direct naar inhoud van Toelichting
Plan: CHW-bestemmingsplan Holland Park Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het gebied Holland Park, in het zuiden van de gemeente Diemen, is volop in ontwikkeling. Ooit is het ontwikkeld als monofunctioneel kantorengebied, aansluitend op de werkgebieden in Amsterdam-Zuidoost. Tijdens de crisis kreeg het gebied echter te maken met grote leegstand. Omdat duidelijk werd dat de vraag naar kantoren laag zou blijven maar de behoefte aan woningen in de regio Amsterdam zou gaan toenemen, heeft de gemeente besloten om het gebied te transformeren naar woongebied. De locatie is daar ook uitstekend geschikt voor, gezien de goede bereikbaarheid met trein en metro en de bereikbaarheid van voorzieningen.

Het eerste project, Campus Diemen Zuid, is inmiddels gerealiseerd. De 1e fase van Holland Park is volop in ontwikkeling. De komende jaren volgen nog twee fases: Holland Park West en Holland Park Zuid. Na voltooiing van deze fases is een bijzonder woongebied met ruim 5.000 woningen tot stand gekomen. Dit bestemmingsplan biedt de planologische grondslag voor de ontwikkeling van het gebied Holland Park Zuid.

Het plangebied Bergwijkpark is opgenomen in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet. Dat betekent dat in aanvulling op de Wro nadere regels gesteld kunnen worden voor het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. In dit bestemmingsplan zijn in dat kader extra regels opgenomen.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt in het zuidwesten van de gemeente Diemen. Het plangebied wordt globaal begrensd door het Reigerpad in het westen, het Zilvermeeuwpad in het noorden en de metrolijn in het oosten. De gemeentegrens met de gemeente Amsterdam vormt de zuidelijke begrenzing. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Bergwijkpark 2015" (NL.IMRO.0384.BPbergwijkpark2015-VG01). Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 21 januari 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Bergwijkpark 2015 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Voor het plangebied geldt een aantal bestemmingen. Voor de openbare ruimte zijn de bestemmingen Verkeer, Groen en Water opgenomen. Voor de kavels gelden (van west naar oost) de bestemmingen Gemengd-3, Maatschappelijk, Kantoor en Bedrijf - Telecommunicatie. Om de bestaande bebouwing zijn relatief grote bouwvlakken opgenomen. Met maatvoering in de regels zijn de bouwmogelijkheden genuanceerd. Verder gelden de dubbelbestemmingen Leiding - Leidingstrook ter bescherming van ondergrondse leidingen die door het gebied lopen, en Waterstaat - Waterkering, ter bescherming van de dijk aan de Daalwijkdreef. Aan de oostzijde geldt de Gebiedsaanduiding Geluidzone - industrie. Hiermee wordt de geluidzone van 'Industrieterrein Verrijn Stuart' planologisch geborgd.

In het bestemmingsplan is een aantal wijzigingsgebieden opgenomen (wetgevingzone - wijzigingsgebied 4, 5 en 6). Hiermee heeft het college de bevoegdheid het bestemmingsplan te wijzigen. Op deze manier is in het plangebied een (organische) transformatie naar een woongebied mogelijk gemaakt. Deze mogelijkheid is echter niet opgenomen op het vlak met de bestemming Maatschappelijk. Bovendien wil de gemeente meer sturing houden op de uiteindelijke uitvoering. Daarom is besloten om een nieuw bestemmingsplan, vast te stellen. Aan dit bestemmingsplan ligt het stedenbouwkundig plan Holland Park Zuid, zoals dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 23 mei 2019, ten grondslag.

Om ongewenste ontwikkelingen die de uitvoering van dit bestemmingsplan onmogelijk kunnen maken, is op 19 juli 2018 het Voorbereidingsbesluit Holland Park Zuid genomen (NL.IMRO.0384.VBhollandparkz-VG01).

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ligt in de voormalige Venserpolder. Tot in de jaren '60 werd dit gebied gebruikt als agrarisch land. In de jaren '50 van de vorige eeuw werd de spoorweg aangelegd, een eerste wijziging van het agrarische uiterlijk. De grote transitie van het gebied begon vanaf het einde van de jaren '60. De Venserpolder, samen met de zuidelijk gelegen Bijlmermeerpolder, werd geschikt gemaakt voor grootschalige stadsuitbreiding. De oorspronkelijke polderstructuur is daarbij geheel verwijderd om plaats te maken voor een rationele invulling, gebaseerd op de stedenbouwkundige ideeën van die tijd. Deze gingen onder andere uit van functiescheiding, verhoogde infrastructuren en hoogbouw.

Het plangebied maakt zelf deel uit van het gebied Bergwijkpark. Dit gebied is in de jaren '80 en '90 gerealiseerd als monofunctioneel kantorengebied. De Gooiseweg doorsnijdt het gebied en verdeelt het gebied in twee deelgebieden: Noord en Zuid. Deelgebied Noord, het grootste gebied, is vanaf de jaren '80 ontwikkeld, deelgebied Zuid in de jaren '90.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0003.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0004.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0005.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0006.png"  

Figuur 2.1 Ontwikkeling omgeving plangebied (1960, 1970, 1990, 2000. bron: topotijdreis.nl)

Tijdens de vastgoedcrisis, het gevolg van de kredietcrisis die van 2007 tot circa medio 2011 duurde, kwam de markt voor kantoren vrijwel tot stilstand. Dat leidde tot grote leegstand op de kantoorlocaties. Omdat duidelijk werd dat de vraag naar kantoren laag zou blijven maar de behoefte aan woningen in de regio Amsterdam zou gaan toenemen, is besloten om het gebied te transformeren naar woongebied. Hiervoor is in 2012 het Strategisch Masterplan Holland Park opgesteld. Op basis van dit Masterplan is Campus Diemen gerealiseerd. In augustus 2013 is een aangepaste versie opgesteld, het Masterplan Bergwijkpark, aanpassing en verdere uitwerking. Holland Park wordt op dit moment gerealiseerd.

2.2 Bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0007.png"

Figuur 2.2 Locatie plangebied

De ruimtelijke context

Het plangebied ligt in het gebied Holland Park. Holland Park ligt in het zuiden van Diemen, tegen de grens van Amsterdam. Door de gebundelde tracés van de spoor- en metrolijn is het enigszins afgescheiden van de rest van Diemen. Bergwijkpark ligt in intensief stedelijk gebied, dat over de gemeentegrens doorloopt. Het stedelijk gebied wordt doorkruist door infrastructuren, vaak verhoogd aangelegd en met een ruim profiel, en begeleid door groenstructuren.

Holland Park zelf wordt omsloten door infrastructuren met een bovenlokaal karakter: de Daalwijkdreef in het zuiden en de Gooiseweg in het westen. De spoor- en metrolijn begrenzen het gebied aan de noordzijde. Door deze infrastructuren is het gebied goed ontsloten voor verschillende modaliteiten: de wegen geven een directe autoverbinding met voorzieningenclusters en het nationaal snelwegstelsels, trein en metro geven directe OV-verbindingen met onder andere het centrum van Amsterdam. In en rond het gebied ligt tevens een fijnmazig fietsnetwerk.

In de omgeving van Holland Park liggen voornamelijk woonwijken: ten noorden ligt de wijk Diemen Zuid, ten zuiden de Bijlmermeer. In de omgeving liggen ook niet-woonfuncties. Westelijk ligt Bergwijkpark, dat zijn kantoorfunctie tijdens de vastgoedcrisis heeft weten te behouden, onder andere dankzij de aanwezigheid van enkele grote bedrijven. Ten oosten ligt het bedrijventerrein Verrijn Stuart en de werkplaats van het GVB. Winkelfuncties zijn op korte afstand aanwezig in onder andere winkelcentrum De Kruidenhof in Diemen en de Ganzenpoort in Amsterdam-Zuidoost. Een uitgebreider aanbod van functies is aanwezig in het centrum van Diemen of bij Amsterdamse Poort.

Holland Park

Holland Park is de afgelopen jaren getransformeerd van monofunctioneel kantoorgebied naar woongebied. In het noordwestelijk deel, tegen station Diemen Zuid, is Campus Diemen Zuid gerealiseerd. Hierbij is een voormalig kantoorcomplex getransformeerd naar studentencampus. Het complex in Diemen Zuid bestaat uit 5 gebouwen met ruim 900 appartementen en ruim 4.500 m² commerciële ruimte, zoals kleinschalige winkels (waaronder een kleine supermarkt), horeca en sportfaciliteiten. Op dit moment wordt de Campus Diemen Zuid uitgebreid met 774 appartementen alsmede een beperkte uitbreiding van de voorzieningen.

De noordoostzijde van het gebied, tussen de stations Diemen Zuid en Verrijn Stuartweg, wordt de woonwijk Holland Park ontwikkeld. In deze wijk worden op dit moment 2.500 appartementen gerealiseerd. Holland Park zal worden gerealiseerd in de vorm van woonblokken, die deels door grachten worden omringd. Deze grachten, in combinatie met verspringende rooilijnen, afwisselende architectuur en diverse openbare ruimte, zorgen voor een eigen stedelijke identiteit.

Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de zuidelijke strook van Holland Park. Het betreft het gebied tussen het Zilvermeeuwpad en de Daalwijkdreef. Dit gebied bestaat uit 4 deelgebieden die worden gescheiden door groen, water en infrastructuur. De bebouwing is geclusterd en is, gezien de schaal van de omliggende openbare ruimte, relatief laag (2 tot 5 bouwlagen). Door de robuustheid van de tussenliggende gebieden is feitelijk sprake van 4 aparte werelden.

Dat wordt versterkt doordat de deelgebieden verschillende functies hebben. Op de westelijke kavel staan op dit moment drie tijdelijke woongebouwen en een tijdelijke supermarkt. In de zuidhoek van deze kavel staat een kerkgebouw. Op het kavel ten oosten van de Bergwijkdreef staat het schoolgebouw van Hogeschool InHolland. Op de kavel daarnaast staan 4 kantoorgebouwen rondom een parkeerterrein. Op de kavel ten oosten van het Kokmeeuwpad staat de bebouwing van de KPN-centrale.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de meest bepalende beleidsdocumenten. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Gemeente Diemen ligt binnen de regio Noordwest-Nederland. Voor deze regio gelden onder meer de volgende opgaven van nationaal belang:

  • Het versterken van de mainport Schiphol en het bijbehorende netwerk van verbindingen door het opstellen van de Rijksstructuurvisie voor de Schipholregio (SMASH);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV);
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden.

Het plangebied ligt in de invloedsfeer van de mainport Schiphol. Hiervoor geldt het Luchthavenindelingbesluit (LIB). De planontwikkeling moet hieraan worden getoetst. In het plangebied spelen verder geen nationale belangen.

Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB)

Het rijksbeleid voor Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ('Wijzigingswet', 2003). De ruimtelijke consequenties van de Wijzigingswet staan in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting. Het plangebied ligt binnen de zone van het LIB Schiphol. Dit betekent dat nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen getoetst moet worden aan het Luchthavenindelingbesluit (LIB).

Indien uit toetsing blijkt dat nieuwbouw niet mogelijk is binnen de wetgeving van het Luchthavenindelingbesluit kan de Inspectie Leefomgeving en Transport (namens de bewindslieden) voor een beperkt aantal categorieën ontheffing verlenen; de afgifte van een zogenoemde verklaring van geen bezwaar op basis van artikel 8.9 van de Wet luchtvaart. In paragraaf 5.7 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en het LIB voor dit bestemmingsplan.

Besluit ruimtelijke ordening (2012, wijziging 2017)

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling (meer dan 11 woningen) binnen bestaand stedelijk gebied.

Toetsing ladder voor duurzame verstedelijking: beschrijving behoefte

De relevante woonregio is de subregio Amstelland-Meerlanden, binnen Noord-Holland Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0008.png"

Figuur 3.1 Relevante subregio Amstelland-Meerlanden (Bron: prognose 2017-2040, provincie Noord-Holland)

De Noordelijke Randstad is een populair woon- en werkgebied. De behoefte aan extra woningen neemt nog decennia toe (bevolkingsprognose 2017-2040). In de regio Amsterdam bedraagt de vraag naar woningen in de periode 2017-2030 circa 99.000 woningen.

In de gemeente Diemen, binnen de deelregio Amstelland-Meerlanden is de eigen behoefte in de periode 2017-2030 berekend op 3.200 woningen. Diemen geeft daarnaast mede invulling aan de enorme woningbehoefte van Amsterdam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0012.png"

Figuur 3.2 Woningbehoefte Regio Amsterdam en subregio Amstelland-Meerlanden (Bron: prognose 2017-2040, Provincie Noord-Holland)

In de gemeente Diemen zijn tot 2030 plannen opgenomen voor ruim 5.000 woningen (www.plancapaciteit.nl). Op dit moment zijn Holland Park fase 1 en Holland Park West opgenomen in de plancapaciteit monitor van Noord Holland. Zowel op MRA niveau als op deelregio-niveau wordt gewerkt aan het verhogen van de woningbouwcapaciteit en het versnellen van de woningbouwproductie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0013.png"
 
afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0014.png"  

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0015.png"

Figuur 3.3 Woningbouwplannen Diemen (Bron: plancapaciteit.nl)

Regionale afstemming

Met het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP) en de Oplegger (juli 2017) hebben de gemeenteraden afspraken gemaakt over de kwalitatief- en kwantitatief benodigde woningbouwcapaciteit, op basis van de woningbehoefteberekeningen van de provincie, per gemeente. De concrete woningbouwlocaties geven de gemeenten weer in de Plancapaciteit monitor van de provincie Noord - Holland.

In het Rap is geconstateerd dat er onvoldoende harde plancapaciteit is in de marktregio Amstel-Meerlanden (ruim 9.000 woningen).

Voor appartementen zijn vraag en plancapaciteit nagenoeg in evenwicht. Binnen dit segment is de lichte overprogrammering aan stedelijke appartementen een gevolg van de grote druk op de woningmarkt in combinatie met de wens om de woningbouw zoveel mogelijk binnenstedelijk uit te voeren. In verband met de locatiekenmerken kunnen niet altijd grondgeboden woningen worden uitgevoerd; om toch te voldoen aan de vraag van woningzoekenden vindt er dan verdichting plaats.

Jaarlijks stemmen de gemeenten regionaal de voortgang met elkaar af. Deze inzage in en regionale afstemming van de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwcapaciteit volstaat als regionale afspraak in de zin van de Provinciale Verordening Ruimte.

Bouwen rond OV-knooppunten

In de Oplegger Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 (juli 2017) wordt ook specifiek ingezet op woningbouw rond OV-knooppunten. De provincie Noord-Holland heeft knooppuntenbeleid onder meer vastgelegd in het rapport Maak Plaats! De provincie wil dat minimaal 50% van de nieuwe woningen wordt gebouwd binnen bestaand bebouwd gebied en binnen 1.200 meter rondom een treinstation. De gemeenten in de stadsregio onderschrijven dit beleid en geven daar zowel lokaal als in MRA-verband invulling aan. In de regio Amstelland-Meerlanden ligt een aantal belangrijke OV-knooppunten. Rondom deze locaties wordt gekeken naar mogelijkheden voor verdichting. Zo worden nabij station Diemen Zuid 4.500 woningen gerealiseerd.

Geconcludeerd wordt dat binnen de looptijd van het bestemmingsplan behoefte is aan de ontwikkeling van woningen in het plangebied.

Conclusie

Het bestemmingsplan is niet in strijd met nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro. Ook voldoet het bestemmingsplan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie NH2050 (2018)

Op 19 november 2018 is de Omgevingsvisie voor de provincie Noord-Holland vastgesteld. De hoofdambitie in de Omgevingsvisie is als volgt: “Noord-Holland heeft een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten we ons op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven”.

De provincie heeft vijf samenhangende bewegingen geschetst. Deze bewegingen laten zien hoe de provincie omgaat met opgaven die op de samenleving afkomen en die ze wil faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

  • 1. Dynamisch schiereiland: hier is het benutten van de unieke ligging leidend waarbij de kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.
  • 2. Metropool in ontwikkeling: hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaan systeem wordt de agglomeratiekracht vergroot.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's: deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
  • 4. Nieuwe energie: in deze beweging gaat het over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: deze beweging gaat over het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agrifoodsector.

Voor het plangebied is de beweging 'metropool in ontwikkeling' relevant. Hierbinnen zet de provincie in op het vergroten van de agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem. Nieuwe ontwikkelingen voor wonen en werken worden zoveel mogelijk via binnenstedelijke verdichting opgevangen. De provincie zet ook in op het aanpassen van het totale mobiliteitssysteem aan de drukker wordende metropool. Hiermee blijft het gehele stedelijke gebied bereikbaar. De metropolitane ontwikkeling brengt grote opgaven met zich mee. Er ligt een zware druk op tal van kwaliteiten, zowel binnen de kernen als in de omringende landschappen. Het is zaak de basiskwaliteit voor gezondheid en veiligheid te behouden.

Provinciale Ruimtelijke Verordening (geconsolideerd 2019)

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn regels opgenomen waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen.

Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. Per 14 januari 2019 is de meest recente gewijzigde versie van de PRV vastgesteld.

Voor dit plan is het volgende van belang.

Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling

  • 1. Een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • 2. Gedeputeerde staten stellen nadere regels aan de afspraken bedoeld in het eerste lid.

Beoordeling voor het plangebied

De ontwikkeling betreft een nieuwe stedelijke ontwikkeling die regionaal is afgestemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is positief doorlopen (zie paragraaf 3.2.3). Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan artikel 5a van de verordening.

Knooppuntontwikkeling. De beleidsnota "Maak Plaats!"

Eén van de uitvoeringsprogramma's van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 heeft betrekking op OV-knooppunten. De provincie Noord-Holland heeft met de Vereniging Deltametropool uitgangspunten geformuleerd waarin de kansen voor knooppuntontwikkeling in Noord-Holland centraal staan. Dit is de nota Maak Plaats!

Een doelstelling is om rondom OV-knooppunten de gebieden beter te benutten voor wonen en andere stedelijke functies. Dit betekent het intensiveren van het ruimtegebruik, het veraangenamen van het verblijf rond het knooppunt, en het verbeteren van de overstapmogelijkheden. In de Structuurvisie staat, dat op basis van onderzoek van alle knooppunten in Noord-Holland, en de mogelijkheden tot betere benutting van de stedelijke gebieden, de provincie zich zal inzetten op de ontwikkeling van de meest kansrijke locaties. De provincie wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar wil ook ruimte bieden voor de bouw van woningen, kantoren en voorzieningen. De provincie wil gemeenten helpen om de benutting van bestaand bebouwd gebied te optimaliseren en dit geldt vooral voor de binnenstedelijke ruimte rondom knooppunten van openbaar vervoer. De 60 treinstations en de 4 belangrijke busstations van Noord-Holland zijn op de structuurvisiekaart aangewezen als potentiële locaties voor stedelijke verdichting.

De transformatie van het plangebied is een voorbeeld van stedelijke verdichting nabij het OV-knooppunt Diemen Zuid, volgens de Nota Maak Plaats!

  • 1. Frequentieverhoging en ruimtelijke ontwikkeling versterken elkaar.
  • 2. Minimaal 50% van de nieuwe woningen rondom OV-knooppunten realiseren.
  • 3. Voorrang voor bestaande plannen binnen BBG (bestaand bebouwd gebied) rondom OV-knooppunten.
  • 4. BBG-contour en OV-knooppuntenstrategie op elkaar afstemmen.
  • 5. Terugdringen van leegstaande kantoren op plekken die niet multimodaal bereikbaar zijn.
  • 6. Inzetten op kwaliteitsverbetering van werkmilieus op de best bereikbare locaties.
  • 7. Regionale voorzieningen bij voorkeur op multimodaal bereikbare locaties.
  • 8. De overstap tussen vervoermiddelen verbeteren.
  • 9. Ontwikkelen van toegangspoorten naar het landschap.
  • 10. Maak Plaats!

Toetsing

De uitgangspunten van dit bestemmingsplan voldoen aan de bovengenoemde punten en dus aan het beleid met betrekking tot de Knooppuntontwikkeling volgens de beleidsnota Maak Plaats! Het aanwezig zijn van een OV knooppunt in/nabij het plangebied is één van de positieve aspecten bij de ontwikkeling van het plangebied.

Strategische Visie Mobiliteit Vervoerregio Amsterdam (VRA)

De Stadsregio Amsterdam (SRA) was tot eind 2016 een samenwerkingsverband van lokale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Met ingang van 1 januari 2017 is de Stadsregio Amsterdam opgeheven en zijn de taken voor wat betreft (openbaar) vervoer en verkeer overgegaan naar de Vervoerregio Amsterdam (VRA).

De VRA heeft op 12 september 2016 de 'Strategische Visie Mobiliteit' vastgesteld. In deze visie wordt als eerste vastgesteld dat er sprake is van een groeiende automobiliteit, een groeiend aandeel fietsverkeer, meer luchtverkeer en een groeiend goederenvervoer. Specifiek voor de metropoolregio Amsterdam is hier bovenop sprake van een ambitie om tot 2040 in totaal 240.000 woningen extra te realiseren. Daarbij wordt ingezet op transformatie en bestrijding van leegstand, terwijl er tegelijk aandacht moet zijn voor de ontsluiting en aansluiting van de klassieke 'groeikernen' in de regio en de ontsluiting van het buitengebied ten behoeve van recreatie. Dit vereist grote investeringen in OV en verkeer, integratie van vervoersmodaliteiten en innovatieve oplossingen, zoals de toepassing van 'smart mobility'. Voor wat betreft de gemeente Diemen wordt de gemeente deels aangemerkt als centrumstedelijk gebied en deels als stedelijk woon-werkgebied. Het plangebied wordt aangeduid als een centrumstedelijk gebied. De strategische uitgangspunten die daarbij een rol spelen zijn:

Centrumstedelijk

Voor dit gebied bestaat het volgende beeld:

  • fiets, OV en lopen worden steeds belangrijker als modaliteiten naar en in deze gebieden in vergelijking tot de auto;
  • fiets als centraal vervoermiddel in woongebieden;
  • mobiliteitsdiensten worden belangrijker dan bezit van vervoermiddelen, combinaties tussen auto, OV, vracht en actieve vervoerwijzen worden steeds gemakkelijker;
  • smart mobililty gaat helpen om reizigers real-time eenvoudig keuzes te laten maken en eenvoudig van alle (nieuwe) mobiliteitsdiensten gebruik te maken;
  • stimulering van lopen en fietsen als vervoerswijze.

Beleidskader Mobiliteit

Op 12 december 2017 heeft de VRA het Beleidskader Mobiliteit vastgesteld als uitwerking van de bovengenoemde Strategische Visie. De VRA zet in op:

"CENTRUMSTEDELIJK GEBIED

De opgave voor de centrumstedelijke gebieden is het versterken van aantrekkelijke en multifunctionele milieus voor wonen, werken en voorzieningen in hoge dichtheden. In zowel oude als nieuwe centra is de verkeersdruk hoog vanwege het vele herkomst- als bestemmingsverkeer en de interne verplaatsingen.

  • Zorgen voor een goede samenhang tussen de verschillende vervoersnetwerken en de knooppunten.
  • Balans vinden tussen wonen, werken, recreëren en de verkeersstromen die deze teweeg brengen.

Toetsing

Dit bestemmingsplan maakt de transformatie van het gebied naar een nieuw woongebied mogelijk. Voor langzaamverkeer wordt aangesloten op de fijnmazige fiets- en wandelstructuur. Tevens liggen 2 metrohaltes binnen loopafstand van het plangebied. Het bestemmingsplan sluit mede daarom aan op de uitgangspunten van het 'Beleidskader Mobiliteit' voor het plangebied, waarin voor deze locatie wordt gestuurd op het belang van de fiets, het openbaar vervoer en lopen.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Diemen (2011)

In deze structuurvisie is uitgewerkt welke ruimtelijke ontwikkelingen Diemen in de toekomst te wachten staat, en waar welke activiteiten plaats gaan vinden. Waar wordt nog woningbouw ontwikkeld, waar ligt de nadruk op natuur en recreatie en waar is juist bereikbaarheid en bedrijvigheid belangrijk? Welke sociale verbanden kunnen met ruimtelijke ingrepen worden versterkt? De structuurvisie is vooral een richtinggevend document voor het beleid en voor de ruimtelijke plannen.

De algemene ambitie/visie luidt als volgt: "in 2040 is Diemen een duurzaam, stedelijk dorp op het grensvlak van Amsterdam en de Diemerscheg, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Diemen heeft een bijzondere ligging, omdat het ingeklemd ligt tussen het grootstedelijke Amsterdam en de Diemerscheg, de groene en recreatieve uitloper van het Groene Hart. De Diemerscheg is bij een groot publiek bekend en van de recreatieve mogelijkheden wordt intensief gebruik gemaakt".

De ambitie/visie schetst een gewenst beeld van Diemen in 2040 en vormt daarmee de kapstok voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Om deze ambitie ook daadwerkelijk te kunnen verwezenlijken dient een aantal ruimtelijke opgaven te worden opgepakt. Van de zeven geformuleerde opgaven is met name de opgave 'het versterken van het bestaande stedelijk gebied' van belang voor het plangebied: De gemeente Diemen zet in op herontwikkeling van het gebied Bergwijkpark tot een woon/werkgebied. De locatie leent zich voor een gedifferentieerd woningbouwprogramma.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0016.png"

Figuur 3.4 Uitsnede structuurvisie Diemen: transformatiegebied wonen, werken, voorzieningen

Toetsing

Dit bestemmingsplan maakt de transformatie van het gebied naar een nieuw woongebied mogelijk en past daarmee binnen de uitgangspunten van de structuurvisie. Uitgangspunt is een gedifferentieerd woningbouwprogramma, omdat dit een van de laatste grote herontwikkelingslocaties van Diemen is.

Woonvisie Diemen 2018-2023

Sterke wijken

Diemen kent van oudsher drie wijken: Diemen Centrum, Diemen Zuid en Diemen Noord. Door de ligging, maar ook door de opbouw van de woningvoorraad en de voorzieningen heeft elk van deze drie wijken een eigen karakter. Met de realisatie van de grote nieuwbouwprojecten Plantage de Sniep en Holland Park komt hier verandering in. De nieuwbouwontwikkelingen zijn een welkome aanvulling op het bestaande woonaanbod in Diemen. Door het grote aandeel koopwoningen in deze twee wijken heeft dat ook heel eigen doelgroepen aangetrokken. De eengezinswoningen in de Sniep hebben veel jonge gezinnen naar Diemen gehaald. De gestapelde bouw in Holland Park trekt daarentegen een meer divers publiek aan, waaronder starters en senioren.

Nieuwe wijken

Met de twee grote nieuwbouwontwikkelingen Plantage de Sniep en Holland Park ziet de gemeente in feite twee nieuwe wijken in Diemen ontstaan, die beide ook een eigen karakter hebben en een mooie aanvulling zijn op het woningaanbod in de aangrenzende wijken:

  • Plantage de Sniep bestaat voor het grootste deel uit grotere en duurdere eengezinswoningen, die juist in Diemen Centrum schaars zijn. Variatie komt met de bouw van sociale en vrije sector huurwoningen in appartementenblokken bij de keerlus van tram 19. Daarna volgt de ontwikkeling van de Punt Sniep, eveneens met appartementen in de vrije sector.
  • Holland Park is gelegen in het verlengde van Diemen Zuid en kent uitsluitend gestapelde bouw. De eerste fase van Holland Park is een mix van koop en vrije sector huur. Bij de start van het project begon het aanbod van koopwoningen bij betaalbare, kleine appartementen. Bij de volgende fases van Holland Park zal gewerkt worden aan een meer gevarieerd aanbod inclusief sociale huur en middeldure huur.

Verscheidenheid aan mensen en aan woonmilieus

Op plekken waar ruimte is voor nieuwbouw wordt die ruimte benut om aan de vraag naar schaarse segmenten in de woningvoorraad te voldoen, alsmede om differentiatie aan te brengen in de wijk en de aangrenzende buurt. Hiermee streeft de gemeente naar het spreiden van huishoudens, als het gaat om inkomens maar ook om leeftijd en gezinssamenstelling, over de gemeente en de verschillende wijken.

Stevige nieuwbouwopgave sociale huurwoningen

De afgelopen jaren is er in Diemen stevig doorgebouwd. Na de bouw van voornamelijk koop- en vrije sector huurwoningen zal de komende jaren ook sterk worden ingezet op de bouw van sociale huurwoningen. De eerste van deze sociale huurwoningen zullen gerealiseerd worden op Plantage de Sniep. Daarnaast moet de komende jaren een flinke slag gemaakt worden bij de volgende fases van nieuwbouw in Holland Park. Maar ook bij andere nieuwbouwontwikkelingen in Diemen zal voortaan een deel van de woningen langdurig als sociale huurwoning bestemd moeten worden, om de ambitie van 1085 sociale huurwoningen te realiseren. Het minimale aandeel van sociale huurwoningen per ontwikkeling heeft de gemeente daarbij vastgesteld op 30%. Corporaties zijn de aangewezen partijen voor het ontwikkelen van sociale huurwoningen, maar andere partijen worden niet uitgesloten wanneer deze met een initiatief komen.

Doelgroepenverordening

Per 1 mei 2019 is de Verordening doelgroepen woningbouw Diemen 2019 in werking getreden. Deze verordening legt voor de categorieën sociale huurwoning en geliberaliseerde woning voor middenhuur (ook wel: middeldure huurwoning) een aantal bepalingen vast. Deze bepalingen betreffen de maximale huurprijs, de doelgroep en de instandhoudingstermijn van beide categorieën woonruimte. De (toekomstige) woningen in het plangebied Holland Park Zuid vallen onder het bepaalde in deze zogeheten doelgroepenverordening.

Verruimen van het aantal nultredenwoningen

De grote nieuwbouwopgave biedt Diemen een goede mogelijkheid om het aantal nultredenwoningen flink uit breiden. Zeker bij de gestapelde bouw in Holland Park is het vereiste van nul treden de norm.

Toetsing

Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is een gedifferentieerd woningbouwprogramma. Daarvan zal minimaal 30 % in de categorie sociale huurwoning en minimaal 20 % in de categorie geliberaliseerde woning voor middenhuur gerealiseerd worden. Deze aantallen zijn ook vastgelegd in dit bestemmingsplan. Daarmee wordt invulling gegeven aan het woningbeleid van de gemeente.

Natuurbeleidsplan Diemen (november 2009)

Het natuurbeleid van de gemeente Diemen is vastgelegd in het Natuurbeleidsplan Diemen. Het in stand houden en verbeteren van de ecologische verbindingen en van de leefomstandigheden van plant- en diersoorten in Diemen en het afstemmen hierop van de recreatieve mogelijkheden voor fietsers en wandelaars is als streven genoemd.

Uit de Natuurwaardenkaart blijkt, dat de gemeente Diemen een natuurrijke gemeente is. Op de Natuurwaardenkaart wordt de natuurwaarde van een bepaalde gebiedseenheid uitgedrukt in een cijfer van 1 tot en met 5. Uit de Natuurwaardenkaart blijkt dat een groot deel van het plangebied laag scoort, met een 1, met uitzondering van het huidige park Bergwijkpark, dat in categorie 3 is ondergebracht.

Over het gebied Bergwijkpark wordt in het Natuurbeleidsplan het volgende geschreven: “Het gebied tussen Gooiseweg, Daalwijkdreef en het metrospoor zal worden omgevormd van een grootschalig kantorengebied tot een gemengd woon/werkgebied. Hierbij zal uiteindelijk 60.000 m2 openbaar groen en water worden gerealiseerd (op een totaal planoppervlak van circa 42 hectare). De huidige natuurwaarden liggen in de randen van het gebied (talud Gooiseweg en rond het opstelterrein van de Metro) en in het Bergwijkpark. Bij de herinrichting blijft het groene talud van de Gooiseweg gehandhaafd. Het park zal verdwijnen. Hiervoor in de plaats komt wijkgroen, waarbij waterpartijen een belangrijke rol zullen spelen”. Als actie wordt genoemd: “Alle waterpartijen in het plangebied Bergwijkpark worden natuurvriendelijk uitgevoerd. Het talud van de Gooiseweg wordt met struweel en takkenrillen ontoegankelijk gemaakt”.

Toetsing

In de ontwikkeling van Holland Park Zuid is de kwaliteit van water en groen van belang ter compensatie van het vervallen van het Bergwijkpark. In dit bestemmingsplan zijn deze functies dan ook specifiek aangeduid, waarmee geborgd wordt een bijdrage wordt geleverd aan de totale oppervlakte aan groen en water, zoals genoemd in het Natuurbeleidsplan Diemen.

Groenplan Diemen, Visie op groenstructuur, groenbeleid en groenbeheer (2011)

In het Groenplan wordt met betrekking tot het kantorengebied Bergwijkpark, en het park zelf (het park Bergwijkpark) aangegeven dat het park is omringd door kantoren in een ruime stedelijke structuur en dat om het park ecologisch ingerichte watergangen liggen die in de wijk doorlopen. Het park functioneert volgens het Groenplan matig. Er zijn weinig gebruikers door het ontbreken van woongebieden in de directe nabijheid; het wordt voornamelijk benut door passanten en in het zuidelijk deel is er enige verblijfsrecreatie. De kwaliteit van de groenvoorzieningen is over het algemeen goed. Het park is plaatselijk echter onoverzichtelijk en sociaal onveilig.

Het Groenplan heeft de volgende doelstellingen:

  • Bepalen van de gewenste kwaliteit van het groen en de daarmee samenhangende structuren en routes;
  • Behouden en ontwikkelen van een duurzame groenstructuur en waterstructuur die aansluit op de cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden;
  • Bieden van een beleidskader voor het beheerproces, beheerkwaliteit, communicatie, participatie van groen en een aantal thema's die direct relatie hebben met het groen, zoals ecologische beplanting, groene routes, milieu, spelen in het groen, water en oevers, honden in de openbare ruimte en boombeleid;
  • Doen van voorstellen en geven van richtlijnen voor de verbetering van de inrichting van het openbaar groen in parken, groenzones, en de woonomgeving.

Streefbeeld voor de toekomstige planontwikkeling:

  • Bij de herinrichting van de wijk Bergwijkpark een duidelijke interne ontsluiting van het autoverkeer realiseren.
  • Bij de herinrichting van het Bergwijkpark het water als belangrijke drager houden en ecologisch ontwikkelen.

Voorstellen volgens het Groenplan ten behoeve van de herinrichting van het gebied Bergwijkpark:

  • Waardevolle bomen behouden.
  • Voldoende ruimte reserveren om het groene karakter van de dreven en van de langzaam-verkeer- routes aan alle vier de zijden van het park te kunnen handhaven.
  • Gebruik maken van de waterstructuur.
  • Bij de planvorming van het park (Bergwijkpark) de waardevolle structuren behouden, en de doorlopende groenstructuren in het plan inpassen.

Toetsing

In dit bestemmingsplan wordt de groenstructuur geborgd en versterkt. De groenstructuur krijgt een belangrijke functie voor het woon- en leefklimaat van de nieuwe bewoners. De realisatie van de woningen in het plangebied draagt bij aan het belang van het Bergwijkpark.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Ontwikkeling omgeving

Zoals beschreven in Hoofdstuk 2 ligt het plangebied in een gebied met veel ontwikkelingen. Het eerste project, Campus Diemen Zuid, wordt de komende tijd nog verder uitgebreid. De 1e fase van Holland Park is volop in ontwikkeling.

De komende jaren volgen nog twee fases: Holland Park West en Holland Park Zuid. Alle drie de fases van Holland Park worden opgezet op basis van een eigen (landschappelijke) identiteit: in de 1e fase ligt de nadruk op water. Holland Park West, nu onderdeel van het Bergwijkpark, zal worden ontwikkeld als Parkbuurt; Holland Park Zuid als Natuurbuurt. Het zal resulteren in een bijzonder woongebied met ruim 5.000 woningen. Het centraal gelegen Bergwijkpark zal als schakel tussen de verschillende plandelen gaan fungeren. De basis van deze ontwikkeling is gelegd in het Strategisch Masterplan 2012 en het Masterplan Bergwijkpark aanpassing en verdere uitwerking (augustus 2013).

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0017.png"

Figuur 4.1 Groene identiteiten als drager van de buurt (bron: BKP Holland Park West en Zuid; gemeente Diemen)

Groen- en waterstructuur

Ook de groen- en waterstructuur heeft een structurerende functie in de uiteindelijke inrichting. De bestaande waterstructuur vormt daarvoor de basis. Deze zal behouden en versterkt worden, en door de drie deelgebieden lopen. Door bomen langs deze structuur wordt tevens een robuuste groenstructuur gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0018.png"

Figuur 4.2 Groenstructuur Holland Park West en Zuid (bron: BKP Holland Park West en Zuid; gemeente Diemen)

Ontsluitingsstructuur

Het gebied zal ontsloten worden via de bestaande ontsluitingen in het noorden en zuiden van het gebied. De noordelijke ontsluiting takt via de Bergwijkdreef en de Diemerdreef bij Duivendrecht aan op de Gooiseweg; de zuidelijke ontsluiting takt via de Daalwijkdreef op deze weg aan. In het gebied wordt voorzien in een ringontsluiting waar alle deelgebieden op aantakken. Voor langzaamverkeer zal worden aangesloten op de fijnmazige fiets- en wandelstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0019.png"

Figuur 4.3 Verkeersstructuur (bron: BKP Holland Park West en Zuid; gemeente Diemen)

4.2 Ontwikkeling plangebied

De ontwikkeling Holland Park Zuid gaat uit van de transformatie van het huidige gebied. De bestaande functies zullen plaatsmaken voor woningen. De ontwikkeling zal organisch plaatsvinden. Als kader hiervoor geldt het Stedenbouwkundig plan Holland Park Zuid, dat op 23 mei 2019 is vastgesteld door de gemeenteraad van Diemen. Zoals hierboven beschreven zal Holland Park Zuid een eigen karakter krijgen, maar door de doorlopende groen-, water- en verkeersstructuur integraal onderdeel gaan worden van het gehele gebied. Daarbij is relevant dat de gronden in Holland Park Zuid eigendom zijn bij verschillende eigenaren. Om de ontwikkeling te faciliteren, maar ook om de gewenste kwaliteit te krijgen, zijn in dit bestemmingsplan specifieke regels met betrekking tot kwaliteit opgenomen. Tevens is een bezonningsstudie uitgevoerd (zie bijlage 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0020.png"

Figuur 4.4 Impressie ontwikkeling Holland Park Zuid (bron: Stedenbouwkundig plan Holland Park Zuid, april 2019)

Ruimtelijk

De ontwikkeling gaat uit van de realisatie van 4 blokken van appartementengebouwen. Door deze opzet vormen deze blokken een 'bebouwingswand' langs het Zilvermeeuwpad. Deze wand wordt doorbroken door de bestaande infrastructuren (zoals de Bergwijkdreef, fietspaden en water). De bebouwing van de vier blokken gaat naar het zuiden, richting de robuuste groen- en waterstructuur aan de Daalwijkdreef, over in losse blokken die vrij in de ruimte staan. De bebouwing zal bestaan uit diverse bouwhoogten.

De gebouwen worden geplaatst rond halfverdiepte parkeergarages waarin het parkeren grotendeels opgelost wordt. Op de garages loopt de openbare ruimte door. Hierdoor komen de woningen in het groen te liggen en verloopt de overgang van stad naar landschap diffuser.

Het is van belang om te komen tot een hoogwaardige inrichting van de groene ruimte. In het kader van de ontwikkeling van Holland Park West wordt het bestaande Bergwijkpark grotendeels bebouwd. Dat betekent in principe een afname van groen. Het uitgangspunt is daarom om de kwaliteit van het nieuwe groen in de plandelen West en Zuid een hoogwaardig karakter te geven.

In Holland Park Zuid is de inrichting van de publiek toegankelijke ruimte bepalend voor de kwaliteit van het plan. De ontwikkeling bestaat uit vier blokken met een verschillend karakter. Alle ruimte tussen de blokken wordt landschappelijk ingericht. Uitgangspunt blijft dat alle ruimte tussen de blokken publiek toegankelijk blijft en het dus mogelijk is om tussen de blokken door te lopen. Alleen op die manier kan het gewenste hoogwaardige karakter, zoals hierboven beschreven, tot stand komen. Om dat te realiseren worden in dit bestemmingsplan extra regels gesteld aan de inrichting en het gebruik van het beoogde groen op de particuliere percelen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden zoals geboden in artikel 7c van de Crisis- en herstelwet.

De aansluiting op de bestaande groen- en waterstructuur is uitgewerkt in de vorm van 'tussenstraten', die de verschillende clusters scheiden. Deze tussenstraten sluiten aan op de groenstructuur in Holland Park. Deze tussenstraten worden ingericht als groene parkverbindingen. De Centrale park as maakt bovendien onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur van Diemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0021.png"

Figuur 4.5 Tussenstraten (bron: Stedenbouwkundig plan Holland Park Zuid, april 2019)

Functioneel

Het programma in Holland Park Zuid gaat uit van 1.500 woningen. Om het gebied voor alle groepen toegankelijk te houden wordt uitgegaan van een mix van minimaal 30% sociale huurwoningen en minimaal 20% middenhuur. Deze aantallen worden ook vastgelegd in diverse publiekrechtelijke documenten. Ondersteunend zijn kleinschalige buurtfuncties in de plint toegestaan.

Bezonning

Voor de ontwikkeling Holland Park Zuid is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 4. In deze studie is voor drie maatgevende dagen (21 maart, 21 juni en 21 december) op een aantal tijdstippen gekeken naar de schaduwwerking. 21 juni is de langste dag, 21 december de kortste. Op 21 juni (en 21 september) vallen daar tussenin. In december staat de zon het laagste en gaat vroeg onder. Die dag is dan ook sprake van schaduwwerking op de gevels van de bestaande bebouwing, hoewel delen van het gebouw nog steeds zon krijgen. Uit de modellen blijkt dat er op de andere data nauwelijks sprake is van schaduwwerking. Op 21 maart om 10.00 uur en 12.00 uur is sprake van een schaduwwerking op de onderste verdiepingen. Op 21 juni valt alleen om 10.00 uur schaduw op een klein deel van de begane grond; de rest van de dag is er geen sprake van schaduwwerking. De ontwikkeling leidt dus niet tot onaanvaardbare bezonning op de bestaande bebouwing.

Beeldkwaliteit

Holland Park Zuid zal samen met Holland Park West de ontwikkeling Holland Park afronden. Daarbij is de ambitie dat deze ontwikkelingen aansluiten op het hoge kwaliteitsniveau dat in de eerste fasen van Holland Park gerealiseerd is. De gewenste kwaliteit zit voor een belangrijk deel in de detaillering en materialisering van zowel de bebouwde als de onbebouwde ruimte. Deze ambities zijn vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan bebouwde en onbebouwde ruimte Holland Park West en Zuid (d.d. 5 maart 2018). Om te garanderen dat het plan conform dit beeldkwaliteitplan gerealiseerd wordt, is het beeldkwaliteitplan aan de regels gekoppeld.

4.3 Omgang met huidige functies

De ontwikkeling Holland Park Zuid vindt plaats op gronden, die nu in gebruik zijn voor andere functies. Het eindbeeld zal dus gefaseerd gerealiseerd worden. Het één en ander is afhankelijk van de initiatieven van de eigenaren van de gronden. Wel is duidelijk dat een aantal gebruikers op termijn hun locatie zullen verlaten:

  • De gronden aan de westzijde zijn op dit moment grotendeels in gebruik voor studentenhuisvesting. er betreft hier tijdelijke units, die uiterlijk 2022 verwijderd zullen worden. Ook de supermarkt heeft een tijdelijk karakter;
  • De Hogeschool InHolland is voornemens om te verplaatsen naar een centrale campus. Deze verplaatsing vindt uiterlijk in 2023 plaats;
  • De gebruikers van de kantorenlocatie zijn aan het zoeken naar een nieuwe locatie. Gezien de specifieke vraag is niet duidelijk op welke termijn een geschikte locatie beschikbaar is;
  • De KPN-locatie is door moderne technieken niet meer in zijn geheel nodig. Een klein deel blijft behouden als telecommunicatiecentrum. Deze locatie heeft in dit bestemmingsplan een aparte bestemming gekregen. Het overige deel is beschikbaar voor transformatie.

Dit bestemmingsplan gaat planologisch uit van de beoogde situatie, zoals in dit hoofdstuk beschreven. Dat betekent dat de huidige bebouwing en het huidige gebruik onder het overgangsrecht geplaatst worden. Dat betekent dat huidige bebouwing en gebruik in principe in stand kunnen blijven. Het overgangsrecht is juridisch geborgd in Artikel 17.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 1.500 woningen en 6.438 m2 bvo ondersteunende voorzieningen. Voor het vigerende bestemmingsplan Bergwijkpark 2015 is een PlanMER opgesteld. Hierin is uitgegaan van maximaal 5.170 nieuwe woningen en 15.730 m2 bvo aan voorzieningen voor het gehele gebied (exclusief de Campus Diemen Zuid, zie figuur 5.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0022.png"

Figuur 5.1 programma planMER

Het programma dat met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt blijft binnen de kaders van dit de planMER. Dit wordt hieronder aangetoond.

Woningen

In onderstaande tabel is aangegeven met welke aantallen de planMER rekening hield en hoeveel woningen inmiddels gerealiseerd zijn.

Tabel 5.1

Fase   planMER   Vergund   Gepland   Verschil  
1   340   251     -89  
2   1.200   946     -254  
3   680   358     -32  
4   530        
5   380     1.500    
6   1.300     750    
7   440       -400  
X   300   774     474  
Totaal   5.170   2.329   2540   -301  

Tot nu toe zijn van de onderzochte 5.170 woningen 2.329 woningen vergund / gerealiseerd. Gepland zijn 2.540 woningen. Dit is inclusief de ontwikkelingen Diemercircle, Holland Park Zuid en Holland Park West. Na realisatie van deze ontwikkelingen zouden er dus 301 woningen minder gerealiseerd zijn dan waar de planMER van uitgegaan is. De wijzigingen die het bestemmingsplan Holland Park Zuid mogelijk maken zorgen dus niet voor meer woningen of een groter oppervlak bebouwing in verhouding tot het vigerende bestemmingsplan.

Voorzieningen

Het bestemmingsplan maakt ook de toevoeging van 6.438 m2 aan voorzieningen mogelijk. In het planMER is uitgegaan van 15.730 m2 bvo aan voorzieningen. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de fasen 4, 5, 7 en een deel van 6. In deze gebieden is in het MER uitgegaan van de volgende oppervlakte aan voorzieningen:

Tabel 5.2

fase 4   1.000 m2 bvo  
fase 5   1.500 m2 bvo  
fase 7   880 m2 bvo  
fase 6   2.600 m2 bvo  
totaal   5.980 m2 bvo  

Dit is dus minder dan de ruimte die het bestemmingsplan biedt. Bovendien zal de oppervlakte uit fase 6 ook deels aangewend worden voor de ontwikkeling Holland Park West. In de eerste fasen zijn de volgende oppervlakken gerealiseerd:

Tabel 5.3

fase   MER   daadwerkelijk gerealiseerd   saldo m2 bvo  
fase 1   750 m2 bvo   907 m2 bvo   - 157 m2 bvo  
fase 2   3.500 m2 bvo   1.700 m2 bvo   1.800 2 bvo  
fase 3 (prognose)   2.500 m2 bvo   741 m2 bvo   1.759 m2 bvo  
fase X (Campus Diemen Zuid)   3.000 m2 bvo   3.000 m2 bvo   0  
       
totaal gerealiseerd / gepland   9.750 m2 bvo   6.348 m2 bvo   3.402 m2 bvo  

Er is dus circa 3.400 m2 bvo minder aan voorzieningen gerealiseerd.

Bovendien vinden de ontwikkelingen plaats binnen de ruimtelijke kaders die in het MER onderzocht zijn; de nieuwbouw blijft binnen de wijzigingsbevoegdheden, waarvan de uiterste ruimtelijke mogelijkheden onderzocht zijn. Derhalve is geen nieuwe MER nodig.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling valt daarmee binnen de kaders van het PlanMER Bergwijkpark 2015. Voor het bestemmingsplan is een m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure dan ook niet noodzakelijk. Wel dient rekening gehouden te worden met de randvoorwaarden en mitigerende maatregelen die gesteld zijn in het MER. Deze zijn opgenomen in de milieuparagrafen.

5.2 Verkeer en parkeren

Inleiding

De locatie Holland Park Zuid te Diemen wordt herontwikkeld. De huidige bebouwing wordt gesloopt ten behoeve van het realiseren van 1.500 woningen met diverse wijkfuncties in de plinten. Deze ontwikkelingen zullen leiden tot veranderingen op het gebied van verkeer en parkeren. In deze verkeersparagraaf wordt ingegaan op de verkeerskundige gevolgen van deze ontwikkeling.

Verkeersstructuur

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied is ontsloten via de Bergwijkdreef naar de Daalwijkdreef. Via deze wegen is het plangebied via de S112 ontsloten richting de A9 (zuiden) en A10 (noorden). De genoemde wegen zijn gebiedsontsluitingswegen. De maximum snelheid op de Bergwijkdreef en de Daalwijkdreef bedraagt 50 km/u. Op de Gooiseweg (S112) bedraagt de maximum snelheid 70 km/u.

Ontsluitingsstructuur

Gemotoriseerd verkeer

Het gebied zal ontsloten worden via de bestaande ontsluitingen in het noorden en zuiden van het gebied. De noordelijke ontsluiting takt via de Bergwijkdreef en de Diemerdreef aan op de Gooiseweg; de zuidelijke ontsluiting takt via de Daalwijkdreef ook op deze weg aan. In het gebied Holland Park wordt voorzien in een ringontsluiting waar alle deelgebieden op aansluiten.

Openbaar vervoer

Het plangebied is eveneens goed te bereiken met het openbaar vervoer. De metrohaltes Diemen Zuid en Verrijn Stuartweg liggen binnen loopafstand van het plangebied (400 en 140 meter). Tevens rijdt buslijn 44 door het plangebied met eindbestemming Diemen-Noord en treinstation Amsterdam Bijlmer-ArenA.

Langzaam verkeer

Voor langzaam verkeer zal worden aangesloten op de fijnmazige fiets- en wandelstructuur. Een belangrijke beleidsdoelstelling zowel op lokaal als regionaal niveau is het gebruik van de fiets te stimuleren en de kwaliteit van het fietsnetwerk te verhogen. Daarom wordt bij grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen ook ingezet op mogelijkheden om het fietsnetwerk te optimaliseren. De fietsverbinding ten oosten van de Gooiseweg is belangrijk als schakel in het regionale fietsnetwerk. In het Fietsnetwerk van de Vervoerregio Amsterdam zijn een aantal andere routes opgenomen die door Holland Park Zuid lopen. Deze zijn in figuur 5.2 weergegeven met een doorgetrokken lijn. Aanvullend daarop is het van belang de lokale fietsverbindingen te behouden en verbeteren naar station Diemen Zuid en Amsterdam Zuidoost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0023.jpg"

Figuur 5.2 Fietsverkeersstructuur

Parkeren

De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van het voorgenomen programma en wordt voorzien binnen het plangebied. Door de stedelijke ligging, de goede openbaar vervoer verbindingen en de goede bereikbaarheid voor langzaam verkeer is een parkeernorm van 0,6 voor de woningen overeengekomen. Hiernaast geldt voor de bezoekers een parkeernorm van 0,25. Voor de 1.500 woningen die gerealiseerd worden betekent dit een parkeerbehoefte van 1.275 parkeerplaatsen (900 voor bewoners en 375 voor bezoekers).

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0024.png"Figuur 5.3 Parkeerplaatsen parkeergarages (bron: Stedenbouwkundig plan Holland Park Zuid)

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0025.png"

Figuur 5.4 Parkeerplaatsen openbaar gebied (bron: Stedenbouwkundig plan Holland Park Zuid)

In de parkeergarages onder de bebouwing worden parkeerplaatsen en in de openbare ruimte worden parkeerplaatsen gerealiseerd. Aan de parkeerbehoefte wordt derhalve voldaan binnen het plangebied.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van het plangebied is berekend op basis van de voorgenomen herontwikkeling van de het plangebied. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie zijn berekeningen uitgevoerd op basis van de kengetallen van het CROW (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317), hierbij zijn de kenmerken 'sterk stedelijk' en 'schil centrum' gehanteerd. Door de goede ligging ten opzichte van het openbaar vervoer zijn de minimale kengetallen gehanteerd. De verkeersgeneratie van de huidige functie, toekomstige functie en de verkeerstoename is opgenomen in tabel 5.3.

De volgende aannames zijn gedaan voor de verkeersgeneratie van de (tijdelijke) woningen in het meest westelijke blok:

  • de arbeiders werken voornamelijk in de directe omgeving, en zullen dus grotendeels per fiets/lopend/openbaar vervoer, of eventueel carpoolend naar het werk gaan. Aangenomen wordt dat er circa 260 autoverplaatsingen per dag gemaakt worden voor woonwerkverkeer (180 heen en 180 terug);
  • voor de overige verplaatsingen wordt ook voornamelijk 'samen' in een auto gereden. Bijvoorbeeld bij het boodschappen doen. En niet elke arbeider maakt elke dag extra verplaatsingen met zijn eigen auto. Uitgaande dat elke arbeider, elke tweede dag boodschappen doet en dan ook meerijdt met een ander komt dat neer op circa 250 autobewegingen per twee dagen en 75 per dag voor boodschappen doen;
  • daarnaast wordt rekening gehouden met 150 extra verplaatsingen (heen en terug) per dag voor overige verplaatsingen, wat neer komt op 300 bewegingen.

Het religiegebouw dat zich in het gebied bevindt is niet meegenomen met de verkeersgeneratie. De verkeersgeneratie is hiervan niet bekend en zal naar verwachting enkel op zondagochtend plaatsvinden. Dit valt buiten het maatgevende moment voor de woningen.

Voor het aantal studenten van de hogeschool Inholland is gekeken naar het aantal studenten dat ingeschreven staat op de vestiging in Diemen. Op deze vestigingen hebben verdeeld over 14 opleidingen 3.467 studenten zich ingeschreven (Hogeschool Inholland, 2018).

Tabel 5.4 Verkeersgeneratie in mvt/etmaal huidig gebruik

  functie benaming CROW   hoeveelheid   Mvt/hoeveelheid   verkeersgeneratie  
Woningen   nvt   536 eenheden   nvt   635 mvt/etmaal  
Supermarkt   Buurtsupermarkt   228 m2 bvo   43,3 mvt per 100 m2 bvo   98,7 mvt/etmaal  
School   Hogeschool   3.467 studenten   10,4 per 100 studenten   360,6 mvt/etmaal  
Kantoorgebouwen   Kantoor (zonder baliefunctie)   14.780 m2 bvo   4,4 per 100 m2 bvo   650,3 mvt/etmaal  
Totaal         1.744,6 mvt/etmaal  

Omdat de woningen een hoge dichtheid hebben en op ideale ligging van het openbaar vervoer is tabel 5.5 van de CROW publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) gehanteerd. Het type woonmilieu is bepaald door de buitencentrum ligging, maar wel met een hoge dichtheid.

Tabel 5.5 Verkeersgeneratie in mvt/etmaal toekomstig gebruik

functie benaming CROW   hoeveelheid   Mvt/hoeveelheid   verkeersgeneratie  
Vrije sector*   750 eenheden   3,9 per eenheid   2.925 mvt/etmaal  
Middel huur   300 eenheden   2,8 per eenheid   840 mvt/etmaal  
Sociale huur   450 eenheden   2,8 per eenheid   1.260 mvt/etmaal  
Wijkcentrum (gem)   6.438 m2    39,8 per 100 m2   2.562 mvt/etmaal  
Totaal       7.587 mvt/etmaal  
Toename       5.842 mvt/etmaal  

* Omdat bij de vrije sectorwoningen een hogere verkeersgeneratie wordt verwacht is hierbij het gemiddelde van twee woonmilieus gehanteerd (buitencentrum met hoge dichtheid en centrum-stedelijk overig).

De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling bedraagt circa 5.842 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Naar verwachting zal het toenemende verkeer zich redelijk verspreiden in de omliggende wegen. In het verkeersonderzoek ontwikkeling Bergwijkpark te Diemen (Goudappel Coffeng, d.d. 3 juni 2015) is onderhavige ontwikkeling meegenomen. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen problemen op het gebied van verkeersafwikkeling zijn te verwachten.

Conclusie

Het plangebied is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer en per openbaar vervoer. De parkeerbehoefte zal geheel binnen het plangebied worden gerealiseerd. De verkeerstoename zal zich naar verwachting verspreiden over de omliggende wegen en zal niet leiden tot knelpunten. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkelingen dan ook niet in de weg.

5.3 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

In 2014 is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door RSM voor het bestemmingsplan Bergwijkpark 2015. Hierin is het plangebied van dit bestemmingsplan meegenomen. Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat in de grond van het plangebied lichte verontreinigingen met zware metalen, PAK, olie en PCB’s aangetoond zijn en in het grondwater bleek sprake van lichte verontreinigingen met barium en xylenen. Ter plaatse van Bergwijkdreef 88 bleek een bovengrondmengmonster uit de westhoek van het terrein matig verontreinigd te zijn met PAK. Bij separate analyse van de deelmonsters zijn echter geen verhogingen gemeten. De aangetoonde lichte verontreinigingen in grond en grondwater staan het voorgenomen gebruik (bewoning) niet in de weg. Vervolg onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Mocht tijdens de herontwikkeling grond vrijkomen, dan is deze naar het zich nu laat aanzien herbruikbaar. Voor een formele beoordeling op herbruikbaarheid is het verkennend bodemonderzoek echter niet geschikt. Tegen de tijd dat duidelijk is welke partijen grond vrijkomen en elders hergebruikt zouden moeten worden, zullen deze partijen grond middels een AP04 partijkeuring onderzocht moeten worden.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.4 Waterhuishouding

Wet en regelgeving

Besluit op de ruimtelijke ordening

Artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) verplicht in de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen over de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.

Kaderrichtlijn water

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW maakt het mogelijk om verontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal en stroomgebiedsgericht aan te pakken. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan de gestelde waterkwaliteitseisen, die afhankelijk zijn van onder meer het type water. De uit de KRW voortkomende milieudoelstellingen en maatregelen zijn verwerkt in de waterbeheerplannen van de waterschappen. Vanaf 22 december 2015 zijn de geactualiseerde stroomgebiedbeheerplannen van kracht.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.

Keur

Op 1 november 2017 is de meest recente Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) in werking getreden. De Keur van het AGV is gericht op het beschermen van de water aan- en afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem. In de Keur zijn verschillende geboden en verboden opgenomen, waarop echter door het waterschap ontheffing kan worden verleend.

Beleid

Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden.

Het oorspronkelijke waterplan is in december 2014 tussentijds gewijzigd voor de implementatie van het rijksbeleid en de daarvoor benodigde rijksacties die volgen uit het voorstel voor deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in het Deltaprogramma 2015. Vanaf 2016 is het nationale waterplan voor de periode 2016-2021 van kracht.

Anders omgaan met water; Waterbeleid in de 21ste eeuw

Dit kabinetsstandpunt uit december 2000 geeft de overkoepelende visie van het Rijk weer op de aanpak van veiligheid en wateroverlast. In dit beleidsstuk wordt de watertoets geïntroduceerd om te voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt, door bijvoorbeeld landinrichting, de aanleg van infrastructuur of woningbouw.

Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

In mei 2011 sloten het Rijk, de provincies, het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen en de vereniging van waterbedrijven Nederland het Bestuursakkoord water. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam, klimaatbestendig en doelmatiger te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2020 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Waterbeheerplan 2016-2021 Waterschap AGV

Het waterschap heeft de zorg voor het regionale watersysteem: optimale bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van schoon water en efficiënte zuivering van afvalwater. Belangrijke kernwoorden daarbij zijn ‘duurzaam’ en ‘kosteneffectief’. Het waterschap vindt de intrinsieke waarde van water als beeldbepalend element in de leefomgeving heel belangrijk. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en ‘robuust’ (toekomstbestendig) watersysteem.

 

In het Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 zijn de volgende strategische doelen voor de langere termijn (2030) opgenomen:

  • samenbrengen van alle regionale waterbeheertaken in één regionale waterautoriteit;
  • een klimaatbestendig en waterrobuust gebied;
  • steden die beter bestand zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast, overstromingen, hitte en droogte;
  • een omgeving die zich bewust is van waterveiligheid;
  • water dat overal in het gebied geschikt is voor de vastgestelde gebruiksfunctie;
  • gebruik van afvalwater als grondstof en bron voor energie en water;
  • gebruik van vernieuwende oplossingen vanuit samenwerking met kennisinstellingen, andere overheden en marktpartijen;
  • vermindering van regeldruk en vergroting van kosteneffectiviteit;
  • afstemming over alle watertaken per stroomgebied;
  • behoud van de zelfstandige bevoegdheid.

 

Om de strategische doelen te behalen ligt de focus van het Waterschap (AGV) op onder andere de volgende punten:

  • Veiligheid staat voorop;
  • Schoon en voldoende oppervlaktewater;
  • Stedelijk waterbeheer.

Gemeente Diemen

In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Diemen (2014-2018) is het rioleringsbeleid van de gemeente Diemen vastgelegd. In het vGRP (verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan) van Diemen wordt een normering voor klimaatbestendigheid (wateroverlast) opgevoerd. Voor Holland Park geldt dat de buitenruimte een bui van 120 mm in een uur moet kunnen verwerken/bergen zonder water in de panden.

Onderzoek

Huidige situatie

Het plangebied ligt in zijn geheel in de Venserpolder. De huidige drooglegging is 1,20 tot 1,30 meter. Voordat het huidige gebied Bergwijkpark werd ontwikkeld bestond het gebied voornamelijk uit laagveen en daarna uit weiland. Vervolgens is op die gronden een zandlaag aangebracht en gebouwd.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied ligt een primaire watergang. De ligging van de watergang (hydrovak) is weergegeven in figuur 5.5. Voor de watergang geldt een beschermingszone van 5 meter voor het onderhoud van de watergang. Naast de watergang is het gebied grotendeels verhard met groenstroken langs de watergang en de Bergwijkdreef.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0026.png"

Figuur 5.5 Overzicht watergangen, waterkeringen en kunstwerken in het plangebied. Bron: Legger waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan een secundaire waterkering, ter hoogte van de Daalwijkdreef. In figuur 5.1 is de secundaire waterkering weergegeven met bijbehorende beschermingszone. Verder zijn in de omgeving van het plangebied geen waterkeringen aanwezig.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Voor de beoogde ontwikkeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de waterparagraaf van het vigerende bestemmingsplan gebleven. De ontwikkeling bestaat uit de transformatie van de huidige bebouwing naar een woonwijk. Binnen de woonwijk krijgt groen meer aandacht in de vorm van natuurvriendelijke oevers en meer onverhard oppervlak in de wijk.

Waterkwantiteit

Voor de waterkwantiteit wordt binnen de kaders van de waterbalans, die is opgesteld voor het bestemmingsplan Bergwijkpark 2015, gebleven. Deze waterbalans gaat voor de gehele ontwikkeling Holland Park (inclusief de Campus Diemen Zuid en uitbreiding Campus Diemen Zuid) uit van toename aan verharding van 34.813 m2. De compensatie-eis voor de toename van het verhard oppervlak van het waterschap is 10% (3.482 m²). De compensatie wordt met name gezocht in de nieuw aan te leggen watergangen in de ontwikkeling Holland Park 1e fase. De toename van het wateroppervlak tussen de huidige situatie en de toekomstige bedraagt 12.415 m². Dit resulteert in een positieve waterbalans van 8.933 m². De oppervlakte aan verharding zal dus binnen de kaders blijven.

De beoogde ontwikkeling gaat uit van vervanging van bestaande bebouwing. De bestaande watergang in het gebied zal daarbij behouden blijven. Er worden geen nieuwe duikers aangelegd, wel komen er nieuwe bruggen. Zie ook 'waterbeheer'.

Waterstructuur algemeen

  • De minimale doorvaartbreedte van watergangen is 6 meter.
  • De minimale doorvaarthoogte onder de bruggen is 1,25 meter ten opzichte van streefpeil.
  • De oevers zijn, op de kades na, groen uitgevoerd. Daarbij wordt gestreefd naar een flauw aflopend dwarsprofiel van minimaal 1:3.
  • Het Meerjaren Werkplan Oevers is leidend bij de keuze voor specifieke materialen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Het hemelwater wordt voor zover mogelijk geïnfiltreerd binnen het plangebied ter plaatse van gronden die niet verhard zijn. Bij een overschot aan hemelwater wordt dit geloosd op het oppervlaktewater (omliggende sloten).

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Daarbij komt een extensief beheerregime ten behoeve van een hogere natuurwaarde.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

De beoogde ontwikkeling realiseert bruggen en steigers binnen de beschermingszone van de primaire watergang. Hiervoor dient een vergunning aangevraagd te worden bij het waterschap.

Conclusie

Vanwege de aanleg van bruggen en steigers in de beschermingszone van de primaire watergang is een vergunning noodzakelijk. Voor de toename van verharding wordt ruimschoots gecompenseerd. De beoogde woningbouw heeft geen nadelige gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.5 Ecologie

Normstelling en beleid

Wet natuurbescherming

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Met de Wet Natuurbescherming zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • Natura-2000 gebieden.

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000 gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 5.6). Het plangebied maakt ook geen deel uit van Natuur Netwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Markermeer & IJmeer, ligt op een afstand van circa 4 kilometer. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2835 is vastgesteld, dat in het Markermeer & IJmeer geen voor stikstof gevoelige habitattypen aanwezig zijn. Weliswaar is in het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied "Markermeer & IJmeer" aangegeven dat het habitattype kranswierwateren (H3140) gevoelig is voor stikstof, maar in het zogenoemde "Natura 2000 profieldocument", waarin beschrijvingen zijn opgenomen van habitattypen waarvoor doelen zijn vastgesteld, is voor het habitattype kranswierwateren (H3140) aangegeven dat dit habitattype in fysisch geografische regio afgesloten zeearmen, met name in de randmeren, niet gevoelig is voor stikstofdepositie. Naar het oordeel van de Afdeling kunnen het Markermeer en het IJmeer worden aangemerkt als afgesloten zeearmen in de zin van het zogenoemde "profieldocument habitattype kranswierwateren (H3140)", zodat het daar voorkomende habitattype kranswierwateren (H3140) niet als stikstofgevoelig kan worden aangemerkt. De Afdeling vindt hiervoor steun in het beheerplan "Natura 2000 Beheerplan IJsselmeergebied 2017-2023", waarin staat dat in Markermeer & IJmeer geen sprake is van een knelpunt als gevolg van (externe) stikstofdepositie en geen herstelstrategieën nodig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0027.png"

Figuur 5.6. Plangebied (rode cirkel) ten opzichte van NNN. Bron: Provincie Noord-Holland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0028.png"

Figuur 5.7. Plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebieden. Bron: AERIUS Calculator.

Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten.

De voorgenomen woningbouw in het plangebied wordt gasloos. De huidige bebouwing wordt verwarmd met gas. Dit betekent dat er momenteel sprake is van gebouwemissies. De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied heeft geen gebouwemissies. De enige relevante emissies in de gebruiksfase zijn daarom de verkeersemissies. De voorgenomen ontwikkeling leidt tot een toename van 6.000 verkeersbewegingen per etmaal. De verkeersafwikkeling vindt plaats via de Bergwijkdreef naar de Daalwijkdreef. Via deze wegen in het plangebied wordt het verkeer vervolgens via de S112 ontsloten naar de A9 en A10. Hier gaat het verkeer op in het heersende verkeersbeeld. De gebruiksfase leidt vermoedelijk tot een afname van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-habitats.


In de aanlegfase is sprake van een tijdelijk toename. Deze emissies worden veroorzaakt door het gebruikte materieel, de verkeersbewegingen van het transport van materiaal en de verkeersbewegingen van de werknemers. Aannemelijk is dat deze uitstoot beperkter is dan in de gebruiksfase. Daarnaast is sprake van een (slechts ) tijdelijke piek in depositie op grote afstand van het Natura 2000-gebied, waarin (een) stikstofgevoelige habitat(s) is/zijn gelegen. Vanwege de hiervoor geschetste aard van de ontwikkeling en de afstand van ruim 7 kilometer tot het Natura 2000-gebied Botshol genereert de bestemmingswijziging qua stikstofdepositie geen problemen. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit de Natura 2000-gebieden. Gezien bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming 2017 en het beleid van de provincie de uitvoering van het project niet in de weg.


Voorts wordt verwezen naar paragraaf 5.1. Mer-beoordeling van de plantoelichting, waaruit volgt, dat de beoogde ontwikkeling binnen de kaders van het PlanMER Bergwijkpark 2015 valt. Voor het bestemmingsplan is een m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure dan ook niet noodzakelijk. De vereiste passende beoordeling heeft al plaatsgevonden bij het PlanMER Bergwijkpark 2015. Wel dient rekening gehouden te worden met de randvoorwaarden en mitigerende maatregelen die gesteld zijn in het MER. Deze zijn opgenomen in de milieuparagrafen.

Soortenbescherming

Toetsingskader: Wet natuurbescherming

De ontwikkeling leidt tot sloop van bestaande bebouwing en het rooien van planten. Daarom is in het kader van het MER een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dit dateert uit 2013/2014 dus moet worden geactualiseerd. Daarbij komt dat de provincie Noord-Holland met de invoering van de Wet natuurbescherming ook kleine marterachtigen beschermt. Voor de ontwikkeling is een ontheffing FF-wet voor gewone dwergvleermuis afgegeven. Deze is in augustus 2018 afgelopen. Dat betekent dat een nieuwe ontheffing nodig is.

In 2019 is het ecologisch veldonderzoek geactualiseerd. Uit het onderzoek (zie bijlage 5) blijkt dat er verblijvende vleermuizen zijn aangetroffen. Het gaat om een kraamverblijfplaats van gewone dwergvleermuis. Indien werkzaamheden worden verricht aan gebouwen waarin verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen, dan dient een plan van aanpak gemaakt te worden waarin mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven om negatieve effecten die kunnen optreden teniet te doen. Bij het uitvoeren van werkzaamheden dient hier dus rekening mee te worden gehouden door het treffen van compenserende en/of mitigerende maatregelen. Deze maatregelen worden in het kader van de Wabo vergunningen opgelegd en zijn daarmee uitvoerbaar. Daarom vormen deze geen knelpunt voor de voorgenomen ontwikkeling.

In het stedenbouwkundig plan wordt uitgegaan van een ecologisch aantrekkelijke wijk. Ter stimulering zullen maatregelen uitgevoerd worden. Zo dienen waterpartijen te worden uitgevoerd met aan minimaal één zijde een natuurvriendelijke oever met een helling van 1 op 4 of vlakker en met elkaar verbonden te zijn (bij voorkeur door het toepassen van bruggen.) Het inbouwen van faunatunnels en het inbouwen van kunstmatige nestgelegenheid is als beleidsuitgangspunt opgenomen in stedenbouwkundig plan Holland Park Zuid.

Conclusie

Voor de ontwikkeling vormt het aspect Gebiedsbescherming geen knelpunt. Voor het aspect soortenbescherming is een actualiserend veldonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat er verblijvende vleermuizen zijn aangetroffen. Bij het uitvoeren van werkzaamheden dient hier rekening mee te worden gehouden door het treffen van compenserende en/of mitigerende maatregelen. Deze maatregelen worden in het kader van de Wabo vergunningen opgelegd. Het aspect soortenbescherming vormt daarom geen knelpunt voor de voorgenomen ontwikkeling.


5.6 Schiphol

Toetsingskader

Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is een besluit op basis van de Luchtvaartwet. Het LIB regelt welk gebied bestemd is voor gebruik als luchthaven en voor welk gebied daaromheen beperkingen gelden ten behoeve van de veiligheid en geluidsbelasting. Het LIB geeft regels voor gebruik en bestemming van de grond in deze gebieden. Op basis van het LIB kan de rijksoverheid beperkingen opleggen aan bouwinitiatieven in zones rondom de luchthaven Schiphol. Primaire doelen zijn:

  • voorkomen dat het gebruik van de grond en de bebouwing op en rond Schiphol een gevaar zou kunnen vormen voor de veiligheid van het luchtverkeer
  • beperken van het aantal nieuwe en bestaande door vliegtuiggeluid gehinderde bewoners en gebruikers.

De minister van Infrastructuur en Milieu kan een verklaring van geen bezwaar geven, zodat nieuwe bebouwing of functiewijziging toch mogelijk is.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt ook binnen de contour uit het LIB voor Toetshoogtes. Dit betekent dat beperkingen gelden bij bebouwing dat hoger is dan 146 m NAP. De beoogde woningbouw zal hieraan voldoen (artikel 2.2.2 a).

Het plangebied ligt binnen de contour uit het LIB voor beperking windturbines en laser (artikel 2.2.4 LIB) De ontwikkeling omvat zowel geen windturbine als laser. Deze contour vormt dan ook geen belemmering Tot slot is het plangebied gelegen binnen de contour uit het LIB voor toetshoogtes radar. In verband met het correct functioneren van radarapparatuur geldt een toetshoogte van 68-70 meter NAP. Ook hieraan zal de beoogde ontwikkeling voldoen.

Het aspect Externe veiligheid als gevolg van Schiphol wordt behandeld in paragraaf 5.7.

5.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Aan de hand van de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen worden getoond zijn de risicobronnen in beeld gebracht. In Tabel 5.5 staat een overzicht van de risicobronnen rond het plangebied met de afstand tot het plangebied, de PR 10-6 contour en de afstand van het maatgevende invloedsgebied.

Tabel 5.6. Overzicht risicobronnen met relevante afstanden

risicobron   afstand tot plangebied   PR 10-6 contour   invloedsgebied van het GR  
Bodycote Hardingscentrum Diemen   450 meter   Terreingrens   35 meter (toxisch)  
LPG tankstation: Gooiseweg 50   780 meter   45 meter   150 meter (explosief)  
Spoor: Trajectnummer 30CM.4   470 meter   6 meter   4 kilometer (toxisch) 460 meter (GF3)  
Spoor: Trajectnummer 30CBY.3   1400 meter   1 meter   4 kilometer (toxisch)
460 meter (GF3)  
Route gevaarlijke stoffen Diemen   350 meter   0 meter   355 meter (GF3)  

Het plangebied valt niet binnen de PR 10-6 contour of het invloedsgebied van een risicovolle inrichting. Daarnaast bevinden zich rond het plangebied geen relevante transportroutes van gevaarlijke stoffen over het water of door buisleidingen.

Het plangebied valt niet binnen de PR 10-6 contour van het spoor. Wel valt het plangebied binnen het toxisch scenario van het spoor waar gevaarlijke stoffen over worden vervoerd (noordelijk en westelijk van het plangebied). Doordat het plangebied verder dan 200 meter van de transportroute is gelegen is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel wordt een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.

Het plangebied valt niet binnen de PR 10-6 contour van de route gevaarlijke stoffen Diemen. Het aantal transporten van deze route is beperkt en door de ligging buiten 200 meter van de transportroute is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel is hieronder een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.

Schiphol

Het plangebied ligt niet in de LIB contour 'sloopzone woningen vanwege externe veiligheid' en 'beperkingengebied kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten'. Wel ligt het plangebied grotendeels binnen het 'afwegingsgebied geluid en externe veiligheid' (figuur 5.8). Ter plaatse van dit afwegingsgebied geldt dat buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties zijn toegestaan. De planlocatie bevindt zich in bestaand stedelijk gebied waardoor woningbouw mogelijk is. Daarnaast geldt in dit afwegingsgebied dat in de toelichting van dit bestemmingsplan gemotiveerd moet worden op welke wijze rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval. Deze motivatie wordt opgenomen in de verantwoording van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0029.png"

Figuur 5.8 Ligging plangebied (Zwarte omlijning) in afwegingsgebied geluid en externe veiligheid Schiphol. Bron: Webapplicatie LIB Schiphol

Verantwoording van het groepsrisico

In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of

wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

De planlocatie wordt ontsloten via de Bergwijkdreef die aansluit op de Daalwijkdreef in het zuiden en de Diemerdreef in het noorden. De Daalwijkdreef sluit in westelijke en oostelijke richting aan op het wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Daalwijkdreef van de bronnen af worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van woningbouw. De aanwezige personen zijn over het algemeen zelfredzaam. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden.

Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Schiphol

Ook in het geval zich een calamiteit voordoet die een relatie heeft met Schiphol, bijvoorbeeld een ongeluk met een vliegtuig met een brand tot gevolg, geldt het gestelde onder bestrijdbaarheid en bereikbaarheid en zelfredzaamheid. De locatie is via meerdere aanvalswegen bereikbaar voor hulpdiensten. In en om het gebied is bluswater aanwezig. In het gebied komen in principe geen voorzieningen die zijn gericht op niet-zelfredzame personen.

De verantwoording van het groepsrisico (als gevolg van Schiphol) wordt op basis van het advies van de veiligheidsregio ingevuld.

Conclusie

Het aspect Externe veiligheid vormt geen belemmering, wel dient het groepsrisico verantwoord te worden.

5.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 5.7 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

In het kader van het MER voor bestemmingsplan Chw bestemmingsplan Bergwijkpark 2015 is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. De beoogde ontwikkeling valt binnen de aantallen die in dat bestemmingsplan onderzocht zijn. Op basis van dit onderzoek is de ontwikkeling haalbaar. Verder onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen betreffen de Daalwijkdreef en Bergwijkdreef en de Gooiseweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

5.9 Geluidhinder

Toetsingskader

Wet geluidhinder

Onderzoek en conclusie

Het plangebied wordt (deels) belast met geluid afkomstig van wegverkeer, railverkeer, luchtvaart en industrie. Ten behoeve van het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 2.

Uit onderzoek naar de geluidbelasting ter plaatse van het plan Hollandpark Zuid blijkt het volgende:

  • Ten gevolge van wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden.
  • Zonder het treffen van maatregelen (dove gevel) wordt op één toetspunt ten gevolge van de Gooiseweg ook de maximale ontheffingswaarde overschreden.
  • Er zijn hogere waarden noodzakelijk als gevolg van de Gooiseweg, de Daalwijkdreef, de Bergwijkdreef, de Eekholt, de metrolijn en het industrieterrein Verrijn Stuart. Uitgegaan wordt van de maximaal berekende waarden en een ingeschat aantal woningen, zie tabel 5.8. Het besluit hogere waarden is opgenomen in bijlage 3.

Tabel 5.8 Benodigde hogere waarden

aantal woningen   ontheffingswaarde   geluidsbron  
230 Sportblok   53 dB   Gooiseweg  
450 (Sportblok, Steigerblok, Parkblok, Hofblok)   54 dB   Daalwijkdreef  
230 Sportblok
150 Steigerblok  
62 dB   Bergwijkdreef  
242 Hofblok   58 dB   Eekholt  
242 Hofblok   55 dB(A)   Verrijn Stuart  
242 Hofblok   58 dB   Metrolijn 53  

  • Ook ten gevolge van de niet gezoneerde wegen wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden, met uitzondering ten gevolge van de G. Rietveldsingel.
  • Op de bestaande bebouwing ten noorden van het plangebied wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden ten gevolge van de nieuwe, niet gezoneerde 30 km/ uur weg.
  • Het maximale geluidniveau (LA,max) van Verrijn Stuart overschrijdt zowel in de dag-, avond- als nachtperiode de grenswaarden. Bij de uitwerking van de woningen moet een binnenwaarde behorende bij maximale geluidniveaus gegarandeerd worden.
  • Er is nauwelijks sprake van een relevante samenloop van geluidbelastingen. De gecumuleerde geluidbelasting wordt voornamelijk bepaald door luchtvaartlawaai. Bij enkele woningen is ook railverkeerslawaai relevant.
  • Bij het ontwerp van de nieuwe woningen dient rekening gehouden te worden met de extra eisen uit het gemeentelijk ontheffingenbeleid ten aanzien van een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte, bijvoorbeeld een afsluitbaar balkon (loggia) toepassen.
  • Bij het ontwerp van de nieuwe woningen dient rekening gehouden te worden met extra eisen aan de geluidwering van de gevel, om de maximale binnenwaarde te kunnen garanderen.

Met inachtneming van de bovengenoemde maatregelen is sprake van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.

5.10 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek

Het plangebied maakt deel uit van een gemengd gebied gelet op de ligging nabij drukke verkeerswegen en een bedrijventerrein. De omringende woningen veroorzaken geen milieuhinder. Op een afstand van circa 70 meter ligt bedrijventerrein Verrijn Stuart. Dit is een gezoneerd industrieterrein. De geluidzone valt deels over het plangebied van dit bestemmingsplan (zie ook paragraaf 5.9). Dit aspect is daarom meegenomen in het akoestisch onderzoek.

In een strook dichtbij het plangebied zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Op een afstand van 115 meter van het plangebied zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan. Voor milieucategorie 2 bedrijven geldt een richtafstand van 10 meter tot een gemengd gebied waaraan voldaan wordt. Voor milieucategorie 3.1 bedrijven geldt een richtafstand van 30 meter tot een gemengd gebied waaraan voldaan wordt.

Verder zijn in de omgeving geen bedrijven aanwezig die een belemmering vormen voor de milieusituatie ter plaatse van het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. Ter plaatse van de beoogde woningen is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Binnen het plangebied worden buurtfuncties toegestaan. Dit zijn functies zoals bedrijven, detailhandel, horeca, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen. Deze functies zullen kleinschalig van opzet zijn (de oppervlakte per vestiging is beperkt tot 250 m2. Verder zijn relevante functies, zoals bedrijven en horeca, planologisch beperkt. Hiermee is geborgd dat deze inpasbaar zijn in een woongebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde woningbouw sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.11 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek

In het vigerende bestemmingsplan ligt in het plangebied een leidingenstrook met de dubbelbestemming “Leiding - Leidingstrook”. Dat betekent dat de gronden ter plaatse, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd zijn voor transportleidingen. Deze dubbelbestemming wordt in dit bestemmingsplan overgenomen. Binnen de leidingenstrook worden geen wijzigingen aangebracht, de leidingstrook staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.12 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Onderzoek

Cultuurhistorie

Het plangebied kent een relatief korte geschiedenis. Het veengebied Venserpolder werd rond de elfde eeuw ontgonnen, waarna de eerste bewoners zich vestigden op een terp in Oud Diemen. Dit oudste deel van Diemen is de plek van de voormalige kerk en de huidige begraafplaats. In de 17e eeuw werden de Weespertrekvaart en de Muidertrekvaart gegraven. De Diemerbrug vormde de overgang over de trekvaart waar toen een economisch knooppunt ontstond. Daardoor verplaatste het centrum van Diemen zich meer in zuidelijke richting. Vanaf hier begon Diemen zich meer te ontwikkelen. In de 18e en 19e eeuw werden de drooggelegde meren in gebruik genomen als landbouwgrond.

In de jaren '60 vond de verdere ontwikkeling van Diemen in noordelijke richting plaats. Het plangebied werd pas ontwikkeld rond de jaren '70 en '80, voor die tijd was er weinig tot geen bebouwing aanwezig en werd dit enkel gebruikt als weiland. Door deze late ontwikkeling kent het plangebied weinig cultuurhistorische waarden. Er zijn geen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten aanwezig. Wel is het plangebied ingericht op basis van de stedenbouwkundige uitgangspunten van die tijd.

De nieuwe inrichting van het plangebied sluit aan bij die uitgangspunten: grootschalige bebouwing in een groene setting, verhoogde ontsluitingsstructuren en een fijnmazige fietsstructuren.

Archeologie

Uit het archeologiebeleid van de gemeente Diemen blijkt dat voor het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde geldt. De gemeente Diemen heeft een gemeentelijke archeologiekaart waarin de gemeente is verdeeld in vijf gebieden:

1. Rekening houden met archeologie.

2. Rekening houden met archeologie, behalve bij zeer kleine plannen.

3. Rekening houden met archeologie bij middelgrote en grote plannen.

4. Bij grondverstorende werkzaamheden tijdig contact opnemen met het NISA te Lelystad.

5. Bij grote plannen archeologie in planproces integreren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPHollandparkZuid-OH01_0030.png"
Figuur 5.9 Gemeentelijke archeologie kaart gemeente Diemen

Het plangebied valt in het gebied "Bij grote plannen archeologie in planproces integreren". Gezien de lage archeologische verwachtingswaarden is het niet noodzakelijk om archeologisch onderzoek te verrichten.

Conclusie

Gelet op de lage archeologische en cultuurhistorische waarden vormt dit aspect geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wel wordt bij het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden de meldingsplicht uit de Erfgoedwet in acht genomen.

5.13 Duurzaamheid en gezondheid

De duurzaamheidsambities van de gemeente Diemen voor de ontwikkeling van Holland Park Zuid zijn hoog. De gemeente zet daarbij in op de thema's energieneutraal, circulair, klimaatadaptief en ecologie. In dit bestemmingsplan is het duurzaam bouwen als voorwaarde opgenomen. De regel is zo opgesteld, dat de gemeente haar beleid ten aanzien van duurzaamheid kan aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen of technieken.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Hoe werkt dit bestemmingsplan?

6.1.1 Wat regelt een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan. Een bestemmingsplan is dus belangrijk, want het bepaalt wat mag op een perceel en dus ook wat niet mag.

6.1.2 Hoe ziet een bestemmingsplan er uit?

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond.

6.1.3 Welke bestemmingen komen in dit plan voor?

In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor: Bedrijf - Telecommunicatie, Groen, Verkeer, Water en Wonen. Tevens zijn de dubbelbestemmingen Leiding - Leidingstrook en Waterstaat - Waterkering opgenomen.

6.1.4 Opzet van de planregels

De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:

  • In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
  • De Algemene regels bevatten een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing;
  • De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

6.1.5 Toelichting op de inleidende regels

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.

Artikel 1 Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

6.1.6  Toelichting op de bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan. Deze bestemmingen zijn gebaseerd op de bestemmingen zoals opgenomen in het CHW bestemmingsplan Bergwijkpark 2015. Op die manier ontstaat een eenduidig planologisch toetsingskader.

Artikel 3 Bedrijf - Telecommunicatie

Een gedeelte van de huidige locatie van KPN aan de Eekholt heeft een bestemming 'Bedrijf – Telecommunicatie' gekregen. De gronden zijn bedoeld voor telecommunicatiedoeleinden. De voorziening heeft blijvende belangrijke functie in het netwerk van KPN. Omdat vaste apparatuur, kabels en leidingen van KPN op termijn gecentreerd worden op een beperkter deel van het bestaande gebouw is een kleiner vlak opgenomen als in het voorgaande plan.

Artikel 4 Groen

De bestemming Groen is opgenomen voor het structurerende groen. In Holland Park Zuid is van belang dat het groen tussen de bebouwing doorloopt. Daarom zijn ook de gebouwde parkeervoorzieningen opgenomen in deze bestemming. Daarvoor is een bouwvlak met maatvoering opgenomen. Om te garanderen dat deze aansluiten op het omliggende groen en daarmee de gewenste hoogwaardige groenstructuur te realiseren, zijn kwalitatieve eisen opgenomen in het bestemmingsplan.

Daarvoor is gebruik gemaakt van de verbrede reikwijdte, die volgen uit artikel 7c van de CHW, in combinatie met een aanlegvergunningenstelstel. Dat betekent dat initiatiefnemers bij aanvang van de vergunning voor de realisatie van de parkeergarage onder andere een inrichtingsplan- en een beheerplan in moeten dienen. Hiermee wordt geborgd dat zij voldoen aan de kwalitatieve eisen die voorgeschreven zijn in het stedenbouwkundig plan, maar ook dat de instandhouding van de groene inrichting financieel en technisch mogelijk is. Deze plicht geldt ook voor werkzaamheden elders in de bestemming groen, zodat de samenhangende kwaliteit geborgd wordt. Hiermee wordt voorzien in een adequate compensatie van het vervallen van het Bergwijkpark.

Artikel 5 Verkeer

De (bestaande) wegen in het gebied hebben de bestemming Verkeer.

Artikel 6 Water

Het bestaande (en te handhaven) water heeft de bestemming Water. Hiermee is deze functie planologisch beschermd.

Artikel 7 Wonen

De beoogde bouwblokken hebben de bestemming Wonen. Binnen deze bestemming zijn 1500 woningen in woongebouwen toegestaan. Daarbij is aangegeven in welke bouwblokken sociale huurwoningen en middenhuurwoningen minimaal gerealiseerd en in stand gehouden moet worden. Ook is de oppervlakte van de sociale huurwoningen vastgelegd.

De beoogde bebouwing is vrij strak vastgelegd. Dat betekent dat de bouwvlakken strak om de beoogde bebouwing is getrokken. Verder zijn de bouwhoogten en onderdoorgangen specifiek vastgelegd. In het bestemmingsplan is echter de mogelijkheid geboden om af te wijken van het plan en andere bouwhoogten te hanteren, mocht daar in de uitwerking behoefte aan zijn. De mogelijkheden zijn echter begrensd; de bouwhoogte kan met maximaal 3 meter verhoogd worden en het maximaal aantal woningen zoals toegestaan in het plan mag niet toenemen.

Primair zijn in deze bestemming woningen toegestaan. Er is ook ruimte voor niet-woonfuncties. In de plint komt ruimte voor buurtfuncties, zoals bedrijven, detailhandel, kantoren en dienstverlening. Hieraan zijn wel voorwaarden verbonden, zoals de maximale oppervlakte en de oppervlakte per bedrijfsvestiging. Om te voorkomen dat er overlast voor de woningen ontstaat, wordt gebruik gemaakt van een Bedrijvenlijst en een Staat van Horeca-activiteiten.

Artikel 8 Leiding - Leidingstrook

Door het gebied loopt een aantal leidingen. Deze leidingen worden beschermd met deze dubbelbestemming.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

De Daalwijkdreef ligt op een dijk. Ter bescherming van deze waterkering is deze dubbelbestemming opgenomen.

6.1.7 Toelichting op de algemene regels

Voor het gehele plangebied gelden de algemene regels. Deze worden in deze paragraaf beschreven.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelregel voorkomt dat de overgedragen grond nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

In dit artikel staan activiteiten genoemd die verboden zijn uit te voeren binnen het plangebied.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel omvat de geluidzone industrie. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen en terreinen worden gerealiseerd. Vervanging van bestaande geluidgevoelige objecten is enkel toegestaan als wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder. Afwijken van deze regel is mogelijk wanneer met akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat het geluidsniveau aan de gevel van geluidgevoelige objecten onder de grenswaarden van de Wet geluidhinder blijft.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Deze bepaling geeft de mogelijkheid tot het beperkt wijzigen van bestemmingen voor noodzakelijke en geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen. Ook biedt dit artikel de mogelijkheid om het plan te wijzigen en de bebouwing, binnen de uitgangspunten van het stedenbouwkundig plan, anders uit te voeren.

Artikel 16 Overige regels

In deze bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Ook staan in dit artikel de parkeernormen zoals deze in dit plan worden gerealiseerd.

6.1.8 Toelichting op de overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

In  artikel 17 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen dienen te luiden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.

Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitsregeling en een regeling op grond waarvan, door het dagelijks bestuur, eenmalig kan worden afgeweken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.

De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.

De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

De slotregel (Artikel 18) beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

De eigendomspositie van gronden in het plangebied is divers. Het grootste deel van de gronden in het plangebied is eigendom van derden. De gemeente Diemen heeft circa 45% van de gronden binnen het plangebied in eigendom. De gemeente heeft geen anterieure overeenkomst met deze partijen. Dit bestemmingsplan geeft directe bouwtitels; dat betekent dat sprake is van aangewezen bouwplannen.

7.2 Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan

Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4°, respectievelijk 5° Wro noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, respectievelijk b, c of d Wro noodzakelijk is.

Binnen het plangebied zijn percelen in eigendom bij verschillende particuliere eigenaren waarmee de gemeenten geen anterieure overeenkomst van grondexploitatie heeft gesloten. In het bestemmingsplan worden bouwplannen mogelijk gemaakt die in het geldende bestemmingsplan nog niet mogelijk zijn, waardoor in beginsel de plicht bestaat tot kostenverhaal. Het bestemmingsplan voorziet op genoemde percelen in de realisering van gestapelde woningen met bijbehorende voorzieningen, waarvoor omgevingsvergunningen zijn vereist. Met de eigenaren van de eerder genoemde percelen zijn tot op heden geen (anterieure) overeenkomsten van grondexploitatie gesloten.

Op basis van artikel 7c, lid 10, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet maakt de gemeente gebruik van de mogelijkheid om het opstellen van een exploitatieplan uit te stellen tot het moment van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor het kostenverhaal niet anderszins verzekerd is. Dit betekent dat indien er op het moment van aanvraag omgevingsvergunning geen anterieure overeenkomst is gesloten met de betreffende grondeigenaar, het college van B&W kan overgaan tot het vaststellen van een exploitatieplan. Uitgangspunt blijft het sluiten van anterieure overeenkomsten.

In de anterieure overeenkomst danwel het exploitatieplan wordt het verhaal van kosten van de grondexploitatie, inclusief gebiedsoverstijgende kosten, gewaarborgd. In de tweede plaats worden eisen opgenomen met tot de werken en werkzaamheden (bouw- en woonrijp maken) en de fasering. Ten slotte worden kwaliteitseisen opgenomen om de wijze waarop de werken en werkzaamheden moeten worden uitgevoerd te waarborgen.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inleiding

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen. Informatie naar omgeving.

Voorontwerp bestemmingsplan

In een publicatie van het DiemerNieuws op 14 februari 2019 is bekend gemaakt dat het voorontwerp bestemmingsplan Holland Park Zuid van 15 februari tot en met 14 maart ter inzage is gelegd. In een aanvullende publicatie op 28 februari 2019 is bekend gemaakt dat de ter inzage legging is verlengd tot en met 28 maart 2019. Op 28 februari en 14 maart 2019 is een inloopbijeenkomst georganiseerd. Het bestemmingsplan is besproken in de informatieve raad op 14 maart 2019. Het voorontwerp bestemmingsplan is ook toegezonden aan de overlegpartners. Gedurende de ter inzage legging zijn 7 overlegreacties en 28 inspraakreacties ingediend. De Nota Inspraak en Overleg is opgenomen in bijlage 6.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De ingekomen zienswijzen zijn beantwoord in een reactienota zienswijzen. Deze is opgenomen in bijlage 7.

Vaststellings- en beroepsfase

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, gewijzigd, vastgesteld door de gemeenteraad. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan. Daarbij wordt opgemerkt dat, omdat het bestemmingsplan meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk maakt, de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Dat betekent dat voor dit bestemmingsplan de versnelde behandeling bij de Raad van State geldt.