direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Fort bij Krommeniedijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Stadsherstel Amsterdam N.V. is voornemens het Fort bij Krommeniedijk, gelegen in het buitengebied van de gemeente Uitgeest, te restaureren en te herbestemmen. Na restauratie gaat dit fort trainings- en verblijfsruimte bieden aan autistische jongeren en een bezoekerscentrum voor de Stelling van Amsterdam. Tevens wordt op de plek van de voormalige fortwachterswoning een nieuwe beheerderswoning gerealiseerd. De gewenste ontwikkeling past echter niet in het vigerende bestemmingsplan. Daarom dient voor de locatie van het fort een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden zodat er een juridisch kader ligt op basis waarvan omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Fort bij Krommeniedijk is gelegen aan de oostgrens van de gemeente Uitgeest tussen de woonkernen Uitgeest en Krommenie. Het fort bevindt zich op een eiland in de Uitgeesterbroek en Heemskerkerbroekpolder ter hoogte van de kruising Busch en Dam - Krommenieweg en Lagendijk. In figuur 1.1 is de exacte ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0001.jpg"

1.3 Vigerend bestemmingsplan

In het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied dat is vastgesteld door de gemeenteraad van Uitgeest op 27 juni 1985 en is gedeeltelijk goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 7 oktober 1986 en uitspraak door de Kroon op 29 juli 1989. De beoogde herstructurering van het fort past niet binnen de vigerende bestemming 'defensiedoeleinden tevens fort'. Wel is een dienstwoning toegestaan binnen de vigerende bestemming en is de realisering van een beheerderswoning wel mogelijk. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

1.4 Planproces

De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt, is geïnitieerd door Stadsherstel Amsterdam N.V. Zij heeft bij de planvorming nauw contact met de Provincie Noord-Holland en het Landschap Noord-Holland, die eigenaar is van het fort. Om de buurtbewoners te betrekken bij de planvorming, heeft de gemeente met de initiatiefnemer van het project op 26 juni 2013 een inspraakavond georganiseerd. Voor deze avond zijn omwonenden uitgenodigd.

Daarnaast zijn de ontwikkelingen omtrent het fort te volgen via een weblog (www.fortbijkrommeniedijk.tumblr.com). Hierop is ook het bouwplan te vinden.

De gemeente heeft toepassing gegeven aan de gemeentelijke inspraakverordening. Hierbij zijn burgers in de gelegenheid gesteld in te spreken op het voorontwerpbestemmingsplan. Het voorontwerp is in het kader van het wettelijk vooroverleg ook toegezonden naar de overlegpartners. Een complete beschrijving van de uitkomsten van de inspraak en het wettelijk overleg is te vinden in paragraaf 6.2 respectievelijk paragraaf 7.1.

Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan wordt de procedure zoals voorgeschreven door de Wro doorlopen. In dat kader wordt het ontwerpbestemmingsplan conform artikel 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd.

1.5 Leeswijzer

Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in Hoofdstuk 2 de visie op het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht. In Hoofdstuk 4 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In Hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 7 geeft ten slotte een verslag van het gevoerde vooroverleg met andere overheden en overlegpartners. In de Bijlagen bij de toelichting zijn de voor dit bestemmingsplan relevante stukken opgenomen .

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie beschreven en wordt ingegaan op de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied.

2.2 Omschrijving plangebied

2.2.1 Gebiedsbeschrijving

Ligging in groter verband

De gemeente Uitgeest ligt in het noordelijk deel van de regio Kennemerland. Kennemerland maakt onderdeel uit van de noordwestvleugel van de Randstad waartoe ook het gebied rondom Haarlem en de noordelijke Duinrand behoren.

Het landschap van de gemeente Uitgeest wordt gekenmerkt door de overgang van het westelijk relatief hoog gelegen duin- en kustgebied naar de oostelijk en relatief laag gelegen uit veen en kleigronden bestaande poldergebieden.

Directe omgeving van het plangebied

Het plangebied ligt in het oostelijk deel van Uitgeest waarin de waterstructuur van de polders, meren en plassen, waaronder het Uitgeestermeer en Alkmaardermeer, kenmerkend is en dijken en molens aanwezig zijn. Het fort is gelegen op zo'n 400 meter afstand van de lintbebouwing van de buurtschap Krommeniedijk en maakt deel uit van het Nationaal Landschap “Laag Holland” en “De Stelling van Amsterdam”. De Stelling van Amsterdam, vanaf 1996 op de Werelderfgoedlijst van de Unesco, is een militair verdedigingswerk dat tussen 1870 en 1915 is aangelegd ter bescherming van Amsterdam. De verdedigingsring van 135 km lang bestaat uit dijken met dammen en sluizen, terreinen die onder water kunnen worden gezet (inundatie) en 46 forten. Sinds 1956 heeft de Waterlinie geen verdedigingsfunctie meer.

Het fort

Het Fort bij Krommeniedijk is gebouwd tussen 1894-1898 en is omringd door een gracht. Vanaf de Lagendijk loopt de toegangsweg naar het fort waarlangs vroeger twee woningen en een grote bergloods van 450 m2 stonden. Via een toegangsbrug is het fort te bereiken. Het hoofd- en frontgebouw zijn aan de keel (achterzijde) voorzien van een deur en twee ramen met stalen luiken naar elke ruimte. De ruimte die leidt naar de poterne, een ondergrondse bomvrije gang door het fort, heeft een grote dubbele stalen deur. Er zijn twee keelkazematten tegen het hoofdgebouw geplaatst welke ruimte boden voor de opstelling van geschut en voorzien zijn van schietgaten. Het hoofdgebouw heeft 25 ruimten, maar de tussenwanden die enkele lokalen opdeelden, zijn grotendeels niet meer aanwezig. Het frontgebouw heeft 7 ruimten waarvan de middelste aansluit op de poterne. Aan weerszijden van de poterne, die het hoofd- en frontgebouw met elkaar verbindt, bevinden zich de zogenaamde terrepleinen. De nog aanwezige frontwal bevat twee geheel vernielde, losstaande hefkoepelgebouwen zonder geschut. Ook is een uitkijkpost in het wachtlokaal aanwezig. Tot slot bevindt zicht ten oosten van het fort, ter hoogte van de kruising Krommenieweg - Krommeniedijk, een nevenbatterij dat bestaat uit een betonnen borstwering met schuilplaatsen/munitiemagazijnen voor de opstelling van mobiel veldgeschut.

2.2.2 Beoogde ontwikkeling

Stadsherstel Amsterdam N.V. gaat het fort restaureren en herbestemmen. Daarbij heeft zij zich ten doel gesteld de cultuurhistorische waarde van het fort te behouden en daarmee de relatie tussen het unieke systeem van forten, dijken en sluizen van de Stelling van Amsterdam te versterken en vaker voor het publiek open te stellen. Dit sluit ook aan bij de ambitie van de Provincie Noord-Holland om de Stelling voor een groter publiek toegankelijk te maken.

Bij de restauratie blijft het fort behouden. Het oorspronkelijke zandlichaam op het dak van het fort wordt teruggebracht. De inrichting en het gebruik veranderen. Het nu leegstaande fort zal een sociaal-maatschappelijke functie krijgen. Daarbij wordt in eerste instantie uitgegaan van huisvesting van een trainingsruimte voor jong-volwassenen met een sociale beperking, zoals autistische jong-volwassenen. Daarbij wordt uitgegaan van een tijdelijk verblijf van enkele jaren.

Daarnaast zal er een bezoekerscentrum voor de Stelling van Amsterdam in het fort komen dat gerund zal worden door de autistische jong-volwassenen en de vrijwilligers van Landschap Noord Holland.

Ten behoeve van de nieuwe functie worden in een deel van het hoofdgebouw 26 eenheden, woonkamers voor gezamenlijk gebruik, natte ruimten en een interne keuken gesitueerd. Het oostelijk deel van het hoofdgebouw (ca. 205 m2) blijft toegankelijk voor publiek, net als de poterne (ca. 275 m2) die de twee gebouwen met elkaar verbindt. In de poterne wordt lichte horeca gevestigd in de vorm van een theehuis, waar de jong-volwassenen werkervaring kunnen opdoen. Deze ruimte wordt ook gebruikt als eetzaal/ontmoetingsruimte voor de jong-volwassenen. Aan beide zijden van de poterne, op de terrepleinen, komen afgeschermde terrassen. Het frontgebouw gaat plaats bieden aan multifunctionele ruimten voor bijvoorbeeld een computer-, opslagruimte en/of workshopruimte. Eén van de hefkoepels gaat dienen als een vogeluitkijkpunt. De kamgrasweide om het fort zal behouden blijven waarbij zo min mogelijk beplanting wordt verwijderd. Ook de gracht zal zijn huidige staat behouden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0002.png"  
Plattegrond fort. De grijze delen zijn voor het publiek toegankelijk  

Voor bezoekersparkeren (auto's en fietsen) worden 31 parkeerplaatsen aangelegd ter hoogte van de toegangsbrug. Daarbij dient te worden opgemerkt, dat het fort niet zal worden ontwikkeld tot aparte trekker, maar als onderdeel van de gehele Stelling van Amsterdam. In dat kader zal ook worden gestimuleerd, dat bezoekers hun auto elders parkeren, en met de fiets of te voet een tocht langs verschillende forten bezoeken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de ligging aan diverse fietsroutes. Ook zullen bezoekers actief gestimuleerd worden om hun auto elders te parkeren en met de fiets naar het fort te komen, bijvoorbeeld via de website.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0003.png"

Concept inrichtingsplan (bron: Landschap Noord-Holland)

Tot slot wordt langs de toegangsweg, op de plek van de voormalige fortwachterswoning, een nieuwe beheerderswoning gerealiseerd. De woning zal worden gebouwd ter plaatse van de oorspronkelijk fundering, waardoor de cultuurhistorische context weer wordt hersteld. Het ontwerp van de nieuwe beheerderswoning wordt gebaseerd op de voormalige fortwachterswoning, maar zal geen kopie ervan zijn, zowel qua uiterlijk als afmeting. De reden is dat de beheerderswoning enerzijds meer programma moet huisvesten dan de fortwachterswoning. Naast de woonruimte zullen in de beheerderswoning ook ruimten ten behoeve van de maatschappelijke bestemming worden opgenomen, zoals een kantoor/vergaderruimte en een crisisopvang. Anderzijds moet de woning voldoen aan eisen die huidige bewoners stellen, zowel qua wooncomfort als qua energetische eisen. Daarom zal de toekomstige woning groter zijn dan de voormalige woning. De afmetingen komen overeen met de bedrijfswoningen in het buitengebied. De oppervlakte bedraagt maximaal 90 m2 en de goothoogte bedraagt maximaal 4,50 m. Met het oog op de historische waarden is de bouwhoogte gemaximaliseerd op 8,00 m. Ook de toe te passen materialen moeten voldoen aan de historische waarden. Overigens is ervoor gekozen de voormalige genieloods niet terug te bouwen, zodat het bebouwd oppervlak in de toekomstige situatie minder is dan oorspronkelijk het geval was.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0004.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0005.png"  
Voormalige fortwachterswoning (bron: http://www.fortbijkrommeniedijk.nl)   Schets nieuwe beheerderswoning (ontwerp Piet Hein Eek)  

2.3 Verkeer

Inleiding

Dit bestemmingsplan maakt een gebruikswijziging van het Fort bij Krommeniedijk mogelijk. Het fort zal woon- en trainingsruimte bieden aan autistische jong-volwassenen. Een deel van het fort blijft toegankelijk voor bezoekers als bezoekerscentrum. Tevens zal op de plek van de voormalige fortwachterswoning een nieuwe beheerderswoning worden gerealiseerd. In onderstaande paragraaf is de verkeersstructuur rondom de locatie beschreven. Vervolgens is gekeken naar de parkeerbehoefte en de verkeersafwikkeling en is bepaald of de ontwikkeling zal leiden tot problemen op deze aspecten.

Verkeersstructuur

Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer

Het Fort bij Krommeniedijk ligt aan de Lagendijk, nabij het kruispunt met de Krommenieweg / Busch en Dam. Via de Krommenieweg is de Krommeniedijk bereikbaar, waarvandaan via de uittweg naar Krommenie gereden kan worden. De Busch en Dam sluit aan op de provinciale weg N203. Daarbij dient te worden opgemerkt, dat de Busch en Dam uitsluitend bestemd is voor bestemmingsverkeer. Via de Lagendijk is de kern Uitgeest bereikbaar.

De Lagendijk, Busch en Dam en Krommenieweg zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 60 km/h.

Bereikbaarheid voor langzaam verkeer en verkeersveiligheid

Op de verschillende wegen wordt, conform de inrichting van deze wegen volgens Duurzaam Veilig, het verkeer gemengd afgewikkeld.

Bereikbaarheid per openbaar vervoer

De afstand van het station naar het fort is ongeveer 4 km. Tijdens werkdagen rijdt een (buurt)busje van NS-station Krommenie-Assendelft naar Krommeniedijk. Tevens rijdt een bus van station Krommenie-Assendelft naar station Zaandam en stopt in de Ruimtevaartlaan bij de brug aan het einde van de Zilverschoonlaan. Vanaf daar is het ongeveer 1,5 kilometer wandelen. Bij het station Krommeniedijk-Assendelft alsook het station Uitgeest zijn ov fietsen te huur. Bij het station Krommeniedijk zijn ook greenwheels te huur. En beide stations hebben een taxistandplaats.

Parkeren

Ten behoeve van het nieuwe programma in het fort en de nieuwe beheerderswoning zijn parkeerplaatsen benodigd. De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van parkeerkencijfers uit publicatie 317 (CROW). Voor de 26 wooneenheden is uitgegaan van de bezoekersnorm voor woningen. Deze norm bedraagt 0,3 parkeerplaats per woning/wooneenheid. Dit betekent dat op basis van deze cijfers 8 parkeerplaatsen benodigd zijn. Daarbij dient te worden opgemerkt, dat de jong-volwassenen die in het fort komen te wonen, geen eigen auto zullen hebben. Het aantal parkeerplaatsen dat daadwerkelijk nodig is, is feitelijk lager. Voor de nieuwe beheerderwoning dienen 2 parkeerplaatsen aangelegd te worden. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddeld parkeerkencijfer van 1,85 parkeerplaatsen per woning.

Voor het bezoekerscentrum is aangesloten bij het kencijfer voor een museum. Uitgaande van 1 parkeerplaats per 100 m2 bvo en een oppervlakte van 205 m2 bedraagt de parkeerbehoefte 3 parkeerplaatsen. Voor het theehuis wordt uitgegaan van een kencijfer voor café/bar/cafetaria. Dit cijfer bedraagt 6 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo en resulteert, uitgaande van maximaal 300 m2 in een parkeerbehoefte van 18 parkeerplaatsen.

De totale parkeerbehoefte op basis van de parkeerkencijfers van de CROW bedraagt 31 parkeerplaatsen. Ter hoogte van de toegangsbrug zullen deze 31 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Overigens zal de feitelijke parkeerbehoefte van het bezoekerscentrum echter lager liggen doordat de bezoekers worden gestimuleerd om de auto elders te parkeren en met de fiets of te voet de verschillende forten te bezoeken. De ligging van het fort nabij diverse fiets- en wandelroutes, onder andere de Pontjesroute, is daarbij relevant. Ook zullen bezoekers actief verzocht worden, bijvoorbeeld via de website of in publicaties, met de fiets naar het fort te komen. Dit zal resulteren in een lagere parkeerbehoefte.

Wanneer op drukke dagen toch meer parkeerplaatsen nodig zijn, dan is op eigen terrein voldoende ruimte om deze extra behoefte op te vangen. Deze parkeerplaatsen zijn in het voorliggende bestemmingsplan dan ook mogelijk gemaakt, door middel van een ruime strook binnen de bestemming Groen met de aanduiding 'parkeren'.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De verkeersgeneratie van de beheerderswoning kan berekend worden op basis van CROW-kencijfers, welke opgenomen zijn in publicatie 317. De verkeersgeneratie van deze woning bedraag 6-7 mvt/etmaal. Voor de overige functies zijn geen kencijfers beschikbaar. Daarom wordt de verkeersgeneratie van deze functies berekend op basis van het aantal parkeerplaatsen. Het aantal parkeerplaatsen voor de overige functies bedraagt 29, aangezien de beheerderswoning een parkeerbehoefte van 2 parkeerplaatsen heeft. Voor de turnover van de parkeerplaatsen (het aantal maal dat een parkeerplaats per etmaal wordt gebruikt) is uitgegaan van 2. Verder geldt dat elk bezoekende voertuig leidt tot 2 bewegingen (heen en terug). De verkeersgeneratie bedraagt dan 116 mvt/etmaal (29*2*2). Inclusief de beheerderswoning bedraagt de totale verkeersgeneratie dan 123 mvt/etmaal. Dit verkeer zal zich verspreid afwikkelen over de Lagendijk en de Krommenieweg. Uitgaande van een gelijkmatige verdeling zal de verkeersintensiteit toenemen met 62 mvt/etmaal. Deze geringe verkeersgeneratie zal niet tot problemen leiden op de ontsluitende wegen.

Het fort ligt aan diverse wandel- en fietsroutes. Daarom zijn het bezoekerscentrum en het theehuis, die zich met name op passanten richten, op deze plek beoogd. Het betreft met name een pleisterplaats en is geen doel op zich. Verder wordt beoogd dat bezoekers die toch met de auto komen hun auto elders parkeren en van daaruit te voet of per fiets naar het fort gaan.

Gewezen zal worden op parkeergelegenheid bij het oeverpark Zwaansmeer. Deze locatie is goed bereikbaar.

Conclusie

De ontsluiting voor zowel het gemotoriseerd verkeer als het langzaam verkeer is goed te noemen. De ontsluiting per openbaar vervoer is redelijk. De locatie is niet helemaal te bereiken met openbaar vervoer, maar is op een acceptabele wijze te bereiken. De verkeersveiligheid rondom de locatie is voldoende gewaarborgd. Voor de woning en de wooneenheden dienen 10 parkeerplaatsen beschikbaar te zijn. Daarbij is opgemerkt dat de jong-volwassenen geen eigen auto hebben, zodat de feitelijke parkeervraag lager zal zijn. In totaal worden in het plangebied 31 parkeerplaatsen voorzien. De extra parkeerplaatsen zijn bedoeld voor bezoekers. Gezien het feit dat de meeste bezoekers passanten zullen zijn, wordt hiermee voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De uitbreiding heeft een gering aandeel extra verkeer tot gevolg, de wegen zijn voldoende ingericht om dit extra verkeer te kunnen afwikkelen. Het aspect verkeer staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

2.4 Conclusie

De wijziging in het gebruik van het fort past niet binnen het vigerend bestemmingsplan, maar biedt wel de mogelijkheid om het fort, dat behoort tot de Stelling van Amsterdam, dat de status van Unesco-Werelderfgoed heeft, te behouden en toegankelijk te maken.

2.5 Uitgangspunten voor de juridische regeling

Op basis van het streven naar behoud en verbetering van de ruimtelijke en functionele kwaliteit zijn de volgende uitgangspunten in de juridische regeling opgenomen:

  • de beoogde herinrichting van het fort en realisering van de beheerderswoning wordt mogelijk gemaakt middels een nieuwe bestemmingslegging;
  • enige flexibiliteit wordt geboden door bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tussen het hoofd- en frontgebouw, langs de keel van het fort en rondom de woning toe te staan. Dit betreffen ondermeer vlaggenmasten, pergola's, windschermen, verlichting, speelvoorzieningen e.d.;
  • natuurwaarden worden beschermd door bestaand groen en water (grotendeels) als zodanig te bestemmen;
  • de beheerderswoning zal ten dienste van de maatschappelijke functie van het fort mogelijk worden gemaakt.

In het Hoofdstuk 3 is aangegeven hoe deze uitgangspunten zijn vertaald in de juridische regeling.

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.

3.2 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Tevens is de nieuwe terminologie toegepast, welke is geïntroduceerd met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.

Planvorm

Het bestemmingsplan Fort bij Krommeniedijk voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de beoogde ontwikkelingen in en rond het gelijknamige fort. Het bestemmingsplan is derhalve ontwikkelingsgericht. Deze ontwikkeling is gericht op noodzakelijke restauratie en functieverandering van het fort, de aanleg van bijbehorende parkeervoorzieningen en de realisatie van een nieuwe beheerderswoning. Gelet op de ligging in het buitengebied is het gewenst een gedetailleerde planvorm aan te houden.

Verbeelding en regels

Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. Regels en verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte. De toelichting heeft geen rechtskracht maar geeft uitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van belang als het gaat om een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn verder afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met in achtneming van de in de regels gestelde regels. Het bouwvlak is op de plankaart voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte. Daarnaast zijn voor de beheerderwoning en parkeerplaats functieaanduidingen opgenomen.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. inleidende regels;
  • 2. bestemmingsregels;
  • 3. algemene regels;
  • 4. overgangs- en slotregel.

3.3 Inleidende regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard.

3.4 Bestemmingsregeling

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de onderstaande bestemmingen voor.

Groen (Artikel 3)

De bestemming Groen is gegeven aan de kamgrasweiden en beplanting die behouden blijft rondom het fort en de beheerderswoning. Binnen de bestemming Groen is een functieaanduiding 'parkeerterrein' opgenomen zodat in het groen bezoekersparkeren mogelijk is.

Rondom het fort is de aanduiding 'ecologische waarden' opgenomen, ter bescherming van de rondom het fort aanwezige ecologische waarden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden is ter plaatse van deze aanduiding een omgevingsvergunning benodigd.

Maatschappelijk (Artikel 4)

Het fort, de beheerderswoning en de toegangsweg zijn bestemd als Maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen, waaronder sociale welzijnsvoorzieningen, gezondheidszorg, cultuur en onderwijs, toegestaan. Daarnaast zijn ondergeschikte functies toegestaan zoals horeca (1a), groen, nutsvoorzieningen, kantoor- en vergaderfaciliteiten en water. Binnen deze bestemming is het gebruik van het fort als woonruimte voor autistische jong volwassenen, een theehuis (als praktijkcentrum) en als culturele bezienswaardigheid mogelijk.

De bestaande fortbebouwing is opgenomen in een bouwvlak en voorzien van een maximale bouwhoogte. Middels de functieaanduiding 'bedrijfswoning' is de beheerderswoning mogelijk gemaakt. Het aantal wooneenheden is gemaximeerd tot 26. Tot slot is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ter waarborging van voldoende parkeerplaatsen.

Water (Artikel 5)

De gracht gelegen rondom het fort is bestemd voor Water. Middels de functieaanduiding 'brug' is de toegangsbrug mogelijk gemaakt. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming, zijn binnen de bestemming mogelijk.

Waarde - Archeologie 1 (Artikel 6)

In dit artikel is de bescherming van de archeologische waarde van de gronden in het plangebied geregeld met een zogenoemde dubbelbestemming. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen (die op basis van de bestemmingen mogelijk zijn) op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden opgenomen die aanlegvergunningplichtig zijn. Voor het verlenen van een vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Deze dubbelbestemming is opgesteld op basis van de beleidskaart archeologie Uitgeest.

Waarde - Cultuurhistorie (Artikel 7)

Het plangebied ligt binnen de Stelling van Amsterdam. Waardevolle elementen in het landschap, die nog niet op een andere manier beschermd zijn, zijn beschermd met deze dubbelbestemming. Dit geldt uitsluitend voor de fortgracht. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat op deze gronden niet mag worden gebouwd. Daarnaast is voor een groot aantal werken en werkzaamheden die de cultuurhistorische waarden in het gebied kunnen schaden, een omgevingsvergunning noodzakelijk. Voor het verlenen van een vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

3.5 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelbepaling (Artikel 8)

Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Algemene gebruiksregels (Artikel 9)

In dit artikel zijn gebruiksregels opgenomen aangaande het algemeen gebruik van de gronden binnen het plangebied. Hierin is opgenomen wat verstaan wordt onder strijdig en niet-strijdig gebruik van de gronden.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 10)

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan op basis van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Werking wettelijke regelingen (Artikel 11)

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

3.6 Overgangsrecht en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

3.7 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Uitgeest, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen.
Zo handhaaft de afdeling VROM namens het college onder andere de regels van het bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsbepalingen door het bouwtoezicht gehandhaafd worden. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt.
De gemeentelijke handhaver handhaaft namens het college het gebruik van gemeentelijke gronden. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale bebouwing of illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden

Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

In het plangebied zal gehandhaafd worden op het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Verder zal er qua bouw gecontroleerd worden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning of bijgebouw, de betreffende woning of bijgebouwd niet alsnog wordt gebouwd.

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Inleiding

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en lokaal beleid beknopt samengevat.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0006.png"  
Uitsnede kaart Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte  

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een  aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze doelen zijn vertaald in nationale belangen. Voor dit bestemmingsplan zijn de nationale belangen 'ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten' en 'ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

Het Rijk onderkent dat landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten identiteit aan een gebied geven. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. In de Structuurvisie is opgenomen, dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. In deze gebieden zijn ontwikkelingen mogelijk, mits deze de aan de uitzonderlijke universele waarde verbonden kernkwaliteiten behouden of versterken. Dit bestemmingsplan maakt de noodzakelijke restauratie van het fort en het herstel van de historische context mogelijk. De kernkwaliteiten van het UNESCO-erfgoed Stelling van Amsterdam zijn daarbij uitgangspunt, en worden versterkt én voor de toekomst geborgd. Het bestemmingsplan is daarom in lijn met het Rijksbeleid.

Het plangebied is gelegen in de EHS. Dit gebied wordt uiterlijk in 2018 door provincies gerealiseerd. De EHS is beschermd, middels het 'nee, tenzij' - principe. Projecten, die een significant negatief effect hebben op kenmerken en waarden van de EHS, zijn niet toegestaan, tenzij sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. Dit bestemmingsplan voorziet in een project van een groot openbaar belang (herstel en versterking van UNESCO-erfgoed), maar ook van versterking van de natuurwaarden. Derhalve is het project in overeenstemming met het rijksbeleid.

Het beleid ten aanzien van nationale landschap, zoals nu opgenomen in de Nota Ruimte, is niet langer een rijksverantwoordelijkheid en laat het Rijk over aan de provincies.

4.2.2 Nota Belvedere (1999)

De Nota Belvedere was rijksbeleid van OCW, VROM, LNV en V&W dat beoogde om de cultuurhistorie meer richtinggevend te laten zijn in de ruimtelijke inrichting van Nederland. In de nota is het programma Belvedere opgenomen voor de periode 1999 – 2009. Voor de verdere ontwikkeling in het denken over erfgoed en ruimte zijn de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Stichting Erfgoed Nederland de eerste aanspreekpunten. De infodesk van de rijksdienst beantwoordt vragen over de omgang met erfgoed bij ruimtelijke transformaties en Erfgoed Nederland zet erfgoed en ruimte steeds opnieuw op de agenda.

In de Nota Belvedere is een kaart 'Belvedèregebieden' gebieden opgenomen. De groen gearceerde gebieden zijn door UNESCO geplaatst op de Lijst Werelderfgoed dan wel op voorlopige lijst van Werelderfgoed van Nederland. Ook het Fort bij Krommeniedijk valt binnen deze gebieden en staat op Lijst Werelderfgoed. In de nota staat centraal dat de cultuurhistorische identiteit en kwaliteit in zowel stedelijk als landelijk gebied erkent en herkenbaar gehouden moet blijven. Bij de vormgeving van ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat randvoorwaarden gesteld dienen te worden. Specifiek over de Stelling van Amsterdam worden beleidskansen voor beheer en gebruik genoemd:

  • Ontwikkelen van een recreatieve route langs de Stelling;
  • Zoeken naar nieuwe functies voor nieuwe gebouwen en objecten (in voormalige forten);
  • Combineren van natuurbeheer en het beheer van forten en fortterreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0007.png"  
Uitsnede kaart Belvedèregebieden (rode cirkel: globale ligging plangebied)  

4.2.3 Luchthavenindelingsbesluit LIB (2003)

Het rijksbeleid ten aanzien van de ontwikkelingen van Schiphol is geformuleerd in de Wet Luchtvaart. Deze is vertaald in twee uitvoeringsbesluiten: het Luchthavenverkeersbesluit en het Luchthavenindelingsbesluit. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen in overeenstemming te zijn met het Luchthavenindelingbesluit. In dit besluit worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking.

4.3 Provinciaal en regionaal beleid

4.3.1 Provinciale structuurvisie (2010)

De provincie Noord-Holland heeft haar plannen, toekomstbeelden en ambities voor de komende 3 decennia vastgelegd in de 'Structuurvisie Noord-Holland 2040', vastgesteld door Gedeputeerde Staten (GS) op 16 februari 2010:

  • toekomstbestendig en duurzaam bouwen;
  • aandacht voor de ruimte buiten de woongebieden;
  • leefgebieden worden belangrijker;
  • de combinatie van wonen, economie en landschap vormen méér een drie-eenheid dan voorheen.

Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen, speelt ze in op de bevolkingskrimp op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied realiseren van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, in te werken en te bezoeken.

Het Fort bij Krommeniedijk maakt deel uit van de Noord-Hollandse landschappen, waarvoor de provincie het doel heeft om kaders te ontwikkelen voor behoud van deze landschappen. Ten behoeve van de beleidsmatige vertaling van structuurvisie naar verordening is de Ruimtelijke Provinciale Verordening vastgesteld door GS.

4.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord Holland (2010)

De verordening richt zich voornamelijk op de inhoud van bestemmingsplannen. Het gaat hierbij niet alleen om de juridische inhoud, maar ook om de inhoud van de toelichting. De provinciale verordening heeft voornamelijk betrekking op bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. In het kader van de beoogde ontwikkeling is toetsing aan de volgende artikelen uit de verordening van belang.

Regels voor nieuwe woningen in het landelijk gebied (artikel 13)

De beoogde ontwikkeling valt in het in de Provinciale Verordening aangewezen 'landelijk gebied'. In het landelijk gebied is de ontwikkeling van nieuwe woningbouw in principe niet toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken indien de noodzaak van nieuwe woningbouw is aangetoond aan de hand van de volgende documenten:

  • a. gebiedsdocument Noord-Holland Noord 2010-2020 en Metropoolregio Amsterdam 2010-2020 (vastgesteld in 2009);
  • b. provinciale woningbouwmonitor (jaarlijks opgesteld en vastgesteld);
  • c. provinciale woonvisie en de regionale actieprogramma's;
  • d. is aangetoond dat nieuwe woningbouw niet kan worden gerealiseerd door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen bestaand bebouwd gebied;
  • e. het bepaalde in de ruimtelijke kwaliteitseis in acht wordt genomen.

In afwijking van het verbod op nieuwe woningbouw is nieuwe woningbouw in het landelijk gebied tevens mogelijk:

  • a. indien nieuwe woningbouw tot stand komt onder toepassing van een Ruimte voor Ruimte-regeling;
  • b. indien nieuwe woningbouw onderdeel uitmaakt van verbrede landbouw op functiewijzigingen van agrarische bouwpercelen;
  • c. indien de nieuwe woningbouw onderdeel uitmaakt van de transformatiegebieden.

Aangetoond dient te worden waarom de woning noodzakelijk is en dat rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, zoals verwoord in artikel 15 van de verordening.

Regels ruimtelijke kwaliteitseisen ingeval van verstedelijking in het landelijk gebied (artikel 15)

De beoogde ontwikkeling valt buiten het in de Provinciale Verordening aangewezen 'bestaand bebouwd gebied' (BBG). Buiten het BBG vindt de provincie het van belang om de open ruimtes zoveel mogelijk te behouden en te ontwikkelen. Dit gebied gaat echter niet op slot, maar bebouwingsplannen dienen te voldoen aan eisen van nut en noodzaak en ruimtelijke kwaliteit. Uit artikel 15 van de verordening blijkt dat, wanneer een bestemmingsplan voorziet in nieuwe of uitbreiding van bestaande verstedelijking in het landelijk gebied, rekening gehouden dient te worden met:

  • de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen en aardkundige waarden;
  • de kernkwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur waaraan wordt gebouwd;
  • de openheid van het landschap;
  • de historische structuurlijnen;
  • cultuurhistorische objecten.

Omdat de herinrichting van het fort geen nieuwbouw betreft, geldt dit artikel niet. Bij de realisatie van de beheerderswoning wordt er wel voorzien in nieuwe bebouwing. Hiervoor zal daarom rekening gehouden moeten worden met bovenstaande punten.

Motivering om af te wijken op basis van artikel 13 van de Verordening

De beoogde realisatie van een nieuwe beheerderswoning betreft geen grootschalige nieuwe woningbouw. Het betreft ook geen zelfstandige woningbouw, maar een dienstwoning bij een functie. De noodzaak komt dus niet voort uit huisvestingsvraagstukken maar vanuit de bedrijfsvoering.

De beoogde realisatie van de beheerderswoning leidt daarnaast tot een kwaliteitsverbetering van het plangebied en de directe omgeving. De beheerderswoning wordt gebouwd ter plaatse van de oorspronkelijk fundering. Het ontwerp van de nieuwe beheerderswoning wordt daarnaast gebaseerd op de voormalige fortwachterswoning (maar zal geen kopie ervan zijn, zowel qua uiterlijk als afmeting). Het ensemble van het UNESCO-werelderfgoed (fort en woning) wordt weer in ere hersteld

De afmetingen van de beheerderswoning komen overeen met de bedrijfswoningen in het buitengebied. De oppervlakte bedraagt maximaal 90 m2 en de goothoogte bedraagt maximaal 4,50 m. Met het oog op de historische waarden is de bouwhoogte gemaximaliseerd op 8,00 m. Ook de toe te passen materialen moeten voldoen aan de historische waarden. Overigens is ervoor gekozen de voormalige genieloods niet terug te bouwen, zodat het bebouwd oppervlak in de toekomstige situatie minder is dan oorspronkelijk het geval was. Verder leidt de nieuwe bebouwing er niet toe dat andere kernkwaliteiten van het UNESCO-werelderfgoed in het geding komt. Het resultaat zal een invulling zijn, die beter aansluit op de omgeving en het historisch karakter van het plangebied. Derhalve is sprake van een substantiële verbetering van in de directe omgeving daarvan aanwezige kwaliteiten van het landschap. De bouw van de bedrijfswoning heeft geen (nadelige) invloed op de kernkwaliteiten.

Gelet op bovenstaande is aangetoond dat met de ontwikkeling geen provinciale belangen geschaad worden.

Nationale landschappen en UNESCO-werelderfgoederen

Voor het plangebied gelden tevens de regels genoemd in hoofdstuk 5 van de verordening: 'Titel 2 Nationale landschappen en UNESCO-werelderfgoederen'. Onder deze titel zijn meerdere artikelen opgenomen waarbij ondermeer geldt dat er in bestemmingsplannen regels moeten worden opgenomen ten behoeve van het behoud of versterking van de kernkwaliteiten van het betreffende Nationale Landschap.

Juist voor het behoud van het werelderfgoed is het van belang een nieuwe functie in het fort onder te brengen, waarmee restauratie en herstel van de cultuurhistorische context, het aanpakken van achterstallig onderhoud op dit moment en onderhoud in de toekomst geborgd is. Het plan sluit dus aan bij het beleid ten aanzien van de Nationale Landschappen Laag Holland en Stelling van Amsterdam.

Tot slot is het plangebied gelegen in de, in de Verordening aangewezen gebieden, ecologische hoofdstructuur (EHS) en aardkundig waardevol gebied. Om te voldoen aan de regels uit de Verordening wordt in de ecologie- en bodem-/archeologieparagraaf van deze toelichting beschreven op welke wijze er rekening gehouden wordt met de genoemde waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0008.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0009.png"  
Bestaand Bebouwd Gebied (BBG)   Ecologische Hoofdstructuur (EHS)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0010.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0011.png"  
Nationale en metropolitane landschappen (Laag Holland en Stelling van Amsterdam)   Aardkundig waardevol gebied
 

4.3.3 Gebiedsprogramma Stelling van Amsterdam 2009-2013

Het gebiedsprogramma 2009-2013 is een vervolg op het door de Provinciale Staten vastgestelde Gebiedsprogramma voor 2005-2008. De belangrijkste speerpunten uit dit programma zijn:

  • Vergroten van de publieke toegankelijkheid, de recreatie en het toerisme;
  • Behoud van het militair-historische complex;
  • Versterken van de ruimtelijke samenhang en landschappelijke herkenbaarheid;
  • Vergroten van de economische benutting.

In de rapportage 2009-2013 wordt vooruitgeblikt naar de toekomst en tevens bekeken hoever het staat met de uitvoering van het programma. De onderhoudswerkzaamheden aan het Fort bij Krommeniedijk zijn reeds afgerond. In de rapportage wordt genoemd dat het fort een bijdrage moet gaan leveren aan de realisatie van economisch georiënteerde initiatieven. Hierbij wordt gedacht aan de ontwikkeling van recreatieve functies en bedrijfsruimten.

In september 2008 heeft WZNH, adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit, in opdracht van de provincie Noord-Holland een preadvies over de restauratiewerkzaamheden en wijizigingen in het kader van de herbestemming van het fort gegeven.

In de reactie van de commissie is aangegeven dat ze onder de indruk is van de wijze waarop invulling gegeven wordt aan de restauratie en rekening wordt gehouden met de bijzondere waarden van het fort. De commissie is in hoofdlijnen akkoord met de ontwikkelingen van het plan.

Ook heeft de provincie Noord-Holland, ten behoeve van de herontwikkeling van het Fort bij Krommeniedijk, enkele subsidies verleend voor de planvorming, de restauratie van het fort en de realisering van het bezoekerscentrum. De provincie heeft in haar besluit het project 'ambitieus, uitdagend en aanvullend genoemd'.

4.3.4 Uitvoeringsplan Nationaal Landschap Laag-Holland 2007-2013

Voor het ontwikkelen en behouden van de Nationale Landschappen heeft het Rijk budget beschikbaar gesteld. De provincie Noord-Holland heeft om gebruik hiervan te kunnen maken een uitvoeringsprogramma opgesteld voor het Nationaal Landschap 'Laag Holland'. Hierin zijn een aantal doelstellingen beschreven die betrekking (kunnen) hebben op de beoogde ontwikkeling van het fort:

  • Het behoud van het cultuurhistorische karakter van het gebied;
  • Het vergroten van de toegankelijkheid van het Nationaal Landschap door realisatie van recreatieve verbindingen en toeristische voorzieningen(bijvoorbeeld fiets- en kano verhuur);
  • Realisatie van nieuwe natuur en recreatiegebieden;
  • Een duurzaam watersysteem dat de gebruiksfuncties ondersteunt.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Toekomstvisie Uitgeest 2020 (2009)

De Toekomstvisie Uitgeest 2020, met als motto “Inbreiden waar mogelijk, uitbreiden waar nodig”, dient als basis voor de structuurvisie. De visie moet een duidelijk beeld geven van de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. De visie zelf is een vertaling van alle ontvangen signalen over de toekomst van Uitgeest, met inachtneming van rijks- en provinciale randvoorwaarden. In de visie komen deze allemaal aan de orde. Ook zijn enkele overige taken in het kader van de waterhuishouding in de visie vertaald.

Gezien het gegeven dat Uitgeest moet groeien om te overleven, maar dat de ruimtelijke betekenis van Uitgeest als zeer belangrijk wordt ervaren, zijn in het kader van de visie meerdere afwegingen van ruimtelijke, maatschappelijke en financiële aard gemaakt, die hebben geleid tot de nu voorliggende visie. De hoofdpunten van deze visie zijn:

  • 1. dorpskarakter behouden;
  • 2. groene omgeving handhaven;
  • 3. zoveel mogelijk in standhouden rode contour (bestaand bebouwd gebied (BBG);
  • 4. geringe groei met een structureel inwoneraantal van 14.000;
  • 5. financieel gezond blijven;
  • 6. zelfstandigheid;
  • 7. het in stand houden van het huidige voorzieningenniveau;
  • 8. een woningvoorraad die qua samenstelling en omvang past bij de toekomst van Uitgeest.

4.4.2 Structuurvisie Uitgeest 2020 (2010)

De structuurvisie geeft een visie op het ruimtelijke beleid voor de komende tien jaar en is een doorvertaling van de toekomstvisie. De inhoud van een structuurvisie geeft ondermeer de richting aan van bestemmingsplannen die in de toekomst zullen worden vastgesteld. Eén van de doelstellingen uit de structuurvisie is om cultuurhistorische elementen in de gemeente te behouden. Het Fort bij Krommeniedijk, als onderdeel van de Stelling van Amsterdam, behoort hiertoe. Genoemd wordt dat daar waar ontwikkelingen plaatsvinden cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk in de gebiedsontwikkeling moeten worden geïntegreerd.

4.4.3 Welstandsnota Uitgeest (2011)

In de Welstandsnota zijn welstandscriteria opgesteld waarmee de gemeenteraad aangeeft welk beleid wordt gevoerd ten aanzien van de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving. Het plangebied is gelegen in een bijzonder welstandsgebied, waar de nadruk ligt op behoud. De karakteristieke openheid van de ruimte dient behouden te blijven en waar mogelijk vergroot. Het open gebied fungeert als een tegenhanger van het dichte stedelijke gebied met kwaliteiten als rust en ruimte. Bouwactiviteiten kunnen slechte beperkt worden toegestaan en alleen indien deze niet schadelijk zijn voor de bestaande cultuurhistorische waarden. Voor de bebouwing zijn diverse welstandscriteria opgenomen voor de ligging in de omgeving, de massa en de detaillering.

4.4.4 Bestemmingsplan Buitengebied (1985)

In het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Uitgeest. De beoogde herontwikkeling van het fort en realisering van een beheerderswoning passen niet binnen de vigerende bestemming 'defensiedoeleinden tevens fort' omdat deze gronden zijn bestemd voor militair opslagterrein.

Voor het water in het plangebied vigeert de bestemming 'water tevens fortgracht'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bruggen, duikers, dammen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Deze bestemming is in dit bestemmingsplan omgezet in de bestemming 'Water'. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan Fort bij Krommeniedijk opgesteld.

Op dit moment wordt dit bestemmingsplan geactualiseerd. De ontwikkeling van het Fort bij Krommeniedijk wordt vooralsnog buiten het nieuwe bestemmingsplan gehouden.

4.5 Conclusie

De beoogde ontwikkeling voorziet in de herinrichting van het fort en de realisatie van een nieuwe beheerderswoning. De ontwikkeling past niet binnen het vigerend beleid, maar is volgens het 'nee, tenzij-principe" onderbouwd in paragraaf 2.2.2. Hier wordt dieper ingegaan op de inpassing in het landelijk gebied en behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden van het UNESCO-werelderfgoed. Hiermee past de ontwikkeling binnen de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente.

Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek

5.1 Geluid

Beoogde ontwikkeling

Binnen het plangebied worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 53 dB.

De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van de aftrek conform artikel 3.4 uit het Reken- en meetvoorschrift 2012 is gebruikgemaakt.

Onderzoek

De woningen zijn gelegen binnen de geluidszone van de Busch en Dam, de Krommenieweg en de Langendijk. De Busch en Dam is ter hoogte van het plangebied een doodlopende weg zodat de verkeersintensiteit laag ligt. De geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwe woningen zal dan eveneens laag zijn, zodat sprake is van een aanvaardbaar klimaat.

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012. De berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 2.

Verkeersgegevens

De verkeersintensiteit op de Krommenieweg en de Lagendijk staat vermeld in tabel 5.1. Deze intensiteit, voor het jaar 2015, is afkomstig uit de monitoringstool en aangeleverd door de Milieudienst IJmond. Voor de extrapolatie naar het maatgevende jaar 2024 is uitgegaan van 1% autonome groei per jaar. Bij de intensiteit is eveneens het extra verkeer ten gevolge van de ontwikkeling opgeteld.

Tabel 5.1 Verkeersintensiteiten in mvt/etmaal (afgerond op 50-tallen)

  2024  
Krommenieweg / Lagendijk   800  

De wegdekverharding bestaat uit asfalt. Voor de voertuigverdeling van het verkeer is uitgegaan van de aangeleverde verdeling.

Resultaten gezoneerde weg

Ten gevolge van het verkeer op de Krommenieweg/ Lagendijk is de 48 dB contour, de voorkeursgrenswaarde, bepaald. Uit de berekeningen blijkt dat deze op een afstand van 15 m uit de as van de weg is gelegen. De nieuwe woningen zijn echter op grotere afstand gelegen zodat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Conclusie

Ten gevolge van het verkeer op de wegen rondom het plangebied is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Het aspect verkeer staat de realisatie van de woningen dan ook niet in de weg.

5.2 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). In dit hoofdstuk zijn grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg / m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)1)    jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a) of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c).

In het Besluit niet in betekenende mate is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. In dit geval hoeft een project niet aan de grenswaarden te worden getoetst. Dit is onder andere het geval wanneer een project een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 heeft.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

In de paragraaf verkeer is bepaald dat de verkeersaantrekkende werking van dit bestemmingsplan maximaal 123 mvt/etmaal bedraagt. Aan de hand van de Niet in betekenende mate-tool van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is berekend dat de concentratie stikstofdioxide als gevolg van dit project 0,1 µg/m3 toeneemt. De concentratie fijn stof neemt met 0,03 µg/m3 toe. Beide toenamen zijn kleiner dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde. Het project draagt dus niet in betekenende mate bij. Formele toetsing aan de grenswaarden kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die hoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hiermee zijn de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs de Lagendijk, een maatgevende weg waaraan het plangebied ligt, bepaald. Uit de monitoringstool blijkt dat deze concentraties in 2011 direct langs de weg ruim onder de grenswaarden uit de Wm liggen. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

De realisatie van dit plan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Ook is ter plaatse van het plangebied wat betreft luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van deze ontwikkeling.

5.3 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied risicobronnen in het kader van externe veiligheid liggen. Deze bronnen liggen echter op een zodanige afstand van het plangebied dat het invloedsgebied (effectgebied 1% letaliteit) of de toetsingszone ruimtelijke maatregelen (200 m) ervan niet over het plangebied vallen.

Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.4 Bedrijven en milieuhinder

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen. Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Tabel 5.1 Overzicht geurnormen Wgv

    concentratiegebied   niet-concentratiegebied  
binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE/m³
   
max. 2 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object  
buiten
bebouwde kom  
diercategorieën Rgv   max. 14 ouE/m³   max. 8 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object  

Activiteitenbesluit

Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelasting geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

Onderzoek en conclusie

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen niet-agrararische bedrijven. Ten zuiden van het plangebied ligt een veehouderij. Veehouderijen zijn milieuhinderlijke functies. Voor de veehouderij geldt op basis van het Activiteitenbesluit een minimale afstand van 50 m tot geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom en 100 m tot objecten binnen de bebouwde kom. Het Fort bij Krommeniedijk is gelegen buiten de bebouwde kom. De maatschappelijke functie die in het fort wordt mogelijk gemaakt, en de beheerderswoning zijn geurgevoelig. Er geldt dan ook een minimale afstand van 50 m tot de veehouderij. Het agrarische bedrijf is op ruim 300 m afstand van het fort en de beheerderswoning gelegen. Er wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de minimale afstand. Ter plaatse van het fort en de beheerderswoning is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omdat ruimschoots aan de minimale afstand wordt voldaan, wordt de veehouderij ook niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd. Eventuele uitbreidingen van het bedrijf zullen nog op dusdanige afstand van het fort plaatsvinden dat nog steeds aan de minimale afstand wordt voldaan.

Bij het agrarisch bedrijf is tevens een camping gelegen. Voor campings geldt op basis van de VNG-uitgave een richtafstand van 50 m. Door de ligging op ruim 300 m afstand van het fort wordt ook ruimschoots aan deze richtafstand voldaan.

Naast de gevoelige functies is de woonruimte voor autistische jong volwassenen in combinatie met een publiek toegankelijke functie van het fort, die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt op grond van bovengenoemde VNG-publicatie ook een milieuhinderlijke functie. Een dergelijke functie valt in categorie 1. Voor deze categorie geldt een richtafstand van 10 m ten opzichte van woningen. Aangezien binnen een straal van 10 m van het plangebied geen woningen liggen, zal de realisatie van dit bestemmingsplan niet tot milieuhinder leiden.

Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuhinder en omliggende functies de realisatie van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.5 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

In verband met de uitvoerbaarheid van een project dient rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid ter plaatse. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

In de gemeente Uitgeest is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Belsuit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt geheel in de klasse 'overig' (waaronder landbouw/natuur). Bij grondverzet dient de kwaliteit van de toe te passen grond te worden vastgesteld door middel van een partijkeuring. Een toe te passen partij grond dient te voldoen aan de kwaliteitsklasse 'achtergrondwaarde'.

Onderzoek en conclusie

In het kader van de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Het onderzoek is er opgericht om vast te stellen of het voormalig gebruik van de gronden hebben geleid tot een verontreiniging van de bodem. Uit het bodemonderzoek blijkt dat in de bovengrond plaatselijk bijmengingen van bodemvreemde materialen (puin e.d.) zijn waargenomen. Op het maaiveld zijn daarbij plaatselijk asbestverdachte materialen gevonden. De bovengrond is licht verontreinigd met kwik, lood, zink, PAK en PCB.

In de ondergrond zijn bijmengingen met bodemvreemde materialen gevonden. In het het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. De ondergrond is licht verontreinigd met lood en PAK.

Het grondwater is licht verontreinigd met barium en xylenen.

Gelet op de aangetoonde verontreinigingen van de onder- en bovengrond en de verontreiniging van het grondwater dient de hypothese onverdacht voor de locatie (formeel) te worden verworpen. De gemeten waarden zijn echter dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem ingevolge de Wet bodembescherming niet noodzakelijk is.

Naar aanleiding van de aangetroffen asbesthoudende materialen dient een nader onderzoek naar de mate en omvang van de aangetroffen verontreiniging met asbest uitgevoerd te worden conform NEN 5707. Nader bodemonderzoek dient uitsluitsel te verschaffen omtrent het feit of er ten aanzien van de verontreiniging in de grond sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Dit onderzoek wordt in het kader van de vereiste omgevingsvergunning uitgevoerd.

5.6 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Ook liggen er geen straalpaden of telecomverbindingen in de directe omgeving van het plangebied. Op ca. 500 m van het plangebied loopt een hoogspanningsleiding. Deze ligt op ruimte afstand van het plangebied. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van dit plan.

5.7 Schiphol

Normstelling en beleid

Luchthavenindelingbesluit

In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking.

Nota Ruimte

In de Nota Ruimte wordt aangegeven dat Schiphol voor de toekomst ruimte nodig heeft om uit te breiden. Derhalve is op een PKB-kaart de zogenoemde 20 Ke-contour opgenomen. Binnen deze contouren mogen geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. Herstructurering en intensivering in bestaand gebouwd gebied zijn binnen de 20 Ke-contour nu en in de toekomst wel mogelijk.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied uit het Luchthavenindelingenbesluit, maar binnen de 20 Ke-contour uit de Nota Ruimte. Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in een nieuwe uitleglocatie voor woningbouw, staat de 20 Ke-contour de herbestemming van het fort niet in de weg. Daarom wordt geconcludeerd dat de ligging nabij Schiphol geen belemmering vormt voor de realisatie van dit project.

5.8 Water

5.8.1 Inleiding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit.

De Keur van het Waterschap is een vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. In dit kader is het van belang te weten dat langs hoofd- en overige watergangen een zone ligt van respectievelijk 5 m en 2 m ter bescherming van het profiel en onderhoud. Ook langs waterkeringen ligt een (variabele) zone voor bescherming en onderhoud van de waterkeringen, voor het realiseren van bouwwerken en het uitvoeren van werken binnen deze zone dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd.

Gemeentelijk beleid

In het Waterplan Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest staan maatregelen die wateroverlast beperken en de waterkwaliteit verbeteren. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het plan samen met de gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest opgesteld. De gemeenten en het hoogheemraadschap hebben samengewerkt aan een waterplan waarin het hele watersysteem onderzocht is. Voor de komende tien jaar staan maatregelen in het plan die het systeem moeten verbeteren zodat wateroverlast beperkt wordt, de waterkwaliteit wordt verbeterd, schoon duinwater beter wordt benut en het aanwezige water een natuurlijke inrichting krijgt. Een klankbordgroep met vertegenwoordigers van belangengroepen, agrariërs en natuurorganisaties hebben een rol gespeeld bij het tot stand komen van het plan.

5.8.2 Beoogde ontwikkelingen

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is ten westen van de Langendijk, in het verlengde van de Krommenieweg gelegen. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit bebouwing, verharding, groen en water.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei op veen. Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen den 0,50 m en de 0,80 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,80 m en de 1,20 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte binnen het plangebied bedraagt in het noordwesten circa NAP + 1,50 m en in het zuidoosten circa NAP -0,10 m.

Waterkwantiteit

De gracht van het fort behoort tot het plangebied. Buiten deze gracht ligt een aantal watergangen, waarmee de gracht in verbinding staat.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied zijn geen KRW-waterlichamen aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Binnen het plangebied is geen aansluiting op de riolering aanwezig.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan maakt de restauratie en herbestemming van het fort en de realisatie van een beheerderswoning mogelijk.

Waterkwantiteit

Als gevolg van de herbestemming en de realisatie van de woning wordt een oppervlakte van circa 1.097 m2 verhard. Daarnaast wordt 313 m2 voorzien van grastegels. Hiervoor dient compensatie plaats te vinden. De precieze omvang en de wijze waarop deze compensatie vorm krijgt, wordt in overleg met het Hoogheemraadschap bepaald.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem wordt ernaar gestreefd zo weinig mogelijk uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in het plangebied.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

In het kader van de herontwikkeling wordt het oorspronkelijke zandlichaam en graspakket op het fort hersteld. Het water dat op deze hierop valt, wordt opgevangen, natuurlijk gefilterd, en opgevangen in de onder het fort aanwezige waterkelders. Dit water zal vervolgens worden gebruikt om toiletten door te spoelen. Hiermee wordt voldaan aan de eerste stap: hemelwater vasthouden voor benutting. Aangezien in (de omgeving van) het plangebied geen riolering aanwezig is, zal het afvalwater opgevangen worden in tanks. Indien het niet mogelijk is om aan te sluiten op het gemeentelijk riool zal een helofytenfilter worden gemaakt. Hierbij zal het afvalwater door een rietveld verdeeld worden, waarna het door diverse zandlagen naar beneden zakt, waar door middel van diverse biologische, fysische en chemische processen het afvalwater wordt gezuiverd. Vervolgens kan het worden geloost op de fortgracht.

Het regenwater dat op het dak van de beheerderswoning valt, zal worden afgekoppeld en geloosd op het aanwezige oppervlaktewater.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.

5.8.3 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.9 Ecologie

5.9.1 Inleiding

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied is gelegen in de EHS. In de ruime omgeving van het plangebied is geen Natura 2000-gebied gelegen. Het bestemmingsplan maakt een functiewijziging mogelijk van het fort. Hierbij vinden geen ingrepen plaats die de EHS aantasten. De beheerderswoning is wel een nieuwe ontwikkeling die plaatsvindt in de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0013.png"

figuur 5.1: Ligging EHS (bron: provincie Noord-Holland)

Aantasting van de EHS dient gecompenseerd te worden. In het Natuurbeheerplan is aangegeven dat het hier gaat om kruiden- en faunarijk grasland. Op het dak van het fort wordt nieuw grasland aangelegd. Hiervoor wordt lokaal maaisel opgebracht, zodat de zaden van lokale kruiden en planten worden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0015.png"

figuur 5.2: Uitsnede beheertypekaart (bron: provincie Noord-Holland)

Soortenbescherming

In 2011 is uitgebreid ecologisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in Bijlage 4. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het fort floristisch en faunistisch een grote rijkdom kent. Onder de aangetroffen soorten komen ook enkele beschermde soorten voor. Op de meeste beschermde soorten heeft de herontwikkeling van het fort, al dan niet door het nemen van maatregelen, geen effect. Effecten op de rugstreeppad konden echter niet op voorhand worden uitgesloten. Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen, is een activiteitenplan opgesteld. Dit is voorgelegd aan de Dienst Regelingen van ministerie van EZ. Het ministerie heeft hierbij geconstateerd dat de genomen maatregelen afdoende zijn. Omdat geen overtreding van de wet plaatsvindt, is geen ontheffing FF-wet nodig. Dit bericht is bevestigd in de brief d.d. 11 januari 2013, die is opgenomen in bijlage Bijlage 5

5.9.2 Conclusie

De Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur staan de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

5.10 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorische waarden

Sinds 1 januari 2012 schrijft het Bro voor, dat cultuurhistorie expliciet wordt meegewogen bij de vaststelling van een bestemmingsplan.

In en rondom het plangebied van dit bestemmingsplan spelen veel cultuurhistorische waarden. Het Fort bij Krommeniedijk maakt beleidsmatig deel uit van twee nationale landschappen: Laag Holland en de Stelling van Amsterdam. De Stelling van Amsterdam is aangewezen als UNESCO-werelderfgoed. Het fort zelf is aangewezen als provinciaal monument.

Nationale landschappen

Het Nationaal Landschap Laag Holland bestaat uit droogmakerijen en veenwijden. Deze veenweidelandschappen hebben een hoge belevingswaarde vanwege hun openheid, ontstaansgeschiedenis en natuurwaarden. Kernkwaliteiten zijn ondermeer het behoud en de ontwikkeling van de openheid van het landschap en het behoud van de middeleeuwse strokenverkavelingen en de historische watergangen in het veenweidegebied.

Het Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam is een uit de periode van 1880-1920 daterende verdedigingsgordel rondom de stad Amsterdam, bestaande uit ondermeer forten, dijken, inlaatsluiten en inundatievelden. De stelling van Amsterdam is sinds 1996 aangewezen tot UNESCO-werelderfgoed vanwege de unieke wijze waarop, met gebruikmaking van de karakteristieken van het omliggende landschap en door middel van inundatie (het onder water zetten), de verdediging werd vormgegeven. Kenmerken van het Nationaal Landschap zijn de samenhang van het systeem, een groene en relatief stille ring rond Amsterdam en de relatief grote openheid.


De ontwikkeling van het Fort bij Krommeniedijk is niet in strijd met de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen Laag Holland en Stelling van Amsterdam, maar heeft juist bescherming en versterking van deze waarden ten doel. Met name wordt bijgedragen aan de versterking en beleving van de waarden van de Stelling van Amsterdam, enerzijds door de restauratie van het fort, anderzijds door de vestiging van een bezoekerscentrum.

Het fort is een provinciaal monument. In het kader van de ontwikkeling zal het fort worden gerestaureerd. Daarbij zal het oorspronkelijke graspakket teruggebracht worden. Door het toevoegen van een nieuwe functie, is het behoud van het fort en het onderhoud in de toekomst verzekerd. Uitvoerende partij is Stadsherstel Amsterdam N.V., die als doelstelling het behoud en herstel van monumenten en beeldbepalende panden heeft. Stadsherstel heeft ruime ervaring met het restaureren van panden. Derhalve heeft de ontwikkeling positieve gevolgen voor dit monument.


Desondanks heeft dit bestemmingsplan een gedetailleerd en conserverend karakter. Diverse onderdelen, zoals het forteiland en het fort zelf, zijn strak vastgelegd. In de bestemmingsomschrijving is het behoud van cultuurhistorische waarden expliciet opgenomen als functieaanduiding.

Conclusie: de vaststelling van dit bestemmingsplan leidt tot versterking van de cultuurhistorische waarden.

Archeologie

Het fort is volgens de kaart, die hoort bij de archeologische beleidsnota Gemeente Uitgeest, aangewezen als archeologisch monument. Bodemingrepen zijn hier alleen toegestaan met vergunning van de provincie Noord-Holland of de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). In het bestemmingplan zijn de gronden tevens bestemd voor Waarde-archeologie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BPFortKrommendijk-VS01_0017.png"

uitsnede archeologische beleidsnota Gemeente Uitgeest

In het voortraject van dit project is afstemming gezocht met het 'Projectbureau Stelling van Amsterdam' van de Provincie Noord-Holland. Die heeft aangegeven, dat bij de aanvraag voor de benodigde monumentenvergunning de eisen ten aanzien van archeologie door de provincie zullen worden aangegeven aan de gemeente. Vervolgens kan de gemeente deze eisen bij de vergunningverlening als voorwaarde meegeven aan de initiatiefnemer. Deze eisen zullen vervolgens in de projectaanpak worden meegenomen.

5.11 Duurzaamheid

Beleid

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening).

Duurzame stedenbouw is een belangrijk en voorwaardenscheppend onderdeel van duurzaam bouwen. Verschillende nieuwe, maar zeker ook al bestaande, initiatieven en/of maatregelen worden in het kader van duurzaam bouwen samengevoegd tot het concept van een plan. Deze initiatieven en maatregelen vormen samen de bouwstenen.

Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen

Gemeente Uitgeest en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Bouwinitiatieven moeten voldoen aan deze ambities en doelstellingen. Buiten de bestaande normen vanuit het Bouwbesluit richt het beleid ten aanzien van duurzaam bouwen zich op een hoger ambitieniveau.

Aangezien de aanscherping van het beleid voor duurzaam bouwen een dynamisch traject is, dienen bouwinitiatieven getoetst te worden aan het op dat moment geldend beleid.

Landelijk beleid

Het werkprogramma van Schoon en Zuinig (VROM, 2007) beschrijft hoe Nederland in 2020 30 procent minder broeikasgassen wil uitstoten ten opzichte van 1990. Op basis hiervan hebben het Rijk en de gemeenten in 2007 het Klimaatakkoord ondertekend. Aan energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend. Nederland heeft in het Energierapport 2008 (EZ, 2008) de doelstelling voor energiebesparing opgehoogd van 1,5 naar 2 procent per jaar in 2020. Onder duurzame energiebronnen worden hernieuwbare energiebronnen verstaan. Dit wil zeggen bruikbare energie uit waterkracht, windenergie, zonne-energie, omgevingsenergie en biomassa. Duurzame energie speelt in Nederland nog een beperkte rol. De Nederlandse overheid streeft naar 20 procent duurzame energie in 2020 (VROM, 2007). Het kabinet Rutte II hanteert het aandeel duurzame energie van 16 procent in 2020. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren is de energieprestatie-coëfficiënt voor nieuwe woningen in het Bouwbesluit (wettelijk kader) in 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6 en wordt deze in 2015 verder verlaagd naar 0,4.

GPR Gebouw

GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen.  Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen

Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Uitgeest het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10.

Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau.

Per project wordt door de Milieudienst IJmond (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt.

De ambitie van de gemeente Uitgeest is minimaal een 7  te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Gemeentelijk beleid voor duurzaamheid bedrijven

Bij nieuw op te richten bedrijvigheid of bij grootschalige veranderingen binnen bestaande bedrijven wordt naast het voldoen aan het wettelijke kaders op milieugebied ook een advies op maat gegeven ten aanzien van milieubesparende maatregelen. Dit zowel op het gebied van (ver)bouwen als op het gebied van toe te passen installaties en voorzieningen.

Bestaande bedrijven worden aangespoord om energiezuinige maatregelen te treffen met een terugverdientijd van korter dan vijf jaar. Deze maatregelen zijn beschikbaar via de website:

www.infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/energiebesparing

Invulling

Stadsherstel Amsterdam en De Groene Grachten, een initiatief van Wubbo Ockels, slaan de handen ineen op weg naar het verduurzamen van de panden van Stadsherstel. Het jaar 2013 is een pilot project waarbij verschillende panden van Stadsherstel onderzocht worden. Hieronder ook het fort bij Krommeniedijk. Stadsherstel zal het fort niet in bezit krijgen maar in eeuwigdurende erfpacht van het Lanmdschap Noord-Holland. Het is de bedoeling dat na dat jaar de Groene Grachten doorgaat en de bevindingen uit het pilotjaar gebruikt om ook andere monumenten te verduurzamen. Ook Stadsherstel zal na dat jaar het verduurzamen van haar panden doorzetten.

De bedoeling is dat de te onderzoeken panden op den duur overgaan op duurzame elektriciteit en warmte, opgewekt op individuele- en collectieve schaal. Bovendien gaan de panden zelf efficiënter om met warmte en elektriciteit, zonder het aangezicht en historische waarden aan te tasten. Door het bundelen van expertise, kwaliteiten en middelen is dit een nieuwe stap naar duurzaamheid. Bij elk project zal nauw overleg plaatsvinden met de betreffende gemeente, Provincie en monumentencommissie / welstand om tot de beste oplossing te komen.

Derhalve wordt in dit project concreet invulling gegeven aan de duurzaamheidsambities van de gemeente Uitgeest.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Financiële uitvoerbaarheid

Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft de gemeente de onderzoeksverplichting om de financieel- economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen (art 3.1.6 lid 1 sub f Bro). Dit geldt ook voor projecten waarbij sprake is van een particuliere ontwikkelaar die op eigen initiatief een locatie ontwikkelt. In het plangebied is i.c. géén sprake van een gemeentelijke exploitatie. Het fort is eigendom van de stichting Landschap Noord-Holland. Met een pachtovereenkomst wil Stadsherstel Amsterdam N.V. de beoogde ontwikkeling mogelijk maken.

Op 30 juli 2012 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Holland aan Stadsherstel Amsterdam N.V. een subsidie toegekend, waarmee de restauratie en herbestemming van het fort en de realisatie van de beheerderswoning betaald kunnen worden. Ook Achmea heeft een subsidie voor de planontwikkeling gegeven.

Voor de gemeente Uitgeest zijn er geen kosten verbonden aan deze ontwikkeling. De kosten en risico's liggen bij de partijen, die ontwikkelingen zullen realiseren. De gemeente heeft met Stadsherstel Amsterdam N.V. een planschadeovereenkomst gesloten. Het plan is financieel uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft het bestemmingsplan Fort bij Krommeniedijk tot 1 juli 2013 ter inzage gelegen en zijn burgers in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een inspraakreactie.

Daarnaast is op 26 juni 2013 tussen 20.00 uur en 22.00 uur een inspraakavond op het fort gehouden, waar informatie werd verstrekt over het bestemmingsplan. Het verslag van de inspraakavond is opgenomen in Bijlage 6.

Er is 1 inspraakreactie ingediend op het plan. Deze is hieronder samengevat en van een reactie voorzien.

Samenvatting inspraakreactie

  • 1. Inspreker woont direct naast Fort bij Krommeniedijk en heeft een veehouderij en een boerencamping. De eventueel toekomstige bewoners van het fort hebben volgens inspreker geen enkele relatie met en betrokkenheid bij het agrarische gebied waarin zij gaan wonen. Niet uitgesloten is dat deze bewoners zich zullen storen aan de agrarische activiteiten die in de omgeving worden uitgevoerd. Ook is het mogelijk dat zij zich zullen verzetten tegen uitbreiding van agrarische activiteiten, zoals de bouw van een nieuwe ligboxenstal. Dergelijke ontwikkelingen zijn voor inspreker echter wel noodzakelijk om in de toekomst financieel rond te blijven komen.
  • 2. Gelet op het agrarische gebied waarin de bewoners gaan wonen en gelet op de door de gemeente erkende noodzaak om schaalvergroting en functieverbreding, is van belang dat vastgelegd wordt dat ook na realisatie van het bestemmingsplan de activiteiten van omliggende agrarische bedrijven niet zullen worden belemmerd. Dit is nu op geen enkele manier in het bestemmingsplan tot uitdrukking gebracht.
  • 3. Inspreker verzoekt om in het bestemmingsplan vast te leggen dat de betrokken partijen, waaronder de toekomstige bewoners, zich op geen enkele wijze zullen verzetten tegen agrarische bedrijven in de omgeving, waaronder begrepen de eventuele uitbreiding van de bedrijven, alsmede de uitoefening van agrarische activiteiten. Inspreker doet een voorstel om dit vast te leggen in een verordening.
  • 4. Inspreker wijst op het wetsvoorstel plattelandswoningen. Het is volgens inspreker van belang dat dit uitgangspunt in kwestie eveneens gehanteerd wordt en dat het beschermingsregime op Fort bij Krommeniedijk van toepassing is, in ieder geval niet hoger zal zijn dan het beschermingsregime dat op een agrarisch bedrijf van toepassing is.

Reactie gemeente

  • 1. Voor veehouderijen dient bij de ontwikkeling van nieuwe gevoelige functies (zoals maatschappelijke functies en woningen) rekening te worden gehouden met eventuele hinder zoals bijvoorbeeld geurhinder of geluidhinder. Voor het bedrijf van inspreker geldt op basis van het Activiteitenbesluit een minimale afstand van 50 m tot geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom en 100 m tot objecten binnen de bebouwde kom. Het Fort bij Krommeniedijk is gelegen buiten de bebouwde kom. De maatschappelijke functie die in het fort wordt mogelijk gemaakt en de beheerderswoning zijn geurgevoelig. Er geldt dan ook een minimale afstand van 50 m tot het agrarische bedrijf. Het agrarische bedrijf is op ruim 300 m afstand van het fort en de beheerderswoning gelegen. Er wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de minimale afstand. Ter plaatse van het fort en de beheerderswoning is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Omdat ruimschoots aan de minimale afstand wordt voldaan, wordt de veehouderij ook niet in zijn bedrijfsvoering belemmerd. Eventuele uitbreidingen van het bedrijf zullen nog op dusdanige afstand van het fort plaatsvinden dat nog steeds aan de minimale afstand wordt voldaan. Bij het agrarisch bedrijf is tevens een camping gelegen. Voor campings geldt op basis van de VNG-uitgave een richtafstand van 50 m. Door de ligging op ruim 300 m afstand van het fort en de beheerderswoning wordt ook ruimschoots aan deze richtafstand voldaan. Paragraaf 5.4 van de toelichting van het bestemmingsplan wordt op dit punt verduidelijkt.
  • 2. Zie de beantwoording onder 1. De toelichting wordt op dit punt verduidelijkt.
  • 3. Het is niet noodzakelijk om dit vast te leggen in een verordening omdat hiervoor de regels gelden uit het Activiteitenbesluit. Daarnaast wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-uitgave.
  • 4. Gelet op de afstand van het plangebied tot het bedrijf van inspreker en hetgeen hiervoor is gesteld, hoeft hier verder geen aandacht aan te worden besteed.

Hoofdstuk 7 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

7.1 Reacties vooroverlegpartners

Het voorontwerpbestemmingsplan Fort bij Krommeniedijk is in het kader van het vooroverleg ex art 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verstuurd aan de volgende overlegpartners:

  • 1. Provincie Noord-Holland
  • 2. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
  • 3. Milieudienst IJmond
  • 4. Gemeente Zaanstad
  • 5. Gemeente Heemskerk
  • 6. Gemeente Graft-De Rijp
  • 7. Gemeente Castricum
  • 8. Cultuurcompagnie Noord-Holland
  • 9. LTO Nederland
  • 10. LTO Noord
  • 11. Rijksdienst voor cultureel erfgoed
  • 12. Milieufederatie Noord-Holland
  • 13. RAUM (Recreatieschap Noord Holland NV)

Van 4 overlegpartners is een reactie ontvangen. De reacties zijn in dit hoofdstuk samengevat en van een reactie voorzien. De integrale reacties zijn opgenomen in Bijlage 7.

1. Samenvatting reactie Provincie Noord-Holland

Het plan voorziet in de bouw van een nieuwe beheerderswoning ter plaatse van de voormalige fortwachterswoning. Het plangebied bevindt zich buiten het bestaand bebouwd gebied. Voor het bouwen buiten bestaand bebouwd gebied dient rekening te worden gehouden met de eisen van de artikelen 13 en 15 uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie.

Reactie gemeente

De toelichting wordt op dit punt aangepast. Geconstateerd wordt dat de beoogde beheerderswoning in strijd is met artikel 13 uit de verordening. In de toelichting is een motivering opgenomen waarom

kan worden afgeweken van dit artikel uit de verordening.

2. Samenvatting reactie Milieudienst IJmond

  • a. Verzocht wordt enkele tekstwijzingen door te voeren in de paragraaf Bodem.
  • b. Er zijn geen opmerkingen op het ecologieonderzoek. Er is overleg nodig met de provincie over de EHS en eventuele compensatie. Er dient te worden nagegaan of een ontheffing art. 75 FF-wet moet worden aangevraagd vanwege de negatieve effecten op de rugstreeppad.
  • c. Verzocht wordt de tekst met betrekking tot risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied aan te passen.

Reactie gemeente

  • a. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
  • b. De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. De provincie Noord-Holland is betrokken bij de planvorming. Het ministerie van ELI heeft inmiddels aangegeven dat geen ontheffing voor de rugstreeppad nodig is. Deze brief is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
  • c. De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

3. Samenvatting reactie Cultuurcompagnie Noord-Holland

  • a. Het is van belang om in de planvormende fase een goed inzicht te hebben in de aanwezige archeologische waarden. Eventueel kunnen de plannen dan nog aangepast worden om de archeologische resten te beschermen of kunnen er bij de uitvoering van de plannen adequate maatregelen genomen worden om de waarden nader te onderzoeken. Aangeraden wordt om voor de vaststelling van het bestemmingsplan een archeologisch bureauonderzoek te laten uitvoeren, waarbij uitdrukkelijk ook aandacht geschonken wordt aan de archeologische waarde van het 19e eeuwse fort en de consequenties van de ingrepen aan bijvoorbeeld het reliëf.
  • b. Geadviseerd wordt het gehele terrein inclusief het water de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarde' te geven en eventueel een dubbelbestemming voor archeologie.

Reactie gemeente

  • a. Het plangebied van dit bestemmingsplan is aangewezen als wettelijk beschermd archeologisch monument. Dat betekent, dat bodemingrepen alleen toegestaan zijn met vergunning van de provincie Noord-Holland. in het voortraject van dit bestemmingsplan is met het Projectbureau Stelling van Amsterdam van de Provincie Noord-Holland afgesproken dat de provincie bij de aanvraag omgevingsvergunning haar eisen ten aanzien van archeologie aangeeft. Op basis van deze eisen zal op dat moment een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden óf zullen maatregelen in het project doorgevoerd worden.
  • b. De plankaart, regels en toelichting zijn aangepast op dit punt aangepast. Het Fort bij Krommeniedijk is aangewezen als Provinciaal monument, het plangebied als archeologisch monument. Dat betekent dat de bescherming is geregeld via het monumentenspoor. Daarom is het feitelijk niet nodig om in het bestemmingsplan een extra beschermingsregime op te nemen. Om echter aan te sluiten bij de systematiek die gehanteerd is in het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied, is op het gehele plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 opgenomen; op de fortgracht ligt de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.

4. Samenvatting reactie Recreatie Noord-Holland NV

Het plan wordt positief beoordeeld. Er zijn geen opmerkingen op het bestemmingsplan.

Reactie gemeente

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.