Plan: | Wognum - Grietje Slagterlaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0420.BPKWOGGRSLAGTERLN-VA01 |
Aansluitend op de woongebieden in het noordoosten van Wognum ligt het terrein van een voormalig tenniscomplex. Deze tennisbanen en bijbehorende kantine zijn verwijderd na de verhuizing van de vereniging naar een locatie aan de westzijde van Wognum. In de Structuurvisie en in de Woonvisie van de gemeente Medemblik is de locatie aangewezen voor een invulling met 25 woningen in 2018. In 2013 heeft de gemeenteraad hiervoor een kaderstellende notitie vastgesteld. De woningbehoefte en de woningmarkt zijn sindsdien gewijzigd door de verplichte huisvesting van vergunninghouders.
Vergunninghouders hebben recht op een woning. Zij krijgen volgens de Huisvestingswet voorrang op andere woningzoekenden. De gemeente Medemblik moet in 2015 75 vergunninghouders opvangen (wettelijke plicht) en in 2016 minimaal 111. Als gevolg van de crisis op de woningmarkt zijn in de afgelopen jaren relatief weinig woningen gebouwd. Daarnaast kopen mensen minder snel een woning. Er is minder doorstroming. De hiervoor beschreven situatie legt een grote druk op de woningmarkt. Door snel woningen te realiseren die passen binnen het beleid en de omgeving nemen de gemeente en de woningbouwcorporaties op tijd hun verantwoordelijkheid hiervoor.
Om in te spelen op de gewijzigde woningbehoefte is het noodzakelijk om op de locatie te voorzien in een compacte bouw van 40 (semi-permanente) woningen in drie bouwlagen voor starters en vergunninghouders. Door de bouw van dit plan wordt bereikt dat de wachttijd van huidige woningzoekenden niet nog verder oploopt.
De geplande woningbouw is in strijd met het bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). Daarom is voor de locatie dit bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader, waarbinnen de beschreven woningbouw mogelijk is.
Het plangebied ligt in een woongebied, tussen twee sportvelden. Het wordt aan de oostzijde ontsloten op de Grietje Slagterlaan. De begrenzing is afgestemd op het geldende bestemmingsplan en het in paragraaf 2.3 beschreven inrichtingsplan. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1. De ligging en begrenzing van het plangebied
Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Dorpskernen IV, dat is vastgesteld op 4 juli 2013. Het is hierin bestemd voor 'Sport', met daarop een bouwvlak voor een kantine. Het oostelijk deel van het plangebied heeft nu de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Het realiseren van woningbouw is binnen deze bestemmingen niet mogelijk.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en ruimtelijke inpassing daarvan en de vertaling naar uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 bevat de vertaling van de uitgangspunten uit hoofdstuk 2, 3 en 4 naar een juridische regeling. In hoofdstuk 6 wordt het juridische systeem toegelicht. Ten slotte worden in hoofdstuk 7 de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.
Het plangebied ligt in een gemengde zone langs de Nieuweweg. Ten oosten van deze weg liggen enkele bedrijven en het gemeentehuis van Medemblik. Daarachter ligt de Rijksweg A7. Aan de westzijde ligt een woongebied met centraal daarin een veldsportcomplex.
Het woongebied ten noorden van het plangebied betreft een planmatige wijk, vooral bestaande uit grondgebonden woningen die zijn opgetrokken uit een of twee bouwlagen met kap. Ten westen van het plangebied staan gestapelde woningen in deze wijk. Dit woongebied is op een rotonde in de Nieuweweg ontsloten via de Grietje Slagterlaan.
Ten zuiden van het plangebied staat een gedeeltelijk uit drie en gedeeltelijk uit vier bouwlagen opgetrokken woon-zorgcomplex en een rij van drie grondgebonden woningen. Deze functies zijn ontsloten op de wegenstructuur richting het zuiden. De woongebieden aan weerszijden van het sportcomplex zijn via paden door het plangebied met elkaar verbonden.
Luchtfoto's van het plangebied (de actuele situatie en de situatie waarin het tenniscomplex nog aanwezig is, zijn weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1. Luchtfoto plangebied (bron: Google Maps/Bing Maps)
Het plangebied betreft het voormalig terrein van de tennisvereniging, die onlangs is verhuisd naar een locatie aansluitend op de nieuwe woongebieden aan de westzijde van Wognum. Op het terrein lagen vier tennisbanen aan weerszijden van een kantine. Het betreft nu een braakliggend terrein, waarover enkele paden liggen. Op de oostzijde ligt een parkeerterrein dat is ontsloten op de Grietje Slagterlaan. Dit parkeerterrein diende voorheen ten behoeve van de tennisbanen. Direct naast het parkeerterrein staat een klein nutsgebouw dat voor het elektriciteitsnet dient.
Dit bestemmingsplan voorziet in eerste instantie in de compacte bouw van 40 (semi-permanente) woningen voor starters en vergunninghouders. Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is de geactualiseerde kaderstellende notitie, die de gemeente voor de locatie van het voormalig tenniscomplex heeft opgesteld ten behoeve van besluitvorming in de gemeenteraad op 10 december 2015.
De 40 woningen worden verdeeld in twee woongebouwen die zijn opgetrokken uit drie bouwlagen. Deze worden gebouwd in opdracht van woningcorporatie De Woonschakel. Deze twee woongebouwen zijn op de westzijde van het plangebied geprojecteerd. Aansluitend op de beide woongebouwen wordt een laag bouwdeel voorgesteld, waarin bergingen worden gerealiseerd. De voorgestelde inrichting is weergegeven in figuur 2.3. Een impressie van de bouwstijl is weergegeven in figuur 2.4.
Figuur 2.3. Voorgestelde situatie
Figuur 2.4. Impressies nieuwbouw
De woningbouw wordt qua stedenbouwkundige en architectonische aspecten afgestemd op de omliggende bebouwing. De woningen worden zo gesitueerd dat zij enerzijds een zo gunstig mogelijke oriëntatie hebben qua privacy, uitzicht, bezonning en bereikbaarheid en anderzijds zo min mogelijk hinder ondervinden van omgevingsfactoren als licht en geluid van de aangrenzende sportvelden en geluid van de nabijgelegen wegen (Nieuweweg en A7). In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de inpasbaarheid van de ontwikkeling nabij deze ruimtelijke elementen.
De ontsluiting voor auto's vindt plaats via de Grietje Slagterlaan op de nabijgelegen rotonde in de Nieuweweg. De ontsluiting voor fietsers en voetgangers vindt plaats richting de Kloostermuur en via de omliggende fiets- en voetpaden. Bij de ontsluiting voor fietsers en voetgangers richting winkelcentrum De Boogerd wordt aandacht besteed aan het voorkomen van ongewenste situaties op achterpaden en sluiproutes.
Bij de nieuw te bouwen woningen worden groenvoorzieningen gerealiseerd in aansluiting op het reeds aanwezige groen. Iedere benedenwoningen krijgt een klein tuintje. Bij de nieuw te bouwen woningen wordt een speelplek gerealiseerd voor jonge kinderen.
Stedenbouwkundige inpassing en beeldkwaliteit
De woongebouwen worden ingepast in de stedelijke structuur van Wognum. Van belang is dat het ontwerp zodanig is, dat geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
Bij de planuitvoering zijn de volgende kwaliteitseisen ingebracht:
Gekozen is voor een opzet waarbij elke woning een eigen gevelopening heeft. De gevels worden uitgevoerd in donkergrijze Eternit delen met een houttextuur. De sparingen aan de 'woongevels' krijgen accent door een vooruitstekend zetwerk rond de kozijnopeningen. Hierdoor ontstaat een textuur op de gevel welke diepte geeft en zorgt voor schaduwwerking op deze gevel. De galerijgevel wordt als het ware los getrokken van het bouwvolume waardoor dit ook diepte suggereert. De "achtergebleven" achtergevel van het bouwblok wordt dan uitgevoerd in een glad materiaal met een afwijkende kleur van de buitengevels. Hierdoor krijgen de gevels een subtiel ruimtelijk effect. De galerij lijkt op deze wijze in het bouwblok te vallen. De trappenhuizen worden als losse glazen boxen aan de kop van de galerij geplaatst. De vlucht trappenhuizen aan de andere zijde van de galerij worden uitgevoerd als een stalen trap met hekwerk in de buitenlucht. De bergingen worden als een laag bouwdeel tegen de woongebouwen aangebouwd, waardoor versnippering in de openbare ruimte wordt voorkomen.
Provinciale kwaliteitseis
Zoals beschreven in paragraaf 3.2 maakt dit bestemmingsplan verstedelijking mogelijk. Hierom wordt de ruimtelijke inpassing volgens de werkwijze van de ruimtelijke kwaliteitseis uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) beschreven. Dit houdt in dat een verantwoording wordt gegeven van de mate waarin rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsgeschiedenis en de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken ter plaatse, de inpassing van de ontwikkeling in de wijdere omgeving en de kernkwaliteiten van het gebied.
Noodzaak verstedelijking
Het geniet de voorkeur om nieuwe woningen binnen bestaand bebouwd gebied te bouwen en niet in het landelijk gebied. Volgens de begripsbepaling uit de Verordening ligt het plangebied buiten bestaand bebouwd gebied. Formeel-juridisch ligt het gebied dus in het landelijk gebied. Gelet op de omgeving wordt echter gesproken van een herstructureringslocatie in de kern. Door de ligging middenin de kern vindt dan ook geen aantasting van het landelijk gebied plaats. Hoewel dit een sterk basisargument is ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteitseis om aan te tonen dat er in principe met de ontwikkeling van woningen geen onrecht wordt gedaan aan het voorkeursbeleid, wordt de ontwikkeling vanuit het provinciaal beleid toch gezien als een verstedelijksopgave buiten bestaand bebouwd gebied.
Leidraad landschap en cultuurhistorie
De Leidraad landschap en cultuurhistorie helpt bij het opstellen van ruimtelijke plannen en wordt door de provincie gebruikt bij het beoordeling op grond van de PRVS bij ruimtelijke ontwikkelingen buiten het Bestaand Bebouwd Gebied. De provinciale visie op ruimtelijke kwaliteit en de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen en dorpen van Noord-Holland zijn hierin vastgelegd. De leidraad geeft richting aan ontwikkelingen door aandacht te vragen voor en inzicht te geven in de karakteristieken en de ontstaansgeschiedenis van het landschap en de dorpen.
De leidraad richt zich primair op ontwikkelingen in het buitengebied. De karakteristieken voor het Dorps-DNA, waarvan de leidraad uitgaat, zijn van toepassing op linten en clusters in het buitengebied en niet op volwaardige stedelijke gebieden zoals het onderhavige gebied. In algemene zin wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling passend is in de kenmerkende structuren van Wognum.
Ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap
Het projectgebied ligt in het oude Zeekleigebied van West-Friesland. De aanwezigheid van lineaire nederzettingen is zeer kenmerkend voor de bewoningsgeschiedenis van dit gebied. Vanuit de linten is het landschap in cultuur gebracht. Dit is ook het geval in Wognum. Het dorp is ontstaan langs een dijk ter hoogte van wat nu de Kerkstraat is. Behalve enige bebouwing aan het lint, was de polder volledig vrij van bebouwing. Het omliggende landschap is ontgonnen vanaf het lint, waardoor rechte sloten haaks op het lint de structuur van de polder bepalen. Aan de oostzijde werd de grens gevormd door de Nieuweweg. Ten oosten van de Nieuweweg volgt het landschap een ander patroon. Tegenwoordig vormt de Nieuweweg min of meer de rand van het dorp.
De ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristieken
Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke kernkwaliteiten zoals genoemd in de lijst kernkwaliteiten van de dorpsstructuur. De nieuwe bebouwing sluit aan op de bestaande bebouwing. Het plangebied ligt in een gebied waar zowel woongebouwen (drie- tot vierlaags) als grondgebonden woningen voorkomen. De nieuwbouw past hier qua bouwvorm en -schaal goed bij.
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat er binnen en rondom het plangebied geen specifieke kernkwaliteiten aanwezig zijn. De ontwikkeling is perceelsgebonden en doet geen afbreuk aan de kenmerken en structuren van de omgeving. Er wordt zodoende voldaan aan de ruimtelijke kwaliteitseis, zoals bedoeld in artikel 15 van de PRVS.
De woningbouw moet ook verkeerskundig inpasbaar zijn op de locatie. Dit betekent dat de ontsluiting adequaat moet zijn en dat er voldoende parkeergelegenheid wordt aangelegd.
Verkeersafwikkeling
Het plangebied wordt ontsloten via een bestaande inrit op de Grietje Slagterlaan, die vrijwel direct aansluit op een rotonde in de Nieuweweg. De Nieuweweg is een wijkontsluitingsweg met een hoge capaciteit. De ontsluiting is op deze manier goed geregeld.
Parkeren
Voor het parkeren geldt de Nota Parkeernormen van de gemeente Medemblik als uitgangspunt. Op basis hiervan geldt voor goedkope huurappartementen een parkeernorm van 1,1 parkeerplaats per woning voor de bewoners en 0,3 voor bezoek. De parkeerbehoefte is dus 1,4 per woning. Voor 40 woningen moeten dus 56 parkeerplaatsen worden aangelegd. In het plangebied is voldoende ruimte beschikbaar om in deze behoefte te voorzien.
De vergunninghouders zullen in principe geen auto bezitten. Om efficiënt met de ruimte wordt daarom eerste instantie wordt uitgegaan van één parkeerplaats per woning. In het plangebied worden dus 40 parkeerplaatsen voorgesteld. Als na verloop van tijd zou blijken dat er structureel meer behoefte is aan meer parkeerplaatsen, dan worden deze aangelegd conform de parkeernorm van 1,4 per woning.
Omwille van de eenheid van beleid wordt in het bestemmingsplan de norm van 1,4 opgenomen. Dit biedt omwonenden de garantie dat er bij toenemende parkeerbehoefte ook meer parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor:
De ontwikkelingen binnen het plangebied zijn aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. De Ladder wordt behandeld in Bijlage 1 in combinatie met het bouwen buiten Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) van de provincie Noord-Holland.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Structuurvisie en Provinciale Verordening
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040. In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.
Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn regels verbonden aan deze hoofdbelangen.
De provincie Noord-Holland zet de komende dertig jaar in op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden en dorpen omringd door aantrekkelijk recreatie en groen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden en dorpen optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.
Bestaand Bebouwd Gebied (BBG)
Bebouwde gebieden of gebieden waar de ontwikkeling van stedelijk gebied is gepland. Deze zijn aangegeven als 'Bestaand Bebouwd Gebied' (BBG). Bij het maken van plannen in het bestaande bebouwde gebied hebben gemeenten een grote mate van beleidsvrijheid. Volgens de kaarten behorende bij de PRV ligt het plangebied in het bestaand bebouwd gebied (zie figuur 3.1). Echter, op grond van artikel 9 van de PRV is alleen bestaande of op grond van een geldend bestemmingsplan mogelijke woon- of bedrijfsbebouwing, alsmede bijbehorende voorzieningen, als 'bestaand bebouwd gebied' aangewezen. Aangezien het geldende bestemmingsplan geen woon- of bedrijfsbebouwing toestaat, is de locatie juridisch geen onderdeel van het BBG.
Figuur 3.1 Begrenzing 'Bestaand bebouwd gebied'
Op grond van artikel 13 mag een bestemmingsplan niet in nieuwe woningbouw in het landelijk gebied voorzien. In lid 2 staan de afwijkingsregels. Een gemeente mag afwijken indien de nieuwe woningbouw in overeenstemming is met:
Verder moet de gemeente aantonen dat de nieuwe woningbouw niet kan worden gerealiseerd door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen BBG.
Tot slot moet de nieuwe bebouwing volgens de principes van de ruimtelijke kwaliteitseis wordt onderbouwd. Dit houdt in dat de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen, aardkundige waarden en (dorps)structuur worden gerespecteerd. In de ruimtelijke onderbouwing geven we een verantwoording van de mate waarin rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsgeschiedenis en de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken ter plaatse, de inpassing van de ontwikkeling in de wijdere omgeving en de kernkwaliteiten van het dorp. De inpassing is op deze wijze beschreven in paragraaf 2.4. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, past zodoende binnen de kaders van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
De vraag of dit plan voldoet aan de overige afwijkingsregels wordt beantwoord in Bijlage 1 in samenhang met de Ladder zoals beschreven in paragraaf 3.1.
Provinciale Woonvisie/Regionale Actieprogramma (RAP) regio West-Friesland
Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Woonvisie 'Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020' vastgesteld. In deze visie staat als doelstelling: 'in 2020 beschikken de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu'. De Regionale Actieprogramma's (RAP's) zijn het instrument om dit doel te bereiken. In een plan van aanpak heeft de provincie daarvoor de kaders aangegeven. Uitgangspunt was de totstandkoming van één RAP voor Noord Holland-Noord. Voor het RAP regio West-Friesland is de Kadernota Regionale Woonvisie 2011-2020 het uitgangspunt. Deze wordt beschreven in paragraaf 3.3.
Kadernota Regionale Woonvisie West-Friesland 2011-2020
In de Kadernota Regionale Woonvisie West -Friesland 2011-2020 vormt de eigen woningbehoefte van de gemeenten in beginsel de basis voor het aantal nieuw te bouwen woningen. Maar gemeenten krijgen ook de ruimte om meer te bouwen. Gemeenten dienen dit onderling af te stemmen. De Regionale Woonvisie is hiervoor het instrument. Op grond van de Structuurvisie van de Provincie Noord-Holland moet de regio West-Friesland in de periode van 2010 tot 2030 in totaal 11.750 woningen bouwen. Voor de gemeente Medemblik is dit kwantitatief vertaald in maximaal gemiddeld 213 woningen per jaar tot 2015 en 95 woningen vanaf 2015 tot 2030. Voor de gemeente Medemblik is uitgangspunt dat alle nieuwbouw binnen bestaand bebouwd gebied wordt gerealiseerd. Opgemerkt wordt dat er voor de komende periode extra aandacht nodig is voor ouderen en starters. De regionale woonvisie voor West-Friesland sluit aan op de gewijzigde uitgangspunten van de Structuurvisie voor Noord-Holland. Meer concreet kent de regionale woonvisie twee hoofdlijnen, deze zijn:
Actualisering woonvisie en RAP voor 2016-2020
De regio is bezig met de actualisering van de woonvisie en het RAP. Daarvoor is een procesaanpak vastgesteld door het bestuurlijk VVRE en door GS op 25 oktober 2015. De aanpak zorgt ervoor dat alle (provinciale) onderdelen/belangen in de nieuwe woonvisie komen: vraaggestuurd bouwen, binnenstedelijk bouwen en transformeren, sociale woningbouw, , zorg, welzijn en voorzieningen, duurzaam bouwen, zelfbouw, statistieken en OV-knooppunten. Een van de stappen in het proces is het opstellen van een lijst van woningbouwplannen die gebruikt kan worden om de aansluiting van het aanbod op de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte te toetsen en om de woonvisie en het RAP Ladderproof te maken.
Conform de planning wordt de nieuwe woonvisie en de daarbij behorende RAP 2016-2020 in juni 2016 vastgesteld door de gemeenteraden en vervolgens gedeputeerde staten. Met het project Grietje Slagterlaan zitten we dus tussen twee woonvisies/RAP's in. Vooruitlopend op deze documenten heeft er wel regionale afstemming plaatsgevonden en is nut en noodzaak onderbouwd, zie Bijlage 1.
Structuurvisie 2012-2022
In de op 28 februari 2013 vastgestelde Structuurvisie 2012-2022 van de gemeente Medemblik 'Sterke kust en sterk achterland' is het nieuwe beleid van de gefuseerde voormalige gemeenten Medemblik, Wervershoof en Andijk vastgelegd. Doel van deze structuurvisie is een harmonisatie van het beleid van de drie voormalige gemeenten tot één beleid.
Medemblik wil de komende jaren het vestigen in de gemeente zo aantrekkelijk mogelijk maken. Met oog voor realiteit stimuleert de gemeente dorpsvernieuwingen en geeft ruimte om nieuwe woningen te bouwen. Deze ruimte vult de gemeente als volgt in:
De gemeente heeft voor de toekomst voldoende woningbouwlocaties op het oog; het tempo waarin deze worden ontwikkeld, is afhankelijk van de directe vraag. Het plangebied van dit bestemmingsplan staat op de uitvoeringsagenda van de Structuurvisie.
In de Structuurvisie is het uitvoeringsprogramma beschreven als een dynamisch proces, waarmee de gemeente tot 2022 actief mee aan de slag is. In deze periode maakt de gemeente telkens afwegingen tussen kansen die zich voordoen, het gedefinieerde programma, de ruimtelijke mogelijkheden, de maatschappelijke wensen, de marktconformiteit en de financiële haalbaarheid. Nieuwe keuzes hebben consequenties voor de uitvoeringsagenda. De actuele ontwikkelingen op de woningmarkt, zoals beschreven in de voorgaande paragrafen, hebben geleid tot een nieuwe keuze, namelijk een versneld en aangevuld programma op de al aangewezen woningbouwlocatie.
Woonvisie Medemblik 2012-2020
In de Woonvisie Medemblik 2012-2020 'beleidsnota volkshuisvesting' (vastgesteld 22 november 2012) is het beleid van de gefuseerde voormalige gemeenten Medemblik, Wervershoof en Andijk vastgelegd. Doel van deze woonvisie is een harmonisatie van het beleid van de drie voormalige gemeenten tot één beleid. Speerpunten uit deze woonvisie zijn:
In de capaciteitsplanning woningbouw per kern in Medemblik is de locatie van het voormalig tenniscomplex opgenomen als woningbouwlocatie voor 25 woningen in 2018. De actuele ontwikkelingen op de woningmarkt, zoals beschreven in de voorgaande paragrafen, hebben geleid tot het naar voren halen en aanvullen van deze (her)ontwikkelingslocatie.
Welstandsnota Medemblik, herziening 2013
Het welstandsbeleid van de gemeente Medemblik is vastgelegd in Welstandsnota Medemblik, herziening 2013, die is vastgesteld op 30 januari 2014. Hierin valt het plangebied in het deelgebied 'sport en recreatie' (gebied 18). Het omliggende woongebied valt onder deelgebied 'jaren '50 tot en met 80' (gebied 10).
Met de voorgestelde invulling met woningbouw vormen de welstandscriteria voor deelgebied 18 niet een adequaat beeldkwaliteitskader. Daarom is besloten aansluiting te vinden bij deelgebied 10. Voor dit gebied geldt, zoals aangegeven op de kaart Welstandsniveau Medemblik een 'regulier' welstandsniveau. Dit betekent dat de nadruk ligt op het behoud van de samenhang en afwisseling in de architectuur van de woningen. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. In de welstandsnota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld.
De plannen zoals beschreven in paragraaf 2.3 zijn binnen de genoemde eisen tot stand gekomen en zijn op 13 november 2015 door de welstandscommissie goedgekeurd, waarbij tevens de ruimtelijke kwaliteit behandeld is. De welstandscommissie zal in het kader van het definitieve bouwplan nog een oordeel moeten geven over de welstandscriteria.
Duurzaam Medemblik
Het gemeentelijke beleid voor het toekomstgericht (duurzaam) ontwikkelen van de gemeente Medemblik is vastgelegd in de beleidsnota Duurzaam Medemblik. De brede aanpak van duurzaamheid maakt Medemblik concreet met de thema's: gebiedsontwikkeling, inkopen en aanbesteden, mobiliteit, energieopwekking, energiebesparing en bewustwording. Binnen deze thema's kan de gemeente sturen op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.
Medemblik als duurzame gemeente betekent ook dat er ruimte is voor economische groei, dat ontwikkelingen aansluiten op de identiteit van het landschap en dat er ruimte is voor participatie en flexibiliteit in gebruiksmogelijkheden van gebouwen en ruimte. De economische belangen, de sociaal maatschappelijke betekenis en de landschappelijke en natuurlijke basis zijn met elkaar in evenwicht. De bevolking is erg betrokken, er zijn veel vrijwilligers. Bewoners en bedrijven zijn belangrijke partners voor de gemeente om de (duurzame) ambities te verwezenlijken.
Medemblik is (ook) in de toekomst een veilige en leefbare gemeente. Dit impliceert een aantrekkelijke, schone en herkenbare omgeving, waar de inwoners trots op zijn. Leefbaarheid wordt mede bepaald door duurzaamheid. De milieuregelgeving, het milieubeleid (inclusief Europese Richtlijnen) dragen bij aan een gezond en veilig leefklimaat in een aantrekkelijke groene omgeving. Deze leefomgeving (met vitale natuur) wordt behouden. Nieuwe ontwikkelingen vinden plaats zonder de biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten. Medemblik heeft niet alleen oog voor de behoeften van nu, maar ook voor de leefbaarheid in de toekomst. Duurzaamheid staat vaak synoniem voor fysieke duurzaamheid: de dorpskernen worden ingericht zodat het energieverbruik vermindert en de CO2-uitstoot wordt beperkt. De structuurvisie biedt voorstellen om de dorpskernen fysiek en sociaal te verduurzamen.
Energieneutraal bouwen wordt de norm voor de nabije toekomst. In de komende jaren gaat Nederland steeds energiezuiniger bouwen. Van een EPC 04 (in 2015) tot energieneutraal in 2020. Dat ligt vast in Europees en Nederlands overheidsbeleid. Zeer energiezuinig en energieneutraal bouwen biedt nu al een marktvoordeel ten opzichte van standaard nieuwbouw.
De gemeente Medemblik streeft naar een energie-efficiënte, duurzame omgeving. Medemblik wil de projectontwikkelaars meenemen in de transitie naar energieneutraal bouwen en/of renoveren.
Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat er in de nieuwe situatie een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom is de ontwikkeling getoetst aan de normen uit de sectorale wet- en regelgeving. Deze toets (zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan) is getoetst door de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD). De RUD heeft hierover een advies uitgebracht dat is opgenomen in Bijlage 2. Dit advies is verwerkt in dit hoofdstuk.
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
De omgeving van het plangebied kenmerkt zich als een gemengde omgeving, waarin het wonen nabij bedrijven, voorzieningen en de hoofdinfrastructuur voorkomt. De belangrijkste functie in de omgeving is het wonen. De voorgestelde woongebouwen zijn hier in beginsel inpasbaar. Het plangebied ligt niet binnen de richtafstanden van bedrijven, waarvan de dichtstbijzijnde aan de overkant van de Nieuweweg liggen. Wel liggen direct aangrenzend aan het plangebied sportvelden, behorende bij een veldsportcomplex met verlichting (SBI 9261.2). Dit is een voorziening die in milieucategorie 3.1 valt. Daarbij geldt, op basis van geluidhinder, een richtafstand van 50 meter, die in een gemengd gebied gereduceerd kan worden naar 30 meter. Naast geluidhinder is het aspect lichthinder, als gevolg van de lichtmasten op de sportvelden, een hinderfactor.
Bij het bepalen van de aanvaardbaarheid van een functie nabij woningen zijn twee aspecten aan de orde, namelijk de hinder voor de woningen en de beperkingen voor de bedrijfsfunctie of voorziening door geplande woningbouw. In dit geval is een beperking voor het sportcomplex als gevolg van de nieuwe woongebouwen niet aan de orde, omdat het sportcomplex als is omringd door woningen. De geplande woningbouw heeft dus geen effecten op de 'bedrijfsvoering' van het sportcomplex. Hierna wordt ingegaan op aanvaardbaarheid van de hinder ter plaatse van de nieuwe woningen.
Geluidhinder
Er is onderzoek gedaan naar geluidhinder binnen het plangebied als gevolg van de sportvelden. Dit bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 3. In dit onderzoek is onderscheid gemaakt tussen het langetijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau.
Aan de geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau wordt voldaan. Omdat sportgeluiden niet bij de beoordeling van maximale geluidniveaus worden betrokken wordt gesteld dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit niet worden overschreden. In het onderzoek is tevens onderzocht of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waarbij sportgeluiden en stemgeluid van bezoekers is meegewogen. Geconcludeerd is dat het menselijk stemgeluid geen negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Voor de sportgeluiden geldt dat piekniveaus ten gevolge van het scheidsrechterfluitje en schreeuwen bij trainingen een relatief hoge geluidsbelasting veroorzaken. Het is, hoewel wettelijk niet vereist, wenselijk om enige geluidsreductie binnen de nieuwe woningen te bewerkstelligen. Dit is mogelijk door gebruik te maken van suskasten op ventilatievoorzieningen in de naar het sportveld gekeerde gevels. De Woonschakel heeft laten weten dat deze voorzieningen in te passen zijn en dus worden toegepast. Op dit manier is er ook sprake van een goed woon- en leefklimaat in de woningen.
Lichthinder
Er is onderzoek gedaan naar lichthinder op het plangebied als gevolg van de lichtmasten. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. De conclusie luidt dat voldaan wordt aan de grenswaarde voor de verticale verlichtingssterkte, maar dat de grenswaarde voor de lichtintensiteit wordt overschreven. Ten aanzien van mogelijke maatregelen ter verbetering van deze situatie worden een aantal opties genoemd. Het plaatsen van afschermkappen of louvres op de tot overschrijding leidende armaturen, zodanig dat vanaf de rand van het bebouwingsvlak geen direct zicht meer mogelijk is op de spiegeloptiek en lichtbron van deze armaturen heeft hierbij de voorkeur. De maatregel heeft geen beperkende werking voor de gebruiker van de sportvelden. De gemeente en de De Woonschakel zijn met de gebruiker van de sportvelden in gesprek over het plaatsen van de kappen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt er met enkele maatregelen (afschermkappen op enkele lichtarmaturen op de sportvelden en suskasten op ventilatievoorzieningen in de aan het sportveld grenzende gevels) geen sprake is van onaanvaardbare hinder ter plaatse van de woningen. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een verantwoorde milieuzonering.
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.
Het plangebied is gelegen in de geluidszone van twee wegen, namelijk die van de Nieuweweg en die van de Rijksweg A7. Omdat er geluidsgevoelige objecten (de woningen) binnen het bouwvlak mogelijk worden gemaakt, moet de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer over de wegen op dit bouwvlak worden berekend. Daarvoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Uit het onderzoek volgt dat voor beide beschouwde wegen op diverse posities de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De maximale grenswaarde ten gevolge van de Nieuweweg en de Rijksweg A7 wordt niet overschreden.
Gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure loopt de procedure hogere grenswaarden, voor een hogere waarde van 52 dB. Voor het bouwplan betekent dit dat er mogelijk aanvullende isolerende maatregelen getroffen moeten worden om aan het maximum binnenniveau (33 dB) uit het Bouwbesluit te voldoen. Daarbij wordt rekening gehouden met de gecumuleerde geluidsbelasting van de Nieuweweg en de Rijksweg A7.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Digitale watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het hoogheemraadschap. Op het plan is de normale watertoetsprocedure van toepassing. Reden hiervoor is de ligging van het plangebied aangrenzend aan een primaire watergang. Het betreft de watergang langs de oostzijde van het plangebied. De zone langs deze watergang is weergegeven in figuur 4.1.
Figuur 4.1 Ligging plangebied in relatie tot de zone langs primaire watergang
Op basis van het toetsresultaat van de digitale watertoets heeft het hoogheemraadschap op 18 november 2015 een wateradvies gestuurd. Dit wateradvies is opgenomen in Bijlage 6 en in deze paragraaf behandeld.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen het beheersgebied van het HHNK. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het hoogheemraadschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn.
Algemeen
Gelet op het grondwaterpeil en de maaiveldhoogte wordt geadviseerd om niet dieper dan NAP -1,20 meter te bouwen. Bij de uitvoering wordt hiermee rekening gehouden.
Waterkwantiteit
Primaire waterloop
Langs de primaire waterloop moet een zone van 5 meter gevrijwaard worden van permanente objecten. Binnen deze strook worden geen gebouwen en dergelijke voorgesteld. Ook het parkeerterrein ligt op voldoende afstand.
Verhardingstoename
Er is ten opzichte van de situatie waarin het tenniscomplex aanwezig is geen sprake van een significante toename aan verharding. Er wordt ongeveer 1.500 m2 aan verharding toegevoegd, maar door het verwijderen van het tenniscomplex is er ruim 700 m2 aan verharding verdwenen. Per saldo is de toename dus maximaal 800 m2. Daarvoor hoeven op basis van de Keur geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Waterkwaliteit
In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Hemelwater afkomstig van de verhardingen kan als schoon worden beschouwd en kan worden afgevoerd op de watergang langs het plangebied. In het wateradvies wordt nog ingegaan op het voorkomen van eventuele verontreinigingen. Bij de uitvoering wordt hiermee rekening gehouden.
Het hoogheemraadschap adviseert met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Van het gebruik van deze materialen is geen sprake.
De woningen worden aangesloten op het rioleringsstelsel. Het uitgangspunt is dat dit stelsel voldoende capaciteit heeft voor de 40 woningen. Voorafgaand aan de uitvoering wordt aan het waterschap een riolerings- en eventueel een drainageplan voorgelegd.
Vervolg
Waterwet
Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.
Procedure
Het voorontwerpbestemmingsplan is aan het hoogheemraadschap voorgelegd voor een definitief akkoord. Het heemraadschap heeft gereageerd dat zij geen opmerkingen hebben (zie Vooroverlegreacties) De uitgangspunten ten aanzien van het watersysteem worden gecommuniceerd met de aanvrager en als uitgangspunt gehanteerd bij de uitwerking van het plan. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
In het kader van de woningbouwplannen op de locatie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Geconcludeerd wordt dat er gezien de geringe mate aan verontreiniging milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de ontwikkeling van woningbouw in het plangebied.
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van eerdere woningbouwplannen op de locatie. Daardoor wijkt de onderzoekslocatie enigszins af van het plangebied van dit bestemmingsplan. Op advies van de RUD wordt het onderzoek in het kader van de bouwaanvraag nog uitgebreid. Op basis van het huidige onderzoek kan wel geconcludeerd worden dat er vanuit dit aspect geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan.
In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
De gemeente Medemblik heeft archeologische beleidskaarten opgesteld. Volgens deze kaarten moet bij ingrepen in het plangebied groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm een advies worden opgevraagd bij de dienst Archeologie West-Friesland. Omdat de ingrepen groter zijn dan 500 m2 is dat advies ingewonnen. Zij hebben hierop een Archeologische Quickscan uitgevoerd. Dit bestaat uit een bureauonderzoek en een veldtoets. De resultaten zijn opgenomen in Bijlage 8.
Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect archeologie geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan. Vanwege de aangetroffen verstoring van het oorspronkelijke bodemprofiel in combinatie met het ophoogzand is nader onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg niet noodzakelijk. Archeologie West-Friesland adviseert de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aan te wijzen. Ook in het gebied rondom het plangebied is geen sprake van een hoge cultuurhistorische waardering. Vanuit dit aspect gelden dus geen randvoorwaarden voor het bestemmingsplan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt in stedelijk gebied, op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De milieubelasting van een woongebied heeft bovendien een beperkte reikwijdte, waardoor de ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor natuurwaarden die op grotere afstand liggen. Het is dus niet noodzakelijk nader onderzoek te doen naar de effecten van het plan op beschermde natuurwaarden.
Soortenbescherming
Het plangebied is een braakliggend terrein. Onlangs is de locatie ontdaan van een tenniscomplex. Er is nu sprake van een terrein zonder opgaande beplanting. Het wordt jaarlijks onderhouden, waardoor opgaande beplanting ook geen kans krijgt te groeien. Het is desondanks niet uit te sluiten dat het terrein onderdeel is van een habitat van (beschermde) soorten. Het gaat dan vooral om licht beschermde soorten zoals mol, egel, huisspitsmuis en veldmuis. De jonge beplanting is ongeschikt voor vaste verblijfplaatsen.
Bij de uitvoering moet wel rekening gehouden worden met de aanwezigheid van broedvogels. Voor de algemeen voorkomende broedvogels in de beplantingen rondom het plangebied geldt dat deze tijdens het broeden niet verstoord mogen worden. Voor de andere (potentieel) aanwezige, licht beschermde soorten geldt de algemene zorgplicht. Dit betekent dat deze bij de uitvoering van de plannen in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich te verplaatsen naar een nieuwe leefomgeving.
Vanuit de soortenbescherming bestaan geen belemmeringen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. In de regelgeving op het gebied van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen:
Aanwezige risicobronnen
Uit de risicokaart blijkt dat ten noorden van het plangebied een LPG tankstation aanwezig is. Dit bedrijf heeft een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied ligt op 400 meter afstand van het tankstation en daarmee buiten het invloedsgebied.
Op ongeveer 230 meter ten oosten van het plangebied ligt de Rijksweg A7, waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze weg heeft geen plaatsgebonden risicocontour, maar aangezien er toxische vloeistoffen worden vervoerd is het invloedsgebied van deze weg ongeveer 900 meter. Conform de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet het groepsrisico worden verantwoordt als er sprake is van een overschrijving van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of van een toename van het groepsrisico.
Verantwoording Groepsrisico
Hoogte van het groepsrisico
Over de Rijksweg A7 vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen in bulk. In 2007 is voor het betreffende wegtracé een telling uitgevoerd. Hierbij zijn LF1, LF2, GF3 en een beperkt aantal LT2-transporten geteld. Maatgevend voor het groepsrisico is het transport van GF3-stoffen (LPG, propaan). Het effectgebied (invloedsgebied) heeft een omvang van 355 meter. Het plangebied is binnen dit effectgebied gelegen. In 2007 zijn verder 58 LT2-transporten (giftige vloeistoffen) geteld. Het effectgebied (invloedsgebied) van LT2-stoffen bedraagt 880 meter volgens de Handleiding Risicoanalyse transport. Gezien de aard van de stof en het beperkte aantal vervoersbewegingen levert dit echter geen bijdrage aan het groepsrisico.
De maximale personendichtheid van de te bestemmen situatie neemt ten opzichte van de nu bestemde situatie (sport) beperkt toe. In het kader van het basisnet weg is het groepsrisico lang het betreffende tracé van de A7 berekend met een maximale GF3 gebruiksruimte. Hierbij is een groepsrisico berekend dat kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Ook uit de planMER, die in 2013 in het kader van de bestemmingsplan voor de dorpskernen en het buitengebied is opgesteld, blijkt dat er nergens overschrijdingen zijn van de oriëntatiewaarde.
Invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico
Binnen het plangebied is in planologisch opzicht sprake van een toename van de personendichtheid en de tijd dat deze personen in het plangebied verblijven. Daarom zal de ontwikkeling een toename van het groepsrisico tot gevolg hebben. Deze toename zal, gelet op het aandeel van de personen binnen het plangebied in verhouding tot het aantal in het totale invloedsgebied, verwaarloosbaar zijn. Er zal ook in de toekomst sprake zijn van een laag groepsrisico (minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde). De risico's worden verder beperkt door de aanwezigheid van tussenliggende gebouwen.
Kwalitatieve aspecten
Naast de hoogte van het groepsrisico moet bij de verantwoording worden ingegaan op kwalitatieve aspecten, namelijk de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid van een calamiteit. Binnen het plangebied worden geen verminderd zelfredzame personen gehuisvest. Er zijn mogelijkheden om het plangebied te ontvluchten via routes die van de bron (de A7) af leiden. De brandweerkazerne is gevestigd aan de Nieuweweg 2B. Dit is 2 minuten rijden vanaf het plangebied. Tenslotte ligt er langs het plangebied een brede watergang, waaruit bluswater opgepompt kan worden.
Advies Veiligheidsregio Noord-Holland Noord
Met het oog op de verantwoording van het groepsrisico is een advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord. Dit is advies is opgenomen in Bijlage 9. Geconcludeerd is dat er geen sprake is van toenemende relevante risico's ten aanzien van externe veiligheid. De dienst maakt daarom geen gebruik van haar adviesrecht.
Wel wordt benoemd dat er overleg gepleegd moet worden met de regionale brandweer voor benodigde capaciteit van primaire en secundaire bluswatervoorzieningen van het plangebied. Ook moet er expliciet gecommuniceerd moet worden met de mensen in het plangebied/de woongebouwen over de gevaren van het vervoer over de A7. Dat vergroot de zelfredzaamheid van de mensen. Dit zijn uitvoeringstechnische aspecten die in het bestemmingsplan niet nader uitgewerkt behoeven te worden.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat:
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland blijkt dat er in Wognum sprake is van een goede luchtkwaliteit. In 2025 is de verwachtte concentratie PM10 18 ug/m3 en van NO2 is dit 11 ug/m3. De normen voor deze stoffen zijn 40 ug/m3
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur “Nibm” vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten als deze niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Woningbouwlocaties tot 1.500 woningen vallen hier ook onder. Het toevoegen van 40 woningen in het plangebied draagt dus zeker niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Vanuit dit aspect bestaan geen belemmeringen voor het plangebied.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.
Het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is bieden van een juridisch planologisch kader waarbinnen de in paragraaf 2.3 beschreven woningbouw ontwikkeld kan worden. Omdat er wordt uitgegaan van semipermanente bebouwing, is met het oog op de toekomst een flexibele regeling gewenst. Als leidraad hiervoor geldt de kaderstellende notitie die de gemeente voor deze ontwikkeling heeft opgesteld en het concrete bouwplan zoals dat is beschreven in paragraaf 2.3. Binnen de mogelijkheden en beperkingen uit het beleidskader en de omgevingsaspecten is een vertaling gemaakt naar bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Binnen het plangebied wordt een woongebied gerealiseerd. Uitgangspunt voor dit woongebied is een flexibele invulling, waarmee geanticipeerd kan worden op de toekomst. Voor de woningen geldt het uitgangspunt dat er maximaal 40 woningen zijn toegestaan voor de doelgroep starters en vergunninghouders. Dit valt in de categorie 'sociale huur'. Omdat dit de woonvorm is waar vanuit het beleid vraag naar is, is dit in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd.
Voor het overige is aangesloten bij de algemene regeling van de gemeente Medemblik. Functioneel betekent dit dat er naast het wonen in beperkte mate ruimte wordt geboden voor een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. In dit praktijk zal dit laatste alleen mogelijk zijn bij een invulling met grondgebonden woningen.
Er wordt voorzien in woongebouwen met een maximum bouwhoogte van 10 meter. De locatie van de hoofdgebouwen (in dit geval de woongebouwen) wordt in dit bestemmingsplan vastgelegd op basis van de stedenbouwkundige hoofdopzet en milieutechnische beperkingen (geluidszones langs wegen). Het gebruik van een bouwvlak biedt bovendien rechtszekerheid voor omwonenden.
Buiten het bouwvlak mogen wel bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. In het geval van woongebouwen mag een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 6 m2 per woning worden gebouwd. Er geldt hiervoor een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemming die in dit plan is opgenomen. Het gehele plangebied is onder de bestemming 'Woongebied' gebracht. Binnen deze bestemming is een flexibele regeling opgenomen met een uitwisselbaarheid van privé gronden (wonen) en openbaar gebied, met daarin de voorzieningen bij het wonen, zoals wegen en paden, parkeerplaatsen en openbaar groen.
Hoofdgebouwen, in dit geval woongebouwen, zijn vastgelegd binnen een bouwvlak. Buiten dit bouwvlak is beperkt ruimte voor bijbehorende bouwwerken. De keuzes hierachter zijn beschreven in paragraaf 5.3.
Binnen de bestemming zijn maximaal 40 woningen toegestaan. Dit moeten sociale huurwoningen zijn. Bij het wonen wordt conform de gemeentelijke standaard ruimte geboden voor beroepen of kleine bedrijvigheid aan huis.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Inspraak en overleg
Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, wordt in beginsel op basis van de Inspraakverordening inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. In dit geval wordt hiervan afgeweken, omdat belanghebbenden op de hoogte zijn gebracht van de plannen tijdens twee druk bezochte bewonersavonden in oktober 2015. Bij de oriënterende commissie op 19 november is mogelijkheid geboden om in te spreken op de kaderstellende notitie en de voorliggende inrichtingsplannen. Belanghebbenden zijn op deze manier voldoende betrokken bij de planvorming. Zij kunnen hun zienswijzen kenbaar maken tijdens de ter inzage ligging van het ontwerpbestemmingsplan
Wel heeft het wettelijk vooroverleg met de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en eventuele andere betrokken overleginstanties plaats. Van de volgende overlegpartners is een schriftelijke reactie ontvangen:
De vooroverlegreacties zijn opgenomen in Bijlage 10. Alle overlegpartners hebben een positieve houding tegenover de ontwikkeling. Alleen de provincie heeft enkele opmerkingen ten aanzien van de vraag-aanbodanalyse, de binnenstedelijke mogelijkheden en regionale afstemming. Naar aanleiding heeft nader overleg met de provincie plaatsgevonden en is hoofdstuk 3 van deze toelichting aangepast en aangevuld.
Coördinatieregeling
Het bestemmingsplan doorloopt verder de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de coördinatieregeling (artikel 3.30 Wro). Dit betekent dat de procedure van het bestemmingsplan wordt 'samengevoegd' met die van de omgevingsvergunning en het besluit hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder. De gemeenteraad besluit in de raadsvergadering van 10 december 2015 over het toepassen van deze regeling.
Het ontwerpbestemmingsplan, de ontwerp-beschikking van de omgevingsvergunning en het ontwerpbesluit hogere grenswaarde hebben gelijktijdig, van 18 december 2015 tot en met 29 januari 2016, gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is voor eenieder de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn in deze periode acht zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de reactienota zienswijzen, die is opgenomen in Bijlage 11. De zienswijzen geven geen aanleiding om het bestemmingsplan niet, of ongewijzigd vast te stellen. Ambtshalve worden ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan wel twee ondergeschikte wijzigingen voorgesteld. Ook hierop wordt in Bijlage 11 ingegaan (hoofdstuk 3).
Vaststelling
De gemeenteraad van de gemeente Medemblik heeft het bestemmingsplan op 7 april 2016 gewijzigd vastgesteld. De bij de vaststelling behorende stukken zijn als los onderdeel bij het (digitale) bestemmingsplan gevoegd. Hierop kan het college van Burgemeester en Wethouders de omgevingsvergunning verlenen. Indieners van zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tegen dit besluit is uiteindelijk beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Gemeente en De Woonschakel maken samen afspraken over de financiële aspecten binnen de wettelijke mogelijkheden en gemeentelijke regels die hiervoor gelden. De afspraken worden uiteindelijk vastgelegd in een (anterieure) samenwerkingsovereenkomst. De onderlinge verhoudingen zijn als volgt:
De financiële consequenties van bovenstaande punten passen binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten. Aan de raad wordt voorgesteld om de dekking van het tekort op de grondexploitatie ten laste te brengen van de Reserve Grondexploitatie. De economische uitvoerbaarheid is hiermee voldoende gewaarborgd.
In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen moet samen met het bestemmingsplan een grondexploitatieplan vastgesteld worden. Hiervan kan worden afgezien wanneer het kostenverhaal anderszins verzekerd is, een fasering en nadere eisen niet nodig zijn. Zoals hiervoor vermeld is het kostenverhaal verzekerd door middel van een anterieure overeenkomst. Op grond van het voorgaande wordt besloten dat er bij dit bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld.