direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wervershoof - Woningbouw Het Slot
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.20211834-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het dorp Wervershoof is concrete behoefte aan nieuwe woningen. Derhalve is het plan opgevat om nieuwe woningen in het dorp mogelijk te maken.

De locatie van de voormalige tennisbanen van TV Kaag in Wervershoof is hiertoe geschikt bevonden. Het plan is om hier maximaal 31 nieuwe woningen te bouwen voor verschillende doelgroepen.

Het beoogde plan is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor deze locatie noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft de gronden van het perceel plaatselijk bekend als de voormalige tennisvelden van TV de Kaag aan de Slotlaan 17 te Wervershoof. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Wervershoof, sectie A, perceelnummer 1.488 en (deels) 2.773. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. De begrenzing van het plangebied is weergeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (bron: Geo Web)

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Begrenzing plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Dorpskernen III (vastgesteld op 26 april 2018). Het gebied heeft hierin de bestemming 'Sport' 'en 'Groen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' (zie figuur 1.3). Sport- en speelvoorzieningen zijn toegestaan en gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden met een maximale hoogte van 3 meter. Dit is als zodanig op de verbeelding aangegeven.

De enkelbestemming 'Groen' bevindt zich aan de oost -en westkant. Deze bestemming is opgenomen voor het behoudenswaardige groen in de dorpen.

Binnen de bestemming zijn geen woningen toegestaan.

Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' van toepassing. Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Paragraaf 4.7 gaat hier verder op in.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede geldend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0004.jpeg"

Figuur 1.4 Uitsnede geldend bestemmingsplan met het plangebied

Paraplubestemmingsplan Parkeren Medemblik

Op 19 september 2019 is het 'Parapluplan Parkeren Medemblik' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een parkeerregeling conform de 'Nota Parkeernormen, Gemeente Medemblik' en is tevens van toepassing op het plangebied. Deze regeling is ook in dit bestemmingsplan opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied bevindt zich ten noorden van de kernen Wervershoof. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergeven. Figuur 2.2 weergeeft aan aanzicht van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0005.png"

Figuur 2.1 Begrenzing plangebied met de luchtfoto van de huidige situatie

De gronden waren tot voor kort in gebruik ten behoeve van tennisbanen. Het plangebied bestaat dan ook uit een aantal tennisbanen. Voorheen stonden ook twee gebouwen in het plangebied. De bebouwing is inmiddels gesloopt. De randen van het gebied kent verder een groene inrichting. Ten noorden en oosten van het plangebied bevindt zich het Kagerbos. Tussen het Kagerbos en het plangebied bevindt zich een watergang. Ten zuiden(oosten) en westen bevinden zich woningen.

Het projectgebied ligt in het dorp Wervershoof en ligt in een woonwijk die in de jaren '90 is ontstaan. De wijk is ruim opgezet en heeft veel groene zones met bomen. De bestaande bebouwing bestaat uit woningen met één bouwlaag met kap. Het gaat hierbij zowel om vrijstaande woningen, twee -onder-een kap woningen als meerdere aaneen gebouwde woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0006.png"

Figuur 2.2 Aanzicht voormalige situatie

2.2 Gewenste situatie/uitgangspunten

In het dorp Wervershoof is concrete behoefte naar nieuwe woningen. Het plangebied is een beschikbare inbreidingslocatie waar invulling kan worden gegeven aan de vraag naar (betaalbare) grondgebonden koopwoningen en huur appartementen voor verschillende doelgroepen.

Het concrete plan bestaat uit de bouw van maximaal 31 woningen onderverdeeld in:

  • twee-onder-een kapwoningen;
  • vrijstaande koopwoningen;
  • koop tussen -en hoekwoningen;
  • huur tussen -en hoekwoningen;
  • sociale huur appartementen (onder- en bovenwoningen).

Met het stedenbouwkundig ontwerp wordt aangesloten bij het straat- en bebouwingsbeeld van de (directe) omgeving. De goot -en bouwhoogtes van de grondgebonden woningen bedragen respectievelijk maximaal 7 en 12 meter. Het appartementengebouw bestaat uit twee bouwlagen. Een bouwhoogte van 12 meter is hiervoor voldoende. Het gebied krijgt verder een groene inrichting. Door het plangebied te ontwikkelen tot een woongebied ontstaat een aantrekkelijke en levendige situatie. Dit versterkt eveneens de relatie met het dorp zelf. Het schelpen pad ten oosten van de locatie blijft gehandhaaft en is een verbinding tussen het dorp en het Kagerbos

De woningen, met uitzondering van de woningen aan de Slotlaan, worden allen ontsloten op een aan te leggen weg, die aansluit op de Bosweid en Slotlaan. Het parkeren vindt in het plangebied zelf plaats. Hiervoor wordt ruimte gecreëerd op de percelen van de grondgebonden woningen en bij de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg. Paragraaf 2.3 gaat nader in op parkeren en verkeer.

In figuur 2.3 is een indicatieve inrichtingstekening van de mogelijk gewenste situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0007.png"

Figuur 2.3 Indicatieve inrichting plangebied (versie 15-2-2023)

2.3 Parkeren en verkeer

Ontsluiting

De hoofdontsluiting van de ontwikkeling vindt plaats aan twee kanten. Eén daarvan is een directe ontsluiting op de Slotlaan aan de zuidkant van het plangebied en de andere ontsluiting sluit via de Bosweid indirect aan op de Slotlaan. Het plangebied is hiermee zeer goed te bereiken.

Parkeren

Voor de woningen zijn op basis van het gemeentelijk beleid, zoals benoemd in de 'Nota Parkeernormen, Gemeente Medemblik' 53 parkeerplaatsen nodig. Voor de verschillende woontypen in het plangebied gelden de normen zoals is opgenomen in tabel 1. Met de ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte opgelost in het plangebied zelf. Er komen 53 parkeerplaatsen. Zie hiervoor ook de figuur van het stedenbouwkundig ontwerp en figuur 2.3. Er is derhalve sprake van voldoende parkeermogelijkheden.

Parkeernormen wonen  
Functietype   Binnenstad Medemblik*   Overige kernen*   Buiten
gebied  
Eenheid  
Koop, vrijstaand   1,8   2,3   2,4   Woning  
Koop, twee onder één kap   1,7   2,2   2,2   Woning  
Koop, tussen/ hoek   1,5   2,0   2,0   Woning  
Koop, appartement, duur   1,6   2,1   2,1   Woning  
Koop, appartement, midden   1,4   1,9   1,9   Woning  
Koop, appartement, goedkoop   1,3   1,6   1,6   Woning  
Huurhuis, vrije sector   1,5   2,0   2,0   Woning  
Huurhuis, sociale huur   1,3   1,6   1,6   Woning  
Huur, appartement, duur   1,4   1,9   1,9   Woning  
Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur)   1,1   1,4   1,4   Woning  

Tabel 1 Parkeernormen gemeente Medemblik

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De verkeersgeneratie is berekend op basis van de gemiddelde kentallen die afkomstig zijn van het CROW (Publicatie 381 Toekomstbestendig parkeren). In tabel 2 is de toekomstige verkeersgeneratie weergeven. Hierbij is uitgegaan van een locatie in de rest bebouwde kom in een weinig stedelijke gemeente.

De gemiddelde toename van de verkeersbewegingen van de beoogde ontwikkeling bedraagt 202 mvt/etmaal. De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld in het drukste uur van de dag, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde wordt afgewikkeld. Op het drukste uur zullen de ontsluitende wegen een verkeersafwikkeling van circa 20 mvt ondervinden. Overigens komt de verkeersafwikkeling als gevolg van het beëindigen van de tennisvelden te vervallen. De daadwerkelijke verkeerstoename is daarmee lager dan 20 motorvoertuigen. Deze verkeerstoename zal merkbaar zijn in de drukkere uren maar naar verwachting geen negatieve gevolgen hebben op de omliggende ontsluitingswegen en niet leiden tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0008.png"

Tabel 2 Verkeersgeneratie

Conclusie

Door de ontwikkeling op het plangebied neemt de verkeersintensiteit op nabijgelegen de ontsluitingswegen toe, er zullen echter naar verwachting geen problemen ontstaan op het gebied van de verkeersafwikkeling. De toekomstige parkeerbehoefte wordt opgevangen in het plangebied en de omgeving. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Landsdeel Noordwest is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda. Voor Landsdeel Noordwest is een omgevingsagenda opgesteld, waar Noord - Holland onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  • 2. De NOVI-gebieden. Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat de toelichting bij ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied, midden in een woonwijk, en sluit aan op het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het aantal woningen dat in het plangebied gerealiseerd wordt, is 31 woningen. In het woningbouwprogramma van gemeente Medemblik is dit aantal woningen geregeld. De ontwikkeling betreft dan ook een inbreidingslocatie waardoor per saldo geen sprake is van nieuwe ruimtebeslag. Er wordt dus voldaan aan de wetgeving betreffende de ladder voor duurzame verstedelijking. Voor een nadere beschrijving van de behoefte wordt verwezen naar paragraaf 3.3en 3.4.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie 2050 en Omgevingsverordening NH2020

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie 2050. In de omgevingsvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.


In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels verbonden aan de provinciale hoofdbelangen. In artikel 6.3 ) is geregeld dat in een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk kan maken als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. De ontwikkeling is in overeenstemming met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Zie tevens paragraaf 3.3. De ontwikkeling is daarmee in lijn met het provinciaal beleid.

In artikel 6.62 staat dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de risico's van klimaatverandering. Thema's die besproken moeten worden zijn wateroverlast, overstroming, hitte en droogte. Met de uitwerking van het woningbouwplan wordt rekening gehouden met een klimaatbestendige inrichting. Dit door het plangebied een zo groen mogelijke inrichting te geven door het handhaven en aanplanten van (nieuwe) bomen. Het groene pleintje in het midden van het plangebied gaat eveneens fungeren als wadi/waterberging. Het handhaven van de bomen te handhaven en het aanplanten van de bomen kan in warmere periode's voor verkoeling zorgen. Droogte is eveneens een aspect om rekening mee te houden. Bij de fundering van de woningen kan hier rekening meegehouden worden. Verder worden compenserende maatregelen genomen in de vorm van het aanleggen van nieuw water. Paragraaf 4.5 Water gaat hier nader op in. De voorgenomen maatregelen vinden in afstemming plaats met het waterschap.

3.3 Regionaal beleid

Woonakkoord 2020-2025 regio Westfriesland en Provincie Noord-Holland

Voor de regio West-Friesland is een Woonakkoord opgesteld. Deze zijn door alle gemeenteraden in de regio vastgesteld.

Het Woonakkoord draagt samen met het afwegingskader wonen Westfriesland 2019 bij aan de binnen het Pact van Westfriesland uitgesproken ambitie om tot de top 10 woonregio’s van Nederland te behoren. Samen met het Woonakkoord wordt uitvoering gegeven aan realistische doelen die in de regio opgepakt worden om de woningmarkt (meer) toekomstbestendig te maken en te behouden.

In het Woonakkoord voor WestFriesland werken de Westfriese gemeenten Hoorn, Medemblik, Koggenland, Opmeer, Enkhuizen, Drechterland en Stede Broec samen met de provincie aan een evenwichtig en afgestemd woningbouwprogramma in de regio. Naast deze gemeenten, hebben ook betrokken marktpartijen zoals woningcorporaties, zorgpartijen, bouwers, ontwikkelaars en huurdersvereniging input geleverd voor dit Woonakkoord.

De speerpunten uit het woonbeleid zijn:

  • bestaande voorraad: kwaliteit en aantrekkelijkheid op peil houden en uitbouwen;
  • vitale kernen: leefbaar West-Friesland tot in de kern;
  • nieuwbouw: vooral inzetten op onderscheidende en complementaire producten;
  • scheiden van wonen en zorg: langer zelfstandig wonen bevorderen;
  • flexibel kader: houvast voor de regio en ruimte voor marktinitiatieven.

De beoogde ontwikkeling van 31 woningen draagt bij aan vitaal houden van de kernen in West-Friesland door ook in de toekomst voldoende woongelegenheid te behouden voor de inwoners van Wervershoof.

Afwegingskader Wonen Westfriesland 2021

De regio Westfriesland heeft een regionale woonvisie tot 2026. Ter uitvoering van de regionale woonvisie is de regio met de provincie een woonakkoord 2020-2025 overeengekomen. In het woonakkoord is afgesproken om het regionale afwegingskader wonen aan te passen aan de afspraken uit dit akkoord. Het afwegingskader is de basis voor de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwprogrammering. Alle uit te werken harde en zachte woningbouwplannen onderbouwen, beoordelen en stemmen de gemeenten regionaal af aan de hand van de criteria in dit afwegingskader. Om aan het afwegingskader te kunnen voldoen dient aan minimaal vier van de acht criteria voldaan te worden. Uit onderstaande toesting blijkt dat aan vijf van de acht criteria voldaan wordt.

Basisvereisten

Ambitie of harde plancapaciteit

De kwantitatieve behoefte zoals genoemd in de basis wordt bepaald door de ambitie van

16.000 woningen aan zachte plancapaciteit. Alle gemeenten dragen bij aan het ontwikkelen

en uitvoeren van voldoende plannen. Dit plan voorziet in 31 woningen en past binnen de ambitie van 16.000 woningen.

Krachtige kernen

Aansluitend op de regionale structuurschets zetten de gemeenten in op krachtige kernen in de regio. De gemeenten spreken af dat minimaal 70% van de woningbouwplannen in onderstaande krachtige kernen gebouwd worden. Wervershoof, waar het plangebied is gelegen, is een krachtige kern.

Woningbouw binnenstedelijk of landelijk gebied

Uitgangspunt is dat woningbouw primair binnenstedelijk plaatsvindt, tenzij dit om uiteenlopende redenen niet mogelijk is. Het plangebied bevindt zich in stedelijk gebied. Verder is de locatie multimodaal ontsloten. De locatie is per auto goed bereikbaar en op korte afstand bevinden zich openbaar vervoer knooppunten. De woningen worden daarnaast conform de wettelijke eisen uitgevoerd zoals bijvoorbeeld de geldende MPG-norm, de BENG-norm, de natuurbeschermingswet en de watercompensatie eisen.

Aanvullende criteria

Het plan levert een positieve bijdrage aan betaalbaar wonen

Het plan voldoet hieraan doordat het bouwplan voorziet in verschillende soortenwoningen voor verschillende soorten doelgroepen en prijsklassen. De ontwikkeling voorziet dan ook in betaalbare woningen.

Het plan voldoet aan de criteria.

Het plan voorziet in woningen in de vrije huursector voor middeninkomens.

Eén van de ambities uit de regionale woonvisie is het voorzien in de woningbehoefte voor middeninkomens.

In het plan komen geen vrije huursector woningen. Het plan voldoet hier dus niet aan.

Het plan levert een bijdrage aan het langer zelfstandig wonen.

De nieuwe woningen die nog gebouwd worden moeten zo toekomstbestendig mogelijk zijn. Met de uitwerking van dit plan wordt hier zoveel mogelijk rekening mee gehouden. De woningen worden zoveel levensloopbestendig mogelijk geschikt gemaakt.

Er komen circa 12 levensloopbestendige woningen in het plan. In het plan worden dus minimaal 30% van de woningen rolstoeltoegankelijk. Het plan voldoet hieraan.

Het plan is circulair en energieneutraal

Duurzaamheid staat hoog in het vaandel op de Nationale, provinciale en regionale agenda’s. Nieuwe woningen moeten worden gebouwd met oog op de energie en grondstoffen die zij gebruiken tijdens de bouw en in de gebruiksfase. Bij de uitwerking van de bouwplannen wordt hier rekening mee gehouden. De woningen worden daarnaast conform de wettelijke eisen uitgevoerd zoals bijvoorbeeld de geldende MPG-norm en de BENG-norm.

Het is overigens niet zeker of het plan circulair is. Het plan voldoet dus niet aan de criteria.

Het plan draagt bij aan klimaatadaptatie, een gezonde leefomgeving en verbetering van de natuur en het landschap.

Westfriesland moet klimaatbestendig zijn om een aantrekkelijke en veilige plek te blijven voor bewoners. Klimaatverandering zorgt voor steeds extremere weersomstandigheden. Het wordt warmer, het wordt droger, het wordt natter en de kans op overstromingen neemt toe. Door natuurinclusief te bouwen en te ontwerpen wordt hierop voorbereid. Ook hiervoor geldt dat bij de uitwerking van de plannen hier rekening mee wordt gehouden.

Het plan voldoet aan de criteria.

Nieuwe woningbouw wordt zoveel mogelijk gerealiseerd in de nabijheid van een OV-knooppunt.

Aansluitend op de ambities m.b.t. bereikbaarheid van het Rijk heeft de provincie Noord- Holland aanvullend beleid opgesteld met als primaire doel om binnen de gehele provincie gemiddeld 50% van nieuwe woningbouw binnen een straal van 1,2 km rondom ovknooppunten te realiseren. Als secundair zoekgebied geldt een straal van 10 minuten fietsafstand van een OV-knooppunt, de zgn. 10-minuten fietsafstand contour. Binnen afstand van 6,4 kilomter bevindt zich het dichtsbijzijnde OV knooppunt. Aan de voorwaarde wordt niet voldaan.

Het plan draagt bij aan de versnelling van de woningbouwproductie in Westfriesland.

Een woningbouwplan scoort op deze ambitie indien er afspraken zijn gemaakt om het plan binnen 3 jaar na initiatief neming uit te voeren. De bouwplannen bevinden zich in een concrete fase. De bouwplannen worden binnen 3 jaar uitgevoerd.

Het plan voldoet aan de criteria.

Het plan draagt bij aan de aantrekkingskracht van de regio door het bieden van een aantrekkelijke onderscheidende woonomgeving.

Een aantrekkelijke woonomgeving is de meest genoemde vestigingsfactor onder nieuwkomers van buiten de regio. Een aantrekkelijke woonomgeving willen de gemeenten blijven bieden. Onderscheidend bouwen is daarom een belangrijke ambitie die de regio Westfriesland heeft op het woonbeleid. Onderscheidend bouwen wil zeggen een toevoeging van het juiste type op de juiste plek. Onderscheidend ten opzichte van de bestaande woningvoorraad, maar ook onderscheidend ten opzichte van andere regio’s. De kwaliteiten van het woningbouwplan kunnen onder meer betrekking hebben op het woonmilieu, de landschappelijke waarden, belevingswaarden of de specifieke typologie aan woningen. Een plan scoort op deze ambitie indien onderbouwd wordt waarom aan dit plan op deze plek behoefte is en een toevoeging vormt op type en doelgroep en er sprake is van een onderscheidend karakter. Minimaal 30% van het plangebied in dit plan dienen hieraan te voldoen om een punt te scoren. Tot slot worden de koopwoningen op basis van collectief particulier opdrachtgeverschap worden gerealiseerd. Dit betekent dat het plan aansluit op de wensen van de toekomstige kopers.

Het plan voldoet aan de criteria.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2012-2022

In de op 28 februari 2013 vastgestelde Structuurvisie 2012-2022 van de gemeente Medemblik 'Sterke kust en sterk achterland' is het nieuwe beleid van de gefuseerde voormalige gemeenten Medemblik, Wervershoof en Andijk vastgelegd. Doel van deze structuurvisie is een harmonisatie van het beleid van de drie voormalige gemeenten tot één beleid.

Medemblik wil de komende jaren het vestigen in de gemeente zo aantrekkelijk mogelijk maken. Met oog voor realiteit stimuleert de gemeente dorpsvernieuwingen en geeft ruimte om nieuwe woningen te bouwen. Deze ruimte vult de gemeente als volgt in:

  • Er zijn voldoende woningbouwlocaties aanwezig, waarbij de gemeente de vinger aan de pols houdt bij het op gang brengen van de ontwikkeling van de locaties.
  • Daarbij biedt de gemeente ruimte om programmatisch af te wijken van de oorspronkelijke plannen voor een locatie.
  • In de afweging van de locaties vormt de herontwikkeling van de kwaliteitslocaties (dorpsvernieuwing) een belangrijke rol om verpaupering in de dorpen tegen te gaan.

Het aantal woningen dat de komende jaren werkelijk wordt gebouwd is afhankelijk van de actuele vraag. Dit kan per dorp verschillen. Uitvoering van de plannen geschiedt in goed overleg tussen gemeente en marktpartijen, waarbij de gemeente zo mogelijk nodig een initiërende rol kan spelen.

Met het onderhavige ontwikkeling is sprake van een actuele vraag vanuit de markt. De gemeente heeft aangegeven aan de ontwikkeling te willen meewerken.

Programma Wonen 2018 t/m 2026

Op 22 februari 2018 heeft de gemeenteraad het Programma Wonen 2018 t/m 2026 vastgesteld. In dit programma wordt gesteld dat West-Friesland een goedkoper en rustiger alternatief is voor de woningvraag in metropoolregio Amsterdam. Gemeente Medemblik heeft daarom de ambitie om zich hard te maken voor het realiseren van meer bouwvolume. Extra woningbouw is goed voor onze economie en vergroot het draagvlak voor onze lokale en regionale voorzieningen. In Medemblik is contingent beschikbaar voor 1.200 woningen in de periode tot 2026. Nieuwbouw vindt plaats in alle kernen. De gemeente maakt in het programma onderscheidt tussen 'harde plannen', die niet meer beïnvloedbaar zijn en de 'zachte plannen', die veelal nog gemakkelijker aangepast kunnen worden. Daarnaast kent het programma woningen 'tussendoor'.

De ontwikkeling maakt ten opzichte van de capaciteit uit de planning 31 extra woningen mogelijk en is daarmee passend binnen het woningbouwprogramma van de gemeente Medemblik.

Welstandsnota Medemblik, herziening 2019

Het welstandsbeleid van de gemeente Medemblik is vastgelegd in Welstandsnota Medemblik, herziening 2019, die is vastgesteld op 11 juli 2019.

Het plan bevindt zich in het welstandsgebied 10 'jaren '50 tot en met '80'. Elk dorp in de gemeente Medemblik heeft zijn eigen naoorlogse uitbreidingswijk. Dit is veelal een bebouwd vlak dat achter de linten ligt. De meeste wijken zijn in fasen gebouwd, waardoor er verschillende bouwstijlen en verkavelingsvormen voorkomen.

De rijtjeswoning is het meest voorkomende type, maar er zijn ook appartementencomplexen, geschakelde huizen en vrijstaande huizen. Daarnaast zijn er scholen, bejaardentehuizen, winkelcentra en openbare gebouwen te vinden. De wijken zijn ruim van opzet en hebben veel openbaar groen. Het groene karakter van de wijken wordt versterkt door voor- en achtertuinen van woningen. Woningen zijn wisselend georiënteerd. Vaak is de voorgevel gericht op de straat, soms is deze gericht op een plantsoen, waarbij voor- en achterzijde vanaf de straat te zien zijn.


De architectuur van de rijenwoning is gebaseerd op herhaling van de woning als basiseenheid en de leesbaarheid daarvan in de compositie. Hoekwoningen zijn op een enkel raam in de zijgevel na gelijk aan de tussenwoningen. De meeste huizen hebben één à twee lagen met een steile kap. Appartementencomplexen zijn veelal voorzien van een plat dak.

De uitbreidingsgebieden uit de jaren '50 tot en met '80 zijn reguliere welstandsgebieden, waarvoor de nadruk ligt op het behoud van de samenhang in de architectuur van de woningen. Met de uiteindelijke bouwaanvraag wordt rekening gehouden met de welstandscriteria die hiervoor gelden. Deze zijn hieronder weergeven.

Ligging  
• gebouwen richten op de belangrijkste openbare ruimte  
• overige gebouwen kunnen vrij op de kavel staan  
• rooilijnen aan de voorzijde van rijen behouden  
• de individuele woning binnen een rij is een deel van het geheel  
• bij ensembles aansluiten op oriëntatie en ontsluiting van het geheel  
• een open verkaveling is wenselijk  
 
Bouwmassa  
• gebouwen bestaan uit een onderbouw tot twee lagen met bij voorkeur een zadeldak  
• appartementen en complexen kunnen tot vier bouwlagen hoog zijn  
• op- en aanbouwen als erkers en dakkapellen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa  
• op- en aanbouwen bij voorkeur per woningtype uitvoeren in hetzelfde model  
• op de kopse kanten van de rijen zijn ondiepe erkers mogelijk  
• bij aanpassingen aan vrijstaande gebouwen blijft de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar  
• zo min mogelijk gesloten wanden op straatniveau  
 
Architectonische uitwerking  
• de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig  
• panden harmoniëren in uitwerking met belendingen en de rij of het complex  
• bij een herhaald woningtype dezelfde gevelritmiek en dakopbouw toepassen  
• wijzigingen ten behoeve van duurzaamheid zijn consistent, waarbij de vormgeving bij seriematige bouw per rij of cluster geschikt moet zijn om aan te sluiten bij vergelijkbare typen (bijvoorbeeld keimen of isoleren en bekleden van gevels)  
• traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn ook bij toepassing van kunststof uitgangspunt  
 
 
Materiaal en kleur  
• gevels in hoofdzaak uitvoeren in baksteen of vergelijkbare steenachtige materialen  
• dakpannen voor hellende daken van woningen en bijbehorende bijgebouwen zijn gelijk aan bestaand of keramisch in donkere of rode kleur  
• plaatmateriaal zo veel mogelijk voorkomen en anders uitvoeren als terugliggend paneel zonder zichtbare bevestiging  
• kleuren zijn terughoudend en afgestemd op belendingen  
• individuele wijzigingen als gevolg van duurzaamheidsmaatregelen, van voldoende kwaliteit zijn trendsetter voor vergelijkbare panden in de rij, het blok of het cluster  

Nota Parkeernomen 2021

De gemeente heeft in 2021 de Nota Parkeernormen 2021 vastgesteld. Het doel van de parkeernormen is de leefbaarheid en de bereikbaarheid van de openbare ruimte te bevorderen. Door voldoende parkeerplaatsen te creëren wordt overlast van foutgeparkeerde auto’s voorkomen. De parkeernota geeft de kaders aan waaraan de plannen moeten voldoen om aantasting van de leefbaarheid en bereikbaarheid te voorkomen

De “Nota Parkeernormen Gemeente Medemblik 2021” (hierna: nota) is van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Medemblik, daar waar het betreft nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van een functie. De nota is niet van toepassing op bestaande situaties.

Voor verbouwplannen geldt het principe ‘oud voor nieuw’. Indien verbouwen gepaard gaat met functiewijziging van een bestaand pand dan wordt het benodigde extra parkeerplaatsen uitsluitend bepaald op basis van de toename van de parkeervraag.

De parkeernormen zijn hieronder weergeven. Met de ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte opgelost in het plangebied zelf.

Parkeernormen wonen  
Functietype   Binnenstad Medemblik*   Overige kernen*   Buiten
gebied  
Eenheid  
Koop, vrijstaand   1,8   2,3   2,4   Woning  
Koop, twee onder één kap   1,7   2,2   2,2   Woning  
Koop, tussen/ hoek   1,5   2,0   2,0   Woning  
Koop, appartement, duur   1,6   2,1   2,1   Woning  
Koop, appartement, midden   1,4   1,9   1,9   Woning  
Koop, appartement, goedkoop   1,3   1,6   1,6   Woning  
Huurhuis, vrije sector   1,5   2,0   2,0   Woning  
Huurhuis, sociale huur   1,3   1,6   1,6   Woning  
Huur, appartement, duur   1,4   1,9   1,9   Woning  
Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur)   1,1   1,4   1,4   Woning  

Generiek afwegingskader voor woningbouwinitiatieven 2023

Op 1 juni 2023 heeft de raad het aangepaste 'Generiek afwegingskader woningbouwinitiatieven 2023' vastgesteld.

Bij de beoordeling van initiatieven voor woningbouw gebruikt de gemeente het afwegingskader dat in deze paragraaf uiteengezet is. Het gaat om een negental afwegingskaders.

Afweging 1: Ambitie of harde plancapaciteit (Westfriese basis).

De kwantitatieve behoefte zoals genoemd in de basis wordt bepaald door de ambitie van 16.000 woningen aan zachte plancapaciteit. Alle gemeenten dragen bij aan het ontwikkelen en uitvoeren van voldoende plannen.

Uit de 'Kwantitatieve woningbouwprogrammering Westfriesland 2020' blijkt wat voor de periode 2019-2030 de prognose voor de woningbouwbehoefte per gemeente is. Voor de gemeente Medemblik is de totale woningbouwbehoefte op 1.450 woningen vastgesteld. Rekening houdend met de reeds gerealiseerde woningen en gesloopte woningen, bedraagt de gemeentelijke indicatieve behoefte per 1 januari 2019 een aantal van 1.361 woningen.

Het plan is regionaal afgestemd en het woningbouwaantal van 31 woningen past hier binnen.

Afweging 2: Krachtige kernen (Westfriese basis).

In de regio Westfriesland is afgesproken dat minimaal 70% van de woningbouwplannen in de krachtige kernen van Westfriesland wordt gerealiseerd.

Het plan is gelegen in Wervershoof, Wervershoof is een krachtige kern.

Afweging 3: Woningbouw binnenstedelijk of landelijk gebied (Westfriese basis).

Uitgangspunt is dat woningbouw primair binnenstedelijk plaatsvindt, tenzij dit om
uiteenlopende redenen niet mogelijk is.

Het plan is gelegen in bestaand stedelijk gebied

Afweging 4: Het plan levert een positieve bijdrage aan betaalbaar wonen (Westfriese vooruitdenken + gemeentelijke aanvulling).

De gemeente wil sturen op 50% sociale huurwoningen en/of betaalbare koopwoningen bij woningbouwinitiatieven vanaf 12 woningen. De algemene regel is dat een initiatief bestaat uit:

  • 50% huur en/of betaalbare koop
  • 50% vrij te besteden

Op basis van het huidige plan zijn er 11 sociale huurwoningen. Het gaat dan om 37% en 20% betaalbare koop.

Afweging 5: Het plan voorziet in woningen in de vrije huursector voor middeninkomens (Westfriese vooruitdenken).

Eén van de ambities uit de regionale woonvisie is het voorzien in de woningbehoefte voor middeninkomens.

In het plan komen geen vrije huursector woningen. Het plan voldoet hier dus niet aan.

Afweging 6: Het plan levert een bijdrage aan het langer zelfstandig wonen (Westfriese vooruitdenken).

De veranderende bevolking vraagt om een andere woningvoorraad. Veel mensen willen zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen woonomgeving blijven wonen. Ook de nieuwe woningen die nog gebouwd worden moeten zo toekomstbestendig mogelijk zijn. Dat voorkomt ook onnodige kosten later. De gemeenten houden daarbij onderstaande categorieën aan. Een woning die geschikt is voor langer zelfstandig wonen is minimaal een 'rollatorgeschikte woning'. Indien 30% van de woningen rollatorgeschikte woningen zijn waarderen de gemeenten het plan op dit punt positief.

De nieuwe woningen die nog gebouwd worden moeten zo toekomstbestendig mogelijk zijn. Met de uitwerking van dit plan wordt hier zoveel mogelijk rekening mee gehouden. De woningen worden zoveel levensloopbestendig mogelijk geschikt gemaakt.

Er komen circa 12 levensloopbestendige woningen in het plan. In het plan worden dus minimaal 30% van de woningen rolstoeltoegankelijk. Het plan voldoet hieraan.

Afweging 7: Het plan draagt bij aan de versnelling van de woningbouwproductie in
Westfriesland (Westfriese vooruitdenken).

De regio Westfriesland zet samen met de provincie, marktpartijen en woningcorporaties in op versnelling van de woningbouwproductie door de zachte regionale plancapaciteit uit te breiden en te onderzoeken waar woningbouwlocaties versneld tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. De gemeenten sluiten hierbij aan op de regionale ambitie. Een woningbouwplan scoort op deze ambitie indien er afspraken zijn gemaakt om het plan binnen 3 jaar na initiatief neming uit te voeren.

Een woningbouwplan scoort op deze ambitie indien er afspraken zijn gemaakt om het plan binnen 3 jaar na initiatief neming uit te voeren. De bouwplannen bevinden zich in een concrete fase. De bouwplannen worden binnen 3 jaar uitgevoerd.


Afweging 8: Het plan draagt bij aan de aantrekkingskracht van de regio door het bieden van een aantrekkelijke onderscheidende woonomgeving (Westfriese vooruitdenken).

Een aantrekkelijke woonomgeving is de meest genoemde vestigingsfactor onder nieuwkomers van buiten de regio. Een aantrekkelijke woonomgeving willen de gemeenten blijven bieden. Onderscheidend bouwen is daarom een belangrijke ambitie die de regio Westfriesland heeft op het woonbeleid. Onderscheidend bouwen wil zeggen een toevoeging van het juiste type op de juiste plek. Onderscheidend ten opzichte van de bestaande woningvoorraad, maar ook onderscheidend ten opzichte van andere regio's. De kwaliteiten van het woningbouwplan kunnen onder meer betrekking hebben op het woonmilieu, de landschappelijke waarden, belevingswaarden of de specifieke typologie aan woningen. Een plan scoort op deze ambitie indien onderbouwd wordt waarom aan dit plan op deze plek behoefte is en een toevoeging vormt op type en doelgroep en er sprake is van een onderscheidend karakter. Minimaal 30% van het plangebied in dit plan dienen hieraan te voldoen om een punt te scoren. Tot slot worden de koopwoningen op basis van collectief particulier opdrachtgeverschap worden gerealiseerd. Dit betekent dat het plan aansluit op de wensen van de toekomstige kopers.

Het plan voldoet aan de criteria.

Afweging 9: Voorkeur voor herstructurerings- of transformatielocaties (gemeentelijke

basis).

Nieuwe initiatieven op een herstructurerings-/ transformatie hebben een pré. Het plan

wordt gerealiseerd op een voormalig tennisbaancomplex. Er is derhalve sprake

van transformatie van een sportaccommodatie naar woningbouw.

Afweging 10: Het plan verslechtert de aanwezige landschappelijke en/of ruimtelijke

kwaliteit niet (gemeentelijke basis).

Een nieuw plan moet minimaal aansluiten bij de aanwezige landschappelijke en / of ruimtelijke kwaliteit en identiteit van de betreffende kern. Er is dan geen sprake van een verslechtering van de aanwezige landschappelijke en/of ruimtelijke kwaliteit.


Met dit plan wordt aangesloten bij het bestaande stedebouwkundige karakter van de directe omgeving. Het gebied rondom krijgt verder een groene inrichting. Middels een pad wordt verder aansluiting gezocht met het Kaagbos. Door het plangebied te ontwikkelen tot een woongebied ontstaat een aantrekkelijke en levendige situatie.

Afweging 11: Het plan is circulair en energieneutraal (Westfriese vooruitdenken).

Duurzaamheid staat hoog in het vaandel op de Nationale, provinciale en regionale agenda's. Nieuwe woningen moeten worden gebouwd met oog op de energie en grondstoffen die zij gebruiken tijdens de bouw en in de gebruiksfase. Bij de uitwerking van de bouwplannen wordt hier rekening mee gehouden. De woningen worden daarnaast conform de wettelijke eisen uitgevoerd zoals bijvoorbeeld de geldende MPG-norm en de BENG-norm.

Het is overigens niet zeker of het plan circulair is. Het plan voldoet dus niet aan de criteria.


Afweging 12: Het plan draagt bij aan klimaatadaptatie, een gezonde leefomgeving,
verbetering van de natuur en het landschap en/of een andere maatschappelijke meerwaarde. (Westfriese vooruitdenken + gemeentelijke aanvulling).

Westfriesland moet klimaatbestendig zijn om een aantrekkelijke en veilige plek te blijven voor bewoners. Klimaatverandering zorgt voor steeds extremere weersomstandigheden. Het wordt warmer, het wordt droger, het wordt natter en de kans op overstromingen neemt toe. Door natuurinclusief te bouwen en te ontwerpen wordt hierop voorbereid. Ook hiervoor geldt dat bij de uitwerking van de plannen hier rekening mee wordt gehouden.

Het plan voldoet aan de criteria.

Afweging 13: In geval van passief grondbeleid, weegt de gemeente het woningbouwprogramma en de ruimtelijke kwaliteit af tegen het uitgangspunt van een voor de gemeente kostendekkende ontwikkeling (gemeentelijke aanvulling).

De gemeente is verantwoordelijk voor de grondexploitatie (bouw- en woonrijp maken). De kosten worden gedekt uit de verkoop van gronden aan een Woningcorporatie en particuliere eigenaren. Er is sprake van een sluitende grondexploitatie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moeten komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • 1. de kenmerken van de projecten;
  • 2. de plaats van de projecten;
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten.

Toetsing aan de drempelwaarden uit het Besluit mer

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D 11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer is een projectmer noodzakelijk.

Met dit bestemmingsplan worden maximaal 31 woningen en enkele functies op de begane grond mogelijk gemaakt. De drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. wordt hiermee niet overschreden. In het kader van het Besluit m.e.r. is voor de beoogde ontwikkeling dan ook geen sprake van een directe mer(beoordelings)-plicht.

Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling. Derhalve wordt, gelet op de formele beoordelingsplicht, een vormvrije mer-beoordeling opgesteld.

4.2 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang.

Natura 2000-gebieden

Met de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt gaat geen oppervlakte aan Natura 2000-gebied of Beschermd Natuurmonument verloren. In de omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000-gebieden. Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied.

De dichtstbijzijnde beschermde gebieden liggen op circa 200 meter ten noorden van het plangebied. Gezien deze afstand en het relatief kleinschalige karakter, omzetten sportcomplex naar woningbouw, van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

Met betrekking tot de uitvoering van het ruimtelijk plan is het van belang om na te gaan of stikstofdepositie een knelpunt kan vormen voor het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura-2000 gebied. Om te kunnen bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt wordt met AERIUS Calculator berekeningen gemaakt van de stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkelingen. Deze berekening met een motivering van de uitgangspunten wordt als bijlage 4 toegevoegd.

Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie op de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden niet boven de 0,00 mol N/ha/jaar uit komt. Hiermee is aangetoond dat het project, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Dit wordt eveneens bekrachtig door de RUD in zijn advies (zie bijlage11 ).

NNN en Weidevogelleefgebied

De voorgenomen ontwikkelingen vinden plaats buiten de begrenzing van NNN-gebied en ligt ook niet binnen de begrenzing van het volgens de provincie aangewezen Bijzonder provinciaal landschap. In deze gebieden zijn onder andere leefgebieden voor weidevogels opgenomen. Het plangebied maakt hier dus geen deel van uit. Zolang de voorgenomen werkzaamheden buiten de begrenzing van NNN-gebied plaatsvindt, is nadere toetsing in de vorm van een ‘Nee, tenzij-toets’ niet aan de orde.

Soortenbescherming

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Voor de ontwikkeling is een quickscan flora & fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 2 toegevoegd. De hagen en de rij Italiaanse populieren zijn geschikt als vliegroutes van vleermuizen. De haag is naar verwachting essentieel leefgebied van huismus. In de haag en de bomen worden nesten van vogels zonder-, en met jaarrond beschermde nesten (cat. 5) verwacht.


Door de voorgenomen werkzaamheden worden negatieve effecten op bovenstaande soorten verwacht. Aanvullend onderzoek naar vleermuizen en huismussen is daarop uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 3.

Huismus

Uit het huismusonderzoek is gebleken dat de huismussen het plangebied incidenteel gebruiken. Het is géén essentieel leefgebied. Daarnaast zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden in de omgeving aanwezig. Met de geplande werkzaamheden wordt géén negatief effect verwacht op de huismus. De geplande activiteiten zijn niet ontheffing plichtig.

Vleermuis

Uit het vleermuisonderzoek is gebleken dat vleermuizen de bomenrijen in het plangebied gebruiken als vliegroute en foerageergebied. Er zijn drie soorten vleermuizen waargenomen: de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en de rosse vleermuis. Deze soorten zijn constant foeragerend en tijdens zonsondergang overvliegend waargenomen langs de lijnvormige elementen. Met de geplande werkzaamheden wordt er een negatief effect verwacht op de vleermuizen. De geplande werkzaamheden zijn voor vleermuizen wél ontheffing plichtig.

Ontheffing

Voor de kap werkzaamheden van de heg en de bomenrij in het plangebied dient een ontheffing op de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd. Hiervoor dient een activiteitenplan opgesteld te worden met daarin de mitigerende en compenserende maatregelen. Dit houdt in dat eerst alternatieve lijnvormige elementen moeten worden toegepast in de vorm van bijvoorbeeld een vleermuischerm. Op basis van het activiteitenplan wordt een ontheffing aanvraag ingediend bij bevoegd gezag. Indien er een ontheffing wordt toegewezen mogen daarna de werkzaamheden worden uitgevoerd zoals ze worden beschreven in de ontheffing.

Dit geldt overigens alleen voor de werkzaamheden aan de heg en bomenrij aan de oostzijde van het plangebied. De rest van de werkzaamheden op het terrein kunnen worden uitgevoerd mits er gewerkt wordt buiten de globale broedperiode van vogels (maart-september). De werkzaamheden dienen daarnaast een mimimaal effect te hebben op vleermuizen als gevolg van verstoring. De vastgestelde vliegroute dient ten alle tijden toegankelijk te blijven voor vleermuizen. Er mag dus geen opslag van machines en materialen geplaatst worden nabij de vliegroute. Ook dient voorkomen te worden met bouwlampen te werken rondom zonsopkomst en zonsondergang omdat dit vleermuizen verstoord. Met inachtneming van de eventueel te nemen maatregelen in het activiteitenplan wordt de uitvoering van dit bestemmingsplan uitvoerbaar geacht.

Concluderend kan worden gesteld dat ecologie geen beperkingen geeft aan de ontwikkeling vanuit dit bestemmingsplan. Dit wordt eveneens bekrachtig door de RUD in zijn advies (zie bijlage11 ). De quickscan natuur en het vervolgonderzoek naar huismussen en vleermuizen worden als voldoende beoordeeld. De conclusies uit de onderzoeken worden onderschreven. Uit het onderzoek blijkt dat er een ontheffing moet worden aangevraagd vanwege het voorkomen van essentieel foerageergebied en essentiële vliegroutes van vleermuizen. In het eerdere advies is aangegeven dat de bouw van dit aantal woningen een goede kans is voor natuurinclusief bouwen. Hierbij kan zonder grote bijkomende kosten een goed leefklimaat worden gecreëerd voor (beschermde) soorten.

4.3 Milieuzonering

Beoordelingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën. De afstanden uit de richtafstandenlijst kunnen daarom met één afstandstap worden verminderd.

Categorie   Rustige woonwijk   Gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  

Tabel 3: Richtafstand tot omgevingstype

Waardering omgeving

Voor het beoordelen van de mate van hinder die aanvaardbaar is ter plaatse van hindergevoelige functies wordt onderscheid gemaakt tussen een 'rustige woonomgeving' en een 'gemengd gebied'. Het komt erop neer dat als beoordelingskader voor een goede ruimtelijke ordening voor woningen in een 'gemengd gebied' de normen uit het Activiteitenbesluit toereikend zijn. Voor woningen in een 'rustige woonomgeving' geldt een strengere norm.

Binnen het plangebied wordt een stedelijk woonmilieu gerealiseerd. De omgeving van het plangebied karakteriseert zich als een 'rustige woonomgeving'. In een directe nabijheid van het plangebied komen geen bedrijfsfuncties voor. Het dichtstbijzijnde bedrijf bevindt zich aan de Slotlaan 52. Hier bevindt zich een school uit milieucategorie 2, waarvoor een afstand van 30 meter geldt. De afstand bedraagt circa 200 meter. Aan de Simon Kooopmanstraat 141 is verder een bedrijf uit milieucategorie 2 gevestigd. De afstand bedraagt ruim 200 meter. Aan de richtafstanden worden voldaan.

Geconcludeerd wordt dat de tussen de toekomstige woningen en de inrichting van de bedrijfsinrichtingen rekening wordt gehouden met de richtafstanden. De bedrijfsvoering van deze bedrijven wordt dan ook niet beperkt en de toekomstige bewoners zullen hier geen overlast van ondervinden.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in een gemengd gebied. Vanuit de milieuzonering bestaan geen belemmeringen voor het plan.

4.4 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

De ontwikkeling ligt binnen de zone van de Kagerdijk. Volgens de Wet geluidhinder is akoestisch onderzoek nodig indien woningen worden mogelijk gemaakt binnen de zone van een weg. Daarom is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 6.

Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB voor de geluidbelasting vanwege de gezoneerde Kagerdijk niet wordt overschreden. De realisatie van het plan is mogelijk binnen de randvoorwaarden van de Wet geluidhinder en er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Een hogere waarde procedure is niet aan de orde.

Op basis van een (aangenomen) verkeersintensiteit van 1.000 mvt/etmaal op de Slotlaan bedraagt de geluidbelasting vanwege de Slotlaan op de aan de Slotlaan geprojecteerde woningen niet meer dan Lden = 52 dB. Dit is slechts 4 dB hoger dan de richtwaarde van Lden = 48 dB (niet gezoneerde weg) en ruimschoots onder de algemene ontheffingswaarde van Lden = 63 dB.

Er is sprake van een akoestisch (wegverkeer) aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Aanvullende eisen vanuit het Bouwbesluit ten aanzien van de gevelgeluidwering zijn formeel niet aan de orde. Voor de woningen direct grenzend aan de Slotlaan wordt geadviseerd rekening te houden met de berekende geluidbelasting en daarmee een karakteristieke geluidwering van tenminste GA;k = 57 – 33 = 24 dB(A). Gebaseerd op de geluidbelasting exclusief aftrek o.b.v. art. 110g Wgh en het Bouwbesluit 2012.

Conclusie

Vanuit de Wgh zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Water

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.

Watertoets

Het plan is aangemeld op de website www.dewatertoets.nl. Voor het plan is advies aangevraagd in het kader van de watertoets op www.dewatertoets.nl. Met de gegevens (zie bijlage 7) die zijn opgegeven is bepaald dat het plan een invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de normale procedure worden gevolgd voor de watertoets. Vervolgens heeft het waterschap een volledig wateradvies afgegeven. Deze is als bijlage opgenomen en waar relevant in onderstaande waterparagraaf verwerkt.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn.

Verharding en compenserende maatregelen

Binnen het werkgebied van het hoogheemraadschap is de afgelopen decennia door verstedelijking het areaal aan open water afgenomen. Om onder andere dit verschijnsel tegen te gaan is in 2003 de watertoets geïntroduceerd die ervoor moet zorgen dat de waterbelangen beter in ruimtelijke plannen worden meegenomen en dat ontwikkelingen 'waterneutraal' worden gerealiseerd. Een van de onderdelen van de watertoets is het beoordelen van de verhardingstoename.

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een verhardingstoename tot 2000 m2 de vuistregel dat 10% van de toename aan verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door middel van het inrichten van nieuwe waterberging. Voor deze specfieke situatie heeft het waterschap het volgende in zijn advies beschreven: 'Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied 6750-35 uitgebreid te worden met 7% van de verhardingstoename. Hierbij is uitgegaan van een peilstijging van 0,4 meter die statistisch eens in de 25 jaar kan voorkomen, een bemalingscapaciteit van 14,4 mm/dag, een drooglegging van 0,8 meter en grondsoort klei'.

In de bestaande situatie is 700 m2 verhard. Zie daarvoor figuur 4.1. In de nieuwe situatie is dit 3.429 m2 exclusief verharding van uitgeefbare gronden en 4.412,4 m2 inclusief uitgeefbare gronden. Hierbij gaat de initiatiefnemer ervanuit dat 30% van de uitgeefbare gronden verhard worden ten behoeve van bijvoorbeeld parkeren, inrit en terras). Er is daarmee een toename van 3.712,4 m2. Uitgaande van een compensatienorm van 10% is 372 m2 aan extra water nodig. Compenserende maatregelen vinden plaats door de sloot, over een lengte van 139, aan de noordzijde van het plangebied te verbreden met twee meter en een inham te maken. Ofwel 278 m2. Hierbij is geen sprake van doodlopende sloten. Aan de compensatienorm wordt daarmee voldaan. Een overzicht van de berekeningen van de verharding is hierna weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0009.png"

Figuur 4.1 Overzicht bestaande verharding

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0010.png"

Figuur 4.2 Overzicht toekomstige verharding

Inrichting watersysteem

Ten behoeve van het onderhoud is een tewaterlaatplaats voor de maaiboot nodig. De randvoorwaarden hiervoor zijn als volgt:

  • 1. Ter plaatse dient (open) verharding aangebracht te worden met een breedte van minimaal 5 meter, die aansluit op de verharde weg.
  • 2. De afstand tussen het laagste peil en de bovenkant van de verharding naast de waterloop is maximaal 1,00 m. Wanneer de afstand groter is moet de tewaterlaatplaats worden verlaagd (schuin talud aanbrengen).
  • 3. De waterloop bij de tewaterlaatplaats moet minimaal 8 meter breed zijn.
  • 4. De toezichthouder bepaalt de exacte plaats en uitvoering van de tewaterlaatplaats.


Ten behoeve van het onderhoud, moeten er laad-/losplaatsen worden gerealiseerd voor maaisel. Dit kan simpel door een aantal vierkante meter grasbetontegels langs de oever te leggen, waar ook een truck kan komen om het maaisel mee te nemen. De droge oever, inclusief beschoeiingen, zijn en blijven in onderhoud van aanliggend eigenaren.


Bij de concrete uitwerking van het stedenbouwkundig plan wordt met bovenstaande rekening gehouden.

Sloten in open verbinding

Het waterschap adviseert om de bestaande dam met duiker van het pad aan de oostzijde van het plangebied te verwijderd. Er ontstaat dan een open verbinding tussen de noordelijke en oostelijke sloten rondom het plangebied. Indien de dam blijft liggen, moet deze doorvaarbaar worden. De uiteindelijke ontwikkelaar gaat hierover in overleg met HHNK.

Kunstwerken

Het waterschap adviseert om de nieuwe brug of dam met duiker over de noordelijke sloot doorvaarbaar te maken: minimaal 1,10 meter hoog t.o.v. hoogst gevoerde waterpeil, minimaal 2,5 meter breed en minimaal 0,90 meter diep. De uiteindelijke ontwikkelaar gaat hierover in overleg met HHNK.

Ruimtelijke adaptatie

Het waterschap adviseert om in het ontwerp van het plan het principe van ruimtelijke adaptatie op te nemen. Zo zou kunnen worden gedacht aan het aanbrengen van 'groene daken' op nieuwe gebouwen, eventueel met meervoudig ruimtegebruik en waterberging capaciteit. Ook kan bij bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen gebruik worden gemaakt van waterdoorlatende verharding met bijbehorende afvoer vertragende onderlaag of waterberging op straat en in verlaagde groenstroken.

Bij de concrete uitwerking van het stedenbouwkundig plan wordt met bovenstaande rekening gehouden.

Beheer en onderhoud waterlopen

Alle werkzaamheden binnen een zone van 5 meter van de insteek van waterlopen zijn vergunningplichtig, omdat deze invloed kunnen hebben op de water aan- en afvoer, waterberging of het onderhoud. Bij de aanleg van nieuw water in het plangebied adviseert het waterschap zoveel mogelijk aan te sluiten op de bestaande waterstructuur en onderhoudssituatie. Bij aanleg of aanpassing van waterlopen is het belangrijk om rekening te houden met de bereikbaarheid voor onderhoud van zowel de nieuwe als bestaande waterlopen. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap de ambitie heeft om het onderhoud van gemeenten over te nemen. Hiertoe moeten de waterlopen wel aan de voorwaarden van het hoogheemraadschap voldoen. In stedelijk gebied is het uitgangspunt dat waterlopen varend onderhouden kunnen worden, en dus tenminste 6 meter breed en 1 meter diep ten opzichte van het laagst gevoerde waterpeil zijn. Indien geen varend onderhoud (kan) worden uitgevoerd, dient in elk geval te worden voorkomen dat waterlopen niet meer bereikbaar zijn voor zowel regulier als periodiek onderhoud (maaien en baggeren), doordat deze worden 'ingesloten' door bebouwing. Geadviseerd wordt om een obstakelvrije zone langs de waterloop van tenminste 5 meter aan te houden. Om water van voldoende waterkwaliteit te kunnen handhaven, is het zelfreinigend vermogen van het watersysteem van belang. Het waterschap streeft ernaar om waterlopen te realiseren die in goede verbinding staan met het overige watersysteem. Om te voorkomen dat er locaties ontstaan waar kroos en drijfvuil zich zou kunnen ophopen, dienen doodlopende watergangen te worden voorkomen.

In de omgeving van het plangbied worden, in het kader van de watercowatercompensatie, waterlopen gerealiseerd. Voor de concrete uitwerking hiervan wordt met bovenstaande rekening gehouden.

Het beheer en onderhoud van het water kan hier varend worden uitgevoerd. Gemeente Medemblik en HHNK hebben de afspraak dat HHNK in principe het onderhoud van het oppervlaktewater doet in stedelijk gebied (m.u.v. droge oever/beschoeiing). Er zijn meer randvoorwaarden over de inrichting van het watersysteem voor het onderhoud. Dat gaat ook om de doorvaarbaarheid van kunstwerken, het hebben van een tewaterlaatplaats en laad-/losplaatsen voor maaisel. Ook hierover maken de gemeente en HHNK afspraken.


Het hebben van een obstakelvrije zone, daar waar varend onderhoud wordt gepleegd, is niet nodig. Een vrije zone op particulier terrein is overigens nooit een optie voor onderhoud vanaf de kant: het hoogheemraadschap betreed in stedelijk gebied in principe geen particuliere grond voor onderhoud van watergangen.


Er wordt bebouwing gepland buiten de beschermingszone van een (primaire) waterloop. Dit betreft de sloot ten noorden en oosten van het plangebied. De obstakelvrije onderhoudsstrook van minimaal 5 meter blijft aangehouden tussen de insteek en de bebouwing. In figuur 4.3 is een figuur van de leggerkaart van het waterschap opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.20211834-VA01_0012.png"

Figuur 4.3 Leggerkaart HHNK

Waterkwaliteit en riolering

In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage. Het hoogheemraadschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Hier wordt bij de uitwerking van de plannen rekening mee gehouden.

Ruimtelijke adaptatie

Het hoogheemraadschap onderschrijft het belang in klimaatadaptieve inrichting. Het hoogheemraadschap adviseert om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het door de gemeente Medemblik en hoogheemraadschap ondertekende 'Intentieovereenkomst Klimaatbestendige Nieuwbouw in de MRA en Noord-Holland' document klimaatadaptieve basisveiligheidsniveaus V3.0. Hierin staat onder andere om 70mm van hemelwater te bergen op eigen percelen. Hier wordt bij de uitwerking van de plannen rekening meegehouden. De uitvoering van dit convenant wordt privaatrechtelijk geborgd indien de gemeente dit nodig acht.

4.6 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Het voornemen gaat uit van de realisering van maximaal 31 woningen. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

Conclusie

Vanuit luchtkwaliteit gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie 

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

In het bestemmingsplan is een bestemming voor de bescherming van archeologische waarden opgenomen. De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ is een aanvulling op de geldende enkelbestemming ‘Sport’. Op basis van deze bestemming is archeologisch onderzoek aan de orde bij ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 1.000 m².

Archeologie West-Friesland heeft voor de gemeente Medemblik een beleidskaart archeologie opgesteld. Deze beleidskaart is op 28 februari 2019 vastgesteld. Op de beleidskaart archeologie is aangegeven waar de bekende archeologische waarden zich bevinden en welke archeologische verwachtingen er zijn. De waarden en verwachtingen zijn gecombineerd met een beleidsadvies per zone. Voor de beleidskaart zijn de waarde en de begrenzing van de historische dorpslinten nader gespecificeerd, onder andere aan de hand van verschillende historische kaarten. Volgens de beleidskaart ligt het plangebied in een zone met een vrijstellingsgrens van 10.000 m2. Het plangebied bevindt zich in het voormalige Meer van Wervershoof. Hier geldt een zeer lage archeologische verwachting voor vindplaatsen uit alle perioden.

Met de ontwikkeling wordt de drempelwaarde uit de dubbelbestemming overschreden. Echter, gelet op de beleidskaart archeologie en de zeer lage archeologische verwachting is geen archeologisch onderzoek nodig. Dit wordt bevestigd door de quickscan die Archeologie West-Friesland heeft uitgevoerd. Deze is als bijlage 8 toegevoegd. Archeologie West-Friesland adviseert de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie. De dubbelbestemming Archeologie kan daarom komen te vervallen.

Het aspect archeologie heeft dan ook geen gevolgen voor het bestemmingsplan. Dit wordt door Archeologie West-Friesland bevestigd in zijn advies (zie bijlage 13).

Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Binnen het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Het is niet noodzakelijk om regels op te nemen ter bescherming van cultuurhistorische waarden. Cultuurhistorie is geen belemmerende factor voor de voorgenomen ontwikkelingen in dit gebied.

Conclusie

Vanuit het omgevingsaspect archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.

4.8 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek Bodemkwaliteit

Het plangebied was voorheen in gebruik ten behoeve van een gevoelige functie in de vorm van tennisbanen. Het is niet aannemelijk dat de gronden door dit gebruik verontreinigd zijn. Er is dus geen sprake van een verdachte locatie.

Van de locatie is geen bodemonderzoek beschikbaar. In dit stadium is alleen globaal iets over de geschiktheid van de bodem voor het voorgenomen gebruik te zeggen. Dit wordt gedaan op basis van de bodemkwaliteitskaart, in de omgeving uitgevoerde bodemonderzoeken en eventuele historisch verdachte activiteiten op of in de omgeving van de locatie. De locatie valt in kwaliteitsklasse "wonen" van de bodemkwaliteitskaart 2016. Deze kwaliteit is geschikt voor de beoogde functie.

In de omgeving zijn lichte verontreinigingen aangetroffen. Deze verontreinigingen vormen (geen) belemmering voor de beoogde functie. In het historisch bodembestand zijn op en in de directe omgeving van de locatie geen vermeldingen. Gezien het huidig gebruik kan de grond afhankelijk van de opbouw van de tennisbaan mogelijk wel verontreinigd zijn.

Op basis van de beschikbare gegevens kan dan ook geen betrouwbare uitspraak worden gedaan over de geschiktheid van de bodem. Zekerheidshalve is daarom een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 5 toegevoegd. Tijdens het onderzoek zijn ernstige verontreinigingen aangetroffen. Wel is bij de huidige tennisbanen een verontreinigde bouwstof (lavasteen) met nikkel aanwezig. Een dergelijke laag wordt niet gezien als onderdeel van de bodem. Voor het bouwrijp maken ten behoeve woningbouw is het advies om deze bouwstof at te voeren naar erkende verwerker of door de eigenaar (gemeente) onder dezelfde condities elders binnen de gemeente toe te passen. Verder heeft de RUD geconcludeerd dat er op basis van het huidige bodemonderzoek geen belemmeringen aanwezig zijn voor toekomstige woningbouw. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de toekomstige woningbouw.

Conclusie

Gelet op het voorgaande worden geen belemmeringen met betrekking tot het bodemaspect verwacht. Het planvoornemen is daarmee uitvoerbaar.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van 31 woningen mogelijk. Woningen zijn aan te merken als kwetsbaar object.

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen zijn met een externe werking op het plangebied en dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, spoor en/of water. Verder ligt het plangebied ook niet in het invloedsgebied van aardgastransportleidingen. Het plangebied is daarmee niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico waardoor een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk is.

In het kader van het vooroverleg heeft Veiligheidsregio Noord-Holland Noord een advies gegeven. Zie hiervoor bijlage 10. De brandweer adviseert om een brandkraant, ter hoogte van Slootlaan 30 te realiseren. Hiermee kan de bluswatervoorziening verbeterd worden. Ook adviseert de brandweer het plan en de bouw van de woning klimaatbestendig te gaan inrichten. Bij de uitwerking van de plannen zorgt de gemeente voor een toereikende bluswatervoorziening. Ook wordt met de uitwerking rekening gehouden met een klimaatbestendige inrichting. Dit door het plangebied een zo groen mogelijke inrichting te geven door het handhaven en aanplanten van (nieuwe) bomen. Het groene pleintje in het midden van het plangebied gaat eveneens fungeren als wadi/waterberging. Het handhaven van de bomen te handhaven en het aanplanten van de bomen kan in warmere periode's voor verkoeling zorgen. Droogte is eveneens een aspect om rekening mee te houden. Bij de fundering van de woningen kan hier rekening meegehouden worden.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt voor dit bestemmingsplan geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.10 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het bestemmingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

In het kader van het vooroverleg heet PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland een vooroverlegreactie gegeven. De reactie is in bijlage opgenomen. PWN vraagt om bij de effectuering van het plan rekening te houden met het feit om voldoende ruimte in de openbare grond van het ondergrondse verkeer. Deze ruimte dient vrij te zijn van bomen en stekelige beplanting. Tevens dient het leidingnet ten allen tijde goed bereikbaar te zijn. Verder vraagt PWN om aandacht voor het inpassen van bluswater in het ontwerp. Bij de concrete uitwerking van de plannen wordt rekening gehouden met dit advies. De uiteindelijke ontwikkelaar gaat hierover in overleg met PWN.

Conclusie

In en rondom het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die beperkingen opleggen voor het bestemmingsplan.

4.11 Duurzaamheid

De gemeente Medemblik heeft een duurzame, toekomstbestendige ontwikkeling hoog in het vaandel. Het gemeentebestuur heeft uitgesproken in 2040 klimaatneutraal te willen zijn. De ambitie energieneutraal betekent dat in Medemblik de totale vraag naar energie even groot is als het aanbod aan duurzame energie. Energieneutraal kan de gemeente realiseren via 3 sporen:

  • 1. Inzetten op energiebesparing.
  • 2. Duurzame alternatieven voor aardgas.
  • 3. Duurzame opwek van energie.

Verder is het programma 'Samen op weg naar een Duurzaam Medemblik' opgesteld. Dat programma is opgebouwd uit vijf pijlers:

  • 1. Elektriciteit: de ambitie is om in 2040 al elektriciteit op een duurzame manier op te wekken via bijvoorbeeld zonnepanelen of windmolens.
  • 2. Warmte: de gemeente gaat op zoek naar een waardige vervanger van aardgas. Tegelijkertijd zet het in op het besparen van zoveel mogelijk energie.
  • 3. Circulair: slim met grondstoffen en reststromen omgaan voor een gezonde en toekomstbestendige economie, hetgeen nodig is om grondstoffen voor hergebruik beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar te houden.
  • 4. Water en Groen: noodzakelijke aanpassingen om het gebied klimaatbestendig te maken, zoals het verminderen van risico’s op wateroverlast, hitte en droogte. Een belangrijke maatregel is het vergroenen van de omgeving.
  • 5. Mobiliteit: duurzame mobiliteit aantrekkelijk maken.

De ambitie van onderhavige ontwikkeling is om de beste bouwkundige technieken en installatietechnieken toe te passen om de woningen zo energiezuinig mogelijk te maken, waarbij minimaal voldaan moet worden aan de wetteljke eisen vanuit het BENG. De elektrische energie kan worden opgewekt met zonnepanelen. Voor de terreininrichting zal aandacht zijn voor een natuurvriendelijke en groene inrichting die leidt tot een grotere biodiversiteit.

Conclusie

Het plan voorziet hiermee in een duurzame invulling van het gebied.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande bestemmingsplan 'Dorpskernen III' én het 'Parapluplan Parkeren Medemblik' .

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is afgestemd op het geldende bestemmingsplan Dorpskernen III.

Verkeer - Verblijfsgebied

De openbare gronden krijgen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Deze gronden zijn onder ander bedoeld voor wegen en straten, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen. Gebouwen zijn niet toegestaan.

Wonen

De woningen in het plangebied zijn geregeld in de bestemming 'Wonen'. De goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 7 en 12 meter. De woningen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Voor het woongebouw is een aanduiding opgenomen. Dit betekent dat het woongebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woongebouw' gebouwd moet worden. Ter plaatse van deze aanduiding mag het woongebouw een bouwhoogte van ten hoogste 12,00 m hebben.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Inspraak en overleg

In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Dit plan wordt niet voor inspraak ter inzage gelegd. In plaats daarvan is een informatiebijeenkomst gehouden. Circa 200 mensen waren op deze bijeenkomst aanwezig. Een groot aantal bewoners hebben vragen gesteld en reacties op het plan ingeleverd. Daarnaast hebben een groot aantal mensen zich ingeschreven voor de woningen ( het CPO project). Tevens heeft overleg plaatsgevonden met omwonden. Op basis van dit overleg is het plan aangepast en geoptimaliseerd.

Ook is het plan voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierop hebben de volgende instanties gereageerd:

  • Waterschap (zie bijlage 9). Het waterschap heeft een volledig wateradvies gegeven. Deze is is paragraaf 4.5 Water verwerkt en heeft tevens tot een toevoeging in artikel 4.1 lid j geleid.
  • Veiligheidsregio Noord-Holland-Noord (zie bijlage 10). Het advies van de veiliheidsregio is verwerkt in paragraaf 4.9 Externe veiligheid.
  • Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord (zie bijlage 11). Het advies van 20 september 2022, alsmede het aanvullende advies van 17 januari 2024 is, waar relevant, verwerkt in de paragrafen 4.2 Ecologie, 4.4 Geluid en 4.8 Bodem
  • PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland (zie bijlage 12). Het advies is verwerkt in paragraaf 4.10 Kabels en leidingen.
  • Archeologie West-Friesland (zie bijlage 13). Archeologie West-Friesland is akkoord met het onderzoek en de tekst in paragraaf. De dubbelbestemming Waarde- Archeologie 4 kan komen te vervallen in onderhavig plangebied. De verbeelding is op basis hiervan aangepast.
  • Provincie Noord-Holland (zie bijlage 14). De provincie geeft aan dat het bestemmingsplan niet hoeft worden voorgelegd aan de provincie. Dit vanwege het feit dat het plangebied in stedelijk gebied is gelegen en er geen raakvlakken zijn met LIB5 zone Schiphol, industrieterrein van provinciaal/regionaal belang, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, regionale waterkeringen, regionale luchthavens, verblijfsrecreatie, provinciale wegen/OV knooppunten of detailhandel. Het plangebied ligt in het stedelijk gebied en ook niet binnen één van de zones. Verder wordt met de uitvoering van de plannen rekening gehouden met klimaatadaptatie. Zie ook een aanvulling onder het provinciaal beleid.
  • Gemeente Hollands Kroon (zie bijlage 15). De gemeente heeft geen aanleiding om opmerkingen te maken op het bestemmingsplan.

Zienswijzen

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan met ingang van 5 december 2024 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Hiervan is geen gebruik gemaakt. Wel is een aanvullend advies (d.d. 17 januari 2024) van de omgevingsdienst ingekomen die als (aanvullende) overlegreactie is behandeld. Dit advies heeft geleid tot een aantal aanpassingen in de toelichting.

Verder zijn in het kader van de vaststellingsprocedure een aantal ambtelijke aanpassingen van de regels voorgesteld die voornamelijk te maken hebben met een goede afstemming op de huidige regeling uit het bestemmingsplan Dorpskernen III (2018) en het Veegplan gemeente Medemblik, dat op 30 november 2023 is vastgesteld. Het overzicht van de ambtelijke wijzigingen is opgenomen in bijlage 16.

Vaststelling

Het bestemmingsplan is met inachtneming van de ambtshalve aanpassingen van de regels vastgesteld op 25 april 2024. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan wordt vervolgens nog een keer voor zes weken ter inzage gelegd. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostendekking/kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

De gronden zijn eigendom van de gemeente. De kosten voor het bouw -en woonrijp maken van de kavels en de overige kosten worden door de gemeente gedragen. Voor de ontwikkeling is een grondexploitatie gemaakt. Een anterieure overeenkomst is derhalve niet nodig. De gemeente verkoopt de gronden aan de ontwikkelaar. Hierdoor wordt anderszins voorzien in het verhalen van de gemeentelijke kosten.

Het voornemen is om twee kavels te verkopen aan een woningcorporatie om daar sociale huurwoningen te bouwen. In verband met het Didamarrest zal dit middels een zorgvuldige procedure plaatsvinden. Binnen die procedure worden eventuele kandidaten in de gelegenheid gesteld zich te melden voor dit project. In feite is het Didam-arrest in dit geval beperkt aan de orde, omdat de gemeente zelf ontwikkelt en de grond verkoopt aan de eindgebruikers en een woningcorporatie.