitgedrukt in streef- en ambitiekwaliteit.

10.2 Nota bodembeheer Zaanstad 2020-2030

De gemeenteraad heeft in 2020 de nota Bodembeheer Zaanstad vastgesteld en in 2021 bekrachtigd. De nota beschrijft welke regels en voorwaarden gelden voor het toepassen van schone en licht verontreinigde grond en baggerspecie als bodem in Zaanstad. Met het vaststellen van deze Nota bodembeheer is de eerder vastgestelde, Nota bodembeheer Zaanstad 2013-2017, februari 2013, vervallen.

De Nota is gericht op het faciliteren van verantwoord grondverzet, om zoveel mogelijk grond binnen de regio te hergebruiken met als uitgangspunt dat de lokale bodemkwaliteit niet verslechtert en het 'standstill-principe' wordt gehandhaafd. In de keten van bodembeheer zijn drie onderdelen te onderscheiden: preventie, beheren en saneren. Per onderdeel worden de verschillend thema's behandeld.

10.3 Bodemkwaliteitskaart Zaanstad 2020

De gemeente Zaanstad heeft als onderdeel van een duurzaam bodembeleid een bodemkwaliteitskaart opgesteld, tezamen met de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitskaart is door het college vastgesteld in 2020.

De bodemkwaliteitskaart maakt inzichtelijk wat de actuele diffuse bodemkwaliteit is. Het brengt ook de bodemfunctieklassen van verschillende deelgebieden in Zaanstad in beeld. De kaart kan, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, binnen de gemeente gebruikt worden als bewijsmiddel, conform paragraaf 4.3.5 van de Regeling bodemkwaliteit, voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van een partij vrijkomende grond en/of de ontvangende bodem. Dit voorkomt onderzoekskosten indien grond binnen het beheergebied door ontgraving vrijkomt en hierbinnen ook weer wordt toegepast.

Ten aanzien van het onderwerp nieuwe stoffen, waaronder PFAS is de verwachting dat het beleid zich de komende jaren zowel landelijk als regionaal verder gaat ontwikkelen. In dat geval bestaat de mogelijkheid dat deze bodemkwaliteitskaart moet worden aangepast of worden aangevuld aan de hand van de landelijke en regionale ontwikkelingen.

10.4 Geluidbeleid

De gemeente Zaanstad heeft haar gemeentelijk geluidbeleid vastgelegd in het 'Actieplan omgevingslawaai 2019-2023 en beleidsregels hogere waarde', In het beleid wordt als voorwaarde aan de verlening van een hogere waarde gesteld dat ten minste één gevel een lager (luw) geluidsniveau heeft. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen. Als dit niet mogelijk is, geldt de hogere waarde minus 10 dB.

Beoordeling

Uit akoestisch onderzoek (zie paragraaf 4.12) blijkt dat de planontwikkeling aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder voldoet.

Hoofdstuk 11 Beleidskaders Duurzaamheid

11.1 Greendeal

Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.

De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.

Woningen verwarmen zonder aardgas

‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’

Klimaatakkoord Parijs

In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.

Nieuwe initiatieven worden mogelijk

Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.

11.2 Zaans Klimaatakkoord 2.0

Het Zaans Klimaatakkoord 2.0 is in maart 2021 vastgesteld. Het laat zien waar Zaanstad staat en wat de laatste ontwikkelingen zijn. Het doel is om uiterlijk in 2040 klimaatneutraal te zijn. Ook wil Zaanstad in 2050 circulair zijn en aangepast aan een veranderend klimaat. Het akkoord is een groeidocument, waarin elk jaar wordt beschreven wat is gedaan en wat er nog meer nodig is op weg naar een klimaatneutraal, circulair en groen Zaanstad. Verder is beschreven hoe Zaanstad werkt aan o.a.: een duurzame stad, het slim omgaan met grondstoffen, steeds minder afval en opwekken van lokaal duurzame energie. Met een gezonde leefomgeving voor mens en dier en aangepast aan extremer weer juicht Zaanstad nieuwe ontwikkelingen en samenwerking toe.