Plan: | Sportzaal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0450.BPSportzaal-VS01 |
Op 30 januari 2020 heeft de gemeenteraad van Uitgeest de Gebiedsvisie Centrumplan + 4 schoollocaties Uitgeest-Noord vastgesteld. In deze visie zijn 8 ontwikkellocaties benoemd, die de komende jaren zullen worden herontwikkeld. Dit betreft de ontwikkeling van woningen, maar ook van sportvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen. In samenhang met de ontwikkellocaties zal ook de ontsluiting van het centrum verbeterd worden.
Rondom de Castricummerweg liggen drie ontwikkellocaties. Dit zijn de Bibliotheeklocatie, de Meetlocatie en het IJsbaanterrein. Bovendien zullen de kruisingen van de Geesterweg met de Castricummerweg en de Populierenlaan aangepast worden. Op dit moment is dit een vrij stenig gebied. De ambitie is om hier een nieuwe hoogwaardige entree tot het centrum te realiseren. De groene corridor die vanuit het buitengebied langs de Geesterweg loopt, zal daarbij het centrum in getrokken zal worden en aansluiten op het groene cluster rond de kerk.
Deze ontwikkelingen passen niet in het bestemmingsplan Wonen Noord en Centrum. Voor de Bibliotheeklocatie is inmiddels een bestemmingsplan vastgesteld. De andere drie ontwikkelingen zijn nog strijd met het geldende bestemmingsplan. Hiervoor zullen separate bestemmingsplannen vastgesteld worden.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de verplaatsing van de sportzaal naar het ijsbaanterrein. Dit bestemmingsplan maakt die ontwikkeling planologisch mogelijk.
Het plangebied betreft het zuidelijke deel van het ijsbaanterrein. De zuidzijde van dit gebied grenst aan de Castricummerweg. Aan de oostzijde bevindt zich de jeu de boulesclub en aan de westzijde grenst het gebied aan de Geesterweg. Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.
Figuur 1.1: Ligging plangebied
Het geldende bestemmingsplan betreft 'Wonen Noord en Centrum', vastgesteld op 28 juni 2012. Zie figuur 1.2 voor een uitsnede van het bestemmingsplan.
Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' (bron: ruimtelijke plannen.nl)
Binnen het plangebied geldt de bestemmingen 'Groen' met de aanduiding 'ijsbaan'. In het plangebied is tevens de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 3' van toepassing.
De beoogde ontwikkeling is niet mogelijk binnen de huidige bestemming. Het gebruik en de bouw van een sportzaal is niet toegestaan.
Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 2 de visie op het plangebied beschreven en wordt de gewenste ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
De omgeving van Uitgeest maakt deel uit van het Nationaal Landschap 'Laag Holland'. Kenmerkend voor dit landschap zijn de droogmakerijen met hun verkaveling langs meetkundige lijnen, de zogenaamde slagenverkaveling. De kern Uitgeest is opgebouwd uit een lange lijnstructuur, waarbij de hoofdlinten lopen van noord naar zuid. Deze worden doorkruist door dwarsverbindingen.
Het plangebied bevindt zich langs de Geesterweg wat de belangrijkste gebiedsontsluitingsweg van Uitgeest is die van noord naar zuid loopt.
Het gehele terrein is circa 200 meter lang. Het plangebied betreft het zuidelijke deel hiervan, in de hoek van de Geesterweg en de Castricummerweg.
Figuur 2.1: Plangebied gezien vanaf de kruising Geesterweg/Castricummerweg (bron: Google maps streetview september 2016)
De huidige sportzaal bevindt zich aan de overzijde van het plangebied op de Meetlocatie. Deze sportzaal is sterk verouderd en moet worden vervangen. Niet alle onderdelen van de zaal kunnen meer gebruikt worden in verband met de ouderdom en de veiligheid.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de Gebiedsvisie centrumgebied (figuur 2.2). Middels deze visie wordt het karakter van Uitgeest versterkt door de uit te gaan van een dorps karakter. Er is gebruik gemaakt van een kleine korrelgrootte, verspringende rooilijnen en verschillende gebouwen en bouwhoogtes. De gebiedsvisie bouwt verder op de horizontale dwarsverbinding die kenmerkend is voor Uitgeest. Op de Bibliotheeklocatie (nr. 2 op de kaart) en het tegenovergelegen De Meetlocatie (nr. 1 op de kaart) komt ruimte voor woningen. Het nabijgelegen Ijsbaanterrein wordt ontwikkeld tot multifunctioneel dorpspark met multifunctionele sport- en recreatiemogelijkheden. Hier komt ook een nieuwe sporthal.
Figuur 2.2: Gebiedsvisie centrumgebied: locaties en deelgebieden (bron: Gemeente Uitgeest)
Om de deelontwikkelingen een ruimtelijk kader te geven, is een landschappelijk ontwerp opgesteld. De visie van dit ontwerp is het creëren van een groen pak door Uitgeest door ontwikkeling. Dat betekent dat de groene corridor langs de Geesterweg, nu vooral gebruikt als berm, opgewaardeerd wordt. Ter plaatse van de Castricummerweg wordt dit park het centrum in getrokken tot aan de kerk. De toegang tot het centrum wordt omgeleid via de Prinses Irenelaan en de Dokter Brugmanstraat. In en aan deze groene structuur komen de verschillende ontwikkelingen: de Bibliotheeklocatie, de Meetlocatie en de nieuwe sporthal. Door het nieuwe park komen verbindende wandelpaden.
De Geesterweg krijgt de uitstraling van een parkway, waarbij de stenige kruispunten worden omgebouwd tot groene rotonde.
De ontwikkeling betreft de verplaatsing van de sportzaal op de Meetlocatie naar het zuidelijk deel van het ijsbaanterrein. Uitgangspunt bij de indeling van het ontwerp is dat op het overige deel van het terrein voldoende ruimte overblijft voor de realisatie van een ijsbaan. Daarnaast heeft de sportzaal een afmeting van circa 23 meter bij 30 meter. De sportzaal staat iets verdraaid ten opzichte van de bebouwing aan de Castricummerweg; dit heeft te maken met de wens om het groen van het entreegebied c.q. het centrum binnen te halen en met de binding met het lineaire dorpspark evenwijdig aan de Geesterweg. De nieuwe locatie ligt iets meer richting de ijsbaan. Voor de herontwikkeling van de ijsbaan wordt uitgegaan van een onverharde baan van circa 250 meter.
Ook rest er meer ruimte aan de zijde van de Geesterweg. De sportzaal staat op drie meter uit de bestaande boomsingel aan de zijde van de Jeu de Boules. In deze ruimte kan een wandelpad als extra verbinding met het dorpspark aangelegd. Het pad kan tevens dienst doen voor bevoorrading sportzaal. In een nadere uitwerking kunnen de fietsenstalling, parkeren, container opstelplaats e.d. ingepast worden. De bomen aan de Castricummerweg blijven gespaard en komen niet onder druk te staan door de bouw van de sportzaal.
De parkeerplaatsen zijn verdeeld in een deel aan de Castricummerweg en een deel aan de zijde van de Geesterweg. Hierdoor krijgt de rotonde voldoende ruimte voor een groen ontwerp.
Figuur 2.4: Impressie beoogde indeling sportlocatie
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Barro
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.
Toetsing
De verplaatsing van de sportzaal is een ontwikkeling op relatief kleine schaal waardoor dit geen raakvlakken het met het Rijksbeleid.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 500 m2 niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.
Toetsing
De ontwikkeling betreft de verplaatsing van een bestaande sportzaal. Hiermee wordt geen ontwikkeling groter dan 500 m2 mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Ladder van duurzame verstedelijking kan daarom achterwege blijven. Desalniettemin is er door de basisscholen en de verenigingen in Uitgeest een behoefte aan een moderne en multifunctionele sportzaal.
Omgevingsvisie NH2050
vastgesteld op 19 november 2018
Middels de Omgevingsvisie NH2050 geeft de provincie Noord-Holland richting aan de toekomst van de leefomgeving in de provincie. Hierin wordt de balans gezocht tussen economische groen en leefbaarheid. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:
Toetsing
De aanpassingen aan de Geesterweg sluit aan bij de ontwikkeling van het centrumgebied. Door middel van de beoogde aanpassingen blijft het centrumgebied goed en veilig toegankelijk. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan het ontwikkelprincipe van sterke kernen, sterke regio's.
Omgevingsverordening NH2020
vastgesteld op 22 oktober 2020, inwerkingtreding op 17 november 2020
De Omgevingsverordening is de vertaling van de Omgevingsvisie in regels. Hierin zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water.
In de Omgevingsverordening is beschreven dat in elk ruimtelijke plan rekening moet worden gehouden met klimaatadaptatie op de volgende vlakken:
Hierbij moet omschreven worden welke maatregelen en voorzieningen worden getroffen om deze risico’s te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Toetsing
In het ontwerp worden klimaatadaptieve maatregelen opgenomen.
Omgevingsvisie Uitgeest 2030
vastgesteld op 27 juni 2019
In de Omgevingsvisie Uitgeest 2030, met als motto 'Mooi, gezond, duurzaam', worden de ambities en de koers van Uitgeest voor 2030 (en daarna) beschreven. Hierin wordt ingespeeld op maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Op basis hiervan zijn vier kernopgave geformuleerd:
De Omgevingsvisie omschrijft dat de woningbouw lange tijd gericht is op het bieden van woningen voor nieuwe inwoners met de ontwikkeling van De Koog, De Kleis en Waldijk. De gemeente Uitgeest wil daarom een nieuwe fase in, waarin aandacht wordt besteed aan kleinere huishoudens, zoals starters of ouderen. Op deze manier kan een mix van inwoners gestimuleerd worden.
Toetsing
De verplaatsing van de sportzaal draagt bij aan de ontwikkeling van het centrumgebied van Uitgeest.
De ontwikkeling draagt hiermee bij aan de kernopgave 3 uit de Omgevingsvisie.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Aan de hand van de kencijfers van het CROW dient inzichtelijk te worden gemaakt wat de te verwachten verkeersgeneratie is als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Daarnaast wordt op basis van de nota 'Parkeernormen gemeente Uitgeest (augustus 2013)' de parkeerbehoefte bepaald. Uitgeest heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Op basis van de gemeentelijke parkeernota valt het plangebied binnen 'rest bebouwde kom'.
Onderzoek
Ontsluiting
Het plangebied ligt aan de noordzijde van het centrum van Uitgeest. Het gebied wordt ontsloten op de Castricummerweg. De Castricummerweg vanaf de Geesterweg en de Prinses Irenelaan worden heringericht. Alle omliggende wegen zijn een erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximum toegestane snelheid van 30 km/h.
Openbaar vervoer
Het plangebied is goed te bereiken met het openbaar vervoer. Op 150 m afstand ligt de bushalte Melis Stokelaan. Vanaf deze bushalte rijden bussen tussen station Uitgeest en station Alkmaar.
Langzaam verkeer
Op de omliggende erftoegangswegen rond het plangebied deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. De omliggende wegen van het plangebied zijn daarnaast voorzien van trottoirs voor voetgangers
Parkeren
Ter plaatse wordt een sportzaal gebouwd. Voor een sportzaal geldt binnen 'rest bebouwde kom' een parkeernorm van 2,5 per 100 m2 bvo.
De benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd.
In de regels (5.2 Parkeren) is juridisch geborgd dat dient te worden voldaan aan de parkeernormen.
Verkeersgeneratie
De beoogde ontwikkeling betreft de verplaatsing van de sportzaal aan de overzijde van de locatie. De sportzaal zal dezelfde mate verkeersgeneratie hebben wat op dezelfde weg wordt ontsloten. Dit vormt dus geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer als het fietsverkeer. In de parkeerbehoefte wordt voorzien binnen het plangebied. De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling zal niet leiden tot structurele knelpunten in de verkeersafwikkeling. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling van de sporthal is een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in Onderdeel D11.2 van de bijlage uit het Besluit m.e.r. De drempelwaarden (oppervlakte van meer dan 100 ha, een aaneengesloten gebied en meer dan 2.000 woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 200.000 m2) worden hierbij niet overschreden. Dit betekent dat volstaan wordt met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen als bijlage 1.
Toetsingskader
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2022 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
Onderzoek
In 2022 is een bureauonderzoek archeologie uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 7.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied waarschijnlijk is gelegen op of ten westen van de lage flank van de strandwal die onder de historische dorpskern van Uitgeest ligt. Ten westen van de strandwal bevinden zich afzettingen van het Oer-IJ. De watergang die ten westen van het plangebied
ligt, is mogelijk een restant hiervan. Waarschijnlijk zijn in het plangebied, net als in de oostelijke helft van De Koog, afzettingen van het Oer-IJ aanwezig met een lage archeologische verwachting. Het kan echter niet worden uitgesloten dat er ook afzettingen met een hoge(re) verwachting voorkomen. Zo zou langs de watergang aan de westzijde van het plangebied een verhoging (kwelderrug) kunnen zijn ontstaan. Hierop kunnen dan archeologische resten voorkomen vanaf de Ijzertijd. De kans op resten
uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd wordt klein geacht vanwege het ontbreken van aanwijzingen
voor bebouwing op het historisch kaartmateriaal. Het is onbekend in hoeverre de ondergrond verstoord is geraakt door tuinbouw, kabels en leidingen en de huidige bebouwing. Het terrein van de ijsbaan is met ongeveer 0,6 m afgegraven.
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied waarschijnlijk een lage archeologische
verwachting heeft, maar dat niet kan worden uitgesloten dat er zones aanwezig zijn met een hoge(re)
verwachting.
Op basis van het bureauonderzoek is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 5. Onder andere het gebied van de sportzaal is met boringen onderzocht. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat in het met boringen onderzochte deel van het plangebied alleen afzettingen aanwezig zijn met een lage archeologische verwachting. Het plangebied kan daarom voor het aspect archeologie worden vrijgegeven.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek
In augustus 2022 is door IDDS een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 4. Dit onderzoek is uitgevoerd voor de locaties 'Sportzaal' en de 'Meetlocatie'.
Op basis van het onderzoek blijkt het volgende:
Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond), dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.
Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen) worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland
In de provincie Noord-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.
Toetsing
Gebiedsbescherming en soortenbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals het Natuur Netwerk Nederland of een Natura 2000-gebied (zie figuur 4.1). Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.
Het dichtstbijzijnde natuurgebied behorend tot het NNN is de 'Castricummerpolder en eendenkooi' op circa 400 meter ten westen van de ontwikkeling. Het NNN kent geen externe werking. Ontwikkelingen buiten het NNN hebben dan ook geen invloed op de natuurwaarden binnen deze natuurgebieden.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het 'Noordhollands Duinreservaat' op 3,6 km ten westen van het plangebied. Voor de aanleg- en gebruiksfase is een stikstofberekening uitgevoerd. Deze berekening is toegevoegd in bijlage 2. Hieruit blijkt dat geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr.
Soortenbescherming
In 2022 is een quickscan ecologie uitgevoerd, zie bijlage 6. Uit dit onderzoek blijkt dat mogelijk verblijfsplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Ook zijn mogelijk de huismus en ransuil aanwezig. Daarom is nader ecologisch onderzoek uitgevoerd naar deze soorten. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 3. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied onderdeel is van essentieel foerageergebied van de laatvlieger en de rosse vleermuis. Er zijn geen verblijfsplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Er worden geen effecten verwacht op de meervleermuis, huismus en ransuil.
Omdat het plangebied onderdeel is van de essentiële foerageergebieden dient ontheffing te worden aangevraagd. Daarbij wordt opgemerkt dat het foerageergebied in dusdanig beperkte mate aangetast wordt dat dit de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet belemmert en dat de verwachting is dat deze ontheffing kan worden verleend.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Beoogd is de verplaatsing van een sporthal. In artikel 1 van het Bevi zijn sporthallen aangemerkt als beperkt kwetsbaar object. Volgens de Risicokaart (figuur 4.1) waarop EV relevante risicovolle bronnen worden getoond, zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen gelegen. Er wordt ook geen risicovolle bron opgericht.
Figuur 4.1: Ligging externe veiligheidscontouren
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door de ijsbaan, op een afstand van circa 40 meter ligt de Geesterweg. Ten oosten wordt het plangebied begrenst door jeu de boules banen daar voorbij liggen de woningen aan de Mollenveld. Ten zuidoosten ligt op een afstand van circa 110 meter een kerkgebouw en begraafplaats. Ten zuiden worden er op een afstand van circa 70 meter woningen gerealiseerd. Dit betreffen de woningen van de meetlocatie en de bibliotheeklocatie. Het plangebied kan zodoende getypeerd worden als 'gemengd gebied'.
De beoogde ontwikkeling betreft een sporthal en daarmee een milieubelastende functie. De sporthal valt in milieucategorie 3.1 en heeft een geluidscontour van 50 meter bij een 'rustige woonwijk' en 30 meter bij een 'gemengd gebied'. De dichtstbijzijnde milieugevoelige objecten zijn de woningen aan de Mollenveld. Gezien de ligging van deze woningen ten opzichte van het plangebied kan gesteld worden dat hier ook sprake is van een gemengd gebied. De woningen aan de Mollenveld liggen op afstand van circa 50 meter van het plangebied, daarbij zijn belemmeringen omtrent de milieuzonering uitgesloten.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
Fijnstof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³ | |
Fijnstof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Toetsing
Het bestemmingsplan maakt de verplaatsing van een sportzaal mogelijk. Hiermee is geen sprake van een toename van verkeersbewegingen, maar een verschuivind van verkeersbewegingen binnen een korte afstand. Daarom wordt er geen verandering in de luchtkwaliteit ter plaatse verwacht ten gevolge van de ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Hiervoor is gebruik gemaakt van de NSL-Monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Castricummerweg direct ten zuiden van het plangebied, zie figuur 4.3 voor de rekenpunten. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties bedroegen 15,4 µg/m3 voor NO2, 16,6 µg/m3 voor PM10 en 8,2 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Aangezien direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.
Figuur 4.4: Maatgevende rekenpunten nabij het plangebied
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Regelgeving aardgasvrij- en energie neutrale nieuwbouw (VET en BENG)
Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie van kracht, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken.
Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw in Nederland een Bijna Energie Neutraal Gebouw oftewel BENG zijn. De energieprestatie wordt nu nog uitgedrukt in de energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Per 1 januari 2020 wordt de EPC voor nieuwbouw vervangen door BENG-eisen. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.
Circulair bouwen krijgt inmiddels steeds meer voet aan de grond. Gesterkt vanuit overheidsambities zoals geformuleerd in het programma Nederland Circulair in 2050, gevoed vanuit allerlei innovaties in de markt en gestimuleerd door succesvolle projecten ontwikkelt de circulaire bouw zich steeds verder en wordt het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen een steeds belangrijker onderdeel van bouw- en gebiedsontwikkeling.
Bij de ontwikkeling van dit nieuwbouwproject adviseren wij dit onderdeel mee te nemen.
GPR Gebouw
Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR Gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers op de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Hoe hoger de score, hoe duurzamer de woning(en). GPR Gebouw is zowel een communicatiemiddel als praktische maatregelenlijst om nog duurzamer te bouwen; een voorbeeld is dat u HR++ glas gaat vervangen door HR+++ glas met hogere isolatiewaarden. Dit is dan direct te merken aan de scores, de meerkosten zijn gering en er kan volstaan worden met mogelijk een warmtepomp met een lagere capaciteit (in overleg met de installateur) en dus goedkoper.
Groen bouwen
Via de checklist Groen Bouwen (www.checklistgroenbouwen.nl) kunnen, door middel van het beantwoorden van enkele ja/nee-vragen, eenvoudig toepasbare maatregelen worden gekozen die goed zijn voor de stadsnatuur en speciaal voor vogels.
Conclusie
Overeenkomstig het beleid van de gemeente wordt duurzaam gebouwd en bij bedrijven energiebesparende maatregelen te worden genomen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Het bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. De sportzaal wordt gasloos gebouwd en er wordt gebruik gemaakt van hoogwaardig duurzame materialen. In de uitwerking van het ontwerp wordt duurzaamheid en circulariteit verder ingepast. Duurzame genomen gebouwen zijn afhankelijk van de getroffen maatregelen doorgaans comfortabeler en in de exploitatiefase worden besparingen bereikt. Tot slot zijn de duurzaamheidseisen uit het Bouwbesluit onverkort van toepassing.
Waterbeheer en watertoets
De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. Het doel van dit instrument is om wateraspecten in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
Het plangebied ligt in het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Via de Digitale Watertoets (korte procedure, 00003161) is HHNK gevraagd een reactie te geven op het plan. Uit de ingediende gegevens blijkt dat er geen relevante kaartlagen geraakt worden, maar omdat het plan een (deel)uitwerking is van de Structuurvisie Centrum wil HHNK het plan mede beoordelen in het licht van het grotere geheel. Hiermee wordt voorkomen dat er tegenstrijdige of gefragmenteerde adviezen worden gegeven met nadelige gevolgen voor de waterhuishouding.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheerplan) zijn de programma's en beheertaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die te vinden zijn op www.hhnk.nl/keur.
Huidige situatie
Algemeen
Vanwege de ligging in stedelijk gebied zijn bodemopbouw en grondwater niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' bestaat de bodem in de noordelijke woonkern uit kleiige gronden. Er is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) dieper dan 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt tussen de 50 en 80 centimeter onder maaiveld. Volgens de Algemene Hoogtekaart Nederland is de maaiveldhoogte ter plaatse circa -0,20 tot -0,25 meter +NAP.
Volgens het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' heeft de noordelijke woonkern grondwaterproblemen. Er is reeds gestart met het oplossen van deze problemen, onder meer door de aanleg van drainage in combinatie met de vervanging van riolering en de uitvoering van het afkoppelplan. Het principe van Berging, Infiltratie, Drainage Transport wordt zoveel mogelijk nagestreefd. Deze zorgen voor het afvoeren van overtollig regenwater en grondwater en houden tijdens droogte juist water vast. Daarnaast, bij renovaties van wegen, wijken of riolen wordt van de volgende werkwijze uitgegaan:
Waterkeringen en veiligheid
Volgens de Legger Waterveiligheid ligt het plangebied niet in een beschermingszone van een primaire of regionale waterkering. De Meldijk ten oosten van het plangebied heeft een waterkerende functie. Zie figuur 4.5.
Figuur 4.5: Huidige situatie
Waterkwantiteit
Ten westen van het plangebied is volgens de Legger Water van HHNK een watergang behorende tot het primaire waterstelsel gelegen (figuur 4.6). Voor dit type watergang geldt een beschermingszone van circa 5,0 meter. Binnen deze beschermingszone gelden conform de Keur van HHNN beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. De afstand van de watergang tot het plangebied bedraagt circa 60 meter. De beschermingszone van de primaire watergang vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Zie figuur 4.6
Figuur 4.6 Ligging plangebied (rood) t.o.v. oppervlaktewateren (bron: Legger wateren 2020, HHNK)
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Ten oosten van het plangebied zijn het Uitgeestermeer/Alkmaardermeer en de Westergeestervaart wel aangemerkt als KRW-waterlichaam. Verder bevinden zich tevens geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland in het projectgebied of de directe omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
De bestaande bebouwing in het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel, bestaande uit een gemengd stelsel. In het plangebied ligt geen (regionale) rioolwaterpersleiding van het waterschap.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een sportzaal. Deze vervangt de bestaande sporthal De Meet.
Waterkeringen en veiligheid
Het plangebied ligt buiten de beschermingszones van waterkeringen. De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de waterveiligheid.
Waterkwantiteit
De ontwikkeling heeft een oppervlakte van minder dan 800m2. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen getroffen te worden.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Op de beoogde locatie wordt een gescheiden riolering aangelegd. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Er is binnen het plan geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Voor de nieuwe ontwikkeling wordt een gescheiden stelsel aangelegd. In het kader van de ontwikkelingen binnen het centrumplan wordt de rioolhuishouding aangepakt. Hierbij wordt hemelwater apart opgevangen, wordt er waar mogelijk water gebufferd en uiteindelijk geïnfiltreerd of afgewaterd op open water. Het plangebied zal ook op dit systeem worden aangesloten.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie
getoond.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende bestemming:
De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.
Het gehele plangebied is bestemd met 'Groen'. Binnen het bouwvlak mag het gebouw worden gebouwd. Op de verbeelding is de maximum bouwhoogte aangegeven. Daarnaast mag ter plaatste van de aanduiding 'luifel' een luifel worden gebouwd. De maximum bouwhoogte van een luifel bedraagt 4 meter.
Gronden zijn in eigendom van de gemeente. Er worden dus geen bouwmogelijkheden op gronden van derden mogelijk gemaakt. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet nodig. Voor de uitvoering van de werkzaamheden zijn middelen gerealiseerd.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners.
Ter inzagelegging
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 15 september 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is samengevat en van beantwoording voorzien in de nota zienswijzen in bijlage 8.