direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hoofddorp Hoofdweg 634-640
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Haarlemmermeer kampt met woningtekort. Met de vaststelling van het nieuwe woonbeleid (Woonbeleidsprogramma Haarlemmermeer 2019-2025: Het verschil maken) is bepaald dat het tempo van nieuwbouw fors moet worden versneld, dat er meer woningen moeten worden gebouwd, en dat het type woningen beter moet aansluiten bij de vraag. Het opstellen van dit bestemmingsplan sluit aan bij dit beleid door woningbouw te realiseren aan de Hoofdweg 634 en 640 in Hoofddorp. Het plan omvat de realisatie van 238 appartementen. De appartementen zullen bestemd zijn voor een brede doelgroep (starters, studenten, kleine gezinnen, senioren, woonwerkers).

Op de locatie staat momenteel een leegstaand kantoorgebouw en een pand van een fysiopraktijk en ooglaserkliniek. Middels sloop en nieuwbouw worden hier woningen gerealiseerd. In het bestemmingsplan 'Hoofddorp Oost' dat op 6 mei 2013 is vastgesteld, kent het plangebied de bestemming 'Gemengd-3'. Volgens dit bestemmingsplan zijn hier geen woningen toegestaan. Omdat de ontwikkeling van 238 appartementen op de locatie niet binnen het vigerende bestemmingsplan past, is een bestemmingswijziging vereist.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de Hoofdweg 634 en 640 te Hoofddorp en betreft het perceel kadastraal bekend als Haarlemmermeer, sectie K 6406 en 6667. Gezamenlijk hebben de percelen een oppervlakte van circa 0,8 ha. Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern van Hoofddorp, aan de Hoofddorp Oostzijde. Het centrum van Hoofddorp bevindt zich hemelsbreed op 250 meter. Het plangebied wordt aan de noordoostzijde begrensd door bedrijvigheid en woningen. Daar liggen ook verschillende voorzieningen gericht op sport. Aan de zuidoostelijke zijde is een school gevestigd aan de Van Den Berghlaan. Ten zuidwesten van het plangebied is een medisch centrum en woningen. Daarnaast zijn er watergangen in de omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied in Hoofddorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0002.png"

Figuur 1.2 Luchtfoto van het plangebied

1.3 Doel en planvorm

De doelstelling van het bestemmingsplan Hoofddorp Hoofdweg 634-640 is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor het plangebied zoals beschreven in paragraaf 1.2.

1.4 Geldende bestemmingsplannen en regelingen

Het bestemmingsplan Hoofddorp Hoofdweg 634-640 vervangt voor een gedeelte het volgende bestemmingsplan:

Plannaam   Datum vaststelling  
Hoofddorp Oost   05-06-2013 (onherroepelijk)  

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0003.png"

Figuur 1.3 verbeelding bestemmingsplan Hoofddorp Oost (vastgesteld 05-06-2013 (bron: ruimtelijke plannen.nl)

Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Gemengd - 3'. Volgens dit bestemmingsplan zijn er geen woningen toegestaan. De gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en kantoren, met daarbij behorende wegen, verhardingen, parkeren, groen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. De maximale bouwhoogte is 15 meter.

Ter plaatse van het plangebied geldt tevens een drietal paraplubestemmingsplannen 'Parapluplan parkeerregels' en 'Parapluplan Datacenters' en 'Parapluplan Wonen'.

Plannaam   Datum vastgesteld  
Parapluplan parkeerregels*   04-10-2018  
Parapluplan datacenters   22-10-2020  
Parapluplan Wonen   10-03-2022  

* op 10-11-2022 is een ontwerp partiële herziening van dit plan ter visie gelegd

Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningbouw tot een maximale bouwhoogte van 17 meter mogelijk. De toelichting dient als ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat deze ontwikkeling passend is in de omgeving, met bijbehorende milieuaspecten.

1.5 Planproces

Een bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het voorontwerpbestemmingsplan wordt ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor advies voorgelegd aan Rijk, provincie, waterschap en andere overlegpartners. Binnengekomen reacties uit het wettelijk vooroverleg worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan kan eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar maken. De ingediende zienswijzen worden afgewogen in het vast te stellen bestemmingsplan.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Gedurende deze terinzagelegging kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6 Leeswijzer

Het tweede hoofdstuk van deze toelichting geeft een beeld van de bestaande situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid en de regelgeving en de invloed hiervan op het bestemmingsplan. Het vierde hoofdstuk gaat in op de nieuwe situatie met de te verwachten ontwikkelingen en de gewenste ruimtelijk-functionele structuur. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de onderzoeksgegevens en beperkingen. In het hoofdstuk zes komt de uitvoerbaarheid aan bod en in het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving huidige situatie

2.1 Ruimtelijke structuur

2.1.1 Ruimtelijke ontwikkelingen

Hoofddorp ligt in het centrum van de gemeente Haarlemmermeer en telt circa 75.000 inwoners waarmee het de grootste plaats is binnen de gemeente Haarlemmermeer. In relatief korte tijd is Hoofddorp een grote plaats geworden. Waar er in 1970 nog circa 9.000 mensen woonden waren dat er in 2009 al meer dan 70.000. Met de geplande nieuwbouwwijken ten zuiden en westen van Hoofddorp is de verwachting dat dit doorgroeit tot ruim 90.000 inwoners. Aan de westzijde van Hoofddorp bevindt zich de grootste nieuwbouwwijk van de gemeente Haarlemmermeer; de Vinex-wijk Floriande.

Het plangebied bevindt zich op circa 250 meter noorden van het centrum van Hoofddorp, aan de Hoofdweg Oostzijde. Het plangebied bevindt zich aan de oostzijde van de Hoofdvaart. De bouwhoogte aan de Hoofdvaart varieert van 2 tot 6 bouwlagen. In de omgeving van het plangebied is bedrijvigheid en voorzieningen, zoals een school en sportvelden. Daarnaast zijn er in de omgeving 5/6 laags woningen te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0004.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de activiteiten in de omgeving van Hoofdweg Oostzijde.

2.1.2 Planspecifiek

De huidige bebouwing van het plangebied valt te kenmerken als kantoor, en ligt op circa 250 meter noorden van het centrum van Hoofddorp, aan de Hoofdweg Oostzijde. Deze weg is gelegen aan de Hoofdvaart. In de omgeving van het plangebied is bedrijvigheid en voorzieningen, zoals een school. Daarnaast zijn er in de omgeving 5/6 laags woningen te vinden, zoals de aan de zuidelijke overzijde van het plangebied aan de Dokter van Dorstenstraat. De oppervlakte van het terrein is ongeveer 8.000 m2, en heeft een enkelbestemming met 'Gemengd - 3'. Op onderstaande afbeeldingen is de huidige situatie van het plangebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0005.png"

Figuur 2.2 Luchtfoto van het plangebied, panden aan de locatie Hoofdweg Oostzijde 634 en 640

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0006.png"

Figuur 2.3 Bestaande situatie plangebied, Hoofdweg Oostzijde 634

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0007.png"

Figuur 2.4 Bestaande situatie plangebied, Hoofdweg Oostzijde 640

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0008.png"

Figuur 2.5 De vijf/zes laagse gestapelde woningen aan de Dokter van Dorstenstraat

2.2 Functionele structuur

2.2.1 Algemeen

In de jaren '70 werd de Haarlemmermeer en vooral Hoofddorp aangewezen als groeikern waardoor de bevolking snel toenam in Hoofddorp. Naast veel woningen kent Hoofddorp ook een gunstig vestigingsklimaat voor nationale en internationale bedrijven. Door de gunstige ligging aan de A4, in de nabijheid van Schiphol is Hoofddorp een aantrekkelijke plaats voor bedrijven om zich te vestigen. Zo kent Hoofddorp verschillende bedrijventerreinen waaronder 'Beukenhorst' en 'De Hoek' aan de oostzijde en 'Graan voor Visch-Zuid' en 'De President' aan de zuidzijde. Hoofddorp is ten opzichte van de 9.000 inwoners in 1970 sterk gegroeid en kent nog steeds veel geplande nieuwbouwwijken. Deze uitbreidingen vinden alleen niet plaats aan de oostkant vanwege de geluidscontouren van Schiphol waar rekening mee moet worden gehouden. Dit is ook de reden dat het winkelcentrum niet centraal ligt, maar ten oostzijde van de stad.

2.2.2 Planspecifiek

Het plangebied is een gemengd gebied, met invulling van kantoren. Ook de directe omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk kantoren, maar ook woningen. In de nabije omgeving bevinden zich woningen, kantoren, sportvelden, een winkelcentrum en gemengde locaties van woningen en kantoren. Daarnaast bevindt zich direct aan de zuidzijde van het plangebied een school. Het plangebied zelf bestaat uit een leeg kantoorpand en ook een medisch centrum. De vraag naar woningbouw is op dit moment groter dan het aanbod. Het gebied biedt daarom een goede kans voor transformatie tot woningbouw.

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten staan hierin centraal:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:

  • Combinaties van functies hebben voorrang op enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Tot het moment dat de Omgevingswet ingaat (verwacht 1 januari 2023) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie paragraaf ). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zie paragraaf ).

Planspecifiek

De met dit bestemmingsplan gepaard gaande nieuwbouw heeft wel raakvlakken met de NOVI, met name waar het gaat om het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving. Het abstractieniveau van de NOVI is dusdanig hoog, dat er geen directe opgaven voor het bestemmingplan gelden.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staat een aantal onderwerpen waarvoor het Rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte regels stelt. Voor gemeente Haarlemmermeer is hierin van belang:

  • Toekomstige uitbreiding van het hoofdwegennet en hoofdspoorwegennet;
  • De ruimte reservering voor de parallelle Kaagbaan;
  • Zones onder hoogspanningsverbindingen worden gevrijwaard;
  • Aan de provincies is opgedragen om Natuurnetwerk Nederland (NNN) te beschermen;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament krijgen ruimtelijke bescherming;
  • Nationale landschappen, zoals het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, worden ruimtelijk beschermd;
  • Kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking en voor de bufferzones.

Planspecifiek

Voorliggend bestemmingsplan houdt rekening met het besluit algemene regels ruimtelijke ordening, met bovengenoemde titels van het Rijk die relevant zijn voor de gemeente Haarlemmermeer in het specifiek.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, 2017) is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

De Ladder voor duurzame verstedelijking is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

De begrippen “bestaand stedelijk gebied” en “nieuwe stedelijke ontwikkeling” zijn opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro.

De 'behoefte' is de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar -looptijd van een bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De Ladder bepaalt niet voor welke regio de behoefte in beeld moet worden gebracht. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De afbakening van het onderzoeksgebied is dus afhankelijk van het beoogde programma in het bestemmingsplan.

De Ladder biedt de mogelijkheid om in geval van een globaal bestemmingsplan met uitwerkingplichten en/of wijzigingsbevoegdheden, in het moederplan te bepalen dat het Ladderonderzoek pas hoeft te worden verricht bij vaststelling van het uitwerkingsplan of het wijzigingsplan.

Planspecifiek

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de bouw van 238 appartementen. Er is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro wordt hieronder de behoefte aan de ontwikkeling beschreven.

De gemeente Haarlemmermeer valt onder de regio Amstelland-Meerlanden. Voor deze regio is de kwantitatieve woningbehoefte hoger dan de harde plancapaciteit. Dit betekent dat er vraag is naar nieuwe woningen. De bouw van 238 appartementen sluit aan bij deze vraag (zie ook paragraaf ). Hoofddorp bestaat voornamelijk uit een woongebied gemengd met bedrijvigheid/kantoren. Binnen het dorp zijn verschillende terreinen aangewezen als transformatiegebied. Het plangebied is een voorbeeld van zo'n transformatiegebied. Het plangebied bevindt zich in bestaand stedelijk gebied, zie paragraaf 3.2.2.

3.1.4 Luchthavenindelingbesluit Schiphol

De ruimtelijke consequenties van het rijksbeleid voor Schiphol zijn geformuleerd in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting.

De gemeente zorgt ervoor dat nieuwe inwoners in een zo vroegtijdig mogelijk stadium deugdelijk en objectief worden geïnformeerd over geluidsbelasting en mogelijke hinder door vliegtuiggeluid (of -uitstoot en kerosinegeur) door de aanwezigheid van de luchthaven Schiphol.

In paragraaf wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en de beperkingen van het LIB voor dit bestemmingsplan.

3.1.5 Nationaal waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan (2015) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Het Nationaal Waterplan gaat in op het robuust en toekomstgericht inrichten van het Nederlands watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. De volgende onderdelen komen in het plan naar voren:

  • De Deltabeslissingen (waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie);
  • De Beleidsnota Noordzee;
  • De verankering van afspraken die betrekking hebben op water vanuit het Energieakkoord;
  • De Natuurvisie;
  • De Internationale Waterambitie;
  • De geactualiseerde plannen en maatregelenprogramma's om te voldoen aan de Europese eisen voor waterkwaliteit, overstromingsrisico's en het mariene milieu.

Het plan omvat een integrale benadering door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving.

Planspecifiek

In paragraaf wordt het aspect water nader beschouwd voor onderhavig planinitiatief.

3.1.6 Beleidsnota mainport en metropool

Het Rijk heeft in samenwerking met de zogenaamde regiopartijen en de partijen uit de luchtvaartsector een beleidsnota (2016) opgesteld voor de Schipholregio. Deze beleidsnota is een uitwerking van het programma SMASH (Structuurvisie Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer) en is erop gericht de mainport Schiphol en haar regio te versterken en helderheid te bieden wat betreft de mogelijkheden voor de verdere ruimtelijke en infrastructurele ontwikkeling. De nota heeft de ambitie om de kracht en kwaliteiten van de regio verder uit te bouwen, de economische ontwikkeling van de regio en Schiphol te stimuleren en kansen en potenties in de regio beter te benutten. Daarnaast willen de partijen binnen de regio de verwachte woningbehoefte van 440.000 geschatte woningen accommoderen. De kracht en kwaliteit van de Schipholregio komt voort uit de compactheid ervan en haar diversiteit aan functies. De focus ligt hierbij op vier beleidsopgaven:

  • 1. Het versterken van de ruimtelijk-economische structuur
  • 2. Het ruimte bieden voor verstedelijking, kwaliteit van leefomgeving en leefbaarheid
  • 3. Het ruimte bieden voor verdere ontwikkeling van een veilige, concurrerende en duurzame luchtvaart in combinatie met een optimale netwerk- en mainportkwaliteit
  • 4. Meer en betere samenwerking tussen Rijk, regio, marktpartijen en luchtvaartsector

Planspecifiek

Mainport Schiphol en metropoolregio Amsterdam streven om in economisch opzicht tot de internationale top te blijven behoren. Economische groei is gediend bij een gebied met hoge woonkwaliteiten en leefbaarheid. De transformatie aan de Hoofdweg 634 en 640 draagt bij aan duurzame, sociale en toekomstbestendige leefomgeving. Het voorziet in 238 appartementen, wat aansluit bij de woningvraag. Hiermee sluit het initiatief aan bij de beleidsnota.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (2018) is het integrale provinciale beleidsplan voor de gehele provincie Noord-Holland. In deze visie staat beschreven hoe de provincie de ambities wil realiseren voor de belangrijkste ontwikkelingen die op ons afkomen:

  • Klimaatverandering
  • Overgang naar duurzame energie
  • Verdere verstedelijking
  • Bereikbaarheid
  • Gezonde leefomgeving
  • Economische transitie
  • Natuur en biodiversiteit

De hoofdambitie van de provincie is het vinden van een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Met de sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' heeft de provincie de regionale ruimtelijke consequenties van deze ontwikkelingen grotendeels juridisch verankerd in de Omgevingsverordening NH2020 (zie paragraaf )

Planspecifiek

Het plangebied valt binnen de beweging 'Metropool in ontwikkeling'. De metropool in ontwikkeling kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan steden, dorpen en deelregio's, met specifieke identiteiten en kwaliteiten. De vraag naar woningen houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd willen we de landschappen in de metropool sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden. Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij houden we oog voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden.

De voorgenomen ontwikkeling draagt met de realisatie van 238 appartementen in Hoofddorp bij aan de bewegingen 'sterke kernen, sterke regio's' en ' metropool in ontwikkeling'. Daarnaast draagt de voorgenomen ontwikkeling bij aan de ambitie van de provincie om woningbouw vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden in te plannen, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

De Omgevingsverordening NH2020 vervangt de bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid is daarbij van belang. De ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland.

Planspecifiek

Middels voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, binnen bestaand stedelijk gebied, in de nabijheid van Schiphol. Op figuur 3.1 is te zien dat het plangebied buiten het landelijk gebied valt, waardoor moet worden aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte afspraken. Dit wordt nader beschouwd in paragraaf .

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0009.png"

Figuur 3.1 Uitsnede omgevingsverordening kaart 14

Daarnaast bevindt het plangebied zich in de nabijheid van Schiphol. Kijkend naar figuur 3.2 is gebleken dat het gebied echter buiten de LIB-5 zone valt van Schiphol, waardoor de Provinciale omgevingsverordening geen belemmeringen oplevert voor onderliggend planinitiatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0010.png"

Figuur 3.2 Uitsnede omgevingsverordening kaart 15

Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen

1. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

2. Gedeputeerde staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

De beoogde ontwikkeling zorgt voor het tegengaan van het woningtekort in Hoofddorp en de metropoolregio Amsterdam en draagt hiermee bij aan de Omgevingsverordening. Er wordt rekening gehouden met duurzaam ruimtegebruik door binnenstedelijk te ontwikkelen.

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met de provinciale Omgevingsverordening.

3.2.3 Provinciale Woonagenda 2020-2025

Eén van de belangrijkste speerpunten uit de provinciale Woonagenda is het aanjagen van de woningbouwproductie. Daarbij wordt ingezet op woningbouw op die plekken waar het ruimtelijk goed past en waar de voorzieningen goed geregeld zijn. Daarnaast moet worden gezorgd voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen. Actiepunten zijn:

  • Maatwerkafspraken in regionale woonakkoorden
  • Bieden van kennis, meedenkkracht en hulp
  • Versnellen woningbouwproductie
  • Samenwerking stimuleren
  • Verduurzaming wonen
  • Meer flexibiliteit in de woningmarkt
  • Stimuleren circulair bouwen
  • Leveren van informatie en monitoring.

Via 'woonakkoorden' worden afspraken met regio's en gemeenten gemaakt over woningbouw, programmering en fasering van woningbouwplannen. Uitgangspunt is de juiste balans tussen vraag en aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief. De woonakkoorden vervangen daarmee de Regionale Actieprogramma's Wonen (RAP's). De woonakkoorden dienen in overeenstemming te zijn met de provinciale Omgevingsvisie en de uitgangspunten, speerpunten, richtinggevende principes van de Woonagenda. Zoals opgenomen in de Omgevingsverordening is opname in de regionale programmering voorwaardelijk voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied.

Eventuele grootschalige buiten stedelijke plannen van de regio worden wel onderdeel van de woonakkoorden. Dit deel van het woonakkoord wordt jaarlijks, of zoveel vaker als wenselijk, geactualiseerd. In de omgevings-verordening wordt het onder voorwaarden mogelijk gemaakt om in Noord-Holland Noord ook kleinschalige, buiten stedelijke woningbouwplannen in het woonakkoord op te nemen.

Planspecifiek

De geplande appartementen zullen allen aardgasvrij gebouwd worden en duurzaam uitgevoerd worden conform de geldende normen. De woningbouwplannen van de gemeente Haarlemmermeer dienen afgestemd te zijn met de regio Amstelland-Meerlanden, dat zal in paragraaf nader toegelicht worden. Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied en is in de huidige situatie een vervallen bedrijventerrein. Met de realisatie van 238 gewenste appartementen is sprake van duurzaam ruimte gebruik. Algemeen kan gesteld worden dat de ruimtelijke kwaliteit zowel binnen als nabij het plangebied zal verbeteren.

3.2.4 Regionale Woonakkoord Amstelland-Meerlanden 2021-2025

Het Woonakkoord Amstelland-Meerlanden 2021-2025 (28 mei 2021) is een bestuurlijk akkoord tussen de provincie Noord-Holland en de zes gemeenten in de regio Amstelland-Meerlanden (hierna: AM): gemeente Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Ouder-Amstel en Uithoorn. De ambities uit het woonakkoord passen binnen het gemeentelijk beleid zoals vastgelegd in het Woonbeleidsprogramma 2019-2025 (paragraaf 3.3.2), en binnen het provinciale woonbeleid zoals vastgelegd in de Woonagenda 2020-2025 en de Omgevingsregeling NH2020.

De provincie en AM-gemeenten stellen in het Woonakkoord de volgende prioriteiten:

  • We verbinden ons aan versnelling van de woningbouwrealisatie met een betaalbaar, aantrekkelijk en duurzaam woonaanbod voor verschillende doelgroepen;
  • We willen de bestaande betaalbare woningvoorraad beter benutten;
  • Als er knelpunten zijn in de samenwerking, dan maken we die zoveel mogelijk bespreekbaar - en werken we samen aan een oplossing;
  • Samen sterk in de regionale samenwerking; waar mogelijk trekken we als partners op - binnen AM en de MRA en naar het Rijk. Ieder vanuit eigen rol en verantwoordelijkheid.

De behoefte aan extra woningen doet zich voor in alle prijsklassen, zowel huur als koop. Maar betaalbare woningen zijn een belangrijk aandachtspunt. Voor Haarlemmermeer is afgesproken de woningbouw te versnellen.

Woningbehoefte

De geraamde extra woningbehoefte in de periode 2020 tot 2030 is voor de regio AM 18.580 woningen. Het huidige tekort is hierin niet meegerekend. Dit is dus te zien als de minimale behoefte. De plannen van de gemeenten in deze regio voorzien op dit moment in ongeveer 38.000 woningen tussen 2020 en 2030. Dit zijn zowel plannen waarvan de planologische procedure is afgerond (harde plancapaciteit), als plannen die nog in voorbereiding zijn of genomen moeten worden (zachte plancapaciteit). Het aandeel van Haarlemmermeer is hierin ongeveer 14.500 woningen. Ook als een deel van de plannen afvalt of wordt uitgesteld, lijken er voldoende plannen te zijn om in de extra woningbehoefte te voorzien en wellicht nog wat extra te bouwen om de druk te verlichten. De opgave ligt dan ook vooral op het 'hard' maken van de zachte plannen en uiteindelijk het daadwerkelijk realiseren van de voorgenomen plannen. Doel is het versnellen van de woningbouwrealisatie met een betaalbaar, aantrekkelijk en duurzaam woonaanbod voor verschillende doelgroepen. Onder 'betaalbare woningen' verstaan we sociale huurwoningen en middel dure woningen.

Planspecifiek

Om de regionale doelstelling te kunnen behalen is het belangrijk dat de gemeente Haarlemmermeer de zachte plancapaciteit omzet in harde plancapaciteit. Het bouwplan dat met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is regionaal via de Bouwplanmonitor afgestemd en akkoord bevonden. Met de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan worden 238 appartementen toegevoegd aan de harde plancapaciteit in de regionale woningbouwmonitor. De voorbereiding van dit bestemmingsplan is in de regio bekend. De ontwikkeling voorziet in woningen in de prijscategorie sociale, midden- en dure huur/ koop. Hiermee is het initiatief passend binnen de woningbehoefte van de gehele regio. Met de middel dure woningen wordt specifiek een bijdrage geleverd aan het realiseren van voldoende betaalbaar en duurzaam woningaanbod.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040

De ambitie is dat Haarlemmermeer groeit naar 200.000 inwoners in 2040. Daarbij moet het een aantrekkelijke plek zijn om te wonen en werken, voor nu en in de toekomst. De omgevingsvisie helpt om zuinig en zorgvuldig met de ruimte in Haarlemmermeer om te gaan. Ze beschrijft ambities en doelen voor verschillende thema’s en zet de koers voor 2040, dit betekent:

  • blijven inzetten op het fysiek en sociaal verbonden zijn met elkaar en de omgeving;
  • gebruik blijven maken van onze grote variatie en diversiteit in landschappen en kernen;
  • ons blijven positioneren als attractieve ontmoetingsplaats.

 

Dit lezen we terug in vier verhaallijnen:

  • 1. Wonen waar stad en dorp samen komen
  • 2. Economisch krachtig en divers
  • 3. Ontspannen in ons buitengebied
  • 4. Slim en stevig verbonden met onze netwerken

Haarlemmermeer is in te delen in vijf gebieden Noord, Hoofddorp, West, Zuid en Oost en Nieuw-Vennep. Per gebied is gekeken naar diverse wensen en behoeften. Dit heeft geresulteerd in gebied specifieke opgaven. Daarnaast worden ambities en uitgangspunten van verschillende onderwerpen beschreven, zoals economie, luchtvaart, wonen, landschap en schone energie, die gelden voor heel Haarlemmermeer.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0011.png"

Figuur 3.3 Omgevingsvisie kaart 'Woonmilieus Bestaand en wenselijk', locatie plangebied weergegeven met blauwe cirkel.

In de omgevingsvisie wordt Hoofddorp gekenmerkt als een van de grotere kernen van Haarlemmermeer, en zal ook steeds meer groeien. Hoofddorp zal stapsgewijs doorgroeien naar een diverse stad met meer dan 100.000 inwoners. Opgaven voor de toekomst in Hoofddorp is het doorgaan van ontwikkelen van nieuwe stedelijke woonmilieus en het verbeteren van bereikbaarheid bij het toevoegen van meer woningen. Stadscentrum Hoofddorp ontwikkelen tot een aantrekkelijke duurzame en levendige stad met een hoogstedelijke allure voor iedereen die wil wonen, werken, ontspannen, ontmoeten en winkelen. Haarlemmermeer wil een toegankelijke woningmarkt creëren door het mogelijk maken van nieuwbouw. Het plangebied (zie figuur 3.3) ligt in een gebied waar nieuwe stedelijke ontwikkelingen wenselijk zijn.

Planspecifiek

In de omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040 is de ambitie verwoord voor een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat. Middels het planvoornemen wordt een transformatie naar woningbouw toegestaan die bijdraagt aan de leefbaarheid in Hoofddorp. Hiermee past het voorgenomen project binnen de geformuleerde doelstellingen in de omgevingsvisie.

3.3.2 Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer (2018)

Het aantal inwoners en ondernemers groeit zowel in Haarlemmermeer als in de regio. De druk op de verkeers- en vervoersnetwerken zal daardoor toenemen. Daarnaast zet de groei van de verkeersstromen van en naar de luchthaven de bereikbaarheid van de Multimodale Knoop Schiphol onder druk.

Uitgangspunt voor de Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer 2018 is dat de reiziger zelf het beste bepalen met welke vervoersmiddel hij zijn reis kan maken. De visie zal worden gevolgd door een nieuwe meerjarige investeringsgeld waarbij overgebleven Deltaplan projecten (uit het voorgaande verkeersbeleid) en middelen worden meegenomen en heroverwogen. Ook worden investeringen beter afgestemd met beheer- en onderhoudsplannen en zullen bereikbaarheidseffecten gemonitord blijven worden. In de Mobiliteitsvisie zijn de volgende ambities opgenomen:

  • a. Vrijheid van bewegen en vrijheid om een vervoermiddel te kiezen;
  • b. Ruimte voor innovatie voor het 'nieuwe bewegen';
  • c. Een efficiënt en flexibel mobiliteitssysteem: klaar voor de toekomst; door een slimme fasering, wat nodig is wordt aangelegd, ruimte voor toekomstige uitbreiding wordt gereserveerd. Uitgangspunt is 'eerst bewegen, dan bouwen';
  • d. Bestaande knelpunten in het netwerk oplossen;
  • e. Mobiliteit met oog voor de leefomgeving; overlast zoveel mogelijk beperken.
  • f. Veilig bewegen;
  • g. Evenwichtige ontwikkeling op de juiste plek, met de juiste functies;
  • h. Mobiliteit in en door Haarlemmermeer: gedeeld belang van gemeente, regio, rijk en bedrijfsleven;
  • i. Faciliteren van schone en stille mobiliteit;
  • j. Monitoring en indicatoren.

De mobiliteitsvisie benoemt vervolgens een aantal thema's waarvoor doelstellingen zijn benoemd. De relevante thema's zijn: auto, fiets, verkeersveiligheid en parkeren.

Planspecifiek

In hoofdstuk 5.16 wordt nader ingegaan op het aspect verkeer.

3.3.3 Deelstructuurvisie Hoofddorp 2030

Het doel van de Deelstructuurvisie Hoofddorp 2030 is het bieden van een actueel juridisch en planologisch kader voor de ruimtelijk bestaande situatie, de huidige ontwikkelingen en de gewenste toekomstige ontwikkelingen in hun onderlinge samenhang (voor de periode tot 2030).

Hoofddorp is de grootste kern van de gemeente Haarlemmermeer. Er gebeurt en verandert veel. Met het opstellen van een Ontwerp Deelstructuurvisie geeft de gemeente aan wat ze van belang achten voor de toekomstige ontwikkeling van Hoofddorp. Deze Deelstructuurvisie gaat over de inrichting van de ruimte in Hoofddorp. Daarbij staat de mens centraal. Een goede ruimtelijke inrichting draagt immers bij aan de sfeer, de bereikbaarheid en de mogelijkheden voor onderling contact, en daarmee aan het welbevinden van mensen en het versterken van de economie.

De Deelstructuurvisie is het toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen in Hoofddorp. Aan de hand van dit document geeft de gemeente de komende jaren – samen met inwoners, bedrijven, maatschappelijke groeperingen en andere overheden – invulling aan de ruimtelijke inrichting van Hoofddorp, op een manier die past bij de veranderingen die zich in de samenleving voltrekken.

Ruimte voor mensen

En het gaat niet alleen om ruimte voor water, stenen, asfalt en groen, het gaat ook om de mensen die in Hoofddorp wonen en verblijven. De inrichting van de ruimte beïnvloed of mensen met plezier hier wonen en werken. In een straat, een buurt of een bedrijvengebied waarin ze zich thuis voelen. En met voorzieningen die het leven veilig en plezierig maken. Die condities kunnen variëren van een goed verlicht fietspad door het park tot goede toegangswegen, een divers winkelaanbod, aantrekkelijke bedrijvenparken en groen en water om te recreëren. Daardoor blijft Hoofddorp ook aantrekkelijk voor mensen en bedrijven om in de gemeente te investeren. Door huizen te kopen, bedrijfsruimte te huren en door actief en betrokken deel te nemen aan de vormgeving van een plezierige samenleving voor iedereen.

Ruimte voor onvoorspelbare ontwikkelingen

De visie op de toekomst van Hoofddorp kan nooit helemaal vast worden gelegd. Elke dag gebeuren er overal in de wereld dingen die niemand heeft kunnen voorspellen. Kijk naar de effecten van economische crisis. De visie moet daarom ook ruimte bieden voor onvoorspelbare ontwikkelingen. Om geen speelbal te worden van die ontwikkelingen, is het wel zaak om als gemeente duidelijk de richting aan te geven die ze voor ogen hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0012.png"

Figuur 3.4 Uitsnede mogelijke woningbouwlocaties uit Deelstructuurvisie Hoofddorp 2030

Planspecifiek

In de Deelstructuurvisie Hoofddorp 2030 wordt mogelijke woningbouwlocaties aangegeven voor transformatie van huidige bestemming naar woningen. Onderhavig planinitiatief wordt benoemd als een locatie waar woningbouw kan worden gerealiseerd. Dit om de stad levendig te houden. Het realiseren van woningen in het plangebied sluit goed aan bij het woongebied in de directe omgeving.

3.3.4 Nota uiterlijk van bouwwerken Haarlemmermeer

In de welstandsnota van de gemeente Haarlemmermeer is de visie van de gemeente op de ruimtelijke kwaliteit opgenomen. De welstandsnota baseert zich op het ruimtelijk raamwerk van de Haarlemmermeer. De welstandsnota werkt aanvullend op het bestemmingsplan, waarmee de gemeente op een hoger detailniveau redelijke eisen van welstand kan stellen aan het uiterlijk van bouwwerken. Het gaat hierbij om eisen op het gebied van materiaalgebruik, kleurgebruik, vormgeving en ontwerpdetails. Binnen de gemeente zijn verschillende welstandsregimes bepaald. Toetsing van het bouwplan aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de Welstandsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw.

Planspecifiek

Het plangebied kent een regulier welstandsregime, zie onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0013.png" .

Figuur 3.5 Uitsnede kaart Welstandsnota Haarlemmer

Hierbij wordt het gebouw niet alleen in haar omgeving maar ook als zelfstandig object getoetst, de architectonische benadering. Op dit niveau doet ook een beeldkwaliteitsplan uitspraken over de uitstraling en verschijningsvorm van de bebouwing, zonder de architectuur geheel vast te leggen.

Een regulier welstandsregime neemt de volgende aspecten mee:

  • de geleding van het bouwvolume:
  • verschillende bouwhoogten, accenten zoals torens of grote openingen;
  • de vormgeving van de gevel: verticale, horizontale, neutrale of onregelmatige geleding;
  • de keuze van de dakvorm: plat, hellend vlak of kap, zoals lessenaars-, zadel-, schilddak of mansardekap;
  • het gebruik van compositorische middelen: erkers, luifels, balkons, loggia's; het gebruik van decoratieve middelen: (uitkragende) daklijsten, raamlijsten, gevelbanden.

Voor onderhavig planinitiatief is een stedenbouwkundige onderbouwing opgesteld om tot een hoogwaardige ontwikkeling te komen, hierin zijn de bovenstaande aspecten aan bod gekomen.

3.3.5 Handboek parkeernormen Haarlemmermeer (2018)

Op 6 februari 2018 is in het college van Burgemeester en wethouders de nota 'Actualisatie beleidsregel Handboek parkeernormen gemeente Haarlemmermeer' vastgesteld. De beleidsregel is een uitwerking van de eerder door de raad vastgestelde kaders 'Strategisch parkeerbeleid' (d.d. 16 maart 2017, nummer 2017.0005871). Met het handboek en bijbehorende parkeernormentabel kan voor benoemde situaties de parkeernorm op eenduidige wijze worden vastgesteld. De norm is afhankelijk van de betreffende functie, stedelijkheid, centrumligging, afstand tot HOV-halte of NS-station.

De gemeentelijke parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen, nieuwe uitbreidingen of herinrichtingen. In bestaande situaties is uitgegaan van de normen die golden ten tijde van de realisering. Sindsdien is het autobezit en -gebruik echter toegenomen. In een aantal gevallen leidt dat tot knelpunten. De oplossing voor dit soort knelpunten wordt gezocht In maatwerk. Het is niet realistisch om die gevallen te vergelijken met huidige parkeernormen. In plaats daarvan moeten er oplossingen komen, die gebaseerd zijn op onderzoek van de bestaande situatie.

Gemiddeld elke drie tot vier jaar wordt de set parkeerkencijfers door het CROW geüpdatet. Wanneer de volgende update plaatsvindt, wordt dit handboek waar nodig herzien en de toepasbaarheid van de landelijke kencijfers in Haarlemmermeer getoetst.
Er zullen in nieuwe (bestemmings)plannen geen parkeernormen meer separaat vastgelegd worden. In plaats daarvan wordt verwezen naar dit handboek.

Planspecifiek

In paragraaf 5.16 wordt nader op parkeren ingegaan. Dat het plan voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen wordt geborgd in de planregels van dit bestemmingsplan.

3.3.6 Woonbeleidsprogramma 2019-2025

Onze ambities voor het woonbeleid van de komende vijf jaar komen voort uit de regionale

bouwtaak, lokale omstandigheden en vraagaanbod-verhoudingen op de woningmarkt. Ons woonbeleid gaat uit van eigenheid, verscheidenheid en doorstroming. Variatie in het woningaanbod zorgt voor gemengde dorpen en wijken, is toekomstbestendig en vergroot de mogelijkheden voor een wooncarrière binnen Haarlemmermeer. Wonen houdt in onze visie verband met een visie op groen, bereikbaarheid, werk en voorzieningen. Om die reden maken we verschil tussen de grote (centraal gelegen) dorpen Hoofddorp, Nieuw-Vennep en Badhoevedorp enerzijds en de kleinere kernen langs de Ringvaart anderzijds. Daarom willen we in Haarlemmermeer inzetten op de ontwikkeling van vier woonmilieu’s:

  • landelijk tot circa 20 woningen per hectare;
  • centrum dorps tot circa 25 woningen per hectare;
  • stedelijk centrum tot circa 50 woningen per hectare;
  • stedelijk plus tot circa 80 woningen per hectare.

Daarbij is het belangrijk dat in alle woonmilieus de helft van de nieuwe woningen betaalbaar (prijssegmenten laag en midden) wordt en blijft. Voor ontwikkelingen met meer dan 30 woningen geldt daarom: 50% betaalbare woningen, waarvan een significant deel sociale huur.

Nota betaalbaar wonen

In de nota betaalbaar wonen zijn de instrumenten en acties opgenomen om de doelen op het gebied van betaalbaar wonen te behalen die zijn opgesteld in het Woonbeleidsprogramma. In de nota worden twee doelen onderscheiden:

  • 1. Vergroten van het aantal betaalbare woningen door nieuwbouw
  • 2. Behouden van deze betaalbare woningen voor de bijbehorende doelgroepen.

De gemeente hecht veel waarde aan kwaliteit. Alle nieuw te bouwen woningen dienen te voldoen aan het landelijk geldende Bouwbesluit, waarbij de gemeente aanvullende eisen stelt aan projecten met een omvang groter dan 30 woningen. Deze eisen worden opgenomen in de anterieure overeenkomsten met ontwikkelaars.

Minimaal 50% van nieuwbouw woningen valt in de categorie betaalbaar. Daarnaast geldt voor nieuw te bouwen huurwoningen in het betaalbare segment een instandhoudingstermijn van minimaal 25 jaar. Ook wil de gemeente de koopwoningen in het betaalbare segment behouden voor de beoogde inkomensgroepen. Daarom geldt voor koopwoningen in dit prijssegment een zelfbewoningplicht en een anti-speculatiebeding voor een periode van vijf jaar. Daarnaast dienen de nieuw te bouwen woningen een oppervlak te hebben van minimaal 50 m2 gebruiksoppervlak, en minimaal de helft een oppervlakte van 60 m2.

Voor projecten met een omvang vanaf 100 woningen verzoekt de gemeente de projectontwikkelaars om de sociale huurwoningen onder te brengen bij een corporatie uit de woningmarktregio. Pas als de projectontwikkelaar schriftelijk aantoont dat de samenwerking met de corporaties niet mogelijk is, zijn alternatieven bespreekbaar.

Planspecifiek

Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 238 appartementen. Deze zijn als volgt onderverdeeld: 60 sociale huurwoningen tot de eerste aftoppingsgrens, 59 sociale huurwoningen tot de liberalisatiegrens (dus 199 sociale huurwoningen) en 119 koopwoningen. Het plan voldoet hiermee aan de eis van 50% betaalbare woningen, waarvan een significant deel sociale huur. De woningen krijgen een gebruiksvloeroppervlakte tussen de 30 en 100 m2 , zoals geborgd in de planregels. Hierdoor zal sprake zijn van een variatie aan woninggrootten. Het plan draagt door de verschillende woningtypen en woninggrootte bij aan een divers aanbod en een kwalitatief goede woningvoorraad in wijken en kernen.

3.3.7 Kaders klimaatbeleid 2008-2020

In deze nota zijn de kaders voor toekomstig klimaatbeleid vastgelegd. Algemene doelstelling van het klimaatbeleid is een reductie van de CO2-uitstoot in 2020 van 30 procent ten opzichte van 1990 en de realisatie van 20 procent duurzame energie in 2020. Bij de ontwikkeling en uitvoering van het klimaatbeleid/ energiebeleid wordt de trias energetica aangehouden als leidend principe:

  • 1. Beperking van de energievraag;
  • 2. Opwekking noodzakelijke energie door gebruikmaking van duurzame energiebronnen
  • 3. Indien nodig dient de opwekking van de resterende noodzakelijke energie door middel van gebruikmaking van fossiele brandstoffen, zo efficiënt en zo schoon mogelijk te geschieden.


Het klimaatbeleid is uitgewerkt in tien thema's. Per thema is aangegeven wat de beoogde CO2-reductie of beoogde realisatie van duurzame energie binnen dat thema is. De thema's zijn:

  • Gemeentelijke gebouwen, bestaand en nieuwbouw;
  • Bestaande woningen;
  • Nieuwbouw woningen;
  • Bestaande bedrijven;
  • Agrarische bedrijven/ Glastuinbouw;
  • Nieuwe bedrijven;
  • Verkeer en vervoer;
  • Windenergie;
  • Overige duurzame energie;
  • Interne milieuzorg.

Daarnaast zijn twee randvoorwaarden benoemd voor het realiseren van de doelstellingen binnen de thema's. Zo zal de cultuur en de kennis binnen de gemeentelijke organisatie moeten zorg dragen voor voldoende draagvlak. Verder zal het Natuur- en milieucentrum Haarlemmermeer als expertisecentrum fungeren en bijdragen aan klimaatbewustwording en actiebereidheid tot energiezuinig en op duurzaamheid gericht gedrag bij zowel burgers als bedrijven. De uitwerking van thema's en randvoorwaarden zal resulteren in een nog te schrijven gemeentelijk plan van aanpak.

Planspecifiek
In de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met de doelstelling om een CO2-reductie te behalen door de woningen gasloos te bouwen.

Hoofdstuk 4 Nieuwe Situatie

4.1 Toekomstige ontwikkelingen in het plangebied

In de nieuwe situatie zal de realisatie van 238 woningen zorgen voor een opwaardering van het plangebied en een verbetering van de leefbaarheid door de transformatie van het huidige verouderde bedrijventerrein. De toevoeging van woningen zorgt voor een goede aanvulling op het bestaande woningaanbod in de directe en indirecte omgeving van het plangebied. Ook sluit onderliggend planinitiatief aan bij de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave binnen Hoofddorp centrum. In de huidige woningvoorraad en in de harde planvoorraad bestaan relatief weinig woningen die de omvang hebben van de voorgenomen ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0014.png"

Figuur 4-1: Impressie van begane grond.

4.2 Visie op duurzaamheid

Het project wordt volledig gasloos ontwikkeld en het wordt gevoed met installaties op duurzame bronnen. Zo voldoet het ook aan de BENG eisen. Het project kent daarnaast een groenplan met bomen, heggen en struiken. Er worden duurzame materialen gebruikt en er wordt door compact te bouwen beperkt materiaal gebruikt. Hierdoor is er ook minder belasting op omliggend groen in de stad. In de nieuwe situatie zal de realisatie van de 238 appartementen zorgen voor een opwaardering van het plangebied en een verbetering van de leefbaarheid door de transformatie van het huidige verouderde bedrijventerrein. De toevoeging van woningen zorgt voor een goede aanvulling op het bestaande woningaanbod in de directe en indirecte omgeving van het plangebied. Ook sluit onderliggend planinitiatief aan bij de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave binnen Hoofddorp centrum.

4.3 Ruimtelijke structuur

Het bouwplan past goed binnen de huidige bebouwing. In de direct omgeving komt bebouwing van vijf bouwlagen voor, zoals appartementen in de Dokter van Dorstenstraat en de Dokter Bolkesteinstraat, die grenzen aan de planlocatie. Daarmee doet de bouwhoogte van de voorgenomen ontwikkeling geen afbreuk aan de ruimtelijke kwaliteit en past de bouwhoogte van 17 m goed in de omgeving. In de directe omgeving is wonen veelvuldig aanwezig, hiermee past het goed binnen de bestaande structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0015.png"

Figuur 4.2 Impressie van de toekomstige situatie (Van Oostveen Architectuur, mei 2023)

Het plangebied wordt ingericht met veel groen, de collectieve ruimte is met een groene invulling een plek voor de gemeenschap voor ontmoeten. Vele van de appartementen hebben uitzicht op deze groene ruimte. De voorziene gemeenschappelijke ruimten verhogen de aantrekkelijkheid voor bewoners. Dat het plangebied voor een deel verplicht ingericht moet worden met groenvoorzieningen is in artikel van de planregels opgenomen als voorwaardelijke verplichting. Figuur 4.2 toont een ontwerp van de buitenruimte. En bijlage 17 toont diverse impressies van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0016.png"

Figuur 4.2b: Ontwerp van de buitenruimte (30-3-2022)

4.4 Functionele structuur

Het plangebied wordt ontsloten via de Hoofdweg Oostzijde. Vanaf die straat komen de bewoners en bezoekers aan de noordwestelijke zijde het plangebied binnen. Het plan bevat tot slot een strook (buiten)bergingen en voor bewoners en bezoekers parkeerplaatsen in een (half) verdiepte parkeerkelder. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van enkele parkeerplaatsen op straat (zie verder in paragraaf 5.16). In het plangebied worden er 238 gestapelde woningen gerealiseerd, appartementen. Het plan bestaat veelal uit eenzijdig georiënteerde appartementen met enkel een voorgevel en hoekappartementen. Binnen het plan wordt ruimte gereserveerd om ontmoeting van bewoners te faciliteren, door middel van een centraal plein en veel groen.

4.5 Aanpassingen ten opzichte van de huidige situatie

De nieuwe situatie verschilt in gebruik en bouwen van de huidige situatie, toch zijn er ook overeenkomsten. Momenteel zijn er losse bouwblokken met maatschappelijke en kantoorfuncties in het gebied aanwezig. De bouwblokken mogen een hoogte hebben van maximaal 15 meter ten opzichte van maaiveld. In de nieuwe situatie worden eveneens losse bouwblokken geplaatst in het gebied in een groene setting. De bouwhoogte bedraagt maximaal 17 meter ten opzichte van maaiveld en is daarmee vergelijkbaar met de bestaande planologische mogelijkheden. In de praktijk is de bebouwing niet overal 15 meter. Daardoor zullen de nieuwe bouwblokken voor de omgeving mogelijk toch wat grootser aanvoelen dan de huidige bebouwing. De architectuur van de bebouwing en de groene setting zullen toch zorg dragen voor geborgenheid en een goed woon- en leefklimaat.

De huidige gebruiksmogelijkheden zullen geheel verdwijnen en vervangen worden door wonen, waarbij de openbare ruimte tussen de bouwblokken groen wordt ingericht en daarbij bijdraagt aan vergroening van de omgeving (leeflaag, zie figuur 4.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0017.png"

Figuur 4.3: leeflaag

Hoofdstuk 5 Onderzoek en beperkingen

5.1 Bodem

5.1.1 Wet- en regelgeving

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek, eventueel aangevuld met een bodemonderzoek, bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet bodembescherming

In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe projecten op het gebied van natuur, wonen en industrie. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het Bbk staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Uitgangspunt in de bijbehorende normstelling is de directe relatie tussen de chemische bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem, gebaseerd op een risicobenadering. In situaties met een gering risico gelden daarom beperkte regels en minder strenge normen dan in situaties met meer risico's.

Gemeentelijke Nota Bodembeheer

Haarlemmermeer probeert zoveel mogelijk een afweging te maken op basis van feitelijke risico's. De Nota Bodembeheer (2020) biedt een praktische richtlijn aan de gemeentemedewerkers, adviesbureaus, aannemers en andere bodemintermediairs hoe in Haarlemmermeer het beste met vrijkomende grond en baggerspecie kan worden omgesprongen, waarbij aan zaken als gezond verstand, kostenbesparing, milieuwinst en voldoen aan geldende wet- en regelgeving veel aandacht is besteed.

Een instrument dat inzicht geeft in de bodem is de bodemkwaliteitskaart, waarin honderden bodemonderzoeken uit de periode 2014-2019 zijn ingevoerd, afkomstig van onverdachte locaties (niet-brongerelateerde verontreinigingen) en is een berekening uitgevoerd van de bodemkwaliteit in de diverse bodemkwaliteitszones. Ondanks toegenomen bedrijvigheid in de polder voldoet de diffuse bodemkwaliteit in het grootste deel van het gebied wat betreft de stoffen uit het standaard stoffenpakket nog altijd aan de Achtergrondwaarde (schoon). Deze grond is in principe geschikt om - onder voorwaarden - overal zonder onderzoek te hergebruiken (zone 1). Een klein gedeelte van het gebied heeft een bodemkwaliteit die voldoet aan de kwaliteitsklasse wonen of industrie.

De bodemkwaliteitskaart (2020) van Haarlemmermeer geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de grond op niet-verdachte locaties is in de gemeente. De bodemfunctiekaart is tegelijk met de bodemkwaliteitskaart vastgesteld en geeft de (toekomstige) functieklasse van een gebied weer. In de Nota Bodembeheer Gemeente Haarlemmermeer zijn voor sommige gebieden Lokale Maximale Waarden vastgesteld.

5.1.2 Onderzoek

Voor de beoogde ontwikkeling is een verkennend bodem- en asbest onderzoek uitgevoerd voor de locatie aan Hoofdweg 640 en ook een onderzoek voor de locatie aan Hoofdweg 634, deze zijn beide toegevoegd in de en . Het doel van het onderzoek is het vastleggen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit en het beoordelen of de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming.

Onderzoek locatie Hoofdweg 640

Door Unihorn is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd voor de Hoofdweg 640 (zie bijlage 3). Uit de bodemkwaliteitskaart, zie onderstaand figuur, blijkt dat de locatie is gelegen in een gebied waarbinnen de boven- en ondergrond in de kwaliteitsklasse wonen valt. Op basis daarvan kan worden aangenomen dat de bodem over het algemeen niet tot hooguit licht verontreinigd is met de standaard parameters.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0018.png"

Figuur 5.1: Bodemkwaliteitskaart, locatie Hoofdweg 640

Resultaten onderzoek

  • Op basis van de resultaten van het verkennend en aanvullend onderzoek kan worden geconcludeerd dat op de locatie (boorlocatie 4) wel een sterke verontreiniging met koper is gemeten, maar dat de omvang van de sterke verontreiniging zeer gering is (<25 m3 sterk verontreinigde grond) en derhalve er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het is gebleken dat de bodem ter plaatse over het algemeen licht verontreinigd is met de onderzochte parameters.
  • De oorzaak van de vastgestelde verontreinigingen is gelegen in de aanwezigheid van antropogene bijmengingen en het stedelijk gebruik van de locatie. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte barium aangetroffen. In grondwater wordt wel vaker een gehalte van één of meerdere zware metalen gemeten en kan doorgaans als een van nature verhoogd achtergrondgehalte worden beschouwd. Daarnaast is het grondwater (matrix afvalwater) onderzocht op zwevende stof en blijkt het gehalte (180 mg/l) de lozingsnorm (50 mg/l) te overschrijden. Derhalve kan het grondwater bij onttrekking niet zonder-meer geloosd worden.
  • Ten aanzien van de hergebruiksmogelijkheden van de grond blijkt dat de vrijkomende grond valt binnen de klassen Altijd toepasbaar, Industrie en Niet toepasbaar. Voor de specifieke klasse per grondmengmonster wordt verwezen naar het bodemonderzoek.
  • Voorts wordt opgemerkt dat in onderhavig onderzoek geen aandacht is besteed aan PFAS. Echter in het onderzoek dat is uitgevoerd op perceel 640 is gebleken dat de zandige- en kleiige bodem op basis van het gehalte PFAS is aanmerking komt als vrij toepasbaar. Gezien de ligging van onderhavige locatie (belendend perceel) kunnen deze resultaten als representatief beschouwd worden voor onderhavige locatie.
  • In het grondmengmonster van de sterk puinhoudende zandige onderlaag (ASB3) is een gewogen asbest-gehalte van 45 mg/kg ds is gemeten. Aangezien dit gehalte het criterium voor nader onderzoek niet overschrijdt, wordt verder onderzoek naar asbest niet noodzakelijk geacht.
  • In de overige onderzochte mengmonsters (grond of puin) is geen asbest aangetroffen.
  • Het funderingsmateriaal ter plaatse van de parkeerplaats, bestaande uit recyclingsgranulaat komt op basis van het samenstellingsonderzoek in aanmerking als IBC bouwstof en kan als zodanig naar een erkende verwerker worden afgevoerd.

HvS Advies heeft op 11 februari 2021 een asbestinventarisatie op de planlocatie Hoofdweg 640 uitgevoerd, zie bijlage 3. Tijdens deze inventarisatie is asbesthoudende kit aangetroffen. Verwijdering van het in en om het pand aanwezige asbest dient te geschieden volgens de geldende eisen en voorschriften uit onder andere het Arbeidsomstandighedenbesluit van de Arbowet en het Asbestverwijderingsbesluit van de Wet milieugevaarlijke stoffen/Woningwet.

Onderzoek locatie Hoofdweg 634

Door Unihorn is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd voor de Hoofdweg 634 (zie bijlage 4).

Uit de bodemkwaliteitskaart, zie onderstaand figuur, blijkt dat de locatie is gelegen in een gebied waarbinnen de boven- en ondergrond in de kwaliteitsklasse wonen valt. Op basis daarvan kan worden aangenomen dat de bodem over het algemeen niet tot hooguit licht verontreinigd is met de standaard parameters.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0019.png" Figuur 5.2: Bodemkwalitetiskaart, locatie Hoofdweg 634

Resultaten onderzoek

  • Op basis van de resultaten van het verkennend en aanvullend onderzoek kan worden geconcludeerd dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in een omvang van circa 92 m3(230 m2 x ca. 0,4 m dik) sterk met zink verontreinigde grindige, zwak puinhoudende kleiige- en zandige ondergrond. In het bodemonderzoek is de locatie van de zinkverontreiniging weergegeven. Verder is gebleken dat de bodem op het overige deel van de niet verontreinigd is met de onderzochte componenten.
  • In het grondwater is een licht verhoogd gehalte kwik en molybdeen bevat. In grondwater wordt wel vaker een gehalte van één of meerdere zware metalen gemeten en kan doorgaans als een van nature verhoogd achtergrondgehalte worden beschouwd.
  • Daarnaast is het grondwater (matrix afvalwater) onderzocht op zwevende stof en blijkt het gehalte (24 mg/l) aan de lozingsnorm (50 mg/l) te voldoen.
  • Daarnaast zijn de analyses getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit en blijkt dat de grond van zowel de boven-, ondergrond alsmede de dieper gelegen kleilaag in aanmerking als klasse Vrij toepasbaar.
  • Met betrekking tot PFAS is de zandige toplaag en de kleiige onderlaag geanalyseerd op PFAS. Op basis daarvan komen beide grondsoorten in aanmerking als vrij toepasbaar. Het resultaat van de kleiige onderlaag kan als representatief gesteld worden voor de dieper gelegen kleilaag. Opgemerkt wordt wel dat dit een indicatieve toetsing betreft, aangezien het onderzoek niet conform het Besluit bodemkwaliteit is uitgevoerd.
  • In de grond als in het funderingsmateriaal is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetroffen.
  • Het funderingsmateriaal komt op basis van het samenstellingsonderzoek in aanmerking als Vrij toepasbaar en kan als zodanig naar een erkende verwerker worden afgevoerd.

HvS Advies heeft op 11 februari 2021 een asbestinventarisatie op de planlocatie Hoofdweg 634 uitgevoerd, zie bijlage . Tijdens deze inventarisatie is een asbestverdachte kluis aangetroffen.

5.1.3 Conclusie

Op basis van de resultaten van dit onderzoek is op de locatie sprake van een zogenaamde puntverontreiniging op locatie van Hoofdweg 634. Bij graafwerkzaamheden wordt geadviseerd deze verontreiniging separaat te ontgraven en de grond af te voeren naar een erkende verwerker. Voorafgaand aan de werkzaamheden wordt een Plan van Aanpak op te stellen waarin wordt beschreven op welke wijze de sterk verontreinigde grond dient te worden ontgraven, zodat wordt voldaan aan de kaders van de Wet bodembescherming.

De verontreinigingen op de locatie van Hoofdweg 634 geven geen belemmering voor de bestemmingswijziging. De eventueel uit te voeren sanering op locatie Hoofdweg 640 belemmert een bestemmingswijziging naar Wonen niet.

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.1 Wet- en regelgeving

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt zes wetten op het gebied van cultureel erfgoed en sorteert hiermee voor op de komende Omgevingswet. Door de wetten te bundelen en een aantal regels te vernieuwen is de wetgeving minder versnipperd. In de Erfgoedwet staat onder andere wat cultureel erfgoed is, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt. De Erfgoedwet gaat over de bescherming van het cultureel erfgoed. Er is ook erfgoed in ruimtelijke ordening (de leefruimte om ons heen). Hoe Nederland daarmee omgaat staat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

De erfgoedvisie met uitvoeringsprogramma van de Gemeente Haarlemmermeer voor de periode 2020 - 2030 stelt vast dat erfgoed bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving, de aantrekkelijkheid van de gemeente als bezoeklocatie en aan een aangenaam vestigingsklimaat. De basis van de visie is erfgoed als inspiratie en motor voor nieuwe ontwikkelingen.

De archeologienota heeft tot doel een verantwoorde balans te vinden tussen goede omgang met het archeologische erfgoed en andere maatschappelijke belangen die bij planontwikkelingen moeten worden gewogen. In de nota zijn de verhaallijnen met de kernwaarden 'Water en pionieren' en 'Transport en Logistiek' leidend.

De volgende speerpunten zijn van belang bij cultuurhistorische en/of archeologische waarden:

  • Het meewegen van het archeologische belang bij het opstellen van bestemmingsplannen;
  • de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning ter bescherming van archeologie;
  • de mogelijkheid van de Minister van OCW om bij (dreigende) schade aan archeologische monumenten na een toevalsvondst voorschriften te stellen aan de uitvoering de werkzaamheden of die stil te leggen;
  • de mogelijkheid van het bevoegd gezag of de Minister van OCW om toegang tot een terrein af te dwingen om archeologisch onderzoek te kunnen doen.

De gemeente is verplicht om verwachte en aanwezige archeologische waarden mee te wegen bij ruimtelijke beslissingen. De wetgever geeft de gemeente de vrijheid om naar eigen inzicht vormgeven aan de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrens. Deze beleidsnota geeft hier invulling aan.

5.2.2 Onderzoek

Het plangebied kent een lage indicatieve archeologische waarde volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0020.png"

Figuur 5.1. Archeologische waardenkaart.

De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Holland geeft inzicht in de archeologische, historisch-stedenbouwkundige en de historisch- geografische waarden van de regio. Volgens deze Cultuurhistorische Waardenkaart komen in het gebied geen elementen voor met een bouwkundige, archeologische of historische waarde. Verder zijn er geen provinciale of rijksmonumenten aanwezig.

Daarnaast is de archeologische beleidskaart van Haarlemmermeer geraadpleegd. Hierin heeft het plangebied 'Waarde - Archeologie 6'. Hierbij is onderzoek verplicht bij bodemingrepen die groter zijn dan 10.000 vierkante meter en dieper dan 40 centimeter. De oppervlakte van het plangebied is ca 10.000 m vierkante meter. Afhankelijk van de uiteindelijke vergunningaanvraag is onderzoek nodig. Er is daarom een dubbelbestemming opgenomen met de criteria conform de beleidskaart voor een onderzoeksverplichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0021.png"

Figuur 5.2 Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie Provincie Noord-Holland.

Vanuit cultuurhistorie is belangrijk dat de context van bebouwing langs de Hoofdweg als polderlint gerespecteerd wordt. Dit betekent dat variatie in de bebouwing en kleine korrel hier wenselijk zijn. De oude kern van Hoofddorp vormt het hart van de ontstaansgeschiedenis van het kruisdorp. Langs de Hoofdweg en Kruisweg is de groei van Hoofddorp halverwege het 19e eeuw begonnen. Hier zijn statige gebouwen met unieke uitstraling en ruime tuinen te vinden.

5.2.3 Conclusie

In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Daarnaast kent het plangebied een lage archeologische verwachting. De ontwikkeling is niet groter dan 10.000 m2 waardoor geen onderzoek benodigd is. Daarmee vormt het aspect cultuurhistorie en archeologie geen belemmering voor onderhavig planinitiatief.

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Wet- en regelgeving

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid voor de omgeving van een inrichting met gevaarlijke stoffen en/of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens de Wet ruimtelijke ordening getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarden voor het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen gedefinieerd als: "de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Denk hierbij aan risico's van onder andere tankstations met LPG, gevaarlijke stoffen -opslagplaatsen en ammoniakkoelinstallaties.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Het vervoer van gevaarlijke stoffen is geregeld via de “Wet Basisnet”, een stelsel van wetten en regels. Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Hierin wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog ze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.

In de gemeente Haarlemmermeer zijn daarnaast routes voor het transport van gevaarlijke stoffen vastgesteld.

In aanvulling op de landelijke wet- en regelgeving kent de gemeente Haarlemmermeer ook eigen externe veiligheidsbeleid. Specifiek gaat het om regels over de aanvaardbaarheid en verantwoording van het groepsrisico. Een belangrijke richtsnoer is onder andere dat objecten met niet- of met beperkt zelfredzame personen buiten het invloedsgebied van een risicobron worden geprojecteerd.

Daarnaast biedt risicokaart.nl inzicht in risicosituaties in de leefomgeving. Dit instrument kan gebruikt worden als informatievoorziening om te helpen bij het voorkomen, bestrijden en beperken van de gevolgen van rampen en zware ongevallen.

5.3.2 Onderzoek

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicobron, zoals een hogedruk aardgasleiding. Er vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen over de Weg om de Noord. In het Besluit externe veiligheid transportroutes (geldend vanaf 1 april 2015) wordt voor gevaarlijke stoffenroutes over wegen, vaarwegen en spoorwegen een risicozone van 200 meter aangegeven waarbinnen randvoorwaarden gelden ten aanzien van ruimtelijke ordening. Het plangebied ligt volledig buiten de invloedssfeer van transportroutes waar gevaarlijke stoffen worden vervoerd, inclusief buisleidingen voor gas.

5.3.3 Conclusie

Het plangebied ligt volledig buiten de invloedssfeer van transportroutes waar gevaarlijke stoffen worden vervoerd, inclusief buisleidingen voor gas. Externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.4 Explosieven

In de Nederlandse bodem zitten nog veel conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Bij het opsporen en ruimen van conventionele explosieven (CE's) is de openbare orde en veiligheid het bepalende uitgangspunt. De burgemeester is op grond van artikel 172 van de Gemeentewet belast met de handhaving daarvan. De beslissing om in een concrete situatie al dan niet over te gaan tot het opsporen en ruimen van een CE is dus de bevoegdheid van de burgemeester. In een CE-verdacht gebied is grondroerende partij verplicht een explosieven onderzoek uit te voeren in het kader van 'veilige werkomgeving en veiligheid voor derden en de omgeving'. Er geldt geen verplichting om over te gaan tot opsporing en ruiming. Dit hangt af van het concrete geval en dat wordt vooral beoordeeld in relatie tot het huidige en toekomstige gebruik van het gebied.

5.4.1 Onderzoek

Het zuidelijke deel van de kavel valt binnen de contouren van verdachte locatie 08 uit het CE-onderzoek (CE = conventionele explosieven). Aanleiding van de verdachte locatie is een bombardement geweest van de woning Hoofdweg 662, waardoor het mogelijk is dat er op het betreffende deel van de kavel niet gesprongen explosieven aanwezig zijn. Onderzoek, zie bijlage 5, toont aan dat een deel van het plangebied verdacht is op de aanwezigheid van explosieven. Dit verdachte gebied is naoorlogs gewijzigd en geroerd. In dit gebied geldt een achtergrondrisico. Dit houdt in dat er geen wezenlijk verhoogd risico is op het aantreffen van explosieven in het gebied, al spreekt men wel over een verdacht gebied. Op basis van het onderzoek worden verschillende acties bij sloop en bouw in het gebied aanbevolen bij het uitvoeren van werkzaamheden met werkdiepte. De aanbevelingen betreffen begeleiding door een explosievendeskundige bij sloopwerkzaamheden en sonderingen en opsporingsonderzoek voorafgaand of tijdens het plaatsen van damwanden en heipalen en bij ontgraven van de bouwkuip op verdachte gebieden in het projectgebied.

5.4.2 Conclusie

In het plangebied geldt een achtergrondrisico voor de aanwezigheid van explosieven. Er is hier dus geen wezenlijk verhoogd risico op het aantreffen van explosieven. Bij het uitvoeren van werkzaamheden met werkdiepte dient men voorafgaand een opsporingsonderzoek uit te voeren en indien noodzakelijk passende maatregelen te nemen. Rekening houdend met bovenstaande kan er gesteld worden dat voorgenomen ontwikkeling geen belemmering vormt voor het aspect explosieven.

5.5 Flora en Fauna

5.5.1 Wet- en regelgeving

Sinds 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet. Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. Deze wet neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Dat is niet alleen van belang vanwege het feit dat Nederland is gehouden tot nakoming van zijn internationale verplichtingen, maar ook, omdat de Europese regelgeving een hoog beschermingsniveau van de natuur verzekert, hoger dan de bescherming die vóór de totstandbrenging van de Europese kaders werd geboden door de nationale wetgeving. De taken en verantwoordelijkheden worden in het wetsvoorstel zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. Eén van de verantwoordelijkheden van de provincie is het Natuurnetwerk Nederland, een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden.

Een belangrijk criterium in de wet is 'gunstige staat van instandhouding van een soort'. Daarvan is sprake als:

  • uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en
  • het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en
  • er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden.
5.5.2 Onderzoek

Voor het plangebied is een natuurtoets uitgevoerd, deze is bijgevoegd als bijlage . Voor dit onderzoek is een bureaustudie gedaan en een terreinbezoek. Bij de bureaustudie is gekeken naar waarnemingen van beschermde soorten uit het (recente) verleden en de ligging van beschermde gebieden in de invloedsfeer van het plan. Bij het terreinbezoek is gekeken naar de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten.

Beschermde gebieden

In het plangebied is geen NNN-gebied of Natura 2000-gebied aanwezig. Er komen ook geen beschermde gebieden (NNN, BPL of N2000-gebieden) voor binnen de invloedsfeer van het plangebied. Er is zowel van indirecte als directe aantasting van de NNN, BPL en de Natura 2000-gebieden dan ook geen sprake. (Significant) negatieve effecten zijn uitgesloten.

Beschermde soorten

Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (het leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied:

  • Algemene broedvogels (zeer waarschijnlijk)
  • Vleermuizen (mogelijke verblijfplaatsen)

Algemene broedvogels

Mogelijk zijn algemene broedvogels aanwezig in het omgeving van het plangebied. Er dient te worden voorkomen dat de broedvogels worden verstoord. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd buiten het broedseizoen, of er dienen maatregelen te worden genomen.

Vleermuizen

In de gebouwen aan de Hoofdweg 640 zijn er mogelijk verblijfplaatsen aanwezig van vleermuizen, hiervoor is nader onderzoek nodig. Voorafgaand aan de realisatie dient aanvullend onderzoek plaats te vinden naar de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen in het gebouw aan de Hoofdweg nummer 640.

Indien er vleermuizen worden aangetroffen in het plangebied, dient er een ontheffing Wnb te worden aangevraagd bij de provincie Noord-Holland. De verwachting is dat de ontheffing voor vleermuizen wordt ontleend omdat er een activiteitenplan wordt samengesteld waarmee negatieve effecten op vleermuizen beperkt blijft. De juiste maatregelen worden voorafgaand door een erkend ecoloog bepaald. Voorbeelden van maatregelen zijn: hoe verblijfplaatsen voorafgaand aan de werkzaamheden ongeschikt gemaakt worden en wat voor mitigerende maatregelen er worden toegepast. De sloop wordt pas uitgevoerd indien er een ontheffing verleend is. Daarmee is aannemelijk dat het plan uitvoerbaar is.

Nader onderzoek

Nader onderzoek is uitgevoerd naar de verblijfplaatsen van vleermuizen, deze is bijgevoegd als . De conclusies uit het nader onderzoek naar verblijfsplaatsen luiden:

Gedurende het vleermuisonderzoek zijn in (de directe omgeving van ) het onderzoeksgebied individuen van de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en de ruige dwergvleermuis waargenomen. In de bebouwing van het onderzoeksgebied zijn vijf zomer / - en paarverblijfsplaatsen van de gewone dwergvleermuis aanwezig. Tijdens milde (vorstvrije) winters zijn de aangetroffen verblijfplaatsen van vleermuizen tevens geschikt als winterverblijfplaats. In het plangebied zijn geen kraamverblijfplaatsen of massawinterverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Eveneens zijn geen verblijfplaatsen van andere soorten dan de gewone dwergvleermuis vastgesteld in het onderzoeksgebied.

Gedurende het vleermuisonderzoek zijn langs groenstructuren en watergangen in (de directe omgeving van) het onderzoeksgebied passerende en foeragerende individuen van de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en de ruige dwergvleermuis waargenomen. Op basis van de aanwezigheid van voldoende alternatieven in de omgeving en het beperkte gebruik van de desbetreffende structuren door vleermuizen, wordt niet verwacht dat de in het plangebied aanwezige groenstructuren van essentieel belang zijn voor de lokale populaties vleermuizen.

Er dient voor de gewone dwergvleermuis een ontheffing te worden aangevraagd in het kader van artikel 3.5 lid 2 en lid 4 van de Wet natuurbescherming. Mitigerende en compenserende maatregelen zijn noodzakelijk.

Zorgplicht

In de wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. De initiatiefnemer/uitvoerder is verantwoordelijk voor een adequate naleving van de algemene zorgplicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.

5.5.3 Conclusie

Uit de natuurtoets blijkt dat er mogelijk verblijfplaatsen zijn van vleermuizen. Hier wordt nader onderzoek voor verricht.

5.6 Stikstof

5.6.1 Wettelijk kader
5.6.1.1 Algemeen

Binnen de EU worden de belangrijkste leefgebieden van de meest bedreigde en waardevolle soorten en habitattypen aangewezen als Natura 2000-gebied. Deze Natura 2000-gebieden moeten samen een Europees ecologisch netwerk vormen om de achteruitgang van de biodiversiteit te keren. De juridische basis voor dit netwerk zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, die in Nederland zijn doorvertaald in de Wet natuurbescherming (Wnb). Per gebied worden voor de soorten en habitattypen instandhoudingsdoelstellingen bepaald. Dit kunnen behouds- of uitbreidings-/verbeteringsdoelstellingen zijn.

Het is verplicht om plannen te beoordelen op de gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Bij vaststelling van plannen moet het bevoegd gezag rekening houden met de gevolgen van het plan voor Natura 2000-gebieden (art. 2.7 lid 1, Wnb).

5.6.1.2 Onderzoek nodig naar significante gevolgen voor Natura 2000- gebieden

Bij plannen in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied dient in een oriënterende fase onderzocht te worden of de ontwikkeling een significant (negatief) gevolg op het betreffende Natura 2000-gebied kan hebben. Indien na dit onderzoek op voorhand niet kan worden uitgesloten dat de activiteit een significant gevolg heeft, dient meer gedetailleerd dan in de oriënterende fase in kaart gebracht te worden wat de effecten van de activiteit kunnen zijn.

Deze analyse heet een 'passende beoordeling'. Wanneer uit de passende beoordeling alsnog de zekerheid wordt verkregen dat de activiteit geen significant gevolg heeft, staat de Wet natuurbescherming besluitvorming (voor wat betreft gebiedsbescherming) niet in de weg.

5.6.1.3 Toetsing stikstofdepositie

Als een ontwikkeling op zichzelf of vergeleken met de referentiesituatie niet leidt tot een toename van stikstofdepositie (> 0,00 mol/ha/jaar), dan is op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat de ontwikkeling qua stikstofdepositie significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied heeft. De Wet natuurbescherming staat dan besluitvorming (voor wat betreft gebiedsbescherming) niet in de weg.

5.6.1.4 Rekenprogramma AERIUS Calculator

De stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied kan berekend worden met behulp van het verplicht te gebruiken rekenprogramma AERIUS Calculator. Van elke te berekenen situatie wordt een model gemaakt met invoergegevens waarmee vervolgens de berekening wordt uitgevoerd. Het rekenprogramma AERIUS Calculator bepaalt zelf de rekenpunten op de Nederlandse Natura 2000-gebieden. De bijdrage aan de stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden wordt berekend ter plaatse van voor stikstofgevoelige habitats.

5.6.2 Onderzoek

Ligging t.o.v. Natura-2000 gebieden

De ontwikkeling Hoofdweg 634-640 te Hoofddorp is gelegen op een relatief grote afstand van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde gebied is Kennemerland-Zuid op een afstand van meer dan 7 kilometer. In Oostelijke richting is op meer dan 15 kilometer het Natura 2000-gebied Botshol gelegen. Beide Natura-2000 gebieden bevatten voor stikstofgevoelige habittatypen. In beide Natura-2000 gebieden is sprake van een overbelaste situatie doordat op verschillende hexagonen de achtergrondwaarde hoger is dan de kritische depositiewaarde (KDW) van een beschermd habitat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0022.png"

Vanwege deze afstanden tot Natura 2000-gebieden zullen storingsfactoren, zoals bijvoorbeeld geluid, trillingen en licht, niet kunnen leiden tot significante gevolgen. Uitsluitend stikstofdepositie (vermesting/verzuring), veroorzaakt door de gebruiksfase of de de realisatiefase, kan tot een mogelijk significant gevolg op Natura 2000-gebieden leiden.

Beoordeling effect op Natura-2000 gebieden

Met het plan wordt de bouw van 238 appartementen mogelijk gemaakt. De appartementen worden aardgasloos uitgevoerd, zodat het verkeer (de verkeersaantrekkende werking) de enige bron is die in de gebruiksfase een bijdrage aan de stikstofdepositie zou kunnen leveren. Daarnaast kan de uitstoot van mobiele werktuigen die tijdens de realisatiefase worden ingezet, tot een bijdrage aan de stikstofdepositie leiden.

Door Antea Group is een stikstofonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 8. Daaruit blijkt dat AERIUS calculator voor de de realisatiefase en voor de gebruiksfase geen resultaten toont hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Het aspect stikstofdepositie staat verdere besluitvorming niet in de weg.

5.6.3 Conclusie

Uit het uitgevoerde stikstofonderzoek blijkt dat het voornemen in de realisatiefase niet leidt tot een stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Dit geldt ook voor de gebruiksfase. Het aspect stikstofdepositie staat verdere besluitvorming niet in de weg.

5.7 Geluid

5.7.1 Wet- en regelgeving

Wegverkeer

In de Wet geluidhinder is bepaald dat het bevoegd gezag bij vaststelling van een bestemmingsplan de wettelijke grenswaarden in acht moet nemen. Toetsing aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Wet geluidhinder vindt plaats per weg. Het geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeer dient op de gevels van nieuwe (of te wijzigen) woningen in de geluidszone van een weg te voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting . Deze bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan de gemeente een hogere grenswaarde toestaan, de zogenaamde "Hogere waarde". De Hogere waarde mag enkel worden verleend indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat bron-, overdrachts- of gevelmaatregelen om het geluidsniveau terug of onder de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting te brengen niet mogelijk is. Aan de Hogere waarde is een maximum verbonden. Voor de nieuwbouw van woningen in binnenstedelijke situaties is dit 63 dB en in buitenstedelijke situaties is dit 53 dB. Deze niveaus zijn na aftrek van de correctie conform artikel 110g van de Wet geluidhinder.

Spoorweglawaai

In artikel 105 van de Wgh staat dat landelijke spoorwegen een zone hebben. In artikel 106 en verder van de Wgh staan grenswaarden voor het geluid dat geluidgevoelige bebouwing mag ondervinden van railverkeerslawaai. Voor woningen in nieuwe situaties is de voorkeursgrenswaarde Lden = 55 dB. Het gemotiveerd vaststellen van een hogere waarde is mogelijk. De maximaal hogere waarde is afhankelijk van de situatie. Zij is 68 dB voor spoorweglawaai bij nieuwe woningen in stedelijk gebied.

Industrielawaai

Op basis van artikel 40 van de Wet geluidhinder kunnen (delen van) industrieterreinen worden aangewezen als gezoneerd industrieterrein met een zonegrens. Dit betreft industrieterreinen waarop zich gronden bevinden die zijn aangewezen voor mogelijke vestiging van zogenaamde "zware lawaaimakers" als genoemd in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. De op 1 januari 2007 geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen – vastgelegd in eerder genomen besluiten – blijven gelden.

Luchtverkeerslawaai

Op grond van artikel 8.30a van de Wet luchtvaart stelt de minister elk vijfde kalenderjaar een geluidsbelastingkaart vast. Die heeft betrekking op de geluidsbelasting (overdag (Lden) en 's nachts (Lnight) veroorzaakt door de luchthaven op woningen en bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen categorieën van andere geluidgevoelige gebouwen.

Kader Haarlemmermeer

Wanneer het toepassen van geluidbeperkende maatregelen niet of in onvoldoende mate mogelijk is of niet doelmatig is, dan is onder voorwaarden ontheffing voor een hogere waarde mogelijk. De gemeente Haarlemmermeer hanteert in de praktijk de volgende gebiedsgerichte voorwaarden in het middengebied, waar de beoogde ontwikkeling onder valt:

  • Geluidbelasting wegverkeer: maximaal 60 dB
  • Gecumuleerde geluidsbelasting : maximaal 66 dB(A)
  • Een woning bezit minimaal één geluidsluwe gevel
  • Een woning bezit niet meer dan één dove gevel
  • Toepassing van gevelmaatregelen zoals loggia's conform de eisen die hiervoor worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan
  • Bij de realisatie van meer dan 25 woningen kan voor maximaal 15% van de woningen van een project een cumulatieve belasting van meer dan 66 dB(A) worden toegestaan. De toepassing van deze randvoorwaarde dient hierbij te worden gemotiveerd middels een onderzoek naar maatregelen.
  • Bij de realisatie van meer dan 25 woningen is voor maximaal 15% van de woningen van een project een geluidluwe gevel niet verplicht;
    De toepassing van deze randvoorwaarde dient hierbij te worden gemotiveerd middels een onderzoek naar maatregelen. Hierbij kan de verdere detaillering als genoemd bij ’Geluidsluwe gevel’ worden gehanteerd.
  • Indien een woning geen geluidluwe gevel heeft en een cumulatieve belasting heeft van meer dan 65 dB(A) dan dienen nadere bouwkundige voorzieningen getroffen te worden zoals bv loggia's die ervoor zorgen dat minimaal één verblijfsruimte alsnog een geluidsluwe buitengevel heeft.

Bij de realisatie van meer dan 25 woningen zal een percentage worden gehanteerd van woningen die (gedeeltelijk) mogen afwijken van de randvoorwaarden. Dit aangezien bij een toename van het aantal woningen, de kans op een woning die niet kan voldoen aan deze randvoorwaarden toeneemt.

Afwijkingen akoestische randvoorwaarden

Afscherming van sec te openen geveldelen (dus bv. alleen ramen en/of andere te openen geveldelen van geluidsgevoelige ruimten) is bij het realiseren van een geluidsluwe gevel niet toegestaan. Hierbij wordt de gevel beschouwd conform het vermelde bij het begrip ’Dove gevel’. Uitzondering hierop betreft situaties waarbij met een duidelijke en deugdelijke onderbouwing c.q. motivering is aangegeven dat ondanks een goede projectie en afweging bron-, overdrachts- en gevelmaatregelen de voorgeschreven maximale hogere grenswaarden en maximale gecumuleerde geluidsniveaus niet worden behaald. In dat geval kan een verdere detaillering van de geluidsluwe gevel als in onderstaande tabel worden toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0023.png"

5.7.2 Onderzoek

Onderzoek omliggende wegen

Het plangebied ligt nabij het centrum van Hoofddorp en grenst direct aan de Hoofdweg Oostzijde. Het betreft een geluidsgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder. Het plan bevindt zich binnen de geluidzones van Hoofdweg Oostzijde, Hoofdweg Westzijde, Burgemeester Pabstlaan en Wieger Bruinlaan. Het plan moet voldoen aan de maximale ontheffingswaarde voor wegverkeer uit de Wet geluidhinder en aan de gemeentelijke eis dat ten minste 1 geluidsluwe gevel bij elk appartement aanwezig moet zijn.

Voor de ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage . Zie onderstaand figuur 5-3 voor de naamgeving van de getoetste gebouwen in het onderzoek. De gebouwen direct aan de Hoofdweg zijn A, C en E. De gebouwen nabij de school, zijn B, D en F.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0024.png"

Figuur 5.3: geluidbelasting op de gebouwen in het onderzoek (bron: het geluidBuro)

Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • De geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Hoofdweg Oostzijde ligt boven de voorkeursgrenswaarde maar onder de maximale ontheffingswaarde. De hoogst bepaalde geluidbelasting is 56 dB inclusief aftrek op de voorgevel van de woongebouwen A en C. Deze waarde ligt ook onder de door de gemeente Haarlemmermeer gestelde maximumwaarde van 60 dB voor het 'middengebied';
  • De geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gezoneerde Burgemeester Pabstlaan ligt onder de voorkeursgrenswaarde. De hoogst bepaalde geluidbelasting is 42 dB inclusief aftrek op de zijgevel van woongebouw B;
  • De geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de niet-gezoneerde Hoofdweg Westzijde ligt onder de voorkeursgrenswaarde. De hoogst bepaalde geluidbelasting is 46 dB inclusief aftrek op de voorgevel van woongebouw A;
  • De geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de niet-gezoneerde Wieger Bruinlaan ligt onder de voorkeursgrenswaarde. De hoogst bepaalde geluidbelasting is 35 dB inclusief aftrek op de zijgevel van woongebouw F;
  • Het blijkt dat de woongebouwen B, D en F in zijn geheel geluidluw zijn;
  • Van de woongebouwen A, C en E zijn alle appartementen die grenzen aan de Hoofdweg Oostzijde geluidbelast op de voorgevel en de zijgevel. De appartementen die aan de zuidwestkant van gebouw A liggen zijn (deels) geluidbelast op de zijgevel, maar geluidluw op de achtergevel aan de zuidoostzijde.

Geluidbeperkende bron- of overdracht maatregelen zijn financieel niet doelmatig of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard. Daardoor dienen bij in totaal bij 54 woningen hogere waarden te worden aangevraagd bij B&W van de gemeente Haarlemmermeer.

Bij het toekennen van hogere waarden worden door de gemeente Haarlemmermeer voorwaarden gesteld. De voorwaarde van de geluidluwe gevel is hier bepalend. Er is in deze situatie geen sprake van dove gevels en ook niet van cumulatie van verschillende geluidsoorten. Ook de maximaal aan te vragen hogere waarde ligt met 56 dB onder de grens van 60 dB. In bijlage (zie bijlage 18) is het hogere waardenbesluit opgenomen. Daarin is geconcludeerd welke hogere waarden nodig zijn en voor welke woningen.

Bij 35 van de 238 appartementen wordt niet voldaan aan één van de akoestische randvoorwaarde van de gemeente Haarlemmermeer. Het gaat daarbij om 15% van de appartementen, die geen geluidluwe gevel hebben. Dat aantal valt binnen de door de gemeente Haarlemmermeer gestelde voorwaarde dat 15% geen geluidluwe gevel nodig heeft bij projecten van meer dan 25 woningen. Er kan gesteld worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en een aanvaardbaar akoestische situatie.

Onderzoek Akoestiek - School Altra College Haarlemmermeer

In figuur 5.4 is te zien dat het Altra College Haarlemmermeer dichtbij gebouw D ligt. Uit metingen blijkt dat de kortste afstand tussen de twee gebouwen gelijk is aan 8,16 meter. Er is onderzoek uitgevoerd, zie ook bijlage , of de school niet wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering en of de toekomstige bewoners geen overlast zullen ondervinden van de aanwezigheid van het Altra College Haarlemmermeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0025.png"

Figuur 5.4: Locatie woongebouwen ten opzichte van het Altra College.

Uit de resultaten blijkt, dat de dagperiode overal maatgevend is. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de avondperiode is uitsluitend afkomstig van de luchtbehandelingskast van Stork Zehnder, die in de avonduren de lucht in de gymzaal ververst. Als de bovenstaande berekende waarden worden vergeleken met de maximaal toegestane waarden blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau met 3 dB onder de etmaalwaarde blijft van de 50 dB(A). De hoogst optredende waarden treden op bij de gevels van de appartementen in gebouw B.

De bijdragen zijn gesplitst in het stemgeluid, de installaties en de mobiele bron samen met het manoeuvreren van de parkerende auto’s. Het blijkt, dat het stemgeluid maatgevend is. In de praktijk zal er uitsluitend in de zomerperiode af en toe op de parkeerplaats worden lesgegeven door de gymleraar. In de praktijk blijken er ook minder leerlingen in de pauzes naar buiten te gaan. De bijdragen van de installaties zullen met 31 dB(A) nauwelijks boven het achtergrondgeluid uitkomen. Dat geldt ook voor het geluid dat wordt veroorzaakt door de auto’s op het eigen terrein.

Uit de resultaten komt naar voren dat er voor zowel de langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus als ook voor de piekniveaus wordt voldaan aan de grenswaarden uit de VNG-publicatie voor een gemengd gebied. Deze grenswaarden zijn identiek aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.

Onderzoek effecten parkeergarage

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een parkeergarage mogelijk. Auto's die deze parkeergarage in en uitrijden kunnen geluid veroorzaken. Om inzicht te krijgen in deze geluidseffecten is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 14).

Er zijn twee waarneempunten geplaatst op de meest dichtbij gelegen woningen in het appartementengebouw ten noorden van het plangebied, genaamd Lux Blok 2. Deze woningen zijn maatgevend voor de situatie rondom de inrit van de parkeergarage.

Uit het onderzoek blijkt dat uit de berekeningen voor een 'worst-case' situatie blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de dag-, avond- en nachtperiode onder de in het Activiteitenbesluit gehanteerde waarde van 50 dB(A) ligt. Ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt er voldaan aan de streefwaarde van 50 dB(A).

Het akoestisch onderzoek beschrijft dat, ervan uitgaande dat de geluidbelasting op de gevel vanwege het wegverkeer op de Hoofdweg Oostzijde van het gebouw Lux, Blok 2 even hoog is als de geluidbelasting op de gevel van Blok E van voorliggend bouwplan (Lden gecumuleerd = 60 dB), het inrijden van auto's in de parkeergarage niet leidt tot extra geluidbelasting bij de woningen in gebouw Lux, Blok 2.

5.7.3 Conclusie

Er dienen hogere waarden aangevraagd te worden voor 54 appartementen, hierbij kan bij 35 van de 238 appartementen niet voldaan worden aan één van de akoestische randvoorwaarde van de gemeente Haarlemmermeer. Het gaat daarbij om 15% van de appartementen, die geen geluidluwe gevel hebben. Dat aantal valt binnen de door de gemeente Haarlemmermeer gestelde voorwaarde dat 15% geen geluidluwe gevel nodig heeft bij projecten van meer dan 25 woningen. Er kan gesteld worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en een aanvaardbaar akoestische situatie.

Voor wat betreft de school en de parkeergarage wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het bestemmingsplan is ook voor wat betreft de school en de parkeergarage uitvoerbaar.

5.8 Geur

Het algemene uitgangspunt van het Nederlandse geurbeleid is het voorkomen van nieuwe hinder. Als er geen hinder is, hoeven er geen maatregelen getroffen te worden. De mate van hinder die nog acceptabel is moet worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan op grond van de Wet milieubeheer.

5.8.1 Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling vormt geen geurhinder en in de buurt zijn er ook geen bronnen die hiervoor zorgen. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het plan.

5.9 Kabels, leidingen en telecommunicatie installaties

In een ruimtelijk plan dienen planologisch relevante leidingen te worden opgenomen. Deze kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik in de omgeving. Planologisch relevant zijn hoofdnutsvoorzieningen, zoals waterleidingen, aardgasleidingen, hoogspanningsleidingen, afvalwaterleidingen, en dergelijke. Indien dergelijke leidingen in het plangebied voorkomen zullen deze als zodanig bestemd moeten worden, inclusief de afstand die vrijgehouden moet worden van bebouwing ter bescherming van de leiding.

5.9.1 Onderzoek en conclusie

In het plangebied is een aantal kabels en leidingen aanwezig met daarbij behorende beschermingszones c.q. zones voor zakelijk recht. In de regels is ten behoeve van deze leidingen een dubbelbestemming opgenomen. Aan de noordwest rand van het plangebied is een dubbelbestemming opgenomen, te weten 'Leiding - Water'. Voor het bouwen op gronden met deze dubbelbestemming gelden aanvullende regels om de functionaliteit van de leiding zeker te stellen. In de voorgenomen ontwikkeling ligt de in- en uitrit van de parkeerkelder op de gronden met deze dubbelbestemming. De entree van de parkeerkelder gaat pas na de dubbelbestemming omlaag. Bij de exacte uitwerking van het bouwwerk wordt verder afgestemd met de leidingbeheerder voorafgaand aan vergunningaanvraag.

5.10 Licht

Strikte normen voor kunstmatige verlichting in de vorm van afstandsbepalingen zijn er niet. De regelgeving richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Specifiek voor bestemmingsplannen is voor sommige activiteiten Hoofdstuk 7 Milieueffectrapportage Wm van toepassing. Bijvoorbeeld voor grote projecten waarbij lichthinder kan ontstaan, is kunstmatige verlichting een van de milieuaspecten waarop het een en ander moet worden afgewogen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan (auto)wegen, grote oppervlakten met kassen, grote woningbouw projecten, stadsontwikkelingsprojecten of industriegebieden.

De kern van het rijksbeleid ten aanzien van licht is dat donkerte hoort tot een van de kernkwaliteiten van het landschap onder het kopje belevingskwaliteit. Het rijksbeleid is gericht op het in beeld brengen, realiseren en veiligstellen van de gewenste leefomgevingkwaliteit door het terugdringen van verstoring door activiteiten op het platteland (geluid, licht, stank). Ook worden het gebruik van energiezuinige (straat)verlichting bij gemeenten en provincies bevorderd met behoud van kwaliteit en (verkeers)veiligheid.

5.10.1 Onderzoek

Voor het plangebied zijn er geen beperkingen voor wat betreft lichthinder. De locatie is onderdeel van de bebouwde kom. Gelet op de omliggende bebouwing en verkeersfuncties is er geen sprake van verstoring richting het buitengebied.

5.10.2 Conclusie

Het aspect licht vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.11 Bezonning

Er zijn twee onderzoek verricht naar de zon- en schaduweffecten. Het eerste onderzocht brengt de effecten van het vigerende bestemmingsplan op het belaste erf, te weten Lux1 en Lux2 aan de Wieger Bruinlaan, in beeld. Het tweede onderzoek brengt de effecten van voorliggend bestemmingsplan(aanvraag dit plan) op dit zelfde belaste erf, te weten Lux1 en Lux2 aan de Wieger Bruinlaan, in beeld. In elk onderzoek zijn twee zaken onderzocht: 4-seizoenen bezonning en een toets aan de TNO norm licht.

4-seizoenen bezonning

In beide onderzoeken komt de conclusie ten aanzien van het 4-seizoenen onderzoek overeen: hieruit komt naar voren dat op 21 maart / 21 september de balkons en de woonkamers van het gebouw Lux 2 na 14:00 uur een schaduwtoename zullen ervaren. Met name de 1e en 2e verdiepingen. De woonkamers en de balkons van de zijgevel van Lux 1 zullen een schaduwtoename zien na 16:00 uur. In het voorjaar, de zomer en het najaar is deze schaduwhinder minder aanwezig.

Vigerend bestemmingsplan: toets aan TNO norm licht

Uit het onderzoek van het vigerend bestemmingsplan naar de TNO-norm 'licht' komt naar voren dat alle appartementen A1 t/m D3 van Lux 2 en E1 t/m E3 van gebouw Lux 1 voldoen aan de minimale TNO-eis 'licht' van 120 minuten in de periode van 19 februari -21 oktober.

Appartementen F1 t/m F3 voldoen in de bestaande en nieuwe situatie conform het bestemmingsplan niet aan de TNO-norm. Alleen op het eind van de dag, op 19 februari, is er zeer beperkt instraling van zonlicht mogelijk in de bestaande situatie. Bedacht moet daarbij worden dat de zoninstraling onder een zeer scherpe hoek geschiedt, hier is sprake van strijklicht. Door de positie van het kozijn en de dikte van de binnenmuur zal er nagenoeg geen zonlicht in de woonkamer zelf kunnen vallen op de meetdatum. De berekende procentuele afname voor F1 en F2 is hoog door de zeer bepekte bezonningsduur in de bestaande situatie , dit geeft een vertekend beeld. Door de geplande nieuwbouw loopt de bezonning van F1 en F2 terug naar nul en van F3 naar 10 minuten.

De op de begane grond en 1e verdieping gelegen appartementen A1, A2, B1, B2, C1, C2, D1 en D2 van gebouw Lux 2 en de appartementen F1 en F2 in gebouw Lux 2 ondervinden op meetdatum 19 februari relatief de meeste zonafname. De appartementen E1 t/m E3 ondervinden nagenoeg geen schaduwhinder conform het bestemmingsplan. Voor een binnenstedelijke situatie zoals in Hoofddorp zijn de zonafnames acceptabel te noemen.

Voorliggend bestemmingsplan(aanvraag): TNO norm licht

Appartementen F1 t/m F3 voldoen in de bestaande situatie en in de situatie conform het bestemmingsplan niet aan de TNO norm. Alleen op het eind van de dag, op 19 februari, is er zeer beperkt instraling van zonlicht mogelijk in de bestaande situatie. Bedacht moet daarbij worden dat de zon instraling onder een zeer scherpe hoek geschiedt, er is sprake van strijklicht. Door de positie van het kozijn en de dikte van de binnenmuur zal er nagenoeg geen zonlicht in de woonkamer zelf kunnen vallen op de meetdatum. De berekende procentuele afname voor F1 en F2 is hoog door de zeer beperkte bezonningsduur in de bestaande situatie, dit geeft een vertekend beeld. Door de geplande nieuwbouw loopt de bezonning van F1 terug naar nul en van F2 naar 3 minuten.

De op de begane grond en 1e verdieping gelegen appartementen A1 en A2 van gebouw Lux 2 en de appartementen E1 en E2 in gebouw Lux 2 ondervinden op meetdadtum 19 februari relatief de meest zonafname.

Conclusie

Uit beide bezonningsonderzoeken komt naar voren dat de onderzochte appartementen van de complexen Lux 1 en 2 voldoen aan de TNO-norm 'licht'. De appartementen F1 t/m F3 voldoen en in de bestaande situatie als ook conform het vigerend bestemmingsplan en conform voorliggend bestemmingsplan(aanvraag) niet aan de TNO - norm. De verslechtering is voor deze appartementen (F1 tm F3) echter zeer beperkt te noemen. De vastgestelde toename van schaduw voor de onderzochte appartementen valt binnen hetgeen voor een binnenstedelijke omgeving zoals aan de Hoofdweg-Oostzijde te Hoofddorp als normaal beschouwd mag worden.

Zoals in bovenstaande alinea beschreven komen de conclusies tussen beide onderzoeken (effecten vigerend bestemmingsplan, en onderzoek effecten voorliggend bestemmingsplan) overeen. Zodoende wordt geconcludeerd dat voorliggend bestemmingsplan niet leidt tot een verslechtering qua bezonning vergeleken met de situatie van het vigerend bestemmingsplan. Maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat het aspect bezonning uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.12 Lucht

5.12.1 Wet- en regelgeving

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit. De hoofdlijnen van deze wet zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De luchtregelgeving is uitgewerkt in een aantal AMvB's en Ministeriële Regelingen.

Wet Milieubeheer

In bijlage II van de Wet milieubeheer zijn voor de volgende stoffen grenswaarden voor de concentratie in de buitenlucht opgenomen: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), koolmonoxide (CO). Uit metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat aan de grenswaarden voor benzeen, zwaveldioxide, lood en koolmonoxide al geruime tijd in (nagenoeg) geheel Nederland wordt voldaan. In de Nederlandse situatie leveren alleen de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) problemen op in relatie tot de wettelijke normen.

De wijze waarop het aspect luchtkwaliteit in acht genomen dient te worden bij planvorming is geregeld in artikel 5.16 en 5.16a van de Wet milieubeheer. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Grenswaarden uit bijlage II van de Wet milieubeheer worden niet overschreden, of
  • Per saldo verbetert de luchtkwaliteit of blijft tenminste gelijk, of
  • Het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit (aan concentratie PM10 en NO2)'', of
  • Het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In aanvulling op het bovenstaande toetsingskader stelt de AMvB 'Gevoelige Bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' dat bij de voorgenomen realisering van gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgingshuizen en dergelijke, op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen, moet worden onderzocht of op die locaties sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor PM10 en/of NO2. Blijkt uit het onderzoek dat sprake is van zo'n (dreigende) overschrijding, dan mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Als het echter gaat om de uitbreiding van een bestaand gebouw of een door het gebouw vervulde functie, dan is een eenmalige toename van ten hoogste tien procent van het rechtens toegestane aantal personen dat op de desbetreffende locatie verblijft, toegestaan. Het maakt voor de vestiging van gevoelige bestemmingen niet uit of het deel uitmaakt van 'niet in betekenende mate' projecten of 'in betekenende mate' projecten. De AMvB 'Gevoelige Bestemmingen' moet in beide gevallen worden nageleefd.

Beleidskader Haarlemmermeer

Bij het realiseren van een gevoelige functie in de buurt van een gemeentelijke 'drukke weg', een provinciale weg of een snelweg, worden minimale afstanden in acht genomen. Om te bepalen of er sprake is van een drukke weg en welke afstand in acht moet worden genomen, wordt gekeken naar de verkeersintensiteit. Er wordt daarom niet apart onderscheid gemaakt tussen een gemeentelijke en een provinciale weg. Bij het bepalen van de afstand wordt gemeten van de rand van de weg tot de grens waar de gevoelige functie begint (de verblijfsfunctie). Dit is doorgaans de (voor)gevel van het gebouw. Er wordt dan gemeten vanaf de buitenkant van de gevel. Wanneer de buitenruimte echter een wezenlijke verblijfsfunctie heeft dan wordt gerekend tot de grens van dit verblijfsgebied. Denk hierbij aan schoolpleinen en (achter)tuinen van woningen. Bij (achter)tuinen wordt 5 meter van de (achter)gevel gemeten.

Tabel 5.1: Beleidskaders: minimale afstand van de weg i.r.t. aantal motorvoertuigen per etmaal

Mvt/etmaal   Aantal meters  
0-6.000   2  
6.000-10.000   10  
10.000-15.000   20  
15.000-20.000   30  
20.000-35.000   50  
35.000-45.000   70  
>45.000   100  
Rijksweg   300  
5.12.2 Onderzoek

Het plan is getoetst aan de hand van de NIBM-tool (versie 2021). Hierbij is gebruik gemaakt van de verkeersgeneratie van het plan zoals bepaald in . Hieruit volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0026.png"

Tevens is het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied beoordeeld via de NSL-Monitoringstool. Met de NSL-monitoringskaart (www.nsl-monitoring.nl/viewer/) is een toetsing van het plangebied met betrekking tot de luchtkwaliteit gedaan voor de jaren 2020 en 2030. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de toetsing weergegeven.

Tabel 5.2: Maximale jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in µg/m3 bij de omliggende rekenpunten aan de Hoofdweg (ID 146593, 146594)

  2020   2030   Maatgevende grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   17,5   12,9   40,0  
Fijn Stof (PM10)   16,6   14,9   31,2*  
Fijn Stof (PM2,5)   8,6   7,3   25  

*Bij een jaargemiddelde concentratie PM10 van meer dan 31,2 µg/m3 is sprake van meer dan 35 keer overschrijding van de grenswaarde voor de 24-uursgemiddelde concentratie PM10 (50 µg/m3)

De resultaten laten zien dat de grenswaarden niet worden overschreden en dat de luchtkwaliteit niet wordt verslechterd.

Verkeersintensiteiten

De verkeersintensiteiten op de Hoofdweg Oostzijde bedragen 7.400 m.v.t/etmaal. Dit houdt in dat er een afstand van minimaal 10 meter behoort te zijn tussen de Hoofdweg en de ontwikkeling. De voorgevel van de ontwikkeling ligt op een afstand van circa 12 meter van de Hoofdweg, waardoor wordt voldaan aan de minimale afstand van 10 meter. De bouwgrens op de verbeelding is ook op deze afstand geborgd

5.12.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.13 Luchtvaartverkeer

5.13.1 Wet- en regelgeving

Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) bevat ruimtelijke maatregelen op rijksniveau die verband houden met de luchthaven Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchthavenluchtverkeer. Tezamen vormen deze besluiten een uitwerking van hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart.

5.13.2 Onderzoek en conclusie

Het LIB legt het beperkingengebied en het luchthavengebied vast. Indien het plangebied gelegen is binnen het beperkingengebied gelden beperkingen met het oog op veiligheid en geluid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten in overeenstemming zijn met het LIB. Het gaat hierbij om afwegingen die moeten worden gemaakt met betrekking tot externe veiligheid, hoogtebeperkingen, beperkingen bij het toelaten van functies (bestemmingen), het voorkomen van geluidhinder en het voorkomen van het aantrekken van vogels.

In het plangebied vigeert het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol uit 2002. Hierin zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot bebouwing en gebruik van bebouwing, bouwhoogten en functies met een vogelaantrekkende werking. Op de maatgevende kaart toetshoogtes ligt de planlocatie binnen de zone waar 20 tot 40 meter boven NAP mag worden gebouwd. De maximale hoogte voor gebouwen is 26 meter boven NA en in verband met radar 44 meter boven NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0027.png"

Figuur 5.5 Uitsnede Luchthavenindelingbesluit Schiphol

Het plangebied bevindt zich in een gebied waar beperkingen gelden voor bouwhoogtes van gebouwen, andere bouwwerken en bouwwerken, geen bouwen zijnde en objecten. Deze regels worden planologisch geborgd in voorliggend bestemmingsplan. De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de maximaal toegestane hoogte van 26 meter boven NAP, het LIB vormt geen belemmering.

5.14 Milieueffectrapportage

Milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r. De Wm is een kaderwet waarin de uitgangspunten van het milieubeleid staan beschreven. In het Besluit m.e.r. staat wanneer een m.e.r. moet worden toegepast. Het besluit bevat bijlagen, waaronder de C- en D-lijst. Door middel van deze lijsten kan bij het opstellen van een ruimtelijk plan worden beoordeeld of het plan een ontwikkeling omvat die een m.e.r.-(beoordelings)plicht kent. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit de C- en D-lijst geldt een m.e.r.-plicht respectievelijk m.e.r.-beoordelingsplicht. Als een voorgenomen ontwikkeling activiteiten bevat zoals opgenomen in de D-lijst van het besluit m.e.r. (kolom 1), maar beneden de drempelwaarden in deze lijst ligt (kolom 2), dan is er een vormvrije m.e.r.-beoordeling mogelijk.

Er dient bij elke m.e.r.-vorm een aanmeldnotitie te worden opgesteld. In overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit wordt beoordeeld of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Overigens moet daarnaast worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben, waarbij naast de drempelwaarden ook de omstandigheden ter plaatse worden betrokken. Dit in verband met het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 15 oktober 2009 (C-225/08).

Bij een m.e.r.-plicht dient een milieueffectrapportage gemaakt te worden en bij een m.e.r.-beoordelingsplicht dient een afweging te worden gemaakt door het bevoegd gezag of een m.e.r. opgestart zal moeten worden.

5.14.1 Onderzoek en conclusie

Onderhavige ontwikkeling blijft onder de drempelwaardes bepaald in bijlage D. Het bevoegd gezag heeft geoordeeld dat er geen sprake is van significant negatieve effecten. Een uitgebreide m.e.r. procedure is niet noodzakelijk. De ontwikkeling van 238 appartementen valt onder de activiteit "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" zoals opgenomen in bijlage D onder D11.2 in de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage. Geen van de genoemde drempelwaarden uit kolom 2 wordt overschreden. In eerste instantie is dan ook slechts een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk.

Voor het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld in de vorm van een aanmeldnotitie. Het rapport is opgenomen als bijlage van de toelichting. Het bevoegd gezag neemt een besluit over de vormvrije m.e.r.-beoordeling ten tijde van de beoordeling van het bestemmingsplan.

5.15 Milieuzoneringen

Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Door middel van milieuzonering dient een ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals wonen). De VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering (2009) geeft richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden. Deze afstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming die bedrijven/milieubelastende activiteiten toestaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het ruimtelijk plan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. In 2019 is de Milieuzonering nieuwe stijl opgesteld. Dit rapport is vooruitlopend op de Omgevingswet opgesteld en kan worden toegepast voor het reguleren van bedrijven in bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte, echter blijft de handreiking uit 2009 nog van kracht. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden weergegeven.

Tabel 5.3: Richtafstanden VNG-Handreiking Bedrijven en milieuzonering

Milieucategorie   Gemengd gebied   Rustige woonwijk  
1   0 meter   10 meter  
2   10 meter   30 meter  
3.1   30 meter   50 meter  
3.2   50 meter   100 meter  
4.1   100 meter   200 meter  
4.2   200 meter   300 meter  
5.15.1 Onderzoek en conclusie

Het plangebied aan de Hoofdweg 634 en 640 kan worden aangemerkt als gemengd gebied. De omgeving kenmerkt zich met wegen, water, groen, wonen, maatschappelijke voorzieningen, kantoren en sportvelden. Gezien er sprake is van een gemengd gebied, mogen de richtafstanden van een lagere milieucategorie aangehouden worden.

Aan de overkant van de Hoofdvaart zijn bedrijven bestemd (zie figuur 5.3). De dichtstbijzijnde bedrijven mogen maximaal milieucategorie 2 zijn. In een gemengd gebied betekent dat een richtafstand van 10 meter. Daar wordt met een afstand van meer dan 40 meter ruimschoots aan voldaan. Er is ook een bedrijf mogelijk met maximaal milieucategorie 3.1. Daar moet in een gemengd gebied minimaal 30 meter afstand van gehouden worden. Met een afstand van meer dan 50 meter is dat het geval. Nabij het plangebied zijn ook sportvelden aanwezig (zie figuur 5.3) die ook vallen onder milieucategorie 3.1, hierbij kan ook worden voldaan aan de richtafstand van 30 meter. Zowel voor de bedrijven als voor de sportvelden geldt dat al op een kortere afstand dan de nieuwe woningen uit onderhavig plan, woningen gelegen zijn. Daarmee geldt voor de bedrijven de kortere afstand reeds als grens waarop het geluidniveau maximaal 50 dB(A) mag bedragen. De nieuwe woningen bevinden zich daar ruim buiten en ondervinden geen hinder van de bedrijven noch ondervinden de bedrijven hinder van de nieuwe woningen. Deze conclusie kan ook worden getrokken ten opzichte van de sportvelden.

Daarnaast is op kortere afstand een schoolgebouw aanwezig (milieucategorie 2), een onderwijsinstelling heeft van 10 meter in een gemengd gebied. Het schoolgebouw ligt aan de zuidwestelijke zijde van de ontwikkeling. De VNG-brochure gaat uit van de afstand van de bestemmingsplangrens tot de gevel van een woongebouw. De bouwvlakken van de appartementen liggen op een afstand korter dan 10 meter vanaf deze grens (circa 7 meter). De afstand van 10 meter wordt niet behaald bij een hoek van het schoolgebouw waar een dichte gevel zit van het schoolgebouw. Hiervoor is nader akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie ook paragraaf , hierin is onderbouwd dat er kan worden voldaan aan de grenswaarden uit de VNG-publicatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0028.png"

Figuur 5.6 Bestemmingsplan (plangebied rood omkaderd). Bron: Ruimtelijke plannen

5.16 Verkeer

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de ontwikkeling mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

5.16.1 Onderzoek

Verkeersafwikkeling

De verkeersbewegingen van en naar het plangebied nemen door de voorziene ontwikkeling toe. De overlast van de toenemende verkeersbewegingen is beperkt. De ontsluiting vindt plaats via de Hoofdweg Oostzijde. Dit is een belangrijke ontsluitingsweg en deze weg is dan ook berekend op veel verkeersstromen. Ook takt deze weg ca. 500 meter verder aan op de provinciale weg Weg Om de Noord (N201).

Door Goudappel Coffeng is een onderzoek gedaan naar de impact van voorliggende woningbouwontwikkeling op het kruispunt met de Burgemeester Pabstlaan en de aansluiting met de N201 (bijlage 12, onderdeel A). De verkeerskundige effecten zijn bepaald voor zowel een autonome situatie als een plansituatie. In de autonome situatie waarbij geen infrastructurele wijzigingen worden doorgevoerd in het gebied en waarbij ook geen woningbouwontwikkeling in Hoofddorp-Noord plaatsvindt, heeft de woningbouwontwikkeling een zeer beperkte impact. De ontwikkeling leidt tot een wat hogere netto verkeersbelasting op de Hoofdweg, maar de gewijzigde functie van het gebied resulteert in een wat gunstiger rijrichting van het verkeer. Hierdoor blijft de afwikkelingskwaliteit op beide kruispunten gelijk na het ontwikkelen van de woningen aan Hoofdweg 634 en 640.

In de plansituatie is wel sprake van een gewijzigde infrastructuur voor beide kruispuntlocaties. Dit gaat samen met de ontwikkeling van woningen in Hoofddorp-Noord. In deze situatie heeft de ontwikkeling van woningbouw op Hoofdweg 640 en 634 een beperkte invloed op de verkeersafwikkeling op beide kruispuntlocaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0029.png"

Figuur 5.7 ontsluiting verkeer (geel) vanuit plangebied (rood omkaderd). Parkeerplaats= P. Bron: Cyclopedia, 2022.

Parkeren

Het plangebied is door de gemeente aangeduid als sterk stedelijk gebied en in de schil/het overloopgebied van het centrum van Hoofddorp volgens de richtlijnen van de Parkeernormen gemeente Haarlemmermeer (2018).

In het plan zijn 293 parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien in een (half) verdiepte parkeerkelder. Daarnaast heeft de initiatiefnemer met de gemeente afgesproken dat er voor de resterende 32 parkeerplaatsen(325 minus 293 parkeerplaatsen) gebruik kan worden gemaakt van parkeerplaatsen op straat. Zo wordt invulling gegeven aan artikel van de planregels van voorliggend bestemmingsplan. Daarmee kan aan de parkeerbehoefte van 325 parkeerplaatsen (zie kop Parkeerbalans) worden voldaan. De parkeerplaatsen zijn bestemd voor de bewoners en bezoekers. Met het aantal parkeerplaatsen wordt aangesloten bij het parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer.

Parkeerdrukmeting

Om inzicht te krijgen in de capaciteit van parkeren in de openbare ruimte is een parkeerdrukmeting door onderzoeksbureau Trajan. In bijlage 12, onderdeel C is de rapportage opgenomen.

Onderzoeksbureau Trajan heeft op verschillende momenten in november 2023 de parkeerdruk gemeten. Als onderzoeksgebied is conform eisen van de gemeente Haarlemmermeer een straal van 200 meter rondom voorliggend plangebied aangehouden (zie figuur 1.1 in bijlage 12, onderdeel C ).

De openbare parkeercapaciteit binnen het onderzoeksgebied telt 361 parkeerplekken. Volgens de eisen van de gemeente Haarlemmermeer is er voldoende parkeerruimte beschikbaar in de omgeving als de parkeerdruk door de extra parkeervraag niet boven de 85% uitkomt. Bij deze grenswaarde van 85% geldt een maximaal acceptabele bezetting van 306 parkeerplekken. Tabel 5.4 toont de restcapaciteit per meetmoment.

Tabel 5.4 restcapaciteit in het onderzoeksgebied per meetmoment

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0030.png"  

Tijdens geen enkel meetmoment is een bezetting van 306 parkeerplekken binnen het onderzoeksgebied waargenomen. Op het drukste meetmoment (donderdagavond 30 november 2023) is een restcapaciteit van 97 plekken gemeten.

Naast de restcapaciteit voor het onderzoeksgebied (zie hierboven) is ook gekeken naar de restcapaciteit van de direct aangrenzende straten. Figuur 2.5 van bijlage 12, onderdeel C toont om welke straten het gaat.

De openbare restcapaciteit van deze aangrenzende straten telt 256 parkeerplekken. Bij een grenswaarde van 85% geldt een maximaal acceptabele bezetting van 218 parkeerplekken. Tabel 5.5 toont de restcapaciteit per meetmoment. Ook voor deze aangrenzende straten is tijdens geen enkel meetmoment een bezetting van 218 parkeerplekken waargenomen. Het drukte meetmoent is donderdagmiddag 30 november 2023 met een bezetting van 141 voertuigen. Op dit meetmoment is er een restcapaciteit van 77 parkeerplekken.

Tabel 5.5 restcapaciteit in de aangrenzende straten per meetmoment

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0031.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0032.png"

Figuur 5.8 Impressie geplande parkeerkelder

Parkeerbalans

In de ontwikkeling wordt voorzien in:

  • 119 koopwoningen
  • 60 sociale huurwoningen tot de eerste aftoppingsgrens
  • 59 sociale huurwoningen tot de liberaliseringsgrens

In het parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer zijn daar de volgende normen aan verbonden en daarmee de parkeerbehoefte:

woningtype   parkeernorm per woning   bezoekersparkeren   parkeerbehoefte  
wonen etage koop   2 pp   0,3 pp   238 pp  
huur sociaal 1e aftopping   0,7 pp   0,3 pp   42 pp  
huur sociaal liberaliseringsgrens   1,5 pp   0,3 pp   88,5 pp  

In totaal levert deze ontwikkeling op basis van de het parkeerbeleid een parkeerbehoefte op van naar boven afgerond 369 parkeerplaatsen, zonder rekening te houden met bezetting op verschillende delen van de dag. Echter, er kan ook worden gekekeken naar de parkeerbehoefte per doelgroep op de verschillende momenten van de dag. Dat is in bijlage 12, onderdeel B) gedaan. Dit leidt tot een maatgevende parkeerbehoefte inclusief bezoekersparkeren (op werkdag avond) van 325 parkeerplaatsen. De beoogde parkeergarage biedt ruimte 293 parkeerplaatsen (zie bijlage 13). Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van 32 parkeerplaatsen op straat zodat aan de parkeerbehoefte van 325 parkeerplaatsen kan worden voldaan.

Met de aangepaste bandbreedte wordt voldaan aan het vigerende Handboek parkeernormen Haarlemmermeer (2018). Verder is het plan in lijn met het Parapluplan parkeerregels.

5.16.2 Conclusie

De herontwikkeling van het plangebied heeft slechts minimale impact op de toekomstige verkeersafwikkeling op de ontsluitende kruispunten vanuit de ontwikkellocatie. Daarnaast wordt grotendeels met parkeerplaatsen op eigen terrein en een kleiner aandeel parkeerplaatsen op straat invulling gegeven aan de parkeerbehoefte. Daarmee vormt het aspect verkeer en parkeren geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

5.17 Water

5.17.1 Wet- en regelgeving

Europese Kaderrichtlijn Water

De Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren en stelt zich ten doel dat alle Europese wateren een 'goede toestand' hebben en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Waterbeheerprogramma 6 'Water wijst de weg'

In het Waterbeheerprogramma 6 opgesteld door het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: Rijnland) is water het leidende principe. Er komen grote (maatschappelijke) uitdagingen zoals klimaatverandering, hoge stikstofuitstoot, afnemende biodiversiteit en de omslag naar een circulaire economie op ons af. Goed waterbeheer speelt bij al deze uitdagingen een belangrijke rol. Water krijgt een meer sturende rol in de ruimtelijke inrichting. Hiermee streeft Rijnland naar een klimaatbestendige leefomgeving, waarin we ook over twintig, vijftig of honderd jaar nog veilig en gezond kunnen wonen, werken en genieten. Hiervoor heeft Rijnland vijf belangrijke kerntaken geformuleerd:

  • 1. Waterveiligheid
  • 2. Voldoende water
  • 3. Schoon water
  • 4. Efficiënte en duurzame waterketen
  • 5. Duurzaam en circulair werken

De opgaven worden opgepakt in samenwerking met onder andere overheden, inwoners, bedrijven en natuurorganisaties.

Riolering en afkoppelen

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afval- en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Keur Rijnland 2020

De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.

Het uitgangspunt van de Keur Rijnland 2020 is 'ja, tenzij': in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen, is dit nader uitgewerkt.

Strategische Samenwerkingsagenda Haarlemmermeer-Rijnland 2020-2035 (SSA)

In de SSA komen de gezamenlijke doelen en ambities van de gemeente en Rijnland naar voren. Zo willen we een robuust, duurzaam en klimaatbestendig watersysteem realiseren. Deze ambitie is uitgewerkt in twee doelen:

  • 1. Het vergroten van klimaatadaptiviteit.
  • 2. Het verbeteren van de waterkwaliteit.

Door middel van deze twee doelen en acht samenwerkthema's (uiteenlopend van beperken hittestress tot verhogen ecologische waarde) kunnen we gezamenlijk ons watersysteem voorbereiden op weersextremen door klimaatverandering en inzetten op een duurzaam en schoon watersysteem ten behoeve van verschillende functies.

Gemeentelijk Rioleringsplan 2021-2023

De gemeente is op grond van de Wm verplicht periodiek een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen om invulling te geven aan haar zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP bevat rioleringsbeleid en een overzicht van alle aanwezige rioleringsvoorzieningen, inclusief de actuele toestand ervan en de te verwachten vervangingsperioden. Ook geeft het plan inzicht in de wijze waarop de riolering wordt beheerd, welke effecten er zijn voor het milieu en hoe het beheer wordt gefinancierd.

Klimaatadaptatiebeleid Haarlemmermeer 2050

Om goed voorbereid te zijn op de gevolgen van klimaatverandering hebben we het klimaatadaptatiebeleid opgesteld. Vanuit het Rijk hebben we de verplichting om de leefomgeving in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust in te richten, want door klimaatverandering krijgen we te maken met warmere zomers, hevigere buien en langere periodes van droogte. Deze gevolgen hebben we in kaart gebracht en we lopen risico op hittestress in stedelijke kernen, op verzilting door droogte in het landelijk gebied en wateroverlast door hevige regen. Dit laatste zien we vooral in de oudere dorpskernen.

We geven in het beleid minimale normen mee voor nieuwe ontwikkelingen en stellen ook kaders aan ons eigen onderhoud. Deze normen noemen we basisveiligheidsniveaus. Het zijn de minimale eisen om klimaatbestendig te zijn (zie afbeelding). De basisveiligheidsniveaus moeten onderbouwd opgenomen worden in aanvragen en gemeentelijke plannen (zie hiervoor de beslisboom in het beleid).

Nieuwe gebieden richten we zo gelijk klimaatbestendig in en de gebouwde omgeving pakken we stap voor stap aan via onze onderhoudsplanning. We werken samen aan klimaatadaptatie met andere betrokkenen, zoals het Hoogheemraadschap van Rijnland en de Provincie Noord-Holland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfdhoofdweg634-C001_0033.png"
Figuur 5.9: Basisveiligheidsniveaus (uit Klimaatadaptatiebeleid Haarlemmermeer 2050)

5.17.2 Onderzoek

Voorgenomen ontwikkeling

Voor de voorgenomen ontwikkeling is een watertoets uitgevoerd, opgenomen als bijlage 15 bij de toelichting. Het plan bevat de ontwikkeling van 238 appartementen in de sociale, midden- en dure huur/ koop. Binnen het plan wordt ruimte gereserveerd om ontmoeting van bewoners te faciliteren, door middel van een centraal plein en veel groen. Het plan bevat tot slot een strook (buiten)bergingen en parkeerplaatsen in een (half) verdiepte parkeerkelder. De parkeerkelder heeft een diepte van ca. 3 m-mv. en zal onder het gehele plangebied komen. Hierdoor kan er binnen de plangrenzen geen water naar de bodem infiltreren. Daarnaast wordt voorzien in een kleiner aandeel parkeerplaatsen op straat.

Gelet op de beschrijving in bovenstaande alinea kan het plangebied voor de toekomstige situatie enerzijds als volledig verhard worden beschouwd. Aan de andere kant geldt dat tussen de gebouwen wel een leeflaag boven de parkeerkelder zal worden aangebracht die ook voor een deel water zal vasthouden en bergen. De mate waarin het water op de leeflaag wordt geborgen hangt af van de nadere uitwerking en is op dit moment nog niet bekend. Afhankelijk van de dikte en opbouw van de leeflaag zou het openbaar groen boven de parkeerkelder als onverhard beschouwd kunnen worden. Hierover zal in de latere fase afstemming plaatsvinden tussen de ontwikkelaar en het Hoogheemraadschap.

Oppervlaktebalans

Het plangebied beslaat in totaal uit ca. 0,88 ha (8.770 m2). Ten opzichte van de huidige situatie is sprake van een toename van 800 m2 aan verhard oppervlak wanneer de parkeerkelder als volledig verhard wordt beschouwd. De leeflaag boven de parkeerkelder onder het openbaar groen moet voldoende dik zijn om deze als onverhard te beschouwen. In dit geval is sprake van een afname van verhard oppervlak van circa 3.000 m². Bedoeld is de gronden op de parkeerkelder als groen in te richten. Daarvoor is een zekere grondlaag benodigd. De groene inrichting is is met een voorwaardelijke verplichting geborgd in het bestemmingsplan (zie art. 8.1).

Bij een toename aan verharding van meer dan 500 m2 moet er compensatie plaatsvinden in de vorm van open water. Deze compensatie bedraagt 15% van de toename verhard oppervlak. de benodigde compensatie bedraagt 120 m2. Om de toename in verharding te compenseren moet nieuw oppervlaktewater (120 m²) worden gerealiseerd binnen het peilgebied. Voor de invulling van de watercompensatie is nog geen keuze gemaakt ten tijde van het doorlopen van het watertoetsproces.

Net als in de huidige situatie blijft het plangebied aan de Hoofdweg volledig verhard. De voorgenomen groene gebieden zorgen voor een tijdelijke waterberging. Dit effect treedt niet op in de huidige situatie.

Hierbij is de wens van het waterschap dat het centrum en omgeving een grotere bestendigheid krijgt met het oog op het (huidige en) toekomstige klimaat. Naast deze eisen en wensen geeft het waterschap aan dat bij nieuwe ontwikkelingen altijd mag worden gekeken naar het verbeteren van de huidige situatie betreffende water(berging), zodat Hoofddorp meer klimaat robuust wordt.

Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterbeschermingsgebied of waterwingebied. Volgens het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland is het plangebied wel gelegen in een kwetsbaar kwelgebied. Hier wordt onder de kop kwelgevoelige gebieden op ingegaan.

Parkeerkelder

De (half) verdiepte parkeergarage wordt grotendeels 4 meter onder peil gerealiseerd, over een strook is de diepte tot maximaal 7 meter onder peil. De parkeergarage mag behoudens ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding -1 niet meer bedragen dan 1 meter boven maaiveld. Het grondwater ligt gemiddeld op een diepte van 1,4 m onder maaiveld (ca. NAP -5,0 m). Waardoor de parkeerkelder in het grondwater komt te liggen. Doordat de parkeergarage in de slecht doorlatende (klei)laag wordt aangelegd is er nauwelijks invloed op de regionale grondwaterstroming te verwachten. Echter moet voor de vergunningsaanvraag verder onderzocht worden wat de lokale bodemopbouw ter plaatse van de parkeerkelder is en welke effecten de parkeerkelder heeft voor de lokale grondwaterstroming.

Voor de aanleg van de kelder moet spanningsbemaling of onderwaterbeton worden toegepast. Hiervoor moet een apart bemalingsadvies worden opgesteld. Bij het onttrekken van grondwater met een debiet van groter dan 100 m³/uur, 40.000 m³/maand en/of 100.000 m³/jaar geldt de vergunningplicht. Bij de vergunningplichtige grondwateronttrekkingen moet eerst een vorm-vrije mer-beoordeling worden doorlopen. Het waterschapsbestuur moet aan de hand van deze mer-beoordelingsnotitie en de effectenbeoordeling het besluit nemen of gezien de effecten van de onttrekking en de eventuele mitigerende maatregelen de grondwateronttrekking vrijgesteld kan worden van een verplichte m.e.r.-beoordeling. Vervolgens moet dit besluit bij de aanvraag worden gevoegd en kan de aanvraag in behandeling genomen worden.

Kwelgevoelige gebieden

Het plangebied is gelegen in een kwetsbaar kwelgebied. Voor werkzaamheden in een kwetsbaar kwelgebied gelden volgens de uitvoeringsregels op grond van de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland voor handelingen in het watersysteem de regels 19 en 20. Deze regels hebben betrekking op het plaatsen van heipalen en damwanden en op ontgravingen. Dit heeft voornamelijk betrekking op de aanleg van de parkeerkelder. Aangetoond moet worden bij de vergunningaanvraag dat voldaan wordt aan deze regels.

 

Vuil- en hemelwater

Vasthouden van hemelwater

Om het water vast te houden kan gekozen worden voor verschillende maatregelen, waaronder:

  • Waterdaken: het vasthouden van water op de daken van de te realiseren gebouwen, waarbij dit vertraagd wordt afgevoerd richting het oppervlaktewater;
  • Waterplein: het vasthouden van water door de aanleg van een waterplein, een verdiept plein dat tijdelijk (bij extreme neerslagsituaties) inundeert en daarmee water vasthoud. Daarnaast kan gekozen worden om onder het plein kratten te plaatsen, waardoor water onder het plein kan worden vastgehouden;
  • Waterkelder: het vasthouden van water in een waterkelder, waarbij het water tijdens extreme neerslagsituaties kan worden opgeslagen in een kelder en vertraagd kan worden afgevoerd richting oppervlaktewater.

Bergen van hemelwater

Door de ontwikkeling in het plangebied neemt het verhard oppervlak afhankelijk van de beoordeling van de dikte van de leeflaag op de parkeerkelder toe met 800 m2. Bij een toename van verhard oppervlak is er sprake van versnelde afstroming. Om deze reden moet een toename verhard oppervlak gecompenseerd worden door waterberging. De gemeente Haarlemmermeer geeft aan dat binnen het plangebied (minimaal) 60 mm hemelwater moet worden geborgen. Om aan deze wens te voldoen dient 48 m3 aan waterberging te worden gerealiseerd. Er zijn verschillende manier om water te bergen in verharde gebieden volgens de trits: vasthouden – bergen – afvoeren.

Basisveiligheidsniveaus klimaatadaptatiebeleid Haarlemmermeer 2050

In bovenstaande alinea's wordt reeds ingegaan op een aantal basisveiligheidsniveaus die gelden voor nieuwe ontwikkelingen (zie figuur 5.9 en alinea's hierboven). Een aantal andere basisveiligheidsniveaus gelden worden meegenomen in een later stadium, namelijk in het kader van de vergunningverlening, zoals '50% van het totaal aan verticale en horizontale oppervlakten van verblijfsgebouwen worden warmtewerend ingericht' en '(opstellen van een) bemalingsadvies', en 'er is zoveel mogelijk natuurlijke en oppervlakte afwatering aanwezig' (dikte leeflaag nader te bepalen, zie hieronder bij conclusie). Voor wat betreft het basisveiligheidsniveau '100% afkoppelen hemelwater van gemengde riolering' wordt hieronder bij conclusie ingegaan op de werking van de leeflaag in relatie tot overstort plaatsvindt naar de singel en het riool.

5.17.3 Conclusie

Voor de invulling van de watercompensatie is nog geen keuze gemaakt ten tijde van het doorlopen van het watertoetsproces. In het kader van het vergunningentraject wordt in samenspraak met het hoogheemraadschap en de gemeente bepaald hoe de leeflaag boven de parkeerkelder wordt beoordeeld. Wanneer die als verhard wordt beschouwd moet de exacte locatie van de watercompensatie worden bepaald. Het leefdek absorbeert het water. Indien het leefdek verzadigd is, volgt er een overstort naar de singel, deze is aangesloten op het riool.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van de appartementen aan de 'Hoofdweg 634 en 640' betreft een particulier initiatief. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient inzicht te worden gegeven in uitvoerbaarheid van het bouwplan. De kosten van de transformatie van het gebied, zijn voor rekening en risico van de particuliere initiatiefnemer.

De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. Bij de voorliggende ontwikkeling is het kostenverhaal verzekerd met een anterieure overeenkomst. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode waar een ieder een reactie op het plan kan geven. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan een breed gedragen en haalbaar bestemmingsplan. Bij het vooroverleg met de reguliere overlegpartners worden daarom ook de wijkraad van het plangebied betrokken. De reacties uit zowel het vooroverleg als de zienswijzenperiode worden voorzien van een beantwoording en afgewogen in het bestemmingsplan.

6.2.1 Resultaten wettelijk vooroverleg

Concreet zijn de volgende instanties verzocht te reageren op het plan:

  • Provincie Noord - Holland;
  • Hoogheemraadschap van Rijnland;
  • Veiligheidsregio Kennemerland;
  • Wijkraad Hoofddorp Oost

Provincie Noord-Holland heeft aangegeven akkoord te zijn met het plan, aangezien het een binnenstedelijke ontwikkeling betreft.

Het Hoogheemraadschap van Rijnland geeft aan dat hun belangen voor nu naar tevredenheid in het plan zijn benoemd. Wel zijn er punten die nader uitgewerkt dienen te worden. Een belangrijk punt is of de groenvoorziening boven de parkeerkelder als verhard of onverhard moet worden gezien. Dit moet nader worden uitgewerkt door de initiatiefnemer en zal daarna met het Hoogheemraadschap besproken worden. De Veiligheidsregio Kennemerland heeft geen opmerkingen.

Daarnaast is de wijkraad in de gelegenheid gesteld op het plan te reageren. De wijkraad vraagt aandacht voor de maximale bouwhoogte van 17 meter voor de twee aan de noordzijde geplande gebouwen. De zorg is dat het woongenot van de naastgelegen appartementengebouwen Lux 1 en Lux 2 achteruitgaat. Deze appartementen gebouwen hebben een balkon aan de zuidzijde. De verwachting is dat de lichtinval hier enorm zal afnemen.

Gemeentelijke reactie:

Op dit moment geeft het geldende bestemmingsplan binnen de daarin opgenomen bouwvlakken al de mogelijkheid om te bouwen tot 15 meter met de mogelijkheid om dit te verhogen met 10% dus tot maximaal 16,5 meter. Voor deze ontwikkeling is voor de hoogte en typologie verder gekeken naar de bestaande structuren als de Hoofdvaart, maar ook langzaam verkeer in de buurt en hoe deze versterkt kunnen worden. Daarnaast is er voor de realisatie van appartementengebouwen van deze omgang als voorwaarde gesteld dat er veel woon- en leefklimaat toegevoegd moet worden. Daarom moet het leefdek van hoge en groene kwaliteit zijn en openbaar toegankelijk. De bestaande bebouwing kijkt niet meer tegen hekken en parkeren aan, maar kan gebruik maken van het hof. Hiermee wordt ook het woongenot van de naastgelegen appartementengebouwen naar ons idee vergroot.

Ten aanzien van de lichtinval is er een bezonningsonderzoek uitgevoerd en deze is als onderdeel van dit bestemmingsplan opgenomen.

Ook vraagt de wijkraad aandacht voor het parkeren. Uit het voorontwerp bestemmingsplan blijkt dat er 306 parkeerplaatsen op eigen terrein zullen worden gerealiseerd met name door middel van een ondergrondse parkeergarage. Er zou hiermee voldaan worden aan de richtlijn Parkeernormen Haarlemmermeer 2018. De wijkraad heeft begrepen dat deze parkeervoorzieningen voor een ieder toegankelijk zal moeten worden. De wijkraad betwijfelt of de parkeernorm in dat geval gehaald zal worden en is van mening dat op deze manier de parkeerproblematiek zal toenemen / zal verschuiven. Bovendien zou er sprake zijn van rechtsongelijkheid, aangezien in de omgeving de mensen moeten betalen voor een parkeervergunning.

In artikel 12 van de regels van het bestemmingsplan worden de parkeerregels geborgd. Hierin is geregeld dat er bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van de appartementengebouwen op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd en behouden moeten blijven. Voor het bepalen van de hoeveelheid parkeerplaatsen verwijst dit artikel naar het geldende parkeerbeleid van de gemeente op het moment van indienen van de omgevingsvergunning. Deze parkeernorm betreft zowel de parkeerplaatsen die nodig zijn voor de bewoners als de parkeerplaatsen die nodig zijn voor de bezoekers van de appartementengebouwen. Met de regels van het bestemmingsplan wordt de ontwikkelaar van de appartementengebouwen verplicht om zoveel parkeerplaatsen te realiseren als het op dat moment geldende parkeerbeleid voorschrijft. Het is niet de bedoeling dat de parkeergarage vrij toegankelijk wordt, maar wel dat deze toegankelijk wordt voor bezoekers zodat deze niet in de omgeving hoeven te parkeren.

6.2.2 Resultaten zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan Hoofdweg 634-640 is, tezamen met het ontwerpbesluit hogere grenswaarde, op 15 november 2023 bekendgemaakt en heeft vanaf 16 november 2023 gedurende zes weken ter visie gelegen.

In deze periode kon iedereen zienswijzen indienen bij de gemeenteraad. Er zijn zeven zienswijzen binnengekomen. Een daarvan is niet ontvankelijk. De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een antwoord in de Nota van Zienswijzen (bijlage 19).

De zienswijzen leiden niet tot een wijziging van het plan.

Het bestemmingsplan is wel gewijzigd ten opzichte van het ontwerp. Het betreft vooral actualisaties en het onderbouwen van de parkeerbalans conform het Handboek. Deze wijzigingen staan ook in de Nota van Zienswijzen.

Hoofdstuk 7 Juridische toelichting

7.1 Opzet regels en verbeelding

De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.

Op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke gegevens ingetekend. Er wordt onderscheid gemaakt in (dubbel)bestemmingen en aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. De op de verbeelding opgenomen bestemmingen zijn in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door deze standaarden wordt de kleur en de codering van de bestemmingen bepaald. De bestemmingen zijn op het renvooi weergegeven in alfabetische volgorde. Elke op de verbeelding weergegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsregel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt en bebouwd mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen in samenhang met de regels, geven duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • De 'Inleidende regels', bestaande uit een begrippenlijst en regels met betrekking tot de 'wijze van meten';
  • De 'Bestemmingsregels', die in dit bestemmingsplan te onderscheiden zijn in regels voor 'gewone', rechtstreekse bestemmingen en dubbelbestemmingen;
  • De 'Algemene regels' die in principe betrekking hebben op alle bestemmingen die in het plangebied voorkomen;
  • De 'Overgangs- en slotregels' die bestaan uit het overgangsrecht (voor bestaande bouwwerken en bestaand gebruik dat van het bestemmingsplan afwijkt) en de naam waaronder het bestemmingsplan moet worden aangehaald.

7.2 Inleidende regels

Het eerste hoofdstuk bevat inleidende regels. In artikel 1 Begrippen is een aantal in de regels gehanteerde begrippen gedefinieerd. In artikel 2 Wijze van meten is de wijze van meten vastgelegd met betrekking tot de verschillende hoogte en oppervlakte en andere maten, die in de regels genoemd worden. Voor dit plan specifiek is de bouwhoogte van de hoofdgebouwen gerelateerd aan de hoogte van de Hoofdweg, zodat voor omwonenden en andere belanghebbenden een reëel beeld van de maximale bouwhoogte kan worden verkregen.

7.3 Bestemmingsregels

7.3.1 Bestemmingen

Artikel 3 Groen

Deze bestemming is opgenomen voor de groenvoorzieningen, (half) verdiepte parkeerkelder en de voetgangersingang naar de parkeergarage. Via de voorwaardelijke verplichting is artikel 8.1 is zekergesteld dat deze gronden als groenvoorziening gerealiseerd worden en aangeplant worden.

Artikel 4 Wonen - Gestapeld

Het grootste deel van de gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen - Gestapeld'. Deze gronden zijn bestemd voor wonen en aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsuitoefening met daarbij behorend(e) tuinen en erven, terreinverhardingen, en parkeervoorzieningen. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor nutsvoorzieningen, zoals het transformatorhuisje, ondergrondse vuilcontainers en de (half) verdiepte parkeerkelder met in- en uitrit alsmede meerdere fietsparkeervoorzieningen , waarbij geldt dat het oppervlak van één fietsenberging of fietsparkeren niet meer dan 50 m2 mag bedragen.

Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen. Alle gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Er zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan. Om het beoogde programma te borgen is in de bouwregels bepaald dat de gebruiksvloeroppervlakte van een woning niet minder zijn dan 30 m² en niet meer dan 100 m². Met aanduidingen zijn hoogtebepalingen opgenomen. Tevens is er een algeheel bouwvlak opgenomen met de specifieke aanduiding 'parkeerkelder'. Daarnaast mag een bijbehorend bouwwerk worden gebouwd in de vorm van een fietsenberging, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m. Tot slot is er in artikel 4.3.2 van de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee geregeld wordt dat het plangebied voor minimaal een bepaald percentage met groenvoorzieningen moet worden ingericht. Daarbij wordt als verduidelijking van 'groenvoorzieningen' expliciet bomen, heesters, hagen, vaste planten of siergrassen genoemd. Dit om te voorkomen dat er bijvoorbeeld uitsluitend gras wordt gerealiseerd.

Artikel 5 Leiding - Water

In het plangebied komt een waterleiding voor, die door middel van een dubbelbestemming beschermd wordt. Op de verbeelding is de ligging van de leiding aangegeven.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 6

Vanwege de classificatie van het plangebied op de Archeologische beleidskaart is deze dubbelbestemming opgenomen. De dubbelbestemming beoogt om voorafgaand aan een bodemverstoring met een gezamenlijk oppervlak van meer dat 10.000 m2 en een diepte van meer dan 40 cm een archeologisch onderzoek uit te voeren om eventuele archeologische waarden te beschermen.

7.4 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele plangebied en alle andere regels in het bestemmingsplan. Ook de parkeerregels zijn opgenomen in dit hoofdstuk. In deze regel wordt dynamisch verwezen naar het geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer. Dit heeft tot gevolg dat, indien in het kader van het bestemmingsplan gebouwd kan worden, op basis van het bestemmingsplan altijd het op dat moment actuele geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer gehanteerd moet worden bij het verlenen van de benodigde omgevingsvergunning.

7.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verschaffen ten aanzien van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven vergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een vergunning is verleend, worden gebouwd zolang de afwijking maar niet wordt vergroot en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd.

Ook het gebruik van gronden en de daarop staande opstallen dat – op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt – afwijkt van de gegeven bestemming, is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voorgezet of gewijzigd in een ander gebruik, zolang de afwijking van het bestemmingsplan niet vergroot wordt.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

7.6 Afwijkingen van de standaardregels

De gemeente Haarlemmermeer hanteert standaardregels voor bestemmingsplannen, zodat alle plannen zo veel mogelijk uniform zijn er er zo min mogelijk verschillen ontstaan tussen vergelijkbare situaties. Voor dit bestemmingsplan is voor gekozen om bewust op enkele onderdelen af te wijzen van deze standaard. Onderstaand de motivering voor de afwijkingen met artikel.

Artikel 3 Groen

In dit artikel is in de bestemmingsomschrijving toegevoegd dat parkeervoorzieningen zijn toegestaan vanwege de parkeerkelder. Verder is de toegang tot de parkeerkelder voor niet gemotoriseerd verkeer (de voetgangers entree) mogelijk gemaakt in deze bestemming. Dit werkt door in de bouwregels waar ook regels voor de parkeerkelder zijn toegevoegd alsmede de toegang tot de parkeerkelder.

De bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is onderhavig plan beperkt tot 2 meter, waar dat op basis van de standaard 6 meter mag zijn.

Artikel 4 Wonen - Gestapeld

Ook hier is de parkeerkelder een toevoeging ten opzichte van de standaardregeling. Daarnaast zijn binnen deze bestemming ook groenvoorzieningen mogelijk gemaakt. Zo kan tussen de bebouwing het openbaar gebied groen worden ingericht. In de bouwregels zijn toevoegingen opgenomen om de parkeerkelder te kunnen faciliteren. Zo mag de parkeerkelder overal in de bestemming Wonen – Gestapeld gebouwd worden met een diepte van 5 meter voor maximaal 1 bouwlaag. Verder is geregeld dat de in- en uitritten van de parkeerkelder alleen zijn toegestaan waar de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – in- en uitrit parkeerkelder' is opgenomen.

Omdat de gebouwen onderling op de verdiepingen worden verbonden met loopbruggen is hiervoor in de bouwregels voor het bouwen binnen het bouwvlak ook een uitzondering opgenomen. Omdat deze niet overal wenselijk zijn is een aanduiding opgenomen op de gronden waar deze zijn toegestaan 'specifieke bouwaanduiding – galerij'. Op de gronden mag de galerij niet op de begane grond worden gerealiseerd maar wel op de verdiepingen, waarbij steeds een minimale afstand tussen de verbindingen aanwezig moet zijn van 2,5 meter.

Ten aanzien van het wonen zijn aanvullende regels gesteld ten aanzien van de standaard. Zo is bepaald dat een woning minstens een oppervlakte van 31 m2 dient te hebben en maximaal 100 m2 groot mag zijn. Tot slot is voor deze bouwwerken geen maximale goothoogte geregeld en wordt volstaan met een maximale maat voor de bouwhoogte. Daarnaast is in de gebruiksregels bepaald dat maximaal 238 woningen gerealiseerd mogen worden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 6

In dit artikel zijn de normstellingen verwerkt overeenkomstig de Archeologische beleidskaart, waarbij een gezamenlijk oppervlak van 10.000 m2 en een diepte tot 40 cm onder maaiveld is vrijgesteld. Van archeologisch onderzoek en omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

7.7 Handhaafbaarheid

Het bestemmingsplan is het juridisch instrument om te bepalen welke ruimte voor welke bouw- en gebruiksactiviteiten aangewend mag worden. In dit bestemmingsplan zijn voorschriften opgesteld waarbij het bestaande gebruik van gebouwen en bouwwerken in principe het uitgangspunt vormt. Dit betekent dat de huidige situatie in regels is vastgelegd. Het handhavingsbeleid is erop gericht dat deze regels ook worden nageleefd. Het bestemmingsplan bindt zowel burgers als de gemeente en is dan ook de basis voor handhaving en handhavingsbeleid.

Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde manier aan het plan gehouden te worden.

Met deze oogmerken is in het bestemmingsplan allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van de regels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter de mogelijkheden om in de praktijk toe te zien op de naleving van het bestemmingsplan. Onder handhaving wordt niet alleen het repressief optreden verstaan, maar ook preventie en voorlichting. Repressief optreden bestaat uit toezicht en opsporing en in het verlengde daarvan – na afweging van belangen waaronder de effectiviteit van optreden – correctie, bestaande uit sancties en maatregelen. De sancties en maatregelen kunnen bestaan uit het stilleggen van activiteiten, aanschrijvingen, bestuursdwang, strafrechtelijk optreden en de dwangsom. Preventief handelen bestaat uit voorlichting en vooroverleg voor het indienen van een aanvraag om een vergunning en voorts het weigeren van de vergunning en eventuele afwijkingen.