Plan: | Hoofddorp Hoofdweg 583 ca |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0394.BPGhfdhfw583ca-A001 |
In het noorden van Hoofddorp, op de overgang naar het open polderlandschap, ligt het bedrijventerrein Hoofddorp-Noord. Dit bedrijventerrein ligt op een unieke plek. De locatie ligt direct naast de Weg Om de Noord (Provinciale weg N201). De locatie ligt verder op korte afstand van voorzieningen zoals het centrum van Hoofddorp en het Haarlemmermeerse Bos. De gemeente Haarlemmermeer heeft de ambitie om dit bedrijventerrein te transformeren naar een nieuw gemengd woongebied. Deze ontwikkeling is een aantal jaren geleden voorzichtig begonnen met de woningbouwontwikkeling op het Woodward-terrein.
De komende jaren zal Evast vastgoed in het oosten van Hoofddorp-Noord, de wijk Het Nieuwe Noord gaan ontwikkelen. Hier zullen circa 600 woningen en een gemengde commerciële/maatschappelijke plint in een nieuwe stedelijke omgeving gerealiseerd worden. Het Nieuwe Noord wordt een autoluwe wijk in een parklandschap. De Gemeente Haarlemmermeer is samen met belanghebbenden en betrokkenen tot een ontwikkelstrategie voor Hoofddorp Noord gekomen, die door de gemeenteraad is vastgesteld. Hierin zijn de ruimtelijke ambities, richtlijnen en randvoorwaarden voor deze ontwikkeling uitgewerkt. Dit is in het bestemmingsplan vertaald. Na vaststelling vormt dit de planologische basis vo or de verdere ontwikkeling.
Uit verkeersstudies is gebleken dat de ontwikkeling van Het Nieuwe Noord en de verdere doorontwikkeling van het bedrijventerrein tot woongebied niet afgewikkeld kan worden met de bestaande infrastructuur. Daarom is een ingreep in de bestaande infrastructuur nodig. Deze is gevonden in het aanpassen van de zuidwestelijke afrit van de Weg Om de Noord. Aan de afrit wordt een rotonde toegevoegd, die direct aansluit op de Debbemeerstraat. Tussen de rotonde en de Hoofdweg Westzijde zal een nieuwe parallelweg worden toegevoegd. Ook deze ontwikkelingen worden met dit bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied ligt in het noorden van Hoofddorp en maakt deel uit van het bedrijventerrein Hoofddorp-Noord. De herziening van het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling Het Nieuwe Noord mogelijk. Deze ontwikkeling vindt plaats in het gebied dat globaal is omsloten door de Hoofdweg Westzijde, de Wijkermeerstraat, de achterzijde van de bedrijfspercelen aan de Debbemeerstraat en de Weg om de Noord.
Met dit bestemmingsplan wordt ook een wijziging van de zuidwestelijke afrit van de N201 inclusief parallelweg die zorg draagt voor de aansluiting van de nieuwe rotonde met de Hoofdweg mogelijk gemaakt. Daarvoor zijn enkele gronden noordwestelijk van de ontwikkeling Het Nieuwe Noord meegenomen.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
De doelstelling van het bestemmingsplan Hoofddorp Hoofdweg 583 ca is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied.
Het bestemmingsplan is specifiek gericht op de planontwikkeling 'Het Nieuwe Noord' als onderdeel van de transformatie van bedrijventerrein Hoofddorp Noord. Het bestemmingsplan biedt een gedetailleerde woonbestemming met bouwvlakken waarbinnen circa 600 woningen mogelijk zijn. Aan de Wijkermeerstraat worden in de plint middels de aanduiding 'gemengd' commerciële en maatschappelijke functies mogelijk. Afhankelijk van de behoefte aan deze voorzieningen kan deze ruimte ook ten behoeve van woningen worden ingericht. Daarnaast maakt het bestemmingsplan de aanpassing van de afrit van de Weg Om de Noord, inclusief nieuw aan te leggen parallelweg mogelijk.
Het bestemmingsplan Hoofddorp Hoofdweg 583 ca vervangt gedeeltelijk de volgende bestemmingsplannen:
Plannnaam | Vastgesteld | Onherroepelijk | |
Hoofddorp Noord | 23-04-2013 | 01-08-2013 |
Ter plaatse van het plangebied gelden verschillende bestemmingen. De voornaamste bestemming is 'Gemengd-2'. De voor 'Gemengd-2'aangewezen gronden zijn o.a. bestemd voor:
Voor het zuidelijke gedeelte van het plangebied geldt de bestemming 'Gemengd-1'. De voor 'Gemengd-1'aangewezen gronden zijn o.a. bestemd voor:
Om het projectgebied heen liggen gronden die zijn bestemd voor 'Verkeer'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, groen kunstwerken en bergbezinkbassin.
Daarnaast geldt voor een klein deel van het bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen en daaraan ondergeschikte voorzieningen.
Ter plaatse van het projectgebied geldt tevens een tweetal paraplu bestemmingsplannen 'Parapluplan parkeerregels' en 'Parapluplan Datacenters'.
Plannaam | Vastgesteld |
Parapluplan parkeerregels | 04-10-2018 |
Parapluplan datacenters | 22-10-2020 |
Verder heeft het Parapluplan wonen als ontwerp in 2020 ter inzage gelegen.
De regels uit het Parapluplan parkeerregels en het Parapluplan wonen zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
Procedure bestemmingsplan
Een bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het voorontwerpbestemmingsplan wordt ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor advies voorgelegd aan onder andere de provincie en het waterschap. Door de gemeente Haarlemmermeer wordt in dit stadium van planvorming ook de betreffende dorps- of wijkraad in de gelegenheid gesteld op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. Daarnaast wordt tijdens het buitengemeentelijk vooroverleg ook inspraak gepleegd door de direct omliggende bedrijven met invloed op de inhoud van het plangebied, en omgekeerd, actief te benaderen door het voorontwerbestemmingsplan aan hen voor te leggen.
Binnengekomen reacties uit het wettelijk vooroverleg worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan kan eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar maken. De ingediende zienswijzen worden afgewogen in het vast te stellen bestemmingsplan.
Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Gedurende deze terinzagelegging kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het tweede hoofdstuk van deze toelichting geeft een beeld van de bestaande situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid en de regelgeving en de invloed hiervan op het bestemmingsplan. Het vierde hoofdstuk gaat in op de nieuwe situatie met de te verwachten ontwikkelingen en de gewenste ruimtelijk-functionele structuur. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de onderzoeksgegevens en beperkingen. In het hoofdstuk zes komt de uitvoerbaarheid aan bod en in het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan.
Het bedrijventerrein Hoofddorp-Noord ligt aan de noordzijde van Hoofddorp. Het ligt globaal ingesloten tussen de Hoofdweg, de J.C. Beetslaan en de Weg om de Noord. Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft het oostelijk deel van het bedrijventerrein. Het is een centrum-stedelijke locatie op korte afstand van het centrum van Hoofddorp, de sportvelden aan de overzijde van de Hoofdvaart en diverse groenvoorzieningen. Het plangebied is het gezicht en de entree van Hoofddorp vanaf de N201.
Voor het gehele gebied Hoofddorp Noord is een ontwikkelstrategie opgesteld. De ontwikkeling gaat uit van een geleidelijke transformatie van het monofunctionele bedrijventerrein naar een aangenaam gemengd woongebied. De eerste ontwikkeling, de woningbouw op het Woodward-terrein, is enkele jaren geleden opgeleverd. De ontwikkeling van o.a. het voormalig AM match-terrein, Het Nieuwe Noord, is de volgende transformatie binnen Hoofddorp Noord. De ambitie van de gemeente is om ook de overige percelen te ontwikkelen tot gemengd gebied met wonen en bedrijvigheid.
Het plangebied waar het project Het Nieuwe Noord wordt gesitueerd bestaat uit drie kavels. Deze hebben een werknaam, genoemd naar de voormalige gebruikers/eigenaren: het AM match-terrein, Hartgerink & Klomp en Vlamboog.
Figuur 2.1: Deelgebieden plangebied bron: Stedenbouwkundig Ontwerp Het Nieuwe Noord Hoofddorp)
De bebouwing van Hoofddorp-Noord is opgericht in 2 tot 3 bouwlagen en afgedekt met een plat dak. De percelen hebben een hoog bebouwingspercentage en beslaan nagenoeg de gehele kavel. De bebouwing is bedoeld voor bedrijvigheid, wat ook blijkt uit de gebruikte materialen. De bebouwing heeft een gesloten karakter, met uitzondering van gebouwen en gebouwdelen die gebouwd zijn ten behoeve van kantoren. De percelen zijn verder doelmatig ingericht, met voorterreinen die voornamelijk in gebruik zijn als parkeerterrein. Een uitzondering is het voormalig Woodward-terrein in het zuiden van het bedrijventerrein, waar de bebouwing is opgericht in 2 bouwlagen met kap. Deze bebouwing aan de Hoofdweg sluit aan op het bebouwingsstructuur langs de Hoofdvaart.
Figuur 2.2: Luchtfoto plangebied bron: Google Earth)
Figuur 2.3: Huidige situatie plangebied ter hoogte van Wijkermeerstraat 15
Ook in het plangebied staat bedrijfsbebouwing, opgericht in één tot twee bouwlagen. Uitzondering is een kantoorpand aan de Wijkermeerstraat, dat bestaat uit drie bouwlagen. Het noordelijk deel van het plangebied is in de bestaande situatie nagenoeg onbebouwd, met uitzondering van enkele (tijdelijke) romneyloodsen.
Hoofddorp-Noord wordt via de Weg om de Noord verbonden met de bovenlokale en nationale verkeerswegen. Ten oosten van het plangebied liggen de op- en afritten. Het verkeer sluit aan op de Hoofdweg Westzijde en Hoofdweg Oostzijde. Verkeer van of naar het bedrijventerrein moet momenteel via de Hoofdweg Westzijde en de Wijkermeerstraat.
Figuur 2.4: Ontsluitingsstructuur (bron: Stedenbouwkundig Ontwerp Het Nieuwe Noord Hoofddorp)
De structuur op het bedrijventerrein is rationeel. In een aantal wegtracés (zoals Graftermeerstraat, Bijlmermeerstraat, Wijkermeerstraat en Daalmeerstraat) is de oorspronkelijke polderverkaveling nog herkenbaar. De lange lijnen van de slagenverkaveling zijn echter niet meer herkenbaar.
Het plangebied aan de oostzijde van Hoofddorp-Noord heeft in de bestaande situatie 3 ontsluitingen. Aan de zuid-oostzijde wordt ontsloten op de Hoofdweg Westzijde. Aan de zuid-westzijde wordt ontsloten op de Wijkermeerstraat. Aan de noord-westzijde is geen ontsluiting op de openbare weg en zijn de locaties achter de bedrijfsruimtes langs de Debbemeerstraat verscholen. Aan de noord-oostzijde wordt de ontsloten via een aftakking van de Debbemeerstraat.
Het bedrijventerrein Hoofddorp-Noord is intensief bebouwd en nagenoeg geheel verhard. Langs de Wijkermeerstraat, op dit moment de hoofdstraat van het bedrijventerrein, liggen enkele groenstroken met boomstructuren die de straat een groen karakter geven. Ook op de rest van het bedrijventerrein worden diverse wegen begeleid door groenstroken met boomgroepen.
De belangrijkste groenstructuur wordt gevormd door de taluds en de bermen van de Weg Om de Noord. Het plangebied grenst direct aan deze structuur. De belangrijkste waterstructuur is de Hoofdvaart, de belangrijkste watergang van en een belangrijkste structuurdrager van de Haarlemmermeer. Deze ligt ten oosten van het plangebied.
Het bedrijventerrein Hoofddorp Noord is een monofunctioneel bedrijventerrein met diverse typen bedrijven op het gebied van onder andere handel, productie en opslag. Op het terrein zijn echter ook andersoortige functies zoals detailhandel (in de vorm van een supermarkt, 2 bouwmarkten en diverse winkels), showrooms, een sportschool en dienstverlening. Tevens zijn enkele bedrijfswoningen aanwezig. Verder is ten zuiden van de Wijkermeerstraat een woonbuurt ontwikkeld.
In het plangebied staan diverse bedrijfsgebouwen. In deze bedrijfsgebouwen hebben voorheen een autodealer, sociale werkplaats en een lastechniekwinkel gezeten. Op dit moment bieden de ruimten en buitenruimten plaats voor tijdelijke invullingen.
De nationale omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. De Nationale omgevingsvisie (NOVI) Vier prioriteiten hierin zijn:
Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:
Tot het moment dat de omgevingswet ingaat (verwacht 1 juli 2022) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie §3.1.2). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zie §3.1.4).
Toetsing
Hoofddorp zal de komende jaren flink groeien in aantal inwoners. De ontwikkeling van een gemengd gebied met wonen en werken zorgt voor een leefbare wijk. De ontwikkeling vindt binnenstedelijk plaats. De wijk wordt energie-efficiënt en gasloos, waarbij de openbare ruimte klimaatbestendig wordt ingericht. Hiermee is deze ontwikkeling niet in strijd met de nationale omgevingsvisie.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staat een aantal onderwerpen waarvoor het Rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte regels stelt. Voor gemeente Haarlemmermeer is hierin van belang:
Toetsing
De beoogde ontwikkeling heeft geen raakvlakken met beleid en de regels op Rijksniveau.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, 2017) is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
De begrippen “bestaand stedelijk gebied” en “nieuwe stedelijke ontwikkeling” zijn opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro.
De 'behoefte' is de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar - looptijd van een bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De Ladder bepaalt niet voor welke regio de behoefte in beeld moet worden gebracht. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling bepaalt op welk niveau de afweging moet worden gemaakt. De afbakening van het onderzoeksgebied is dus afhankelijk van het beoogde programma in het bestemmingsplan.
De Ladder biedt de mogelijkheid om in geval van een globaal bestemmingsplan met uitwerkingsplichten en/of wijzigingsbevoegdheden, in het moederplan te bepalen dat het Ladderonderzoek pas hoeft te worden verricht bij vaststelling van het uitwerkingsplan of het wijzigingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Stedelijke ontwikkeling
Het toevoegen van meer dan 12 woningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Vertrekpunt bij de beoordeling of iets een nieuwe stedelijke ontwikkeling is, zijn de geldende planologische mogelijkheden.
Bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”. De locatie ligt binnen het bedrijventerrein Hoofddorp Noord en heeft daarmee al een stedelijke functie. De locatie wordt beschouwd als bestaand stedelijk gebied en de locatiekeuze hoeft daarom niet te worden onderbouwd.
Beschrijving woningbehoefte
In de Handreiking Ladder voor Duurzame Verstedelijking Wonen (Stadsregio Amsterdam, 18 oktober 2016) is aangegeven dat de Marktregio Amsterdam méde bepalend is voor plannen in Haarlemmermeer.
Figuur 3.1 De drie marktregio's (bron: handreiking ladder Stadsregio)
De grote woningbehoefte in Haarlemmermeer blijkt uit de Bevolkingsprognose Noord-Holland 2019-2040 en de monitor woningbouw 2020. De uitkomsten daarvan zijn hierna samengevat.
Een vereiste in de ladder voor duurzame verstedelijking is het aantonen van nut en noodzaak van de geplande ontwikkeling. Onderstaand figuur geeft voor de periode 2020-2030 hiervoor de kwantitatieve basis zoals die voortkomt uit deze prognose. Regio's kunnen deze tabel gebruiken bij het actualiseren van hun regionale afspraken. Voor de provincie vormen ze het uitgangspunt voor het beoordelen van nut en noodzaak van nieuwe woningbouwontwikkelingen.
Hieruit blijkt dat de prognose voor Haarlemmermeer uitkomt op 10.600 woningen in de periode 2019-2030.
Figuur 3.2 Woningbehoefte Haarlemmermeer 2019-2030
De verwachte hoge bevolkingsgroei in Noord-Holland Zuid is een gevolg van de relatief jonge bevolking. Hier blijft de natuurlijke aanwas (geboorte - sterfte) tot 2040 ruim positief, terwijl deze in Noord-Holland Noord na 2030 negatief wordt. Een andere reden voor de hoge groei in het zuiden van de provincie is de concentratie en groei van werkgelegenheid in en rond Amsterdam. Dit trekt veel nieuwe inwoners aan uit binnen- en buitenland.
Ook na 2030 blijft de woningbehoefte in de regio Amstelland-Meerlanden en de gemeente Haarlemmermeer groot. Er is vooral een grote groei in het aantal alleenstaande 65+ers en paren zonder kinderen.
Figuur 3.3 Bevolking- en huishoudensprognose Amstelland-Meerlanden
Figuur 3.4 Bevolkings- en huishoudensprognose gemeente Haarlemmermeer
Plancapaciteit
Uit de monitor woningbouw 2020 blijkt dat in Amstelland-Meerlanden harde plancapaciteit is voor 8.800 woningen.
Figuur 3.5 Woningbehoefte en plancapaciteit
Voor de korte termijn geldt vaak als vuistregel dat een regio minimaal voldoende harde capaciteit moet hebben om 3 tot 5 jaar vooruit te kunnen. Dit is in het merendeel van de regio's niet het geval. Ook Amstelland-Meerlanden heeft minder woningen in harde capaciteit zitten dan de groei van de woningbehoefte tot 2025/2030. Het is zaak dat op korte termijn zachte plannen omgezet worden in harde plannen.
Gemeente Haarlemmermeer, Programmabegroting 2020-2023 en Beleidsprogramma Wonen 2019-2025
De woningmarkt in Haarlemmermeer is in beweging: de prijzen voor koopwoningen stijgen snel, de wachtlijsten voor sociale huurwoningen zijn lang. Er is sprake van grote woningtekorten. Hierdoor is het vinden van een woning moeilijk – zeker voor huishoudens met een inkomen tot € 50.000. Er is vraag naar alle type woningen, zowel koop als huur, grondgebonden als gestapeld en van verschillende groottes en prijsklassen.
Bouwen, bouwen, bouwen. Dat is het devies voor de komende jaren. Nieuwbouwwoningen zijn nodig om de woningmarkt toegankelijk te houden.de gemeente zet in op versnelling van de woningbouwproductie in de komende jaren, ook in regionaal verband en in overleg met het Rijk. En het is een kans om een grotere diversiteit aan woonmilieus toe te voegen – van hoogstedelijk tot landelijk wonen in de kernen. Overal moeten er woningen zijn voor gezinnen. Voor jongeren die in Haarlemmermeer willen blijven. Voor ouderen die een geschikte woning zoeken voor hun oude dag. En voor mensen die zorg nodig hebben. Om zo snel mogelijk te bouwen wil de gemeente meer flexibiliteit bij de bouwopgave per locatie. Het gaat hierbij dus om koopwoningen in alle prijssegmenten, sociale huurwoningen en woningen in het middensegment (huren tot € 1.015,65, prijspeil 2021).
Met ingang van 2020 geeft de gemeente uitvoering aan het Beleidsprogramma Wonen 2019-2025. Het is belangrijk om de doorstroming op de sociale huurmarkt op gang te houden, zodat mensen een passende sociale huurwoning kunnen vinden. Door het lage aantal vrijkomende sociale huurwoningen is het voor woningzoekenden een lastige opgave om een woning te vinden. Daarom werken wij in 2020 aan de herziening van de woonruimteverdeling. En is het nodig dat woningcorporaties in Haarlemmermeer investeren in nieuwbouw van betaalbare huurwoningen. Voor de doorstroming is een volwaardig middensegment op de huurmarkt essentieel.
Conclusie
De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
De ruimtelijke consequenties van het rijksbeleid voor Schiphol zijn geformuleerd in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting.
De gemeente zorgt ervoor dat nieuwe inwoners in een zo vroegtijdig mogelijk stadium deugdelijk en objectief geïnformeerd worden over geluidsbelasting en mogelijke hinder door vliegtuiggeluid (of –uitstoot en kerosinegeur) door de aanwezigheid van de luchthaven Schiphol.
Toetsing
Het perceel ligt gedeeltelijk in het beperkingsgebied van LIB 5. In hoofdstuk 5.10 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en de beperkingen van het LIB voor dit bestemmingsplan.
Het Nationaal Waterplan (2015) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Het Nationaal Waterplan gaat in op het robuust en toekomstgericht inrichten van het Nederlands watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. De volgende onderdelen komen in het plan naar voren:
Het plan omvat een integrale benadering door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving.
Toetsing
De toetsing aan het aspect water wordt behandeld in hoofdstuk 5.1
Het Rijk werkt samen met de regionale partijen uit de MRA aan een programma “Samen bouwen aan bereikbaarheid”.
Het hoofddoel van het programma is: het versterken van de economie in de Metropoolregio Amsterdam door aanpak van urgente bereikbaarheidsopgaven,
Een van de programmalijnen heeft betrekking op het gebied tussen Amsterdam-Zuid en Hoofddorp. Dit gebied heeft alle potentie om uit te groeien tot dé internationale entree van Nederland. Het is nationaal en internationaal goed verbonden door een uitstekend ov-netwerk en via de luchthaven. Duurzame ontwikkeling van dit gebied - met een goede balans tussen wonen en werken, bereikbaarheid, voorzieningen, groen en internationale oriëntatie - is hierbij van belang.
De programmalijn Zuidwest Amsterdam-Schiphol-Hoofddorp (ZWASH) ontwikkelt de strategie om het gebied te transformeren tot dé internationale entree van Nederland. Het neemt hierbij alle uitdagingen en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van bereikbaarheid, verstedelijking, economie, leefbaarheid en duurzaamheid in ogenschouw.
Toetsing
De ontwikkeling van een hoogwaardig en duurzaam gemengd woon- werkgebied voldoet aan de ambities uit dit beleidsdocument.
Het Rijk heeft in samenwerking met de zogenaamde regiopartijen en de partijen uit de luchtvaartsector een beleidsnota (2016) opgesteld voor de Schipholregio. Deze beleidsnota is een uitwerking van het programma SMASH (Structuurvisie Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer) en is erop gericht de mainport Schiphol en haar regio te versterken en helderheid te bieden wat betreft de mogelijkheden voor de verdere ruimtelijke en infrastructurele ontwikkeling. De nota heeft de ambitie om de kracht en kwaliteiten van de regio verder uit te bouwen, de economische ontwikkeling van de regio en Schiphol te stimuleren en kansen en potenties in de regio beter te benutten. Daarnaast willen de partijen binnen de regio de verwachte woningbehoefte van 440.000 geschatte woningen accommoderen. De kracht en kwaliteit van de Schipholregio komt voort uit de compactheid ervan en haar diversiteit aan functies. De focus ligt hierbij op vier beleidsopgaven:
Toetsing
De ontwikkeling van een hoogwaardig en duurzaam woongebied binnen stedelijk gebied op een goed bereikbare locatie voldoet aan de ambities uit dit beleidsdocument.
De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (2018) is het integrale provinciale beleidsplan voor de gehele provincie Noord-Holland. In deze visie staat beschreven hoe de provincie de ambities wil realiseren voor de belangrijkste ontwikkelingen die op ons afkomen:
De hoofdambitie van de provincie is het vinden van een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Met de sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' heeft de provincie de regionale ruimtelijke consequenties van deze ontwikkelingen grotendeels juridisch verankerd in de omgevingsverordening Noord-Holland.
Toetsing
De ontwikkeling van het hoogwaardig duurzaam woongebied 'Het Nieuwe Noord' valt binnen de beweging 'Metropool in ontwikkeling'. De metropool in ontwikkeling kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan steden, dorpen en deelregio's, met specifieke identiteiten en kwaliteiten. De vraag naar woningen houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd wilt men de landschappen in de metropool sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden. Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij houdt men oog voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden.
De ontwikkeling sluit aan bij de ambities: 'Nieuwe ruimtelijk-economische ontwikkelingen worden zo veel mogelijk ruimtelijk geclusterd op locaties nabij OV-, weg-, energie- en data-knooppunten' en
'Wonen en werken worden zoveel mogelijk binnenstedelijk gerealiseerd en geconcentreerd'.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de transformatie van een bedrijventerrein tot hoogwaardig woongebied mogelijk. De transformatie naar woningbouw past beter bij het gemengde milieu van Hoofddorp Noord. De voorgenomen ontwikkeling zorgt tevens voor efficiënter ruimtegebruik en een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, zonder dat hiervoor gecompenseerd hoeft te worden in het landelijk gebied.
Paragraaf 5.8 van de Omgevingsvisie NH2050 gaat uit van intensivering van bestaande goed renderende bedrijventerreinen:
Op bestaande goed renderende en goed gelegen bedrijventerreinen wordt gezocht naar mogelijkheden voor verdichting bijvoorbeeld in de vorm van stapeling.
Uit de monitor werklocaties blijkt dat Haarlemmermeer inzet op de verplaatsing en ontwikkeling van nieuwe bedrijfsfuncties op plaatsen waar onder andere vanwege de ligging ten opzichte van Schiphol geen woningbouw kan plaatsvinden. Eén van deze locaties is Airport Business Park De Hoek.
De wijk Het Nieuwe Noord wordt energie-efficiënt en gasloos, waarbij de openbare ruimte klimaatbestendig wordt ingericht. Het klimaatbestendig ontwerp wordt nader beschreven in hoofdstuk 4. Het Nieuwe Noord sluit aan bij de ambitie ' Nieuwe ontwikkelingen zijn zo veel mogelijk natuurinclusief'.
Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt de transformatie van een bedrijventerrein naar hoogwaardig woongebied mogelijk. In het plan is in lijn met de ontwikkelambities uit de omgevingsvisie NH2050.
De Omgevingsverordening Noord-Holland vervangt de bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid is daarbij van belang. De ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland.
Toetsing
Voor de ontwikkeling zijn de volgende aspecten relevant:
ad. 1 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen
Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkelingen
De beoogde ontwikkeling zorgt voor het tegengaan van het woningtekort in Hoofddorp en de metropoolregio Amsterdam en draagt hiermee bij aan de Omgevingsverordening. Er wordt rekening gehouden met duurzaam ruimtegebruik door binnenstedelijk te ontwikkelen. Daarnaast is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen in paragraaf 3.1.3 .
ad. 2 Klimaatadaptatie
Artikel 6.62 Klimaatadaptatie
Het Nieuwe Noord houdt op meerdere wijze rekening met klimaatadapatie. Wateroverlast wordt tegengegaan door in het ontwerp rekening te houden met de wateropvang en afwatering. Extra groen in de wijk draagt verder bij aan het tegengaan van wateroverlast en tevens hittestress. Een uitgebreide beschrijving van de klimaatadaptieve werking van de ontwikkeling wordt gegeven in paragraaf 4.2.
In juli 2019 is de ontwikkelstrategie Hoofddorp Noord vastgesteld door de gemeenteraad van Haarlemmermeer. Het bedrijventerrein Hoofddorp Noord is in de deelstructuurvisie Hoofddorp aangewezen als binnenstedelijke transformatie locatie. In het kader van de grote woonopgave die Haarlemmermeer en de regio kent, is deze locatie in 2017 aangewezen als versnellingslocatie voor woningbouw. In dit kader is een gebiedsvisie met stedenbouwkundig kader opgesteld om het gebied te transformeren door op grote schaal woningen toe te voegen. Hierdoor ontstaat een gemengd woon- en werkgebied.
In de ontwikkelstrategie zijn de volgende kernwaarden als uitgangspunt en toetspunt voor nieuwe ontwikkelingen opgenomen:
Karakter: Gemengd, Gestapeld, Stedelijk, Robuust, Dynamisch
Diversiteit: Variëteit in bewoners en ondernemers
Innovatie: Nieuw Wonen, Nieuw Werken
Menselijke maat: Goede openbare ruimte
Netwerk: Samen Nieuw Noord Maken
Hoofddorp Noord wordt een wijk met het gezicht naar de entree, de N201, en met zicht op het open landschap. Ontwikkeling is mogelijk met open bouwblokken met een plintruimte voor werken en voorzieningen en daarboven gestapelde woningbouw. Gelet op de binnenstedelijke locatie met bestaande infrastructuur, wordt gekozen voor gestapelde bouw:
De open structuur van de bouwblokken zorgt voor een secundair circuit voor voetgangers, spelende kinderen en groen. Daarom zijn er eisen aan de rooilijn, doorgang naar het groene terrein op de kavel, samenhang van projecten, onderscheid tussen straatgevels en binnengevels, maximale bebouwing, parkeren, en functiemenging op gebouwniveau. De stapeling is niet in het hele gebied even hoog, de rand aan de N201-kant is het hoogst maximaal negen lagen), de overgang richting de J.C. Beetslaan is lager (maximaal drie tot vijf lagen).
Met betrekking de overige aspecten van de stedenbouw, is vanuit het stedenbouwkundig concept het volgende gekozen:
• De plint: vanwege het aanzicht, wordt de plint ruimer gedimensioneerd, op minimaal vier meter hoogte. Hierdoor ontstaan flexibele ruimten die voor meerdere soorten gebruik geschikt zijn. Hierdoor kan het gebied steeds met de wensen van elk decennium mee ontwikkelen.
• Openbare ruimte: gelet op de weinig openbare ruimte, moet de openbare ruimte die er is van hoge kwaliteit zijn en dus optimaal worden ingericht voor zowel de functionele ruimtevragers als voor visuele eenheid van het gebied.
• Hoogte-accenten: Op een aantal plaatsen wordt de structuur verbijzonderd. Er is ruimte voor enkele benoemde hoogteaccenten die de oriëntatie in het gebied vergroten. Daarvoor moet dan wel elders ruimte komen (een ruil in openbare ruimte).
• Pleinruimte: Het commerciële voorzieningengebied wordt gesitueerd tussen de bestaande supermarkt Hoogvliet en de Wijnzaak, primair vanuit de supermarkt. Het is wenselijk dat hier een pleinruimte ontstaat.
• Groen: Groen is een ontbrekende schakel is het gebied, en verbinding met bestaand groen is dan ook cruciaal. Ook nieuwe initiatieven op eigen kavel aan een groene dooradering zijn cruciaal: door gebruikmaking van de groene gebieden van de grote bouwblokken ontstaat een 'openbaar netwerk' van groenvoorzieningen in het gebied, waardoor de buitenruimte een hoge verblijfskwaliteit krijgt.
• Parkeren
In het hele gebied is langsparkeren langs de weg beschikbaar, die voor de parkeernorm meetelt voor het bezoekersparkeren (0,3 parkeerplaats per woning). Verder wordt er gekeken naar viervoudig ruimtegebruik: onder de parkeervlakken een innovatieve piekberging ten behoeve van opslag van regenwater, ruimte voor bomen waarvan de wortels ook onder de parkeervakken kunnen groeien; en ruimte voor mantelbuizen waarin kabels en leidingen kunnen komen.
• Profielen
In de nieuwe configuratie van de verkaveling van het gebied zijn de profielen 20 meter, waarbij rekening is gehouden met een veilige rijbaan, ruimte voor langsparkeren en een breed stedelijk trottoir. Voor de Wijkermeerstraat is in verband met de veiligheid (in relatie tot vrachtverkeer) met parallelwegen met langsparkeren uitgevoerd.
Toetsing en conclusie
Als uitwerking van de ontwikkelstrategie Hoofddorp Noord is voor het plangebied van dit bestemmingsplan het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) Hoofddorp Noord, Het Nieuwe Noord opgesteld voor de eerste fase van de herontwikkeling van Hoofddorp Noord. Dit SPvE wordt vervolgens vastgesteld door de gemeenteraad van Haarlemmermeer.
In de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030 (2012) worden de toekomstige ontwikkelingen van de gemeente beschreven. De Structuurvisie gaat over belangrijke structurerende zaken met ontwerpprincipes voor duurzaamheid, een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem, energie, netwerk- en ketenmobiliteit, de synergie met Schiphol, ruimte voor attracties, en de cultuurhistorie en diversiteit als drager van de ontwikkelingen.
In de toekomst wil Haarlemmermeer de bestaande diversiteit aan woon- en werkmilieus – haar zogeheten atypische stedelijkheid - versterken. Haarlemmermeer wil een gemeente zijn die verbonden is en verbindt, een samenleving met samenhang. Dat betekent ook dat er samenhang moet zijn tussen alle ontwikkelingen die plaatsvinden, zowel de ruimtelijke als de sociale ontwikkelingen. Haarlemmermeer positioneert zich ook in de toekomst als een attractieve ontmoetings- en vestigingsplaats. Duurzaamheid en oog voor bestaande structuren zijn leidend bij de toekomstige ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen. De ambities voor Haarlemmermeer in 2030 zijn als volgt benoemd:
De structuurvisie beschrijft daarnaast de grondslagen en ontwerpprincipes die als uitgangspunt
worden gehanteerd bij de verdere ontwikkeling van Haarlemmermeer. Deze zijn samengevat in zes kernpunten:
Figuur 3.6: Kaart Structuurvisie Haarlemmermeer 2030
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling sluit aan bij de Structuurvisie. De locatie ligt in Hoofddorp Noord. Dit gebied is volgens de plankaart aangewezen voor 'Woningbouw ontwikkelgebied, stedelijk compact' in het noorden en met een hoge dichtheid en 'Woningbouw ontwikkelgebied, grondgebonden compact' in het zuiden. Het bestemmingsplan geeft invulling aan de woningbouwambitie in Hoofddorp Noord.
Daarnaast wordt Het Nieuwe Noord een duurzame ontwikkeling. De wijk wordt gasloos en de buitenruimte zal klimaatadaptief worden aangelegd. Hiermee is de ontwikkeling passend in de ambitie van duurzaam en klimaatbestendig.
Hoofddorp Noord zal de komende jaren getransformeerd worden tot stedelijk woongebied. Dat past binnen de ambitie om Hoofddorp te laten ontwikkelen tot een grotere, meer levendige stad waar wonen, werken en voorzieningen meer gemengd worden. De gemeente heeft de ambitie om in het kader van de versnellingsopgave woningbouw minimaal 20.000 woningen te bouwen. Binnen het gehele projectgebied Hoofddorp Noord zijn ca. 4.000 woningen gepland.
Binnen het plangebied zal een ontwikkeling met circa 600 appartementen in diverse prijsklassen worden gerealiseerd. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de ambitie van de gemeente. Daarnaast geeft het invulling aan de grote woningbehoefte in de Metropoolregio Amsterdam.
Centraal in het plangebied is ruimte voor een centrale groene hoofdas. Deze hoofdas, die de oorspronkelijke ontginningsstructuur in het gebied herstelt, zorgt voor een robuuste groenstructuur. Deze structuur kan doorgetrokken worden en zo een groene drager vormen voor de toekomstige inrichting van Hoofddorp Noord.
Deze ontwikkeling biedt (mede) een kans om de ruimtelijke structuur van Hoofddorp-Noord te verbeteren. Door de aanpassingen in de afrit van de Weg om de Noord kunnen de Wijkermeerstraat en de Hoofdweg Westzijde worden ontlast. Dit biedt ruimte om met name de Wijkermeerstraat meer kwaliteit te geven.
Woonprogramma
De druk op de woningmarkt in Haarlemmermeer, en de MRA als geheel, is groot. Er is vraag naar woningen in alle segmenten: sociale huur, (middel)dure huur en koopwoningen in alle prijssegmenten. Tegelijkertijd is er behoefte aan een grotere diversiteit in woonmilieus in Haarlemmermeer. De ligging maakt dit gebied interessant voor huishoudens die de nabijheid van stedelijke voorzieningen belangrijk vinden, bijvoorbeeld huishoudens die werken op Schiphol, in Amsterdam of elders in de regio.
Gezien de centrale ligging en de doelgroepen die hechten aan deze kwaliteit, past hier een stedelijk woonmilieu met hoge dichtheden. Circa 76% van de woningvoorraad in Haarlemmermeer bestaat uit grondgebonden woningen, en slechts circa 23% uit appartementen. Door in Hoofddorp Noord een stedelijk milieu te bieden met voornamelijk appartementen en andere woningtypes (dan grondgebonden eengezinswoningen) kan deze balans verbeteren. Dit des te meer omdat door demografische ontwikkelingen het aantal één- en tweepersoonshuishoudens de komende jaren zal toenemen en daarmee ook de vraag naar appartementen.
Figuur 4.1: Impressie plangebied (bron: Stedenbouwkundig Ontwerp Het Nieuwe Noord Hoofddorp)
Belangrijk uitgangspunt van Het Nieuwe Noord is het creëren van een duurzame woonomgeving. Duurzaamheid ziet toe op verschillende aspecten. In het gebied zal voldoende ruimte komen voor groen. Enerzijds in de openbare ruimte, anderzijds in en op de gebouwen. Dit groen zal een bijdrage leveren aan het welzijn van de bewoners, aan de biodiversiteit en aan het tegengaan van hittestress. Tevens zal het groen integraal onderdeel zijn van een integraal watersysteem. Hemelwater wordt niet afgevoerd op het rioleringssysteem, maar wordt zoveel mogelijk gebufferd, geïnfiltreerd en overtollig regenwater wordt afgevoerd op de Hoofdvaart.
Natuurinclusieve buitenruimte
Voor wat betreft de inrichting van de buitenruimte vertaalt de doelstelling ‘natuurinclusief bouwen’ zich in het toepassen van Vogel- en insectenvriendelijke beplantingen. Dit levert een bijdrage aan de biodiversiteit in het gebied waarbij rekening wordt gehouden met luchtvaart van Schiphol. Het aanwezige groen zorgt niet voor een vogel aantrekkende werking. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden hiervoor mitigerende maatregelen getroffen.
Het ruimtelijk uitgangspunt van het Nieuwe Noord is het realiseren van een centrale groene hoofdas, de Groene Corridor (zie figuur 4.2). Deze as ligt in de richting van de polderstructuur. Hiermee wordt het gebied in 2 delen geknipt. In deze twee delen worden woongebouwen in een parkachtige structuur opgericht. Deze centrale as is voor iedereen toegankelijk. Hierdoor ontstaan 2 blokken van gebouwen. De gebouwen krijgen een variabele hoogte, variërend van circa 14 tot 29 meter. De bouwhoogte aan de Wijkermeerstraat is lager, en loopt van 4 tot 9 bouwlagen op richting de Weg om de Noord.
Figuur 4.2: Schema buitenruimte Het Nieuwe Noord (bron: Stedenbouwkundig Ontwerp Het Nieuwe Noord Hoofddorp)
Binnen een blok worden de gebouwen gekoppeld door een gebouwde parkeervoorziening. In deze twee garages en kelder is ruimte voor circa 581 parkeerplaatsen. Bovenop deze parkeervoorziening komen semi-openbare groene dakparken, waarmee een ruime invulling wordt gegeven aan het uitgangspunt voor 25% openbaar groen, alsmede in de centrale groene corridor. Hierdoor krijgt de ontwikkeling een groen karakter met voldoende plekken voor verblijf.
De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de zuidwestzijde (Wijkermeerstraat), de oostzijde (Hoofdweg) en de noordoostzijde (Debbemeerstraat, nieuwe parallelweg). De toegangen leiden direct tot de entrees van de parkeergarages of de parkeerterreinen, die aan de rand van het plangebied gerealiseerd zullen worden. Ook zal langs de Wijkermeerstraat parkeercapaciteit gerealiseerd worden.
Binnen het plangebied zullen circa 600 woningen gerealiseerd worden. De woningen zullen in diverse categorieën, conform het woonbeleid, worden opgericht. In het noordblok zal een mix komen van woningen in de sociale, middelhuur en vrije-sector. Het zuidblok zal geheel bestaan uit woningen in de vrije sector. Door dit programma wordt bijgedragen aan de diversiteit van het toekomstige woongebied.
In het zuidelijk woongebied is aan de zijde van de Wijkermeerstraat op de begane grond ruimte voor wijkondersteunende voorzieningen. Deze zijn toegestaan middels de aanduiding 'gemengd'. In totaal komt hier ruimte voor circa 610 m2 bvo, verdeeld over 2 blokken. Afhankelijk van de behoefte aan deze voorzieningen kan deze ruimte ook ten behoeve van wonen worden ingericht.
De groene corridor heeft als belangrijke groenstructuur een belangrijke functie als ontmoetingsplek voor de toekomstige bewoners. Dit gebied heeft ook een belangrijke functie als waterberging. Een deel van het water van de omliggende bebouwing kan in dit gebied gebufferd en geïnfiltreerd worden.
In Hoofddorp-Noord wordt een gedeeltelijke transformatie naar een woongebied voorzien. Hiervoor is door Goudappel Coffeng een onderzoek gedaan naar de effecten op de omliggende kruispunten. Geconstateerd is dat het kruispunt tussen de Pabstlaan en de Hoofdweg en de ontsluiting van de N201 op de Hoofdweg onvoldoende capaciteit hebben om de toekomstige vervoersvraag goed af te wikkelen. Daarom is door Goudappel Coffeng een drietal ontsluitingsvarianten onderzocht.
Figuur 4.3: voorgestelde verkeersontsluiting
Eén van deze varianten is als voorkeursvariant verder uitgewerkt door de gemeente Haarlemmermeer (Bijlage 2). Deze variant houdt in dat de afrit vanaf de N201 vanuit het westen meer naar het westen wordt gelegd. De afrit sluit aan op een nieuwe rotonde op de Debbemeerstraat. Tussen de Debbemeerstraat en de Hoofdweg wordt een tweerichtingsparallelstraat gerealiseerd. Bovendien wordt de Hoofdweg westzijde ten zuiden van de N201 geknipt, zodat de westzijde verkeersluw wordt. De ontsluiting wordt dus naar de oostzijde verplaatst, zodat de Hoofdweg-westzijde ontlast wordt. Ontsluiting van de Wijkermeerstraat ter hoogte van het plan wordt bereikt door de omleiding van het doorgaand (vrachtverkeer) via de Noordmeerstraat, nieuwe rotonde én parallelweg naar het kruispunt met de Hoofdweg.
Door de verplaatsing van de afrit in combinatie met de verkeersknip wordt er dus een alternatieve route voor vrachtverkeer voor de bedrijven op het overblijvende bedrijventerrein gerealiseerd. Dit bevordert de verkeersveiligheid van het gebied. Vrachtverkeer vervolgt niet meer de route naar de Hoofdweg via de Wijkermeerstraat, maar gaat via de Noordmeerstraat naar de rotonde en parallelweg. De maximum snelheid in de Wijkermeerstraat kan hierna worden teruggebracht naar 30 km/u.
Deze variant is uitwerkt in een ontwerp, dat zoveel mogelijk gebruik maakt van het aanwezige talud én dat rekening houdt met de positionering van de rotonde binnen de perceelsgrenzen. In de uitwerking is geconcludeerd dat deze variant voldoende capaciteit biedt om het verkeer in beide spitsen goed te faciliteren.
Figuur 4.5: Tekening nieuwe verkeersontsluiting
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Door middel van milieuzonering dient een ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals wonen). De VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering (2009) geeft richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden. Deze afstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming die bedrijven/milieubelastende activiteiten toestaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het ruimtelijk plan mogelijk is. In 2019 is de Milieuzonering nieuwe stijl opgesteld. Dit rapport is vooruitlopend op de omgevingswet opgesteld en kan worden toegepast voor het reguleren van bedrijven in bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte, echter blijft de handreiking uit 2009 nog van kracht.
Het plangebied is onderdeel van bedrijventerrein Hoofddorp Noord. Er is dan ook sprake van gemengd gebied. In de nabije omgeving geldt de bestemming 'gemengd – 1'. Ter plaatse zijn bedrijven t/m milieucategorie 3.1 toegestaan. Hiervoor geldt in principe een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Een enkel bedrijf met categorie 3.2 ligt buiten de richtafstand en vormt geen belemmering. Dit betekent dat in beginsel een zone van 30m aan de noordwestzijde van het plangebied niet te ontwikkelen is voor gevoelige functies, zoals wonen. Deze afstand kan echter verder worden teruggebracht tot 10m, omdat er sprake is van reeds bestaande woningen aan de Debbemeerstraat 19, waardoor er aan die zijde geen sprake is van een negatieve
omgekeerde werking.
Een uitgebreide beschrijving en toetsing van de omliggende bedrijven is opgenomen in bijlage 15 bij de toelichting.
Bij het voorliggende plan sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De omliggende bedrijven worden niet in hun belangen geschaad. Zeer minimale negatieve omgekeerde effecten zijn in praktijk niet effectueerbaar en derhalve werkt het plan niet belemmerend. Het plan voorziet in een goede ruimtelijke ordening.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek, eventueel aangevuld met een bodemonderzoek, bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.
Wet bodembescherming
In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe projecten op het gebied van natuur, wonen en industrie. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het Bbk staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Uitgangspunt in de bijbehorende normstelling is de directe relatie tussen de chemische bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem, gebaseerd op een risicobenadering. In situaties met een gering risico gelden daarom beperkte regels en minder strenge normen dan in situaties met meer risico's.
Gemeentelijke Nota Bodembeheer
Haarlemmermeer probeert zoveel mogelijk een afweging te maken op basis van feitelijke risico's. De Nota Bodembeheer (2020) biedt een praktische richtlijn aan de gemeentemedewerkers, adviesbureaus, aannemers en andere bodemintermediairs hoe in Haarlemmermeer het beste met vrijkomende grond en baggerspecie kan worden omgesprongen, waarbij aan zaken als gezond verstand, kostenbesparing, milieuwinst en voldoen aan geldende wet- en regelgeving veel aandacht is besteed.
Een instrument dat inzicht geeft in de bodem is de bodemkwaliteitskaart, waarin honderden bodemonderzoeken uit de periode 2014-2019 zijn ingevoerd, afkomstig van onverdachte locaties (niet-brongerelateerde verontreinigingen) en is een berekening uitgevoerd van de bodemkwaliteit in de diverse bodemkwaliteitszones. Ondanks toegenomen bedrijvigheid in de polder voldoet de diffuse bodemkwaliteit in het grootste deel van het gebied wat betreft de stoffen uit het standaard stoffenpakket nog altijd aan de Achtergrondwaarde (schoon). Deze grond is in principe geschikt om - onder voorwaarden - overal zonder onderzoek te hergebruiken (zone 1). Een klein gedeelte van het gebied heeft een bodemkwaliteit die voldoet aan de kwaliteitsklasse wonen of industrie. In deze zones geldt in principe het generieke beleidskader. In enkele deelgebieden voldoet het generieke kader niet en is gebiedsspecifiek beleid vastgesteld; dit zijn Schiphol Trade Park en Park21.
Beoogde woongebied
Om te bepalen of de milieuhygienische kwaliteit van de bodem geschikt is voor een woonfunctie zijn bodem onderzoeken uitgevoerd. In het verleden is sprake geweest van diverse verdachte activiteiten, deze zijn onderzocht middels de bodemonderzoeken uitgevoerd in 2018 door Arnicon (kenmerk H17-122-O) en in 2019 door BOOT (kenmerk P18-0202-654). Aanvullend is in april 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd inclusief een bodemonderzoek asbest naar de laatste niet onderzochte delen van het perceel. Dit laatste (meest recent) onderzoek, waarin voor de conclusie ook de andere onderzoeken zijn meegenomen, is opgenomen in bijlage 8. Uit de onderzoeken blijkt dat de bodem ter plaatse van perceelnummers C6011 en C6012 (gemeente Haarlemmermeer) geschikt zijn voor de functie wonen en de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan. Wel wordt aangegeven dat de ligging van de voormalige ondergrondse HBO-tank niet bekend is en derhalve niet is onderzocht. Aanbevolen wordt om tijdens de herontwikkeling alert te zijn op mogelijk aanwezige (olie)verontreiniging
Ter plaatse van Wijkermeerstraat 19-21 met perceelnummers C5054 (Vlamboog) en C5055 (Garage Hartgernik en Klomp) in de gemeente Haarlemmermeer is in juli 2018 bodemonderzoek verricht, zie bijlage 9. Hieruit blijkt dat de locatie Vlamboog (C5054) geschikt is voor de functie wonen en de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat. Op basis van het onderzoek wordt voor locatie de Klomp (C5055) het volgende geconcludeerd:
Voor de beoogde ontwikkeling is het van belang dat de bodem geschikt is voor de functie wonen. Met de sanering van deze twee verontreinigingen wordt dit gerealiseerd. Uit de kostenraming voor de sanering blijkt dat de sanering de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.
Over het gehele beoogde woongebied zijn lichte bodem verontreiniging aangetroffen (zie bijlage 8). Dit geeft geen aanleiding voor het uitvoeren van naderonderzoek en/of het treffen van sanerende maatregelen. Indien het niet mogelijk is om bij de ontwikkeling van de locatie met een gesloten grond- balans te werken, dient grond van de locatie afgevoerd te worden. Alvorens dit materiaal elders toegepast kan worden, dient een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit uitgevoerd te worden.
Asbest en Chroom 6
In de gebouwen aan de Hoofdweg 581 - 583 en de Wijkermeerstraat 15 en Wijkermeerstraat 19 zijn asbest en constructie onderdelen met vermoedelijk Chroom 6 houdende coating gevonden. De stoffen zullen op een veilige wijze verwijderd worden. Hiermee wordt bodemvervuiling voorkomen en vormt het geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Nieuwe ontsluitingsweg
Voor de nieuwe ontsluitingsweg geldt dat er een functiewijziging is van groen en water naar verkeer. Verontreiniging wordt derhalve niet verwacht. Verkeer betreft een functie waar mensen slechts zeer kortstondig verblijven. Voor deze functiewijziging is dan ook geen bodemonderzoek noodzakelijk in het kader van het bestemmingsplan. In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen zal bodemonderzoek uitgevoerd worden. Indien dan blijkt dat bodemsanering noodzakelijk is zal dit uitgevoerd worden.
Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt zes wetten op het gebied van cultureel erfgoed en sorteert hiermee voor op de komende Omgevingswet. Door de wetten te bundelen en een aantal regels te vernieuwen is de wetgeving minder versnipperd. In de Erfgoedwet staat onder andere wat cultureel erfgoed is, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt. De Erfgoedwet gaat over de bescherming van het cultureel erfgoed. Er is ook erfgoed in ruimtelijke ordening (de leefruimte om ons heen). Hoe Nederland daarmee omgaat staat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
De erfgoedvisie met uitvoeringsprogramma van de Gemeente Haarlemmermeer voor de periode 2020 - 2030 stelt vast dat erfgoed bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving, de aantrekkelijkheid van de gemeente als bezoeklocatie en aan een aangenaam vestigingsklimaat. De basis van de visie is erfgoed als inspiratie en motor voor nieuwe ontwikkelingen.
De archeologienota heeft tot doel een verantwoorde balans te vinden tussen goede omgang met het archeologische erfgoed en andere maatschappelijke belangen die bij planontwikkelingen moeten worden gewogen. In de nota zijn de verhaallijnen met de kernwaarden 'Water en pionieren' en 'Transport en Logistiek' leidend.
Om relevante keuzes te kunnen maken die in lijn zijn met de andere beleidsdoelen die de gemeente zich stelt, zal een integrale afweging plaatsvinden. De volgende speerpunten zijn van belang bij cultuurhistorische en/of archeologische waarden:
De gemeente is verplicht om verwachte en aanwezige archeologische waarden mee te wegen bij ruimtelijke beslissingen. De wetgever geeft de gemeente de vrijheid om naar eigen inzicht vorm te geven aan de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrens. Deze beleidsnota geeft hier invulling aan.
Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Hoofddorp-Noord, dat op 1 augustus 2013 door de gemeente Haarlemmermeer is vastgesteld. In het bestemmingsplan zijn geen dubbelbestemmingen met archeologische beleid opgenomen. Het vigerende archeologische beleid wordt dus verbeeld op de beleidskaart uit 2011. Het plangebied ligt op deze beleidskaart in een zone waar bij bodemingrepen van meer dan 1 ha en dieper dan 30 cm -mv archeologisch onderzoek verplicht is.
Omdat het plangebied groter is dan 1 hectare is er in kader van het bestemmingsplan 'Het Nieuwe Noord' is er voor het plangebied een archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 16). De vraagstelling van het onderzoek luidt: hoe kan rekening gehouden worden met eventuele archeologische waarden bij de voorgenomen ontwikkeling? Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen van de KNA, protocol 4002. Voor het onderzoek zijn kaarten, databases en literatuur geraadpleegd om te komen tot een gespecificeerde archeologische verwachting van het gebied.
Het plangebied ligt in de Haarlemmermeerpolder. Op ongeveer 9,5 m onder maaiveld bevindt zich de top van een pakket dekzand. Hierin kunnen archeologische waarden uit het Laat-Paleolithicum en Vroeg-Mesolithicum aanwezig zijn. Mogelijk is de top van het dekzand echter door zeestromingen tijdens het begin van de sedimentatie van het Laagpakket van Wormer verstoord geraakt. Het dekzand wordt afgedekt door mariene afzettingen van het Laagpakket van Wormer. Het oorspronkelijk boven het pakket mariene afzettingen gevormde veenpakket is door de ontwikkeling van het Haarlemmermeer weggespoeld. Daardoor liggen de afzettingen van het Laagpakket van Wormer na de drooglegging van de Haarlemmermeerpolder weer aan de oppervlakte. In theorie kunnen in de top van het Laagpakket van Wormer archeologische waarden uit het Neolithicum aanwezig zijn, maar tot op heden zijn in de Haarlemmermeerpolder geen archeologische waarden op dit niveau gevonden. Omdat in het plangebied veel bedrijfsactiviteiten zijn ontplooit, en het bebouwd is, is de top van het Laagpakket van Wormer verstoord. Daarom worden op dit niveau geen archeologische waarden verwacht.
Omdat het archeologische potentiële niveau uit het Paleolithicum en Mesolithicum diep ligt en omdat de kans bestaat dat een eventuele vindplaats al verstoord is geraakt wordt het nemen van maatregelen of het uitvoeren van nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. Geadviseerd wordt om het plangebied vrij te geven voor de ontwikkeling. De gemeente is hiermee akkoord gegaan.
Binnen het plangebied zijn geen gebouwen met een monumentale status aanwezig.
Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In de Nederlandse bodem zitten nog veel conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Bij het opsporen en ruimen van conventionele explosieven (CE's) is de openbare orde en veiligheid het bepalende uitgangspunt. De burgemeester is op grond van artikel 172 van de Gemeentewet belast met de handhaving daarvan. De beslissing om in een concrete situatie al dan niet over te gaan tot het opsporen en ruimen van een CE is dus de bevoegdheid van de burgemeester. In een CE-verdacht gebied is grondroerende partij verplicht een explosieven onderzoek uit te voeren in het kader van 'veilige werkomgeving en veiligheid voor derden en de omgeving'. Er geldt geen verplichting om over te gaan tot opsporing en ruiming. Dit hangt af van het concrete geval en dat wordt vooral beoordeeld in relatie tot het huidige en toekomstige gebruik van het gebied.
Voor alle ontwikkelingen binnen de gemeente Haarlemmermeer waarbij grondverzet noodzakelijk is, dient bij de gemeente geïnformeerd te worden naar de mogelijke aanwezigheid van van CE.
De gemeente Haarlemmermeer heeft voor haar gehele grondgebied, met uitzondering van Schiphol, een onderzoek laten doen naar aanwezigheid van CE.
Uit de CE-bodembelastingkaart gemeenten Haarlemmermeer en Haarlemmerliede en Spaarnwoude blijkt dat het plangebied onverdacht is voor CE.
Het plangebied is op basis van de gemeentelijke CE-bodembelastingkaart onverdacht voor CE.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid voor de omgeving van een inrichting met gevaarlijke stoffen en/of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens de Wet ruimtelijke ordening getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarden voor het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen gedefinieerd als: "de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Denk hierbij aan risico's van onder andere tankstations met LPG, gevaarlijke stoffen -opslagplaatsen en ammoniakkoelinstallaties.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Het vervoer van gevaarlijke stoffen is geregeld via de “Wet Basisnet”, een stelsel van wetten en regels. Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Hierin wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog ze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.
In de gemeente Haarlemmermeer zijn daarnaast routes voor het transport van gevaarlijke stoffen vastgesteld.
In aanvulling op de landelijke wet- en regelgeving kent de gemeente Haarlemmermeer ook eigen externe veiligheidsbeleid. Specifiek gaat het om regels over de aanvaardbaarheid en verantwoording van het groepsrisico. Een belangrijke richtsnoer is onder andere dat objecten met niet- of met beperkt zelfredzame personen buiten het invloedsgebied van een risicobron worden geprojecteerd.
Daarnaast biedt risicokaart.nl inzicht in risicosituaties in de leefomgeving. Dit instrument kan gebruikt worden als informatievoorziening om te helpen bij het voorkomen, bestrijden en beperken van de gevolgen van rampen en zware ongevallen.
Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, liggen in de omgeving van de beoogde woningbouw de volgende relevante risicobronnen:
Hogedruk aardgasleidingen
De hiervoor beschreven hogedruk aardgasleidingen hebben geen PR10-6 risicocontour. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van de gasleidingen. Om de hoogte van het groepsrisico te bepalen is door Aviv een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd (zie bijlage 14). Uit de QRA blijkt dat het groepsrisico zowel in de huidige situatie als toekomstige situatie kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Daarnaast neemt het groepsrisico ten gevolge van de beoogde woningbouw niet toe. Volstaan kan worden met een beknopte verantwoording van het groepsrisico.
A5: Knp. Raasdorp - Knp. De Hoek
Op een afstand van 2,1 kilometer van het plangebied ligt de A5. Over de A5 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 risicocontour. Het invloedsgebied van de A5 is 4 kilometer waar het plangebied binnen valt. Gezien de ligging verder dan 200 meter van de weg volstaat een beknopte verantwoording van het groepsrisico. Voor de A5 is een toxisch scenario maatgevend.
N201
Over de N201 worden (beperkt) gevaarlijke stoffen vervoerd maar is geen onderdeel van het basisnet weg. In het planontwerp is rekening gehouden met de lethaliteitscontour van de N201. Voor deze weg zal door de brandweer advies uitgebracht worden en de veiligheidssituatie worden bepaald. Dit advies is in onderstaande verantwoording verwerkt.
Beknopte verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Wijkermeerstraat. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Hoofdorp. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Verder blijkt uit het advies van de brandweer Kennemerland van april 2021 dat er voldoende ruimte is om zijn taken uit te voeren. Met betrekking tot het primair bluswater (brandkraan) wordt geadviseerd geen brandkranen op te nemen in de aan te leggen distributieleidingen voor het drinkwater.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zullen woningen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij de groep verminderd zelfredzame personen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden.
De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen.
Het maatgevende scenario voor de buisleidingen betreft een fakkelbrandscenario. Vanwege (graaf)werkzaamheden ontstaat een breuk in een hogedruk aardgasleiding. Het aardgas stroomt onder hoge druk uit. Het brandbare gas ontsteekt waardoor een fakkelbrand optreedt. De effecten van een fakkelbrand zijn hittestraling en rook. Om schuilen/vluchten te bevorderen wordt ook in dit scenario geadviseerd om afschakelbare ventilatie te installeren om te voorkomen dat (rook) gassen naar binnen worden gezogen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleidingen A-554-deel-1, A-553-deel-1 en A-803-deel-1 en de A5 en N201 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de QRA voor de buisleidingen blijkt dat het groepsrisico onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde is gelegen. Tevens neemt deze niet toe door de beoogde ontwikkeling. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Sinds 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet. Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. Deze wet neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Dat is niet alleen van belang vanwege het feit dat Nederland is gehouden tot nakoming van zijn internationale verplichtingen, maar ook, omdat de Europese regelgeving een hoog beschermingsniveau van de natuur verzekert, hoger dan de bescherming die vóór de totstandbrenging van de Europese kaders werd geboden door de nationale wetgeving. De taken en verantwoordelijkheden worden in het wetsvoorstel zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. Eén van de verantwoordelijkheden van de provincie is Natuurnetwerk Nederland, een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden.
Een belangrijk criterium in de wet is 'gunstige staat van instandhouding van een soort'. Daarvan is sprake als:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in Natura 2000-gebied of een Natuurnetwerk Nederland (NNN)-gebied (figuur 5.2 en 5.3). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Kennemerland-Zuid, gelegen circa 7 km ten westen van het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt circa 700 meter ten westen van het plangebied. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Vanwege de geringe ontwikkeling en de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid, genereert de ontwikkeling qua stikstofdepositie eveneens geen problemen. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Dit is aangetoond middels de AERIUS-berekening en bijbehorend memo in bijlagen 10 en 11.
'
Figuur 5.2. Plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden (bron: AERIUS Calculator)
Figuur 5.3. Plangebied (rode cirkel) t.o.v NNN (bron: geo-loket provincie Noord-Holland)
LIB vogelaantrekkingsgebied
Het plangebied ligt in het LIB vogelaantrekkingsgebied. Voor de beoogde ontwikkeling is een vogelstudie uitgevoerd en gelet op de ingeschatte risico's van de duiven, ganzen en meeuwen wordt rekening gehouden met de volgende voorgestelde mitigaties ter voorkoming van een verhoging van de vogelaanvaringsrisico's:
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden voor binnen het plangebied zijn vastgesteld aan de hand van een quickscan flora en fauna, zie bijlage 13. Geconcludeerd wordt dat in verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels het noodzakelijk is om groen buiten het broedseizoen te verwijderen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen. In het plangebied zijn algemene kleine zoogdieren te verwachten. Op grond van de ongeschiktheid van constructies van de gebouwen binnen het plangebied zijn verblijfplaatsen van vleermuizen redelijkerwijs uit te sluiten. Het terrein is marginaal geschikt als foerageergebied voor vleermuizen vanwege het grote percentage bebouwing en verharding, en de geringe hoeveelheid opgaande begroeiing. De wijziging naar een woonbestemming zal weinig veranderen aan de geschiktheid als foerageergebied. Het plangebied is niet van
belang voor vliegroutes vanwege het open en weinig groene karakter. Van de overige soortgroepen is de aanwezigheid van beschermde soorten uit te sluiten.
In het kader van de nieuwe aansluitingsweg is een aparte quickscan flora en fauna in uitvoering. De resultaten hiervan worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.
Bomen
In het plangebied staan een aantal bomen. Het uitgangspunt is bomen zoveel mogelijk behouden. Het (duurzaam) behoud van deze bomen hangt, onder andere, af van de toekomstverwachting. Voor de beoogde ontwikkeling is een beoordeling van de bomen langs de Wijkermeerstraat uitgevoerd (zie bijlage 12). In de planuitwerking dient rekening gehouden te worden met de toekomstverwachting van de bomen. Voor de eventuele kap van bomen ten behoeve van de beoogde ontwikkeling dient een kapvergunning aangevraagd te worden.
In de noordoostelijke hoek van het plangebied aan de Hoofdweg staan twee monumentale beuken. Voor deze beuken geldt een beschermingszone voor een (duurzaam) behoud van de bomen. In figuur 5.4 is de beschermingszone weergegeven, binnen deze zone zijn geen graafwerkzaamheden toegestaan.
Figuur 5.4 Rode streepcontour: zone waarbinnen geen graafwerkzaamheden zijn toegestaan
De planontwikkeling voldoet aan de Wet natuurbescherming.
Wegverkeer
In de Wet geluidhinder is bepaald dat het bevoegd gezag bij vaststelling van een bestemmingsplan de wettelijke grenswaarden in acht moet nemen. Toetsing aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Wet geluidhinder vindt plaats per weg. Het geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeer dient op de gevels van nieuwe (of te wijzigen) woningen in de geluidszone van een weg te voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting . Deze bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan de gemeente een hogere grenswaarde toestaan, de zogenaamde "Hogere waarde". De Hogere waarde mag enkel worden verleend indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat bron-, overdrachts- of gevelmaatregelen om het geluidsniveau terug of onder de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting te brengen niet mogelijk is. Aan de Hogere waarde is een maximum verbonden. Voor de nieuwbouw van woningen in binnenstedelijke situaties is dit 63 dB en in buitenstedelijke situaties is dit 53 dB. Deze niveaus zijn na aftrek van de correctie conform artikel 110g van de Wet geluidhinder.
Industrielawaai
Op basis van artikel 40 van de Wet geluidhinder kunnen (delen van) industrieterreinen worden aangewezen als gezoneerd industrieterrein met een zonegrens. Dit betreft industrieterreinen waarop zich gronden bevinden die zijn aangewezen voor mogelijke vestiging van zogenaamde "zware lawaaimakers" als genoemd in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. De op 1 januari 2007 geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen – vastgelegd in eerder genomen besluiten – blijven gelden.
Luchtverkeerslawaai
Op grond van artikel 8.30a van de Wet luchtvaart stelt de minister elk vijfde kalenderjaar een geluidsbelastingkaart vast. Die heeft betrekking op de geluidsbelasting (overdag (Lden) en 's nachts (Lnight) veroorzaakt door de luchthaven op woningen en bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen categorieën van andere geluidgevoelige gebouwen.
Interimwet stad-en-milieubenadering
Sinds 1 februari 2006 is de Interimwet stad-en-milieubenadering van kracht. Doelstelling van deze wet is het bereiken van een zuinig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit. Op basis van deze wet mogen gemeenten, na zorgvuldig onderzoek en onder bepaalde voorwaarden, afwijken van de wettelijke milieunormen voor (onder andere) geluid. Doel hiervan is een grotere beleidsvrijheid voor gemeenten waardoor lokaal meer maatwerk mogelijk is uitgaande van een integrale benadering van alle aspecten van leefomgevingskwaliteit.
Gemeentelijk beleid
Hoewel de gemeente Haarlemmermeer (nog) geen ontheffingenbeleid heeft, hanteert de gemeente wel een aantal algemene richtlijnen ten aanzien van hogere waarden:
Wegverkeerslawaai
Het plan is gelegen binnen de geluidzones van de autoweg N201 (Weg om de Noord) en van de wegen Hoofdweg Westzijde, Hoofdweg Oostzijde, Debbemeerstraat, Noordmeerstraat en Daalmeerstraat. Daarnaast wordt een nieuwe gezoneerde Parallelweg van de N201 gerealiseerd aan de noordzijde van het plan. Om de geluidbelasting ter plaatse van de appartementblokken in beeld te brengen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 5). Deze paragraaf bevat een samenvattend overzicht van de berekeningsresultaten.
De maximale geluidbelasting door het verkeer op de N201 bedraagt 61 dB. Deze geluidbelasting treedt op de appartementen parallel aan de N201 op en is hoger dan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder (53 dB). Ook op de aangrenzende gevels is de geluidbelasting hoger dan de maximale ontheffingswaarde. Door de afscherming van de eerstelijns bebouwing wordt ter plaatse van de achtergelegen woonblokken de maximale ontheffingswaarde niet overschreden en in veel gevallen voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Voor de woningen waar sprake is van een geluidbelasting boven de maximale ontheffingswaarde is de gemeente voornemens om gebruik te maken van de mogelijkheden die de Interimwet stad-en-milieubenadering biedt om af te wijken van wettelijke normen met een zogenaamd Stap 3-besluit. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 5.7.3.
De maximale geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de Parallelweg bedraagt 60 dB (inclusief aftrek artikel 110g Wgh). De Parallelweg is een nieuw te realiseren weg tussen de afslag vanaf de N201 en de Hoofdweg Westzijde (direct ten noordoosten van het bouwplan). De maximale geluidbelasting door het verkeer op de Hoofdweg Westzijde bedraagt 49 dB, op de Debbemeerstraat 49 dB en op de Hoofdweg Oostzijde 52 dB. De maximale ontheffingswaarde voor deze wegen bedraagt 63 dB. Dat betekent dat onder voorwaarden hogere waarden kunnen worden vastgesteld. De maximale geluidbelasting ten gevolge van de Noordmeerstraat is lager dan de voorkeursgrenswaarde.
In het akoestisch onderzoek zijn ook de wegen met een maximale rijsnelheid van 30 km/uur betrokken. Voor deze wegen is toetsing aan de Wet geluidhinder niet aan de ordening, maar de geluidbelasting dient wel te worden bepaald in het kader van een goede ruimtelijke ordening en te worden meegenomen bij het bepalen van de geluidwering van de gevels. De maximale geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uur-wegen bedraagt 51 dB (inclusief aftrek artikel 110g Wgh).
De maximale gecumuleerde geluidbelasting van alle onderzochte wegen samen (zonder aftrek conform art. 110g Wgh) bedraagt 67 dB. Dat betekent dat de cumulatieve geluidbelasting op een beperkt deel van de woningen hoger is dan de 66 dB die in het gemeentelijk beleid als bovengrens wordt gehanteerd. De compenserende maatregelen in het kader van het Stap 3-besluit (zie paragraaf 5.7.3) kunnen onderdeel zijn in de onderbouwing van de afwijking van de gemeentelijke richtlijn.
Voor een gedetailleerd overzicht van de berekeningsresultaten wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek in de bijlage 5.
Industrielawaai
Het plangebied is buiten de 50 dB(A) geluidcontour van het gezoneerde industrieterrein Schiphol gesitueerd zodat aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor industrielawaai wordt voldaan (zie bijlage 5 voor een nadere toelichting).
Luchtvaartlawaai
De planlocatie is buiten de directe invloedssfeer (55 dB(A) geluidcontour) van luchthaven Schiphol gesitueerd, waardoor er voor het aspect geluid geen restricties gelden (zie bijlage 5 voor een nadere toelichting).
Grondgeluid Schiphol
In bijlage 4 is een verkennend onderzoek naar het grondgeluid van Schiphol bijgevoegd. Uit berekeningen blijkt dat ter plaatse van het plangebied de geluidniveaus als gevolg van startende vliegtuigen op de Polderbaan ongeveer hetzelfde zijn als de niveaus in de huidige situatie in de wijk Vrijschot-Noord. Gezien de ervaringen in Vrijschot-Noord betekent dit dat geluidniveaus ook binnenshuis hoorbaar zullen zijn en voor hinder kunnen zorgen. De kans op hinder kan worden beperkt door een dove gevel van de eerste lijns-bebouwing, die de daarachter gelegen woningen afschermt, en door aandacht voor de geluidisolatie van de woningen bij de bouw, gericht op laagfrequent geluid.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat plaatse van een deel van de woningen de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de N201 hoger dan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder. Dit betekent dat via de reguliere weg geen hogere waarden kunnen worden vastgesteld. In het akoestisch onderzoek heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de mogelijke maatregelen waarmee ook voor de meest belaste bouwblokken kan worden gekomen tot een akoestisch aanvaardbare situatie, rekening houdend met de gemeentelijke richtlijnen. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat het op grote schaal toepassen van dove gevels aan de zijde van de N201 niet leidt tot een doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit. Dove gevels zijn van grote invloed op de woningindeling en het ontbreken van te openen ramen en de noodzaak tot mechanisch gespuide ruimten leiden tot een verlies aan woonkwaliteit. Initiatiefnemer en gemeente hebben afgesproken dat iedere verblijfsruimte van een woning achter een dove gevel wordt voorzien van ten minste een geluidwerende voorziening. Dit kan een verdiepingshoog, afsluitbaar scherm zijn (ter plaatse van een buitenruimte) of een vergelijkbare geluidwerende voorziening (zoals een Harbour Fenster of een Metaglas SilentAir gevelscherm). Dergelijke voorzieningen zijn conform de gemeentelijke richtlijnen echter niet toegestaan in een dove gevel. De beoogde (en vanuit woonkwaliteit gewenste) akoestische uitwerking is niet mogelijk binnen de kaders van de Wet geluidhinder. Om deze reden wordt er voor gekozen om een zogenaamd Stap 3-besluit (op grond van de Interimwet stad-en-milieubenadering) vast te stellen waarmee voor een deel van de woningen wordt afgeweken van de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder.
Procedure
De procedure voor het Stap 3-besluit is gekoppeld aan de procedure voor het bestemmingsplan. Gelijktijdig met het publiceren van het voorontwerpbestemmingsplan wordt een melding gedaan bij gedeputeerde staten van Noord-Holland, van het voornemen om gebruik te maken van de mogelijkheid uit de Interimwet stad-en-milieubenadering om af te wijken van de grenswaarden van de wet geluidhinder. Deze melding is opgenomen in bijlage 17. Het ontwerp-besluit Stap 3 is gekoppeld aan het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingsplan. In verband met het afwijken van de wettelijke grenswaarde zullen compenserende maatregelen worden getroffen.
Melding voornemen Stap 3-besluit
In de melding in bijlage 17 is de aanleiding voor het Stap 3-besluit onderbouwd. Bij het hanteren van de Stad en milieubenadering is het van belang om eerst te verkennen welke mogelijkheden er zijn om binnen Stap 1 en 2 te komen tot een (binnen de kaders van de Wet geluidhinder) uitvoerbaar plan:
Gezien de hoogte van de optredende geluidbelastingen ten gevolge van het verkeer op de N201 is het niet mogelijk om te komen tot een stedenbouwkundige en programmatische uitwerking waarbij de geluidbelasting ter plaatse van de woningen in geen geval hoger is dan de maximale ontheffingswaarde (53 dB). Dat zou betekenen dat binnen een groot deel van het plangebied geen woningen kunnen worden gerealiseerd. Een veel kleiner woonprogramma en/of het op grote schaal toevoegen van niet geluidgevoelige functies (als afscherming) past niet binnen de visie op het gebied. In de stedenbouwkundige opzet en verkaveling is echter wel in hoge mate rekening gehouden met de akoestische situatie ten gevolge van het verkeer op de N201 door:
Hiermee blijven de situatie met een overschrijding is van de maximale ontheffingswaarde beperkt tot de woningen binnen de eerstelijns bebouwing aan de zijde van de N201.
In de melding is op basis van de resultaten uit het akoestisch onderzoek onderbouwd dat bronmaatregelen en overdrachtsmaatregelen niet doelmatig zijn of op andere bezwaren stuiten. Geconcludeerd wordt dat het (door de hoge geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de N201) op de meest belaste locaties binnen het plangebied niet mogelijk is om binnen de kaders van de Wet geluidhinder te komen tot een doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit. De Interim Stad- en Milieubenadering biedt in dergelijke gevallen onder voorwaarden mogelijkheden om met een zogenaamd 'Stap 3-besluit' af te wijken van wettelijke normen en grenswaarden. Het gaat in totaal om 159 woningen. Voor de overige woningen kan een 'reguliere' hogere waarde worden vastgesteld.
Compenserende maatregelen
Omdat binnen het plangebied sprake is van een relatief hoge geluidbelasting dient een zorgvuldige afweging plaats te vinden over de aanvaardbaarheid van en de voorwaarden waaronder transformatie naar woningbouw kan plaatsvinden. In de Interimwet is aangegeven dat moet worden nagegaan of de nadelige gevolgen van het voorgenomen besluit voor het milieu moeten en kunnen worden gecompenseerd. Onder compensatie kan daarbij worden verstaan (in deze voorkeursvolgorde):
Uitgangspunt is dat de compenserende maatregelen een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de leefomgeving (zowel binnen als buiten de woningen) en de kosten van de maatregelen (financieel) in verhouding staan met het compenserende effect. De compensatie in het kader van het Stap 3-besluit voor het Nieuwe Noord bestaat uit twee onderdelen:
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een hoge geluidsbelasting. Als gevolg van het wegverkeer van de N201 wordt de maximale ontheffingswaarde van 53dB(A) overschreden. Er wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Interimwet stad-en-milieubenadering biedt en voor een deel van de woningen met een zogenaamd Stap 3-besluit afgeweken van de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder. In verband met het afwijken van de wettelijke grenswaarde zullen compenserende maatregelen worden getroffen.
In een ruimtelijk plan dienen planologisch relevante leidingen te worden opgenomen. Deze kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik in de omgeving. Planologisch relevant zijn
hoofdnutsvoorzieningen, zoals waterleidingen, aardgasleidingen, hoogspanningsleidingen, afvalwaterleidingen, en dergelijken. Indien dergelijke leidingen in het plangebied voorkomen zullen deze als zodanig bestemd moeten worden, inclusief de afstand die vrijgehouden moet worden van bebouwing ter bescherming van de leiding.
Op circa 250 meter afstand van het plangebied zijn drie hogedruk aardgasleidingen van de Gasunie aanwezig. De gevolgen ten aanzien van externe veiligheid zijn nader uitgewerkt in paragraaf 5.5. Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn verder geen hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Er worden met dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een probleem opleveren met betrekking tot de veiligheid van de leidingen.
Wet luchtkwaliteit
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit. De hoofdlijnen van deze wet zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De luchtregelgeving is uitgewerkt in een aantal AMvB's en Ministeriële Regelingen.
Wet Milieubeheer
In bijlage II van de Wet milieubeheer zijn voor de volgende stoffen grenswaarden voor de concentratie in de buitenlucht opgenomen: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), koolmonoxide (CO). Uit metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat aan de grenswaarden voor benzeen, zwaveldioxide, lood en koolmonoxide al geruime tijd in (nagenoeg) geheel Nederland wordt voldaan. In de Nederlandse situatie leveren alleen de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) problemen op in relatie tot de wettelijke normen.
De wijze waarop het aspect luchtkwaliteit in acht genomen dient te worden bij planvorming is geregeld in artikel 5.16 en 5.16a van de Wet milieubeheer. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
In aanvulling op het bovenstaande toetsingskader stelt de AMvB 'Gevoelige Bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' dat bij de voorgenomen realisering van gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgingshuizen en dergelijke, op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen, moet worden onderzocht of op die locaties sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor PM10 en/of NO2. Blijkt uit het onderzoek dat sprake is van zo'n (dreigende) overschrijding, dan mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Als het echter gaat om de uitbreiding van een bestaand gebouw of een door het gebouw vervulde functie, dan is een eenmalige toename van ten hoogste tien procent van het rechtens toegestane aantal personen dat op de desbetreffende locatie verblijft, toegestaan. Het maakt voor de vestiging van gevoelige bestemmingen niet uit of het deel uitmaakt van 'niet in betekenende mate' projecten of 'in betekenende mate' projecten. De AMvB 'Gevoelige Bestemmingen' moet in beide gevallen worden nageleefd.
Ter plaatse van het plangebied worden circa 600 woningen gebouwd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Weg om de Noord (N201), direct ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 24,8 µg/m³ voor NO2, 17,8 µg/m³ voor PM10 en 10,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,2 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) bevat ruimtelijke maatregelen op rijksniveau die verband houden met de luchthaven Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchthavenluchtverkeer. Tezamen vormen deze besluiten een uitwerking van hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart.
Het LIB legt het beperkingengebied en het luchthavengebied vast. Indien het plangebied gelegen is binnen het beperkingengebied gelden beperkingen met het oog op veiligheid en geluid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten in overeenstemming zijn met het LIB. Het gaat hierbij om afwegingen die moeten worden gemaakt met betrekking tot externe veiligheid, hoogtebeperkingen, beperkingen bij het toelaten van functies (bestemmingen), het voorkomen van geluidhinder en het voorkomen van het aantrekken van vogels.
Figuur 5.5 LIB 5: afwegingsgebied
Uit figuur 5.5 blijkt dat het plangebied deels is gelegen binnen het afwegingsgebied geluid en externe veiligheid (LIB 5) rond de luchthaven Schiphol. Conform art. 2.2.1d van het LIB gelden voor de gronden die met nummer 5 zijn aangewezen de volgende regels:
Omdat het plangebied is aangemerkt als stedelijk gebied, is de realisatie van woningen toegestaan mits de gemeente dat motiveert conform regel 2. De nadere onderbouwing is in bijlage 7 te vinden.
In vergelijking met de bestaande situatie draagt het plan bij aan een significante toename van het aantal potentiële slachtoffers op de grond in geval van een vliegtuigongeluk. Gelet op de geringe ongevalskans en de (zeer) beperkte omvang van de ontwikkeling, is het echter zeer onwaarschijnlijk dat precies hier een vliegtuig zal neerstorten. Er is daarom geen reden om vanwege de mogelijkheid van een vliegtuigongeval van de beoogde ontwikkeling af te zien.
Er is inzicht gegeven in de randvoorwaarden met betrekking tot de nabijgelegen luchthaven Schiphol.
De nabijheid van Schiphol levert geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling mits de voorgeschreven maximale bouwhoogte van 26 meter boven NAP wordt gerespecteerd. De bouwhoogte in dit plan is lager dan 26 meter boven NAP. Vanuit het Bouwbesluit gelden er met betrekking tot luchtverkeerslawaai geen aanvullende eisen voor de geluidwering van de beoogde woningen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is in het stedenbouwkundig ontwerp rekening gehouden met het grondgeluid vanwege de nabijheid van de Polderbaan. De eerstelijnsbebouwing vanaf de N201 vormt geluidstechnisch zoveel mogelijk een gesloten barrière voor de daarachter gelegen openbare ruimte en bebouwing.
Milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r. De Wm is een kaderwet waarin de uitgangspunten van het milieubeleid staan beschreven. In het Besluit m.e.r. staat wanneer een m.e.r. moet worden toegepast. Het besluit bevat bijlagen, waaronder de C- en D-lijst. Door middel van deze lijsten kan bij het opstellen van een ruimtelijk plan worden beoordeeld of het plan een ontwikkeling omvat die een m.e.r.-(beoordelings)plicht kent. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit de C- en D-lijst geldt een m.e.r.-plicht respectievelijk m.e.r.-beoordelingsplicht. Als een voorgenomen ontwikkeling activiteiten bevat zoals opgenomen in de D-lijst van het besluit m.e.r. (kolom 1), maar beneden de drempelwaarden in deze lijst ligt (kolom 2), dan is er een vormvrije m.e.r.-beoordeling mogelijk.
Er dient bij elke m.e.r.-vorm een aanmeldnotitie te worden opgesteld. In overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit wordt beoordeeld of er aanleiding is voor het uitvoeren van eena m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Overigens moet daarnaast worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben, waarbij naast de drempelwaarden ook de omstandigheden ter plaatse worden betrokken. Dit in verband met het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 15 oktober 2009 (C-225/08).
Bij een m.e.r.-plicht dient een milieueffectrapportage gemaakt te worden en bij een m.e.r.-beoordelingsplicht dient een afweging te worden gemaakt door het bevoegd gezag of een m.e.r. opgestart zal moeten worden.
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van circa 600 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit deze notitie blijkt dat hiervan geen sprake is. Deze notitie is toegevoegd in bijlage 18.
Uit de m.e.r.-beoordelingsnotitie blijkt dat - gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten - geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de gebiedsontwikkeling 'Het Nieuwe Noord' wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen (Handboek parkeernormen gemeente Haarlemmermeer 2018). Voor het juiste kencijfer / parkeernorm wordt een ligging in de rest bebouwde kom aangehouden, de gemeente heeft een sterk stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
De bereikbaarheid van het plangebied per gemotoriseerd verkeer is goed.
Om de extra verkeersgeneratie als gevolg van de woningbouwontwikkeling van Het Nieuwe Noord en de rest van Hoofddorp Noord goed te kunnen afwikkelen wordt er een nieuwe ontsluitingsweg en verschoven afrit aan de N201 gerealiseerd. Op basis van het woningbouwprogramma en overige voorzieningen kent het plangebied een verkeersgeneratie van 3.831 mvt/etmaal. Het uitgangspunt van deze berekening is opgenomen in bijlage 10.
Zoals Goudappel Coffeng in 2018 heeft berekend voldoet de huidige infrastructuur niet om het verkeer tot 2030 af te wikkelen. Dit gaat met name om de kruispunten op de Hoofdweg (respectievelijk met de Burgemeester Pabstlaan en de aansluiting op de N201.
Om het toekomstige verkeer van de woningbouwprojecten in Hoofddorp Noord goed af te kunnen wikkelen wordt er een nieuwe ontsluitingweg en kruising aan de N201 gerealiseerd.
Openbaar vervoer
Aan de Hoofdweg, op 1 minuut loopafstand van het plangebied, ligt een bushalte waar bussen in de richting Hoofddorp Centrum, Hoofddorp station, Badhoevedorp en Zwanenburg halteren.
Langzaam verkeer
Tot slot is ook de bereikbaarheid per langzaam verkeer goed te noemen. Langs de Hoofdweg Westzijde ligt langs Het Nieuwe Noord een vrijliggend tweerichtingenfietspad dat richting het zuiden overgaat in fietsstroken. Voor voetgangers is en trottoir aan de zijde van de bebouwing aanwezig.
Parkeerbehoefte
Fietsparkeren
Op het maaiveld niveau wordt er per gebouw voorzien in gezamenlijke en privé fietsenberging. Hierbij wordt de norm zoals die het bouwbesluit en in de Bouwbrief 2015-130 van de Gemeente Amsterdam - Gemeenschappelijke fietsenberging bij een woongebouw (maart 2015) is opgenomen, aangehouden. De overige bergingsruimte van de woningen bevindt zich in de woning zelf.
Doordat de fietsenstallingen direct gekoppeld zijn aan de trappenhuizen en entrees, komen bewoners eerst hun fiets tegen en daarna pas hun auto. Je kunt dus je fiets dichter bij je woning kwijt dan je auto. Hierbij is beoogd het fietsgebruik te stimuleren.
Parkeren auto's
De huidige veranderende inzichten qua autobezit, de deeleconomie en de te verwachte toekomstige ontwikkelingen (ook qua openbaar vervoer) in het gebied Hoofddorp-Noord vragen om een flexibele oplossing van het parkeren van auto’s voor de bewoners en hun bezoekers. Immers, het bouwen van
parkeerplaatsen voor leegstand is niet duurzaam en is ook financieel en qua leefbaarheid niet wenselijk. In de structuurvisie is Hoofddorp-Noord aangewezen als transformatie en nieuwbouw gebied waar uiteindelijk 10.000 nieuwe woningen kunnen worden gerealiseerd. De omlegging van de N201 biedt mogelijkheid tot transformatie van de huidige provinciale weg tot stadsring, welke het mogelijk maakt hier een HOV-route op te realiseren.
Dit betekent dat er op de middellange termijn (maar dus wel binnen een afzienbare tijd) sprake zal zijn van HOV op loopafstand (op de kruising N201/Hoofdweg).
De parkeernorm met HOV binnen 400 m, is lager dan de parkeernorm waaraan nu moet worden voldaan. De hiervoor wenselijke flexibiliteit qua auto parkeren is nu als volgt in het gebied gerealiseerd:
Zodra er HOV is gerealiseerd, kan het dan ontstane overschot aan parkeren op worden opgeheven of worden gebruikt voor toekomstige ontwikkelingen in het gebied.
Zoals is beschreven in bijlage 1 worden er verdeeld over het plangebied twee parkeergarages en overige parkeervoorzieningen met in totaal 859 parkeerplaatsen gerealiseerd. Beide woongebieden beschikken over een eigen parkeergarage. Middels een dynamische verwijziging in artikel 10 van de bestemmingsplanregels dient er getoetst te worden aan het vigerende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer. Op het moment van schrijven van het bestemmingsplan is wijziging van het parkeerbeleid met lagere parkeernormen voor sociale huurwoningen in voorbereiding. Het bestemmingsplan gaat uit van deze verlaagde parkeernormen met goedkeuring van de gemeenteraad voor het afwijken van het parkeerbeleid.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt er getoetst aan het geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmemeer.
Het plangebied bevat ruimte om in de toekomst mogelijk 14 extra parkeerplaatsen aan de Hoofdweg toe te voegen. Hiervoor dient een vergunningprocedure te worden doorlopen.
Figuur 5.6: Parkeerbalans
Conclusie
Door middel van de gemeentelijke maatregelen voor het opwaarderen van de ontsluiting in Hoofddorp Noord (aanleg rotonde en extra ontsluitingsweg), kan het toekomstige verkeer als gevolg van Het Nieuwe Noord goed worden afgewikkeld op de omliggende infrastructuur.
Op basis van de tabel in figuur 5.6 is er een sluitende parkeerbalans met een overschot van twee parkeerplaatsen. Voor de gewenste verlaging van de parkeernorm is in bijlage 1 tevens een motivering opgenomen.
Europese Kaderrichtlijn Water
De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren. Hiermee wordt beoogd vervuiling te voorkomen en te beperken, duurzaam gebruik van water te bevorderen, het aquatische milieu te beschermen en te verbeteren en de effecten van overstromingen en droogte in te perken. De algemene doelstelling is om een goede milieutoestand te bereiken voor alle wateren.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.
Waterbeheerplan 5 2016-2021
In het “Waterbeheerplan 5 2016 – 2021” staat samen werken aan water centraal. Opdat nu en in de toekomst in dit deel van Nederland onder zeeniveau gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden. Het Hoogheemraadschap van Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Die toekomst wordt mede bepaald door trends in klimaat en maatschappij en de noodzaak om op duurzame wijze met onze omgeving om te gaan. De verwachte toename van neerslag en droogte, bodemdaling, verzilting, zeespiegelrijzing en de verdergaande verstedelijking, leggen een steeds grotere druk op het watersysteem. De hoofdambitie is schoon water en droge voeten. Dit wordt bereikt door:
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afval- en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Keur Rijnland 2015
De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.
Het uitgangspunt van de Keur Rijnland 2015 is 'ja, tenzij': in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen, is dit nader uitgewerkt.
Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030
De Strategische Samenwerkingsagenda Haarlemmermeer-Rijnland (verder Waterplan) is een samenwerkingsdocument tussen de gemeente en het hoogheemraadschap. Het geeft de situatie en problemen weer van het hele watersysteem (oppervlaktewater, hemelwater, grondwater en afvalwater) in Haarlemmermeer. Het stelt doelen met betrekking tot de riolering, het oplossen van infrastructurele knelpunten en nemen van maatregelen. Het Waterplan heeft onder andere als ambitie:
In het Waterplan worden ook grondwatermaatregelen beschreven, omdat deze een belangrijke link hebben met de rest van het watersysteem, zoals oppervlaktewater en de ruimtelijke inrichting. Daarnaast is er in het verleden onvoldoende aandacht besteed aan grondwater, waardoor een inhaalslag nodig is om aan de zorgplicht te voldoen.
De maatregelen die genomen moeten worden om de doelstellingen voor het watersysteem te bereiken zijn verzameld in het uitvoeringsprogramma van het Waterplan. De financiering van deze maatregelen komt uit verschillende bronnen, waaronder het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).
Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2019
De gemeente is op grond van de Wet milieubeheer verplicht periodiek een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen om invulling te geven aan haar zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP bevat rioleringsbeleid en een overzicht van alle aanwezige rioleringsvoorzieningen, inclusief de actuele toestand ervan en de te verwachten vervangingsperioden. Ook geeft het plan inzicht in de wijze waarop de riolering wordt beheerd, welke effecten er zijn voor het milieu en hoe het beheer wordt gefinancierd.
De gedachten vanuit de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030, Proeftuin klimaatbestendige stad en het integraal Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030 zijn ook van toepassing op het gemeentelijke riolerings- en grondwaterbeleid. De rode draad in het beleid is dat de gemeente streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem.
Het GRP geeft basis de planning van nieuwe aanleg, plannen om vuiluitworp te reduceren en plannen voor beheer en onderhoud voor de komende vijf jaar, met een doorkijk naar de verdere toekomst. Bij nieuwbouw en verbouw is het gescheiden aanbieden van het afvalwater en het hemelwater het uitgangspunt. Voor nieuwbouwwijken en grotere reconstructiegebieden wordt uitgegaan van een zwaardere ontwerpnorm voor het rioolstelsel, waardoor zwaardere regenbuien minder snel overlast veroorzaken. Om overlast door grondwater te voorkomen voorziet het GRP in de aanleg van drainage in vijf wijken: Rijsenhout-Zuid, Pax, Graan voor Visch (Hoofddorp), Linquenda, Welgelegen (Nieuw-Vennep), en het uitvoeren van grondwatermaatregelen in Zwanenburg.
Vanuit het Bestuursakkoord Water heeft de gemeente verdere invulling gegeven aan een verbetering van de samenwerking met omliggende gemeenten en met het Hoogheemraadschap van Rijnland.
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Voor de beoogde ontwikkeling is overleg geweest met het Hoogheemraadschap over de geleverde watertoets. In bijlage 3 staat de geleverde watertoets. Aanvulling op deze toets naar aanleiding van de opmerking van het Hoogheemraadschap is dat voor de waterberging invulling gegeven moet worden ten aanzien van beheer en onderhoud. Tevens moet de alternatieve waterberging controleerbaar zijn en veilig toegankelijk. Bij het indienen van de watervergunning zal hieraan een invulling gegeven worden.
Binnen de beschreven watertoets is de aanleg van de ontwikkeling van de nieuwe aansluitingsweg niet meegenomen. Aanvullend op de beschreven watertoets geldt voor de nieuwe aansluitingsweg dat dit leidt tot het dempen van water en de toevoeging van verhard oppervlak. Voor deze ontwikkeling dient het gedempte water 1 op 1 gecompenseerd te worden. Ook dient de toename aan verharding te worden gecompenseerd. Dit wordt gedaan door middel van de verbreding van een watergang ten noorden van het plangebied en de N201. Hiermee zijn negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem uitgesloten.
De beoogde ontwikkeling heeft met de compensatie, in de vorm van alternatieve waterberging en de verbreding van de watergang ten noorden van het plangebied en de N201, geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Wel is voor de realisatie van de parkeerkelder en het dempen en realiseren van waterberging een watervergunning nodig.
De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van bewoners en andere belanghebbenden. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan een breed gedragen en haalbaar bestemmingsplan. Bij het vooroverleg met de reguliere overlegpartners worden daarom ook de dorps- en wijkraden van het plangebied betrokken. De reacties uit zowel het vooroverleg als de zienswijzenperiode worden voorzien van een beantwoording en afgewogen in het bestemmingsplan.
Voorafgaand aan de planologische procedure heeft de initiatiefnemer van Het Nieuwe Noord, Evast vastgoed, in juli 2019 een informatiebijeenkomst georganiseerd. Vervolgens is in samenwerking met de gemeente Haarlemmermeer op dinsdag 23 maart 2021 een online informatiebijeenkomst georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst werden de ontwikkelstrategie voor Hoofddorp Noord, het stedenbouwkundige plan en de wijziging van de verkeerssituatie toegelicht. Op woensdag 21 april is een tweede informatiebijeenkomst georganiseerd, waarop de thema's verkeer en woonprogramma zijn uitgediept n.a.v. de behoefte van de vorige bespreking.
Om belanghebbenden een belangstellenden te informeren, is tevens een projectwebsite ingericht. Via deze site worden nieuwsberichten gedeeld. Ook informatie over het participatietraject kan hier gevonden worden en er is een mogelijkheid om de bijeenkomsten op een ander moment te zien. Van de twee informatiebijeenkomsten zijn de veelgestelde vragen en de reacties te raadplegen via de projectwebsite hetnieuwnoord.nl
Enkele vragen antwoorden uit de twee informatieavonden zijn hieronder opgenomen. Het volledige overzicht staat op de projectwebsite.
Verkeer
Hoe wordt het vrachtverkeer omgeleid ?
De aanpassingen van de verkeersstructuur heeft voornamelijk invloed op de bereikbaarheid van de oostelijke en westelijke richting afkomstig vanaf de N201. Onderstaande wordt voor deze situatie de verwachte afwikkeling beschreven.
Vanuit Oostelijke richting (N201)
Het vrachtverkeer vanuit Oostelijke richting kan via de nieuwe parallelweg boven de ontwikkeling Het Nieuwe Noord de nieuwe rotonde bereiken. Vanaf deze rotonde is het bedrijventerrein te bereiken.
Vanuit westelijke richting (N201)
De afrit van de N201 zal ca. 300 meter naar het westen verplaatst worden en aangesloten worden op de nieuwe rotonde. Vanaf deze rotonde kan men eenvoudig de route vervolgen over het bedrijventerrein. Men kan ook via de nieuwe parallelweg, de Hoofdweg Oostzijde bereiken. Zodoende kan het vrachtverkeer eenvoudig het centrum van Hoofddorp bereiken.
Wonen
Voor welke doelgroep zijn deze nieuwe woningen?
Er zullen voornamelijk kleine woningen worden gerealiseerd, waarvan 50% tot de categorie ”betaalbaar” behoren. Deze woningen zijn geschikt de doelgroepen die in aanmerking komen voor deze categorie. Denk hierbij aan starters, ouderen en alleenstaanden. De categorie “betaalbaar” kan vervolgens gesplitst worden in 30% “sociaal” en 20% “middelduur”, de overige 50% is bestemd als “vrije sector” zie hieronder het overzicht. Met deze verdeling conformeert de ontwikkelaar zich aan het huidige woonbeleid van de Gemeente Haarlemmermeer
Planning en ontwikkeling
Wanneer kunnen wij als bewoners meepraten over de toekomstige ontwikkelingen?
Er worden door de Gemeente Haarlemmermeer en de ontwikkelaar verschillende momenten georganiseerd waarop bewoners en ondernemers uit de omgeving kunnen meepraten. Houd hiervoor de projectwebsite in de gaten. Ook is het altijd mogelijk om contact op te nemen via info@hetnieuwenoord.nl. Dit najaar verwachten we tijdens een nieuwe bijeenkomst het voorontwerpbestemmingsplan te kunnen presenteren.
Een voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de rijksoverheid, de provincie en het waterschap. Niet in alle gevallen is het echter nodig een voorontwerpbestemmingsplan voor te leggen aan provincie en rijk. Alleen als er rijks- of provinciale belangen in het geding zijn is vooroverleg nodig.
Concreet zijn de volgende instanties verzocht uiterlijk (datum) op het plan te reageren:
PM
De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.
Op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke gegevens ingetekend. Er wordt onderscheid gemaakt in (dubbel)bestemmingen en aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. De op de verbeelding opgenomen bestemmingen zijn in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door deze standaarden wordt de kleur en de codering van de bestemmingen bepaald. De bestemmingen zijn op het renvooi weergegeven in alfabetische volgorde. Elke op de verbeelding weergegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsregel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt en bebouwd mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen in samenhang met de regels, geven duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Het eerste hoofdstuk bevat inleidende regels. In artikel 1 is een aantal in de regels gehanteerde begrippen gedefinieerd. In artikel 2 is de wijze van meten vastgelegd met betrekking tot de verschillende hoogte en oppervlakte van gebouwen.
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de groene corridor tussen de twee plandelen en de groenvoorzieningen en groene bermen langs de N201. Hiermee is de groenstructuur in het gebied planologisch beschermd.
Binnen deze bestemming zijn o.a. wegen en parkeervoorzieningen mogelijk ten behoeve van de nieuwe ontsluitingweg en rotonde aan de N201. Daarnaast is een gedeelte aan de Wijkermeerstraat voor verkeer- en verblijfsgebied bestemd
De gestapelde woningen binnen het plangebied worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Wonen'. Deze bestemming maakt maximaal 603 woningen mogelijk. De woningen zijn verdeeld over een noordelijk en zuidelijk gebied waarvoor twee bouwvlakken zijn opgenomen. Binnen de bouwvlakken is met maatvoeringsaanduidingen weergegeven waar de bouwvolumes ten behoeve van de woningen gebouwd kunnen worden. Binnen deze twee gebieden zijn tevens twee parkeergarages toegestaan. De noordelijke parkeergarage waar nodig in twee lagen kan worden uitgevoerd of in een enkele laag als er een deze deels als kelder kan worden gerealiseerd.
Het gedeelte tussen de bouwvlakken is beoogd voor een groene corridor tussen de twee woongebieden.
In het zuidelijk woongebied is aan de zijde van de Wijkermeerstraat tevens op de begane grond ruimte wijkondersteunende voorzieningen. Deze functies zijn toegestaan middels de aanduiding 'gemengd. Afhankelijk van de behoefte aan deze voorzieningen kan deze ruimte ook ten behoeve van woningen worden ingericht.
Er is een dubbelbestemming opgenomen die verband houdt met het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). Binnen deze aanduiding mag hoger worden gebouwd dan een bepaalde maat. Ook geldt dat in het plan geen bestemmingen mogen voorkomen die vogels aantrekken. Het plan is niet strijdig met het
LIB.
In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele plangebied en alle andere regels in het bestemmingsplan. Ook de parkeerregels zijn opgenomen in dit hoofdstuk. In deze regel wordt dynamisch verwezen naar het geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer. Dit heeft tot gevolg dat, indien in het kader van het bestemmingsplan gebouwd kan worden, op basis van het bestemmingsplan altijd het op dat moment actuele geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer gehanteerd moet worden bij het verlenen van de benodigde omgevingsvergunning.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een bouwvergunning is verleend, worden gebouwd zolang de afwijking maar niet wordt vergroot en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd.
Ook het gebruik van gronden en de daarop staande opstellen dat – op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt – afwijkt van de gegeven bestemming, is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voortgezet of gewijzigd in een ander gebruik, zolang de afwijking van het bestemmingsplan niet wordt vergroot.
Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan is het juridisch instrument om te bepalen welke ruimte voor welke bouw- en gebruiksactiviteiten aangewend mag worden. In dit bestemmingsplan zijn voorschriften opgesteld waarbij het bestaande gebruik van gebouwen en bouwwerken in principe het uitgangspunt vormt. Dit betekent dat de huidige situatie in regels is vastgelegd. Het handhavingsbeleid is erop gericht dat deze regels ook worden nageleefd. Het bestemmingsplan bindt zowel burgers als de gemeente en is dan ook de basis voor handhaving en handhavingsbeleid.
Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde manier aan het plan gehouden te worden.
Met deze oogmerken is in het bestemmingsplan allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van de regels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter de mogelijkheden om in de praktijk toe te zien op de naleving van het bestemmingsplan. Onder handhaving wordt niet alleen het repressief optreden verstaan, maar ook preventie en voorlichting. Repressief optreden bestaat uit toezicht en opsporing en in het verlengde daarvan – na afweging van belangen waaronder de effectiviteit van optreden – correctie, bestaande uit sancties en maatregelen. De sancties en maatregelen kunnen bestaan uit het stilleggen van activiteiten, aanschrijvingen, bestuursdwang, strafrechtelijk optreden en de dwangsom. Preventief handelen bestaat uit voorlichting en vooroverleg voor het indienen van een aanvraag om een vergunning en voorts het weigeren van de vergunning en eventuele afwijkingen.