direct naar inhoud van 5.3 Externe veiligheid
Plan: Banne Buiksloot II
Plannummer: N1203BPSTD
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.N1203BPSTD-VG01

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Normstelling en beleid

Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's bij productie, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Binnen externe veiligheid zijn de volgende categorieën te onderscheiden: externe veiligheidsaspecten van inrichtingen en buisleidingen, transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het water, en vuurwerkopslag.

Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor risicovolle inrichtingen is de normstelling gebaseerd op het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat op 27 oktober 2004 in werking is getreden. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven te beperken. Voorbeelden van deze risicovolle bedrijven zijn LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties en bedrijven die onder het Besluit risico zware ongevallen (Brzo) vallen.

Het Bevi bevat de normstelling op het gebied van externe veiligheid van inrichtingen en richt zich daarbij op de aspecten vergunningverlening en ruimtelijke ordening. Ook bedrijven met gevaarlijke stoffen waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen.

Voor nieuwe situaties geldt voor het PR, op basis van het Bevi een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde (richtwaarde) van:

  • 1. 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 2. 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 3. 10-9 voor een ongeval met meer dan 1000 dodelijke slachtoffers.


Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen.

Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van meer dan 200 meter vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Het ministerie werkt aan het Basisnet voor vervoer van gevaarlijke stoffen. In het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden voor dit Basisnet - in lijn met het Bevi - de risiconormen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vastgelegd.

Het Btev zal voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, een verantwoording GR gaan verplichten. Deze verantwoording mag achterwege blijven indien:

  • het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde of
  • het groepsrisico met niet meer dan 10% toeneemt en de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

Wel moet in alle gevallen de mogelijkheden tot hulpverlening en zelfredzaamheid worden beschreven en moet de brandweer om advies worden gevraagd.

Besluit externe veiligheid buisleidingen
Met ingang van 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Op basis van het Bevb moet bij de vaststelling van een bestemmingplan, op grond waarvan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object bij een buisleiding wordt toegelaten, een grenswaarde van 10-6 per jaar in acht worden genomen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde.

Op basis van het Bevb moet bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op grond waarvan de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object wordt toegelaten, tevens het GR in het invloedsgebied van de buisleiding worden verantwoord.

Indien:

  • een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied waarbinnen de letaliteit van personen binnen het invloedsgebied minder dan 100% is, of
  • het GR niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde of
  • de toename van het GR bij verwezenlijking van het bestemmingsplan niet hoger is dan 10% en de oriëntatiewaarde niet overschreden wordt.

Een deel van de verantwoording GR kan achterwege worden gelaten. Dat betreft specifiek artikel 12, eerste lid, onderdelen c t/m e van het Bevb waarin maatregelen ter beperking van het GR worden onderzocht.

Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, stelt het bevoegd gezag het bestuur van de regionale brandweer in de gelegenheid om in verband met het GR advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding.

Op grond van het Bevb is het tevens verplicht om in bestemmingsplannen de ligging van buisleidingen weer te geven. Hierbij wordt ook een belemmerende strook (strekkende tot 5 meter aan weerszijden) meegenomen, waarbinnen geen bouwwerken mogen worden opgericht. Verder dienen bestemmingsplannen een vergunningstelsel op te nemen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden binnen de belemmerende strook die de integriteit en werking van de buisleiding kunnen verhinderen.

5.3.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan
5.3.2.1 Bevi bedrijven

Er zijn in het plangebied Banne Buiksloot II geen Bevi bedrijven aanwezig, maar net buiten het plangebied wel. Ten zuiden van het plangebied aan de Metaalbewerkerweg bevindt zich een brandstofverkooppunt (met LPG-verkoop). De PR 10-6 contour en het invloedsgebied van dit LPG tankstation valt over het plangebied heen. Binnen de PR 10-6 contour zijn geen beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten aanwezig. De vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen dit gebied wordt in de regels uitgesloten. Met betrekking tot het groepsrisico wordt overwogen dat uit reeds beschikbare gegevens blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Het bestemmingsplan maakt hier geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk; de bestaande bebouwing wordt in dit bestemmingsplan overgenomen. Het groepsrisico neemt niet toe als gevolg van dit bestemmingsplan.

5.3.2.2 Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Er zijn in de nabijheid van het plangebied Banne Buiksloot II twee gevaarlijke routes, namelijk:

  • ringweg A10, aan de noordkant van het plangebied;
  • Klaprozenweg, aan de zuidkant.

Het plangebied ligt niet binnen de invloedsfeer van de Klaprozenweg, maar aan de noordzijde wel binnen de 200 meter zone van de ringweg A-10. Daarom is het aspect externe veiligheid nader onderzocht.

Uit de eindrapportage van de werkgroep voor het Basisnet Weg (d.d. 17 februari 2009) blijkt dat de contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar op de weg ligt. Het plan voldoet aan de grenswaarde en de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

Uit hetzelfde eindrapport voor het Basisnet Weg blijkt dat voor deze weg het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. Omdat het bestemmingsplan conserverend van aard is ten opzichte van het huidig geldende planologische kader neemt het groepsrisico niet toe. Zodoende is de toename van het groepsrisico ook kleiner dan 10% en is er geen verantwoording van het groepsrisico nodig.

5.3.2.3 Buisleidingen

Aan de zuidkant van het plangebied loopt een in gebruik zijnde hogedruk aardgasleiding van de Gasunie. Het tracé loopt ten zuiden van de Buiksloterbreek en buigt mee met de Buiksloterdijk naar het westen van Amsterdam Noord. De leiding heeft een diameter van 16 inch en een druk van 40 bar. De ligging van de gasleiding en de 10 meter brede belemmeringstrook is op de verbeelding opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.N1203BPSTD-VG01_0014.png"

weergave verloop aardgasleiding Gasunie

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient het Bevb in acht te worden genomen. Uit onderzoek van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB) van de gemeente Amsterdam, blijkt dat de contour voor PR 1*10-6 op de buisleiding ligt. Het gehele onderzoek is als bijlage 6 bij deze toelichting opgenomen. Er gelden dus geen beperkingen voor de vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Uit het onderzoek van DMB blijkt dat het maximum groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn neemt het groepsrisico niet toe. Vanwege het feit dat het groepsrisico in het inventarisatiegebied hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, is de uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk (zie volgende paragraaf).

5.3.2.4 Hulpverlening en rampenbestrijding

Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft op 14 december 2012 advies uitgebracht met betrekking tot de risico's externe veiligheid in het plangebied Banne Buiksloot (zie bijlage 5). In het advies zijn de mogelijke ongevalscenario's en diens effecten beschreven. In paragraaf 5 van het advies worden enkele maatregelen aanbevolen om de gevaren te beperken bij het bestrijden van de gevolgen van een ongeval. Over de aanbevolen maatregelen wordt het volgende overwogen.

Bronmaatregelen
Om het risico te beperken zijn bronmaatregelen het meest effectief. Over het treffen van bronmaatregelen bij bedrijven en bij vervoer gevaarlijke stoffen kan echter niet in een bestemmingsplanprocedure worden beslist. Ten aanzien van de hogedruk aardgasleiding kunnen voorzieningen worden getroffen die de kans op een incident verkleinen. Een maatregel kan zijn het markeren en vrijhouden van de leidingstraat en het beschermen van de leiding tegen beschadigingen door graafwerkzaamheden. In het bestemmingsplan kan de maatregel inzake het markeren van de leidingstraat niet worden opgenomen aangezien het een maatregel betreft die niet van planologische aard als ook niet ruimtelijk relevant is. In het bestemmingsplan ligt de leidingstraat grotendeels vrij, namelijk deze valt in de bestemmingen Groen en Water. De leidingstraat ligt niet vrij op plaatsen waar deze onder de wegen doorloopt. Dit is een bestaande situatie die met het voorliggende bestemmingsplan niet wordt gewijzigd. Tot slot is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen ter bescherming van de leidingstraat, tegen bijvoorbeeld graafwerkzaamheden. Deze zijn werkzaamheden zijn niet vergunningsvrij maar hiervoor is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist.

Effectbeperkende maatregelen
Bij nieuwe gebouwen kunnen bouwkundige maatregelen getroffen worden om de effecten van een rampscenario te beperken. Omdat dit bestemmingsplan de huidige bestaande bebouwing conserveert, zijn deze maatregelen niet relevant.

Maatregelen ter verbering van zelfredzaamheid
De functies nabij de buisleiding en de gevaarlijke stoffen route zijn niet speciaal bestemd voor minder zelfredzame mensen (zoals zorginstellingen, kinderdagverblijven en basisscholen), waarvan de fysieke veiligheidssituatie extra aandacht vraagt van de nood- en hulpdiensten. Er mag dus vanuit worden gegaan dat de aanwezigen in het plangebied gemiddeld zelfredzaam zullen zijn.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter, zodoende zullen er geen objecten met minder zelfredzame personen in de 100% letaliteitscontour gebouwd worden. De communicatie over risico´s van gevaarlijke stoffen gebeurt via de wettelijke kanalen als de provinciale risicokaart. Amsterdam communiceert op dit moment niet actief over de risico´s van gevaarlijke stoffen. Vanwege de lage risico´s zal voor dit gebied geen actief communicatieprogramma worden opgezet.