Plan: | Langepad Zaandijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3905BP-0301 |
Aan de westkant van Zaandijk achter de Brouwerij Hoop en de Zaandijkerkerk ligt de voormalige Pielkenrood Vaten fabriek van het bedrijf Ardagh. Nadat het industriepand is verkocht heeft het bedrijf het pand in 2020 verlaten. Deze locatie, waar verpakkingen werden geproduceerd, wordt getransformeerd naar een woningbouwlocatie, waarbij de historische structuur van de 18e eeuw als inspiratiebron geldt. Een en ander passend bij de Zaandijkse uitstraling en wonen aan het water in een stedelijke omgeving.
Het programma gaat uit van een divers aanbod van 67 woningen, waarvan 20 appartementen (circa 30%) in de sociale huur-/sociale koopsector en 47 grondgebonden koopwoningen. Naast de nieuwe woningen wordt de openbare ruimte en de bijbehorende (parkeer)voorzieningen aangelegd.
Met voorliggende transformatie wordt tegemoet gekomen aan het opgelopen woningtekort in Zaanstad. Het voornemen pas ook in het gemeentelijk beleid om het groene buitengebied te sparen en de groei (zo'n 15.000 - 20.000 woningen) in de komende tientallen jaren binnenstedelijk uitvoeren door verdichting en transformatie van plekken die leegstaan of waar niet voldoende gebruik van wordt gemaakt.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: www.pdok.nl)
Zoals uit voorgaande figuur 1.1 blijkt ligt het plangebied in de bebouwde kom van Zaandijk op korte afstand van de Provinciale weg N203 en de Zaan.
De begrenzing van het plangebied is te zien in figuur 1.2. Het plangebied ligt aan de Willem Dreeslaan in Zaandijk tussen:
Figuur 1.2: globale begrenzing plangebied (bron: www.pdok.nl)
Het plan ligt in een binnenstedelijk gebied. Functioneel komen er rondom het plangebied alleen woningen en enkele lichte vormen van bedrijvigheid voor. Wel moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de bedrijfsterreinen op grotere afstand, bijvoorbeeld dat van AAK, waar producten van plantaardige oliën worden gemaakt.
Dit bestemmingsplan vervangt (een gedeelte van) de volgende bestemmingsplannen:
In figuur 1.3 is een uitsnede weergegeven van het bestemmingsplan 'Oud Zaandijk', met het plangebied aangeduid in een blauw gestreepte lijn. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden', met de nadere aanduiding 'metaalbewerking'. Daarnaast liggen de bestemmingen 'Verkeersdoeleinden', 'Verblijfsdoeleinden', 'Verblijfsdoeleinden groen', 'Groenvoorzieningen' en 'Water' binnen het plangebied.
Binnen de bestemming 'bedrijfsdoeleinden' is met een aanduiding aangegeven wat het maximale bebouwingspercentage is. In dit geval bedraagt deze 80%. Verder is op de planverbeelding de goot- en bouwhoogte bepaald. In dit geval bedraagt deze maximaal 9 m.
Ten slotte liggen de gronden deels binnen de geluidzone van het industrieterrein 'Zetmeelbedrijven de Bijenkorf' en binnen het gezoneerd industrieterrein 'Pielkenrood' en binnen de bijbehorende geluidzone.
Figuur 1.3: Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Oud Zaandijk' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Voor het gedeelte dat in figuur 1.3 met rood is aangeduid geldt het bestemmingsplan Zaandijkerkerk en omgeving. De verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.4.
De betreffende gronden binnen het plangebied hebben een bedrijvenbestemming, met de nadere functieaanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf - 1' (Overige metaalwarenfabriek n.e.g) en 'parkeerterrein'. De beide geluidzones-industrie zijn op de verbeelding aangegeven.
Figuur 1.4: Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Zaandijkerkerk en omgeving' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Naast de bestemmingsplannen 'Oud Zaandijk' en Zaandijkerkerk en omgeving' geldt voor het gehele plangebied ook het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Zaanstad'. Dit is een bestemmingsplan met plancontour en bijbehorende algemene regels, waarmee is geregeld dat een ontwikkeling zorgt voor voldoende parkeerruimte.
Verder geldt voor het hele plangebied het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan woningsplitsing, kamerverhuur en toeristische verhuur'. Hierin zijn regels opgenomen voor het omzetten (zelfstandig naar onzelfstandig) en splitsen van woningen. Ook zijn regels opgenomen voor toeristische verhuur.
Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Langepad Zaandijk'. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de bestemmingsregels en op de verbeelding staat. Deze toelichting gaat onder andere in op de geldende beleidskaders en doet in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid verslag van de uitgevoerde onderzoeken. Ook wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.
In de bijlagen bij de toelichting staan alle belangrijke beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Ook wordt thema-specifiek beleid toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.
Het plangebied ligt tussen de woongebieden aan de westzijde en het gemengde 'centrumgebied' aan de Lagedijk aan de oostzijde. Langs de Lagedijk ligt de historisch lintbebouwing aan de Zaan. De Nieuwe Vaart, die langs de westzijde van het plangebied ligt, is een andere historische structuurdrager. De Willem Dreeslaan vormt sinds de jaren '70 de belangrijkste ontsluiting op de Provincialeweg. Het grootste deel van de woonwijken ten westen en zuiden van het plangebied zijn planmatige uitbreidingen die in verschillende perioden sinds de 2e Wereldoorlog zijn ontwikkeld. De meeste bebouwing in de omgeving heeft een relatief kleine maat. Enkele industriële complexen, waaronder de fabriek van Ardagh, zijn duidelijk omvangrijke elementen hierin. De bouwperiode en korrelgrootte van de bebouwing rondom het plangebied is weergegeven in onderstaande figuur 2.1.
In het gebied ten oosten van het plangebied, waarin ook de historische Zaandijkerkerk staat, vindt momenteel een herontwikkeling plaats. Daarbij is aan de Willem Dreeslaan een nieuw woongebied ontwikkeld en heeft ook de kerk een woonbestemming gekregen. Het bedrijfsgebied aan de Lagedijk heeft een gemengde bestemming gekregen. In het gebied ten westen van het plangebied bevindt zich de planmatige uitbreiding genaamd Domineestuin. De domineestuin is de naam van de stichting die in 1979 het voormalige buurtje 'Achter de Kerk' heeft gerestaureerd met behoud van de oorspronkelijke structuur van het slagenlandschap. Een deel van deze huizen is herbouwd en is ook groter dan de oorspronkelijke kleinere arbeidershuisjes uit 1710. Daarnaast is het patroon van kleine schiereilandjes doorsneden door smalle sloten eveneens bijzonder.
In het plangebied zelf bevinden zich de voormalige bedrijfsgebouwen van de fabriek Ardagh. De bedrijfsvoering bevond zich in een industriële hal ter grootte van (inclusief parkeer- en rangeerterrein) van 1,4 hectare. Het laden en lossen vond plaats vanaf de Arie de Bruijnstraat.
Figuur 2.1 Bouwperiodes in en rondom het plangebied
In deze paragraaf is omschreven vanuit welke achtergrond het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld. Het vastgestelde ruimtelijk programma van eisen (RPvE) en het daarbij horende stedenbouwkundige plan vormen de basis voor het voorliggende bestemmingsplan.
Het plangebied behelst de voormalige bedrijfsbebouwing van de Ardagh-group, voorheen Pielkenrood Vaten, in het hart van Zaandijk. Het transformeren van voormalige industrielocaties krijgt in het coalitieakkoord 2020-2022 'De molen op de wind zetten' hoge prioriteit. De ontwikkeling van de locatie naar woningbouw is de laatste fase van een grotere gebiedsontwikkeling die startte met het vaststellen van het bestemmingsplan 'Zaandijkerkerk en omgeving' door de gemeenteraad van Zaanstad in 2017. Aanleiding voor dat bestemmingsplan was het aanwijzen van de Zaandijkerkerk tot gemeentelijk monument en het herbestemmen van de kerk om zo verval te voorkomen. De kerk kreeg een nieuwe invulling, de omgeving rondom de kerk werd opgeknapt, oud vastgoed gesloopt en woningbouw kwam daarvoor in de plaats. In dat bestemmingsplan werd al voorzichtig gesproken over de ontwikkeling van de voormalige industrielocatie als laatste fase van de transformatie van de omgeving rondom de Zaandijkerkerk. Voorzichtig, omdat de fabriek op dat moment nog in bedrijf was. Na het besluit van het bedrijf om te vertrekken uit Zaandijk werd de ontwikkeling opgestart.
Tot nu toe zijn drie documenten vastgesteld die de koers van de ontwikkeling hebben vastgelegd. De belangrijkste punten uit die documenten worden hieronder toegelicht.
Kwaliteitskader Zaandijkerk en omgeving d.d. december 2016
Ten grondslag aan de ontwikkeling ligt het 'Kwaliteitskader Zaandijkerkerk en Omgeving'. Dit kader is op 29 juni 2017 vastgesteld door de gemeenteraad van Zaanstad als bijlage bij het hierboven genoemde bestemmingsplan. Het kwaliteitskader beschrijft het ontstaan van Zaandijk en de daarmee gepaard gaande opbouw van cultuurhistorische elementen. In het kwaliteitskader zijn vervolgens ruimtelijke, stedenbouwkundige en architectonische randvoorwaarden opgenomen voor de ontwikkeling van de voormalige industrielocatie. Het RPvE en het stedenbouwkundig plan houden rekening met deze randvoorwaarden waardoor de ontwikkeling een cultuurhistorische inslag heeft gekregen. De belangrijkste zijn:
Stedenbouwkundig plan 'Langepad' d.d. 22-03-2022
Het stedenbouwkundig plan geeft een beeld van de toekomstige verkaveling van het gebied. Het laat zien dat de ontwikkeling de gewenste kamstructuur terugbrengt in het gebied alsook het voormalige Langepad dat liep van het kerkplein naar het gebied van de 'Domineestuin'. Het onderzoek naar het behoud van de oorspronkelijke gevel wees uit dat die zo goed als al zijn waarde verloren had. Er is daarom, in overleg met de omgeving, besloten om een zelfde type gevel te bouwen aan het Langepad om zo de referentie aan de oude fabriek levend te houden. Een referentie naar de oude fabriek komt ook terug in het blok gestapelde woningen. De vaststelling van het stedenbouwkundig plan als bijlage bij het RPvE is voorafgegaan door een uitgebreid participatieproces met de bewoners en ondernemers rondom het plangebied.
Ruimtelijk Programma van Eisen d.d. 11-04-2022
Het ruimtelijk programma van eisen beschrijft de kaders voor de realisatie van het woningbouwproject. Hierin wordt uitgebreid ingegaan op de eisen die de gemeente Zaanstad stelt aan de ontwikkeling. Het document is op 25 april 2022 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. Als bijlage bij het document is het kwaliteitskader Zaandijkerk en Omgeving integraal opgenomen. Het RPvE vormt daarom de basis voor het bestemmingsplan.
Participatie rondom stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan
Zaandijk kent een rijk verenigingsleven. De buurt is dan ook nauw betrokken bij de totstandkoming van het RPvE en het stedenbouwkundig plan. Er zijn in 2021 en 2022 drie participatiemomenten georganiseerd met een grote oploop. Twee digitale avonden trokken 60 en 35 bezoekers. Op een derde, fysieke inloopbijeenkomst kwamen 50 betrokken inwoners af. Naar aanleiding van deze participatiebijeenkomsten is het plan inhoudelijk aangepast. De input vanuit de buurt gaf een kwalitatieve impuls aan het plan. De gesprekken met een afvaardiging van de erfgoedstichting worden voortgezet. Met de inwoners is besproken dat in de volgende fase het bestemmingsplan wordt opgesteld.
Stedenbouwkundig plan
In figuur 2.3 staat een weergave van het stedenbouwkundig plan. Ter illustratie is rondom de nieuwe verkaveling de bestaande bebouwing rond de plek ingetekend. Daarnaast zijn de watergangen, de groenpartijen en parkeerplaatsen ingetekend. Op de afbeelding is te zien dat sprake is van zowel vrijstaande woningen als twee-onder-een-kap woningen en rijwoningen. Ten slotte komt er ook een appartementengebouw.
In figuur 2.4 is het stedenbouwkundig plan ten behoeve van het bestemmingsplan verder uitgewerkt.
Figuur 2.3: Globale weergave gewenste toekomstige situatie (bron: Stedenbouwkundig plan)
Figuur 2.4: Uitwerking van stedenbouwkundig plan t.b.v. het bestemmingsplan (bron: initiatiefnemer)
Bij de woningen zal sprake zijn van een afwisselende architectuur zoals weergegeven is in figuur 2.5. Voor een uitgebreidere omschrijving van de stedenbouwkundige uitgangspunten van het plan, wordt verwezen naar paragraaf 4.2.
Figuur 2.5: Impressies van de architectuur (bron: Stedenbouwkundig plan)
Dit plan gaat om het realiseren van een woongebied met maximaal 67 woningen, waarvan 47 grondgebonden woningen en 20 gestapelde woningen. Er is gekozen voor het doorlopen van een bestemmingsplanprocedure om alle omgevingsaspecten zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningen mogelijk, waar eerst bedrijven waren toegestaan. Daarnaast heeft dit bestemmingsplan het oogmerk om de goede ruimtelijke ordening ook na de realisatie, in de beheerfase, te borgen. Het is de bedoeling dat de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing die op basis van dit bestemmingsplan kan worden gerealiseerd, behouden blijft en dat de onbebouwde delen zoveel mogelijk onbebouwd blijven.
In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de onderbouwing van het plan. Thema's zoals duurzaamheid, cultuurhistorie, stedenbouwkundige uitgangspunten en omgevingsaspecten komen hier uitgebreid aan bod. Speciaal voor het plan is een kwaliteitskader (Kwaliteitskader Zaandijkerkerk en omgeving) opgesteld. Het plangebied heeft een binnenstedelijke ligging waarvoor de ambitie is uitgesproken om het te transformeren naar woongebied. Door deze ligging is het met diverse vervoersmiddelen te bereiken. Het plan respecteert de historische structuur van het gebied en voldoet aan de gemeentelijke duurzaamheidsambities en vanuit milieukundig oogpunt zijn er geen belemmeringen om het plan te ontwikkelen. Ook levert dit plan een bijdrage aan de grote woningbehoefte in de gemeente Zaanstad.
Toetsingskader
Besluit Ruimtelijke ordening (Bro)
Bij wijziging van een bestemmingsplan is het verplicht om een beschrijving op te nemen hoe is omgegaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden (artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening). Dat betekent dat een cultuurhistorische verkenning van de plek met daaraan gekoppeld de waardering moet worden opgesteld. Vervolgens moeten daaraan conclusies worden verbonden en dient eventueel een beschermende regeling in het bestemmingsplan opgenomen te worden.
Erfgoedwet
De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt ook de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is primair een gemeentelijke opgave.
In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk. De keuze voor een andere bouwplek voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwplek zelf naar een archeologievriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd.
Archeologienota Zaanstad
In de Archeologienota Zaanstad 2009 staan de gebieden van archeologische waarde binnen de gemeente aangegeven. Vervolgens zijn deze gebieden bij de actualisatie van de bestemmingsplannen opgenomen als archeologische dubbelbestemmingen. Aan omgevingsvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Die eisen worden ook opgenomen in projectbesluiten en afwijkingen van het bestemmingsplan.
Erfgoedstrategie
In 2019 is de (actualisatie van de) Erfgoedvisie vastgesteld, de Erfgoedstrategie 2019-2023, Erfgoed Leeft!. In deze erfgoedstrategie wordt ingegaan op hoe de gemeente Zaanstad het erfgoed wil beschermen en een blijvende plek geven te midden van een veranderend landschap. Hiermee wordt aangesloten op de actuele ambities van het Rijk en de provincie.
In de Erfgoedstrategie (2019-2023) staat ook aangegeven dat het behouden en mogelijk versterken van de kwaliteit en identiteit bij (gebieds)ontwikkeling uitgangspunt is en dat erfgoed als basis genomen wordt bij transformaties en verdichtingsopgaven van ontwikkelgebieden. Ook worden cultuurhistorische waarden in stedenbouwkundige kaders voor ontwikkelingen opgenomen.
Beleid historische dijken, linten en paden
In het vastgestelde beleid "Identiteit van Zaanstad" staat dat de gemeente karakteristieke bebouwing langs de dijken linten en paden koestert en behoud en herstel van de historische bebouwing stimuleert. De door het college van de gemeente Zaanstad vastgestelde cultuurhistorische verkenning historische linten, dijken en paden is van kracht met de daarin genoemde waarden en richtlijnen.
MAAK Zaanstad
MAAK Zaanstad wil het goede versterken en het minder goede verbeteren. Hiervoor moet wel eerst bepaald worden wat de identiteit en kwaliteit van het te ontwikkelen gebied is.
Onderzoek
Archeologie
Het gebied valt archeologisch gezien onder de bebouwing van de Zaanoevers met zijpaden. De langs de Zaanoevers gelegen Westzijde en Oostzijde in Zaandam en de dijkweg langs de Zaan vanaf Koog aan de Zaan tot het Noordeinde in Wormerveer zijn oude bewoningslinten. Deze dateren in ieder geval uit de 14e tot 15e eeuw. In de 17e en 18e eeuw werden zijpaden aangelegd. Verwacht kan worden dat in de bodem resten van de middeleeuwse en post/middeleeuwse bewoning, scheepswerven en industrie kunnen worden aangetroffen vanwege de aanwezigheid van resten van scheepswerven en vroege industriële activiteiten van (inter)nationaal belang.
Voor archeologie wordt tijdens het verwijderen van de huidige funderingen, in overleg met de gemeentelijk archeoloog, een onderzoek uitgevoerd of de werkzaamheden vinden onder archeologische begeleiding plaats.
De beste manier van werken is wanneer de ontwikkelaar direct na sloop van de bebouwing allereerst een archeologisch booronderzoek laat uitvoeren om te kijken waar potentiële archeologische vindplaatsen liggen. Op de plekken waar mogelijk een archeologische vindplaats ligt, kan hij vervolgens proefsleuven laten trekken om vast te stellen wat er ligt en of de vindplaats door de voorgenomen bouwwerkzaamheden wordt verstoord. De vindplaatsen die door de voorgenomen bouwwerkzaamheden worden verstoord en die niet kunnen worden behouden door aanpassing van het bouwplan (bijvoorbeeld door de bodem op te hogen) zullen vervolgens moeten worden opgegraven.
Aangetroffen kunnen worden resten van de 17e- en 18e-eeuwse bebouwing, een scheepswerf, afval van bewoners en mogelijk zelfs nog menselijke skeletresten afkomstig van het kerkhof. Al deze gegevens kunnen een beter beeld geven van het ontstaan en het leven in het 17e- en 18e-eeuwse Zaandijk.
Voorafgaand aan en tijdens het archeologisch onderzoek zal rekening moeten worden gehouden met eventuele bodemverontreiniging. In het voorliggend bestemmingsplan zal ter plaatse van het plangebied een archeologische dubbelbestemming worden opgenomen zodat bij de verder uitwerking archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
Cultuurhistorie
Vanaf de 10e en 11e eeuw ontgonnen boeren vanuit het duingebied de Zaanstreek. Vanuit de duinen brachten zij eerst het veengebied rond Krommenie en Assendelft in cultuur om vervolgens Westzaan te ontginnen. Om het veengebied te beschermen tegen overstromingen zijn dijken rond deze polders aangelegd. Vervolgens werd in de 13e eeuw de Zaan afgedamd op twee locaties (Zaandam en Knollendam), om afslag en verzilting van het land tegen te gaan. In dezelfde periode werden de eerste dijken langs de Zaan aangelegd.
Aan het begin van de 17e eeuw verschenen de molens in het Zaanse landschap. De molens stonden aan de Zaan en in het veld. De molens in het veld waren via een pad vanaf de dijk te bereiken. Ook in Zaandijk was dit het geval. De komst van de molens bracht veel bedrijvigheid met zich mee. De moleneigenaren vestigden zich vlak bij de molen, evenals de ambachtslieden die op de molen werkten. Toen de oostzijde van de Lagedijk was volgebouwd werden aan de andere zijde van de dijk huizen gebouwd. Hier kwamen voornamelijk ambachtslieden en winkeliers te wonen.
Na de 80-jarige oorlog in 1648 bloeide de economie van Zaandijk verder op. De bevolking groeide verder en haaks op de dijk werden paden gemaakt en volgebouwd. Hier woonden de arbeiders, landmannen (boerenknechten), molenknechten en sjouwerlieden. Vervoer ging in deze tijd voornamelijk over het water. Via de Zaan werden goederen aan- en afgevoerd naar de molens in het veld. De molens in het veld in Zaandijk konden vanaf de Zaan worden bereikt via de sluis en verder via de Sluissloot of via de dijksloot naar de Kerksloot. De wegsloot was echter smal en druk. Om de doorvaart te bevorderen werd daarom in 1709 de Nieuwe Vaart, tussen het Sluispad en de (Zuider)Kerksloot, gegraven. Het land er omheen werd verkaveld en zo ontstond nieuwe bedrijvigheid aan deze Nieuwe Vaart. Hiermee ontstond ook het buurtje achter de kerk.
In het buurtje ontwikkelde zich veel bedrijvigheid. Zo waren er molens, scheepswerven, timmerbedrijven, een vleethuis (i.c. opslag voor harpoenen en ander benodigdheden voor de walvisvaart), pakhuizen en een stijfselhuis te vinden. Aan het Langepad, ten westen van de Nieuwe Vaart, kwam vanaf 1738 blauwselmolen 'Het Gekroonde Blauwselvat' erbij. De bewoners van het buurtje werkten veelal in de molens in Zaandijk en aan de overkant van de Zaan aan de Kalverringdijk. Eind 18e en begin 19e eeuw groeide de bevolking van Zaandijk nauwelijks. In het buurtje achter de kerk heerste armoede en werkloosheid. Het had zich inmiddels ontwikkeld tot een arbeidersbuurtje met een wirwar van bedrijfjes en woonhuizen. Op 19 mei 1878 brak er een grote brand uit in Zaandijk. Het buurtje rond de kerk ging voor een groot deel verloren. Veel van de bebouwing in het buurtje werd direct herbouwd. Ook de kerk werd herbouwd, naar ontwerp van architect Van der Koogh.
Eind 19e eeuw kwam de industrialisatie in Nederland op gang. In de Zaanstreek werden de molens langzaam vervangen door fabrieken. De molens werden in eerste instantie aangepast en voorzien van een stoommachine. Met de opkomst van de gasmotoren, elektromotoren en dieselmotoren rond 1890/1900 werden de molens definitief gesloopt en vervangen door fabrieksgebouwen. Ook de molens in het buurtje achter de kerk werden in deze periode gesloopt en vervangen door fabrieken. Aan het Langepad, vlak achter de kerk, kwam een fabriek. Jacob Pielkenrood begon daar in 1895 zijn bedrijf in een huisje aan het Langepad. Rond 1910 werd het eerste stenen fabriekje gebouwd aan het Langepad en in de jaren '20 was de fabriek flink uitgebreid (tot wat nu de Ardagh-locatie is zie figuur 4.1).
Figuur 4.1: Ontwikkeling van de Ardagh-locatie 1915 - 2021 (contour aangegeven geel of rood Bron: topotijdreis.nl) zie verder ook bijlage 3 bij de toelichting
Omdat de eigenaren van het gebied de paden en sloten niet meer konden onderhouden werden deze in 1909 overdragen aan de gemeente Zaandijk. In de jaren '30 raakte het buurtje in verval. Nog maar negen huisjes waren over in het hele buurtje.
In de jaren '70 verdwenen een aantal bedrijven uit het gebied en Pielkenrood breidde de fabriek verder uit. Verder had de gemeente Zaandijk het plan om hele buurt te slopen, de sloten te dempen en sociale woningbouw te realiseren. De kerk raakte in 1971 buiten gebruik. Het gebouw is nog even een speelhal geweest, maar kwam in 1978 definitief leeg te staan. Wel is het nog even gebruikt als lasergamecentrum, maar de kerk werd niet meer onderhouden en raakte in verval.
De Domineestuin is een buurtje dat eind jaren zeventig/begin jaren tachtig van de vorige eeuw op initiatief van een aantal bewoners en Zaandijkers van de ondergang is gered door de buurt te herbouwen in historische stijl, waarbij men uitging van het bouwen in de periode laat 18de eeuw tot midden 19de eeuw. Een deel van het buurtje achter de kerk werd daarmee behouden inclusief de oorspronkelijke structuur van het slagenlandschap. De panden Domineestuin 3 en 6 zijn aangewezen als gemeentelijk monument.
In 2009 was de Zaandijkerkerk bouwkundig in slechte staat. De toenmalige eigenaar wilde de kerk slopen en appartementen bouwen. De kerk is in datzelfde jaar door het college van B&W van de gemeente Zaanstad aangewezen als gemeentelijk monument. Inmiddels is de kerk herbestemd en wordt gebruikt als woning.
Structuur en bebouwing
In Zaandijk is sprake van een slagenlandschap. De Zaan, de spoorlijn en de Leeghwaterweg liggen noord-zuid georiënteerd. Dit is de hoofdrichting van ontwikkeling van de bebouwing. Op grond van de historische ontwikkeling van de ruimtelijke structuur van Zaandijk is een onderscheid te maken in drie gebieden:
Het buitendijks gebied tussen de Lagedijk en de Zaan kenmerkt zich door een bijna aaneengesloten lint van verstedelijking. De meeste gebouwen aan de Zaanse kant van de Lagedijk grenzen direct aan de straat en vormen op een paar openingen na, een gesloten wand die de Lagedijk begeleidt. De openingen in de gesloten wand bieden zicht op de Zaan en het open polderlandschap aan de overzijde. Kleine en grote huizen en fabrieken en werkplaatsen wisselen elkaar af. Aan de andere zijde van de Lagedijk lag een sloot die gedempt is. De bebouwing aan deze zijde van de Lagedijk heeft een losser beeld. De gebouwen zijn over het algemeen eenvoudig en georiënteerd op de padenstructuur, ook wel kamstructuur genoemd. De gebouwen hebben meestal een ondiepe voortuin en zijn losser op het erf gesitueerd. Hierdoor spelen de tuinen en erfafgrenzingen een rol in het stadsbeeld. Van de oorspronkelijke overtuinen is tegenwoordig alleen nog maar de beeldentuin in tact. De overige overtuinen zijn bebouwd overeenkomstig de oorspronkelijke manier van bouwen.
De bebouwing wordt af en toe onderbroken door een dwarspad dat met een hoekverdraaiing aansluit op de Lagedijk. Deze wegen en paden vanaf de Lagedijk het land in liggen parallel aan elkaar en vormen een fijnmazige padenstructuur. Ze herinneren aan de sloten van het slagenlandschap. Van oorsprong waren de paden vanaf de Lagedijk niet meer dan 200 tot 300 m bebouwd en doodlopend. De huidige bebouwing langs de paden is erg gevarieerd. De paden zijn vooral vanaf de Lagedijk gezien van belang voor het beeld van Zaandijk. Tussen de paden in liggen een aantal grootschalige, niet al te hoge gebouwen zoals scholen en bejaardenhuizen. Vanaf de Lagedijk vallen deze elementen nauwelijks op in tegenstelling tot de kerk.
Met de bouw van een nieuwbouwwijk rond 1920 is een nieuwe structuur geïntroduceerd. De parallelle opbouw van bebouwing langs paden wordt aangevuld met een patroon van straten loodrecht hierop. Kenmerkend zijn de korte straten loodrecht op elkaar.
Ten westen zijn De Domineestuin, Plan Donker en het bedrijf 'Pielkenrood' gerealiseerd. Tussen 1930 en 1944 heeft het bedrijf 'Pielkenrood' zich in het gebied gevestigd. 'Pielkenrood' is enkele keren overgenomen. Met de groei van dit bedrijf is een deel van de oorspronkelijke kamstructuur verdwenen tussen de Lagedijk en de Domineestuin.
Cultuurhistorische waarde
Aan de Zaanzijde van de Lagedijk bevonden zich in verleden de rijkere panden, dit in tegenstelling tot de landzijde van de dijk waar wat soberdere, kleinschaligere arbeiderswoningen stonden. Dit is nog herkenbaar in de huidige situatie. Aan de paden in het buurtje achter de kerk gedomineerde eveneens de soberdere arbeiderswoningen, als ook pakhuizen en schuren. Deze bebouwing stond heel divers geplaatst op de kavels qua positionering en was afwisselend wat betreft volumes. Dit beeld is in de loop van de 20ste grotendeels verdwenen. Direct achter de kerk zijn drie panden gemeentelijk monument/potentieel gemeentelijk monument en is de enig overgebleven bebouwing van het buurtje direct achter de kerk. Daarom hebben de volgende panden hoge cultuurhistorische waarde:
De genoemde panden liggen buiten het plangebied, maar bij de invulling moet de cultuurhistorische waarde wel in acht worden genomen. Binnen het plangebied is een deel van de oorspronkelijke fabriek van Pielkenrood nog aanwezig in het fabriekscomplex. Het gaat om de in onderstaande figuur 4.2 aangeduide gevel.
Figuur 4.2 Zijaanzicht oorspronkelijke fabrieksgevel
De ontwikkelaar heeft onderzoek laten uitvoeren naar de waarde en kwaliteit van de gevel. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3. Geconcludeerd is dat de bebouwing, zoals past binnen een bedrijfsgebouw met de bedrijfsvoering als motief, zonder veel respect voor de historische fabriek is doorontwikkeld. De gevel uit 1913 heeft hierdoor zo goed als al zijn waarde verloren. Daar komt bij dat de architectuurhistorische waarde vanaf het begin al niet heel groot is geweest.
Het gebied heeft verder cultuurhistorische waarde als drager van het verhaal van het buurtje 'achter de kerk' met de kerk als middelpunt en daar omheen de arbeiderswoningen, timmerwerven en later kleine fabrieken.
Het plangebied is gelegen nabij het van rijkswege beschermde dorpsgezicht 'Zaandijk' ook wel 'Gortershoek' genoemd en is van regionaal belang vanwege nog herkenbare de kamstructuur, dat wil zeggen het kenmerkende patroon van dijkbebouwing met (inmiddels gedempte) wegsloten en de dwars daarop staande paden die de industriemolens ontsloten.
Opvallend in dit stukje langs de Zaan is de gemengde bebouwing van afwisselend bedrijven en woonhuizen, een belangrijk kenmerk van de vroegere Zaandorpen. Er is hier een aaneengesloten beeld van de buitendijkse bebouwing en een goede inrichting van de openbare ruimte. De aanwezigheid van bedrijfscomplexen is sterk beeldbepalend en maakt een onlosmakelijk deel uit van de Zaanse geschiedenis. De Lagedijk en de Schans met buitendijkse bebouwing zijn daarom van regionaal belang.
De naast het plangebied gelegen monumentale kerk met het kerkplein heeft hoge historisch geografische waarde vanwege de nog afleesbare 17e -eeuwse structuur van de kerk en het kerkplein. De Arie de Bruijnstraat heeft historisch geografische waarde als duiding van de plek waar de kerksloot zich bevond.
Conclusie
Het plangebied zelf heeft op zichzelf geen belangrijke te beschermen waarden. Wel wordt het behoud van de Arie de Bruijnstraat, vanuit de geografische waarde, een belangrijk uitgangspunt voor de stedenbouwkundige opzet. Ook biedt de historische kamstructuur mogelijkheden voor een echte Zaanse invulling. Met het bouwplan wordt de oude strokenverkaveling met waterlopen en paden teruggebracht en wordt het beschermde dorpsgezicht Zaandijk / Gortershoek weer ruimtelijk gekoppeld aan de Domineestuin. Hiermee wordt aangesloten op de randvoorwaarden uit het kwaliteitskader en de notitie Identiteit van Zaanstad, linten, dijken en paden.
Hierin wordt richting gegeven aan de inpassing van cultuurhistorische waarden bij ontwikkelingen. In het voorliggend bestemmingsplan wordt het stedenbouwkundig plan, waarin de cultuurhistorische waarden zijn opgenomen, verankerd in het bestemmingsplan.
Voor archeologie wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen zodat na de sloop maar voor de bouw- en graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
Voor het 'Plan Langepad' is in opdracht van Blue Banner door ontwerpbureau Aad Trompert een stedenbouwkundig plan gemaakt. Dit is op basis van een analyse van de omgeving en de historie tot stand is gekomen. Naast een verkaveling geeft het uitgangspunten voor de verdere uitwerking en inrichting van het gebied. In deze paragraaf worden de uitgangspunten verbeeld en beschreven.
Het plan past qua verkaveling, architectuur en inrichting van de buitenruimte volledig bij het historisch karakter van het gebied. De Zaandijkerkerk, de Lagedijk en de Domineestuin zijn belangrijke elementen in de omgeving waar het plan op aanhaakt. De verbinding met de historie wordt versterkt door het terugbrengen van een volume dat refereert aan het oude weeshuis aan het Kerkplein.
Figuur 4.3: Cultuurhistorie en oude bestaande bomen (bron: Stedenbouwkundig plan)
Vanaf de Lagedijk leidt de Kerkstraat naar de Zaandijkerkerk en achter de kerk kon men vroeger via een brug de sloot over steken en daar kwam men op het Langepad. Dit Lange pad, met hoge cultuurhistorische waarde, wordt teruggebracht. Het pad vormt zo een directe en duidelijk herkenbare verbinding tussen de historische Lagedijk en de Domineestuin. De eerste gemetselde smederij van Pielkenrood wordt qua bouwstijl teruggebracht in de bouw van een woning op de betreffende locatie langs het Langepad.
De oude watergangen, die tijdens de ontwikkeling van het gebied zijn gedempt (zie figuur 4.1), worden teruggebracht. Zij maken deel uit van het slagenlandschap met de kenmerkende Zaanse structuur. In figuren 4.4 tot en met 4.7 zijn enkele ontwerpuitgangspunten uit het stedenbouwkundig plan weergegeven.
Figuur 4.4: Uitgangspunten ontwerp (bron: Stedenbouwkundig plan)
Figuur 4.5: Waterlopen, groen en te handhaven bomen (bron: Stedenbouwkundig plan)
Figuur 4.6: Voetgangers-relaties (bron: Stedenbouwkundig plan)
Figuur 4.7: Auto ontsluiting (bron: Stedenbouwkundig plan)
De nieuwe woningen zijn, volgens het cultuurhistorisch principe, met de voorgevel richting rooilijn geplaatst, de kaprichting en volumes variëren. Daarbij worden, met uitzondering van de verbijzonderingen (Smederij Pielkenrood en Hofje Pielkenrood), alleen zadeldaken toegelaten. Er worden doorkijkjes vanaf de Arie de Bruinstraat open gehouden om zo de kavelrichting van het plan verder te benadrukken.
Kleine twee onder een kap woningen, grote twee onder een kap woningen en vrijstaande woningen worden door het hele plan gemengd. De nieuwe woningen hebben verschillende volumes en staan op verschillende kavelgrootten waardoor een voor het oog los patroon ontstaat. Zo ontstaat één divers buurtje met een duidelijk samenhangende Zaanse uitstraling. Zo wordt een verkaveling opgebouwd, waarbij het kappenpatroon met zwarte en rode pannen, zich vanaf de Domineestuin doorzet in het plangebied.
De woningen zijn gemiddeld wel groter dan die in de Domineestuin omdat de markt dat vraagt. Bij de uitwerking wordt wel gestreefd naar verschillende goot- en bouwhoogten zodat er ook beweeglijkheid op ooghoogte ontstaat. Dit wordt tijdens het verdere proces nader uitgewerkt met de architect.
De bouwhoogte is maximaal 10 m. De goothoogte langs de Nieuwe Vaart wordt maximaal 4 m, waarmee een soepele overgang tussen de Domineestuin en het nieuwe gebied wordt geborgd. De kopgevels komen nergens aan de Nieuwe Vaart, wat het beeld aan de overzijde weerspiegelt. In het overige gebied varieert de goothoogte tussen ongeveer 5 en 6,5 m. De goot- en bouwhoogte wordt gerekend van het nieuwe maaiveld.
Op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) liggen de wegen in het gebied aan de westzijde van de Nieuwe Vaart op ongeveer -0,50 m NAP en de bij de kerk aan de oostzijde op -0,15 m NAP. Het vloerpeil van de nieuwe woningen wordt +0,10 m boven maaiveld. Het terrein sluit aan de op de oostzijde en komt daarmee zo'n 30 à 40 cm hoger dan het gebied achter de Nieuwe Vaart.
In het stedenbouwkundig plan worden de compacte woningen samengebracht op één hofje nabij de Brouwerij. In Hofje Pielkenrood worden 20 gestapelde sociale huurwoningen en 4 grondgebonden rijwoningen opgenomen. De bebouwing zal bestaan uit 2 en 3 lagen met plat dak. Dit hofje straalt van buiten af een grote rust uit, en zal worden vormgegeven als een kloek gebouw dat meegaat in de Zaanse traditie van grotere gebouwen tussen de kleine arbeidswoningen. Via het hof is een zogenaamde 'achterom' opgenomen die de Arie de Bruijnstraat met de centrale ontsluiting aansluit. Deze ontsluiting is met name uit veiligheidsoverwegingen opgenomen. De huidige bewoners van de Beukenlaan hebben gevraagd of hun achtertuinen vanuit het nieuwe plan ontsloten kunnen worden. Dat kan via deze ontsluiting.
Voor de architectonische uitwerking geldt dat het kappenpatroon en de dichtheid van de Domineestuin als uitgangspunt wordt gehanteerd. Op basis van de moderne woonbehoeften wordt de omvang van de woningen wel groter.
De vrijstaande en twee onder een kapwoningen zijn individueel en afwisselend. De architectuur is typisch Zaans waarbij gekozen kan wordt voor architectuur die aansluit op de Zaanse identiteit zonder gelijk terug te vallen op de traditionele Zaanse houtbouw. De architectuur is niet rijk en groots maar past binnen het type houten arbeiderswoningen zoals deze in de Zaanstreek van oudsher voorkwamen. Materialen en kleuren zijn terughoudend en bij voorkeur traditioneel. Grote vlakken worden opgebouwd uit kleine elementen: baksteen, houten beschot, dakpannen. Er wordt geen plaatmaterialen toegepast. Materialen zijn hoogwaardig: gebakken gesmoorde pannen, kozijnen zijn van hout, de voegen van het metselwerk zorgvuldig vormgeven. Het is voor de architect de uitdaging om de plannen binnen dit wensbeeld uit te werken.
De erfafscheidingen aan de openbare ruimte zijn mee-ontworpen. Bij achterzijden en aan zijtuinen, waar privacy van belang is, worden open erfafscheidingen toegepast, die begroeien. Aan de voorzijde van de kavels worden lage hagen aangeplant, waarbij aan de bewoners een onderhoudsplicht wordt meegeven. Dat geldt ook voor de bomen die op de privé erven worden geplaatst, om zo het gehele plangebied vooraf al een groene uitstraling te geven. De waterkanten worden ook groen opgelost. Hiermee wordt ook aangesloten bij de opzet van de naastgelegen wijk, waarin dit goed werkt. Figuur 4.8 geeft hiervan een beeld weer.
Figuur 4.8: Groene beeld Domineestuin
Bij het ontwerp van het plan is in het bijzonder aandacht geweest voor het profiel van de achtertuinen, vanwege het verschil tussen de watergangen en noodzakelijke aanleghoogte in verband met drooglegging. Voor de drooglegging wordt uitgegaan van een aanleghoogte op 1,10 m boven het waterpeil (op -1,00 m NAP).
De walbeschoeiing komt maximaal 0,60 m boven het waterpeil. Het afschot van de tuinen wordt maximaal 5 cm/meter. Daarmee is het noodzakelijk om gebruik te maken van getrapte vlonders. Dit is weergegeven in een principeprofiel, in figuur 4.9.
Figuur 4.9: Principeprofielen tuinen waterzijde (bron: Stedenbouwkundig plan)
Het openbaar gebied wordt zoveel mogelijk ingericht conform de 'Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad (WIORZ)'. De WIORZ geeft informatie over de toepassing van materialen in de openbare ruimte. In afwijking hiervan worden nieuwe ontsluitingen en het Langepad vormgegeven met bruinrode dikformaat klinkers. Deze bestrating doet recht aan het Zaanse karakter en heeft de voorkeur van het Supervisieteam. Ook op het kerkplein wordt een nader te bepalen verbijzondering in materiaalkeuze voorgesteld.
Het plangebied ligt opgesloten tussen twee belangrijke hoofdontsluitingen, de Willem Dreeslaan en de Arie de Bruijnstraat. Langs deze twee assen komen bomen van de eerste grootte om een mooie groene structuur te krijgen, die aansluit bij het groene karakter van de Nieuwe Vaart. Daarbij wordt rekening gehouden met ondergrondse infrastructuur. Waar mogelijk blijven bestaande bomen staan (zie figuur 4.6). Dit is gelet op de behoefte aan parkeerplaatsen niet overal mogelijk. In de hoofdassen wordt bestratingsmateriaal gebruikt dat daar al grotendeels aanwezig is. Wel wordt onderzocht of de parkeerplaatsen van de Arie de Bruinstraat met grastegels uitgevoerd kunnen worden, om te voorkomen dat er een grote stenige straat ontstaat.
Het is de wens om de nieuwe ontsluitingen binnen het plangebied zo smal mogelijk te maken (binnen de daarvoor geldende normen), om aan te sluiten bij het karakter van de Domineestuin. De hoofdontsluiting bestaat uit een rijloper van 5 m en een molgoot in het midden. Aan de andere zijde wordt een aantal langsparkeerplaatsen opgenomen. Aansluitend op de Willem Dreeslaan komt een parkeerkoffer. Bij het water en bij de aansluiting van de dwarsstraatjes komen bomen. De dwarsstraatjes worden ongeveer 5 m breed met een molgoot in het midden, om het profiel op te knippen. Vanaf deze ontsluitingen wordt op eigen terrein geparkeerd. Deze parkeerplaatsen zijn minimaal 6 m diep om goed in te kunnen draaien.
Om de doorstroming van watergangen en het doelmatig gebruik van dit water te waarborgen, wordt de watergang minimaal 6 m breed en er geldt een minimale doorvaartbreedte van 3,50 m en een doorvaarthoogte van 1,10 m voor de bruggen.
Figuur 4.10: Principeprofiel kruising Langepad (bron: Stedenbouwkundig plan)
Programma en doelgroep
Met het planvoornemen worden in totaal 67 woningen gerealiseerd. Het programma gaat uit van een divers aanbod met 20 appartementen in de sociale huursector en 47 grondgebonden koopwoningen. Diversiteit is een belangrijk uitgangspunt voor in het plan, zowel qua prijscategorie als woningtype. Hierbij gelden ook enkele randvoorwaarden. Aangezien er meer dan 20 woningen worden gerealiseerd, is het besluit 'Sturing op woonprogrammering van betaalbare huur- en koopwoningen' van toepassing en bij projecten van 20 tot 100 woningen geldt minimaal 30% sociale huur als uitgangspunt.
Figuur 4.11: Woningdifferentiatie (bron: Stedenbouwkundig plan)
De uitgangspunten voor het programma naar typering zijn hierboven weergegeven. Door 20 sociale huurappartementen te realiseren wordt voldaan aan de minimale norm dat 30% van de te realiseren woningen tot het sociale huursegment behoort. De rest van het programma bestaat uit vrije sector koopwoningen, wat passend is in dit gebied. Er is wel een variatie in typering en prijsstelling, van middelduur tot duur. Gezien de grootte van het plan (67 woningen) en de typering worden er geen BKZ-woningen gerealiseerd (betaalbare koop Zaanstad).
Hieronder wordt het overzicht van het programma weergegeven:
Woningtype | Sector | Aantal woningen |
Appartementen | Sociale huursector | 20 |
Kleine twee onder een kapwoningen | Vrije koopsector | 16 |
Twee onder een kapwoningen | Vrije koopsector | 14 |
Vrijstaande woningen | Vrije koopsector | 10 |
Rijenwoningen | Vrije koopsector | 7 |
Totaal aantal woningen | 67 |
In de huidige situatie is het plangebied geheel verhard, met hier en daar wat snippergroen. Alleen langs de Nieuwe Vaart, bij de overgang van de Willem Dreeslaan, is een groenstrook met opgaand groen van enig formaat aanwezig en in de openbare ruimte, met name rondom het parkeerterrein aan de Arie de Bruinstraat, tot om de hoek langs de Willem Dreeslaan, zijn enkele bomen.
Het groen langs de Nieuwe Vaart zal, vooral door de werkzaamheden, grotendeels moeten verdwijnen. Hier komt een veel groener gebied voor terug, waarmee het verlies van de bomen ruimschoots wordt gecompenseerd. Hierbij wordt er bij de verdere uitwerking naar gestreefd om zoveel mogelijk te voldoen aan het gemeentelijk bomenbeleid (zie beleidskader in bijlage 1 onder 7.2).
Opgemerkt wordt dat de openbare ruimte is gebaseerd op de eerder genoemde cultuurhistorische uitgangspunten, waardoor er in het openbare gebied minder ruimte is voor nog meer bomen dan nu aangegeven (zie navolgende afbeelding). Daarbij bestaat een deel van de openbare ruimte van de nieuwe woonwijk uit water, wat overdag ook verkoeling brengt. In het kader van klimaatadaptatie wordt daar nader op ingegaan (zie paragraaf 4.10.2).
Tot slot wordt opgemerkt dat voor de nieuwe bomen enige tijd nodig zal zijn om te kunnen spreken van een volwaardige boomkronen die kunnen zorgen voor voldoende boomkroonbedekking.
Figuur 4.12: Waterlopen, groen en alle bestaande (rood omlijnde bomen) en nieuwe (groen omlijnde ) bomen in het plan (bron: uitwerking stedenbouwkundig plan)
Ook wordt bij de brug bij de Willem Dreeslaan langs de Nieuwe Vaart aan de waterkant een bestaande boom op eigen terrein van een nieuwe woning gehandhaafd om de waterloop te begeleiden. Het openbaar groen, zoals weergegeven in het stedenbouwkundig plan (paragraaf 4.2), wordt aangelegd door de ontwikkelaar en gaat vervolgens over naar de gemeente, die het in stand houdt.
Hiermee wordt een gezonde sociale leefomgeving gecreëerd. In combinatie met het gevarieerde woningaanbod, biedt dit voor diverse doelgroepen mogelijkheden voor sociale interactie.
Rondom de woningen worden waar mogelijk groenelementen toegevoegd. Dit geeft het project een hoogwaardige uitstraling. Naast het verbeteren van de leefbaarheid, vormen deze elementen de juiste condities voor klimaatadaptatie en biodiversiteit. Deze inrichting verhoogt de kwaliteit en beperkt hittestress (zie verder paragraaf 4.10). Het project komt op een 'groen dienblad' te staan.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen nationaal of provinciaal beleid of regelgeving, die relevant is voor de voorgenomen plannen. Wel dient voor het bestemmingsplan te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder andere in dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen. Hierin is een gebiedsindeling opgenomen; voor iedere zone gelden andere parkeernormen. Het plangebied ligt in de zone 'Matig stedelijk B'.
Voor deze ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (2018). Daarbij is ook aangesloten bij de kencijfers voor matig stedelijk gebied, schil centrum. De gemeentelijke parkeernormen zijn gebaseerd op de minimale CROW parkeerkencijfers. Daarom wordt bij het berekenen van de verkeersgeneratie ook aangesloten bij het minimum binnen de bandbreedte van het kencijfer.
Verkeersgeneratie en -afwikkeling
Op basis van CROW kentallen is de toekomstige verkeersgeneratie van het plangebied afgerond 403 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) op een gemiddelde weekdag.
In de bestaande situatie is sprake van een bedrijf met circa 8.800 m2 aan bedrijfsbebouwing. Op basis van de CROW Kentallen heeft een bedrijf van deze omvang afgerond 264 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) op een gemiddelde weekdag.
In de toekomstige situatie is sprake van een kleine toename met gemiddeld (403-264=) 139 verkeersbewegingen per weekdag. De bestaande Willem Dreeslaan is ingericht voor ten minste 1.488 motorvoertuigen per etmaal. Gelet op de geringe toename van 139 verkeersbewegingen per weekdag wordt gestelde dat de omliggende wegen van voldoende omvang zijn om de toekomstige verkeersgeneratie op te vangen.
Ten slotte is het plangebied goed ontsloten. De herontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande perceelsgrenzen van de huidige bebouwing en vraagt niet om het aanleggen of aanpassen van openbare doorgaande wegen. Er kan zonder belemmeringen worden aangesloten op de Willem Dreeslaan, Arie de Bruijnstraat en middels een voetbrug op het Langepad.
Parkeren
Het gebied is gekenmerkt als 'matig stedelijk B' en de woningen betreffen duur, midden en goedkoop. Het gaat om 24 dure, 23 midden dure en 20 goedkope woningen. Op basis van de gemeentelijke parkeernormen ontstaat er een parkeerbehoefte van afgerond 96 parkeerplaatsen (zie onderstaande tabel).
Woningtype |
totaal parkeerbehoefte |
aantal woningen |
norm |
aandeel bewoners |
aandeel bezoekers |
Woning goedkoop | 20,0 | 20 | 1,0 | 14,0 | 6,0 |
woning midden | 34,5 | 23 | 1,5 | 27,6 | 6,9 |
woning duur | 40,8 | 24 | 1,7 | 33,6 | 7,2 |
Totaal | 95,3 = 96 |
In de huidige situatie is sprake van openbaar parkeerterrein met 44 parkeerplaatsen aan de Arie Bruijnstraat, waarvan zes parkeerplaatsen specifiek voor de fabriek bestemd waren. Dat betekent dat 38 parkeerplaatsen voor de buurt bestemd zijn. Daarnaast zijn langs de Willem Dreeslaan 13 openbare dwarsparkeerplaatsen aanwezig. In totaal dienen 51 openbare parkeerplaatsen (= 38 + 13 pp) binnen de nieuwe verkaveling in het openbaar gebied te worden teruggebracht te worden .
De totale parkeerbehoefte is afgerond 147 parkeerplaatsen (= 96 + 51 pp).
Figuur 4.13: Parkeerverdeling (bron: Stedenbouwkundig plan)
Uit voorgaande figuur 4.13 blijkt dat binnen het plangebied 100 openbare parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Op het eigen terrein bij de woningen worden ook 35 parkeerplaatsen gerealiseerd (zie ook onderstaande tabel).
Parkeervoorziening | Totaal |
Aantal plekken |
Praktische capaciteit |
enkele oprit zonder garage/carport | 4,8 | 6 | 0,8 |
garage/carport met enkele oprit | 14,0 | 14 | 1,0 |
garage met lange oprit | 5,2 | 4 | 1,3 |
garage/carport met dubbele oprit | 10,8 | 6 | 1,8 |
Totaal | 34,8 = 35 |
Het totaal aantal gerealiseerde parkeerplaatsen bedraagt 135. Daarmee wordt niet voldaan aan de berekende parkeerbehoefte. Conform gemeentelijk beleid worden binnen het plangebied drie parkeerplaatsen bij de appartementen gereserveerd voor deelauto's. Daarmee worden per saldo extra 12 parkeerplaatsen opgevangen.
Gelet op het vorenstaande wordt binnen het plangebied afgerond 147 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Het parkeren van de fiets wordt bij de grondgebonden woningen op eigen terrein opgelost middels een schuur/garage. Het fietsparkeren bij appartementen wordt inpandig opgelost volgens de Haagse bouwbrief en de bijlage van de NEN 244. Hierin wordt uitgegaan van 2 à 3 plekken in een fietsrek per woning, voor respectievelijk de starterswoningen/sociale huur en de woningen tot 75 m2. Daarbij bestaat een behoefte voor respectievelijk 0,3 en 0,5 plaatsen per woning voor bezoekers. Bij de uitwerking van de plannen wordt hiermee rekening gehouden.
Evaluatie gebruik deelauto's
Het gebruik van de deelauto's bij Piekenrood zal blijvend geëvalueerd worden door zowel de deelauto-aanbieder als de eigenaar of beheerder van het appartementencomplex. Uit deze evaluatie moet blijken of het deelautoconcept succesvol is. Onderling wordt afgestemd of het concept aangepast moet worden, bijvoorbeeld meer deelauto's inzetten bij gebleken behoefte. De evaluatie is bovenal het middel om bij te kunnen sturen wanneer het mobiliteitsconcept niet aanslaat en men mogelijk in de omliggende woonwijk parkeert.
Wanneer het deelautoconcept geen of in mindere mate een succes blijkt te zijn is er ook de mogelijkheid om het aantal deelauto's af te schalen. Dat heeft echter wel gevolg voor het parkeren als geheel. Bij minder deelauto's kan er sprake zijn dat er juist meer behoefte is aan reguliere parkeerplaatsen. In dat geval zijn volgens het gemeentelijk beleid meerdere mogelijkheden:
Welke mogelijkheid wordt toegepast is afhankelijk van de situatie op dat moment. Het kan zijn dat door ontwikkelingen in de buurt kansen ontstaan voor het realiseren, huren of kopen van parkeerplaatsen. Wanneer de locatie binnen gereguleerd gebied ligt of komt te liggen, biedt dat juist weer andere kansen en mogelijkheden.
Waterbeheer en watertoets
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan is het plan kenbaar gemaakt bij de waterbeheerders. Dit is via de digitale watertoets gebeurd. Op basis hiervan is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets. In deze paragraaf wordt ingegaan op de uitgangspunten van het standaard wateradvies. De paragraaf is vervolgens verder aangevuld naar aanleiding van de overlegreactie van het hoogheemraadschap.
Toetsingskader
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid voor de lange termijn (Deltavisie) en voor de middellange termijn (Waterplan 2022-2027) opgesteld. In het Waterplan 2022-2027 (eerst waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven met een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Op grond van de Waterwet is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
Maar ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.
Gemeentelijk beleid
Verbreed gemeentelijk rioleringsplan (2020-2024)
Met het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024 is het kader voor de invulling van de gemeentelijke afvalwater-, hemelwater- en grondwaterzorgtaken voor de periode 2020-2024 vastgesteld.
De volgende regionale gidsprincipes vormen het concrete beleidskader:
Voor deze nieuwe ontwikkeling gelden de uitgangspunten uit paragraaf 3.5.1 Klimaatadaptatie - wateroverlast door extreme neerslag, van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024.
Beoordeling - Huidige situatie
Algemeen
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een bedrijventerrein en dat bijna volledig is verhard. Deze ontwikkeling bestaat uit de sloop van de huidige bebouwing en het maken van een woongebied. In de nieuwe situatie is sprake van verhard terrein met een uitbreiding van de watergang, tuinen en openbaar groen.
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is er sprake van een verstoord bodemtype hierdoor is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Het polderpeil is NAP -1,04 m. De maaiveldhoogte varieert tussen de NAP -0,60 m en NAP -0,40 m.
Waterkwantiteit
Conform de Legger van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is in het plangebied een secundaire watergang aanwezig. Het plangebied ligt ook in de beschermingszone van deze secundaire watergang.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In de waterrijke veenweidengebieden (waaronder polder Westzaan) maken alle waterlopen onderdeel uit van het oppervlaktewaterlichaam vanuit de Kaderrichtlijn water.
Binnen het plangebied en in de nabije omgeving van het plangebied liggen dus oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water.
Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de beschermingszone B van een waterkering. Binnen artikel 10 van de keur is beschreven dat er sprake is van een vrijstelling van een watervergunning tenzij de volgende activiteiten/objecten worden gerealiseerd:
Beoordeling - Toekomstige situatie
Waterkwantiteit
In de huidige situatie is het perceel nagenoeg volledig verhard. De beoogde ontwikkeling van 67 woningen maakt ook een uitbreiding van de watergang ten westen van het plangebied mogelijk. Naast wegen worden er ook watergangen tussen de huizen gerealiseerd, zie figuur. Middels de tuinen (en mogelijk halfverharde oppervlaktes) is er een toename van infiltratiemogelijkheden/waterberging op eigen terrein binnen het plangebied. Daarbij kan ook worden gedacht aan directe lozing op aangrenzend oppervlaktewater.
Gezien de huidige situatie zal het totaal toegenomen verhard oppervlak verminderen; er hoeven geen compenserende maatregelen getroffen te worden.
Figuur 4.14: Links; Huidige situatie plangebied. Rechts; Ontwerpschets beoogde ontwikkeling
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt gedeeltelijk in de beschermingszone b van een waterkering, maar buiten de beschermingszone van het profiel van vrije ruimte, zie navolgend figuur 4.15.
figuur 4.15: Plangebied (rode omkadering) en beschermingszone B (Bron: legger HHNK)
Bij de beoogde ontwikkeling worden afgravingen verricht binnen deze beschermingszone (het graven van de watergangen). Hierdoor vervalt de vrijstelling van een watervergunning en dient er een watervergunning aangevraagd te worden (op grond van artikel 10 van de keur HHNK).
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering.
Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
De waterhuishoudkundige voorzieningen worden zodanig vormgeven dat bij een maatgevende bui, waarbij in korte tijd 70 mm regen valt, regenwater kan worden afgevoerd. Naar verwachting ontstaat daarbij een situatie dat het hemelwaterriool niet al het water kan afvoeren, waarbij deze overloopt en via de verharde oppervlakken kan afstromen naar de meest nabijgelegen watergangen.
Ten behoeve van de verdere uitwerking worden modelberekeningen uitgevoerd om aan te tonen dat in die situaties geen ernstige wateroverlast ontstaat.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. Bij aanleg of aanpassing van waterlopen is het belangrijk om rekening te houden met de bereikbaarheid voor onderhoud van zowel de nieuwe als bestaande waterlopen. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap de ambitie heeft om het onderhoud van gemeenten over te nemen. In Zaanstad is het groot onderhoud van het stedelijk water al door het Hoogheemraadschap overgenomen. Nieuwe watergangen moeten aan de voorwaarden van het hoogheemraadschap voldoen, zodat het onderhoud na oplevering direct kan worden meegenomen in het onderhoudscyclus van het HHNK.
In stedelijk gebied is het uitgangspunt dat waterlopen varend onderhouden kunnen worden, en dus ten minste 6 m breed en 1 m diep ten opzichte van het laagst gevoerde waterpeil zijn. Indien geen varend onderhoud (kan) worden uitgevoerd, dient in elk geval te worden voorkomen dat waterlopen niet meer bereikbaar zijn voor zowel regulier als periodiek onderhoud (maaien en baggeren), doordat deze worden 'ingesloten' door bebouwing. Geadviseerd wordt om een obstakelvrije zone langs de waterloop van ten minste 5 m aan te houden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Het overheidsbeleid met betrekking tot basisstations voor UMTS is neergelegd in de nota Nationaal Antennebeleid 2000. De essentie van dit beleid is dat alleen voor antennemasten die hoger zijn dan 5 m een bouwvergunning is vereist. Afspraken met betrekking tot het plaatsen van de bouwvergunningvrije masten zijn, in het kader van het Nationaal Antennebeleid, uitgewerkt in een convenant tussen de overheid, de VNG en de operators van mobiele technologie.
Beoordeling
Binnen het plangebied bevinden zich geen UMTS, GSM of LTE antennes. De antennes buiten het plangebied liggen op voldoende afstand van de beoogde functies en vormen daarmee geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Voor de lange termijn effecten van hoogspanningsverbindingen op de gezondheid is op rijksniveau beleid ontwikkeld. Dit beleid is gebaseerd op het Europese voorzorgbeginsel. Bij brief van de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) van 3 oktober 2005, is een advies aan gemeenten en provincies gezonden over hoogspanningsverbindingen vlakbij gevoelige bestemmingen in verband met gezondheidsrisico's. Het advies houdt in dat moet worden voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied onder bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone). In de brief wordt geadviseerd zo weinig mogelijk gevoelige bestemmingen, zoals woningen, crèches en kinderopvangplaatsen, te situeren in de specifieke zone.
Beoordeling
In de omgeving van het plangebied zijn geen hoogspanningskabels aanwezig. Het plangebied valt dan ook buiten de 0,4 microTesla zone van hoogspanningsleidingen.
Toetsingskader
Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument met het doel efficiënt ruimtegebruik te bevorderen. Voor stedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Indien het bestemmingsplan de ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Programma
Het programma bestaat uit maximaal 67 woningen. Het woningprogramma is nader toegelicht in paragraaf 4.3.
Wel of geen nieuwe stedelijke ontwikkeling
De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat het toevoegen van meer dan 11 woningen of een functiewijziging van meer dan 500 m2 bvo wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. In dit geval is dus sprake van een stedelijke ontwikkeling gelet op de toename van het aantal woningen.
Bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.
De beantwoording van de vraag of een plangebied als een bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt, hangt volgens de Nota van toelichting (2017) af van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving. Het begrip is in de jurisprudentie nader ingevuld.
Hieruit wordt geconcludeerd dat het gebied onderdeel uitmaakt van het bestaand stedelijk gebied. Dit betekent dat de woningbehoefte moet worden beschreven.
Relevante regio
Het ruimtelijk verzorgingsgebied is in dit geval de gemeente Zaanstad. Binnen de woonregio Zaanstreek-Waterland. Zaanstad geeft daarnaast invulling aan de grote woningbehoefte binnen de MRA en specifiek aan Amsterdam. De grote woningtekorten in Amsterdam zijn van invloed op de vraag in Zaanstad.
Beschrijving woningbehoefte
De woningbehoefte blijkt uit diverse bronnen, die hierna worden behandeld.
Provincie en regio
Prognose 2019-2040 Noord-Holland (augustus 2019)
Voor het bepalen van de woningbehoefte is de provinciale prognose leidend. Uit de bevolkingsprognose Noord-Holland 2019-2040 van de provincie Noord-Holland blijkt dat er in de periode 2019-2030 nog zo'n 8.000 woningen nodig zijn in Zaanstad voor de lokale woningbehoefte.
Figuur 4.16: Bevolkingsprognose Zaanstad
Woningbouwmonitor 2021 Noord-Holland en Afspraken Woonakkoord 2021-2025
De gemeenten in Zaanstreek-Waterland spraken in de woonagenda 2017 de ambitie uit om tot 2035, 1.500 woningen per jaar te bouwen. Vanwege de sterke druk op de regionale woningmarkt wordt de regionale bouwambitie herijkt.
De regio streeft ernaar om zoveel mogelijk zachte plancapaciteit naar harde plancapaciteit om te zetten. Het richtgetal voor de middellange termijn (10 jaar) is 70% harde plancapaciteit en 30% zachte plancapaciteit om, in lijn met de provinciale woonagenda, planologische ruimte voor adaptief programmeren te behouden. De regiogemeenten streven voor de periode tot 2025 ook naar een toename van de sociale huurvoorraad.
Uit de woningbouwmonitor blijkt dat het woningtekort in Zaanstad circa 4,2% is. In Zaanstreek-Waterland en in Zaanstad is er onvoldoende harde plancapaciteit om aan de indicatieve opgave tot 2030 (Indicatieve woningbehoefte 2021-2030 + inlopen woningtekort) te voldoen. In Zaanstad is harde plancapaciteit voor minder dan 5.000 woningen en lokale behoefte aan circa 8.000 woningen. In de gehele woonregio gaat het om een behoefte van 14.750 en slechts harde plancapaciteit voor 9.000 woningen.
Figuur 4.17: Woningbehoefte en plancapaciteit Zaanstreek-Waterland (bron: Woningbouwmonitor 2021 Noord-Holland)
Figuur 4.18: Plancapaciteit gemeente Zaanstad in relatie tot woningbehoefte 2030
Monitor Plancapaciteit
Volgens de monitor plancapaciteit zijn er in de gemeente Zaanstad per eind februari 2022 harde plannen voor 4.715 woningen.
MRA Aanpak Bereikbare Steden: versnelde gebiedsontwikkeling in negen stadsharten
Nergens in Nederland is de druk op de woningmarkt zo hoog als in de MRA. Daarom worden in korte tijd veel nieuwe woningen gebouwd. Een groot deel van de nieuwe woningen gaat gebouwd worden in de stadsharten van de metropoolregio. Dit zijn (hoog)stedelijke gebieden rondom centraal gelegen openbaar vervoersknooppunten. Het gaat om zeven stadsharten in de MRA en twee net daarbuiten: Almere, Alkmaar, Haarlem, Hilversum, Hoorn, Hoofddorp, Lelystad, Purmerend en Zaanstad. Via Bereikbare Steden, een gezamenlijke aanpak van het Rijks- en regioprogramma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid (SBAB) en het MRA-programma Bouwen & Wonen, werken de partijen aan het versneld realiseren van de plannen in deze stadsharten.
Met Bereikbare Steden wil de MRA de volgende doelen bereiken:
In het kader van Bereikbare steden is voor ieder stadshart een gebiedsplan gemaakt, zo ook voor Zaanstad.
De komende jaren werkt Zaanstad aan de verdichting en intensivering van Zaandam Centrum, op een wijze die de aantrekkingskracht en de leefbaarheid van het gehele centrumgebied verhoogt.
Duizenden woningen en arbeidsplaatsen erbij, op een steenworp afstand van het OV-Knooppunt station Zaandam. Met de ontwikkelingen langs de ZaanIJcorridor realiseert Zaanstad tot 2030 circa 9.700 woningen en 1.300 arbeidsplaatsen.
Wonen in de Metropoolregio 2021, Woningvoorraad en Bewoning
Dit jaar is voor het eerst het aandeel betaalbare koop- en huurwoningen in de totale voorraad kleiner dan de groep lage en middeninkomens die erop zijn aangewezen. Dat betekent dat de kansen voor mensen met lage en middeninkomens op een woning in de sociale huur, middeldure huur of betaalbare koop in de regio weer kleiner zijn geworden. Ook in de voorheen meer betaalbare deelregio's Almere-Lelystad en Zaanstreek-Waterland is het aandeel betaalbare koop sterk gedaald in de voorraad. In 2017 bestond bijna een kwart (24%) van de totale voorraad in de MRA uit koopwoningen die bereikbaar waren voor middeninkomens (tot ca. 300.000 euro), in 2021 was dit nog maar 13%.
Van alle woningen in de MRA is 37% een sociale huurwoning, merendeels in handen van de woningcorporaties. Het aandeel sociale huur van corporaties is de afgelopen jaren gelijk gebleven (30%), terwijl de particuliere sociale huur is afgenomen (van 9% naar 7%). In alle regio's worden sociale huurwoningen van corporaties steeds vaker bewoond door de laagste inkomensgroep (84% gemiddeld in de MRA). De groep lage inkomens kan hier echter niet volledig in terecht, waardoor veel lage inkomens uitwijken naar de vrije sectorhuur. Hier speelt ook mee dat sociale huur relatief weinig beschikbaar komt. Dit bevestigt dat de problematiek van de woningzoekenden die een betaalbare woning zoeken zich niet beperkt tot de centrale delen van Amsterdam. Het beeld is nu in de gehele MRA te zien.
Gemeente
'Metselen aan het Zaans Mozaïek', Actualisatie woonvisie
Het belangrijkste uitgangspunt in de woonvisie is de focus op diversiteit, betaalbaarheid en kwaliteit.
De gemeente wil dat Zaanstad een stad is waar mensen graag willen wonen, werken en leven. Door de bouw van grote aantallen woningen wordt ingespeeld op de behoefte van inwoners uit Zaanstad en de regio. Zaanstad gaat de komende decennia 20.000 woningen toevoegen in het bestaande stedelijke gebied.
Voor de sociale huurvoorraad ligt de nadruk op betaalbaarheid en kwaliteit. Op de sociale huurmarkt zijn de wachtlijsten langer dan ooit. De gemiddeld wachttijd voor starters is inmiddels opgelopen naar 11 jaar. Daarnaast wordt de sociale huursector door allerlei regelgeving steeds meer het domein van kwetsbare groepen. Goede samenwerking tussen gemeente, corporaties en zorgaanbieders is van belang om voor prettig wonen in de wijk te zorgen, zowel voor mensen die begeleiding nodig hebben als voor de mensen in de buurt.
De druk op de sociale woningmarkt neemt toe op basis van bevolkingsprognoses de komende jaren. Daarnaast wil de gemeente er voor zorgen dat binnen de verstedelijkingsopgave het aandeel sociale woningvoorraad voldoende op peil blijft. Ook de huidige wachtlijstproblematiek voert de druk op. Daarom zet de gemeente in op groei in van de sociale huurvoorraad in absolute zin en stuur hierop in de nieuwbouwproductie.
Specifiek voor lage middengroepen die tussen wal en schip dreigen te vallen – mensen met een te hoog inkomen voor een sociale huurwoningen en een te laag inkomen om een hoge hypotheek af te sluiten – faciliteert de gemeente de bouw van woningen in het middensegment.
Uitvoeringsagenda Wonen 2019 - 2024
De ambitie is om de bouwproductie te verhogen van 600 woningen naar 1.000 woningen per jaar. Het woningtekort in Zaanstad (5%) is opgelopen tot één van de hoogste in de regio. De consensus is dat een tekort van 1,5-2% acceptabel is. Een hoger tekort leidt tot een gespannen woningmarkt, waarbij huishoudens te lang op een woning moeten wachten. Zaanstad heeft na Amsterdam het hoogste woningtekort in de MRA.
Het actieprogramma Woningproductie en woonprogrammering nieuwbouw en het actieprogramma betaalbare huurvoorraad bevatten de volgende ambities:
Voortgangsrapportage wonen en woningbouwimpuls
Uit de nieuwe voortgangsrapportage van de gemeente blijkt dat er de komende jaren 15.000 nieuwe woningen komen. Waarvan 4.000 sociale huurwoningen (huurprijzen tot € 752), 1.382 middeldure huurwoningen (huurprijzen tot € 1.009,-) en 1.000 koopwoningen tot € 296.000,-.
Het aanpakken van de woningnood heeft prioriteit. De gemeente neemt stevige maatregelen om woningen betaalbaar te maken. Ook wordt zo veel mogelijk voorrang gegeven aan Zaankanters, starters, senioren en inwoners met een maatschappelijk beroep.
Om de woningbouw te versnellen, werkt de gemeente aan een betere samenwerking met marktpartijen. Er zit de komende jaren een stijgende lijn in de start bouw en het aantal woningen.
Conclusie
Het plan voorziet in het toevoegen van 67 woningen. In het ruimtelijk verzorgingsgebied is sprake van een lokale woningbehoefte van ruim 8.000 woningen voor de periode 2019-2029. Er is onvoldoende harde plancapaciteit om in deze behoefte te voorzien. Zaanstad zet zich bovendien in om een deel van de regionale behoefte op te vangen. In de gehele woonregio gaat het om een behoefte van 14.750 en slechts harde plancapaciteit voor 9.000 woningen. Dit blijkt uit een confrontatie van de provinciale woningbehoefteprognose met het harde planaanbod in de woningbouwmonitor / monitor plancapaciteit.
De acht gemeenten in de deelregio Zaanstreek-Waterland en de provincie Noord-Holland hebben afgesproken om in de periode tot en met 2025 samen te werken aan de woningbouw in de regio. Het gaat om acties op het gebied van nieuwbouw, betaalbare woningen, wonen en zorg en duurzaamheid. Het merendeel van de nieuwe woningen wordt gebouwd binnen de stadscentra en dorpskernen en zoveel mogelijk in de buurt van treinstations of grote busstations.
Dit staat in het Woonakkoord Zaanstreek-Waterland 2021-2025, dat de gemeenten met de provincie zijn aangegaan. In de MRA Aanpak Bereikbare Steden is dit verder uitgewerkt per stad, waaronder Zaanstad. Deze ontwikkeling voorziet in een (woon)behoefte en bevindt zich in bestaand stedelijk gebied. Met het plan wordt de Laddertoets succesvol doorlopen.
Toetsingskader
De ontwikkeling die door het nieuwe bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt wordt gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd wordt in D.11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De ontwikkeling is op zichzelf gezien van een veel kleiner schaalniveau dan de drempel vanaf waar een m.e.r.-beoordelingsprocedure zou moeten worden doorlopen.
De drempel wordt overschreden in gevallen waarin de activiteit ziet op:
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 67 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Hiervoor wordt een aanmeldingsnotitie opgesteld waarover het college een apart besluit zal nemen.
Conclusie
Het project brengt geen significant negatieve effecten met zich mee waardoor er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden. Een en ander is nader beschreven in de aanmeldingsnotitie.
De woningen worden gebouwd volgens de eisen van 'Bijna Energieneutraal Gebouw' (BENG), die sinds 2021 als norm gelden.
Het waterbeheer wordt op een duurzame wijze vormgegeven. Bij de uitwerking wordt rekening gehouden met het veranderende klimaat. Hiervoor zijn de doelvoorschriften in de recente nota Basisveiligheidsniveau Klimaatbestendige Nieuwbouw (MRA, DEF 2021) leidend. Het uitvoeringsplan Klimaatadaptatie 2021-2026 is in juli 2021 vastgesteld.
Op basis van die doelvoorschriften worden in het bouwplan passende maatregelen getroffen. Hittestress wordt bestreden door zoveel mogelijk groen in het project te realiseren en door weloverwogen materiaalkeuzen. Er wordt daarbij gestreefd naar een boomkroonprojectie van gemiddeld 20%. Echter, hier kan niet geheel aan voldaan worden (zie verder onder 'beoordeling' en 'verdere uitwerking hittestress').
Zoals al eerder is gemeld wordt opgemerkt dat de openbare ruimte gebaseerd is op de eerder genoemde cultuurhistorische uitgangspunten (zie paragraaf 4.2.1), waardoor er in het openbare gebied minder ruimte is voor nog meer bomen dan nu aangegeven (zie paragraaf 4.4, afbeelding 4.12). Daarbij bestaat een deel van de openbare ruimte uit water. De nieuwe sloten leveren een grotere bijdrage aan verkoeling dan de huidige situatie of een verharde inrichting van de openbare ruimte. Tot slot wordt opgemerkt dat voor de nieuwe bomen enige tijd nodig zal zijn om te kunnen spreken van een volwaardige boomkronen die kunnen zorgen voor voldoende verkoeling.
Beoordeling
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een quickscan klimaatadaptatie uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen. In de quickscan is het ontwerp voor het plangebied beoordeeld aan diverse thema’s zoals hittestress, wateroverlast, droogte en gevolgbeperking overstromingen.
Hittestress
Ten aanzien van het voorkomen van hittestress worden de volgende aandachtspunten en aanbevelingen gedaan:
Verdere uitwerking hittestress
Aan de hiervoor genoemde aanbevelingen wordt met de verdere uitwerking van de plannen zoveel mogelijk voldaan:
Daarbij moet rekening worden gehouden dat het plan een binnenstedelijke herontwikkeling behelst, waarbij een woningbouwprogramma binnen een beperkte ruimte gerealiseerd moet worden en waarbij ambities op het gebied van woningbouwprogramma, ruimtelijke uitstraling, het waterrijk karakter, groene inrichting evenals de eisen vanuit de Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad (WIORZ) niet geheel met elkaar te verenigen zijn.
Zo zijn in de praktijk bomen van de grootste orde (met de grootste kroonbedekking) nauwelijks in te passen zonder overlast te veroorzaken. Daarom is in nauw overleg met de verschillende diensten van de gemeente Zaanstad besloten tot een passend verkavelingsvoorstel, waarbij de zoveel mogelijk groen wordt toegevoegd binnen de geldende randvoorwaarden. In deze overweging wordt meegenomen dat ook water gedurende de dagperiode helpt bij verkoeling tegen hitte stress.
Het inrichtingsplan met de beoogde bestaande en nieuwe bomen (inclusief grootteklasse) is als afbeelding 4.12 in de toelichting van het bestemmingplan opgenomen. Op grond van dit inrichtingsplan is op basis van de grootteklasse van de bomen de boomkroonbedekking bepaald.
![]() |
Afbeelding 4.19 - Berekening boomkroonbedekking (zie ook afbeelding 4.12)
Uit de meeste recente berekening blijkt dat de boomkroonprojectie van de geplande bomen in het openbaargebied ruim 12% is. Daarbij wordt opgemerkt dat als gevolg van de voorliggende plannen 1.485 m2 van het openbaar gebied wordt ingericht als water. Dit komt neer op ruim 18%).
Zoals aangegeven kunnen de toekomstige bewoners met extra bomen op privéterrein zelf ook voor schaduw en verkoeling kunnen zorgen. Op deze wijze kunnen bewoners ook een bijdrage leveren aan de strijd tegen hittestress.
Met het totale plan, waarin zoveel mogelijk groen in combinatie met water wordt ingepast, wordt oververhitting in redelijkheid uitgesloten. Bij de verdere uitwerking van de definitieve inrichting zal in overleg met de gemeente worden nagegaan welke aanvullende maatregelen eventueel nog mogelijk zijn.
Wateroverlast
Ten aanzien van wateroverlast worden in het rapport de volgende aandachtspunten en aanbevelingen gedaan:
Verder uitwerking wateroverlast
In het verkavelingsplan is rekening gehouden met het pleinpeil. Dit wordt nog doorgerekend of de oppervlakkige afstroming voldoende is of nog aangepast moet worden. Bij uitvoering wordt hiermee rekening gehouden. In het plan wordt overigens niet voorzien in waterberging in laagtes, zoals wadi's.
Droogte
Ten aanzien van droogte worden in het rapport de volgende aandachtspunten en aanbevelingen gedaan:
Overstroming
Ten aanzien van het beperken van gevolgen als gevolg van overstromingen wordt geconcludeerd dat er geen plaatselijke overstromingskans en optredende waterdiepte voor het plangebied is.
Voor een duurzame leefomgeving worden in het bouwplan natuurinclusieve maatregelen genomen, daarbij wordt rekening gehouden met de bevindingen uit het ecologisch onderzoek (zie paragraaf 4.17). In relatie met klimaatadaptatie en de andere duurzaamheidsonderwerpen worden deze in een duurzaamheidsplan uitgewerkt. Er wordt uitgegaan van de checklist van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV). Hierop staan veertig punten die bij het bouwproces (ontwerp en verbouwing) gebruikt kunnen worden en die een bijdrage geeft aan een groene en klimaatbestendige omgeving. Volgens KNNV moeten ontwikkelaars 20 van deze maatregelen gebruiken in het ontwerp om natuurinclusief te bouwen. Het puntensysteem natuurinclusief bouwen is bijna gereed en bevat een maatregelenboek waar heel duidelijk staat omschreven hoe de maatregelen eruit kunnen zien.
Om een klimaatbestendige omgeving te maken wordt er zoveel mogelijk groen in gebracht. Ieder appartement krijgt een nestkast voor vogels of insecten. Ook worden er in de appartementen en woningen voorzieningen aangebracht voor vleermuizen in en om het gebied en mogelijkheden geboden voor nestgelegenheid voor zwaluwen of huismussen. Daarmee wordt aangesloten op aangesloten op de bevindingen uit de ecologische quickscan (gierzwaluwen en huismussen waargenomen) en het daaruit voortvloeiende nader ecologisch onderzoek vanwege de aanwezigheid van de ruige en gewone dwergvleermuizen in het plangebied (zie paragraaf 4.17).
In het kader van het nader onderzoek zijn aanbevelingen gedaan hoe de nieuwe woningen geschikt te maken voor verblijfsplaatsen voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen. Van belang is dat er voldoende zijn, soortgericht en ook de plaatsing (zon- en windrichting) is van belang.
Door middel van voorlichting aan de nieuwe bewoners wordt gestimuleerd om de tuinen groen met verschillende vegetaties in te richten. De tuin wordt door de ontwikkelaar groen aangelegd, waaronder de heggen tussen de percelen. De instandhouding daarvan wordt door middel een kettingbeding in de koopovereenkomst vastgelegd.
Gestreefd wordt om binnen het project minimaal 20 van de KNNV-maatregelen te realiseren in het plan. Daarbij wordt uitgegaan van de volgende maatregelen:
In de verdere uitwerking van de plannen zal dit in overleg met de gemeente nader worden ingevuld. In dit opzicht kan voor deze ontwikkeling dan worden gesproken van een zeer natuurinclusief ontwerp.
Beoordeling Natuurinclusiviteit en biodiversiteit
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een quickscan klimaatadaptatie uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen (zie paragraaf 4.10.2). In de quickscan klimaatadaptatie is het ontwerp aanvullend beoordeeld met betrekking tot natuurinclusiviteit en biodiversiteit.
In de quickscan worden de volgende aandachtspunten en aanbevelingen gedaan:
Zaanstad ontwikkelt zich tot een schone, circulaire stad. De bouwsector gebruikt wereldwijd circa 40% van de grondstoffen en produceert veel CO2-uitstoot. Binnen de mogelijkheden kan de initiatiefnemer hierin een positieve rol spelen. Het gaat dan om het terugdringen van uitstoot, tegengaan van uitputting van grondstoffen met als doel zo een betere leefomgeving te creëren. De ontwikkelaar streeft in dit kader 30% reductie van de uitstoot na.
Toetsingskader
Het rijksbeleid voor externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, het gebruik, de opslag en transport van gevaarlijke stoffen en het gebruik van de luchthaven Schiphol. De risico's van de productie, het gebruik, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen legt beperkingen op aan de directe omgeving.
De externe veiligheidsaspecten voor de opslag of de handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven is geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). De externe veiligheidsaspecten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor zijn geregeld in het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). De externe veiligheidsaspecten voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De externe veiligheidsaspecten voor het gebruik van Schiphol is geregeld in de Schipholwet met het daarop gebaseerde Luchthavenverkeerbesluit (LVB) en Luchthavenindelingbesluit (LIB). De externe veiligheidsaspecten voor de windturbines is geregeld in de milieuregelgeving.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling maakt kwetsbare objecten mogelijk. De beoogde ontwikkeling betreft geen risicobron en zal dan ook geen negatief effect hebben op omliggende (beperkt) kwetsbare objecten.
Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, is er in de omgeving van het plangebied sprake van risicovolle inrichtingen met een externe werking (figuur 4.20). Er vindt in de nabijheid van het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, water of weg.
Figuur 4.20: Plangebied in relatie met risicovolle bronnen. Plangebied is blauw aangeduid. (risocokaart.nl / Atlas Leefomgeving)
Risicovolle inrichtingen
Rondom de omgeving van het plangebied bevinden zich drie inrichtingen met een verhoogd risico. Dit zijn de bedrijven AarhusKarlshamn, Loders Croklaan en ADM Cocoa. De drie inrichtingen vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Dit komt door de aanwezigheid van ammoniakkoelinstallaties. Voor de drie inrichtingen is er geen plaatsgebonden risicocontour die buiten de terreingrenzen van de inrichtingen vallen.
Door de beoogde ontwikkeling zal de personendichtheid beperkt toenemen. De beperkte toename van personen zal, gezien de afstand tot de inrichtingen, geen merkbaar invloed hebben op het groepsrisico. In de huidige situatie ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde, waardoor berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is en kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.
Transport van gevaarlijke stoffen over de weg
De omgeving is bestudeerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor zoals bepaald in het Basisnet. Het transport van gevaarlijke stoffen over de N246 en Guisweg is niet relevant voor het plangebied. Er is geen sprake (meer) van transport van gevaarlijke stoffen over deze wegen.
Buisleidingen
Rondom het plangebied bevinden zich diverse hogedruk aardgastransportleidingen, zie figuur 4.19. De minimale afstand voor de bebouwing tot deze leidingen is verschillend, variërend van 3,5 tot maximaal 40 m aan weerszijde van de transportleiding.
Het plangebied ligt op een afstand van circa 500 m van deze buisleiding. Het plangebied ligt daarmee buiten het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen. De leidingen vormen daarmee geen relevante risicobron voor het plangebied.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Voor een verdere uitwerking zie navolgende alinea met betrekking tot de basisbrandweerzorg.
Het plangebied wordt ontsloten via verschillende wegen, waaronder de Willem Dreeslaan en de Arie de Bruijnstraat . Deze straten sluiten allen aan op het verdere wegennetwerk van de woonwijk ontsluiten; de Lagedijk. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan een mogelijke brand via meerdere aanvalswegen worden geblust. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in vier richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit woningen. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden.
In het geval van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.
Basisbrandweerzorg
Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VrZW) geeft het advies omtrent de basisbrandweerzorg binnen het plangebied, zie bijlage 4. Toetsingscriteria eisen omtrent de basisbrandweerzorg staan beschreven in de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019 van Brandweer Nederland. De VrZW adviseert gemeente Zaanstad om te zorgen dat het plangebied voorziet in een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en er een adequate bluswatervoorziening wordt aangelegd.
Het is belangrijk dat elk perceel, of gemeenschappelijke entree bij woongebouwen, via minimaal twee toegangswegen te bereiken is voor de brandweer. Ook doodlopende wegen vragen de aandacht voor de bereikbaarheid van de hulpdiensten. Bij een breedte van tenminste 5 m mag een doodlopende weg maximaal 80 m zijn; bij een smallere weg is dat 40 m. In het plangebied komen 2 bruggen, waarvan nu nog niet is te beoordelen of deze bestand zijn tegen de belasting van een brandweervoertuig. Ons advies is om deze bruggen geschikt te maken voor brandweervoertuigen zodat het mogelijk is om rond te rijden en een eventuele brand te bestrijden bij de toekomstige woningen in het midden van het plangebied. Voor de opkomsttijd van een woning geldt een tijdnorm van 8 minuten (Besluit veiligheidsregio’s). Deze norm wordt in principe gehaald.
In het plangebied ontbreekt een adequate primaire bluswatervoorziening. De dichtstbijzijnde brandkranen bevinden zich aan de Willem Dreeslaan en achter de Zaandijkerkerk. Dit aspect zal bij de inrichting van de openbare ruimte en de aanvraag omgevingsvergunning nader moeten worden beschouwd.
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Toetsingskader
De Wgh is het toetsingskader voor het aspect geluid. Geluid kan voortkomen uit industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Aanvullend op de Wgh kent de gemeente Zaanstad een Beleidsregel hogere waarden gemeente Zaanstad. Dit houdt in dat er onder voorwaarden een hogere toegestane geluidswaarde kan worden verleend.
Industrielawaai
Het plangebied ligt binnen de geluidzone van het gezoneerde industrieterrein "Zetmeelbedrijven de Bijenkorf en omstreken" in Koog aan de Zaan. Bij het bouwen van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein moet in eerste instantie worden getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Voldoet de geluidbelasting niet aan de voorkeursgrenswaarde, dan biedt de Wgh de mogelijkheid af te wijken van de voorkeursgrenswaarde door een hogere waarde procedure. De maximale grenswaarde bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde.
Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder door een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging.
Spoorweglawaai
In het Besluit geluidhinder van 1 juli 2012 is het wettelijk kader van geluidhinder door spoorwegen opgenomen. Op grond van artikel 1.4a is de zonebreedte van de trajecten in Nederland vastgesteld. Deze zonebreedte is afhankelijk van het vastgestelde geluidproductieplafond (hierna GPP). Het plangebied is, op basis van de referentiepunten van het spoor in het plangebied, gelegen in de geluidzone van de spoorlijn Amsterdam-Alkmaar (zonebreedte 300 m).
Onderzoek
Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de verschillende geluidsbronnen waar het plangebied mee te maken heeft. Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 6.
Wettelijke geluidzones
Voor het plangebied op de voormalige Ardagh-locatie aan de Willem Dreeslaan geldt dat dit formeel binnen de wettelijke geluidzones (Wet geluidhinder) van de provinciale weg N203, de spoorlijn Amsterdam-Alkmaar en het industrieterrein “Zetmeelbedrijven de Bijenkorf en omstreken”. Uit berekeningen blijkt dat de voorkeursgrenswaarden Wgh voor geen van deze geluidbronnen wordt overschreden. Een hogere waarde procedure is niet nodig.
De 'geluidzone - industrie' vanwege het industrieterrein “Zetmeelbedrijven de Bijenkorf en omstreken” wordt op de verbeelding aangegeven en in de planregels vastgelegd. Daarbij wordt opgemerkt dat als gevolg van de voorliggende plannen de 'geluidzone -industrie' vanwege het industrieterrein 'Pielkenrood' kan komen te vervallen door het herzien van de geldende bedrijfsbestemming (zie ook paragraaf 1.3).
30 km-wegen
De hoogste geluidbelasting komt van omliggende 30 km-wegen en dan met name voor de direct aan de Willem Dreeslaan geprojecteerde woningen. De richtwaarde/grenswaarde van Lden = 63 dB wordt niet overschreden.
Uit de berekeningen (zie figuur 5.2, uit het rapport) blijkt dat de meeste achter- en zijgevels geluidluw zijn. De hoogste geluidbelastingen treden op bij de naar de weg gerichte gevels (Willem Dreeslaan). De cumulatieve geluidniveaus vanwege wegverkeer zijn alleen aan de Willem Dreeslaan te kwalificeren als matig. Uitgaande van de cumulatieve geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai dient de karakteristieke geluidwering van de aan de Willem Dreeslaan gelegen woningen ten minste GA;k = 58 – 33 = 25 B(A) te bedragen.
Een punt van aandacht betreft de geplande woning op de hoek van de Willem Dreeslaan en de Arie de Bruijnstraat. In een nader akoestisch onderzoek is in het kader geluidbeleid van de gemeente Zaanstad nagegaan of (ook bij 30 km/uur-wegen) sprake is van een geluidluwe gevel. Het nader onderzoek is als bijlage 7 opgenomen in de toelichting.
In dit onderzoek is de geluidbelasting op de achter/zijgevels van de betreffende hoekwoning berekend. Uit de berekeningen blijkt dat om op de begane grond te kunnen voldoen aan een geluidluwe gevel, er op de perceelsgrens met de Willem Dreeslaan een scherm/schutting moet worden gerealiseerd met een hoogte van minimaal 1,6 meter. Op die manier is er sprake van ten minste één geluidluw geveldeel (begane grond). Dit is tevens het meest relevante geveldeel, omdat het de buitenruimte betreft.
De realisatie van dit scherm is op de verbeelding aangeduid en in de planregels geborgd.
Samenvattend kan worden gesteld dat wordt voldaan aan het Zaans geluidbeleid (zie het beleidskader in bijlage 1, onder 13.6) waar, bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde, uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening sprake is van een geluidsluwe gevel. Het aspect geluid geen belemmering is voor het plan.
Conclusie
Ter plaatse van de beoogde woningbouw is daarmee sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.5: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen als de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is bepaald in welke gevallen een plan door de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Stikstofdepositie
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 mei 2019 over het Programma Aanpak Stikstof, wordt bij vrijwel ieder plan of omgevingsvergunning stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Hiertoe wordt de mogelijke stikstofdepositie van zowel de aanleg- als de exploitatiefase berekend met de AERIUS calculator. De stikstofdepositie is berekend en uitgewerkt in paragraaf 4.17.
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 67 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2022 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort.
De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de provinciale weg S152. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen ter hoogte van het plangebied bedragen 17,4 µg/m³ voor NO2, 17,7 µg/m³ voor PM10 en 9,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6,2 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de huidige én toekomstige luchtkwaliteit ruim binnen de normen van de Wm vallen. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling in het plangebied.
Toetsingskader
Voor een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
De ruimtelijke inpassing van deze ontwikkeling is getoetst aan de hand van de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. Volgens deze handreiking moet er bij het bouwen van nieuwe woningen rekening worden gehouden met de milieugebruiksruimte van al aanwezige bedrijven. De grootte van de milieugebruiksruimte wordt uitgedrukt in een richtafstand tot woningen in een rustige woonwijk. De richtafstand is afhankelijk van de milieucategorie die een bedrijf heeft.
Voor de ontwikkeling van de locatie Langepad is het uitgangspunt dat het een gemengd gebied is. Het is namelijk een gebied met een functiemenging (wonen en bedrijvigheid door elkaar), dat voldoet aan de definiëring van een gemengd gebied zoals beschreven in de VNG-handreiking. Dit houdt in dat de richtafstanden met één afstandsstap verlaagd kunnen worden, met uitzondering van de richtafstand voor het aspect gevaar.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van woningen en daarmee een milieugevoelige ontwikkeling. In de omgeving van het plangebied komen de functies wonen en bedrijvigheid voor. In de dorpen is er sprake van functiemenging vandaar dat Zaandijk als gemengd gebied wordt beschouwd.
De woningen van beoogde ontwikkeling worden beschouwd als woningen in gemengd
gebied.
Er is onderzocht of de nieuwe woonbestemmingen op voldoende afstand komen te liggen ten opzichte van de bestaande bedrijven. Rondom het plangebied zijn er twee bedrijven waarbij er sprake is van potentiële (milieu)overlast: Aarhus Karlshamns en Olam Cocoa. Zie tabel 4.6 voor een overzicht van de bedrijven en bijbehorende milieuzonering en richtafstanden.
Tabel 4.6: inventarisatie omliggende bedrijven in het kader van milieuzonering
Aarhus Karlshamns B.V.
De afstand tussen het plangebied en dit bedrijf is circa 80 m. Aarhuskarlshamns B.V. is geclassificeerd als milieucategorie 4.1. Binnen een gemengd gebied is sprake van een richtafstand van 100 m. De maatgevende richtafstand is vanwege de aspecten 'geur' en 'gevaar'. Volgens de richtafstanden tabel van de handreiking is het bouwplan niet zondermeer inpasbaar.
Op grond van de milieuvergunning van Aarhus Karlshamns veroorzaakt Aarhus Karlshamns geen geurhinder bij woningen van derden, kan het bedrijf voldoen aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit en is het geen risicovol bedrijf:
Olam Cocoa B.V.
De afstand tussen het plangebied en dit bedrijf is circa 400 m. Olam Cocoa valt binnen milieucategorie 5.1. Binnen een gemengd gebied is sprake van een richtafstand van 300 m. De maatgevende richtafstand is vanwege het aspect 'geur'. Volgens de richtafstanden tabel van de handreiking is het bouwplan daarmee inpasbaar.
Echter, gezien de omvang van het bedrijf en de voorgeschiedenis van de omgeving wordt in paragraaf 4.15 het aspect geur vanwege het betreffende bedrijf nader beoordeeld voor wat betreft de inpasbaarheid van de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
De voorgestelde woningbouw is goed afgestemd op de bedrijven in de omgeving. Daardoor is een goed woon- en leefklimaat in een gemengde woonomgeving te garanderen. Bedrijven worden ook niet onevenredig belemmerd in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden.
Er is zodoende sprake van een verantwoorde milieuzonering.
Toetsingskader
In deze paragraaf is voor het bedrijf Olam Cocoa uit Koog aan de Zaan nader bekeken in hoeverre er - met het oog op mogelijke geurhinder - sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:
Zaans geurbeleid
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp. Daarom is Zaans geurbeleid vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.
Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.
De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde geeft de (on-)aangenaamheid van geur aan. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 onderscheidende hedonische waarden:
De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt, verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur. Als deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het echter niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.
Volgens het geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur. Het onderscheid is als volgt: standaard gevoelige objecten, minder geurgevoelige objecten en minst geurgevoelige objecten. Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger.
Het Zaans geurbeleid maakt onderscheidt in:
Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.
Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?
Deze ontwikkeling gaat om het bouwen van woningen. Woningen zijn standaard geurgevoelige objecten. Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.
Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij deze ontwikkeling?
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en eventuele geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken op de plaats van deze ontwikkeling.
De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in tabel 4.7 en worden hierna toegelicht.
Tabel 4.7: onderzochte bedrijf.
Olam Cocoa BV te Koog aan de Zaan
Door het bedrijf worden cacaobonen verwerkt tot cacaopoeder en cacaoboter. Het bedrijf valt onder de categorie 5.1 bedrijven. Voor het bedrijf zijn op 28 maart 2017 milieuvoorschriften vastgelegd.
De milieuvoorschriften zijn gebaseerd op twee onderzoeken (EZGE-2015-07-0014_rapp2 def ADM Koog aan de Zaan geursituatie 2014 en na plaatsing RTO BMW (SGS, 12 augustus 2015) en EZGE-2015-07-0014_rapp3 de ADM Koog aan de Zaan na plaatsing RTO BMW (SGS, 15 september 2015). In de rapportages is ook een streefkwaliteitscontour opgenomen. Deze is weergegeven in de volgende figuur 4.21.
Figuur 4.21: Bestaande geurcontouren Olam
Uit figuur 4.21 blijkt dat het plangebied Langepad binnen de streefwaardecontour van Olam ligt. Binnen het plangebied wordt daarmee niet voldaan aan de streefkwaliteit voor woningen als gevolg van de geurbelasting door Olam Koog. Gelet op het Zaans Geurbeleid 2016 is woningbouw wel mogelijk. Er zullen in dat geval voldoende waarborgen moeten bestaan voor een gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit; een goed woon- en leefklimaat. Vanwege de geurbelasting van Olam Koog is voor de woningen nader onderbouwd of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat:
Uit bovenstaande blijkt dat de geurbelasting in het plangebied niet voldoet aan de streefkwaliteit voor woningbouw van H=-1 maar deze wel benadert. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen dienen daarom maatregelen aan de woningen getroffen te worden, in de vorm van balansventilatie met geurfilters, om geurhinder in de woningen te voorkomen. Voor de omgevingsvergunningverlening wordt de voorwaarde gesteld om deze geurbeperkende maatregelen te treffen en in stand te houden.
De ontwikkeling zal het geuremitterende bedrijf niet beperken omdat de ontwikkeling ligt in een bestaand woongebied en de nieuwe woningen niet dichter bij het bedrijf komen te liggen dan de reeds bestaande woningen tussen het plangebied en het bedrijf.
Toetsingskader
In verband met de uitvoerbaarheid van een plan wordt rekening gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging wordt bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de nieuwe functie en wordt vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. Als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor die functie, wordt de grond zo gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor die functie.
Onderzoek
Door het adviesbureau KWinfra is historisch vooronderzoek (NEN 5725) uitgevoerd. Middels het onderzoek wordt getracht een helder beeld te verkrijgen van de milieuhygiënische situatie op de onderzoekslocatie en de mogelijkheden op het gebied van vastgoed en eventuele gebiedsontwikkeling. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 8.
Uit historisch vooronderzoek komt naar voren dat de onderhavige onderzoekslocatie inmiddels voldoende representatief onderzocht is en sprake is van een geval van ernstige heterogene bodemverontreiniging over de gehele locatie (>25 m3 sterk verontreinigde grond). Ook is sprake van een geval van ernstige heterogene grondwaterverontreiniging over de gehele locatie (>100 m3 sterk verontreinigd grondwater). Tenslotte blijkt uit voorgaande onderzoeken dat in de bovengrond op sommige locaties bodemvreemde bijmengingen (resten puin) aanwezig zijn.
Om deze reden zal een plan worden opgestelde om passende maatregelen te nemen zodat de gronden gebruik kunnen worden voor wonen met tuin. Indien nodig zal de vervuiling opgeruimd worden danwel een leeflaag komen. Bij het afvoeren van gronden voor de te graven watergangen zal passende maatregelen genomen worden. Het doel zal zijn om de risico's terugbrengen naar een aanvaardbaar niveau. De te nemen maatregelen zullen ten behoeve van het bouwrijp maken van de gronden worden uitgevoerd.
In aanvulling daarop zullen geen uitlogende materialen worden gebruikt.
Conclusie
Bij de op grond van dit bestemmingsplan te verlenen omgevingsvergunning zal een nader inzicht worden gegeven in de kwaliteit van de grond en de aanpak van maatregelen. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is in geen geval in het geding. De eventuele kosten voor de te nemen maatregelen is rekening mee gehouden.
Bij de omgevingsvergunning moet duidelijk zijn (of gemaakt worden) welke maatregelen er genomen moeten worden om op het terrein te kunnen wonen. Dat betekent een recent bodemonderzoek (niet ouder dan 5 jaar) en een saneringsplan. Dit plan moet goedgekeurd zijn voordat de omgevingsvergunning in werking kan treden.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000, zie figuur 4.22. De meest nabijgelegen Natura 2000 gebieden 'Polder Westzaan' en 'Wormer en Jisperveld & Kalverpolder' bevinden zich op een afstand van respectievelijk circa 580 m en bijna 730 m vanaf het plangebied.
Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), zie figuur 4.23. Het dichtstbijzijnde natuurgebied behorende tot het NNN aan de overzijde van de Zaan ligt op een afstand van bijna 400 m.
Figuur 4.22: plangebied in relatie met natura 2000 gebieden. Rode stip geeft plangebied weer (Bron: aerius.nl)
Figuur 4.23: Plangebied in relatie met NNN. Plangebied is aangegeven met een blauwe cirkel (bron: provincie Noord-Holland)
Er is onderzoek uitgevoerd om te bepalen of er een mogelijk sprake is van een effect van stikstofdepositie op de omgeving. De stikstofdepositie is berekend met behulp van de AERIUS calculator. De rapportage met bijbehorende projectberekening bevindt zich in de bijlage bij deze toelichting (bijlage 11).
Uit de projectberekening blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn dus niet aan de orde.
Soortenbescherming
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is door ecologisch adviesbureau JM ecologie b.v. een quickscan beschermde planten- en dierensoorten uitgevoerd (Hovius, J., 2021. QuickScan Zaandijk, Arie de Bruijnstraat 1; Ecologische beoordeling in het kader van de Wet Natuurbescherming. Rapport R21.101 JM ecologie b.v., Gorredijk). Dit onderzoek is in de bijlage toegevoegd (bijlage 9). Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden op 19 juli 2021.
Uit de QuickScan is gebleken dat mogelijk kraam-, zomer-, winter-, en paarverblijven van gebouwbewonende vleermuizen waaronder de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis (geen kraamverblijf), laatvlieger en gewone grootoorvleermuis en algemene broedvogels en verblijfplaatsen binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden aanwezig zijn. Om overtredingen op de Wet natuurbescherming te voorkomen, dienen er ten aanzien van algemene broedvogels en verblijfplaatsen van vleermuizen in omliggende woningen mitigerende maatregelen genomen te worden. Om die reden heeft dan ook nader onderzoek plaatsgevonden naar de vleermuizen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10.
Hieronder is de conclusie opgenomen:
Kraamperiode vleermuizen
Er zijn twee zomerverblijven van gewone dwergvleermuizen geconstateerd binnen het plangebied.
Batlogger onderzoek
Er zijn door de batlogger geen opnames gemaakt van vleermuizen die binding hebben met het plangebied.
Paarperiode vleermuizen
Er zijn op één locatie twee aantikkende gewone dwergvleermuizen geconstateerd; wat kan duiden op de aanwezigheid van een (oude) verblijfplaats. Deze zijn echter op deze locatie nooit invliegend waargenomen.
Overige bevindingen
Er is één paarverblijf van gewone dwergvleermuis geconstateerd buiten de plangebieden.
Er zijn twee zomerverblijven van de gewone dwergvleermuis, één paarverblijf van de gewone dwergvleermuis en één paarverblijf van ruige dwergvleermuis geconstateerd. Het aantasten of verwijderen van deze verblijven is een overtreding van de Wet natuurbescherming. Aangegeven wordt dat er een ontheffing aangevraagd moet worden voor het aantasten van deze verblijfplaatsen. Om deze ontheffing te verkrijgen zullen er alternatieve verblijven moeten worden gerealiseerd. Verkrijgen van een dergelijke ontheffing gaat samen met een aantal eisen aan de uitvoerperiode van de werkzaamheden en uitvoer onder (mogelijk) ecologische begeleiding.
Tevens blijven minstens de voorgeschreven mitigerende maatregelen uit de voorliggende QuickScan gelden. Deze zijn als volgt:
Ontheffing Wnb
Op 26 juni 2023 heeft de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord heeft namens Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland op grond van artikel 3.8 van de Wet natuurbescherming een ontheffing verleend aan initiatiefnemer voor de sloop van een oud industrieel complex ten behoeve van de nieuwbouw van 70 woningen aan de Arie de Bruijnstraat 1 te Zaandijk. De aanvraag ziet toe op de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis.
Conclusie
Nu de ontheffing Wnb is verkregen staat het aspect ecologie (soorten- en gebiedsbescherming) de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Als iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.
De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.
Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.
Daarom zet Zaanstad onder andere meer in op een gezonde fysieke omgeving door:
Conclusie
Het plan zorgt voor een combinatie van stedelijk wonen met groene en blauwe buitenruimten. De plek ligt in de nabijheid van voorzieningen, maar ook bij de Zaan. Het ontwerp bestaat uit woningen met tuinen en appartementen. Daarnaast worden er nieuwe watergangen gegraven. Door de aanleg van een nieuwe brug over de Nieuwe Vaart (zie figuren 4.5 en 4.6 in paragraaf 4.2) worden nieuwe wandel- en fietsroutes gecreëerd. Behalve parkeerplaatsen voor auto's, voorziet het plan ook in fietsparkeerplaatsen. Het treinstation is op vijf minuten fietsen en een 15 minuten lopen.
Kortom, dit plan past goed binnen de Zaanse gezondheidsambities.
Toetsingskader
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet. Het LIB regelt welk gebied bestemd is voor gebruik als luchthaven en voor welk gebied daaromheen beperkingen gelden voor de veiligheid en geluidsbelasting. Het LIB geeft regels voor gebruik en bestemming van de grond in deze gebieden. Op basis van het LIB kan de rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. Primaire doelen zijn:
De minister van Infrastructuur en Milieu kan een verklaring van geen bezwaar geven, zodat nieuwe bebouwing of functiewijziging toch mogelijk is.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied bevindt zich geheel buiten het beperkingengebied bebouwing voor de aspecten geluid en externe veiligheid vanwege de Luchthaven Schiphol. Voor deze ontwikkeling is er geen belemmering.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor de ontwikkeling van het gebied. Het project richt zich op woningbouw, waar momenteel veel vraag naar is. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de verkoop/verhuur van woningen. In de exploitatie is ook rekening gehouden met de kosten voor eventuele bodemsanering. Hiermee wordt het bestemmingsplan financieel haalbaar geacht.
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden die afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat is als 'bouwplan' aangemerkt. Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kostendekking is verzekerd. Dit geldt ook voor eventuele planschade. In de anterieure overeenkomst is opgenomen dat deze kosten voor rekening komen van de ontwikkelaar.
Voor het vaststellen van het bestemmingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties om advies gevraagd worden volgens artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en belanghebbenden de mogelijkheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad vindt een bredere advisering belangrijk, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de manier waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere advisering opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het plangebied worden gevraagd input te leveren voor het plan.
In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Ook worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.
In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt het bestemmingsplan als concept toegezonden aan de wettelijke overlegpartners van de gemeente Zaanstad.
Overlegreacties
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) toegezonden aan de volgende instanties:
Ad provincie Noord - Holland
De provincie geeft te kennen dat hier een ontwikkeling in stedelijk gebied betreft. Normaliter hoeft de provincie ruimtelijke plannen gelegen in stedelijk gebied niet te zien (op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro) tenzij er raakvlakken zijn met LIB5 zone Schiphol, industrieterrein van provinciaal/regionaal belang, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, regionale waterkeringen, provinciale wegen en OV knooppunten of detailhandel.
In het voorliggende geval betreft het plan dat deels in een beschermingszone van een regionale waterkering is gelegen. Provincie ziet graag dat dit benoemd wordt in de toets aan de Omgevingsverordening NH2020 en hoe hiermee is omgegaan (artikel 6.77).
Ook klimaatadaptatie (artikel 6.62) mag beter beschreven worden in de toets aan de verordening.
Ad KPN
KPN laat weten dat er in het plangebied meerdere KPN kabels lopen ter voeding van de huidige gebouwen. Deze dienen voor het slopen van de gebouwen te worden afgelast. Dit kan aangevraagd worden bij: mijnaansluitingen.nl.
Van de reactie van de KPN wordt kennis genomen.
Ad Liander
Liander/Quirion geeft te kennen dat er geen planologische opmerkingen zijn op het bestemmingsplan.
Van de reactie van de KPN wordt kennis genomen.
Ad Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
De veiligheidsregio ziet toe op de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid & hulpverlening en basisbrandweerzorg. Gezien de afstand tot risicobronnen en hun gevaren ziet de veiligheidsregio geen noodzaak te adviseren over zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid & hulpverlening bij potentiële calamiteiten. De veiligheidsregio richt zich alleen op de basisbrandweerzorg.
Basisbrandweerzorg
Voor de basisbrandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019 van Brandweer Nederland, januari 2020. Bijlage 2 vermeldt de belangrijkste toetsingscriteria eisen uit de bovengenoemde Handreiking.
Bereikbaarheid
Het is belangrijk dat elk perceel, of gemeenschappelijke entree bij woongebouwen, via minimaal twee toegangswegen te bereiken is voor de brandweer. Ook doodlopende wegen vragen de aandacht voor de bereikbaarheid van de hulpdiensten. Bij een breedte van ten minste 5 m mag een doodlopende weg maximaal 80 m zijn; bij een smallere weg is dat 40 m.
In het plangebied komen 2 bruggen, waarvan nu nog niet is te beoordelen of deze bestand zijn tegen de belasting van een brandweervoertuig. Het advies is om deze bruggen geschikt te maken voor brandweervoertuigen zodat het mogelijk is om rond te rijden en een eventuele brand te bestrijden bij de toekomstige woningen in het midden van het plangebied.
Voor de opkomsttijd van een woning geldt een tijdnorm van 8 minuten (Besluit veiligheidsregio's). Deze norm wordt in principe gehaald.
Bluswater
In het plangebied ontbreekt een adequate primaire bluswatervoorziening. De dichtstbijzijnde brandkranen bevinden zich aan de Willem Dreeslaan en achter de Zaandijkerkerk.
Dit aspect zal bij de inrichting van de openbare ruimte en de aanvraag omgevingsvergunning nader moeten worden beschouwd.
Advies
De veiligheidsregio adviseert gemeente Zaanstad om te zorgen dat het plangebied voorziet in een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en er een adequate bluswatervoorziening wordt aangelegd. De veiligheidsregio denkt graag mee aan een adequate invulling en blijft dan ook graag aangehaakt bij de verdere fasen van deze ontwikkeling. Daarvoor kan in overleg worden getreden het team Risicobeheersing. Voor vragen kan contact worden opgenomen via risicobeheersing@vrzw.nl.
Ad Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
Het Hoogheemraadschap geeft aan dat zij in het voortraject van dit bestemmingsplan Langepad Zaandijk (toen nog Ardagh) nauw betrokken geraakt bij het opstellen van het Stedenbouwkundig Plan en het Ruimtelijk Programma van eisen. Dat heeft onder andere geresulteerd in de waterstructuur zoals deze nu in het plan is opgenomen. De 6 m brede waterloop met doorvaarbare bruggen voldoen aan de minimale eisen van het hoogheemraadschap om de waterloop in de toekomst varend te kunnen onderhouden.
Toelichting
In de toelichting van het bestemmingsplan wordt in paragraaf 4.6 ingegaan op Water.
Op bladzijde 32 wordt onder het kopje Waterkwantiteit gesproken over de Legger van waterschap de Hollandse Delta. Dit moet natuurlijk zijn de Legger van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. En conform onze Legger ligt aan de westzijde van het plangebied wél een bestaande waterloop die binnen het plangebied is gelegen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie.
In de waterrijke veenweidengebieden (waaronder polder Westzaan) maken alle waterlopen onderdeel uit van het oppervlaktewaterlichaam vanuit de Kader richtlijn water.
Hier dient de tekst dus op aangepast te worden.
Vanuit waterkwantiteit geeft de ontwikkeling een afname van verharding en een toename van het wateroppervlak. Dit is kwantitatief dus een verbetering van het watersysteem en geheel passend in een klimaatbestendige inrichting. De bijgevoegde ontwerpschets van de beoogde ontwikkeling in Figuur 4.9 is verouderd en zou vervangen moeten worden door een actuele ontwerpschets.
Onder het kopje Waterbeheer wordt terecht gesteld dat er voor de ontwikkeling van het plan een watervergunning van het hoogheemraadschap noodzakelijk is. Ten behoeve van de watervergunning dient het plan in het vervolgtraject nog nader uitgewerkt te worden waarbij de inrichting van de waterlopen en de bereikbaarheid van de waterlopen voor onderhoud belangrijke aandachtspunten zijn. Met betrekking tot de bomen moet bij de verder uitwerking nog goed gekeken worden waar deze precies geplaatst worden. Bomen die te dicht op de waterloop staan kunnen met bladval de waterkwaliteit verslechteren en de aanwas van bagger versterken. Door de klimaatverandering met kans op drogere, warmere zomers waarbij de watertemperatuur ook kan stijgen wordt een goede inrichting van doorstroombare waterlopen steeds belangrijker om een goede waterkwaliteit te kunnen behouden.
Bij het varend onderhoud dient het maaisel ook nog lokaal op een openbare oever gezet kunnen worden waarna een vrachtwagen met knijper dit ophaalt. Deze locatie dient bij de verdere uitwerking voor de watervergunning ook nog nader uitgewerkt te worden. Dit kan dus nog invloed hebben op de exacte positie van de bomen en straatmeubilair hebben.
Positief dat de gemeente in hoofdstuk 4.10 Duurzaamheid verwijst naar de recente Nota Basisveiligheidsniveau Klimaatbestendige Nieuwbouw en deze doelvoorschriften leidend laat zijn.
In paragraaf 4.16 Bodem wordt aangegeven dat er heterogene grond(water)verontreiniging is. Hier gaan passende maatregelen voor genomen worden. Hierbij is het belangrijk dat er geen uitloging van de vervuiling naar de (nieuwe) waterloop kan gaan plaatsvinden.
Regels
Bij de regels wordt in Artikel 9 Algemene Bouwregels een doorvaarthoogte van 1,20 m aangegeven bij punt 9.2 terwijl in Artikel 5 Water onder 5.2.5 en de rest van het bestemmingsplan steeds over een doorvaarthoogte van 1,10 m wordt gesproken. Dit zou allemaal in één lijn gebracht moeten worden waarbij de genoemde 1,10 m vanuit onze uitgangspunten voor HHNK voldoende is. Ditzelfde geldt voor de doorvaartbreedte 2,50 versus 3,50 m, waarbij 3,50 m de minimale breedte is.
In artikel 5.2.4 worden steigers toegestaan indien de waterlopen breder zijn dan 8 m. In de praktijk betekent dit dat er langs de nieuwe waterlopen van 6 m breed geen steigers zijn toegestaan. Om dit naar toekomstige bewoners duidelijker te krijgen zou dit nog explicieter in het bestemmingsplan benoemd kunnen worden.
Ad GGD Zaanstreek-Waterland
De GGD heeft met veel belangstelling het concept ontwerpbestemmingsplan Langepad Zaandijk gelezen. We lezen in het plan al een aantal zaken die vanuit een oogpunt van gezondheid van belang zijn, maar we willen graag het volgende advies meegeven.
In Hoofdstuk 4 Planonderbouwing van het concept bestemmingsplan worden verschillende onderwerpen behandeld. Onder andere, geluid, geur, bodem luchtkwaliteit, gezondheid etc. Het advies van de GGD is om, naast het opnemen van gezondheid als een apart onderwerp bij de planonderbouwing, de gezondheidsaspecten ook in relatie tot de overige onderwerpen per thema te benoemen. De GGD kernwaarden kunnen hierbij als hulpmiddel worden ingezet. De GGD kan aanvullende adviezen geven rond het integreren van gezondheid in deze thema's.
GGD kernwaarden
De GGD adviseert vanuit een visie dat de fysieke omgeving de gezondheid kan bevorderen en beschermen. Deze visie is vertaald in een drietal kernwaarden , gericht op gebouwen, woonomgeving en mobiliteit. In de bijlage bij de reactie van de GGD zijn de kernwaarden weergegeven voor een gezonde fysieke leefomgeving, zoals vastgesteld en ontwikkeld door de GGD-en landelijk. De meest actuele versie van de kernwaarden staat weergegeven op: https://www.gezondeleefomgeving.nl/instrumenten/kernwaarden-gezonde-leefomgevin
g
Overige overlegpartners
Van de overige overlegpartners is geen reactie ontvangen:
Aangenomen wordt dat zij in kunnen stemmen met de voorliggende plannen.
Gevolgen voor het bestemmingsplan
Voor zover de ontvangen vooroverlegreacties gevolgen hebben voor het bestemmingsplan, staan deze in de navolgende tabel genoemd:
Wijziging | Reden |
Aanvulling beleidsanalyse | Naar aanleiding van de opmerking van de provincie Noord - Holland is de toelichting aangevuld. In paragraaf 4.6 is nader ingegaan op de aanwezigheid van beschermingszone van de waterkering. Daarnaast is de toelichting van het plan aangevuld met de resultaten van een klimaatstresstest, zie paragraaf 4.10. In bijlage 1 van de toelichting is het beleidskader aangevuld. |
Aanpassing toelichting, paragraaf Externe Veiligheid | Het advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland over zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid & hulpverlening en basisbrandweerzorg is overgenomen in de toelichting, zie paragraaf 4.11. Hiermee wordt inzicht gegeven in het gevaar van de risicobronnen in de omgeving van het plangebied. De beschouwing of elke individuele woning bereikbaar is voor de hulpdiensten en de overweging maatregelen te treffen aan de woongebouwen, wordt meegenomen in het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning. |
Aanvulling waterparagraaf | Het HHNK heeft ten aanzien van de toelichting een aantal inhoudelijke opmerkingen gemaakt die hebben geleid tot aanvullingen van de toelichting (zie paragraaf 4.6). Ten aanzien van de plaatsing van de bomen wordt in het kader van dit bestemmingsplan kennis genomen van de reactie van het hoogheemraadschap. In de planregels zijn de doorvaarhoogte en de doorvaarbreedte in de bestemming Water (artikel 6.2.5) en de Algemene bouwregels (artikel 10.2) op elkaar afgestemd. De doorvaarhoogte is ten minste 1,10 m en de doorvaarbreedte is 3,50 m. In de bestemming Water is de bouw van steiger expliciet niet toegestaan (zie artikel 6.2.4). |
Beleidskader aanvullen met de Zaanse visie op gezondheid en de Zaanse Omgevingsvisie, en naar aanleiding daarvan het onderwerp “gezondheid” toevoegen aan onderwerpen in de planonderbouwing | De GGD heeft opgemerkt dat de door de gemeente geformuleerde visie op gezondheid ontbreekt in het beleidskader. De toelichting is hierop aangevuld met een Gezondheidsparagraaf (zie paragraaf 4.18) en in bijlagen 1 Beleidskader met hoofdstuk 14. |
In de specifieke aspecten duurzaamheid, geluid, trillinghinder, luchtkwaliteit in de planonderbouwing ook gezondheid laten meewegen | De GGD adviseert deze aspecten in de planonderbouwing te voorzien van een beoordeling ten aanzien van gezondheid. Hierop is de toelichting aangevuld met paragraaf 4.18. Tevens is in Bijlage 1 het Beleidskader voorzien van hoofdstuk 14. |
Er zijn in 2021 en 2022 drie participatiemomenten georganiseerd met een grote oploop. Twee digitale avonden trokken 60 en 35 bezoekers. Op een derde, fysieke inloopbijeenkomst kwamen 50 betrokken inwoners af.
Naar aanleiding van deze participatiebijeenkomsten is het plan inhoudelijk aangepast. De input vanuit de buurt gaf een kwalitatieve impuls aan het plan. De gesprekken met een afvaardiging van de erfgoedstichting worden voortgezet. Met de inwoners is besproken dat in de volgende fase het bestemmingsplan wordt opgesteld.
Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het bestemmingsplan, met bijbehorende stukken, vanaf 30 maart 2023 gedurende 6 weken (dus tot en met 10 mei 2023) ter inzage gelegen. De bestanden zijn tijdens die periode digitaal in te zien geweest via de website www.ruimtelijkeplannen.nl en analoog bij de publieksbalie van de gemeente Zaanstad. De stukken zijn voorafgaand aan de ter inzage legging gepubliceerd in het digitale gemeenteblad, op de website van gemeente Zaanstad en in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).
Tijdens de termijn van terinzagelegging is een informatiebijeenkomst gehouden. Op de bijeenkomst op 4 april 2023 in buurthuis De Boed in Zaandijk konden vragen worden gesteld en werd er toelichting gegeven op het bouwplan.
Tijdens de termijn van terinzagelegging is tevens aan iedereen de mogelijkheid gegeven om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). In deze periode is één zienswijze ontvangen. De zienswijze was binnen de gestelde termijn ingediend. De zienswijze is beoordeel in de bijgevoegde Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen (zie Bijlage 12).
De zienswijze leidt niet tot een wijziging van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is bij vaststelling op onderdelen ook ambtshalve aangepast. Deze aanpassingen zijn verwoord in de Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen (zie Bijlage 12).
Na afloop van de ontwerpfase en het verwerken van de eventuele wijzigingen, wordt het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden. Het digitale bestemmingsplan 'Langepad Zaandijk' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, die staan in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3905BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en op te zoeken via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding is één kaartblad.
Dit bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op genoemde SVBP.
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd.
Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende plekken binnen het plangebied. Op sommige plekken gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. De volgende paragraaf geeft enkele algemene uitgangspunten weer die in dit bestemmingsplan worden gebruikt.
Daarna vat paragraaf 6.3 per bestemming samen wat met de toegekende bestemming is bedoeld. De toelichting hoort niet bij het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling staat.
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Alleen als een begrip gebruikt wordt in de regels en de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen (Artikel 1). Als een begrip in dit bestemmingsplan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
Artikel 2 maakt duidelijk hoe de bouwhoogte, goothoogte, oppervlakte en het peil van gronden, bouwwerken of activiteiten worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.
De bestemming 'Groen' borgt de groenvoorziening binnen het plan.
De Willem Dreesstraat krijgt als hoofdontsluiting de bestemming 'Verkeer'. De overige verkeersvoorzieningen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Bij de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gaat het om wegen en gebieden met verblijfsfunctie en buurtontsluitingswegen. De bruggen die van belang zijn voor de interne ontsluiting van het woongebied zijn binnen de verkeersbestemmingen geborgd.
Binnen de beide bestemmingen worden ook groenvoorzieningen en parkeerplaatsen mogelijk gemaakt.
In de bestemming 'Water' zijn beroeps- en recreatievaart, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Ondergeschikt aan het hoofdgebruik zijn kaden, oeverstroken, scheepsvaartverkeerstekens, nautische verkeersvoorzieningen, bruggen en werken voor waterrecreatie en beroepsmatig varen toegestaan.
Het afmeren van pleziervaartuigen, woonschepen, woonarken of anderszins is in de algemene gebruiksregels als strijdig gebruik aangemerkt.
De bestemming 'Wonen' is opgenomen voor de woningen en de hierbij behorende buitenruimte. Deze bestemming bevat onder andere regels voor het bouwen (goot- en bouwhoogte) en het maximum aantal woningen dat per bouwblok mag worden gebouwd. Ook is, onder voorwaarden, het uitoefenen van huisgebonden beroep of -bedrijf toegestaan.
Hoofdgebouwen
In de bouwregels is bepaald dat de hoofdgebouwen gebouwd dienen te worden in de bouwvlakken die zijn weergegeven op de verbeelding. Ook is met een specifieke aanduiding bepaald waar gestapeld of (grondgebonden) aaneengebouwd dient te worden.
De goot- en bouwhoogte van de nieuwe woningen worden op de verbeelding zoveel mogelijk per bouwblok aangegeven. Voor de nieuwe woningen langs de Nieuwe Vaart zijn de goot- en bouwhoogte nader gespecificeerd. Daarnaast is in de planregels met een 'specifieke bouwaanduiding-1' gewaarborgd dat ten minste 80% van de naar het water gekeerde gevel een goothoogte heeft van ten hoogste 4 m. Hiermee wordt een soepele overgang naar de bestaande bebouwing van de Domineestuin aan de overzijde van de Nieuwe Vaart gewaarborgd en ontstaat ruimte om met de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan enige afwisseling in de bebouwing aan te brengen.
Omdat het bouwvlak in theorie volledig mag worden bebouwd met hoofdgebouwen, is een regeling opgenomen die ervoor zorgt dat de afstand tussen hoofdgebouwen of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen onderling ten minste 3 meter bedraagt. Tussen de hoofdgebouwen of een blok aaneen gebouwde hoofdgebouwen kunnen op die manier uitsluitend bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Hieronder wordt ook elke uitbreiding van het hoofdgebouw begrepen. Een feitelijke uitbreiding van het hoofdgebouw (bijvoorbeeld verlenging gevel) wordt als hoofdgebouw beschouwd en dient dus te voldoen aan de bouwregels voor hoofdgebouwen, waaronder de onderlinge afstand.
Deze regeling is in afwijking van de Zaanse standaard-bestemmingsplanregels. De regeling wijkt tevens af van de vaste gedragslijn bij de toetsing van omgevingsvergunningen, waarbij een (latere) uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak alleen hoeft te voldoen aan de regels voor het hoofdgebouw, om te voorkomen dat er rechtsongelijkheid ontstaat tussen de bouw van een hele nieuwe woning (hoofdgebouw) en het vergroten van een bestaande woning (bijbehorend bouwwerk).
De afwijking van de standaardregels is in dit specifieke geval aanvaardbaar omdat in deze ontwikkeling al compact en in hoge dichtheden gebouwd wordt en er daardoor een specifieke regeling nodig is die voorkomt dat bijbehorende bouwwerken tussen de hoofdgebouwen kunnen worden vergroot of verhoogd met een kap of een extra verdieping.
Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken wordt het vergunningsvrij bouwen, zoals weergegeven in het Besluit omgevingsrecht, hierna te noemen Bor (Bijlage II, Hoofdstuk II, Artikel 2 sub 3 van het Bor), als uitgangspunt genomen. Daarbij wordt opgemerkt dat het Bor de beperking dat vergunningvrij bouwen in zijtuinen veelal niet is toegestaan, waardoor in een aantal gevallen een onevenredige beperking van bouwmogelijkheden kan ontstaan.
Binnen het voorliggende plangebied is het aanvaardbaar dat ook in zijtuinen wordt gebouwd. Voor die situaties kent het voorliggende bestemmingsplan een aanvullende regeling ten opzichte van het in het Bor toegestane bouwen in het achtererfgebied. Daar waar in het bestemmingsplan in zijtuinen mag worden gebouwd is voorzien in een woonbestemming. Op grond van het begrip 'erfbebouwingsgebied' dat in het bestemmingsplan is geïntroduceerd, mag aanvullend op het bouwen in het achtererfgebied, ook in de zijtuinen worden gebouwd waarop een woonbestemming rust (artikel 7 lid 7.2.3 lid a). In dat kader is ook de regeling voor de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied geschrapt (artikel 7 lid 7.2.3 lid b).
Verder is de regeling uit het Bor uitgebreid met een regeling voor kappen op aangebouwde bijbehorende bouwwerken (artikel 7 lid 7.2.3 lid c t/m e), met een beperking. Het wordt namelijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst geacht dat het erfbebouwingsgebied tussen vrijstaande woningen of blokken van rijtjes- of twee-onder-één-kapwoningen wordt bebouwd met bijbehorende bouwwerken met een kap. Hiermee wordt het stedenbouwkundig beeld dat een open karakter (tussen de woningen of een blok woningen) beoogd teniet gedaan.
Om deze reden is bepaald dat op een afstand vanaf 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens geen bijbehorende bouwwerken met kap mogen worden gebouwd (artikel 7 lid 7.2.3 lid e sub 6). Hierdoor wordt de bouw van een bijbehorend bouwwerk met een kap tussen de hoofdgebouwen voorkomen.
Ten slotte zijn nog een aantal specifieke regels ten aanzien van het bebouwingspercentage van het bebouwingsgebied, dakkapellen en erkers en serres geregeld die afwijken van het bepaalde in de regels van het Bor.
De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemmingen.
Het verstoren van de bodem is pas toegestaan nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Dit onderzoek moet worden gevolgd door een rapportage waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld. Daarbij moet in voldoende mate zijn aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
De Algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.
In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die beschreven zijn in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016, of zoals deze later worden gewijzigd. Dit betekent dat als deze parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast. De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).
Verder zijn er (standaard) regels opgenomen ten aanzien van duikers, nutsvoorzieningen en regels voor geringe overschrijding van de bestemmings- en bouwgrenzen.
Tot slot is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van geluid ter plaatse van geluidgevoelige objecten. De resultaten van akoestisch onderzoek zijn hierbij leidend. Er zijn voorwaarden opgenomen voor het treffen van bepaalde maatregelen, zoals realisatie van een dove gevel. Voor de genoemde maatregelen geldt dat deze in stand moeten worden gehouden zolang het gebouw in gebruik is als geluidgevoelig object.
In dit artikel zijn vormen van gebruik opgesomd, die strijdig zijn met het toegestane gebruik volgens dit plan. Ook zijn functies genoemd die zijn toegestaan als er sprake is van ondergeschikt gebruik. Bij strijdig gebruik wordt onder andere woningsplitsing en kamerverhuur genoemd. Zaanstad krijgt steeds vaker te maken met aanvragen voor het splitsen van woningen en kamerverhuur. Door de toename van woningen als gevolg van splitsing en kamerverhuur ontstaat meer druk op de fysieke leefomgeving. De druk op de openbare ruimte wordt verhoogd en de kans op parkeeroverlast en geluidsoverlast neemt toe. Ook het ontbreken van een binding met de buurt, zeker bij korte huurperiodes van de bewoners, heeft effect op de omgeving.
Met deze verboden is het niet toegestaan om het gebruik van gronden of bouwwerken, of een deel daarvan, te wijzigen met het doel woningen te splitsen of deze om te zetten in (on)zelfstandige woonruimtes/kamerverhuur voor vestiging van meer dan een huishouden. Initiatieven voor splitsen en kamerverhuur waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, kunnen hiermee tegengehouden worden.
Met de algemene afwijkingsregels kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de bestemmingsregels voor onder andere een kleine overschrijding van bepaalde bouwregels, kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut en telecommunicatievoorzieningen. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.
Hier is het overgangsrecht voor het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft voor wat de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen moeten zijn. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.
Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.
De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een regeling voor calamiteiten en een regeling waarmee de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10% kan worden vergroot.
De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Als het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.
De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op:
De slotregel beschrijft op welke manier de regels aangehaald moeten worden.