direct naar inhoud van 4.5 Flora en fauna
Plan: Praktijkschool De Dreef
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.T1107BPSTD-VG01

4.5 Flora en fauna

4.5.1 Wettelijk kader

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van de minister van LNV ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, kunnen drie groepen soorten worden onderscheiden. Deze groepen sluiten aan bij de indeling in tabellen van de AMvB Flora- en faunawet.

Groep 1: Algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt (Tabel 1 AMvB): 

Voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling van de verboden 8 tot en met 12. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft ook voor deze soorten de zorgplicht van kracht.

Groep 2: Overige soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer volgens een gedragscode gewerkt wordt (Tabel 2 AMvB; vogels):

Voor een aantal soorten geldt een vrijstelling mits volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Wanneer een dergelijke gedragscode (nog) niet beschikbaar is, kan een ontheffing worden aangevraagd. Deze kan worden verleend indien de beoogde ruimtelijke ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort(en). Eventueel moeten hiertoe mitigerende en compenserende maatregelen genomen worden. Voor vogels geldt echter een uitgebreide toets voor een ontheffing (zie onder groep 3).

Groep 3: Habitatrichtlijn bijlage IV-soorten en in AMvB aanvullend aangewezen soorten (streng beschermde soorten) (Tabel 3 AMvB):

Voor soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor de door het ministerie van LNV per algemene maatregel van bestuur nog aanvullend aangewezen soorten geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing kan alleen worden verleend wanneer:

  • geen andere bevredigende oplossing bestaat;
  • sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
4.5.2 Gemeentelijk beleid

De gemeente Amsterdam heeft in 2008 een Natuurwaardenkaart opgesteld, waarop op basis van biodiversiteit, natuurlijkheid, vervangbaarheid en bijdrage in de ecologische structuur de natuurwaarden staan aangegeven.

Op de Natuurwaardenkaart staan geen natuurwaarden aangegeven voor het plangebied. Wel is aangegeven dat de Bittervoorn in water in de omgeving kan voorkomen en dat het een leefgebied voor de huismus kan zijn.

4.5.3 Situatie plangebied

Ten behoeve van de sloop en de nieuwbouw is er door adviesbureau IDDS een quickscan flora en fauna uitgevoerd (zie bijlage 2). Hierbij is zowel bureauonderzoek als veldonderzoek uitgevoerd, waaruit de volgende conclusies zijn getrokken.

Amfibieën en vissen

De watergang aan de noordgrens van het plangebied herbergt geen beschermde aquatische soorten. De Kleine modderkruiper en de Bittervoorn (beide beschermde soorten) worden niet verwacht en komen niet voor. De beschoeiing van de walkant maakt het voor amfibieën lastig van de oever gebruik te kunnen maken. Deze zijn dan ook niet aangetroffen. Mogelijk is het water verder van onvoldoende kwaliteit in huidige situatie, om beschermde soorten te herbergen.

Reptielen

Het voorkomen van reptielen in deze stedelijke omgeving is op voorhand vrij onwaarschijnlijk. Reptielen zijn niet tijdens het veldbezoek aangetroffen.

Zoogdieren

Grondgebonden zoogdieren

Het plangebied kent geen functie voor grondgebonden beschermde zoogdieren. Tijdens de veldbezoeken welke overdag plaatsvonden, zijn zoogdieren of sporen daarvan niet waargenomen.

Vleermuizen

Vleermuizen worden niet verwacht gebruik te maken van het plangebied. Er zijn geen sporen daarvan aangetroffen. De bebouwing lijkt voor vleermuizen verder ongeschikt vanwege permanente verstoring door school activiteiten.

Vaatplanten

Er staan geen beschermde planten in het plangebied. Bomen zijn relatief jong (5-15 jaar).

Vogels

Leefgebieden in steden worden voor vogels steeds belangrijker. Het huidige plangebied biedt momenteel weinig habitat. Verstoring door de schoolactiviteiten is voor broedsucces te groot. De essen aan de watergang hebben wel enige potentie voor broedgelegenheid. Deze bomen blijven in het nieuwe plan behouden. Kansen liggen vooral aan de overzijde van de watergang, buiten het plangebied. De veldbezoeken vonden plaats buiten het broedseizoen.

Bomen en bossages die broedplaatsen aan vogels bieden, mogen niet tijdens het broedseizoen worden verstoord of worden verwijderd. Mocht de aanvang werkzaamheden zich mogelijk deels in deze periode bevinden (ongeveer 1 maart tot ongeveer 1 augustus), dan dienen deze bomen en bossages daarvoor, dus reeds in herfst of winter, te worden verwijderen.

Insecten

Er komen geen beschermde insecten (Daglinders, Kevers, Libellen & Juffers) in het plangebied voor. De benodigde biotopen hiertoe ontbreken grotendeels.

Bomen

De bomen van enige betekenis binnen de grenzen van het plangebied zijn Essen langs de watergang. Deze blijven in het nieuwe plan gehandhaafd.

Conclusie

Er bestaan bij onderhavig plan geen knelpunten met de Flora- en faunawet met betrekking tot de herontwikkeling van A. Dumaslaan 7. Beschermde soorten komen niet in het plangebied voor. Indien de werkzaamheden in het broedseizoen zullen gaan plaatsvinden, dient men rekening te houden met mogelijke broedgevallen van Meerkoet en Wilde eend aan de overzijde van de watergang, door deze niet onnodig te verstoren.