direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Nieuwe Belvedère
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

In het wandelbos Groenendaal heeft tot 1965 een uitkijktoren genaamd Belvedère gestaan. Deze uitkijktoren was bouwvallig, en door gebrek aan financiële middelen is de toren niet hersteld maar gesloopt. In december 2018 werd een schenkingsakte getekend waarin een aanzienlijk bedrag werd geschonken aan de gemeente Heemstede ten behoeve van de (her)bouw van een nieuwe Belvedère in de voormalige buitenplaats.

Omdat er niet vanuit werd gegaan dat de Belvedère ooit herbouwd zou worden is deze niet opgenomen in de bestemmingsplannen die sinds 1965 zijn opgesteld. Dit maakt dat voor de nieuwe Belvedère een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld om de bouw van de uitkijktoren mogelijk te maken. Het bestemmingsplan regelt dat de toren planologisch mogelijk wordt gemaakt. Het uiteindelijke ontwerp volgt later.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

De voormalige Belvedère stond in het Wandelbos Groenendaal te Heemstede, het wandelbos vormt in zijn geheel een beschermd Rijksmonument. De nieuwe Belvedère komt op dezelfde locatie in het bos. Op onderstaande figuur 1.1 is de ligging van de nieuwe Belvedère weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201_0001.jpg"Figuur 1.1 ligging van het plangebied nieuwe Belvedère.

1.3 Geldende plannen

In het vigerende bestemmingsplan “Landgoederen en groene gebieden - eerste herziening”, zoals vastgesteld op 29 juni 2017, heeft het plangebied de enkelbestemming Natuur 2 en de dubbelbestemming Waarde Archeologie 2. De beoogde ontwikkeling past niet binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan. Op figuur 1.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan “Landgoederen en groene gebieden - eerste herziening” weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201_0002.jpg"Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan “Landgoederen en groene gebieden - eerste herziening” met het plangebied aangewezen.

1.4 Leeswijzer

De voorliggende toelichting beschrijft, aan de hand van de verschillende hoofdstukken, gemotiveerd waarom de beoogde ontwikkeling gebaseerd is op goede ruimtelijke ordening. Verder zijn in deze toelichting de planregels en de verbeelding uitgelegd. Hoofdstuk 2 bevat de planbeschrijving, hier wordt ingegaan op het concrete plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. Dit kader beschrijft het relevante beleid. De sectorale aspecten zijn omschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 geeft de juridische planbeschrijving waarin de wijze van bestemmen uiteengezet is. In hoofdstuk 6 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Het planvoornemen

2.1 Huidige situatie

Tot 1965 stond er een uitkijktoren in Wandelbos Groenendaal. De zogenoemde Belvédère, ontworpen door architect Hitchcock tussen 1834-1839, stond op een heuvel in het noordelijke deel van het bos.

Wandelbos Groenendaal is een plek met een lange historie. Van buitenplaats van rijke kooplieden uit Amsterdam tot een van de eerste openbare wandelparken van Nederland. Het gemeentebestuur van Heemstede had met de aankoop van het park (in meerdere delen) de vooruitziende blik om op deze manier het park groen te houden en toegankelijk voor haar inwoners. In het latere beheer en onderhoud is er een bewuste keuze gemaakt om het beheer van het wandelbos te laten stoelen op 2 pijlers: Cultuurhistorie en Natuurbeheer. Hiermee wordt uitdrukkelijk de gelaagdheid van het park behouden, zichtbaar gemaakt of actief hersteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201_0003.png"Figuur 2.1 locatie (voormalige) Belvedère Wandelbos Groenendaal (Bron Bijlage Rapportage Verkennend bodemonderzoek Belvedère te Heemstede).

2.2 Projectbeschrijving

Voor het ontwerp van de nieuwe Belvedère heeft de gemeente Heemstede een uitvraag gedaan aan 10 verschillende partijen. De gemeente heeft kaders opgesteld waarbinnen de partijen hun ontwerp kunnen maken. Er gelden niet alleen de wettelijke kaders, zoals het bouwbesluit, welstandscriteria, passend bij de monumentenstatus, Natuurnetwerk Nederland, maar ook een aantal specifieke uitgangspunten:

- Het gebouw mag een maximale oppervlakte hebben van 70 m² en een bouwhoogte van 14 meter.

- Een open, toegankelijk, publiek gebouw, waar geen commerciële exploitatie mag plaatsvinden.

- Een gebouw dat ruimte geeft aan flora en fauna.

- Een gebouw dat recht doet aan de locatie en zijn geschiedenis, zoals het in acht nemen van de bestaande zichtlijnen.

- mogelijkheid tot een uitkijkplek,

- (deels) gebruik makend van rode baksteen in het ontwerp.

- Een gebouw met oog voor duurzaamheid (in tijd en materiaal), rust (overlast voorkomend) en gemak (onderhoud).

Het bestemmingsplan maakt slechts de (her)bouw van de toren planologisch mogelijk en stelt hiervoor regels op. Het uiteindelijke ontwerp van de toren maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan en zal daarom ook niet worden besproken in het voorliggende bestemmingsplan. Het uiteindelijke ontwerp via een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten wordt ingediend en beoordeeld.

Beoogde doelgroepen

De beoogde doelgroepen zijn de (direct) omwonenden, de bezoekers aan het wandelbos Groenendaal en directe omgeving, specifieke groepen (zoals deelnemers aan excursies met de nieuwe Belvedère als startpunt), toekomstige bezoekers aan de nieuwe Belvedère (denk aan bezoekers van (kunst)tentoonstellingen).

Hoofdstuk 3 Relevant ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet.

3.1.1.1 Groen erfgoed

Nederland telt ruim 1400 parken, tuinen en begraafplaatsen met een rijksbeschermde status. Ze worden beschermd vanwege de historische aanleg met bijzondere beplanting of andere elementen zoals beelden, tuinhuizen of vijvers. Bij de rijksmonumenten is er voor bepaalde werkzaamheden een vergunning vereist maar kan er ook subsidie worden aangevraagd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen raakvlak met de structuurvisie infrastructuur en ruimte.

Het Wandelbos Groenendaal heeft de status van groen Rijksmonument.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld. In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio’s, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving

In Noord-Holland is er voor een natuurlijke en vitaal landelijke omgeving een goede balans nodig tussen de agrifoodsector en de natuur- en watersystemen. De landelijke omgeving in Noord-Holland is van oudsher bepaald door het watersysteem, het landbouwkundig gebruik en de natuurgebieden. We zoeken continu naar de juiste balans tussen een gezonde leefomgeving, een sterke economische ontwikkeling en robuuste natuurlijke systemen.

Natuurwaarden zijn van grote betekenis voor een gezonde leefomgeving. Het grote aantal verschillende ecosystemen in Noord-Holland biedt mogelijkheden voor een enorme biodiversiteit en veel verschillende landschappen. Om de biodiversiteit te vergroten, is een sterk natuurnetwerk met hoge natuurwaarden voorwaarde. Een goed natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer en ecologische verbindingen tussen de natuurgebieden vergroten de veerkracht van het natuurnetwerk. Ook helpt het als ontwikkelingen als verstedelijking, ontwikkelingen in de landbouw en klimaatmaatregelen zoveel mogelijk natuurinclusief zijn. Niet alleen in kwantitatieve zin (hectares), maar ook in kwalitatieve zin.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie zijn verankerd in de Omgevingsverordening Noord-Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.

Ter plaatsen van de ontwikkeling zijn de volgende werkingsgebieden uit de Omgevingsverordening NH2020 van toepassing:

  • Natuurnetwerk Nederland Thema: landbouw, natuur, nnn, tuinbouw
  • Oude bosgroeiplaatsen Thema: houtopstanden en herbeplanting, natuur
  • MRA gebied Thema: energie
  • Agrarische bedrijven Thema: landbouw
  • Landelijk gebied Thema: landbouw, ruimtelijke kwaliteit, stedelijke ontwikkelingen, tuinbouw
  • MRA - Landelijk gebied Thema: ruimtelijke kwaliteit, stedelijke ontwikkelingen
  • Peilbesluit Thema: water

afbeelding "i_NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201_0004.png"Figuur 3.1 Uitsnede kaart 2 Werkingsgebieden van de Omgevingsverordening NH2020 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderdelen van belang:

Paragraaf 4.1.3 Houtopstanden en herbeplanting

Is niet van toepassing, er worden geen houtopstanden gerooid

Artikel 6.43 Natuurnetwerk Nederland en natuurverbindingen     

  • 1. De wezenlijke kenmerken en waarden als bedoeld in dit artikel zijn vastgelegd in bijlage 5; Wezenlijke kenmerken en waarden Natuurnetwerk Nederland provincie Noord-Holland.
  • 2. Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Natuurnetwerk Nederland en het werkingsgebied natuurverbindingen strekt in ieder geval tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden.
  • 3. Het ruimtelijk plan stelt in ieder geval regels in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden. Bij het stellen van deze regels moeten de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden in acht worden genomen.
  • 4. Het ruimtelijk plan maakt geen nieuwe activiteiten mogelijk die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een vermindering van de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbindingen, of van de samenhang tussen die gebieden.
  • 5. In afwijking van het vierde lid kan het ruimtelijk plan nieuwe activiteiten mogelijk maken, indien:
    • a. er sprake is van een groot openbaar belang;
    • b. er geen reële alternatieven zijn; en
    • c. de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.
  • 6. Gedeputeerde Staten kunnen de begrenzing van het werkingsgebied Natuurnetwerk Nederland en het werkingsgebied natuurverbindingen wijzigen:
    • a. ten behoeve van een verbetering van de samenhang of een betere ruimtelijke inpassing van het Natuurnetwerk Nederland, voor zover:
      • de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbinding worden behouden; en
      • de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland ten minste gelijk blijft; of
    • b. ten behoeve van een kleinschalige woningbouwontwikkeling, voor zover:
      • de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en de samenhang van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbinding beperkt is;
      • de ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbinding, of een vergroting van de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland; en
      • de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland ten minste gelijk blijft; of
    • a. ten behoeve van de toepassing van het vijfde lid.
  • 7. Gedeputeerde Staten kunnen de begrenzing van het werkingsgebied Natuurnetwerk Nederland en het werkingsgebied natuurverbindingen wijzigen ter verbetering van kennelijke onjuistheden.
  • 8. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen aan de toelichting van het ruimtelijk plan en aan de wijze van compensatie als bedoeld in het vijfde lid, aanhef en onder c.

Toetsing

De locatie van de Belvedère is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In dit concrete geval wordt artikel 6.43 lid 4 van de Omgevingsverordening NH2020 toegepast:

Toetsing vindt plaats in paragraaf 3.2.4

Artikel 6.59 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  • 2. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
    • a. rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;
    • b. bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en
    • c. bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.
  • 3. In aanvulling op het tweede lid, wordt bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in de Amstelscheg rekening gehouden met de karakteristieken en de ontwerpprincipes inzake de samenhang, de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het landschap, zoals beschreven in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde rapport 'Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelscheg' (nr. 2011-66880).
  • 4. De toelichting van een ruimtelijk plan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.
  • 5. Gedeputeerde Staten of het College van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente kunnen het onafhankelijk adviesteam ruimtelijke kwaliteit om advies vragen, ook in een vroeg stadium, inzake de locatieafweging of de ruimtelijke inpassing.
  • 6. Indien wordt afgeweken van de ontwikkelprincipes als bedoeld in het tweede lid onder a, wordt in ieder geval toepassing gegeven aan het vijfde lid.

Toetsing

Toetsing vindt plaats in paragraaf 3.2.3.

3.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

Op basis van artikel 6.54 uit de omgevingsverordening moet de ontwikkeling worden getoetst aan de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 10 april 2018) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking.

De Leidraad geeft gebiedsgerichte én ontwikkelingsgerichte beschrijvingen en biedt zo toepasbare informatie over de manier waarop ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie beoogt met deze Leidraad om samen met bijvoorbeeld gemeenten, ontwikkelaars en initiatiefnemers te werken aan het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap.

Het wandelbos Groenendaal wordt niet specifiek genoemd in de laag Landschap en Cultuurhistorie, het gebied valt in het ensembles Zuid-Kennemerland

De Ambities voor ruimtelijke ontwikkelingen voor dit gebiedstype zijn:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Toetsing

Een uitkijktoren is de aangewezen manier om de natuur zichtbaar en toegankelijk te maken.

In het ontwerp van de uitkijktoren worden de zichtlijnen als uitgangspunten gebruikt.

3.2.4 Nationaal Natuurnetwerk

De Belvedère is gelegen binnen het Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Het NNN is een nationaal belang dat in medebewind door de provincies geborgd moet worden. De provincie Noord-Holland heeft met betrekking tot het NNN voorschriften opgenomen in de Provinciale omgevingsverordening (NH2020).

De locatie van de Belvedère is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In dit concrete geval wordt artikel 6.38 lid 4 van de Omgevingsverordening NH2020 toegepast:

Het ruimtelijke plan maakt geen nieuwe activiteiten mogelijk die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een vermindering van de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbindingen, of van de samenhang tussen die gebieden.

Compensatie

Ten aanzien van de compensatie is een losse memo opgesteld, deze is bijgevoegd in Bijlage 1 Memo salderen NNN Omgevingsverordening NH2020. Hieronder is de memo kort samengevat.

Het plangebied bevindt zich in het Groenendaalse bos welke onderdeel uit maakt van het NNN gebied 'Landgoederen bij Heemstede en Bennebroek (Z5)'. De ecologische samenhang van dit gebied bestaat uit de relatie met het duinmassief van Kennemerland-Zuid, gelegen aan de westzijde. De onderlinge samenhang tussen de verschillende landgoederen en die met het duinmassief neemt van west naar oost af. Het Groenendaalse bos bevindt zich in het meest oostelijke deel van het NNN gebied. Het plangebied levert, in verhouding tot de andere westelijk gelegen landgoederen, een minder grote bijdrage aan de onderlinge samenhang tussen de verschillende landgoederen en die met het duinmassief.

Het NNN gebied heeft een totale oppervlakte van bijna 450 ha. Het plangebied beslaat maximaal 70m2. De ontwikkeling leidt dus gezien de schaal en omvang niet tot een significante aantasting van de onderlinge samenhang.

Om het verlies aan NNN te salderen is in overleg met de provincie in de directe omgeving van de locatie gezocht naar een geschikte salderingslocatie (zie onderstaand figuur). De gevonden locatie is geen onderdeel van het NNN en heeft in totaal een oppervlakte van 4.768 m². Dit is ruim meer dan de benodigde 70 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201_0005.png"

Figuur 3.1 Kaart Groenendaalse bos met locatie Belvedère (rood) en salderingslocatie NNN (groen)

De wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN en de samenhang van het NNN worden door de bouw van de nieuwe Belvedère niet significant aangetast. Door het opnemen van de locatie in het NNN, zoals in groen aangegeven op figuur 3.1, heeft de herbouw van de Belvedère per saldo geen effect op het oppervlak NNN. De beoogde locatie heeft een oppervlakte welke ruim groter is dan de benodigde 70 mm² .

Toetsing

Met de provincie wordt een salderingsovereenkomst gesloten om de herbegrenzing af te wikkelen.

Hiermee wordt voldaan aan de regels in de Provinciale omgevingsverordening. De provincie heeft de salderingslocatie toegevoegd aan het NNN.

3.2.5 Conclusie

De ontwikkeling van een uitkijkoren in het Wandelbos Groenendaal is conform het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Geldende bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan “Landgoederen en groene gebieden - eerste herziening”, zoals vastgesteld op 29 juni 2017, is in paragraaf 3.4.6 van de toelichting opgenomen dat er om af te wijken van de conserverende aard van het bestemmingsplan er een planologische aanleiding moet zijn.

Toetsing

De aanleiding om in dit specifieke geval af te wijken van het bestemmingsplan is het herstellen van de Belvedèreheuvel en de beleving van de cultuurhistorische waarden en natuurbeleving van het Groenendaalse Bos, in paragraaf 3.3.2 wordt hier nader op ingegaan

3.3.2 Beheerplan Groenendaal 2015-2032

De actualisatie van het beheerplan Wandelbos Groenendaal is gestart in 2013, het jaar van het 100-jarig bestaan van wandelbos Groenendaal. In dit jaar heeft in oktober een symposium plaatsgevonden over de toekomst van het wandelbos met verschillende partijen. In het proces van de totstandkoming van het beheerplan is ook met verschillende belanghebbende partijen en organisaties gesproken.

Op basis van de inventarisatie en analyse kan worden gesteld dat de belangrijkste waarden van het wandelbos in de afgelopen jaren in grote lijnen niet zijn veranderd. Daardoor is het niet nodig om principiële wijzigingen door te voeren in de uitgangspunten ten opzichte van het vorige beheerplan. Dit beheerplan is geschreven aan de hand van drie thema's: cultuurhistorie, recreatie en natuur. De conclusie van de inventarisatie en analyse op deze drie thema's luidt:

  • Cultuurhistorie: Het herstel en beheer van de cultuurhistorische terreinonderdelen en elementen is de afgelopen jaren niet adequaat aangepakt. Er is veel potentie om de cultuurhistorie beter zichtbaar te maken.
  • Recreatie: De recreatieve waarde van het bos is hoog. Er is nog meer potentieel, maar bij uitbreiding van recreatieve voorzieningen moet rekening worden gehouden met de beleefbaarheid, zodat het bos aantrekkelijk blijft voor mens en dier.
  • Natuur: Ecologisch beheer heeft bijgedragen aan de zeer hoge natuurwaarden. Dit kan nog verhoogd worden door het creëren van meer openheid en het ontwikkelen van natuurlijke bosranden.

Het beheer is altijd een afweging van belangen. Per locatie en beheerobject moet een keuze gemaakt worden. In de bosvakken wordt gestuurd op de ecologie. De cultuurhistorische plekken zullen behouden en zo mogelijk worden versterkt. Op deze plekken is het beeld belangrijker dan de natuurwaarde.

Dit beheerplan bestaat uit een 18-jarige beheervisie (2015-2032) en een 6-jarig beheerplan (2015-2020). Het 6-jarige beheerplan is het praktijkdeel. Deze termijn is gerelateerd aan de 6 jaren subsidiecyclus voor het onderhoud van de groene monumenten

De hoofddoelstelling luidt: De beleving van de cultuurhistorische waarde van het bos versterken, met behoud van de grote ecologische variatie en de mogelijkheden voor diverse vormen van recreatie.

Deze hoofddoelstelling kan worden vertaald in de volgende ambities:

Cultuurhistorie:

  • De landschappelijke karakteristieken zichtbaarder maken Behouden historische bouwkundige elementen;
  • Herstel van verdwenen elementen, mogelijk in nieuwe vorm;
  • Herstel van historische bomenlanen en vijvers Rijksmonumentenstatus benutten.

Recreatie:

  • Aantrekkelijk bos voor diverse vormen van recreatie: hondenbezitters, kinderen natuurliefhebbers, sporters, cultuurhistorisch geïnteresseerden etc.
  • Oppervlakte hondenlosloopgebied handhaven;
  • Hoofdroutes goed toegankelijk voor mindervaliden.

Natuur:

  • Variatie in de natuur behouden en versterken;
  • Behoud biodiversiteit;
  • Beheer uitvoeren volgens gedragscode van de Flora- en faunawet.
  • Actuele informatie over de aanwezigheid van beschermde flora en fauna

Om deze ambities waar te kunnen maken is het belangrijk dat verschillende waarden (cultuurhistorie, natuur en recreatie) elkaar versterken. Het beheer is altijd een afweging van belangen, waarbij er niet per definitie altijd één waarde belangrijker is dan de ander. Wel is het van belang dat er per locatie en beheerobject duidelijke keuzes worden gemaakt, vooral tussen cultuurhistorie en natuur.

Historische bouwwerken

Historische objecten dragen bij aan de beleving en het besef van de historie. Er zijn verschillende historische bouwwerken in Groenendaal met een officiële monumentenstatus. Andere objecten zijn belangrijk als onderdeel van de monumentenstatus van het gehele bos. Alle historische bouwwerken hebben een belangrijke recreatieve waarde. De doelstelling is om de nu aanwezige objecten zo lang mogelijk in goede staat te behouden.

Enkele historische elementen zijn helaas in de loop der jaren verdwenen. Mogelijk kunnen enkele van deze objecten, zoals de Belvedère of de schelpennis, worden teruggeplaatst. Hierbij is het ook mogelijk om op een dergelijke locatie een nieuw eigentijds bouwwerk/kunstwerk te plaatsen met een verwijzing naar het verleden. Een goed voorbeeld hiervan is te zien in het bos van de Overplaats in Heemstede, waar een nieuw bouwwerk is geplaatst op de plek van de oude theekoepel.

Conclusie

Het terugbouwen van de Belvedère wordt in het beheerplan benoemd als verbetering van de cultuurhistorische waarde van het wandelbos en draagt bij aan het realiseren van het hoofddoel van het beheerplan het beleving cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Het concept bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan Omgevingsdienst IJmond, zij hebben de sectorale aspecten beoordeeld. Het advies van de omgevingsdienst is opgenomen in bijlage 8. De aanbevelingen zijn verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.

4.2 Mobiliteit

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Onderzoek en conclusie

De nieuwe uitkijktoren moet het gebied ter plaatse aantrekkelijker maken voor omwonenden als ook voor bezoekers, recreanten. Dit geldt met name voor voetgangers/wandelaars. De uitkijktoren zal dus niet primair gemotoriseerd verkeer aantrekken. De ligging in het bos maakt het ook niet bereikbaar via verharde wegen.

Volgens de regels van het bestemmingsplan dient een ontwikkeling zelf te voorzien in haar parkeerbehoefte. Deze parkeerbehoefte moet worden berekend aan de hand van de Nota Parkeernormen Heemstede. De uitkijktoren trekt zelf geen parkeerbehoefte aan, maar dient met name om het gebied voor reeds aanwezige bezoekers en bewoners aantrekkelijker te maken. Om deze reden wordt bij of in de buurt van de uitkijktoren ook niet in extra parkeerplaatsen voorzien en wordt afgeweken van de regel uit het bestemmingsplan.

Met het aantrekkelijker maken van het gebied kan de uitkijktoren meer bezoekers gaan aantrekken. Dit kan leiden tot een hogere parkeervraag. Bij de functies in de omgeving die wel hoofdzakelijk bezoekers aantrekken is parkeergelegenheid aanwezig. Bezoekers kunnen daarvoor bijvoorbeeld parkeren tegenover de kinderboerderij op de Burgemeester van Rappardlaan. Daarnaast is ook parkeercapaciteit aanwezig bij restaurant Landgoed Groenendaal, voorbij het T-kruispunt aan de Sparrenlaan. Met deze mogelijkheden wordt verondersteld dat er genoeg parkeercapaciteit aanwezig is voor bezoekers. Een eventuele verkeerstoename als gevolg van deze ontwikkeling is naar verwachting beperkt en zal opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer.  

Conclusie

Op basis van het in ontwikkeling zijnde “Bestemmingsplan aanvullende voorschriften parkeren” moet iedere ontwikkeling voorzien in de eigen parkeer behoefte. De parkeerregeling bevat echter afwijkingsmogelijkheden om af te wijken van die verplichting. Om af te kunnen wijken dient aangetoond te worden dat in de directe omgeving voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en de openbare ruimte niet onevenredig belast wordt.

Met bovenstaande paragraaf wordt aangetoond dat de ontwikkeling geen tot zeer weinig parkeerbehoefte heeft. Tevens is in de omgeving voldoende parkeerplaats. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling van de uitkijktoren niet in de weg.

4.3 Wegverkeerslawaai

De uitkijktoren is geen geluidsgevoelig object. De ontwikkeling wordt niet beperkt door de wet geluidhinder.

4.4 Ecologie

4.4.1 Beleid

Met de Wet natuurbescherming zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

4.4.2 Onderzoek en conclusies

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid ligt op circa 1 kilometer ten westen van het plangebied (figuur 4.1). Het plangebied vormt onderdeel van Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Het plangebied ligt volledig binnen NNN gebied met het beheertype N17.03 Park- of stinzenbos.

Wezenlijke kenmerken en waarden

De wezenlijke kenmerken maken onderdeel uit van het deelgebied ''Landgoederen bij Heemstede en Bennebroek'' (Provincie Noord-Holland, 2019).

Natuurwaarden

De natuurwaarden, zowel actueel als potentieel, zijn hierna beschreven aan de hand van de kernkwaliteiten van het gebied.

Kernkwaliteit: Landgoederen in de binnenduinrand

- Actuele natuurwaarden

De huidige natuurwaarden zijn vooral geconcentreerd in de bossen, die voor het overgrote deel uit oud landgoedbos bestaan (N17.03 Park- of stinzenbos). Het grootste deel van de bossen behoort tot droog Wintereiken-Beukenbos. Bijzonder waardevol zijn de oude lanen en de meer dan 200 jaar oude beuken- en grove dennenaanplanten. Deze bossen zijn rijk aan stinzenplanten. De bossen en lanen zijn ook rijk aan voor zure en gebufferde bodem kenmerkende paddenstoelen. De dichtheid aan broedvogels is groot, vooral aan bos- en/of struweelsoorten, waaronder veel holenbroeders.

De intensiever gebruikt en beheerde terreinen bestaan uit een kleinschalige afwisseling van bos, bosranden en opener terrein waar recreatief gebruik plaatsvindt (Multifunctionele natuur). Deze delen herbergen weliswaar geen specifieke natuurwaarden of soortgroepen, maar dragen wel sterk bij aan het samenhangende groene karakter en de kleinschalige afwisseling van de landgoederen. Deze kwaliteit vormt de basis voor zowel natuurbehoud als recreatie in het gehele gebied.

Potentiële natuurwaarden

- Voor het beheertype zijn de volgende wezenlijke kenmerken en waarden opgesteld door BIJ12: (BIJ12, 2019)

Het beheertype Park- en stinzenbos bestaat uit opgaand bos, als onderdeel van een (voormalig) landgoed, met meestal een rijke struiklaag en veel kruiden die vooral in het voorjaar bloeien.

In de kruidlaag van Stinzenbossen komen veel planten voor die oorspronkelijk zijn aangeplant en nu zijn verwilderd. Het betreft deels inheemse planten (zoals daslook en wilde narcis), maar met name ook van oorsprong uitheemse planten (veel soorten bol- en knolgewassen, zoals hyacinten, sneeuwklokjes en krokussen maar bijvoorbeeld ook hartbladzonnebloem, Italiaanse aronskelk of azalea). Daarnaast komen ook geïntroduceerde uitheemse boomsoorten voor met een hoge sierwaarde.

Er is een Quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd om aan te tonen of de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN worden aangetast en of de bouw van de Belvedère eventueel de Wet natuurbescherming overtreedt. Dit is te vinden in Bijlage 2 Quickscan Belvedère Heemstede. Uit de conclusie blijkt dat het aangewezen natuurbeheertype in het gebied nationaal en provinciaal niet zeldzaam is. Door het recente beheer en recreatief gebruik is de kwaliteit van het natuurbeheertype in het gebied niet hoog. Er zijn geen vogelsoorten op locatie te verwachten welke kwalificeren voor het natuurdoeltype N17.03 en die als gevolg van de ontwikkeling negatieve effecten ondervinden. De ontwikkeling heeft geen effect op de abiotiek van het plangebied en/of omgeving. Omdat het hier een klein ontwikkeling betreft zal het aantal individuen dat mogelijk te lijden heeft onder de ingreep beperkt zijn. Dit zal geen invloed uitoefenen op de trend van de in de nabije omgeving aanwezige soorten. Het planvoornemen zal er niet voor zorgen dat de (lokale) populaties in gevaar komen en daarmee is het gerechtvaardigd om te concluderen dat de beoogde ontwikkeling geen significant effect heeft op de wezenlijke waarde van het NNN.

afbeelding "i_NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201_0006.png"

Figuur 4.1 Plangebied (rood gearceerd) ten opzichte van Natura 2000

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Ook zal de Belvedère niet aangesloten worden op het gas waardoor er geen gebouwemissies zijn. In de mobiliteitsparagraaf is duidelijk geworden dat de ontwikkeling niet primair gemotoriseerd verkeer aantrekt. Hierdoor zijn er ook geen emissies vanuit de verkeersgeneratie te verwachten. Gezien de tijdelijke aard van de werkzaamheden zijn negatieve effecten op Natura 2000 gebied uitgesloten.

Soortenbescherming

Flora

Het plangebied is begroeid met algemene plantensoorten, zaailingen van bomen en braamstruweel. Tevens wordt het plangebied druk belopen door recreanten. Beschermde soorten (zoals stofzaad welke in vergelijkbare bossen wordt aangetroffen) wordt niet verwacht door het open karakter, ruige vegetatie en verstoorde bodem. Beschermde plantensoorten worden niet verwacht binnen het plangebied.

Vogels

In het wandelbos Groenendaal broeden diverse bosvogels welke ook gebruik maken van de nevenstaande bomen. Aangezien de locatie waar de Belvedère gebouwd druk wordt bezocht door wandelaars en hondenbezitters zullen hier naar verwachting geen vogels tot broeden komen binnen het plangebied omdat er teveel verstoring plaatsvindt.

Zoogdieren

In het plangebied zijn geen holen of takkenhopen aangetroffen welke gebruikt kunnen worden als verblijfplaats voor kleine marters. Tevens worden geen bomen verwijderd waardoor geen eventuele vleermuisverblijfplaatsen (als kraamverblijven of winterverblijven) verloren gaan. De werkzaamheden vinden overdag plaats, hierdoor vindt geen verstoring van vleermuizen plaats d.m.v. verlichting. Op het uiteindelijk bouwwerk wordt geen verlichting aangebracht waardoor eveneens geen negatieve effecten op vleermuizen zullen optreden. Negatieve effecten op beschermde zoogdieren zijn uitgesloten.

Conclusie

Door de kleinschaligheid van de ontwikkeling, zal de beoogde realisatie niet leiden tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebied. De ontwikkeling zelf heeft geen gebouwemissies en ook zal de verkeerstoename beperkt zijn gezien het plangebieden omringd is door het wandelbos en niet per auto bereikbaar is.

4.5 Bodem

Ingeval van een functiewijziging dient een verkennend bodemonderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Om aan te tonen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie, dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Omdat het hier geen verblijfsfunctie betreft kan dit worden aangetoond op basis van de bodemkwaliteitskaart. Wanneer de omgevingsvergunning wordt aangevraagd dient een milieukundig vooronderzoek uitgevoerd te worden. IDDS Milieu heeft in opdracht van Rho Adviseurs een milieuhygiënisch vooronderzoek en een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoekslocatie betreft de (voormalige) locatie van de uitkijktoren Belvedère in het Wandelbos Groenendaal te Heemstede. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen herbouw van de Belvedère en bijbehorende aanvraag van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen). In het kader van de Woningwet/Gemeentelijke Bouwverordening dient een omgevingsvergunningaanvraag (activiteit bouwen) vergezeld te gaan van een rapportage inzake de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.

De doelstelling van het verkennend bodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de landbodem (grond) ter plaatse van de onderzoekslocatie. De rapportage van dit verkennende onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Rapportage Verkennend bodemonderzoek Belvedère te Heemstede. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen overgenomen uit de rapportage.

Conclusies

Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

- In de grond zijn zintuiglijk plaatselijk bijmengingen met bodemvreemde materialen (metselpuin) waargenomen.

- Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.

- De grond is plaatselijk licht verontreinigd met lood en zink.

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden, dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen.

Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel, ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.

Op basis van de onderzoeksresultaten en conclusies wordt het navolgende aanbevolen:

In de boringen zijn plaatselijk bijmengingen met bodemvreemde materialen (metselpuin) aangetroffen, waardoor de locatie als asbestverdacht dient te worden aangemerkt. Om de mogelijke aanwezigheid van asbest vast te stellen wordt geadviseerd een asbestonderzoek conform de NEN 5707 uit te voeren.

Het bevoegd gezag heeft dit advies overgenomen. Derhalve is een asbestonderzoek conform de NEN 5707 uit gevoerd. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 Rapportage verkennend asbestonderzoek Belvedère te Heemstede, uit dit onderzoek blijkt dat:

- In het vrijgegraven bodemmateriaal is visueel geen asbestverdacht materiaal

waargenomen.

- In het mengmonster van de grond (ASBMM2) zijn geen verhoogd gewogen asbestgehalten aangetoond.

Gelet op de onderzoeksresultaten kan de hypothese verdachte locatie ten aanzien van asbest worden verworpen. Op de onderzoekslocatie zijn geen verhoogd gewogen asbest gehalten aangetoond. Derhalve wordt geconcludeerd dat de grond niet is verontreinigd met asbest.

Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.

PFAS 

Geadviseerd word om eventueel vrijkomende grond ter plaatse, dus op of nabij de herkomstlocatie, te verwerken. Indien de grond elders wordt hergebruikt dan moeten de mogelijkheden hiervoor getoetst worden aan het tijdelijk handelingskader PFAS.

Conclusie

De bodem is geschikt voor het toekomstige gebruik.

4.6 Externe veiligheid

De nieuwe Belvedère ligt niet binnen een veiligheidsafstand van enig EV-relevante risicobron (inrichting, buisleidingen, weg, water en spoor). Er zijn geen belemmeringen of beperkingen te verwachten.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

In opdracht van de gemeente Heemstede heeft RAAP in augustus 2019 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (geofysisch) uitgevoerd voor het onderzoeksgebied Belvedère, wandelbos Groenendaal te Heemstede in de gemeente Heemstede. Het onderzoeksgebied maakt deel uit van Rijksmonument 522909 (Historische park- en tuinaanleg Groenendaal). De rapportage is opgenomen in Bijlage 5 Rapportage archeologisch onderzoek Belvedère te Heemstede. Stichting NMF adviseert de gemeente bij archeologische vraagstukken (advies in Bijlage 6). Hieronder volgen de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.

Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat er sprake is van een kunstmatig opgeworpen heuvel waarop in ca. 1839 een uitkijktoren is gebouwd en eerst op 80 cm onder het maaiveld mogelijke resten van de fundering van de gesloopte uitkijktoren zijn aangetroffen. De archeologische resten van deze fundering zullen worden bedreigd bij de aanleg van een nieuwe toren op dezelfde locatie of andere graafwerkzaamheden dieper dan 0,8 meter –Mv.

Indien de activiteiten voor bouw van de toren dieper dan 0,8m –Mv plaatsvinden, wordt geadviseerd de plannen zodanig aan te passen zodat verstoring wordt voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door de aanwezige funderingsresten in de passen/te hergebruiken ten behoeve van de aanleg van de nieuwe toren. Een andere mogelijkheid is om de nieuwe toren dusdanig te funderen dat geen verstoring van de bodem dieper dan 0,8 meter plaatsvindt. Om tot een goede waardestelling van het plangebied te komen adviseert RAAP een waarderend proefsleufonderzoek uit te voeren. Dit onderzoek zal meer gegevens opleveren over de locatie, omvang en de aard van de fundering die weer gebruikt kan worden bij het ontwerp van de nieuwe toren.

De adviseur van Stichting NMF onderschrijft het belang van een proefsleufonderzoek om een tussentijds waardering –en besluitmoment te creëren. Om archeologische kosten te beperken kan worden gekozen voor een proefsleufonderzoek met doorstart naar een eventuele opgraving als dit nodig blijkt.
Daarnaast blijkt dat er aanleiding is om, ook al is sprake van een plan van minder dan 70 m2, regels te stellen ter bescherming van de naar verwachting aanwezige monumenten voor het gehele terrein. Hiervoor stelt de archeoloog voor de vrijstellingsnormen terug te brengen naar 0m2.

Dubbelbestemming Waarde – Archeologie

Om de bescherming van de archeologische waarden juridisch te waarborgen zijn in de planregels van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' van dit bestemmingsplan regels opgenomen ten aanzien van bodemverstorende werkzaamheden. In dit bestemmingsplan wordt afgeweken van het regime van de archeologische waardenkaart in de Cultuurnota 2016 t/m 2019 op basis van het (voor)onderzoek en de aanbevelingen van RAAP en Stichting NMF (zie bijlage 5 en 6). De afwijking is noodzakelijk om de resten goed te beschermen.

Indien er bodemroerende werkzaamheden dieper dan 0,8 meter worden uitgevoerd, verplichten de planregels bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of slopen een archeologisch rapport te verstrekken. Hier wordt afgeweken van het regime van de archeologische waardenkaart, die voor dit gebied een vrijstellingsnorm van 0,4 meter diepte hanteert. De reden dat wordt afgeweken is dat uit (voor)onderzoek is gebleken dat de resten zich op -0,8 meter diepte bevinden. Dit blijkt ook uit het advies van de archeoloog en de aanbevelingen van RAAP en Stichting NMF. Het is daarom niet noodzakelijk om een diepte van -0,4 meter aan te houden.

Daarnaast is de vrijstellingsnorm van 70m2 teruggebracht naar 0m2. Hier is sprake van maatwerk.

Conclusie 
Door het opnemen van passende vrijstellingsnormen in de planregels wordt in voldoende mate rekening gehouden met de bescherming van de archeologische waarden. Afhankelijk van het uiteindelijke ontwerp (incl. fundering) van de toren wordt beoordeeld of een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is.

4.7.2 Cultuurhistorie

Het voorliggende plan zorgt voor het terugbrengen van een cultuurhistorische object in het wandelbos Groenendaal.

In de ontwerp uitvraag zijn eisen gesteld aan het versterken van de cultuurhistorische waarden, te weten:

- Aansluiting bij de Rijksmonumentale omgeving van het wandelbos

- Visie op de relatie gebouw, cultuurhistorie, landschap en natuur

Toetsing

Ten aanzien van voorliggend project is advies gevraagd aan de rijksdienst voor het cultureel erfgoed, het volledige advies is opgenomen in bijlage 7. Het preadvies is positief onder de voorwaarde,dat de archeologische resten niet beschadigd mogen worden als gevolg van de bouw van de nieuwe Belvedère.

De toetsingscommissie bestaat onder meer uit de volgende leden: De voorzitter van de welstandscommissie Heemstede, Inhoudelijk betrokken experts en medewerkers Bouw – en Woningtoezicht gemeente Heemstede zullen de potentiële ontwerpen toetsen op de toevoeging van cultuurhistorische waarde.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.
4.8.2 Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van een uitkijktoren. Uit de mobiliteitsparagraaf blijkt dat er vooral voetgangers en wandelaars aangetrokken zullen worden. De uitkijktoren zal niet primair gemotoriseerd verkeer aantrekken. De ligging in het bos maakt het ook niet bereikbaar via verharde wegen. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Valkenburgerlaan direct ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2017; 19,9 µg/m³ voor NO2, 18,8 µg/m³ voor PM10 en 10,8 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM1 bedroeg 6,7 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

In het plangebied kan ruimschoots worden voldaan aan de normen van de Wet luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

4.9.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

4.9.2 Onderzoek en conclusie

Het plan betreft de realisatie van een uitkijktoren en betreft een milieuhinderlijke ontwikkeling. Dit betekent dat de richtafstanden tot omliggende milieugevoelige objecten in acht moeten worden genomen. Gezien de ligging in een wandelbos met daar om heen woningen, kan de omgeving omschreven worden als rustige woonwijk.

De dichtstbijzijnde milieugevoelige bestemmingen zijn woningen welke op een afstand van circa 190 meter ten oosten van het plangebied liggen. In de VNG-publicatie wordt er geen uitkijktoren benoemd. Ook zijn er geen andere bedrijfswerkzaamheden die overeenkomen met die van een uitkijktoren. Derhalve is er geen richtlijn voor de beoogde ontwikkeling. De aspecten geur, stof en gevaar zijn niet van toepassing. De Belvedère heeft gezien de kleinschaligheid geen relevante geluidsuitstraling.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er geen knelpunten worden verwacht ten aanzien van het aspect bedrijven en milieuhinder. Er vindt voldoende afstand plaats tussen de beoogde ontwikkeling en dichtstbijzijnde woonbestemmingen. In de omgeving worden geen bedrijven of instellingen als gevolg van de beoogde ontwikkeling in hun bedrijfsvoering beperkt.

4.10 Kabels en leidingen

4.10.1 Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

4.10.2 Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Water

De initiatiefnemer dient overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016-2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
  • de bodem van kwelgevoelige gebieden.

Maar ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.

Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een “ja, tenzij” benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of is een watervergunning vereist (zie http://www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels). De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen.

Huidige situatie

Het plangebied bevindt zich in het wandelbos Groenendaal en is onverhard. Op de locatie stond voorheen de voormalige Belvedère.

Bodem en grondwater

In het plangebied is er sprake van zwaklemig fijn zand (figuur 4.2). Wat betreft de grondwatertrap is er sprake van grondwatertrap VIII (figuur 4.3). Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand 140 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand ligt op 160 centimeter beneden maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201_0007.png"

Figuur 4.2 Overige bodemsoorten ten opzichte van plangebied (zwart omcirkeld) (bron: Bodemkaart)

afbeelding "i_NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201_0008.png"

Figuur 4.3 Overzicht grondwatertrappen plangebied (zwart omcirkeld) (bron: Bodemkaart)

Waterkwantiteit

Het plangebied grenst niet aan oppervlaktewater. Hoogheemraadschap van Rijnland hanteert het uitgangspunt dat bij een toename van het verhard oppervlak met 500 m2 of meer de initiatiefnemer een oppervlakte ter grootte van minimaal 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak dient te reserveren voor extra open water als compensatie. Het nieuwe open water moet aangesloten worden op het bestaande watersysteem. Uitgangspunt hierbij is dat de aanleg van verhard oppervlak geen negatieve gevolgen mag hebben op het watersysteem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0397.BpBelvedere-0201_0009.png"

Figuur 4.4 Uitsnede Legger Hoogheemraadschap van Rijnland met plangebied (rood omcirkeld)

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied lopen geen waterkeringen. Rondom keringen is een veiligheids- en beschermingszone aanwezig. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. Om te bouwen in de beschermingszone is een vergunning nodig.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is niet aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioolstelsel.

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie zal de nieuwe belvedère gerealiseerd worden.

Waterkwantiteit

Het plangebied is in de huidige situatie onverhard. Door de komst van de beoogde realisatie zal de verharding met maximaal 70 m2 toenemen. De verharding zal onder de grens van 500 m2 blijven, waardoor compensatie niet nodig zal zijn.

Waterkwaliteit

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Waterveiligheid

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Riolering en afkoppelen

De beoogde Belvedère zal niet gekoppeld worden aan een rioolsysteem.

Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn onderzocht voor het plangebied. Hieruit blijkt dat er geen compensatie voor verharding nodig is, aangezien de beoogde realisatie onder de grens van 500 m2 blijft. Het plangebied grenst niet aan een waterkering of oppervlaktewater. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatsen.

Het Waterschap onderschrijft per mail van 18 november 2019 dat er geen bezwaar tegen het plan is. De waterhuishoudkundige belangen zijn niet in het geding. Voor de werkzaamheden is geen watervergunning nodig. 

4.12 Duurzaamheid

Toetsingskader

Als voorwaarde in de ontwerp uitvraag is gesteld dat het bouwwerk een toonbeeld van duurzaamheid moet zijn.

Toetsing

De toetsingscommissie heeft beoordeeld dat het ontwerp voldoet aan de eis van een toonbeeld van duurzaamheid.

4.13 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

4.13.1 Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
4.13.2 Onderzoek en conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk die niet genoemd wordt in de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage). Hierdoor is het nemen van een Besluit m.e.r. en het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet nodig. Tevens blijkt uit bovenstaande paragrafen dat er geen nadelige milieueffecten zijn naar aanleiding van de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

5.1 Algemeen

Voor de opbouw van een bestemmingsplan is door het Ministerie van I&M een standaard ontwikkeld, de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

De hoofdstukindeling van dit bestemmingsplan bestaat uit:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten en berekenen

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur - 2

Binnen de bestemming Natuur - 2 is ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – Uitkijktoren' toegestaan een uitkijktoren te bouwen. De uitkijktoren moet binnen het bouwvlak van 70 m2 worden gebouwd, overhangende bouwdelen zijn buiten het bouwvlak toegestaan. De toren mag maximaal 14 meter hoog zijn. Het is niet toegestaan om in het gebouw een commerciële activiteiten uit te oefenen. Naast de uitkijktoren zijn enkel bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, erfafscheidingen mogen 1 meter hoog zijn en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 meter hoog. Ook zijn groen, water en openbare nutsvoorzieningen toegestaan

Artikel 4 Waarde - Archeologie

Op het plangebied is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie toepassing. Met de dubbelbestemming wordt beoogd de aanwezige archeologische waarden te beschermen. Hiertoe geldt voor het gehele plangebied een omgevingsvergunningplicht voor de uitvoering van bepaalde bodemverstorende werken.

Bij grondroerende werkzaamheden dieper dan 0,8 meter dient rekening te worden gehouden met de aanwezige archeologische waarden. Hiervoor geldt dat door middel van archeologisch (vervolg)onderzoek moet worden aangetoond welke belangrijke archeologische waarden worden aangetast. De wijze van het benodigde (vervolg)onderzoek kan worden teruggevonden in de adviezen (zie paragraaf 4.6.1). Op basis van de uitkomsten van het onderzoek en het bijbehorende rapport neemt het bevoegd gezag een selectiebesluit (zijnde een beslissing over het vervolgtraject).

5.4 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

In dit artikel is bepaald dat de in het bestemmingsplan gegeven aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels, voor ondergeschikte bouwdelen mogen worden overschreden. Het gaat om onder andere stoepen en balkons, die met 1,5 meter mogen uitsteken. Tevens is een bepaling opgenomen op grond waarvan bestaande bouwwerken die met een omgevingsvergunning zijn opgericht mogen worden gehandhaafd. Verder is opgenomen dat de regels uit de Bouwverordening, voor zover ze over dezelfde onderwerpen gaan als het bestemmingsplan, buiten beschouwing blijven, behalve voor onderwerpen zoals de bereikbaarheid, het bouwen bij leidingen, de ruimte tussen bouwwerken en de parkeergelegenheid.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Ten aanzien van parkeren en verkeervoorzieningen zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen die in acht genomen moeten worden bij bouwen of het gebruiken van gronden of gebouwen op grond van de bestemmingsregels.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels en Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn afwijkingsbepalingen opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen. Deels betreft het, met het oog op de feitelijke situatie of een concreet bouwplan, een in beperkte mate kunnen aanpassen van de reeds gegeven regels met betrekking tot gebruik en/of bebouwing. Met de afwijkingsmogelijkheid zal, in tegenstelling tot wat bij de oude bestemmingsplannen gebruikelijk was, terughoudend worden omgegaan en worden getoetst aan een aantal geobjectiveerde criteria. De opgenomen wijzigingsbevoegdheden zien op functiewijzigingen voor diverse gronden en bouwwerken. Die wijzigingsbevoegdheden waren reeds onder het bestemmingsplan 'Landgoederen en Groene Gebieden' opgenomen.

Artikel 9 Strafbepaling

In dit artikel zijn de aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbonden strafbepaling de werking van de wettelijke regelingen geregeld.

5.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht en Artikel 11 Slotregel

De overgangsbepalingen zijn conform het Besluit ruimtelijke ordening.

 

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Participatie

Het plan voor de nieuwe Belvedère is tot stand gekomen door en in samenwerking met de inwoners van Heemstede. De uitgangspunten waaraan het ontwerp van de nieuwe Belvedère moet voldoen zijn in samenspraak met deskundigen en betrokkenen opgesteld. Met deze uitgangspunten is vervolgens een ontwerp uitvraag gemaakt waarbij 10 bureaus zijn gevraagd een ontwerp in te dienen. Er zijn door de toetsingscommissie uiteindelijk zes ontwerpen in stemming gebracht onder de inwoners. Het winnende ontwerp “De Wandeling” is inmiddels bekend. Momenteel worden er gesprekken gevoerd tussen de gemeente, de schenker en de architect om tot een gedragen ontwerp te komen.

6.1.2 Resultaten vooroverleg

Wettelijke adviseurs:

  • Provincie Noord Holland
  • Hoogheemraadschap Rijnland
  • Rijksdienst Cultureel Erfgoed

Overige adviseurs:

  • Omgevingsdienst IJmond
  • NMF erfgoedadvies
6.1.3 Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis van Heemstede. Gedurende deze periode is het voor een ieder mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan te geven. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen in bovengenoemde periode

6.2 Economische uitvoerbaarheid

6.2.1 Grondexploitatie

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van deze afdeling is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. Hieronder valt onder meer de bouw van een of meer woningen, alsmede de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt het realiseren van één hoofdgebouw mogelijk gemaakt. Er hoeft derhalve niet te worden derhalve voldaan te worden aan de beginselplicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld.

Een deel van het bedrag van de schenking is gereserveerd voor de uitvoering van ondersteunde procedures, zoals onderzoeken, aanpassen van bestemmingsplan en andere processen. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

6.2.2 Planschaderisico

Een belanghebbende kan menen dat hij/zij door de ontwikkeling in zijn/haar woongenot wordt verstoord en zou een claim in kunnen dienen voor planschade.  Planschade is schade die is ontstaan door een herziening, ontheffing of een afwijking van een bestemmingsplan. Bijvoorbeeld waardevermindering van de woning of inkomensschade. De Nieuwe Belvedère is echter beperkt van omvang en ligt niet in de nabijheid van woningen.  Hierdoor is de kans op een haalbare planschadeclaim als bijzonder gering ingeschat. Derhalve is geen planschaderisicoanalyse uitgevoerd.