direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Poelenburg Oost - Vrije Watering
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De wijk Poelenburg in het zuidoosten van Zaandam is een naoorlogse woonwijk die ruim 60 jaar geleden is gerealiseerd als uitbreidingswijk van het industriële Zaandam. In de mix van eengezinswoningen en portiekflats woonden vooral werknemers van de Bruynzeelfabrieken en later ook de eerste gastarbeiders. De afgelopen decennia is Poelenburg een aandachtswijk geworden met de nodige sociaal-maatschappelijke problematiek: grote werkloosheid, lage opleidingsgraad en veel mutaties in de woningvoorraad.

In 2020 hebben meer dan twintig partijen het ‘PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040’ ondertekend. Hierin staan de concrete resultaten die nodig zijn om van Poelenburg-Peldersveld een nog fijnere plek te maken om te wonen en op te groeien. De partners werken samen met bewoners en organisaties uit de wijk om de doelen te bereiken. Naar aanleiding van dit PACT is 'Visie Fijn Wonen' in voorbereiding.

Het plan om aan de oostkant van Poelenburg een nieuwe woonbuurt te realiseren is niet nieuw. Op 22 december 2016 is door de gemeenteraad een grondexploitatie en een bijbehorend Programma van Eisen vastgesteld voor de herontwikkeling van wat toen nog Poelenburg Oost fase 1 heette. De gemeente heeft vervolgens in 2019 ook een ontwikkelvisie vastgesteld, inclusief een Stedenbouwkundig Plan en een Kwaliteitsleidraad. Omdat de indertijd beoogde herontwikkeling van Poelenburg Oost fase 1 niet mogelijk was via het geldende bestemmingsplan, is in 2019 een ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. Daarop zijn enkele zienswijzen ingediend. Vanwege een uitspraak van de Raad van State met betrekking tot de landelijke regelgeving ten aanzien van stikstofdepositie en een ingekomen zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan is de gemeente niet overgegaan tot vaststelling en is de procedure voor het bestemmingsplan voor Poelenburg Oost fase 1 stilgelegd.

Mede naar aanleiding van dit PACT en de toen nog in voorbereiding zijnde 'Visie Fijn wonen Poelenburg en Peldersveld', is het plan voor een nieuwe woonbuurt aan de oostkant van Poelenburg tegen het licht gehouden. Dit heeft geleid tot een gewijzigd stedenbouwkundig plan voor het noordelijk deel, genaamd De Vrije Watering. Het plan voor De Vrije Watering gaat uit van maximaal 99 woningen, waarvan 64 grondgebonden woningen.

De beoogde herontwikkeling van De Vrije Watering is, net als het voorgaande plan, niet mogelijk via het geldende bestemmingsplan. Om de herontwikkeling van het plangebied te kunnen vergunnen is daarom een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk planologisch regime voor het plangebied van kracht. Het stedenbouwkundige plan voor De Vrije Watering wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld en fungeert als onderlegger in het bestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan is op 20 oktober 2022 ter inzage gelegd. Inmiddels is sinds 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, lid 2, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft bij de vaststelling van het bestemmingsplan het oude recht, de Wet ruimtelijke ordening, van toepassing. Zodra het voorliggende bestemmingsplan van kracht is, wordt het bestemmingsplan onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dit volgt uit artikel 4.6, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.

1.2 Ligging van het plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het grotendeels braakliggende terrein ten oosten van de wijk Poelenburg. Het plangebied wordt globaal begrensd door:

  • het terrein van de Sultan Ahmet moskee in het noorden;
  • de Watering in het oosten, gelijk aan de gemeentegrens met Oostzaan;
  • een in het verlengde van de Jasperstraat te realiseren watergang in het zuiden;
  • het hart van de doorgaande rijweg van de Poelenburg, gelijk aan de plangrens van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor de Jasperstraat (hierin worden de kaders voor de herontwikkeling van de zogenaamde Spaghettiflat vastgelegd, zie subparagraaf 2.1.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0001.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied

Momenteel is het grootste deel van het plangebied onbebouwd en bijna volledig begroeid met gras en planten en hier en daar enkele bomen. Het onbebouwde terrein is aan de noord-, zuid- en westzijde afgeschermd via een hek en aan de oostzijde via de Watering. Aan de oostkant van het onbebouwde terrein was een deel van het terrein tot vorig jaar tijdelijk in gebruik als stadsstrand (Poelenburg Beach). De westkant van het plangebied bestaat uit de verkeersruimte van de wijkontsluitingsweg Poelenburg.

Het overgrote deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het kadastrale perceel ZDM01-6754.

1.3 Voorgaande bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt (een gedeelte van) de volgende bestemmingsplannen:

  • Poelenburg, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan Poelenburg gelden.
  • Parapluplan Parkeren Zaanstad, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juni 2018. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het Parapluplan gelden.
  • Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 juli 2021. Alleen het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.2 krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het "Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur " gelden.

In het geldende bestemmingsplan 'Poelenburg' is het onbebouwde terrein bestemd als 'Groen', met uitzondering van de als 'Maatschappelijk' bestemde voormalige locatie van drumfanfare Czaar Peter (Poelenburg 156e). Het water van de Watering is bestemd als 'Water'. De openbare ruimte van de wijkontsluitingsweg Poelenburg is bestemd als 'Verkeer'.

Conform het Parapluplan Parkeren Zaanstad geldt bij het bouwen van gebouwen dat er voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied. Voldoende betekent dat er wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” dan wel eventuele wijzigingen daarvan.

Het Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing, Kamerverhuur en Toeristische verhuur reguleert toeristische verhuur en Bed & Breakfast en er zijn regels opgenomen met betrekking tot het splitsen en omzetten van woningen.Van omzetting is sprake als zelfstandige woningen naar onzelfstandige woningen worden omgezet, ook wel kamergewijze verhuur genoemd.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting maakt deel uit van het bestemmingsplan Poelenburg Oost - Vrije Watering. De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders (zie ook de volgende alinea) en wordt in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.

In de bijlagen bij de toelichting staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Per beleidsstuk wordt kort beoordeeld wat de invloed ervan is op het bestemmingsplan. Verder worden in de bijlagen de beantwoording van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Hoofdstuk 2 Wat wordt mogelijk gemaakt met dit plan?

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Stedelijke positie

Het plangebied is gelegen ten oosten van de bestaande wijk Poelenburg. Waar Poelenburg nu nog vooral ervaren wordt als het meeste oostelijke deel van Zaandam, is het op iets grotere schaal strategisch gelegen. Poelenburg ligt niet alleen op relatief korte afstand tot het centrum van Zaandam maar door de ligging nabij uitvalswegen ook in de directe nabijheid van het dorp Oostzaan, het recreatiegebied Het Twiske en Amsterdam Noord (het in Amsterdam-Noord gelegen NDSM terrein en de pont over het IJ bevinden zich op een fietsafstand van slechts 20 minuten). Het gevoel van een strategische ligging is op dit moment nog niet sterk in Poelenburg, maar de omgeving van Poelenburg is in verandering waardoor de strategische ligging steeds beter zal worden ervaren. De transformatie van het NDSM-terrein naar een gemengd woonwerkgebied is al enige tijd gaande. De komende jaren worden ook andere delen van de noordelijke IJ-oever en de ten zuiden van Poelenburg gelegen Achtersluispolder ontwikkeld tot een gemengd werkgebied aan het IJ. Verder is de ambitie om de wijkontsluitingsweg Poelenburg aan te sluiten op de Thorbeckeweg (N516) en door te trekken naar de Achtersluispolder. Hierdoor zal de bereikbaarheid van Poelenburg worden verbeterd en kan de buurt op termijn beter profiteren van de stedelijke dynamiek in de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0002.png"

Afbeelding 2: ligging van Poelenburg binnen de regio (bron: Stedenbouwkundig Plan 'De Vrije Watering, zelfbouw in Poelenburg', Urhahn, 2018)

2.1.2 Wijk Poelenburg

De wijk Poelenburg is eind jaren 50, begin jaren '60 gebouwd tussen de Gouw en de snelweg A8 in verband met de behoefte aan woningen voor de (gast)arbeiders in de Zaanse fabrieken als Verkade, Bruynzeel en Eurometaal. Er was indertijd te weinig woongelegenheid voor het personeel in deze Zaanse fabrieken. Door de druk vanuit de industrie is daarom Zaandam-Oost uitgebreid door het gehele gebied tussen de Gouw en de A8 te ontwikkelen, waaronder de wijk Poelenburg. Deze wijk is indertijd ontworpen volgens de ideeën van de moderne beweging waarbij helderheid, transparantie en groene en gebouwde elementen centraal stonden. Karakteristiek voor de wijk Poelenburg is het heldere raamwerk dat bestaat uit evenwijdig doorlopende oost-west woonstraten die uitkomen op de noord-zuidlopende wijkontsluitingsweg Poelenburg (de westelijke grens van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan). De noord-zuidstraten in de wijk zijn korte pootjes tussen de oost-westverbindingen. Dit heeft geleid tot een helder raster met vierkante velden. Hier is in de vorm van 'stedenbouwkundige stempels' op repeterende wijze invulling aan gegeven. De velden zijn opgemaakt met losse bouwblokken, elk met verschillende woningtypes (bungalows, rijwoningen, portiek- en galerijwoningen). De stempels zijn herhaald en gespiegeld zonder daarbij aan te sluiten op het oorspronkelijke landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0003.png"

Afbeelding 3: structuur Poelenburg binnen de hoofdstructuur van Zaandam-Oost (bron: toelichting bestemmingsplan 'Poelenburg', 2013)

Aan de westzijde heeft de wijk een uitstraling van een rustige suburbane woonwijk. Bungalows vormen hier een geleidelijke overgang naar het aangrenzende Darwinpark. De hogere bebouwing in de wijk is aan de oostzijde gerealiseerd, met name langs de wijkontsluitingsweg Poelenburg. Aan deze zijde bepalen meergezinswoningen daarmee het beeld. De uitstraling van deze gebouwen is veel stedelijker dan aan de westzijde door de aanwezigheid van galerijflats en portiek-etagewoningen. De velden tussen de flats zijn openbaar, groen en open ingericht. Deze ruimtes fungeren min of meer als voortuin van de meergezinswoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0004.jpg"

Afbeelding 4: de meergezinswoningen aan de oostzijde van de wijk Poelenburg, ter hoogte van de kruising Poelenburg-Lobeliusstraat

Tussen de bungalows aan de westzijde en de flats aan de oostzijde bevinden zich grondgebonden rijwoningen die in de basis bestaan uit twee woonlagen. Ook twee lagen met kap komt voor. De woningen zijn in de vorm van (half)open bouwblokken verkaveld. Veel van de blokken zijn met de achterzijde naar de straat of openbaar groen gericht.

De opbouw van de wijk gaf ook de hiërarchie van het personeel van de Zaanse fabrieken weer. De lagere woningen aan de westzijde van Poelenburg waren oorspronkelijk namelijk bedoeld voor de directieleden, in de grondgebonden rijwoningen kwam het middenkader te wonen terwijl de hogere bebouwing aan de oostzijde was bestemd voor de fabrieksarbeiders. In de gehele wijk was en is echter veel groen aanwezig.

Centraal in de wijk Poelenburg zijn centrumvoorzieningen gevestigd. Eén winkelcentrum ligt aan de Lobeliusstraat. Noordelijker in de wijk ligt het winkelcentrum De Bloemkorf, welke na een brand in 2009 is herbouwd. De beide centra zijn onderdeel van het raster van de wijk en beide zijn voorzien van bovenwoningen. Verspreid over de wijk bevinden zich verder nog enkele solitaire voorzieningen, zoals een levensmiddelenwinkel op de hoek Poelenburg-Lobeliusstraat.

Poelenburg kreeg al snel te maken met een concentratie van armoede, vervuiling en slechte integratie van bewoners. Het gaat om een proces vanaf het midden van de jaren zeventig, waarbij het sluiten van enkele grote fabrieken, en verhuizing van industrie naar elders zorgde voor veel werkloosheid. Daarnaast kwam een proces op gang van gezinshereniging. Zo ontwikkelde Poelenburg zich tot een wijk met een percentage van 60% bewoners van niet-Nederlandse herkomst met een bestedingsgemiddelde dat fors onder het Zaanse gemiddelde lag. Er was veel sociale woningbouw (aandeel 64%) en veel flatwoningen (aandeel 67%). Ruim de helft van de huurwoningen (52%) behoorde tot de goedkope voorraad en bestond voornamelijk uit flats.

Tegenwoordig bestaat de woningvoorraad in Poelenburg uit circa 3.300 woningen en huisvest de wijk circa 8.750 bewoners. Van de circa 3.300 woningen is ongeveer 33% in eigendom en de rest in corporatiebezit. Poelenburg heeft een relatief jonge bevolking aangezien slechts 13% ouder is dan 65 jaar. De wijk heeft te maken met grootstedelijke problematiek die ook in andere vergelijkbare wijken in Nederland speelt. Het gaat daarbij onder meer om een hoge concentratie (en instroom) van mensen met een sociaal-economisch zwakkere positie en een verouderde woningvoorraad (circa 80% uit de periode 1950-1970). Deze problematiek speelt zich binnen Poelenburg met name af in het oostelijk deel, daar waar sprake is van een hoge bevolkingsdichtheid. Poelenburg is de laatste jaren aan het verbeteren door diverse ingrepen en aanpassingen, zoals de aanpak van de openbare ruimte, de sloop van de garageboxen bij de E-flats en de slinger in de wijkontsluitingsweg Poelenburg. En alhoewel er in de afgelopen jaren al veel is gedaan, is het nog niet voldoende. Mede vanwege de recessie heeft er bovendien een stagnatie plaatsgevonden in de aanpak. Het wegvallen van de noodzakelijke fysieke investeringen om een grotere diversiteit van de woningvoorraad te realiseren wordt als één van de belangrijke oorzaken in de stagnatie van de aanpak gezien. Mede daarom is in 2020 het 'PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040' gesloten met als doel om via een langjarige ontwikkeling de wijk te verbeteren.

2.1.3 Directe omgeving plangebied

Moskee Sultan Ahmet en sportzone

Het terrein ten noorden van het plangebied is in gebruik door de moskee Sultan Ahmet, welke in het begin van de jaren '90 is gebouwd en indertijd de grootste moskee in Nederland was. De moskee vervult als gebedshuis een belangrijke rol voor de moslimgemeenschap in Poelenburg en de rest van de Zaanstreek. Het gebedshuis is tweelaags (circa 10 meter) en is voorzien van een koepel (circa 15 meter) en twee minaretten (circa 30 meter). Elke vrijdagmiddag vindt er een versterkte oproep tot het gebed plaats (azan).

Het onbebouwde deel van het terrein van de moskee is grotendeels ingericht als parkeerterrein voor bezoekers. Ondanks dit parkeerterrein kan er op vrijdagen en tijdens islamitische feestdagen sprake zijn van parkeeroverlast in de buurt omdat het parkeerterrein vol is en bezoekers hun auto elders parkeren. Vlakbij de moskee zijn ook bushaltes aanwezig en het terrein van de moskee is via een aantakking verbonden met de doorgaande fietsroute langs de Poelenburg.

De moskee vervult naast haar rol als gebedshuis ook een sociaal-maatschappelijke rol vanwege onder meer het geven van koranlessen aan kinderen, cursussen en lezingen aan volwassenen en het organiseren van diverse buurtbijeenkomsten. De zuidoosthoek van het terrein van de moskee wordt gebruikt voor het doen van begrafenisgebeden in de open lucht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0005.jpg"

Afbeelding 5: de Sultan Ahmetmoskee ten noorden van het plangebied

De zone ten noorden van het parkeerterrein van de Sultan Ahmetmoskee is in gebruik als sportzone met onder meer skatevoorzieningen, een basketbalveld en een Krajicek Playground, die recent is voorzien van een overkapping.

Watering en veenweidelandschap

De oostelijke plangrens van het plangebied wordt gevormd door de gemeentegrens met Oostzaan. De gemeentegrens bevindt zich in het water van de Watering. De Watering is een noord-zuidgerichte watergang die een verbinding vormt tussen het water van het Barndegat, de Zuidervaart en de diverse watergangen in het veengebied ten oosten van de snelweg A8. De gronden tussen de Watering en de snelweg A8 zijn in gebruik als veenweidelandschap.

Maatschappelijke functie en kanovereniging

Ten zuiden van het plangebied bevinden zich diverse functies. Zo staat ten noorden van het Geuzenpad een rechthoekig gebouw waarin de maatschappelijke organisatie 'Centrum Jong' is gehuisvest. Bij deze organisatie met meerdere locaties in Oostzaan, Wormerland en Zaanstad kunnen ouders, verzorgers, kinderen en jongeren tot 23 jaar terecht voor vragen over opgroeien en opvoeden. Het gebouw is eenlaags met een kap. Het is de bedoeling om Centrum Jong in de toekomst te verplaatsen naar nieuwbouw in de Jaspersstraat (zie ook verderop in deze subpargraaf).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0006.jpg"

Afbeelding 6: het aan het Geuzenpad gelegen gebouw van Centrum Jong, met daarachter een parkeerterrein en een zendmast

Achter het gebouw van Centrum Jong bevindt zich een parkeerterrein en een telecominstallatie met zendmast en alarmfunctie. Aan de oostkant van het parkeerterrein bevindt zich de ingang van het terrein van kanovereniging 'De Geuzen'. De vereniging beschikt over een rechthoekig clubgebouw met opslag van één tot twee bouwlagen (zonder kap) en een kleiner gebouw voor opslag van materiaal. De rest van het terrein van de kanovereniging is onbebouwd. In het water van de Watering is nog wel een steiger aanwezig. In de zijtak van de Watering bevindt zich ten zuidwesten van de kanovereniging een ligplaats van een woonboot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0007.jpg"

Afbeelding 7: de Watering en het clubgebouw van kanovereniging "De Geuzen"

Oostelijke rand woonwijk Poelenburg

Ten westen van het plangebied bevindt zich de fietsstraat Poelenburg. Deze fietsstraat is ook toegankelijk voor auto's en vormt samen met de in het plangebied gelegen wijkontsluitingsweg Poelenburg de oostelijke rand van de woonwijk. Haaks op de fietsstraat staan tussen de E. Heimansstraat en de Clusiusstraat drie portiekflats van ieder vijf bouwlagen. Deze portiekflats, de zogenaamde E-flats, zijn enkele jaren geleden gerenoveerd waarbij in de kopgevels van de flats zijramen zijn geplaatst. Vanuit de hoekwoningen is er daardoor ook zicht op de wijkontsluitingsweg en is er niet langer sprake van een blinde kopgevel. Bij de renovatie van de E-flats zijn ook de garageboxen op de koppen van de binnenterreinen gesloopt. De binnenterreinen van de E-flats zijn daardoor vanaf de oostzijde toegankelijk geworden waardoor de zichtbaarheid en sociale veiligheid van deze binnenterreinen is verbeterd. Het doel van het slopen van de garageboxen was tevens om de zichtbaarheid op het plangebied van dit bestemmingsplan te verbeteren. De herinnering aan de garageboxen is overigens nog niet helemaal uit het straatbeeld verdwenen doordat ter plaatse van de gesloopte garageboxen gemetselde pergola's zijn geplaatst, in hetzelfde stramien als de garageboxen. Deze pergola's bevinden zich op de scheiding tussen het trottoir en het binnenterrein en markeren daarmee de overgang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0008.jpg"

Afbeelding 8: twee van de drie portiekflats tussen de E. Heimansstraat en de Clusiusstraat (bron: https://www.google.nl/maps/)

Tussen de Clusiusstraat en de Jaspersstraat bevindt zich een haakvormige portiekflat van vijf bouwlagen. Deze flat is ook wel bekend als de Spaghettiflat Het oostelijke deel van deze haakflat is georiënteerd op de wijkontsluitingsweg Poelenburg. Voor het perceel is planvorming in voorbereiding voor herontwikkeling. De planvorming gaat uit van sloop van de 117 woningen en nieuwbouw van maximaal 320 woningen, een Huis van de wijk waar o.a. de Poelenburcht en centrum Jong gehuisvest zullen worden (naast andere maatschappelijke voorzieningen) en kleinschalige niet-woonfuncties (kantoren, dienstverlening en horeca). Voor deze herontwikkeling is op 1 februari 2024 het bestemmingsplan 'Jaspersstraat' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0009.jpg"

Afbeelding 9: de haakvormige portiekflat tussen de Clusiusstraat en de Jaspersstraat (bron: https://www.google.nl/maps/)

2.1.4 Plangebied

Op dit moment is het plangebied grotendeels braakliggend maar tot 2005 werd dit deel van het plangebied gebruikt als schooltuinencomplex en, aan de noordzijde van het terrein, als clubgebouw van drumfanfare Czaar Peter (Poelenburg 156e). Het schooltuinencomplex is in 2005 verplaatst naar het Darwinpark (tegenover de kinderboerderij), terwijl het clubgebouw van de drumfanfare is gesloopt. Het vrijgekomen terrein is vervolgens begroeid geraakt met struikgewassen en, nadat het terrein is geëgaliseerd, met gras en planten. Ook staan er verspreid over het terrein enkele bomen.

Het braakliggende terrein wordt momenteel aan de noord-, zuid- en westzijde afgeschermd door een gaashek. Langs het gaashek ligt, aan de zijde van de wijkontsluitingsweg Poelenburg, een voetpad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0010.jpg"

Afbeelding 9: het braakliggende terrein in het plangebied, gezien richting het noorden

In de zomer van 2021 is aan de oostkant een deel van het braakliggende terrein in gebruik genomen als tijdelijk stadsstrand met ligbedden, een foodtruck en speeltoestellen. Veel bewoners uit Poelenburg en Peldersveld gaven in een enquête aan dat ze behoefte hebben aan zo’n stadsstrand. Het tijdelijke stadsstrand, genaamd Poelenburg Beach, is gerealiseerd in het kader van het PACT Poelenburg Peldersveld. Het gebruik als stadsstrand is inmiddels beëindigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0011.jpg"

Afbeelding 10: het inmiddels niet meer aanwezige tijdelijke stadsstrand Poelenburg Beach

De westzijde van het plangebied bestaat uit de wijkontsluitingsweg Poelenburg. Deze weg is enkele jaren geleden geherprofileerd waarbij een slinger in de rijweg is aangebracht en het fietsverkeer via een fietsstraat (zie subparagraaf 2.1.3 van het doorgaande autoverkeer is gescheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0012.jpg"

Afbeelding 11: de rijweg van de wijkontsluitingsweg Poeleburg met rechts van het wandelpad een deel van het braakliggende terrein

2.1.5 Conclusie bestaande situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van de eind jaren '50, begin jaren '60 van de vorige eeuw gerealiseerde woonwijk Poelenburg. De wijk heeft te maken met grootstedelijke problematiek die ook in veel andere vergelijkbare wijken in Nederland speelt. Het gaat daarbij onder meer om een te hoge concentratie (en instroom) van mensen met een sociaal-economisch zwakkere positie en een verouderde woonvoorraad (circa 80% uit de periode 1950-1970). Poelenburg heeft in de bestaande situatie echter ook veel goeds te bieden:

  • Er is een heldere opzet met een combinatie van eengezinswoningen met portiekflats en torens.
  • In de wijk is veel groen aanwezig dat zorgvuldig ontworpen is. Het draagt bij aan de seizoensbeleving en zorgt voor verkoeling op warme dagen.
  • Poelenburg is de laatste jaren langzaam aan het verbeteren door diverse fysieke ingrepen en aanpassingen.
  • Poelenburg is strategisch gelegen vanwege de ligging nabij de uitvalswegen richting het dorp Oostzaan, het recreatiegebied Twiske en Amsterdam Noord. De afstand tot het centrum van Zaandam is relatief kort.
  • In de omgeving van Poelenburg vinden en gaan de komende jaren de nodigde transformaties en veranderingen plaatsvinden. De transformatie van het op het op circa 20 minuten fietsen gelegen NDSM-terrein (Amsterdam-Noord) naar een gemengd woonwerkgebied is al enige tijd gaande maar ook de ten zuiden van Poelenburg gelegen Achtersluispolder wordt de komende jaren ontwikkeld tot een gemengd werkwoongebied aan het IJ. Verder is de ambitie om de wijkontsluitingsweg Poelenburg aan te sluiten op de Thorbeckeweg (N516) en door te trekken naar de Achtersluispolder. Hierdoor zal de bereikbaarheid van Poelenburg worden verbeterd en kan de buurt op termijn beter profiteren van de stedelijke dynamiek in de directe omgeving.

Op dit moment is het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan grotendeels braakliggend.

2.2 Aanloop bestemmingsplan

In deze paragraaf is omschreven vanuit welke achtergrond het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld. Deze (onderzoeks-)geschiedenis loopt van het 'Masterplan Poelenburg', via het 'Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2018', naar de grondexploitatie met bijbehorend Programma van Eisen, de in 2019 vastgestelde 'Ontwikkelvisie Poelenburg Oost fase 1' (inclusief stedenbouwkundig plan), het in 2020 gesloten 'PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040', de in 2023 vastgestelde 'Visie Fijn wonen Poelenburg en Peldersveld' en het in paragraaf 2.3 omschreven Stedenbouwkundig Plan 'De Vrije Watering'. De Visie Fijn Wonen en het Stedenbouwkundig Plan maakten de herstart van het bestemmingsplan mogelijk, waarna er diverse (beleidsmatige) keuzes en nadere onderzoeken zijn gedaan.

De behandeling van de verschillende stukken is in deze paragraaf chronologisch opgenomen. De verschillende studies en beleidsstukken zijn over de loop van een aantal jaren tot stand gekomen. Hierbij is sprake geweest van voortschrijdend inzicht en ontwikkelingen, waardoor in de verdere uitwerking op ondergeschikte onderdelen bijstellingen hebben plaatsgevonden. De stukken bouwen dus op elkaar voort.

2.2.1 Masterplan Poelenburg

Het Masterplan Poelenburg is in juni 2008 door de gemeenteraad van Zaanstad vastgesteld. Het Masterplan schetst de contouren van een nieuw Poelenburg. Het is daarin de ambitie om Poelenburg meer één wijk te laten zijn. Het Masterplan is uitgewerkt in een Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg (zie ook subparagraaf 2.2.2). De hoofdelementen uit het Masterplan zijn:

  • Het toevoegen van grondgebonden woningen, zodat een verhouding aan appartementen en grondgebonden woningen van 40/60 ontstaat;
  • Een maatschappelijk en commercieel centrum rond de straat Poelenburg;
  • Het verbinden van de wijk met het water door 3 nieuwe waterpartijen aan de Watering te maken;
  • Een golvende straat Poelenburg verbindt de buurt met de Groene Driehoek en remt het verkeer;
  • De straten in de Groene Driehoek sluiten aan op bestaande straten en op het water.
  • Het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitplan maken weer onderdeel uit van het Uitvoeringsprogramma.

2.2.2 Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2018

Het Uitvoeringsprogramma Nieuw Poelenburg 2009-2018 vormt de basis voor alle ontwikkelingen (nu en in de toekomst) binnen Poelenburg. Door de crisis en als gevolg daarvan ingezakte koopmarkt zijn door de ontwikkelende partners gedeeltes van het programma indertijd aangepast of uitgesteld. In sommige situaties is zelfs van deelname afgezien. Bij sommige planonderdelen (gronden die in het bezit zijn van de gemeente) zijn er daardoor ook mogelijkheden ontstaan voor de niet bij het programmaoverleg betrokken partijen om te gaan deelnemen.

2.2.3 Programma van Eisen en grondondexploitatie Poelenburg Oost

Op 22 december 2016 heeft de gemeenteraad de grondexploitatie en bijbehorend Programma van Eisen voor de ontwikkeling van Poelenburg Oost fase 1 vastgesteld. Daarbij wordt gestreefd naar goede aansluiting bij de bestaande wijk en naar het toevoegen van ruimtelijke kwaliteit. Door grotendeels grondgebonden woningbouw - met energie neutrale woningen - wordt een betere woningdifferentiatie in de wijk bereikt, wat een wooncarrière in de wijk mogelijk maakt. Door ruimte te bieden aan mede opdrachtgeverschap wordt ingespeeld op de groeiende vraag van particulieren om meer invloed te hebben op de ontwikkeling van hun eigen woning en leefomgeving.

2.2.4 Actieplan Poelenburg en Peldersveld

Het actieplan uit 2017 is een gezamenlijk plan met het Sociaal Wijkteam, het Jeugdteam, BewonersBedrijf en het Centrum Jong. Ook de politie, schoolbesturen en woningbouwcorporaties hebben hun commitment aan het plan gegeven. Op basis van een analyse van de situatie is een voorstel gedaan voor zowel een overkoepelende doelstelling ('Poelenburg en Peldersveld zijn open, diverse en kansrijke wijken') als voor een aanpak. Ook zijn er twee randvoorwaarden en vijf opgaven geformuleerd. Per opgave is een korte analyse uitgevoerd en een doelstelling met eventuele acties voor de komende periode geformuleerd. “

Het zorgen voor meer diversiteit in de bevolkingsopbouw is als één van de twee randvoorwaarden genoemd om de doelstelling van Poelenburg en Peldersveld als open, diverse en kansrijke wijken te kunnen realiseren. Dit kan op de langere termijn worden bereikt door de bouw van middeldure en eventueel duurdere koopwoningen of eengezinswoningen. De herontwikkeling van Poelenburg Oost (het Grex-besluit) en de ontwikkeling van de Achtersluispolder (“Maak Zaanstad”) bieden hiervoor op termijn volop kansen.

2.2.5 Ontwikkelvisie Poelenburg Oost fase 1

De Ontwikkelvisie is in 2019 vastgesteld door de gemeenteraad, inclusief het bijbehorende Stedenbouwkundig Plan en de Kwaliteitsleidraad. De doelstellingen van het fysieke en het sociaal-maatschappelijke domein voor Poelenburg zijn in de Ontwikkelvisie samengevat in één gezamenlijke missie (of hoofddoel): "Poelenburg wordt een normale Zaanse wijk, open, divers en kansrijk. Een wijk met een eigen identiteit waar het fijn wonen en verblijven is”. De strategie die bij de ontwikkeling van Poelenburg Oost hoort - de weg erheen - geeft invulling aan deze missie. Om met de ontwikkeling van Poelenburg Oost invulling te kunnen geven aan de missie zijn de doelstellingen uit het raadsbesluit uit 2016 geïntegreerd met de doelstellingen uit het actieplan Poelenburg- Peldersveld. Dit leidt tot de volgende (vernieuwde) doelstellingen:

  • Eenheid: Poelenburg Oost is onlosmakelijk verbonden met de wijk Poelenburg. Het is fysiek verbonden met de bestaande wijk door aantrekkelijke routes en zichtlijnen. De Watering is zichtbaar en bereikbaar vanuit de bestaande buurt.
  • Kwaliteit: De ontwikkeling draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving van de wijk, bekeken vanuit het perspectief van de bewoners en de bezoekers van de wijk.
  • Woningdifferentiatie: De eenzijdige samenstelling van de wijk wordt doorbroken door toevoeging van een hoger woonsegment. Daarmee worden woningen aangeboden die interessant zijn voor mensen van buiten de wijk met andere leefstijlen en de huidige bewoners de mogelijkheid biedt een wooncarrière binnen de wijk te maken.
  • Flexibiliteit: De ontwikkeling dient een zekere mate van flexibiliteit in zich te hebben, zodat kan worden ingespeeld op ontwikkelingen die kansen bieden voor de wijk als geheel, zoals de ontwikkeling van het buurtcentrum en eventuele herontwikkeling van het huidige corporatiebezit. Deze flexibiliteit eindigt op het moment dat alle bouwvlekken zijn uitgegeven.
  • Duurzaamheid: De wijk Poelenburg wordt - door fysieke en maatschappelijke ingrepen - duurzaam ontwikkeld. De nieuwe woningen wekken eigen duurzame energie op waarmee zij het gebouwgebonden energieverbruik kunnen dekken. Zij krijgen bovendien geen gasaansluiting.

De strategie voor de herontwikkeling bestaat uit het op meerdere manieren verbinden van de bestaande wijk en de nieuwe buurt (De Watering, open verkaveling, parkzone en bouwtype), flexibel bestemmen, kwaliteitsborging (door middel van het instellen van kwaliteitsteam als vooruitgeschoven post van de welstandscommissie) en door keuzes in de ontwikkelstrategie (woningtype, mede opdrachtgeverschap en compensatie sociale huur).

2.2.6 PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040

In het PACT 2020-2040 staan de afspraken die in 2020 gemaakt zijn door de verschillende partners. De komende jaren gaan ondernemers en maatschappelijke organisaties zoals scholen en woningbouwcorporaties nog meer samenwerken met bewoners uit de wijk. Zo wordt geïnvesteerd om het leven in deze wijken aangenamer te maken. Het streven is dat de wijk over 20 jaar wordt gekenmerkt door een diverse en geëmancipeerde bevolking en dat de woningvoorraad in balans is. Het moet voor bewoners mogelijk zijn om een wooncarrière te kunnen maken in Poelenburg en Peldersveld als ze graag in de wijk willen blijven wonen. Daarvoor worden in Poelenburg en Peldersveld 500 nieuwbouwwoningen gebouwd.

2.2.7 Visie Fijn Wonen Poelenburg en Peldersveld

De Visie Fijn Wonen gaat over je huis en een omgeving waar je je thuis voelt en elkaar ontmoet, op straat, op school, in het park. Uitvoering van deze Visie Fijn Wonen van Pact Poelenburg en Peldersveld leidt in twintig jaar tot meer verschillende woningen voor veel verschillende mensen. Waar meer te doen is, ook in het groen, en met een breder winkelaanbod. En dat allemaal met het oog op de bewoners en hun kinderen: dat zij opgroeien op een plek waar je evenveel kansen krijgt als ergens anders. De Visie Fijn Wonen biedt het kader voor wonen, openbare ruimte en voorzieningen. Elk project toetsen we voor besluitvorming aan de doelstellingen. De visie biedt tegelijkertijd flexibiliteit, om in te kunnen spelen op de actualiteit.

Een grotere mix van bewoners vraagt om meer verschillende woningen. Nu is meer dan zestig procent van de woning een sociale huurwoning, over twintig jaar is dat zo’n veertig procent. Uitgangspunt is dat er plek is en blijft voor iedereen. Om dat mogelijk te maken komen er zo’n duizend woningen bij, koop en huur, in verschillende prijsklassen. Dat gebeurt vooral aan de randen van Poelenburg en Peldersveld. Maar ook in de bestaande buurten kan er ruimte voor verandering zijn.

In de Visie Fijn Wonen staat wat belangrijk is bij de uitbreiding en verbetering van de wijken. Er is ruimte voor eigen initiatief en er komen meer verschillende woningen: wonen naar wens. We zetten in op beter bruikbaar groen en aantrekkelijk water: uitnodigend groen. Bijvoorbeeld met de Watering als ecologische stadsrand.

2.3 Ontwikkeling

2.3.1 Kader

De wens is om van de wijk Poelenburg een inclusieve, diverse en kansrijke wijk te maken. De diverse doelstellingen die binnen het fysieke en het sociaal-maatschappelijke domein zijn geformuleerd, zijn voor Poelenburg in één gezamenlijke missie (of hoofddoel) samen te vatten: "Poelenburg wordt een normale Zaanse wijk, open, divers en kansrijk. Een wijk met een eigen identiteit waar het fijn wonen en verblijven is”. Diversiteit in de bevolkingsopbouw is een belangrijke randvoorwaarde om de ambitie voor Poelenburg te kunnen verwezenlijken. Het herontwikkelen van een nieuwe woonbuurt ter plaatse van het nu nog grotendeels braakliggende terrein ten oosten van de wijk Poelenburg biedt de mogelijkheid om verder invulling te geven aan de gezamenlijke missie voor Poelenburg. De ontwikkeling ter plaatse van het plangebied is in omvang weliswaar niet zo groot, maar in vele opzichten een belangrijke schakel in de ruimtelijke verbindingen van de Zaanse leefomgeving:

  • Door aantrekkelijke routes en zichtlijnen te realiseren worden de nieuwe buurt en de rest van Poelenburg fysiek én in de beleving van bewoners, bezoekers en passanten met elkaar verbonden.
  • De kwaliteiten van de Watering worden verbonden met Poelenburg door de oever van de Watering openbaar te maken via een openbare wandelroute. Het water wordt op een aantal plekken tot aan de straat Poelenburg doorgetrokken zodat het landschap dichterbij komt.
  • De bebouwing zal bestaan uit alzijdige blokken in een groene setting waarbij er geen gesloten wand langs de Poelenburg ontstaat die de Watering afschermt. Tussen de blokken zijn openingen, waardoor doorzichten en meerdere looproutes ontstaan vanuit de bestaande wijk naar de Watering. Het parkeren wordt opgelost in de hoven in de blokken.
  • In 2013 is de straat Poelenburg heringericht, waarbij door het verleggen van de wegas, een deel van het groen bij de wijk is betrokken. Hierdoor is een parkzone ontstaan waarin grote platanen het beeld domineren. De parkzone moet in het kader van de herontwikkeling nog worden ingericht, wat de kans biedt om de bestaande wijk en de nieuwe buurt met elkaar te verbinden.
  • De bestaande bebouwing in Poelenburg kent een sterke eenheid in vorm en materiaalgebruik en een sterke horizontale geleding. Poelenburg Oost kan qua structuur aansluiting zoeken op de bestaande bouw van de wijk Poelenburg maar op kleinere schaal en met meer keuzemogelijkheden door kleurgebruik, materiaalgebruik en verticale geleding.
  • Het type woningen in de nieuwe woonbuurt wordt aanvullend op het bestaande woningaanbod in Poelenburg, zodat een wooncarrière in Poelenburg mogelijk wordt gemaakt en, door nieuwe bewoners van buiten de wijk, de eenzijdige bevolkingsopbouw van Poelenburg verder wordt doorbroken. Er wordt daarom ingezet op overwegend grondgebonden woningbouw, aangevuld met een appartementencomplex voor senioren aan de noordzijde. Met de uitwerking van de uit te geven kavels kan (gefaseerd) worden ingespeeld op de vraag naar koopwoningen en in mede opdrachtgeverschap. Dit laatste geeft invulling aan de wens voor meer zeggenschap in het ontwerp terwijl het de financiële-, plannings- en technische risico's zo laag mogelijk houdt. Kortom: dit maakt het mogelijk om invulling te geven aan het ontwerpen van een droomhuis op maat passend bij het huidig economisch klimaat.

2.3.2 Stedenbouwkundig Plan

De wijk Poelenburg wordt uitgebreid met een nieuwe buurt die wordt ontwikkeld tussen de wijkontsluitingsweg Poelenburg en het water van de Watering. Belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat de herontwikkeling tot nieuwe woonbuurt in samenspraak met de omgeving plaatsvindt. In de voorbereiding van de planvorming is daar invulling aan gegeven door de buurt en de toekomstige bewoners mee te laten praten en mee te laten denken (zie ook paragraaf 5.1.2 voor een beschrijving van het participatieproces). Dat heeft geleid tot het Stedenbouwkundig Plan 'De Vrije Watering'. Dit Stedenbouwkundig Plan is de opvolger van het eerdere Stedenbouwkundige Plan 'De Vrije Watering, zelfbouw in Poelenburg' uit 2019 (zie subparagraaf 2.3.7 voor de belangrijkste verschillen tussen de beide stedenbouwkundige plannen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0013.jpg"

Afbeelding 12: situatietekening herontwikkeling (bron: Stedenbouwkundig Plan 'De Vrije Watering', 2023)

Het Stedenbouwkundig Plan legt de fysieke randvoorwaarden vast waarbinnen de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden.

De nieuwe woonbuurt wordt gerealiseerd ter plaatse van het grotendeels braakliggende terrein (zie subparagraaf 2.1.4). De realisatie van de nieuwe woonbuurt ten oosten van de bestaande wijk Poelenburg zal bijdragen aan het leggen van een verbinding tussen de wijk Poelenburg en het landschap ten oosten van het plangebied. Dat wordt bereikt door een openbare oever langs de Watering, vanaf de moskee tot aan de kanovereniging, te realiseren en door een verkaveling van vier blokken toe te passen waardoor zichtlijnen vanuit de buurt ontstaan. Ook worden er een nieuwe watergang en wadi's tot aan de wijkontsluitinsweg Poelenburg gemaakt zodat het landschap dichterbij komt. De nieuwe watergang komt direct ten zuiden van de moskee, in het verlengde van de E. Heimansstraat. .

De vier blokken zullen bereikbaar zijn via een parallelle fietsstraat langs de wijkonsluitingsweg Poelenburg. Auto's kunnen via een in/uitrit op de wijkonsluitingsweg Poelenburg deze fietsstraat oprijden. Deze fietsstraat is via enkele korte verbindingen aangesloten op de hoven binnen de vier blokken. De ruimtes tussen de blokken krijgen een groen/blauwe invulling waardoor Poelenburg visueel wordt verbonden met de Watering.

Het noordelijke blok is een appartementengebouw. De eengezinswoningen zijn gesitueerd rondom een drietal binnenhoven waarbinnen halfverdiept geparkeerd wordt. Deze drie blokken zijn alzijdig.

2.3.3 Programma

Voor het programma ligt de nadruk op woningen die aanvullend zijn op het woningaanbod in Poelenburg. Het gaat daarbij vooral om eengezinswoningen en in mindere mate om appartementen. In het plangebied zijn 64 grondgebonden woningen voorzien en 35 appartementen (sociale huur in het noordelijke blok). Bewoners parkeren in de hoven van de blokken, bezoekers in parkeervakken langs de gebiedsontsluitingsweg Poelenburg.

In de oeverzone komt ruimte om te spelen door middel van een kleine speelplek voor jonge kinderen, direct bij de woningen.

2.3.4 Bebouwing

De gebouwen in de wijk Poelenburg vertonen een grote samenhang. De heldere gebouwcontouren zijn daarbij het startpunt, platte daken, eenvoudige geometrische volumes. Uitgangspunt voor de nieuwbouw is dat de bebouwing op een natuurlijke manier aansluit op de bestaande wijk en het slagenlandschap aan de overzijde van de Watering, maar wel een eigen en eigentijds karakter krijgt.

Het noordelijke appartementenblok zal uit 5 bouwlagen bestaan, de overige 3 blokken worden 3 tot 4 bouwlagen hoog. Het hogere deel van 4 bouwlagen is daarbij voorzien aan de zijde van de wijkontsluitingsweg Poelenburg om zo een goed gezicht naar deze brede straat te maken. Doordat de 3 blokken aan alle zijdes voordeuren krijgen ontstaat een goede verbinding en interactie met de omgeving. Het 5-laagse appartementenblok aan de noordzijde van het plangebied wordt even hoog als de koepel van de noordelijk gelegen moskee maar lager dan twee minaretten.

Voor de 3 blokken met grondgebonden woningen gelden de volgende richtlijnen:

  • de voorgevelrooilijn aan de zijde van de wijkontsluitingsweg Poelenburg is vast en wordt zoveel mogelijk bebouwd, de achterrooilijn is vrij;
  • de voogevelrooilijnen bij de overige zijden zijn flexibeler doordat hier op of tot maximaal 2 meter achter de voorgevelrooilijn mag worden gebouwd;
  • de bouwhoogte voor de kavels in de westelijke zone van de blokken (dus aan de zijde van de Poelenburg is maximaal 14 meter ( 4 lagen);
  • de bouwhoogte voor de overige kavels is maximaal 11 meter (3 lagen);
  • daken zijn plat;
  • een achtergevel rooilijn;
  • parkeren aan de binnenzijde van het hof (eigen terrein).

De kromming van de Poelenburg leidt ertoe dat de blokken iets verspringen.

2.3.5 Openbare ruimte

De bedoeling is dat de auto te gast zal zijn in de nieuwe woonbuurt en dat er voldoende ruimte is voor voetgangers en fietsers. De auto-entree van de buurt komt aan de Poelenburg te liggen. Vanaf deze auto-entree komt een parallelle fietsstraat langs de Poelenburg, welke wordt verbonden met de blokken. De verbindingen met de blokken komen dwars op de ventweg en leiden tot de parkeergarages in de hoven van de blokken. De hele buurt wordt 30 kilometerzone, inclusief de parallelle ventweg.

De fietser zal net als de auto gebruik maken van de parallelle ventweg langs de straat Poelenburg doordat fietsers en auto’s de ventweg delen.

De groene zone tussen de blokken en langs Watering wordt geheel autovrij zodat hier ruimte is om te wandelen en te spelen. De openbare ruimte wordt maximaal groen en openbaar ingericht met hoogteverschillen/verhogingen in een stadspark. Onderdeel van het plan zijn twee waterlopen met groene oevers en een drietal wadi's met inheemse beplanting en bomen. De oppervlakte verharding is zoveel mogelijk beperkt en half verhard om het groene karakter te versterken.

Er zijn diverse natuur speelaanleidingen aan de oever en in de wadi's opgenomen. De herinrichting van de straat Poelenburg met oversteekvoorzieningen, afslagen voor auto bestemmingsverkeer en een fietsstraat vormt onderdeel van het plan. Met name de oversteekvoorzieningen zijn van belang om te zorgen voor een goede bereikbaarheid van de openbare oever langs het water.

Ten aanzien van de opzet en inrichting van de openbare oever, de parallelle ventweg en de dwars daarop gelegen woonstraatjes geldt het volgende:

  • De zone van de openbare oever langs het water krijgt een ecologisch talud waarbij het groen op een natuurlijke wijze passend zal zijn bij het veenweidelandschap. Het pad langs het water wordt van natuurlijke materialen gemaakt. Centraal in de zone van de openbare oever is een gecombineerde speelvoorziening voorzien voor 0 tot 12-jarigen. Samen met de bestaande speelplek ten noorden van de moskee ontstaat zo een afwisselde groene oever.
  • Tussen de straat Poelenburg en de toekomstige woonbuurt ligt op dit moment een groenstrook. De strook is deels ingezaaid met inheemse planten en fungeert als ecologische verbinding voor bijen en andere diersoorten. De aan te leggen parallelle ventweg zal als ontsluitingsstraat van de buurt gaan fungeren en komt naast deze strook, die zorgt voor een natuurlijke buffer met de straat Poelenburg. De parallelle ventweg wordt gedeelde ruimte, aangezien deze voor fietsers de doorgaande fietsroute langs de straat Poelenburg zal worden.

Tenslotte zal de inrichting van de openbare ruimte klimaatbestendig worden. Duurzame openbare ruimte moet in staat zijn om een flinke regenbui op te vangen en voldoende groen en aantrekkelijke schaduwrijke plekken te bieden. Er wordt verder een extra brede waterpartij gemaakt zodat er voldoende oppervlaktewater aanwezig is ten behoeve van waterberging. Deze extra waterpartij komt direct ten zuiden van de moskee, in het verlengde van de E. Heimansstraat. Deze waterpartij zorgt ook voor een ruimtelijke afscheiding tussen het terrein van de moskee en de woningbouw in het plangebied. Daarnaast komen er diverse wadi's om water in natte periodes te kunnen opvangen. Een natuurinclusief ontwerp van de gebouwde omgeving zal aansluiten op de duurzame en klimaatbestendige openbare ruimte.

2.3.6 Groen en ecologie

De inrichting met verhogingen, wadi's groene oevers en bomen bieden aanleiding om de biodiversiteit tot zijn recht te laten komen. Van inheemse bomengroepen langs de wadi's en waterlopen tot heesters en vlinderbosjes tegen de terpen.

Van de 6 bestaande bomen kan er ten minste 1 worden behouden, de andere 5 kunnen niet op locatie worden gehandhaafd in verband met ophoging van het terrein en de situering van de woonvelden.

2.3.7 Belangrijkste verschillen met Stedenbouwkundig Plan 2019

Ten opzichte van het eerdere Stedenbouwkundig Plan uit 2019 zijn enkele wijzigingen in de planvorming doorgevoerd. De belangrijkste zijn:

  • In 2019 was sprake van een groter plangebied doordat ook het gebied van de maatschappelijke functie en de kanovereniging tot aan het Weerpad onderdeel waren van het Stedenbouwkundig Plan. Dit gebied is geen onderdeel van de huidige planvorming en zal mogelijk in een later stadium (fase 2) worden herontwikkeld.
  • In 2019 was sprake van 4 bouwblokken met rijwoningen en tussenstraatjes met parkeren. In de huidige opzet is sprake van 3 blokken met grondgebonden woningen waarbij het parkeren plaatsvindt in de hoven in de blokken.
  • De gesloten koppen naar de straat Poelenburg zijn vervangen door voorgevels van de grondgebonden woningen.
  • Ten opzichte van 2019 is er meer openbaar groen voorzien.

2.3.8 Stedenbouw inbedding Poelenburg-Oost binnen PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040

De woningbouw in Poelenburg Oost wordt onderdeel van de nieuwe openbare groene voorkant van heel Poelenburg en Peldersveld:

  • Langs de Watering komt een ecologisch stadspark waar de woningen onderdeel van zijn, de Woeste Watering.
  • Door de ligging van de woningen op verhogingen in het groen met nieuwe waterlopen en wadi's wordt het eigentijds veenpolderlandschap doorgezet tot aan de bestaande buurt.
  • De straat Poelenburg is straks onderdeel van de bestaande en nieuwe buurt en wordt beter oversteekbaar gemaakt met doorlopende langzaam verkeersroutes routes vanuit de bestaande buurten naar de oever.

2.3.9 Conclusie ontwikkeling

De herontwikkeling van het plangebied draagt in een belangrijke mate bij aan de diversiteit in de bevolkingsopbouw in het oostelijk deel van de wijk Poelenburg en daarmee aan de missie die voor Poelenburg is geformuleerd. Het type woningen in de nieuwe woonbuurt zal met overwegend grondgebonden woningbouw aanvullend worden op het bestaande woningaanbod in Poelenburg. Daardoor wordt een wooncarrière in Poelenburg mogelijk gemaakt en wordt, door nieuwe bewoners van buiten de wijk, de eenzijdige bevolkingsopbouw van Poelenburg verder doorbroken. Met de uitwerking van de uit te geven kavels kan (gefaseerd) worden ingespeeld op de vraag naar koopwoningen en in mede opdrachtgeverschap. Dit maakt het mogelijk om invulling te geven aan het ontwerpen van een droomhuis op maat passend bij het huidig economisch klimaat.
De appartementen aan de noordzijde kunnen bijdragen aan de doorstroming in wijk doordat deze woningen geschikt zullen zijn voor ouderen. De ouderen die naar een appartement verhuizen laten een woning achter die vaak geschikt is voor gezinnen.

Als gevolg van het plan zullen er aantrekkelijke routes en zichtlijnen tussen de bestaande wijk en de nieuwe buurt ontstaan waardoor Poelenburg wordt verbonden met de Watering. Belangrijke kwalitatieve drager van het plan is het maken van een openbare oever langs de Watering, welke door een wandelroute en een nieuwe speelplek ruimte zal bieden voor informele ontmoetingen.

Hoofdstuk 3 Planonderbouwing

3.1 Cultuurhistorische en archeologische waarden

3.1.1 Inventarisatie cultuurhistorische en archeologische waarden

De wijk Poelenburg stamt uit een tijd waarin weinig aandacht was voor de historische context. Het stratenpatroon van Poelenburg is daarbij over de oude structuur heen gelegd. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is in het verleden echter grotendeels gevrijwaard gebleven van bebouwing en straten en bevat daardoor nog mogelijk archeologisch waardevolle objecten in de bodem. Het momenteel grotendeels braakliggende terrein bevat geen monumenten maar heeft wel enige cultuurhistorische betekenis.

3.1.2 Cultuurhistorisch onderzoek

Voor de wijken Poelenburg en Peldersveld is door Steenhuis Meurs een cultuurhistorische analyse en waardering uitgevoerd (projectnummer 389, d.d. februari 2021, zie bijlage 2). Uit deze cultuurhistorische analyse en waardering blijkt dat in het begin van de jaren zestig er nog weinig voorzieningen in Poelenburg waren. Veel inwoners van de jonge wijk hadden behoefte aan ontmoeting en ontspanning. De groenstrook ten oosten van de straat Poelenburg werd daarom door de gemeente aangewezen voor sociaal-culturele voorzieningen. Zo werd in 1963 het volkstuinencomplex Ons Ideaal geopend dat bewoners vaste grond onder de voeten bracht en contact met de natuur. Daarnaast werden jongerenruimte ‘de Gonk’ en twee vrijetijdsruimten aan de straat Poelenburg geopend. De sociale voorzieningenstrook ten oosten van de woonwijk was een ruimtelijke vertaling van de naoorlogse gemeenschapsgedachte. Later werd aan het Weerpad ook een nieuw wijkcentrum gebouwd (buurtcentrum ‘De Poelenburcht’). Dit wijkgebouw werd in augustus 1978 geopend.

De voorzieningenstrook aan de straat Poelenburg is in de cultuurhistorische analyse en waardering als immaterieel waardevol aangemerkt vanwege de rol die het heeft gespeeld in de opbouw van gemeenschap in de wijk. In de volkstuinen, het jongerencentrum en later het wijkcentrum konden de nieuwe bewoners elkaar leren kennen, ontspannen en nieuwe vaardigheden leren. Het is kenmerkend voor de naoorlogse wijk dat de sociale voorzieningen zijn geclusterd en gescheiden van het woongedeelte van de wijk. Nog steeds brengt de voorzieningenstrook aan de straat Poelenburg mensen van verschillende achtergronden samen.

Naast de cultuurhistorische analyse en waardering voor de wijken Poelenburg en Peldersveld is door Erfgoed Zaanstad nog een cultuurhistorische verkenning uitgevoerd voor de hiervoor genoemde herontwikkeling van de Spaghettiflat (d.d. februari 2020, zie bijlage 3). Alhoewel het bestemmingsplan geen betrekking heeft op de herontwikkeling van de Spaghettiflat is de cultuurhistorische verkenning wel interessant voor het plangebied omdat in de cultuurhistorische verkenning ook is ingegaan op de omgeving van de Spaghettiflat. Zo is benoemd dat aan de oostelijke en westelijke randen van de wijk de oude waterstructuren, zoals watering, nog aanwezig zijn én landschappelijke waarde hebben. Aan de oostzijde is een parkachtige structuur ontstaan met streekeigen beplanting (knotwilgen). In de cultuurhistorische verkenning is behoud van de openheid van de groene scheg langs Poelenburg ter hoogte van de flat dan ook als aanbeveling gedaan.

Het plangebied maakt gelet op het voorgaande onderdeel uit van de voorzieningenstrook ten oosten van de straat Poelenburg. Ook het plangebied heeft een bijdrage aan deze voorzieningenstrook geleverd door het gebruik als schooltuinencomplex in het verleden en recent nog het tijdelijke stadsstrand Poelenburg Beach. Het plangebied maakt onderdeel uit van een parkachtige structuur en de aangrenzende Watering is een waterloop die van lokale cultuurhistorische waarde is. Naar aanleiding van de aanbeveling van de afdeling Erfgoed om de openheid van de groene scheg te behouden en de reactie van de afdeling Erfgoed op de presentatie 'Ruimtelijke verbeterpunten visie PACT Poelenburg Peldersveld 2020-2040 is in het plan rekening gehouden met losse voorzieningen in het groen met daarbij het respecteren van de openheid. Het groen dient te gaan functioneren als ecologische stadsrand. Door het maken van een groen ecologisch stadspark wordt het groen karakter behouden en het openbare karakter van deze zone verstrekt met toevoeging van woningen die alzijdig in het groen liggen. De maatschappelijke functies ten zuiden van het plangebied, zoals het Huis van de Wijk, krijgen een meer centrale plek in de wijk bij onder meer de Jaspersstraat.
In het Stedenbouwkundig Plan is naast een groen park een prominente rol weggelegd voor de Watering doordat de oever openbaar wordt gemaakt. Daardoor zal de lokale cultuurhistorische waarde worden verbeterd doordat de Watering beter kan worden beleefd en de verbinding met de oude waterstructuur van het onderliggende landschap wordt versterkt.

3.1.3 Archeologisch onderzoek

Ten aanzien van archeologie is in het kader van het voorgaande bestemmingsplan door Argo een in eerste instantie een archeologisch verkennend booronderoek (rapportnummer Argo 124, d.d. 12 juni 2017, zie bijlage 4) uitgevoerd. Dit verkennend booronderzoek is weliswaar voor een groter plangebied gedaan maar de resultaten van het onderzoek zijn nog steeds relevant. In het navolgende wordt daarom specifiek ingegaan op de resultaten die betrekking hebben op het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.

Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat in het plangebied diepgaande verstoringen aanwezig zijn waardoor op een groot deel eventueel aanwezige archeologische waarden reeds verdwenen zijn. Alleen een strook aan de oostzijde is als redelijk intact beschouwd. Voor deze strook is daarom door Argo een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek (rapportnummer Argo 189, d.d. 11 februari 2019, zie bijlage 5). Uit dat onderzoek is gebleken dat in de sleuven sprake is van diverse verstoringen en de afwezigheid van kwalitatieve archeologische sporen of structuren zodat is aanbevolen om af te zien van een vervolgonderzoek.

3.1.4 Conclusie

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat het plangebied niet van archeologische waarde is. Beschermende regels met betrekking tot archeologie zijn daardoor niet nodig. In het voorliggende bestemmingsplan is rekening gehouden met de cultuurhistorisch waardevolle Watering doordat de oever openbaar wordt gemaakt (bestemming 'Groen') waardoor de Watering beter kan worden beleefd.

3.2 Stedenbouwkundige / landschappelijke uitgangspunten

Het momenteel grotendeels braakliggende terrein bevat op dit moment geen bijzondere stedenbouwkundige en/of landschappelijke elementen maar heeft wel de nodige potentie. De ten oosten van het terrein gelegen Watering en het achtergelegen veenweidelandschap zijn namelijk belangrijke landschappelijk elementen die daarmee ook belangrijke uitgangspunten vormen voor de herontwikkeling van het plangebied, zoals ook is vastgelegd in de vastgestelde kaders voor het gebied (zie paragraaf 2.2). In het Stedenbouwkundig Plan is dit vorm gegeven doordat de kwaliteiten van de Watering worden verbonden met Poelenburg door de oever van de Watering ter plaatse van het plangebied openbaar te maken . Ook wordt het water conform de vastgestelde kaders voor het gebied tot aan de straat Poelenburg doorgetrokken. Op die manier komt het landschap dichterbij, namelijk direct ten zuiden van de moskee, in het verlengde van de E. Heimansstraat. Daarnaast worden er tussen de blokken wadi's aangelegd die eveneens in verbinding staan met het water van de Watering.

De oever langs de Watering zal ruimte bieden voor informele ontmoetingen door een wandelroute en een nieuwe speelplek. Door aantrekkelijke routes en zichtlijnen te realiseren worden de nieuwe buurt en de rest van Poelenburg fysiek én in de beleving van bewoners, bezoekers en passanten met elkaar verbonden. De bebouwing in het plangebied zal bestaan uit blokken met grondgebonden woningen met groene en brede doorzichten tussen de blokken.

Conclusie

Bij de herontwikkeling van het plangebied wordt rekening gehouden met de voor het plangebied relevante stedenbouwkundige en landschappelijke uitgangspunten.

3.3 Wonen

Zowel door Zaanstad als vanuit de metropoolregio is onderzoek gedaan naar de woon- en woningbehoefte in Zaanstad en de regio. Mede door de toenemende woningbehoefte in Amsterdam is de druk op de woningmarkt in Zaanstad groot. Uit het Woonakkoord Zaanstreek-Waterland (1 juli 2021) blijkt dat in 2017 de ambitie is uitgesproken om tot 2035, 1.500 woningen per jaar te bouwen. De vraag naar woningen is en blijft echter groot. Op basis van de prognose uit 2021 is voorzien dat de gehele MRA tot 2050 circa 332.000 extra woningen nodig heeft om de groeiende bevolking onderdak te bieden.

Om omliggende landschappelijke waarden te ontzien heeft Zaanstad als uitgangspunt dat nieuwe woningen alleen worden gebouwd binnen de stedelijke contour. Er is uitdrukkelijk voor intensiveren en transformeren van bestaand stedelijk gebied gekozen.

Kwalitatief richt de woningbehoefte zich op voornamelijk grondgebonden woningen. Om tegemoet te komen aan de vraag van de verschillende groepen woningzoekenden is meer aanbod nodig in alle typen en prijsklassen woningen. Zaanstad streeft naar een veelzijdig en kwalitatief woonaanbod, zodat er op woongebied voor ieder – jong en oud, huurders en kopers, mensen met een krappe en een ruimere beurs, huidige én nieuwe bewoners - wat wils is.

Het bouwen van grondgebonden woningen direct ten oosten van de bestaande woonwijk Poelenburg is in overeenstemming met en een vervolg op de hiervoor genoemde basisuitgangspunten. Het gaat hier om een transformatie en verdichting binnen de stedelijke contour ten behoeve van woningen waaraan een duidelijke behoefte bestaat, zoals ook blijkt uit paragraaf 3.10. Het project maakt 64 grondgebonden woningen (in mede opdrachtgeverschap) en 35 sociale huurappartementen mogelijk en past daarmee in het woonbeleid, de Uitvoeringsagenda Wonen 2019-2024 (zie ook bijlage 1).

Conclusie

De herontwikkeling van het plangebied geeft invulling aan de basisuitgangspunten ten aanzien van wonen.

3.4 Maatschappelijke functies

In het plangebied bevinden zich momenteel geen maatschappelijke functies en deze zijn ook niet voorzien in de nieuwbouw. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen maatschappelijke functies mogelijk.

3.5 Groen en openbare ruimte

Conform het Groen- en waterplan Zaanstad 2017 (zie bijlage 7.1) wordt in de planvorming rekening gehouden met groen en een hoogwaardige openbare ruimte. Zo wordt de westelijke oever van de Watering als onderdeel van de openbare zone hoogwaardig heringericht. De oever krijgt een ecologisch talud waarbij het groen natuurlijk passend zal zijn bij het veenweidelandschap. Het pad langs het water wordt van natuurlijke materialen gemaakt. Centraal in de zone van de openbare oever is een gecombineerde speelvoorziening voorzien voor 0 tot 12-jarigen. Samen met de speelplek ten noorden van de moskee ontstaat zo een afwisselde groene oever.

De zones tussen de blokken krijgen een groene invulling waarin ook voldoende ruimte is voor de opvang van water in de vorm van wadi's.

Een natuurinclusief ontwerp van de gebouwde omgeving zal aansluiten op deze duurzame en klimaatbestendige openbare ruimte.

3.6 Economische functies

In het plangebied bevinden zich momenteel geen economische functies en deze zijn ook niet voorzien in de nieuwbouw. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen nieuwe economische functies mogelijk, behalve dat woningen ook deels mogen worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (net als elders in Zaanstad).

3.7 Verkeer, vervoer en parkeren

3.7.1 Ontsluiting

De ten westen van het plangebied gelegen straat Poelenburg fungeert als wijkontsluitingsweg van Poelenburg en speelt dan ook een belangrijke rol bij de ontsluiting van het plangebied per auto, fiets en openbaar vervoer. Al het autoverkeer van en naar het plangebied zal gebruik maken van deze wijkontsluitingsweg. Parallel aan de wijkontsluitingsweg zal in het plangebied een fietsstraat worden aangelegd die ook als ventweg voor autobestemmingsverkeer zal fungeren. Het autoverkeer kan via een in-en uitrit op deze fietsstraat naar de hoven in de blokken rijden. De in- en uitrit is voorzien bij een nu al aanwezige verbreding van de straat Poelenburg.

Fietsers van en naar het plangebied kunnen van de nieuwe fietsstraat gebruik maken. De fietsroute komt in het zuiden uit bij de rotonde Poelenburg-Weerpad en zal aan de noordzijde worden aangesloten op het fietspad langs/naar de Sultan Ahmetmoskee. Vanaf deze punten zijn diverse vervolgroutes mogelijk, onder meer richting het centrum van Zaandam en Amsterdam-Noord. Bij de rotonde Poelenburg-Weerpad en bij de moskee bevinden zich ook de bushaltes van enkele buslijnen. Deze buslijnen hebben een zeer frequente verbinding (overdag 4x per uur) naar de stations Zaandam, Amsterdam Sloterdijk, Amsterdam CS en/of Amsterdam Noord.

Voetgangers kunnen gebruik maken van de wandelroute langs de Watering en een nieuwe voetpad aan de oostkant van de straat Poelenburg. Dit voetpad leidt o.a. naar de iets verderop gelegen bushaltes. Voor het oversteken van de straat Poelenburg kan gebruik worden gemaakt van de bestaande oversteken, bij de rotondes Poelenburg-Twiskeweg en Poelenburg-Weerpad. Daarnaast worden er ter hoogte van het plangebied één of meerdere nieuwe oversteken aangelegd.

3.7.2 Verkeersaantrekkende werking

Het voorliggende bestemmingsplan maakt woningbouw mogelijk. De verkeersaantrekkende werking van de herontwikkeling wordt daarmee uitsluitend bepaald door het woningbouwprogramma.

De woningbouw heeft betrekking op maximaal 64 grondgebonden woningen en maximaal 35 appartementen. De nieuwe woonbuurt ligt in de woonwijk Poelenburg zodat voor het bepalen van de verkeersgeneratie uit kan worden gegaan van de kengetallen voor 'rest bebouwde kom van zeer sterk stedelijk gebied' zoals bedoeld in het ASVV 2012 (CROW-uitgave):

  • Grondgebonden woningen: 6,7 tot 7,5 motorvoertuigen per etmaal per woning;
  • Appartementen: 5,2 tot 6,0 motorvoertuigen per etmaal per woning.

Toepassing van deze kengetallen leidt tot de volgende verkeersgeneratie:

  • Grondgebonden woningen: 64*(6,7 tot 7,5 motorvoertuigen per etmaal per woning) = 429 tot 480 motorvoertuigen per etmaal;
  • Appartementen: 35*(5,2 tot 6,0 motorvoertuigen per etmaal per woning) = 182 tot 210 motorvoertuigen per etmaal.

Het totaal aantal verkeersbewegingen als gevolg van de nieuwe woningen komt uit op 611 tot 690 motorvoertuigen per etmaal. Deze motorvoertuigen zullen via de parallelle fietsstraat rijden die aan wordt gesloten op de straat Poelenburg. Vervolgens zal een groot deel van het verkeer doorrijden richting het noorden (richting de rotonde Poelenburg-Twiskeweg, eveneens 50 km/u) en een deel van het verkeer zal richting het zuiden rijden (richting de rotonde Poelenburg-Weerpad en verder naar de rotonde Poelenburg-Zuidervaart). Omdat het Weerpad tijdens de spits is afgesloten voor autoverkeer zal de hoeveelheid verkeer via het Weerpad-De Dors relatief beperkt zijn.

De straat Poelenburg heeft volgens verkeersprognoses in 2030 een verkeersintensiteit van circa 9.000 motorvoertuigen per etmaal (bron: ZaanAtlas). De toename van het verkeer op deze wegen met 611 tot 690 motorvoertuigen per etmaal als gevolg van de voorliggende herontwikkeling heeft in beginsel geen nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling. Naast de voorliggende herontwikkeling zal er ook extra verkeer gaan ontstaan vanwege de sloopnieuwbouw aan de Jaspersstraat. Voor deze herontwikkeling wordt rekening gehouden met een verkeerstoename van circa 1.015 motorvoertuigen per etmaal. Een groot deel van de voertuigbewegingen zal via de straat Poelenburg gaan zodat de totale verkeerstoename vanwege beide herontwikkelingen 1.626 tot 1.705 motorvoertuigen per etmaal zal bedragen. Dat is een behoorlijke toename maar de verwachting is dat de verkeersintensiteiten ook na herontwikkeling passend zullen zijn bij een 50 km/u weg as de straat Poelenburg. Wel is specifieke aandacht gewenst voor de verkeersafwikkeling tijdens de spits aangezien circa 10% van de verkeerstoename als gevolg van de herontwikkelingen (163 tot 171 motorvoertuigen per uur) dan plaats zal vinden.

Conclusie

De herontwikkeling leidt tot een verkeerstoename van 611 tot 690 motorvoertuigen per etmaal. Ook als rekening wordt gehouden met de nabijgelegen herontwikkeling aan de Jaspersstraat dan heeft de straat Poelenburg nog voldoende capaciteit om het verkeer op een goede manier af te wikkelen.

3.7.3 Parkeren

Conform de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 dient er bij ruimtelijke ontwikkelingen als Poelenburg Oost rekening te worden gehouden met voldoende ruimte voor autoparkeren en fietsparkeren.

Autoparkeren

Voor het bepalen van de benodigde parkeerruimte voor auto's dient uit te worden gegaan van een voorgeschreven rekenmethode. Aangezien het plangebied momenteel grotendeels braakliggend is hoeft er daarbij geen rekening te worden gehouden met een bestaande parkeerbehoefte.

De parkeervraag in de nieuwe situatie kan worden bepaald aan de hand van autoparkeernormen zoals aangegeven in Bijlage I van de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Omdat het plangebied volgens de referentiesituatie tot de zone 'Sterk stedelijk C' behoort gelden de volgende autoparkeernormen:

  • minimaal 1,7 parkeerplaats per dure woning (GBO > 130 m² eengezinswoning of GBO >110 m² appartement) , waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoek;
  • minimaal 1,6 parkeerplaats per middeldure woning (GBO >95 m² eengezinswoning of GBO >80 m² appartement) , waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoek;
  • minimaal 1,1 parkeerplaats per goedkope woning (GBO >55< >80 m² appartement), waarvan 0,3 parkeerplaats voor bezoek.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt maximaal 99 woningen mogelijk. De exacte verdeling tussen goedkope woningen, middeldure woningen en dure woningen ligt nog niet vast. Op basis van een voorbeeldverkaveling wordt voor dit moment uitgegaan van 36 dure woningen, 28 middeldure woningen en 35 goedkope woningen (appartementengebouw). Een dergelijke verdeling leidt tot de volgende parkeerbehoefte:

  • 61 parkeerplaatsen voor de 36 dure woningen, waarvan circa 11 parkeerplaatsen voor bezoek;
  • 45 parkeerplaatsen voor de 28 dure woningen, waarvan circa 9 parkeerplaatsen voor bezoek;
  • 39 parkeerplaatsen voor de 35 goedkope woningen, waarvan circa 11 parkeerplaatsen voor bezoek.

Op basis van de parkeernormen is voor de op dit moment voorziene verdeling van woningen sprake van een totale parkeerbehoefte van 145 parkeerplaatsen, inclusief parkeerplaatsen voor bezoekers. Hiervan worden er 104 parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein in garages onder de hoven en/of onder het appartementencomplex. De overige benodigde 41 parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de nieuw aan te leggen parkeervakken langs de oostzijde van de straat Poelenburg. Dit gaat niet ten koste van de parkeerplaatsen die langs de Poelenburg zijn voorzien voor het project Jaspersstraat. Omdat het eigen grond is, ligt de nadere inrichting van de parkeerplaatsen bij de gemeente.

Bij de nadere uitwerking van de planvorming kan de verdeling van de woningen nog iets wijzigen waardoor de totale parkeerbehoefte iets hoger of iets lager uitvalt dan 145 parkeerplaatsen. Er is voldoende ruimte om het benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein of in de openbare ruimte te realiseren.

Fietsparkeren

De parkeervraag in de nieuwe situatie kan worden bepaald aan de hand van fietsparkeernormen zoals aangegeven in Bijlage II van de Uitvoeringsnota. Omdat het plangebied tot de zone 'Sterk stedelijk C' behoort geldt de volgende fietsparkeernorm:

  • minimaal 1,0 parkeerplaats per 25 m² woning voor bewoners en 0,5 tot 1,0 parkeerplaats per woning voor bezoek

De woningoppervlaktes zijn momenteel nog niet bekend maar het is al wel zeker dat er sprake zal zijn van maximaal 99 woningen. Indien uit wordt gegaan van een gemiddelde woninggrootte van 75 m² dan zouden er circa 300 fietsparkeerplekken voor bewoners nodig zijn. Voor bezoekers zijn circa 50-100 fietsparkeerplekken nodig.

Het fietsparkeren voor bewoners kan (deels) in een fietsenberging worden opgelost. Het Bouwbesluit 2012 bevat de verplichting om bij nieuw te bouwen woningen een individuele fietsenberging voor bewoners te realiseren, maar biedt ook ruimte voor gelijkwaardige alternatieven (bijvoorbeeld een gemeenschappelijke fietsenstalling bij appartementen). Er is daarmee gewaarborgd dat er voldoende fietsparkeerplaatsen voor bewoners op eigen terrein/kavel zullen worden gerealiseerd. In de openbare ruimte zullen verder fietsparkeerplaatsen voor bezoekers van de woningen worden gerealiseerd. Er is meer dan voldoende ruimte om het benodigde aantal fietsparkeerplekken te realiseren.

Conclusie

De fietsparkeerbehoefte als gevolg van de herontwikkeling bedraagt circa 300 fietsparkeerplaatsen voor bewoners en circa 50-100 fietsparkeerplaatsen voor bezoekers. Deze worden in het plangebied gerealiseerd zodat er wordt voldaan aan de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016.

3.8 Water

3.8.1 Waterhuishouding

Het plangebied maakt, waterhuishoudkundig gezien, onderdeel uit van de Polder Oostzaan. Het waterpeil in de Polder Oostzaan is N.A.P.-1.46 meter. De twee parallelle watergangen De Gouw en de Watering zijn twee oorspronkelijke veenriviertjes die bij het inrichten van Zaandam Oost als woonwijk in de jaren 60, zijn behouden. De Gouw en de Watering zijn via de Zuidervaart, ten zuiden van de wijk Poelenburg, met elkaar verbonden. Via deze en andere watergangen kan het te veel aan regenwater in de polder naar het gemaal De Waker stromen, ten zuidoosten van Poelenburg (aan de Westkolkdijk). De watergangen worden daarvoor op een diepte gehouden van ongeveer 1 meter. Verder zorgt het oppervlakte aan water er voor, dat bij ernstige regenval, het waterpeil niet te veel stijgt. Het watersurplus van de Polder Oostzaan wordt door het gemaal verpompt naar het Noordzeekanaal. In en nabij het plangebied liggen geen dijken.

Een deel van het water van de Watering bevindt zich binnen het plangebied van het bestemmingsplan. Het dempen van oppervlaktewater c.q. het wijzigen van de loop van watergangen is niet toegestaan zonder watervergunning van het hoogheemraadschap. Verder beïnvloedt nieuwe bebouwing en het veranderen van groen in verharding ook de waterhuishouding. Een eventuele toename van verharding moet, in overleg met het hoogheemraadschap, gecompenseerd worden door het graven van extra oppervlaktewater.

Het plangebied is momenteel grotendeels braakliggend maar in het peiljaar 2002 was een deel van het plangebied in gebruik als schooltuinencomplex met bijbehorende bebouwing en verhardingen terwijl in het noorden ook nog een clubgebouw van een drumfanfare met bijbehorende verharding aanwezig was. In 2002 was sprake van de volgende oppervlaktes:

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0014.jpg"

Afbeelding 13: ruimtegebruik plangebied in 2002

Jaartal   2002  
Bebouwing   395 m²  
Overig verharding   5.437 m²  
Totaal verhard oppervlak   5.832 m²  

Tabel 1: verhard oppervlak 2002

Als gevolg van de herontwikkeling zullen de oppervlaktes aan verharding en bebouwing toenemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0015.jpg"

Afbeelding 14: beoogd ruimtegebruik plangebied in 2025

Jaartal   2025   toe-/afname tov 2002  
Bebouwing/uitgeefbaar   8.849 m²   + 8.454 m²  
Overige verharding   5.903 m² (excl. 685 m²)   + 466 m²  
Totaal verhard oppervlak   14.752 m²   + 8.920 m²  

Tabel 2: verhard oppervlak 2025

Vanwege deze toename aan verharding zal er extra water worden gerealiseerd. De regels van het hoogheemraadschap schrijven voor dat 15% van de toename aan verharding moet worden gecompenseerd. Dat komt neer op 1.338 m² extra water. In de planvorming wordt daarom uitgegaan van het realiseren van 2.836 m² extra water. Er kan dus worden geconcludeerd dat er voldoende water wordt gerealiseerd. Er is zelfs sprake van een overschot van 1.498 m². Het nieuwe water zal, net als het bestaande en te behouden water, worden bestemd als 'Water'.

3.8.2 Riolering

In Poelenburg is oorspronkelijk een gemengd rioolstelsel aangelegd. Bij het vervangen van dit rioolstelsel in de afgelopen jaren is ook een regenwaterstelsel gelegd. Daarmee wordt regenwater van verhardingen, en daar waar mogelijk van gebouwen, direct afgevoerd naar het oppervlaktewater. Bij de renovatie van het riool is ook een drainagestelsel gelegd.

Het regenwaterstelsel zal ook worden toegepast bij de herontwikkeling van het plangebied.

Het afvalwater uit het plangebied wordt via rioolgemalen en persleidingen afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Zaandam Oost. Deze zuivering ligt direct ten zuiden van Poelenburg. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier exploiteert deze zuivering.

3.8.3 Grondwater

Bij het bouwrijp maken van Zaandam Oost in de jaren zestig is het voormalige weiland opgespoten met zand. De hoogteligging was voldoende om geen last te hebben van het grondwater. Door zetting van het veen onder de ophooglaag, is het hele gebied gezakt en komen er incidenteel grondwaterklachten voor in Poelenburg. Het huidige maaiveld van het plangebied ligt ongeveer op een peil 0.00 m tot -0,20 m N.A.P. aan de zijde van de straat Poelenburg en circa -1,00 m tot -1,30 m N.A.P. aan de zijde van de Watering.

Zaanstad hanteert een ontwateringsnorm voor nieuwbouw gebieden. Deze is dat er voor 70 cm ontwateringsdiepte zorg gedragen moet worden. Bij verdere technische uitwerking van het bouwrijp zal dat aspect worden mee genomen.In de nieuwe situatie zal het vloerpeil van de woningen 0,20 m N.A.P. worden. Het terrein zal zodoende opgehoogd worden. De halfverdiepte parkeergarages komen in de ophooglaag en zullen zodoende geen negatief effect hebben op de grondwaterhuishouding.

3.8.4 Waterkwaliteit

De huidige waterkwaliteit voldoet aan de norm voor stedelijk water. De voorgenomen herontwikkeling leidt niet tot een verbetering of verslechtering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Bij de verdere uitwerking van het maaiveldontwerp zullen op de kop van de waterlopen regenwateruitlaten worden gesitueerd om de doorstroming van de waterlopen te waarborgen.

Eén van de mogelijke oplossingen om de doorstroming te bevorderen is de aanleg van molens. In de algemene bouwregels is de aanleg van maximaal twee molens ten behoeve van de verbetering van de waterkwaliteit mogelijk gemaakt.

3.8.5 Klimaatstresstest

Voor Poelenburg Oost en het nabijgelegen project Jaspersstraat is door SAWA een klimaatstresstest gedaan (kenmerk P026 – N01032022, d.d. 23 maart 2022, zie bijlage 6). Deze stresstest maakt inzichtelijk op welke manier de beide locaties kwetsbaar zijn voor wateroverlast, hittestress, droogtestress en overstromingsgevolgen en welke gevolgen de voorgenomen ontwikkelingen hebben op die kwetsbaarheid. Ook een maatregeladvies is onderdeel van het rapport. Ten aanzien van Poelenburg Oost is het volgende vermeld:

  • Kwetsbaarheid:
    • 1. Wateroverlast: Voor de ontwikkeling in Poelenburg-Oost zijn geen kwetsbare locaties voor water op straat uit de stresstest gekomen.
    • 2. Hittestress: De maatgevende woningen voldoen niet aan de TOjuli norm van 1,20 (NB: het getal geeft het risico aan op temperatuuroverschrijding en wordt bepaald aan de hand van de koelbehoefte in de maand juli). Zonder aanvullende maatregelen is er risico op oververhitting in de woningen. Voor de binnenhofjes van Poelenburg-Oost is het risico op het ontstaan van een hitte eiland. Op langzaamverkeerroutes wordt de boomkroonbedekking van minimaal 30% niet gehaald, wat met name het bezoek van maatschappelijke functies (buurthuis, seniorenwoningen) kwetsbaar maakt voor hitte.
    • 3. Droogte: De kwetsbaarheid van het groen op de terpen in Poelenburg-Oost, is mede afhankelijk van de beplantingskeuze.
    • 4. Gevolg van overstroming: Met de aangenomen maatgevende waterstand van 0,0 m +NAP bij een overstroming, is het voorgestelde vloerpeil van +0,2 m NAP in Poelenburg-Oost voldoende hoog.
  • Oplossingsrichtingen:
    • 1. Hittestress: Om het risico op oververhitting in woningen te beperken, wordt voorgesteld om bouwkundige zonwering en ventilatie toe te passen. Door dit in de ontwikkelovereenkomst op te nemen, kan het toepassen van actieve koeling worden voorkómen.
    • 2. Droogte: Groen toepassen dat tegen grondwaterfluctuaties en droogte kan, helpt aan vermindering van droogtestress op die binnenplaats en op de binnenhofjes van Poelenburg-Oost. Verder is het plangebied gebaad bij zoveel mogelijk aanvulling van het grondwater vanuit neerslag.
    • 3. Gevolg van overstroming: Om de gevolgen van een overstroming te beperken en vlot weer te kunnen herstellen na een overstroming, helpt het om de vloerpeilen op minimaal +0,2 m NAP te leggen.

In de klimaatstresstest is een aantal aannamen gedaan over de toekomstige inrichting die mede bepalend zijn voor het beperken van de kwetsbaarheid van de plannen:

  • De vloerpeilen in woningen bedragen NAP +0,20 m.
  • De op tekening aangegeven indeling en ruimte voor wadi's in het plan Poelenburg-Oost, waarbij de wadibodem op 0,3 m – NAP ligt en de terpen op 0,1 m + NAP.
  • Het streven is om aan de TO juli eis te voldoen zonder toepassing van actieve koeling, in verband met de daarmee samenhangende extra energievraag.
  • Het overstromingsniveau bedraagt 0,0 m + NAP en op deze locatie is verder geen sprake van golven of opstuwing.

Om tijdig klimaatadaptief te werken in de planvorming, is de klimaatstresstest in de beginfase van de planontwikkeling uitgevoerd. Dat geeft de gemeente Zaanstad handvatten voor gerichte toepassing van de MRA Basisveiligheidsniveaus in deze plannen. Tegelijk moeten er in deze vroege planfase nog veel aannamen worden gedaan over de verdere planuitwerking. De resultaten van deze stresstest mogen dan ook niet worden opgevat als ontwerprichtlijnen of uitgangspunten.

In elke vervolgfase van de projecten Jaspersstraat en Poelenburg-Oost zal de klimaatstresstest geactualiseerd moeten worden met de dan beschikbare gegevens en wijzigingen. Bij de verdere planuitwerking is het aan de ontwerper om aannamen, ontwerpnormen en uitgangspunten te stellen en te toetsen.

Aannames en uitgangspunten die worden gesteld voor de planuitwerking om de kwetsbaarheid voor klimaatverandering te beperken, zullen ook moeten worden vastgelegd in overeenkomsten en het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waardoor gewaarborgd is dat woningen een vloerpeil krijgen van NAP +0,20 m.

3.8.6 Overleg Hoogheemraadschap

Met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft overleg plaatsgevonden over de voorliggende herontwikkeling. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.1.

3.8.7 Conclusie

De wateraspecten zoals hiervoor beschreven leiden niet tot knelpunten voor de vaststelling van het bestemmingsplan Poelenburg Oost - Vrije Watering.

3.9 Technische infrastructuur

3.9.1 Aardgasinfrastructuur

In het plangebied bevindt zich aan de westzijde de planologisch relevante gasleiding W-572-01 (16 inch en 40 bar). In het voorliggende bestemmingsplan is uitgegaan van behoud van de gasleiding. De gasinfrastructuur is daarom conform de bestaande situatie bestemd waarbij rekening is gehouden met de bijbehorende belemmeringstroken en veiligheidsafstanden.

Op basis van het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) geldt voor de leiding W-572-01 een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen de belemmeringenstrook van de leidingen zijn geen nieuwe bouwwerken en kwetsbare bestemmingen toegestaan. De ligging van de leiding met de bijbehorende belemmeringenstrook is op de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0016.jpg"

Afbeelding 15: ligging gasleiding (bron: www.risicokaart.nl)

In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwwerken en (beperkt) kwetsbare bestemmingen toegestaan in de belemmeringenstrook van de gasleiding.

3.9.2 Overige technische infrastructuur

Ten zuiden van het plangebied, achter het gebouw van Centrum Jong, staat een telecominstallatie met zendmast en alarmfunctie. Deze installatie heeft vanwege de onderlinge afstand geen gevolgen voor de woningbouw in het plangebied.

Voor onder- en bovengrondse kabel- en leidingenvoorzieningen stelt de gemeente eisen met betrekking tot ruimtereservering. Deze eisen staan in de “Standaard details“ en de “technische voorwaarden” van de gemeente. Hierin zijn o.a. standaard dwarsprofielen opgenomen voor kabels en leidingen. De bestemmingen Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied en de bouwvlakken zijn zo gesitueerd en gedimensioneerd dat rekening is gehouden met de noodzakelijke ruimtereservering voor kabels en leidingen.

3.10 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een duurzame verstedelijking van Nederland te bewerkstelligen is afstemming van plannen op de regionale vraag en aanbod aan locaties voor wonen, werken en voorzieningen noodzakelijk. Overheden moeten alle nieuwe stedelijke ontwikkelingen motiveren aan de hand van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dit is geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening en de Omgevingsverordening. Artikel 3.1.6. lid 2 van het Bro luidt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

3.10.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling?

Het plan Poelenburg Oost - Vrije Watering telt in totaal 99 woningen. Daarmee is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (NSO) en moet het plan getoetst worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hierna doorlopen we de vereiste stappen.

3.10.2 Ruimtelijk verzorgingsgebied

Het ruimtelijk verzorgingsgebied voor het plan Poelenburg Oost - Vrije Watering zijn de subregio's Zaanstreek-Waterland en Amsterdam. Dit is het gebiedsniveau waarop de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte worden bepaald.

3.10.3 Kwantitatieve behoefte

In het ruimtelijk verzorgingsgebied (Zaanstreek-Waterland & Amsterdam) is sprake van een kwantitatieve additionele behoefte van 53.180 woningen voor de periode 2020-2030. Dit blijkt uit een confrontatie van de provinciale woningbehoefteprognose met het harde planaanbod:

  • De additionele woningvraag in het verzorgingsgebied bedraagt 53.180 woningen.
  • Het harde planaanbod in het verzorgingsgebied bedraagt 50.230 woningen.
  • De resterende behoefte die hieruit voortvloeit is 2.950 woningen.
  • Plan Poelenburg Oost - Vrije Watering telt met 99 woningen minder woningen dan de resterende behoefte, namelijk 2.851 woningen.
  • Kortom, plan Poelenburg Oost - Vrije Watering voorziet in een kwantitatieve behoefte.

3.10.4 Kwalitatieve behoefte

Uitgangspunt in het plan Poelenburg Oost - Vrije Watering, met in totaal 99 woningen, is om zowel (sociale huur) appartementen voor senioren als grondgebonden koopwoningen in mede opdrachtgeverschap aan te bieden. In Poelenburg zijn weinig grondgebonden koopwoningen aanwezig. Het mede opdrachtgeverschap geeft meer zeggenschap in het ontwerp terwijl het de financiële-, plannings- en technische risico's zo laag mogelijk houdt. Kortom: dit maakt het mogelijk om invulling te geven aan het ontwerpen van een droomhuis op maat passend bij het huidig economisch klimaat.

3.11 Afweging naar aanleiding van het milieueffect

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen (Besluit milieueffectrapportage).

Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn vana die datum verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer).

In het kader van de m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling worden de effecten van een bestemmingsplan op het milieu onderzocht. De m.e.r. procedure geeft het bevoegd gezag informatie die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen en behandelt de mogelijke milieuvriendelijkere alternatieven.

In het Besluit milieueffectrapportage 1994 (Besluit m.e.r.) wordt aangegeven voor welke activiteiten een m.e.r.-plicht geldt. Daarnaast bevat het Besluit m.e.r. activiteiten die niet direct m.e.r.-plichtig zijn maar waarvan het bevoegd gezag eerst moet beoordelen of een m.e.r. nodig is, de zogenaamde m.e.r.-beoordelingsplicht. Het bevoegd gezag toetst in dat geval aan de hand van de criteria van bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU of door het bestemmingsplan belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Als belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Ten slotte geeft het Besluit m.e.r. aan in welke gevallen een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling voert het bevoegd gezag een globalere toets uit of zich belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen voordoen. Als belangrijke nadelige milieugevolgen niet kunnen worden uitgesloten, moet alsnog een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

3.11.1 Ontwikkelingen die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt

Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van een braakliggend terrein tot een nieuwe woonbuurt met 99 woningen. De nieuwe woonbuurt zorgt voor een verbinding tussen de bestaande woonwijk Poelenburg en het water van de Watering.

3.11.2 Plicht tot uitvoeren vormvrije m.e.r.-beoordeling

De ontwikkeling die door het nieuwe bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt wordt gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals genoemd wordt in art 11.2 van bijlage D van het besluit Milieueffectrapportage. De ontwikkeling is echter van een veel kleiner schaalniveau dan de drempel vanaf waar een m.e.r.-beoordelingsprocedure zou moeten worden doorlopen.

De drempel wordt overschreden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Zoals gezegd blijft de beoogde herontwikkeling onder de drempel. Dit kan nog anders zijn indien het project samenhangt met andere ontwikkelingen en door cumulatie alsnog de drempelwaarde wordt overschreden, maar die situatie doet zich niet voor aangezien er in een straal van 1 kilometer rondom het plangebied geen ruimtelijk relevante en concrete herontwikkelingen spelen. Dit betekent dat voor het stedelijk ontwikkelingsproject kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

3.11.3 Overwegingen bijzondere omstandigheden

Op grond van bijlage III bij de Europese richtlijn 2011/92/EU zijn de volgende criteria van belang bij de beoordeling van belangrijke nadelige milieugevolgen:

a. De kenmerken van de projecten;
b. De plaats van de projecten;
c. De kenmerken van het potentiële effect, in samenhang met de criteria van de punten a. en b.

Deze omstandigheden worden hierna beoordeeld.

a. De kenmerken van de activiteit/de samenhang met andere activiteiten

De omvang van het project
Stedelijke ontwikkeling.
Door het bestemmingsplan krijgt het plangebied een woonbestemming waardoor er 99 woningen worden gebouwd. De nieuwe woningen sluiten aan op de bestaande woonbebouwing in de wijk Poelenburg en hebben aldaar geen nadelige milieu-effecten.

Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen
Er is voor de toekomstige huishoudens geen sprake van grootschalig gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Er is daarbij geen sprake van een bijzondere omstandigheid die om een m.e.r.-beoordeling vraagt.

De productie van afvalstoffen
De toekomstige huishoudens produceren afval dat met de reguliere afvalinzameling zal worden ingezameld en zal worden verwerkt.

Verontreiniging
De onderhavige stedelijke ontwikkeling veroorzaakt enige toename van het aantal verkeersbewegingen, zie paragraaf 3.7.2. Deze toename leidt echter niet tot een significante toename van het verkeerslawaai of van een verslechtering van de luchtkwaliteit en heeft daardoor geen noemenswaardig negatief effect op de omgeving.

Geluid
De nieuwe huishoudens zullen geen geluidhinder ter plaatse van de reeds bestaande woonbebouwing veroorzaken. De omliggende bedrijven zullen niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering als gevolg van de nieuwe woningen, zoals ook blijkt uit paragraaf 3.20.

Risico's van ongevallen. 

De nieuwe huishoudens vormen geen extern veiligheidsrisico voor de omgeving.

b. De plaats waar de activiteit plaatsvindt

Het plangebied waarbinnen de nieuwe activiteiten zullen plaatsvinden is gelegen aan de rand van een bestaande woonwijk. Het plangebied is in het verleden gebruikt als onder meer schooltuinencomplex. Het plangebied maakt daardoor onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied geldt het bestemmingsplan Poelenburg, welke op 27 juni 2013 is vastgesteld.

Het plangebied is geen onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of een Natura 2000 gebied. Uit het natuuronderzoek, zoals beschreven in paragraaf 3.18, blijkt dat de ontwikkeling geen significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden in de omgeving.

c. De kenmerken van de potentiële effecten

Effecten treden op ten aanzien van afval(water), bodem, geluid, lucht, veiligheid, ecologie en duurzaamheid. Het bereik van deze milieuaspecten (geografisch en naar grootte van de bevolking gemeten) is beperkt. Grensoverschrijdend karakter van het effect is gelet op het voorgaande niet van toepassing, ook niet voor wat betreft stikstofdepositie (zie subparagraaf 3.18.2).

Zoals aangegeven zijn de orde van grootte en complexiteit van het effect beperkt. De effecten zijn niet anders dan in andere procedures voor inrichtingen in deze sector. De maatgevende effecten blijven binnen toetsingskaders die daarvoor landelijk gehanteerd worden.

Ten aanzien van de duur, frequentie en omkeerbaarheid van het effect zijn geen specifieke opmerkingen te plaatsen.

3.11.4 Conclusie

Op grond van het bovenstaande zijn wij van oordeel dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor het milieu (de omgeving) zal hebben. In het kader van de bestemmingsplanprocedure wordt daardoor een m.e.r. niet nodig geacht.

3.12 Duurzaamheid

Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt heviger en frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. De klimaatverandering maakt dat aanpassingen in de leefomgeving nodig zijn om duurzaam en toekomstbestendig te kunnen blijven wonen, werken en recreëren. Zoals in het Groen- en waterplan Zaanstad (2018) staat zijn klimaatadaptieve en compenserende maatregelen (inrichting, gebouwen en beheer) noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering, maar ook voor het comfort in gebouwen en de arbeidsproductiviteit van werknemers.

Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Zaanstad streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.

Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden) en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting (hittestress), het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag maar ook maatregelen ten aanzien van droogte en waterveiligheid.

De kwetsbaarheid varieert binnen het stedelijk gebied, wat betekent dat het vergroten van de klimaat-bestendigheid het meest efficiënt kan gebeuren door relatief kleine en lokale maatregelen. Zo wordt in Poelenburg Oost invulling gegeven aan een toekomst- en klimaatbestendige buurt door de aanleg van een klimaatbestendige openbare ruimte, het beperken van energieverbruik en zoveel mogelijk tegengaan van oververhitting.

De nieuwe bebouwing zal uiteraard voldoen aan alle wettelijke en gemeentelijke vereisten ten aanzien van dit thema, waaronder de sinds januari 2021 geldende Beng [Bijna Energieneutrale Gebouwen]. De Beng is een aanscherping van de EPC. Voortaan vormen naast het energieverbruik, ook de fundamentele energiebehoefte van een gebouw en het aandeel hernieuwbare energie aparte eisen waaraan een plan moet voldoen.

Gasloos bouwen is verplicht.

Een natuurinclusief ontwerp van de gebouwde omgeving zal aansluiten op de duurzame en klimaatbestendige openbare ruimte. Biodiversiteit, natuurinclusief bouwen en circulariteit/circulait bouwen worden nader uitgewerkt in het kader van de in voorbereiding zijnde kavelpaspoorten.

3.13 Veiligheid

3.13.1 Externe veiligheid

Binnen het beleidskader externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico vormt een wettelijke norm voor bestaande en nieuwe situaties. Dit is met een risicocontour ruimtelijk weer te geven. Het groepsrisico is niet in ruimtelijke contouren te vertalen, maar wordt weergegeven in een grafiek. Hierin is weergegeven hoe groot de kans is dat een groep, met een bepaalde grootte, het slachtoffer kan worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Uit raadpleging van de risicokaart blijkt dat er in en nabij het plangebied enkele risicobronnen voorkomen. In het plangebied gaat het om de al in paragraaf 3.9.1 genoemde gasleiding. Ten noordoosten van het plangebied bevinden zich daarnaast twee LPG-tankstations terwijl over de ten oosten van het plangebied gelegen snelweg A8 gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich aan het Weerpad een gasverdeelstation.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0017.jpg"

Afbeelding 16: risicobronnen in en rondom het plangebied, het plangebied is indicatief met een zwarte bolletjeslijn weergegeven, de twee LPG tankstations zijn met een rode driehoek met daarin een L weergegeven terwijl de gasleiding met een rode streepjeslijn is aangeduid en het gasverdeelstation met een rode cirkel (bron: www.risicokaart.nl)

De herontwikkeling van het plangebied vindt plaats binnen het 210 meter brede invloedsgebied van de gasleiding. Er is daarom onderzoek naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico noodzakelijk. Dit onderzoek is uitgevoerd door AVIV (projectnummer 214778, d.d. 14 februari 2022, zie bijlage 7). Doordat de herontwikkeling op meer dan 200 meter van de A8 en de LPG-tankstations is gelegen bevindt de herontwikkeling zich buiten de invloedsgebieden van deze bronnen. Volledigheidshalve is in het onderzoek door AVIV wel gekeken naar het transport van gevaarlijke stoffen over de A8. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • A8: Het plaatsgebonden risico van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A8 vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het groepsrisico is bovendien kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde. Er is daardoor geen verantwoording van het groepsrisico nodig. Wel dient het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. In de toelichting bij het besluit dient in elk geval in te worden gegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.
  • Aardgasleiding: Het plaatsgebonden risico vanwege de aardgasleiding W-572-01 vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Het groepsrisico is in zowel de huidige als de toekomstige situatie hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde. Door de voorgenomen ontwikkeling neemt het groepsrisico toe maar het groepsrisico neemt echter met minder dan 10% toe. Volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Conclusie  

In het bestemmingsplan worden voor de toekomstige situatie geen nieuwe risicobronnen gerealiseerd. Wel leidt vaststelling van het bestemmingsplan tot de mogelijkheid dat nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in het plangebied worden toegevoegd en dat meer mensen in het gebied zullen verblijven. Uit onderzoek blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Thorbeckeweg en de A8 en de buisleidingen geen belemmeringen zijn voor de beoogde herontwikkeling. Wel is vanwege een beperkte toename van het groepsrisico vanwege de aardgasleiding een beperkte verantwoording nodig. Tevens is invulling gegeven aan onderdelen 3 en 4 van de beperkte verantwoording (zie subparagraaf 3.13.2).

De beoogde herontwikkeling is ter advisering voorgelegd aan de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Voor de beoogde herontwikkeling zijn op basis van advies van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland randvoorwaarden van toepassing. Door deze maatregelen mee te nemen binnen de ontwikkeling, wordt voldaan aan een gewenst woon- en leefklimaat met betrekking tot externe veiligheid (zie de verdere uitwerking in subparagraaf 3.13.3).

3.13.2 Beperkte verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging van het plangebied binnen de 100%-letaliteitszone van de aardgasleiding is een beperkte verantwoording nodig. Daarbij dienen de volgende 4 zaken aan de orde te komen:

  • 1. De personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen.
  • 2. De hoogte van het groepsrisico.
  • 3. De bestrijdbaarheid.
  • 4. De zelfredzaamheid.

Ad 1: De personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleidingen

Binnen het invloedsgebied van de buisleiding is sprake van een personendichtheid van 57 personen overdag.

Ad 2: De hoogte van het groepsrisico

Het groepsrisico vanwege buisleiding W-572-01 bedraagt in de huidige situatie 0.124 en zal, als gevolg van de beoogde herontwikkeling, beperkt toenemen tot 0.131.

Ad 3: De bestrijdbaarheid

In subparagraaf 3.13.3 is op basis van het advies van de Veiligheidsregio ingegaan op de bestrijdbaarheid.

Ad 4: De zelfredzaamheid

In subparagraaf 3.13.3 is op mede op basis van het advies van de Veiligheidsregio ingegaan op de zelfredzaamheid.

3.13.3 Fysieke (brand)veiligheid

Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan, in geval van een incident, zo goed mogelijk hulp worden geboden. Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt daarom voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

In het plangebied bevindt zich een hogedruk aardgasleiding met een druk van 40 bar. De kans op een incident met de buisleiding is klein maar de gevolgen kunnen groot zijn. De hulpverlening kan een calamiteit niet voorkomen. Hulpdiensten richten zich voornamelijk op het veiligstellen van het gebied, het bestrijden van het incident en het helpen van slachtoffers.

In het geval de leiding beschadigd raakt kan er een fakkelbrand ontstaan. Bij een fakkelbrand zijn de aanwezige personen in eerste instantie aangewezen op hun zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezige personen in het gebied in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Gezien de kans op een incident hoe klein ook, zijn in het gebied geen functies toegelaten gericht op niet-zelfredzame personen, zoals kinderdagverblijven, ouderenzorg, e.d. In de planregels zijn functies gericht op niet zelfredzame personen uitgesloten. Bewoners van de nieuw te bouwen woningen worden beschouwd als zelfredzame personen.

Afhankelijk van waar de fakkelbrand zich bevindt is schuilen en vluchten het handelingsperspectief:

  • Voor personen buiten:
    - Vluchten uit het zicht van de brand, onder dekking van objecten zoals muren
    - Als er schuilmogelijkheden zijn, is dekking zoeken of een schuilplaats binnen gaan en goede actie.
  • Voor personen binnen:
    - Dichtbij de bron, binnen 70-120 meter, is het beste om gebouwen te verlaten en te vluchten;
    - Op grotere afstand van de bron (verder dan 120 meter) is binnenblijven het beste.

Om snel en veilig te kunnen vluchten zijn uitgangen nodig die van de hogedruk aardgasleiding af zijn gericht. De route langs de Watering naar het zuiden voorziet hierin en dient als vluchtroute (voor langzaam verkeer) bij calamiteiten. De bebouwing langs deze route zorgt voor enige beschutting. Langs deze route liggen momenteel ook diverse (maatschappelijke) voorzieningen. Bewoners kunnen hier naar binnen om te schuilen.

Risicocommunicatie bevordert de zelfredzaamheid. Daarom zal in de verkoopovereenkomsten een veiligheidsparagraaf worden opgenomen. Op deze manier nemen bewoners kennis van de waarschuwingsprocedures, vluchtroutes en acties die zij moeten ondernemen om zichzelf in veiligheid te brengen.

Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid stelt het Bouwbesluit diverse voorwaarden. Zo geldt dat een balansventilatie bij nieuw te bouwen woningen handmatig afschakelbaar moet zijn. De kans dat een uitwendige brand overslaat naar binnen wordt hierdoor kleiner. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning bouwen gesteld worden. Op basis van het huidige plan zijn er voor de bouwwerken op voorhand geen bijzondere beperkingen.

Basisbrandweerzorg: bereikbaarheid

Voor de basis brandweerzorg wordt uitgegaan van de Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid.

Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de woningen/gebouwen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken; doodlopende wegen dienen zoveel mogelijk vermeden te worden.

Voor de opkomsttijd geldt een tijdnorm van 8 minuten voor woningen (Besluit veiligheidsregio's). De brandweer kan in principe voldoen aan de norm voor de opkomsttijd.

Verder is de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de straat/ontsuitingsweg tot deze gebouwtoegangen mag niet meer dan 10 meter bedragen en er moet een opstelplaats voor een brandweervoertuig zijn. De geplande situatie voldoet aan deze voorwaarden wat de bouwwerken betreft. Bij de verdere uitwerking en inrichting van het plangebied treedt de gemeente in overleg met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland om de bereikbaarheid ook in de nadere uitwerking optimaal te houden en de opstelplaats te bepalen.

Bluswatervoorziening

Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer doorgaans gebruik van water. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen, moeten van tevoren maatregelen getroffen worden. In het plangebied is één primaire bluswatervoorziening (brandkraan) aanwezig. Dit aantal zal als gevolg van de ontwikkeling -conform de regels die het Bouwbesluit hieraan stelt- worden uitgebreid. Deze brandkranen zijn ook inzetbaar voor de rest van de wijk. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of de voorzieningen ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Verder zal nabij de Watering een opstelplaats voor een blusauto worden ingericht. Wanneer de primaire bluswatervoorziening uitvalt kan gebruik gemaakt worden van het oppervlakte water dat als secundaire bluswatervoorziening geldt.

Maatregelen: kans op schade beperken

Tijdens de bouw kan er sprake zijn van risicoverhogende handelingen. Zo kunnen werkzaamheden als graven, heien en het rijden met zwaar materieel over de buisleiding een calamiteit veroorzaken. De gemeente maakt daarom een BLVC-plan waarin maatregelen, verantwoordelijkheden en afspraken tijdens de bouwwerkzaamheden geborgd zijn. Dit doet Zaanstad in samenspraak met de leiding eigenaar en beheerder: Gasunie, VRZW en de bouwer. BLVC staat voor bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie. In het plan staat beschreven hoe het risico op een calamiteit wordt beperkt en wie het aanspreekpunt is. Het plan voorziet ook in effectmaatregelen voor de bestaande bouw.

Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan. Bij de uiteindelijke vergunningverlening zal getoetst worden of voldaan wordt aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit. Daaraan voorafgaand treedt de gemeente in overleg met de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland over de verdere uitwerking en dimensionering van de wegen om de bereikbaarheid voor hulpdiensten te borgen.

3.13.4 Conclusie veiligheid

Uit onderzoek blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Thorbeckeweg en de A8 en de buisleidingen geen belemmeringen zijn voor de beoogde herontwikkeling. Wel is vanwege de ligging binnen de 100%-letaliteitszone van de aardgasleiding een beperkte verantwoording nodig. Uit suparagrafen 3.13.2 en 3.13.3 blijkt dat groepsrisico laag is, er voldoende mogelijkheden zijn om een eventuele brand te kunnen bestrijden en maatregelen zullen worden toegepast om de zelfredzaamheid te vergroten. Het wordt daarom verantwoord geacht om de beoogde herontwikkeling te realiseren.

3.14 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder dient de geluidbelasting afkomstig van geluidgezoneerde (spoor)wegen op nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden. Dit geldt als nieuwe geluidsgevoelige functies zich in één of meerdere geluidszones van (spoor)wegen bevinden. In de Wet geluidhinder is bepaald dat akoestisch onderzoek plaats moet vinden als nieuwe geluidgevoelige functies worden geprojecteerd binnen een geluidzone van geluidgezoneerde industrieterreinen.

Uit de toetsing kan blijken dat de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde (48 dB bij wegverkeerslawaai, 53/55 dB voor spoorweglawaai en 50 dB(A) bij industrielawaai). Indien er wel wordt voldaan aan de maximale ontheffingswaarde (63 dB bij stedelijke wegen, 53 dB bij buitenstedelijke wegen, 68 dB bij spoorweglawaai en 55 dB(A) bij industrie) dan kan er een hogere grenswaarde worden aangevraagd. Er dient daarbij wel te worden nagegaan of bron- of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevels te reduceren. Vervolgens dient een afweging plaats te vinden of deze maatregelen reëel zijn en dan wel of de maatregelen voldoende effectief zijn. Ook dient er te worden getoetst aan het Zaans geluidsbeleid.

3.14.1 Wegverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke geluidzones van de snelweg A8 en de stedelijke wegen Poelenburg en Weerpad. Omdat er geluidgevoelige bestemmingen (namelijk woningen) binnen deze wettelijke geluidzones worden gerealiseerd is onderzoek naar geluid noodzakelijk. Dit onderzoek is uitgevoerd door Cauberg-Huygen (referentie 04735-58370-01, d.d. 17 juli 2023, zie bijlage 8). In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn ook de niet-gezoneerde wegen (30 km/u) Dodonaeusstraat, E.Heimansstraat, Clusiusstraat, Jaspersstraat en Lobeliusstraat betrokken in het onderzoek.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer op de rijksweg A8 maximaal 49 dB Lden bedraagt terwijl het wegverkeer op de straat Poelenburg en het Weerpad tot geluidsbelastingen van respectievelijk maximaal 58 en 36 dB Lden leidt. De geluidsbelastingen vanwege het wegverkeer op de A8 en de straat Poelenburg zijn hoger dan de voorkeurgrenswaarde van 48 dB Lden maar niet hoger dan de maximale ontheffingswaarden (53 dB Lden bij de A8 en 63 dB Lden bij de Poelenburg). Dove gevels zijn daardoor niet nodig.
Ten aanzien van de geluidsbelasting vanwege de A8 dient te worden opgemerkt dat in het akoestisch onderzoek twee situaties zijn doorgerekend. Dit vanwege het gegeven dat het bestaande geluidsscherm met een lengte van 450 meter en hoogte van 6 meter langs de A8 niet in het landelijke geluidsregister is opgenomen. Doordat de akoestisch berekeningen volgens het wettelijke reken- en meetvoorschrift dienen te worden uitgevoerd met de gegevens van het landelijke geluidsregister is in het akoestisch onderzoek volledigheidshalve ook een situatie zonder gedeeltelijk geluidscherm doorgerekend. Dat leidt uiteraard tot een (niet-realistische) overschatting van de geluidsbelasting. De in het begin van deze alinea genoemde geluidsbelasting van maximaal 49 dB Lden is inclusief een geluidscherm. Uit navraag van de gemeente bij Rijkswaterstaat is gebleken dat het betreffende scherm niet in het geluidregister is opgenomen omdat deze indertijd is gerealiseerd vanwege de luchtkwaliteit. Het scherm heeft echter ook een afschermende functie voor geluid en er is geen voornemen om het scherm te verwijderen.

Voor het verkeer op de E. Heimansstraat, Clusiusstraat, Jasperstraat en Lobeliusstraat geldt tenslotte een wettelijke rijsnelheid van 30 km/uur. In het kader van de Wet geluidhinder hebben deze wegen geen zone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer van deze wegen. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege deze wegen ten hoogste 38 dB Lden (exclusief aftrek) bedraagt. Hierdoor is geen sprake van een verhoogde geluidbelasting vanwege deze wegen.

3.14.2 Industrielawaai

Het plangebied lag voorheen in de geluidzone 'Westelijk Havengebied industrieterrein Westpoort' te Amsterdam, vastgesteld op 23 juni 1993 bij Koninklijk Besluit. Deze geluidzone is inmiddels aangepast door middel van een op 2 maart 2015 vastgesteld inpassingsplan. Het plangebied is daardoor volledig buiten de geluidzone gelegen. Ook bevindt het plangebied zich buiten de geluidzone 'Industrieterrein Achtersluispolder en Westerspoor Zuid - en omstreken', zoals vastgesteld bij Koninklijk Besluit op 18 januari 1991. Bij de herontwikkeling van het plangebied hoeft zodoende geen rekening te worden gehouden met gezoneerd industrielawaai.

Het geluid vanwege de Sultan Ahmet moskee kan nog wel relevant zijn voor het plangebied. Op deze niet-gezoneerde geluidsbron wordt ingegaan bij milieuzonering (zie paragraaf 3.20).

3.14.3 Geluidsluwe gevels (stille zijdes)

Door de verkaveling zullen alle grondgebonden woningen in de eindsituatie direct een geluidluwe gevel hebben. Voor de grondgebonden woningen zijn dan geen aanvullende voorzieningen nodig teneinde te voldoen aan het gemeentelijk geluidbeleid. Het is dan wel zo dat als eerst de westelijke bebouwingsrand (zijde straat Poelenburg) moet worden gerealiseerd om zo te zorgen voor voldoende afscherming. Omdat de bouwvolgorde van de grondgebonden woningen (nog) niet bepaald is dient er rekening te worden gehouden met de situatie dat de westelijke bebouwingsrand pas later wordt gebouwd waardoor er een tijdelijke situatie ontstaat dat nog niet alle overige grondgebonden woningen over een stille zijde beschikken. Voor de betreffende woningen waar dan nog geen sprake is van een stille zijde zijn aanvullende voorzieningen nodig om een stille zijde alsnog te realiseren. Dit kan worden gedaan door bouwkundige maatregelen.

Voor een groot gedeelte van de appartementen geldt dat deze niet direct een geluidluwe gevel hebben. De geluidbelasting van het wegverkeerslawaai moet - om een geluidluwe gevel te creëren – worden gereduceerd. Hiervoor zijn aanvullende gebouwmaatregelen mogelijk in de vorm van bijvoorbeeld verglaasde buitenruimtes met deels geluidabsorberend materiaal. Uit het onderzoek blijkt dat er verschillende maatregelen mogelijk zijn om een stille zijde te creëren.

3.14.4 Cumulatie

Voor een goede leefomgevingskwaliteit en als eis uit het hogere waardenbeleid van de gemeente Zaanstad moet er tevens een cumulatieberekening gemaakt worden. In deze cumulatie worden de geluidsbelastingen van de verschillende geluidbronnen gecumuleerd tot een toetsbare waarde. Voor de verlening van hogere waarden heeft de gemeente in het beleid vastgelegd dat de gecumuleerde geluidbelasting voor de te verlenen hogere waarden niet hoger mag zijn dan de maximaal toelaatbare geluidbelasting plus 3 dB.

De gecumuleerde geluidbelasting (alle wegen gezamenlijk met luchtvaartlawaai, Lvl,cum) bedraagt ten hoogste 64 dB zonder aftrek. Deze geluidsbelasting is lager dan de toetswaarde van 71 dB en daarmee aanvaardbaar.

3.14.5 Maatregelen om geluid te reduceren

In het kader van het akoestisch onderzoek is nagegaan of bronmaatregelen of andere maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting op de gevels te reduceren. Het nemen van bron- en overdrachtsmaatregelen biedt onvoldoende reductie om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde of dergelijke maatregelen stuitten op landschappelijke, stedenbouwkundige, financiële en/of constructieve bezwaren. Parallel aan de bestemmingsplanprocedure is daarom een procedure voor hogere waarden doorlopen. Omdat het onderhavige bestemmingsplan een eindplan betreft, worden voor de toekomstige woningen hogere waarden van 49 dB (A8) en 58 dB (Poelenburg) aangevraagd. Het aanvragen van hogere waarden vanwege het wegverkeer op deze wegen voldoet aan het gemeentelijk geluidsbeleid doordat alle woningen kunnen en zullen worden voorzien van een geluidluwe zijde.

3.14.6 Conclusie

Het wegverkeer op de A8 en de straat Poelenburg leidt tot een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde. De geluidsbelastingen zijn echter lager dan of gelijk aan de maximale ontheffingswaarden. Omdat maatregelen onvoldoende effectief zijn zal voor de woningen een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Het ontwerpbesluit voor de hogere grenswaarden zal tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat alle woningen in de eindsituatie kunnen worden voorzien van een geluidluwe zijde als bedoeld in het gemeentelijk geluidbeleid. Het realiseren van een geluidluwe zijde is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Er is daarbij wel een uitzondering mogelijk gemaakt vanwege de gefaseerde aanleg van de woonbuurt. Tijdens de gefaseerde aanleg kan een tijdelijke situatie ontstaan waardoor er nog niet aan de eis van een stille zijde kan worden voldaan doordat de westelijke bebouwingsrand nog niet gerealiseerd is en daardoor niet voor voldoende afscherming zorgt. Een deel van de achtergelegen grondgebonden woningen zal daardoor tijdelijk nog geen stille zijde hebben. Omdat het treffen van bouwkundige maatregelen in deze tijdelijke situatie niet in verhouding staat tot de kosten is in het bestemmingsplan een bevoegdheid opgenomen om af te wijken van de voorwaardelijke verplichting, bijvoorbeeld als voldoende aannemelijk is dat het snelheidsregime op de straat Poelenburg (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd of als er voldoende tijdelijke afscherming wordt gerealiseerd.

3.15 Luchtkwaliteit

Op basis van wetgeving die bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In deze paragraaf wordt beschreven of voldaan wordt aan deze voorwaarden.

3.15.1 Luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied

De ontwikkeling van het plangebied bevat de realisatie van minder dan 1.500 woningen. Op basis regeling NIBM is de voorgenomen ontwikkeling aan te merken als een klein project dat niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide langs de A8, de Poelenburg en het Weerpad onder de 35 µg/m² liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt.

3.15.2 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

Het plangebied is niet opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

3.15.3 Besluit gevoelige bestemminge

Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. Het bestemmingsplan maakt geen voorzieningen mogelijk die betrekking hebben op mensen die verhoogd gevoelig zijn voor PM10 en NO2.

3.15.4 Conclusie

Omdat Poelenburg-Oost niet is opgenomen in het NSL, het aan te merken is als een klein project dat niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en omdat de grenswaarden voor luchtkwaliteit binnen het plangebied niet worden overschreden, voldoet het bestemmingsplan aan de Wet milieubeheer en vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied. Het bestemmingsplan voldoet ook aan het Besluit gevoelige bestemmingen.

3.16 Geur

In deze paragraaf wordt het aspect geur van de ontwikkeling getoetst aan het Zaans geurbeleid 2016, dat op 14 juli 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad (www.zaanstad.nl en op de algemene website van de overheid:

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/historie/Zaanstad/411607/411607_1.h tml. Het beleid is niet van toepassing op veehouderijen omdat hiervoor landelijke regels gelden.

Bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan moet beoordeeld worden in hoeverre er, met het oog op mogelijke geurhinder, sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

In deze paragraaf gaan we in op de volgende aspecten:

  • 1. Wat wordt er mogelijk gemaakt? Anders gezegd: zijn er geurgevoelige objecten voorzien? Zijn deze geurgevoelige objecten standaard, minder of minst geurgevoelige objecten?
  • 2. Zijn er bedrijven die geur veroorzaken ter plaatse van de ontwikkeling of het plangebied?
  • 3. Is deze geurbelasting aanvaardbaar?

3.16.1 Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?

In het plangebied zijn nog geen bestaande geurgevoelige objecten aanwezig maar er zijn wel diverse nieuwe geurgevoelige objecten voorzien. Zo zijn er 99 woningen (64 grondgebonden woningen, 35 appartementen) gepland. De woningen worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten. De geurgevoelige objecten worden verspreid over het gehele plangebied gerealiseerd. De standaard geurgevoelige objecten zijn voor dit plangebied maatgevend. In de navolgende geurbeoordeling wordt enkel uitgegaan van de standaard geurgevoelige objecten.

Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.

3.16.2 Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij dit plangebied en is deze geurbelasting aanvaardbaar?

Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften1 , geuronderzoek en eventuele geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied.

De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel en worden, indien ze mogelijk relevant zijn, hierna toegelicht.

Bedrijf   SBI code (2008)   Locatie   Afstand tot locatie   Richtafstand geur (gemengd gebied)   Klachten bekend   Geurrapport aanwezig   Relevantie voor het plangebied  
RWZI   3700A3   Poelenburg 467 Zaandam   500   300   Nee   Ja   Mogelijk  
VHC Jongens   46381 – Groothandel voedings en genotmiddelen   Ambacht 1-3 Oostzaan   460   10   Nee   Nee   Geen  
Homburg   6420 – financiële holding   Ambacht 24 Oostzaan   460   0   Nee   Nee   Geen  
Flens   1621 – plaat en fineerfabriek   Ambacht 22 Oostzaan   420   50   Nee   Nee   Geen  
Jan Keezer   4941 – goedernwegvervoerbedrijf   Ambacht 21 Oostzaan   450   0   Nee   Nee   Geen  
Hoogwout berging   45205 - autobergingsbedrijf   Ambacht 21 Oostzaan   450   0   Nee   Nee   Geen  
Primus Wafer Paper   1072 – banket biscuit en koekfabriek   Ambacht 8 Oostzaan   650   50   Nee   Nee   Geen  
Traffic Service Nederland   4940   Ambacht 24   460   0   Nee   Nee   Geen  
Febo   561   Ambacht 30   600   0   Nee   Nee   Geen  
Subway   561   Ambacht 32   600   0   Nee   Nee   Geen  
Abbring zondesign   4339 – overige afwerking van gebouwen   Ambacht 4   430   0   Nee   Nee   Geen  

Tabel 1: onderzochte geurhinder bedrijven

RWZI

Op 9 november 2017 is een omgevingsvergunning verleend in verband met een wijziging van de inrichting. De geuremissie neemt iets toe ten opzichte van de bestaande vergunning.

De cumulatieve geurbelasting is getoetst aan het aanvaardbaar geurhinderniveau van het provinciaal geurbeleid (0,5 OUE(H)/m3 als 98 percentiel) bij de dichtstbijzijnde geurgevoelige objecten. De dichtstbijzijnde aaneengesloten bebouwing ligt op een afstand van circa 220 meter. De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van 35 meter. Bij de dichtstbijzijnde gevoelige objecten wordt voldaan aan de emissiegrenswaarde van het provinciaal geurbeleid.

Dit bedrijf overschrijdt niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden. Uit de omgevingsvergunning en het bijbehorende onderzoek blijkt dat het bedrijf geen relevante geurhinder veroorzaakt die relevant is voor deze ontwikkeling. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op dit bedrijf is geur daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling.

Overige bedrijven

De bedrijven op het bedrijventerrein in Oostzaan veroorzaken geen relevante geurhinder. Deze bedrijven overschrijden niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden.

Deze bedrijven veroorzaken geen geurhinder die relevant is voor deze ontwikkeling. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op deze bedrijven is geur daarom geen belemmering voor deze ontwikkeling.

Conclusie

In het plangebied zijn de standaard geurgevoelige objecten voorzien. Er is onderzocht of er bedrijven zijn die geurhinder veroorzaken en of deze geurhinder aanvaardbaar is.

Uit het onderzoek blijkt dat er in de nabijheid van de geurgevoelige objecten geen bedrijven zijn die relevante geurhinder veroorzaken. De aanwezige bedrijven overschrijden niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten (klachten of geurrapporten) waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden. Deze bedrijven veroorzaken geen geurhinder die relevant is voor de beoogde herontwikkeling van het plangebied.

Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op dit bedrijf /deze bedrijven is geur daarom geen belemmering voor de beoogde herontwikkeling van het plangebied.

3.17 Bodem

In een bestemmingsplan dat nieuwe functies mogelijk maakt dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

3.17.1 Bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied

In het kader van het voorgaande bestemmingsplan is door Grondslag een verkennend (water)bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (project 27572, d.d. 6 maart 2018, zie bijlage 9). Alhoewel het onderzoek betrekking heeft op een groter plangebied is het onderzoek minder dan 5 jaar oud en daarmee nog steeds actueel. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • In de bovengrond zijn enkel lichte verhogingen gemeten aan zware metalen, PAK, PCB en olie, met uitzondering van eenmalig een matige verhoging aan koper.
  • In de ondergrond zijn plaatselijk (ter plaatse van boring 21) sterke verhogingen aan lood, zink en PAK aangetroffen. Formeel vormen de sterke verhogingen aan zink en PAK in de ondergrond aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. In alle overige monsters van de ondergrond zijn géén sterke verhogingen aangetoond maar slechts matige verhogingen aan metalen en PAK en lichte verontreinigingen aan olie en/of PCB.
  • In het grondwater zijn hooguit lichte verhogingen aan barium en molybdeen aangetoond. De lichte verhoging aan barium is hoogst waarschijnlijk van natuurlijke herkomst.
  • Ten aanzien van asbest geldt dat dit slechts plaatselijk op het middenterrein is aangetroffen waarbij de toetswaarde voor nader onderzoek wordt benaderd, maar niet wordt overschreden. Formeel vormen de onderzoeksresultaten geen aanleiding tot het uitvoeren van nader asbestonderzoek. Indien de locatie van het middenterrein wordt herontwikkeld voor een gevoelige functie (wonen) wordt geadviseerd om wel een nader asbestonderzoek uit te voeren, om uit te sluiten dat er sprake is van een asbestverontreiniging.

Door Grondslag is aanbevolen om de matige en sterke verhogingen nader te onderzoeken om te beoordelen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervoor is door Grondslag een aanvullend (water)bodemonderzoek uitgevoerd (project 27572, d.d. 8 juni 2018, zie bijlage 10). Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat de bodem op twee locaties in het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan matig tot sterk is verontreinigd:

  • 1. Deellocatie MM3. Ter plaatse van de boringen SL07/107/108/111 is de ondergrond matig tot sterk verontreinigd met PAK. De omvang wordt geschat op circa 85 m³ grond > tussenwaarde, waarvan maximaal 15 m³ sterk verontreinigd.
  • 2. Deellocatie MM13 (noordelijk terreindeel). Ter plaatse van de boringen G03A (0,0-0,5 m-mv) en 117 (0,0-0,3 m-mv) is de bovengrond sterk verontreinigd met koper. De omvang wordt geschat op circa 40 m³.

De verontreiniging met koper ter plaatse van deellocatie MM13 betreft een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’. Vanuit een risicobeoordeling is afgeleid dat sanering niet spoedeisend is. Indien de deellocatie wordt herontwikkeld dan kan er aanleiding zijn om de verontreiniging met koper te saneren. In dat geval dient een saneringsprocedure conform de Wet Bodembescherming (regulier of BUS) te worden doorlopen. Voor de rest van het plangebied geldt er in ieder geval geen saneringsplicht. Bij grondwerkzaamheden op het terrein dient er wel rekening mee te worden gehouden dat de bodem plaatselijk matig tot sterk verontreinigd is met metalen.

De verontreiniging met koper zal worden verwijderd. Er is daarvoor een BUS-melding ingediend.

3.17.2 Conclusie

Gelet op de resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken is er slechts sprake van één locatie met een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’ waarvoor geen saneringsnoodzaak geldt. De bodemkwaliteit in het plangebied is daarmee in principe geschikt voor de beoogde functie wonen. Voor de locatie waar sprake is van een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’ is sanering alleen nodig indien er in deze verontreiniging gegraven gaat worden en/of als de locatie een gevoelige functie krijgt (bijvoorbeeld tuin). Als dat het geval is dan dient de grond ter plaatse van de verontreiniging te worden gesaneerd voordat er daadwerkelijk woningen gerealiseerd worden. Dit wordt dan middels de omgevingsvergunning voor de betreffende activiteiten geborgd. In het bestemmingsplan is geen aanvullende regeling opgenomen, omdat dit in het Besluit activiteiten leefomgeving sluitend geregeld is.

3.18 Natuur

Voor de bescherming van natuurgebieden en diersoorten geldt de Wet Natuurbescherming. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening moeten worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten en de gevolgen voor natuurgebieden. Daarnaast geldt ook het gemeentelijk Groen- en waterplan Zaanstad 2017 als beoordelingskader van toelaatbaarheid. (Bijlage 8 Handreiking ontwikkeling in het stedelijk gebied). Het natuurinclusief ontwerp is daarbij een hulpmiddel.

Voor het plangebied is een natuuronderzoek verricht. Daarbij is aan de hand van bureauonderzoek en veldwerk beschouwd in hoeverre het plangebied geschikt is als habitat voor beschermde soorten. Of bepaalde beschermde soorten daadwerkelijk aanwezig zijn zal moeten blijken uit afdoend onderzoek. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is nodig als uit afdoend onderzoek blijkt dat bepaalde beschermde soorten aanwezig zijn en er als gevolg van de beoogde herontwikkeling een overtreding van de Wet natuurbescherming plaatsvindt. Om een dergelijke ontheffing te verkrijgen dient aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan, o.a. het toepassen van compenserende en mitigerende maatregelen. Ook is nagegaan of de herontwikkeling leidt tot significant negatieve effecten in één of meerdere Natura 2000-gebieden in de omgeving.

In de navolgende subparagrafen zijn de belangrijkste conclusies uit de natuuronderzoeken benoemd. Voor een volledig overzicht van de aangetroffen soorten en analyses kunnen de achtergrondrapporten in de bijlagen worden geraadpleegd.

3.18.1 Beschermde soorten in en rondom het plangebied

Quick scan naar mogelijk voorkomende soorten

Voor het plangebied is door adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. een quickscan uitgevoerd om zo inzicht te krijgen in het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Wet natuurbescherming en of de plannen negatieve effecten op dergelijke soorten en/of op beschermde gebieden kunnen veroorzaken (projectcode: RPNA2201, d.d. 23 maart 2022, zie bijlage 11). Uit de quickscan blijkt dat in en in de nabijheid van het plangebied meerdere beschermde soorten te verwachten zijn:

  • Marterachtigen: De dichte struwelen en muizenholen bieden mogelijke verblijfplaatsen voor marterachtigen. Als gevolg van de werkzaamheden, kunnen verblijfplaatsen van marterachtigen verloren gaan en kunnen er marterachtigen worden gedood.
  • Vleermuizen: De boomholtes in het plangebied bieden potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen en het plangebied kan deel uitmaken van foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen. Bij het kappen van de bomen kunnen verblijfplaatsen van vleermuizen verloren gaan en kunnen individuen worden gedood. Er kunnen eveneens foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen verloren gaan.
  • Ringslag: De bladerhopen bieden geschikt voortplantingsbiotoop en winterbiotoop voor de ringslang en er is geschikt habitat aanwezig. Als gevolg van de werkzaamheden kunnen geschikt voortplantings- en winterbiotoop van de ringslang verloren gaan. Individuen van de ringslang kunnen worden gedood.
  • Waterspitsmuis: De oevers bieden geschikt biotoop voor de waterspitsmuis. Deze soort kan mogelijk verblijfplaatsen hebben in de oevers. Als gevolg van de werkzaamheden kunnen potentiële verblijfplaatsen van de waterspitsmuis verloren gaan en kunnen individuen worden gedood.
  • Vogels: Er is mogelijk één potentieel jaarrond beschermd vogelnest aanwezig in een boom in het plangebied. Door de werkzaamheden kan dit nest aangetast of vernield worden. Gedurende het broedseizoen (globaal maart – augustus) kunnen er broedgevallen van algemene broedvogels aanwezig zijn. De nestlocaties kunnen worden aangetast en vernield en individuen kunnen worden verstoord en gedood.
  • Algemene soorten: Er kunnen mogelijk algemene amfibieën, broedvogels en zoogdieren voorkomen.

Overige beschermde soorten worden door het ontbreken vang geschikt habitat niet verwacht voor te komen.

Aanvullend onderzoek marterachtigen, ringslang, vleermuizen, waterspitsmuizen en vogels met jaarrond beschermde nesten

Vanwege de mogelijke verblijfplaatsen in het plangebied is door adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar marterachtigen, ringslang, vleermuizen, de waterspitsmuis en vogels met jaarrond beschermde nesten (projectcode RPVW2202, d.d. 30 december 2022, zie bijlage 12). Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • Binnen het plangebied is één individu van de hermelijn waargenomen. Aan de hand van het aanwezige habitat en de waarneming van het individu van de hermelijn dient er vanuit te worden gegaan dat er tenminste één verblijfplaats van de hermelijn binnen het plangebied aanwezig is.
  • Er zijn geen zomer- of kraamverblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied vastgesteld. Boven de watergang ten oosten van het plangebied is een essentiële vliegroute van de meervleermuis vastgesteld. Tijdens het onderzoek zijn er vijf individuen van de meervleermuis waargenomen. Tijdens tellingen boven dezelfde watergang in 2021 zijn er minimaal 45 individuen vastgesteld gebruik te maken van deze vliegroute. In het plangebied zijn geen paarverblijfplaatsen of baltsterritoria vastgesteld. Buiten het plangebied is wel een baltsterritorium van de gewone dwergvleermuis vastgesteld. Tenslotte zijn er ook geen winterverbljfplaatsen aangetroffen.
  • Binnen het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels uit categorie 1 t/m 4 vastgesteld. Wel is er een nest van de zwarte kraai vastgesteld binnen het plangebied . Door de aanwezigheid van voldoende alternatieve nestlocaties buiten het plangebied is het nest van de zwarte kraai niet jaarrond beschermd.
  • Binnen het plangebied zijn geen individuen van de ringslang en de waterspitsmuis vastgesteld.

Ontheffing en maatregelen

De aangetroffen verblijfplaats van de hermelijn zal tijdens de werkzaamheden worden aangetast en vernield. Daarnaast kunnen individuen worden verstoord en gedood gedurende de geplande ontwikkeling. Hiermee worden de verbodsbepalingen uit artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming overtreden. Het is noodzakelijk een ontheffing van de Wet natuurbescherming aan te vragen voor de verbodsbepalingen uit artikel 3.10. Aan een ontheffing kunnen bepaalde voorwaarden verbonden zijn, zoals het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Deze zullen door een deskundig ecoloog moeten worden uitgewerkt in een activiteitenplan en ecologisch werkprotocol. Ten behoeve van de aanvraag voor de ontheffing is door adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. een activiteitenplan opgesteld. Daarin zijn diverse maatregelen beschreven, zoals:

  • Het ongeschikt maken van het plangebied voor marterachtigen door voorafgaand aan de werkzaamheden het struweel te verwijderen en het vervolgens kort te houden tijdens de werkzaamheden. Deze werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd met een messenmaaier omdat het kap- en snoeimateriaal dient te worden hergebruikt. Ook dient vooraf een controleronde te worden uitgevoerd waarbij wordt gelet op mogelijk in gebruik zijnde verblijfplaatsen van de hermelijn. Het ongeschikt maken dient te gebeuren in één richting naar het te behouden groen. In dit geval betekend dat van noord richting zuid. De werkzaamheden worden uitgevoerd richting de te realiseren takkenril en marterhoop ten zuiden van het plangebied (zie hierna). Het ongeschikt maken dient plaats te vinden in de periode van september tot maart en daarmee buiten de kwetsbare voortplantingsperiode van marterachtigen.
  • Met behulp van het kap- en snoeiafval uit het plangebied wordt er een takkenril gerealiseerd. Deze takkenril kan worden gerealiseerd ten zuiden van het plangebied. Op circa 30 meter van de toekomstige watergang ten zuiden van het plangebied bevindt zich een kleine bosschage. Het voornemen is om de takkenril deels langs de watergang te plaatsen waarbij deze afbuigt naar de bosschage ten zuiden daarvan. Zo wordt er ook een barrière gecreëerd tussen het wandelpad en het potentieel leefgebied voor de hermelijn. De takkenril dient een minimale afmeting te hebben van 1 bij 1 bij 50 meter (HxBxL). De lengte van de takkenril wordt mede bepaald aan de hand van het beschikbare snoeimateriaal dat er na de snoeiwerkzaamheden aanwezig is. Deze takkenril kan tijdens de werkzaamheden fungeren als schuilmogelijkheid voor marterachtigen. De kap- en snoeiwerkzaamheden en de realisatie van de takkenril en marterhoop worden ecologisch begeleid door een deskundig ecoloog. Er wordt daarnaast aanbevolen de takkenril jaarlijks te controleren en waar nodig is op te hogen om zo te voldoen aan de minimale afmetingen.
  • In de toekomstige situatie wordt er in de directe omgeving van het plangebied een marterhoop gerealiseerd. De marterhoop dient een minimale afmeting te hebben van 1 bij 2 bij 3 meter (HxBxL). De fundering van de marterhoop dient te bestaan uit zand, grind of fijn vertakkingsmateriaal, zodat er geen vocht vanuit de bodem in de nestkamer terechtkomt. De kern van de marterhoop bestaat uit een betonnen u-element of een nestkast met daaromheen gestapelde stammen of dikke takken. De ontstane ruimtes tussen het gestapelde hout worden opgevuld met kleinere takken en twijgen. Vervolgens wordt er een isolerende laag aangebracht van bijvoorbeeld gras, hooi of riet. Belangrijk is dat de openingen in de takkenhoop en naar de nestkamer maximaal 8 centimeter groot zijn, zodat grotere roofdieren de nestkamer niet kunnen bereiken. Zorg er voor dat er minimaal twee ingangen zijn naar de nestkamer, zodat er altijd een vluchtmogelijkheid is. De marterhoop dient elke 5 tot 8 jaar te worden aangevuld om te voldoen aan de minimale afmeting. Er dient te worden voldaan aan de voorwaarden uit de handreiking kleine marterachtigen van de Provincie Noord-Holland.

De ontheffing met betrekking tot de hermelijn is in september 2023 aangevraagd. De Omgevingsdienst Noord-Holland Noord heeft namens Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland een ontheffing verleend en deze op 11 januari 2024 verzonden (zie bijlage 13). Deze ontheffing is geldig van 1 januari 2024 tot en met 1 januari 2029.

In de nieuwe situatie mogen de nieuwe woningen en verlichting niet zorgen voor lichtuitstraling op het water. Vleermuizen kunnen door nachtelijke verlichting worden verstoord tijdens het foerageren en passeren. Indien toch nachtelijke verlichting wordt geplaatst nabij de watergang, dient er gebruik te worden gemaakt van vleermuisvriendelijke verlichting met amberkleurig licht en richtarmaturen die niet uitstralen op de watergang. De voorwaarden voor de verlichting zijn opgenomen in het activiteitenplan.

Er dienen maatregelen te worden getroffen om het doden van (algemene) amfibieën, algemene broedvogels, vissen en zoogdieren te voorkomen. Deze maatregelen zullen worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol.

Conclusie beschermde soorten

Uit het natuuronderzoek blijkt dat in en rond het plangebied diverse beschermde soorten zouden kunnen voorkomen. Daarom is aanvullend onderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat het plangebied een verblijfplaats van de hermelijn bevat. Vanwege deze verblijfplaats en de voorgenomen werkzaamheden is een activiteitenplan opgesteld en een ontheffing Wet natuurbescherming aangevraagd. Deze ontheffing is op 11 januari 2024 verleend en is geldig van 1 januari 2024 tot en met 1 januari 2029.

3.18.2 Natuur in en rond het plangebied

Uit de quickscan die door E.C.O. Logisch B.V. is uitgevoerd blijkt dat het plangebied niet is gelegen in een Natura 2000-gebied, het Natuurnetwerk Nederland of een weidevogelleefgebied. Wel bevindt het Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske zich 350 meter ten noordoosten van het plangebied (zie de navolgende afbeelding). Gezien de afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiernaar geen nadere toetsing uitgevoerd te worden, met uitzondering van een toetsing van mogelijke toename van stikstofemissie tijdens de bouwfase en vervolgens ingebruikname van het plangebied. In het Natura 2000-gebied zijn namelijk stikstofgevoelige habitats aanwezig en de bouw en het gebruik van woningen in het plangebied kan leiden tot een toename van stikstof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0479.STED3896BP-0301_0018.jpg"

Afbeelding 17: Natura 2000-gebied ten noordoosten van het plangebied, het plangebied is indicatief met een zwarte ovaal weergegeven (bron: www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/googlemapszoek.aspx)

Bouwfase

Voor de bouwfase is door adviesbureau Anteagroup onderzocht of er sprake is van stikstofdepositie in één of meerdere Natura 2000-gebieden (projectnummer: 0484724.100, d.d. 23 november 2023, zie bijlage 14). Met behulp van het rekenprogramma AERIUS Calculator van het RIVM is de hoogte van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van het project bepaald. Daarbij is uitgegaan van een bouwfase van 1 jaar (worst case benadering). Uit de berekening blijkt dat de emissie tijdens de bouwfase 0,03 mol per hectare per jaar bedraagt.

De Handreiking Voortoets Stikstof is in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid, Directoraat-generaal Stikstof opgesteld en gepubliceerd middels de website van BIJ12. In de Handreiking wordt ingegaan op een tijdelijke bijdrage als gevolg van realisatiewerkzaamheden. De in de Handreiking beschreven beleidslijn wordt ook in Zaanstad gehanteerd. Daarom kan worden gesteld dat de berekende, tijdelijke depositie - op een (naderend) overbelast stikstofgevoelig habitat - ten gevolge van de inzet van materieel ten behoeve van de realisatie fase, 0,03 mol/hectare/jaar bedraagt oftewel een totale stikstofvracht als gevolg van het project kleiner dan 0,1 mol stikstof per hectare gedurende de looptijd van het project.

Door Anteagroup is geadviseerd om middels een voortoets vast te stellen of de onderzochte realisatiefase binnen de reikwijdte van de redeneerlijn/vuistregel uit de Handreiking valt en daarmee wellicht, ondanks een tijdelijke bijdrage aan de stikstofdepositie, significante gevolgen als gevolg van deze werkzaamheden op voorhand kunnen worden uitgesloten. Via de ecologische voortoets (projectnummer: 0484724.100, d.d. 29 juni 2023, zie bijlage 15) is de zekerheid verkregen dat significante effecten bij voorbaat zijn uit te sluiten. Het plan leidt niet tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Ilperveld, Varkensland,Oostzanerveld & Twiske en Wormer- en Jisperveld &Kalverpolder gezien de geringe, tijdelijke bijdrage.

Gebruiksfase

Voor de gebruikfsfase van het plangebied is door adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. onderzocht of er sprake is van stikstofdepositie in één of meerdere Natura 2000-gebieden (kenmerk: ZASS2309, d.d. 1 november 2023, zie bijlage 16). Met behulp van het rekenprogramma AERIUS Calculator van het RIVM is de hoogte van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van het project bepaald. De AERIUS berekening geeft aan dat het project niet resulteert in stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitattype in nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Hierdoor kunnen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie door de geplande ontwikkelingen op nabijgelegen Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.

Conclusie natuur in en rondom het plangebied

Uit onderzoek blijkt dat als gevolg van de bouwfase in het plangebied er bij een worst-case benadering van 1 jaar er sprake is van een emissie van 0,03 mol per hectare per jaar. Er is daarom een ecologische voortoets uitgevoerd waarmee de zekerheid is verkregen dat significante effecten bij voorbaat zijn uit te sluiten. Het plan leidt niet tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden Ilperveld, Varkensland,Oostzanerveld & Twiske en Wormer- en Jisperveld &Kalverpolder gezien de geringe, tijdelijke bijdrage.
Tijdens de gebruiksfase is er geen sprake van stikstofdepositie ter plaatse van de genoemde Natura 2000-gebieden.

3.18.3 Conclusie beschermde soorten en natuur

Uit het natuuronderzoek blijkt dat in en rond het plangebied diverse beschermde soorten kunnen voorkomen. Via aanvullend onderzoek naar verblijfplaatsen in het plangebied is gebleken dat het plangebied een verblijfplaats van de hermelijn bevat. Vanwege deze verblijfplaats en de voorgenomen werkzaamheden is een activiteitenplan opgesteld en een ontheffing Wet natuurbescherming aangevraagd. Deze ontheffing is op 11 januari 2024 verleend en is geldig van 1 januari 2024 tot en met 1 januari 2029.

Het plangebied is gelegen binnen stedelijk gebied en maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied. Gevolgen voor het ten noordoosten van het plangebied gelegen Natura 2000-gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske zijn op voorhand uit te sluiten, behalve voor wat betreft stikstofdepositie. Uit onderzoeken naar stikstofdepositie blijkt dat er tijdens zowel de bouwfase als de gebruiksfase geen nadelige gevolgen optreden bij één of meerdere Natura 2000-gebieden.

3.19 Gezondheid

Voor veel mensen is gezondheid een van de belangrijkste dingen in hun leven. Een goede gezondheid is een belangrijke randvoorwaarde voor een plezierig leven. Wanneer iemand zich gezond voelt is deze persoon gelukkiger, actiever, zelfverzekerder, productiever en beter in staat om te participeren in de maatschappij. Met werk, studie of als vrijwilliger, in de wijk en in de stad, op eigen niveau en naar eigen kunnen.

De ambitie is dat Zaankanters zich in 2040 positief gezond(er) voelen en gezonde keuzes kunnen maken, in een omgeving die uitnodigt tot gezond gedrag. Het streven is dat Zaanstad in 2040 minstens net zo gezond is als het gemiddelde van vergelijkbare grote stedelijke gemeenten (G40-gemeenten). Dit staat centraal in de door de gemeenteraad vastgestelde Zaanse Visie op Gezondheid van juli 2019.

Naast leefstijl en sociale omgeving heeft de fysieke leefomgeving, waaronder het milieu en de openbare ruimte, ook veel invloed op gezondheid. Een gezonde en groene omgeving heeft een beschermende invloed tegen milieufactoren, bijvoorbeeld als het gaat om luchtkwaliteit en fijnstof.

Daarom zet Zaanstad onder meer in op een gezonde fysieke omgeving door:

  • een goede toegang tot voorzieningen (zoals scholen, winkels of een buurthuis) en openbaar vervoer voor iedereen te bieden;
  • Zaankanters uit te nodigen tot een gezonde leefstijl zoals wandelen, fietsen, spelen, ontspannen, eten of elkaar ontmoeten;
  • schoon en veilig te zijn;
  • toegankelijk te zijn voor alle gebruikers zoals ouderen, kinderen en gehandicapten; en
  • het zorgen voor een natuurinclusief ontwerp van bebouwing en openbare ruimte.

3.19.1 Verkeer

Door veilige loop- en fietsroutes aan te leggen wordt dagelijks bewegen gestimuleerd. In het plangebied is daar volop rekening mee gehouden aangezien het voor fietsers en voetgangers aantrekkelijk(er) wordt gemaakt om gebruik te maken van de fiets of te gaan wandelen. De openbare groene oever speelt daar een belangrijke rol in doordat een attractieve en doorgaande wandelroute langs het water ontstaat. Ook komen er speelvoorzieningen zodat kinderen worden gestimuleerd om buiten te spelen.

De fietsroute aan de westkant van het plangebied komt in het zuiden uit bij de rotonde Poelenburg-Weerpad en zal aan de noordzijde aansluiten op het fietspad langs/naar de Sultan Ahmetmoskee. Vanaf deze punten zijn diverse vervolgroutes mogelijk, onder meer richting het centrum van Zaandam en Amsterdam-Noord. Tenslotte komen er voor voetgangers ook oversteekvoorzieningen bij de straat Poelenburg. Het veilig oversteken van de straat Poelenburg is een belangrijke opgave in het ontwerp van de openbare ruimte aangezien deze straat door de slechte oversteekbaarheid nu nog een barrière vormt tussen de bestaande woonwijk en de nieuwe woonbuurt. De oversteekvoorzieningen zullen er voor zorgen dat bewoners van de wijk Poelenburg de nieuwe woonbuurt en de groene openbare oever wandelend kunnen bereiken terwijl de bewoners van de nieuwe woonbuurt te voet naar de voorzieningen in de wijk Poelenburg kunnen gaan.

3.19.2 Geluid

Conform het gemeentelijk geluidsbeleid zullen alle woningen zijn voorzien van een geluidluwe zijde zodat aan deze zijde één of meerdere slaapkamers kunnen worden gesitueerd. Hierdoor ondervinden de toekomstige bewoners tijdens hun nachtrust geen overlast van wegverkeerslawaai. Daarnaast kunnen nog aanvullende maatregelen worden genomen zoals gerichte isolatie, toepassing van mechanische ventilatie etc.

3.19.3 Luchtkwaliteit

Luchtverontreiniging van het wegverkeer is schadelijk voor de gezondheid. Niet iedereen heeft evenveel last van luchtverontreiniging. Dat komt omdat mensen verschillend reageren op luchtverontreiniging. Sommige mensen zijn er gevoeliger voor en krijgen sneller gezondheidsklachten. Vooral oudere mensen, kinderen en mensen met een hart- of longaandoening zijn extra gevoelig voor vervuilende stoffen in de lucht.

De in de wet vastgestelde grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide geven niet de grens aan tussen ongezond en veilig. De afstand tot de weg is daarvoor een betere maat. Kinderen die dichtbij een snelweg wonen of naar school gaan hebben gemiddeld meer chronische luchtwegklachten en een lagere longfunctie dan kinderen die op grotere afstand van een snelweg wonen. Deze gezondheidsrisico's zijn groter zijn naarmate de afstand tot de weg kleiner is.

De toekomstige woningen in het plangebied bevinden zich op een afstand van minimaal 315 meter van de A8. Een dergelijke afstand wordt voldoende geacht om gezondheidsrisico's vanwege de A8 te voorkomen. In het plangebied zijn bovendien geen specifieke voorzieningen voor kwetsbare groepen (ouderen en kinderen) mogelijk.
De Poeleburg is een redelijk drukke binnenstedelijke weg. Bij drukke binnenstedelijke wegen is de luchtverontreiniging vaak net zo hoog als vlakbij de snelweg. Ook langs die wegen is het daarom nodig om kwetsbare groepen als kinderen te beschermen. De woningen in het plangebied komen op enige afstand van de straat Poeleburg en in het plangebied zijn zoals gezegd geen specifieke voorzieningen voor kwetsbare groepen (ouderen en kinderen) toegestaan.

3.19.4 Geurhinder

Woningen worden als geurgevoelige objecten beschouwd. Zoals ook blijkt uit paragraaf 3.16 is de verwachting dat de omringende bedrijven geen geurhinder veroorzaken. Bij het ontwerp van de woningen kunnen wel maatregelen worden overwogen ter verdere verbetering van binnenklimaat, zoals gerichte isolatie en toepassing van mechanische ventilatie.

3.19.5 Duurzaamheid

Bij de herontwikkeling wordt volop rekening gehouden met duurzaamheid en klimaatadaptatie. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 3.12. Het toepassen van duurzame maatregelen hebben indirect ook invloed op de gezondheid van bewoners.

3.20 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • 1. woonfuncties nabij bestaande en opvolgende bedrijvigheid zijn alleen mogelijk als ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • 2. bestaande bedrijven worden niet onevenredig geschaad in hun bedrijfsvoering.


Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is eerst een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden uit de VNG-brochure gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

3.20.1 Bedrijven en milieuzonering in en rond het plangebied

Het plangebied is gelegen tussen de wijkontsluitingweg Poelenburg en de snelweg A8 en zal worden ingericht met woningen. Direct ten zuiden van het plangebied zijn enkele buurtvoorzieningen aanwezig. In de woonwijk Poelenburg zijn voornamelijk woningen aanwezig maar ook enkele buurtgerelateerde voorzieningen. Gelet op deze omgevingskarakteristieken kan het plangebied als 'gemengd gebied' worden aangemerkt.

Aan de hand van de richtafstanden uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, onderzoek en eventuele klachten is bepaald welke bestaande bedrijven hinder zouden kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied (of waar de bedrijfsvoering van de bedrijven kan worden beperkt als gevolg van woningen). De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel en worden hierna toegelicht.

  Bedrijf   SBI code (2008)   Locatie   Afstand tot gevoelige functies   Richtafstand (gemengd gebied)   Klachten bekend   Rapport of gegevens aanwezig   Relevant voor de ontwikkeling plangebied  
1   Gasverdeelstation   35.D4   Weerpad 1a-b   100   30 (geluid)   Nee   Ja   Nee  
2   Wijkcentrum "De Poelenburcht"   94991   Geuzenpad   100   10 (geluid)   Nee   Nee   Nee  
3   Moskee Sultan Ahmet   9491   Poelenburg 156   25   10 (geluid)   Ja   Nee (geen akoestisch onderzoek)   Ja  

Tabel 2: onderzochte hinder bedrijven

In het navolgende zal nader in worden gegaan op de bedrijven die relevant zijn voor het plangebied.

Moskee Sultan Ahmet

De moskee (Poelenburg 156) heeft elke vrijdagmiddag een versterkte oproep tot het gebed. Aangezien het vrijdagmiddaggebed druk wordt bezocht is er tijdens deze momenten meer overlast voor omwonenden dan de rest van de week (geluid en parkeren). Doordat deze overlast echter overdag plaatsvindt (begin middag) en slechts éénmaal per week is de verwachting dat dit niet tot relevante overlast zal leiden bij de toekomstige woningen in het plangebied. Bovendien staan de luidsprekers van de versterkte oproep van het gebed van het plangebied af. Ook op islamitische feestdagen zijn er veel bezoekers maar er vindt dan geen versterkte oproep plaats. Er is dan alleen sprake van mogelijke overlast voor de omgeving vanwege een intensief gebruik van het parkeerterrein maar omdat het parkeerterrein zich grotendeels aan de andere kant van het moskeegebouw bevindt is deze overlast ter plaatse van het plangebied beperkt. Er zijn tenslotte ook geen recente klachten bekend met betrekking tot overlast vanwege de moskee. De laatste klachten dateren uit 2013 en hadden betrekking op de overlast die een bewoner had ondervonden tijdens een versterkte oproep tijdens de ramadan en een festiviteit. Deze versterkte oproepen vinden inmiddels niet meer plaats. Gelet op het incidentele gebruik van de luidsprekers voor het oproep van het gebed (alleen vrijdagmiddag), het feit dat de luidsprekers van het plangebied af zijn gericht en er geen recente klachten bekend zijn, is de verwachting dat de toekomstige woningen in het plangebied geen relevante overlast zullen ondervinden van de moskee. Ook de begrafenisgebeden die in de open lucht plaatsvinden zullen geen relevante overlast opleveren aangezien deze gebeden niet met versterkt geluid plaatsvinden. Een begrafenisgebed duurt bovendien doorgaans maar enkele minuten.

Telecominstallatie met zendmast en alarmfunctie

Ten zuiden van het plangebied is een antennemast aanwezig. Uit de gegevens van het antenneregister blijkt dat de maximaal toegestane veldsterkte ter plaatse van de woonbestemmingen niet wordt overschreden. De woonbestemmingen liggen op een veilige afstand.

3.21 Luchthavenindelingbesluit

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

Per 4 november 2015 en 1 januari 2018 zijn wijzigingen van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden. Doel van deze wijzigingen is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes als bedoeld kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven.

De beperkingen in het LIB betreffen:

  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  • de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer;
  • de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
  • een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.

Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen. In dat gebied geldt er een beperking voor de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting. Het plangebied valt niet binnen het gebied waar woningen of andere aangewezen functies vanwege vliegverkeer zijn uitgesloten. Ook is het plangebied gelegen buiten de 20 Ke-contour en buiten de zone met betrekking tot vogelaantrekkende functies. Het plangebied is wel gelegen binnen de zone waar beperkingen gelden voor de bouwhoogte.

3.21.1 Bouwhoogte

De maximale toetshoogte voor het plangebied bedraagt 146 meter ten opzichte van NAP. De maximale bouwhoogte (vanwege de radar) bedraagt 82-83 meter ten opzichte van NAP. De bouwhoogte van de bebouwing in dit bestemmingsplan is veel lager, er kan worden voldaan aan het LIB op dit punt. Het LIB is daarmee geen belemmering voor de beoogde herontwikkeling van het plangebied.

3.22 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

3.22.1 Beoordeling

In het onderhavig plan is de gemeente eigenaar van de grond op de locatie van de geprojecteerde woningen. De kosten voor de gemeente zijn zodoende gedekt via de verkoop van de gronden aan de toekomstige bewoners. De kosten van de grondexploitatie zijn derhalve anderszins verzekerd en er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De op het vorige plan gebaseerde gemeentelijke grondexploitatie is herzien.

3.22.2 Planschade

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de herontwikkeling tot een nieuwe woonbuurt mogelijk. In het kader van de grondexploitatie is onderzoek naar eventuele planschade gedaan. Daaruit blijkt dat er als gevolg van de beoogde herontwikkeling geen planschade wordt verwacht.

Hoofdstuk 4 Verantwoording

4.1 Wat houdt het plan in?

4.1.1 Goede ruimtelijke ordening

Bij een bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging gemaakt over de manier waarop functies ten opzichte van elkaar worden gesitueerd, mede in relatie tot de wenselijkheid van de ruimtelijke ontwikkelingen die in het plan mogelijk worden gemaakt. Belangrijk onderdeel hierbij is de situering van milieubelastende en milieugevoelige functies ten opzichte van elkaar.

Voor dit bestemmingsplan zijn met name geluid en externe veiligheid belangrijke milieuaspecten. Uit de onderbouwing en nadere afweging in relatie tot de onderstaande gebiedskwaliteit, zal in het plangebied sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat, alle belangen afwegend, de geluidhinder en de externe veiligheid als aanvaardbaar wordt beschouwd. De overige milieuaspecten kunnen evenmin worden aangemerkt als een belemmerende factor.

4.1.2 Gebiedskwaliteit

De wens is om van de wijk Poelenburg een inclusieve, diverse en kansrijke wijk te maken. De diverse doelstellingen die binnen het fysieke en het sociaal-maatschappelijke domein zijn geformuleerd, zijn voor Poelenburg in één gezamenlijke missie (of hoofddoel) samen te vatten: "Poelenburg wordt een normale Zaanse wijk, open, divers en kansrijk. Een wijk met een eigen identiteit waar het fijn wonen en verblijven is.”. Diversiteit in de bevolkingsopbouw is een belangrijke randvoorwaarde om de ambitie voor Poelenburg te kunnen verwezenlijken. Het herontwikkelen van een nieuwe woonbuurt ter plaatse van het nu nog grotendeels braakliggende terrein ten oosten van de wijk Poelenburg biedt de mogelijkheid om verder invulling te geven aan de gezamenlijke missie voor Poelenburg. De ontwikkeling ter plaatse van het plangebied is in omvang weliswaar niet zo groot, maar in vele opzichten een belangrijke schakel in de ruimtelijke verbindingen van de Zaanse leefomgeving.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de eind jaren '50, begin jaren '60 van de vorige eeuw gerealiseerde woonwijk Poelenburg. De wijk heeft een slecht imago vanwege de grootstedelijke problematiek die ook in veel andere vergelijkbare wijken in Nederland speelt. Het gaat daarbij onder meer om een te hoge concentratie (en instroom) van mensen met een sociaal-economisch zwakkere positie. Poelenburg heeft in de bestaande situatie echter ook veel goeds te bieden:

  • Er is een heldere opzet met een combinatie van eengezinswoningen met portiekflats en torens terwijl er in de wijk ook zorgvuldig ontworpen groen is dat ieder seizoen anders bloeit.
  • Het imago van Poelenburg is de laatste jaren langzaam aan het verbeteren door diverse fysieke ingrepen en verbeteringen.
  • Poelenburg is strategisch gelegen vanwege de ligging nabij de uitvalswegen richting het dorp Oostzaan, het recreatiegebied Twiske en Amsterdam Noord. De afstand tot het centrum van Zaandam is relatief kort.
  • In de omgeving van Poelenburg vinden en gaan de komende jaren de nodigde transformaties en veranderingen plaatsvinden. De transformatie van het op het op circa 20 minuten fietsen gelegen NDSM-terrein (Amsterdam-Noord) naar een gemengd woonwerkgebied is al enige tijd gaande maar ook de ten zuiden van Poelenburg gelegen Achtersluispolder wordt de komende jaren ontwikkeld tot een gemengd woonwerkgebied aan het IJ. Verder is de ambitie om de wijkontsluitingsweg Poelenburg aan te sluiten op de Thorbeckeweg (N516) en door te trekken naar de Achtersluispolder. Hierdoor zal de bereikbaarheid van Poelenburg worden verbeterd en kan de buurt op termijn beter profiteren van de stedelijke dynamiek in de directe omgeving.

Deze bestaande kwaliteiten van Poelenburg vormen samen met de potentiële mogelijkheden ter plaatse van het plangebied belangrijke bouwstenen voor de beoogde herontwikkeling tot woonbuurt. Bij de ontwikkeling tot woonbuurt zijn in dit geval met name geluid en externe veiligheid belangrijke milieuaspecten waar rekening mee dient te worden gehouden.

Bij de ontwikkeling tot nieuwe woonbuurt is als volgt rekening gehouden met de bestaande kwaliteiten, de potentiële mogelijkheden en de relevante milieuaspecten:

  • Vanuit zowel het plangebied als de wijk ontstaat zicht op het aangrenzende veenweidelandschap.
  • Het water van de Watering zal op een aantal plekken in de wijk worden gebracht.
  • De Watering zal toegankelijk worden gemaakt door middel van een openbare oever die aansluit op routes de wijk in.
  • Er wordt voorzien in grondgebonden woningen en appartementen, aanvullend op bestaand aanbod in de wijk.
  • Er wordt ingespeeld op de vraag naar meer vrijheid binnen een woningontwerp door middel van mede opdrachtgeverschap.
  • De woningen zullen worden voorzien van een geluidluwe zijde.
  • De woningen worden niet gerealiseerd in de directe nabijheid van de gasleiding. Bovendien is er voorzien in een vluchtroute langs de Watering (van de bron af) en in een calamiteitenontsluiting.
  • In het plangebied wordt invulling gegeven aan een toekomst- en klimaatbestendige buurt door de aanleg van een klimaatbestendige openbare ruimte, het beperken van energieverbruik en zoveel mogelijk tegengaan van oververhitting (zie ook paragraaf 3.12).

In de omgeving van de nieuwe woonbuurt bevinden zich momenteel diverse voorzieningen. Zo is er op de hoek van de straat Poelenburg en de Lobeliusstraat een kleine levensmiddelenwinkel gevestigd terwijl iets verderop in de Lobeliusstraat een voorzieningenstrip aanwezig is. Deze voorzieningenstrip bevindt zich op circa 300 meter loopafstand van het (zuidelijk deel van het) plangebied en bevat een supermarkt, overige detailhandel, horeca en dienstverlening. Iets noordelijker, tussen de Dodonaeusstraat en de E. Heimansstraat, bevindt zich nog een voorzieningenstrip. Deze strip biedt plek aan supermarkten en dienstverlening en is op een afstand van circa 190 meter afstand van het (noordelijk deel van het) plangebied gelegen. Ten westen van Poelenburg bevinden zich verder drie basisscholen (circa 10 tot 15 minuten loopafstand vanaf het plangebied) terwijl ten noorden van de rotonde Poelenburg-Twiskeweg ook nog een basisschool aanwezig is (circa 5 tot 10 minuten loopafstand vanaf het plangebied). De Sultan Ahmedmoskee is tenslotte direct ten noorden van het plangebied gelegen.

De ten westen van het plangebied gelegen straat Poelenburg is de wijkontsluitingsweg van Poelenburg. De straat is onder meer verbonden met de doorgaande wegen Twiskeweg en De Watering. Aan de straat Poelenburg bevinden zich ter hoogte van het plangebied twee bushaltes met zeer frequente verbindingen (overdag 4x per uur) naar de stations Zaandam, Amsterdam Sloterdijk, Amsterdam CS en Amsterdam Noord. Het plangebied is daardoor goed ontsloten via het openbaar vervoer. Ook per fiets is het plangebied goed bereikbaar, onder meer via de doorgaande fietsverbinding langs de straat Poelenburg. Deze doorgaande fietsverbinding heeft een directe aansluiting op de fietsroutes naar het centrum van Zaandam en naar Oostzaan en Amsterdam-Noord.

Gelet op de strategische ligging, de bereikbaarheid per auto, fiets en openbaar vervoer en de kwalitatieve toevoegingen aan de wijk Poelenburg (gedifferentieerd woningaanbod, voorzieningen voor de wijk, het toegankelijk maken van de oever voor de wijk en het zicht vanuit de wijk op het landschap) wordt het aanvaardbaar geacht om de beoogde herontwikkeling tot woonbuurt planologisch mogelijk te maken.

4.1.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het realiseren van de nieuwe woonbuurt, inclusief het creëren van een openbare oever, een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling is. Het bestemmingsplan voorziet in een duidelijke woningbouwbehoefte, in een wijk waar reeds woningen zijn gesitueerd. De herontwikkeling van het grotendeels braakliggende terrein verbetert de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse aanzienlijk, met positieve effecten voor Poelenburg.
De herontwikkeling leidt tot een goed woon- en leefmilieu. Hierin wegen onder meer mee: de kwaliteiten van het gebied, de situering in gemengd gebied (met reeds bestaande woningen), goede bereikbaarheid van dagelijkse voorzieningen en voor auto, fiets en OV. Bovendien vormen de functies binnen het bestemmingsplan ruimtelijk een samenhangend geheel en zijn de functies een positieve aanvulling op de bestaande bebouwing en woningen op deze specifieke plek en in de omgeving. Tenslotte vormen de ontwikkelingen geen belemmering voor de bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving.
Gelet op het voorgaande maakt het bestemmingsplan zowel nieuwe ontwikkelingen als bestaande functies mogelijk, die in het kader van de algehele belangenafweging wenselijk zijn en waarbij sprake is van goede ruimtelijke ordening.

 

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Overleg met overheden, diensten en belanghebbenden

Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.

In 2019 heeft er al een ontwerpbestemmingsplan voor Poelenburg Oost ter visie gelegen. Tegen het ontwerp is een aantal zienswijzen ingediend, waaronder één gezamenlijke zienswijze door woningcorporaties. Daarnaast kwam de zogenaamde PAS-uitspraak van de Raad van State met betrekking tot de landelijke aanpak van stikstofdepositie. Deze uitspraak en de ingediende zienswijzen hebben geleid tot de conclusie om het toenmalige ontwerpbestemmingsplan niet te laten vaststellen. In overleg met de woningcorporaties is vervolgens het toenmalige plan herijkt.

In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.

5.1.1 Wettelijke overlegpartners

Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen over het toen nog af te ronden ontwerpbestemmingsplan is de gemeente Zaanstad gesprekken gestart. Deze gesprekken met wettelijke overlegpartners zijn gestart in februari 2022, mede in het kader van art 3.1.1. Bro.

De gemeente Zaanstad heeft een schriftelijk verzoek gedaan in het kader van artikel 3.1.1. Bro, om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan. Dit schriftelijke verzoek is op 15 februari 2022 verstuurd en bevatte het verzoek voor het geven van advies over het vooroontwerpbestemmingsplan. In totaal zijn er vanuit acht instanties schriftelijk of per mail adviezen ingediend. De adviezen van deze instanties zijn betrokken in de afwegingen in de Reactienota (zie bijlage 18).

5.1.2 Belanghebbenden

In de gebruikelijke procedure van een bestemmingsplan wordt aan belanghebbenden gevraagd om mee te denken over de mogelijke invulling van het terrein en daarmee de vormgeving van het bestemmingsplan. Voor het gebied zijn omwonenden en gebruikers betrokken geweest bij verschillende stappen die genomen zijn vóór het maken van het bestemmingsplan. Met geïnteresseerden voor de (zelfbouw)kavels en omwonenden is gesproken over de gewijzigde stedenbouwkundige opzet van het plan. Daarnaast is gesproken met de naastgelegen kanovereniging en de moskee. Deze gesprekken zullen uiteraard worden gecontinueerd bij de verdere uitwerking van de plannen om een goede verbinding te kunnen waarborgen.

5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen. Op 19 oktober 2022 is de terinzagelegging van de stukken gepubliceerd in de digitale Staatscourant en op de website van de gemeente Zaanstad, alsmede in het Stadsblad (gemeentelijke mededelingen).

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 20 oktober 2022 gedurende zes weken voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op 1 november is er een informatiebijeenkomst gehouden in Wijkcentrum De Poelenburcht waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord.

In de periode van terinzagelegging zijn bij de gemeente Zaanstad geen zienswijzen ingediend.

5.3 Ambtshalve wijzigingen

Tevens is een aantal ambtshalve wijzigingen in de stukken doorgevoerd. Deze zijn verwoord in de nota van zienswijzen (na de beantwoording van de zienswijzen). Een nadere uitleg hiervan is terug te vinden in de besluitstukken rondom de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Toelichting op bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden. Het digitale bestemmingsplan 'Poelenburg Oost - Vrije Watering' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3896BP0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd 0479.STED3896BP0301).

Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.

Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.

Regels

De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die van belang zijn voor een juiste interpretatie van begrippen en bepalingen die in de overige regels zijn opgenomen;
  • 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk is in de regels per bestemming opgenomen welk gebruik is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn;
  • 3. Algemene regels 
    In dit hoofdstuk zijn de algemene regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen en andere onderdelen van het bestemmingsplan. Het gaat onder ander om algemene gebruiks(on)mogelijkheden en afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden;
  • 4. Overgangs- en slotregels 
    In het laatste hoofdstuk staat, naast enkele algemene slotbepalingen, opgenomen welk overgangsrecht geldt ten aanzien van het bestaand gebruik en bebouwing.

Toelichting

In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.

6.2 Begrippen en Wijze van meten

Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.

Wijze van meten
Voor enkele situaties is in het bestemmingsplan voorgeschreven hoe gemeten dient te worden. Een deel van deze meetbepalingen is conform de landelijke standaard.

6.3 Bestemmingen

Functieomschrijving (lid x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt') .

Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.

De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in lid 11.2. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op lid 11.2.

Voorrangsregeling  gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.

In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Algemene bouwregels en Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.

6.4 Groen

Bestemming Groen (artikel 3 )

Functieomschrijving (artikel 3.1 )

Hoofdgebruik

De bestemming Groen heeft betrekking op de grotere groenvoorzieningen op de westelijke oever van de Watering en tussen de blokken. Naast groenvoorzieningen zijn ook fiets- en voetpaden toegestaan terwijl laad- en losvoorzieningen, manoeuvreerruimtes en parkeervoorzieningen zijn uitgesloten.

Bouwregels algemeen (artikel 3.2 )

De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 3.2.2 )

De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen. De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan reeds is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen.

Kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 3.2.3 t/m 3.2.5 )

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Deze regeling heeft dus geen betrekking op het realiseren van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken ten behoeve van de woningen.

6.5 Verkeer

Bestemming Verkeer (artikel 4 )

Functieomschrijving (artikel 4.1 )

Hoofdgebruik

Binnen deze bestemming zijn verkeersgebieden met de bijbehorende functies het toegestane hoofdgebruik. De bestemming is toegepast bij de straat Poelenburg, inclusief de groenstrook ten westen daarvan. De definitie van verkeersgebied is breed opgezet, zodat alle voorzieningen die nodig zijn voor een verkeersgebied mogelijk zijn binnen deze bestemming.

Bouwregels algemeen (artikel 4.2 )

De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 4.2.2 )

De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen. De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan reeds is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 4.2.3 t/m 4.2.5 )

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor erfafscheidingen, kunstobjecten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Deze regeling heeft dus geen betrekking op het realiseren van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken ten behoeve van de woningen.

6.6 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5 )

Functieomschrijving (artikel 5.1 )

Hoofdgebruik

Binnen deze bestemming zijn verblijfsgebieden met de bijbehorende functies het toegestane hoofdgebruik. De bestemming is toegepast bij het openbare gebied tussen de westgevel van de blokken en de straat Poelenburg. De definitie van verblijfsgebied is breed opgezet, zodat alle voorzieningen die nodig zijn voor een verblijfsgebied mogelijk zijn binnen deze bestemming.

Bouwregels algemeen (artikel 5.2 )

De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 5.2.2 )

De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen. De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan reeds is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 5.2.3 t/m 5.2.5 )

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, speelvoorzieningen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Deze regeling heeft dus geen betrekking op het realiseren van erfafscheidingen van de aangrenzende woningen of andere bouwwerken ten behoeve van de woningen.

6.7 Water

Bestemming Water ( 6 )

Functieomschrijving (artikel 6.1 )

Hoofdgebruik

De bestemming heeft betrekking op de waterlopen (met uitzondering van de wadi's). Naast water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn onder meer ook kaden, oeverstroken en sluizen toegestaan.

Bouwregels algemeen (artikel 6.2 )

De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.

Gebouwen (artikel 6.2.2 )

Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

Overige bouwwerken geen gebouwen zijde (artikelen 6.2.3 t/m 6.2.6 )

In het artikel is een regeling opgenomen met maximum bouwhoogtes voor kunstobjecten, scheepvaartverkeerstekens en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde. De bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming. Steigers zijn niet toegestaan, tenzij toepassing wordt gegeven aan een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid (zie artikel 6.3).

Afwijken van de bouwregels (artikel 6.3)

Steigers zijn alleen onder voorwaarden toegestaan. Zo dient onder meer de waterbreedte van het water waarin de steiger is voorzien minimaal 8 meter breed te zijn. Ook is de steiger alleen voor openbaar gebruik toegestaan.

6.8 Woongebied

Bestemming Woongebied ( 7 )

Functieomschrijving (lid 7.1 )
De bestemming Woongebied omvat alle functies die normaal in een woonbuurt verwacht kunnen worden. Wegen, groenvoorzieningen, erven, tuinen, woningen, etc. zijn allemaal mogelijk binnen deze bestemming, zonder dat precies is ingetekend op welke plekken deze voorzieningen zich nu bevinden. Dit biedt enige flexibiliteit zodat de inrichting van een woonbuurt kan veranderen, zonder dat daarvoor een planwijziging nodig is. De hoofdfunctie van het gebied blijft wonen, dat is een onderdeel van de bestemming die niet flexibel is.

De flexibiliteit van de bestemming uit zich bijvoorbeeld op de verbeelding. Parkeerterreinen zijn niet ingetekend, maar kunnen overal binnen de bestemming Woongebied gelegen zijn. Dit voorkomt dat bij een iets andere indeling er strijdigheid ontstaat met het bestemmingsplan.

Nieuwbouw
De in dit bestemmingsplan toegepaste bestemming Woongebied is een variatie op de reguliere bestemming Woongebied. Waar de reguliere variant wordt toegepast voor bestaande woonwijken, wordt de in het plangebied toegepaste variant gebruikt voor nieuwe ontwikkelingen. Dit leidt tot de volgende verschillen in de regels:

  • De bepalingen voor de herbouw van bestaande hoofdgebouwen zijn vervangen door een bepaling die de bouw van hoofdgebouwen toestaat binnen bouwvlakken. De bouwvlakken in dit plan zijn afgestemd op de beoogde ontwikkeling.
  • De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de ontwikkeling zijn onderaan de bouwregels vertaald naar specifieke bouwregels. Niet alle bestemmingen Woongebied bevatten deze specifieke bepalingen, omdat het niet altijd wenselijk is om alle stedenbouwkundige uitgangspunten te vertalen tot planregel. Soms kunnen de stedenbouwkundige uitgangspunten reeds op een andere manier geborgd zijn.

De overige bepalingen van deze bestemming zijn gelijk gebleven met de reguliere variant van de bestemming Woongebied zoals deze wordt toegepast voor bestaande woonwijken, zodat het woongebied ook na realisatie van de nieuwbouw is voorzien van een passende regeling.

Hoofdfunctie
Binnen de bestemming Woongebied is, zoals de naam doet vermoeden, wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.

Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden. Ter verduidelijking zijn een aantal verblijfsvormen getoetst aan deze aspecten.

  • Tijdelijk verblijf (Short Stay)
    Tijdelijk verblijf, ook wel short stay genoemd, is een bijzondere vorm van logies. Het verblijf duurt langer dan een gebruikelijk hotelverblijf (tijdelijk verblijf hoeft niet persé in een hotel plaats te vinden), maar niet dermate lang dat er sprake is van een duurzaam verblijf. Omdat er geen sprake is van duurzaam verblijf, past deze verblijfsvorm niet binnen het hoofdgebruik wonen.
    In het bestemmingsplan is tijdelijk verblijf gedefinieerd als bewoning voor een periode van 7 nachten tot 6 maanden. Tijdelijk verblijf (en verblijf korter dan 7 nachten) valt niet binnen het hoofdgebruik.
  • Kamerverhuur
    Bij kamerverhuur is er geen sprake van één gezamenlijk huishouden. Bij kamerverhuur bestaat er geen onderlinge verbondenheid; normaliter bestaat er geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. De kosten van het huishouden worden hoofdzakelijk individueel aan de verhuurder betaald, wellicht met uitzondering van schoonmaakartikelen en andere kleine uitgaven. Van een gezamenlijk huishouden is daarom geen sprake, wat maakt dat deze verblijfsvorm niet past binnen het hoofdgebruik wonen.
    Of binnen een woongebied een uitzondering wordt gemaakt om alsnog kamerverhuur toe te staan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De toename van de parkeerdruk en (geluid)overlast als gevolg van kamerverhuur maken dat deze verblijfsvorm niet rechtstreeks binnen alle woongebieden toegestaan kan worden. Indien kamerverhuur binnen een bepaald gebied wel aanvaardbaar wordt geacht ten aanzien van het woon- en leefklimaat, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.
  • Studentenhuisvesting
    Studentenhuisvesting past niet binnen het hoofdgebruik wonen. Veelal wordt studentenhuisvesting geregeld via kamerverhuur, waarover bovenstaand reeds is aangegeven waarom het niet geacht wordt te passen binnen het hoofdgebruik wonen.

    Ten aanzien van studentenhuisvesting weegt het tevens mee dat de Raad van State heeft bepaald dat 'alleenstaande studenten niet de intentie hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Zij hebben slechts de wens om gedurende de studietijd over huisvesting te beschikken en hebben normaliter geen band die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat. Gelet hierop kan deze vorm van samenwonen, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, niet op één lijn worden gesteld met bewoning van het pand door een gezin. […] Het betoog van [appellant sub 2] dat geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van het pand door een groep studenten en bewoning door een gezin, wordt evenmin gevolgd. De ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden groepen bewoners. (ECLI:NL:RVS:2012:BV3229 r.o. 2.5.1.)'

    Gelet op het bovenstaande is het niet wenselijk om studentenhuisvesting als hoofdregel toe te staan binnen alle woongebieden. Als studentenhuisvesting, al dan niet in combinatie met algemene kamerverhuur, aanvaardbaar wordt geacht in een woongebied, dan wordt voor dat gebied in de regels een uitzondering opgenomen.

  • Met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband
    De definitie van één huishouden is niet beperkt tot een gezinsverband. Er zijn ook woonvormen denkbaar waarbij sprake is van een 'met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband'. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer meerdere vrienden als huisgenoten gezamenlijk een huis huren/kopen (en niet individuele kamers huren van een verhuurder) of wanneer twee alleenstaande moeders besluiten om een gezamenlijk huishouden in te richten om elkaar te ondersteunen. Er wordt dan een gezamenlijke huishoudpot bijhouden voor de gedeelde (woon)kosten. Zij hebben dan ook een verbondenheid die verder gaat dan enkel het gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte.
  • Zorgwonen
    Of de functie zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen past, is afhankelijk van de benodigde zorg en mate van zelfstandigheid van de bewoner. Indien de bewoning nagenoeg zelfstandig plaatsvindt en de zorg voornamelijk gericht is op de dagelijkse bezigheden van de bewoners, past het zorgwonen binnen het hoofdgebruik wonen. Zorgcomplexen en zorgwoningen waarin andere of meer zorg wordt verleend, vallen binnen het hoofdgebruik maatschappelijk.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het mogelijk is om in de regels uitzonderingen op te nemen over bovenstaande verblijfsvormen. Indien deze uitzonderingen niet zijn opgenomen, dan is het bovenstaande van toepassing.

Bed & breakfast (lid 7.4.3)
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.

Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.

Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (lid 7.4.4 )
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang, als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.

Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.

Gastouderopvang aan huis (lid 7.4.5 )
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. gastouderopvang is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko).

Gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van 1.8. Binnen deze bestemming is gastouderopvang rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.

Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang, maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.

Gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.

Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

Verschil hoofdgebouw en gebouw (lid 7.2.2 en 10.3 )
Een hoofdgebouw wordt in de begripsbepalingen uitgelegd als:
"Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is."
Hoofdgebouwen betreffen binnen deze bestemming woningen. Wonen is immers de hoofdfunctie van dit gebied.

Naast de functie wonen zijn er nog enkele ondergeschikte functies toegestaan. Voor een aantal van deze functies is het wenselijk gebouwen toe te staan. Denk bijvoorbeeld aan een trafohuisje ten behoeve van de nutsvoorzieningen of een openbare wc in een verblijfsgebied. Lid 10.3 biedt de mogelijkheid voor het bouwen van deze gebouwen. De maximale grootte en oppervlakte is klein gehouden zodat deze gebouwen ook qua bouwvolume ondergeschikt blijven aan de woningen in het gebied.

Specifieke bouwwerken (lid 7.2.5  t/m 7.2.13 )
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid 7.2.1 t/m 7.2.16. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling. Deze regels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad.

6.9 Leiding - Gas

Dubbelbestemming Leiding - Gas ( 8 )
Hogedrukgasleidingen, die vaak onderdeel zijn van het nationale netwerk, krijgen de dubbelbestemming Leiding - Gas. Deze dubbelbestemming werkt aanvullend op de overige bestemmingen die gelden voor deze locatie. De regels van een dubbelbestemming krijgen voorrang op de regels van een reguliere bestemming. Bouwwerken en gebruik van gronden en panden moet voldoen aan zowel de regels in de dubbelbestemming(en) als de reguliere bestemming(en).

De bepalingen van de dubbelbestemming zijn afgestemd op het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dit besluit is bepaald dat gemeenten regels in bestemmingsplannen moeten opnemen over hogedrukgasleidingen.

Aanduiding 'leiding gas', bouwregels en aanlegvergunning (lid 8.2 en lid 8.6 )
In artikel 14 lid 1 van het Bevb is bepaald dat gemeenten een zone van 5 meter rond een gasleiding vrij moeten houden als 'belemmeringenstrook'. De belemmeringenstrook is in dit plan op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'leiding - gas'. Binnen deze strook moet de toegang vrij worden gehouden voor eventueel onderhoud aan de leiding. Daarom is het niet toegestaan bouwwerken te bouwen binnen deze zone. Daarnaast is het onwenselijk dat werkzaamheden in de grond plaatsvinden die de leiding kunnen raken of beïnvloeden. Daarom is het verboden een bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Dit wordt ook wel een aanlegvergunning genoemd.
Het is mogelijk om een bouwwerken, werken of werkzaamheden alsnog toe te staan wanneer deze de veiligheid en instandhouding van de leiding niet in gevaar brengen. De regels hiervoor zijn opgenomen in lid 8.5 en lid 8.6.3.

Verbod en verantwoording van (beperkt) kwetsbare objecten (lid 8.4 en lid 8.5 )
In artikel 11 en 12 van het Bevb is bepaald dat gemeenten in het bestemmingsplan moeten regelen dat er geen beperkt kwetsbaar objecten en kwetsbaar objecten worden toegestaan binnen het invloedsgebied van een leiding. Dit verbod is in lid 8.4 opgenomen en omvat de gehele dubbelbestemming, inclusief de aanduiding 'leiding gas'.
Lid 8.5 biedt de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning alsnog beperkt kwetsbaar object en/of kwetsbaar objecten toe te staan. In het Bevb is geregeld dat in die gevallen het plaatsgebonden risico en groepsrisico verantwoord moet worden. Daarbij geldt de beperking dat kwetsbare objecten niet mogelijk zijn binnen de 10-6 zone van het plaatsgebonden risico. De brandweer moet gevraagd worden om advies uit te brengen op bepaalde delen van de motivering van het groepsrisico. In artikel 12 van het Bevb is opgenomen aan welke eisen de onderbouwing van het groepsrisico moet voldoen. In de regels wordt hiernaar verwezen.

6.10 Anti-dubbeltelregel

Algemene regel - Anti-dubbeltelregel (lid 9 )
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In Artikel 9 is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.

6.11 Algemene bouwregels

Algemene bouwregel - Parkeren (lid 10.1 )
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.

De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).

Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen (lid 10.3)

Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.

Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).


6.12 Algemene gebruiksregels

Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik (lid 11.1 )
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.

Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.

Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik (lid 11.2 )
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.

  • Indien de woonbestemming 3 woningen omvat, dan kunnen hier een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, maar nooit zoveel dat het niet meer mogelijk is de woningen te realiseren. De woningen zijn het hoofdgebruik en moeten dat ook blijven.
  • Indien de woonbestemming een heel woongebied omvat, dan kunnen hier ook grotere parkeerpleinen gerealiseerd worden. Gerelateerd aan een schaal van een woongebied zijn parkeerpleinen immers ondergeschikt.

6.13 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingen (lid 12.1 )
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.

Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.

Afwijking verbod op woningsplitsing (lid 12.3 )
De algemene verbodsbepalingen van het bestemmingsplan bevatten een verbod op woningsplitsing. Met deze afwijkingsmogelijkheid kan woningsplitsing alsnog worden toegestaan, maar alleen voor woningen die van een grotere omvang zijn en wanneer de woningen die overblijven een minimaal aantal m2 aan woonruimte overhouden.

6.14 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (artikel 13 )
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.

Slotregel (artikel 14 )
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.