direct naar inhoud van 5.2 Archeologische en overige cultuurhistorische waarden
Plan: Banstraat 23-27
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.K1105BPSTD-VG01

5.2 Archeologische en overige cultuurhistorische waarden

5.2.1 (Inter)nationale regelgeving

Aan het einde van de jaren tachtig groeide het besef dat archeologische vindplaatsen in Europa ernstig werden aangetast door grootschalige infrastructurele werken, de toename van bouwlocaties en de intensivering van de landbouw. Om het archeologische erfgoed beter te beschermen hebben de Europese ministers van Cultuur in 1992 het Verdrag van Valletta opgesteld (ook bekend als het Verdrag van Malta). Een essentieel uitgangspunt van dit verdrag is dat behoud van archeologisch erfgoed in de bodem (in situ) in iedere fase van planontwikkeling dient te worden meegewogen. Als behoud in de bodem (bv door middel van technische maatregelen en/of planaanpassing) geen optie is, dient het bouwplan te voorzien in maatregelen om archeologische overblijfselen op een juiste wijze (volgens de wettelijk verplichte Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) te documenteren en de informatie en vondsten te behouden. Het verdrag stelt de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan, dat bodemverstoring tot gevolg heeft, verantwoordelijk voor de planologische en de financiële inpassing van archeologisch onderzoek. De nieuwe wet ter uitvoering van dit verdrag, de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), is per 1 september 2007 definitief van kracht. Dit heeft onder meer tot gevolg dat elk bestemmingsplan op archeologisch beleid zal worden getoetst. Vanwege het ruimtelijke karakter van het bodemarchief heeft het archeologische beleid raakvlakken met dat van de ruimtelijke ordening. Door de wetswijzigingen worden archeologische belangen vanaf het begin van de besluitvorming in de ruimtelijke ordening meegewogen. Ondanks de getroffen maatregelen om vooraf archeologisch onderzoek in te plannen kunnen toevalsvondsten bij bouwprojecten worden aangetroffen. Hiervoor blijft de meldingsplicht van kracht.

Conclusie

Er is archeologische quick scan uitgevoerd (Bijlage 4). Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de (inter)nationale regelgeving.

5.2.2 Provinciaal beleid

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierdoor is de verhouding tussen de provincie en de gemeenten gewijzigd. In het beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland omschrijft de provincie haar rol. Hierbij staat de samenwerking met gemeenten op basis van gemeentelijke en de provinciale structuurvisie centraal. Tevens handhaaft de provincie de Belvedère-benadering, waarin behoud van cultuurhistorie door ontwikkeling wordt nagestreefd. Als toetsingskader voor bestemmingsplannen en projectbesluiten met een Beeldkwaliteitsplan hanteert de Provincie tevens het beleidskader en het streekplan. Op grond van de Wro dienen gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen de Provinciale Ruimtelijke Verordening in acht te nemen. In het beleidskader is opnieuw de Cultuur Historische Waardenkaart (CHW) opgenomen, waarin gebieden, die naar verwachting archeologisch waardevol zijn, zijn aangewezen als provinciale archeologische attentiegebieden. De waardestellingen van de CHW zijn bedoeld als primaire algemene indicaties die per specifiek plangebied nadere invulling en precisering behoeven. De provinciale beleidsintentie is om invulling aan de primaire doelstelling van het Verdrag van Malta te geven en archeologische reservaten aan te wijzen. Deze gebieden dienen om archeologische monumenten duurzaam te beschermen en te beheren en daarmee voor toekomstig onderzoek te bewaren. Daarnaast betrekt de provincie nadrukkelijk culturele waarden, waaronder ook archeologie, bij de realisatie van de ruimtelijke- en stedelijke vernieuwing.

Binnen het voorliggende bestemmingsplan zijn geen wettelijk beschermde archeologische monumenten aangewezen. Evenmin geldt voor een deel van het plangebied volgens de Archeologische Monumenten Kaart (AMK: terrein 14.611) en de provinciale Cultuur Historische Waardenkaart (CHW: MLA 245A) een hoge archeologische waardering. Het verwachtingsbeeld van de AMK en CHW is echter algemeen van aard en dient in het kader van de bouwplanvorming nader te worden uitgewerkt.

Geografie

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland is een groot deel van de omgeving van het plangebied weergegeven als 'historische geografie vlakken van waarde'. In de toelichting bij de Cultuurhistorische Waardenkaart wordt het betreffende gebied getypeerd als 'opstrekkende veenontginningen'. Kenmerkend voor de landschappelijke ontwikkeling van dit deel van Amsterdam zijn de veenontginningen en de steeds weer uitbreidende stad Amsterdam. De uitbreidingen gingen ten koste van het agrarische land. Het oorspronkelijke verkavelingspatroon, dat dateert uit de 'Volle middeleeuwen', is op sommige plaatsen nog herkenbaar in de hedendaagse structuur van de woonwijken. De oriëntatie van sloten en kavels is met name zichtbaar. Sloten werden vaak straten en kavels werden woonblokken.

Het voorliggende bestemmingsplan voor de Banstraat 23-27 leidt niet tot wijziging van de bestaande historisch-geografische structuur.

5.2.3 Gemeentelijk beleid

In aansluiting op het rijks- en provinciaal beleid besteedt de gemeente specifieke aandacht aan vroegtijdige inpassing van archeologie in de ruimtelijke ordeningsprocessen. Uitgangspunt hierbij is een kwalitatief adequaat beheer van het cultureel erfgoed met aandacht voor een efficiënte voortgang van bouwprocessen en kostenbeheersing. Tegen deze achtergrond is de afdeling Archeologie BMA in 2001 gestart met een nadere inventarisatie van archeologische verwachtingen in elk afzonderlijk stadsdeel. Hiertoe worden onder meer verschillende historische kaartbeelden van het stadsdeelgebied met elkaar vergeleken. Deze inventarisatie is bedoeld als een verfijning van het verwachtingsbeeld van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en de Cultuur Historische Waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Holland, en de landelijke Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) waarin de stedelijke gebieden niet gekarteerd zijn. De nieuwe wetgeving schrijft voor dat bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan altijd een nadere waardestelling nodig is van de aanwezige archeologische verwachting in de vorm van een bureauonderzoek. Dit bureauonderzoek behelst een specificatie van eventuele archeologische waarden binnen een specifiek plangebied en een advies met betrekking tot het daarbij behorende beleid en/of te nemen maatregelen. Bij de formulering van het beleid staat altijd een realistische balans tussen het archeologische belang ten opzichte van de voortgang van het ruimtelijke ontwikkelingsproces in de stad centraal. De bescherming van (verwachte) archeologische waarden kan in een bestemmingsplan (o.a.) worden geregeld met een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Verder kan in het belang van de archeologische monumentenzorg worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport dient te overleggen als bedoeld in artikel 39, tweede lid en kan worden bepaald dat aan een omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Monumentenwet. Zowel aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning) als afwijking kunnen voorschriften worden verbonden in het belang van de archeologische monumentenzorg. Bij de bepaling van de vrijstellingsdrempels voor archeologisch wordt een combinatie van factoren, in acht genomen, te weten: a) de specifieke aard van de cultuurhistorische / archeologische waarden, b) het oppervlak van het te ontwikkelen terrein en c) de diepte van de bodemingreep. Volgens deze systematiek gelden in Amsterdam dertien beleidsvarianten met elk een specifieke verwachtingswaarde met daaraan gekoppeld specifieke eisen ten aanzien van noodzakelijk archeologisch veldonderzoek.

5.2.4 Stadsdeelbeleid

Archeologisch onderzoek BMA

In Museumkwartier en Valeriusbuurt is tot op heden geen archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Concrete aanwijzingen over de kwaliteit van archeologische sporen zijn daarom niet voorhanden. De kwaliteit van eventuele archeologische resten dient daarom op basis van archeologisch veldonderzoek in de nabije omgeving in te worden geschat. De vondsten en structuren die op deze vindplaats werd gedocumenteerd verschaffen nadere informatie over de geschiedenis en topografie van de Amstelveenseweg en omgeving. Ze zijn een goede graadmeter voor het voorkomen van archeologische overblijfselen binnen de plangebieden. In de nabijheid van de plangebieden is het volgende vergelijkbare onderzoek uitgevoerd.

Op basis van de inventarisatie van BMA zijn binnen Museumkwartier en Valeriusbuurt materiële overblijfselen te verwachten die samenhangen met de gebruiks- en bewoningsgeschiedenis als landelijk gebied van de 11de tot en met de 19de eeuw en als stedelijk gebied vanaf de 20ste eeuw. Er kunnen in het gebied bewoning en nijverheid langs wegen en verkavelingssloten of afval van de omringende bewoning verwacht worden. Dit leidt tot een verwachtingskaart van archeologische materiële neerslag (zie hieronder, plangebied aangegeven met rode stip). Daarop zijn 10 zones onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1105BPSTD-VG01_0010.jpg"

Afbeelding 11: verwachtingskaart van archeologische materiële neerslag

Archeologische verwachtingszones

Voor het onderhavige bestemmingsplan is alleen de zone 9 van belang.

Zone 9 Voormalige Binnendijkse Buitenvelderse Polder (licht-groen)

Hier kunnen sporen voorkomen die verband houden met bewoning en landgebruik. De materiële neerslag betreft erven, terpen, verkavelingssporen, sloten en kades van de ontginningsperiode (11de/12de eeuw) tot het gebruik als stedelijk gebied (vanaf de 20ste eeuw). Dergelijke overblijfselen hebben weinig tot geen samenhang en een wijde verspreiding. De archeologische verwachting is daarom laag.

Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidsadvieskaart van het Museumkwartier en de Valeriusbuurt gaat uit van de diverse archeologische verwachtingen en biedt een ruimtelijk overzicht van de archeologische maatregelen voor specifieke zones of locaties in het plangebied. De verwachtingen worden (in samenhang met de huidige toestand van het terrein en mogelijk opgetreden bodemverstoringen) gekoppeld aan de aard en omvang van de toekomstige bodemingrepen. Dit waarderingsstelsel resulteert in beleidsmatig maatwerk door clustering van twee soorten verwachtingen (een hoge en een lage verwachting) binnen twee soorten beleidszones, ieder met bijbehorende specifieke beleidsmaatregelen. Daarnaast is in een groot deel van het plangebied het bodemarchief door bouwactiviteiten dusdanig verstoord dat de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden zeer gering is.

Archeologische Beleidszones op basis van de archeologische verwachtingszones en verstoringen

Voor de Banstraat 23-27 (met rode stip aangegeven op de onderstaande afbeelding) geldt het beleid bij bij verstoring (grijs op de onderstaande afbeelding). Vanwege de hoge mate van bodemverstoring is dit deel van het plangebied vrijgesteld van verdere archeologische maatregelen. Voor het gehele plangebied geldt dat ook in geval geen archeologisch vooronderzoek vereist is en er toch archeologische overblijfselen ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aangetroffen worden, deze bij de gemeente aangemeld dienen te worden, zodat in gezamenlijk overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0363.K1105BPSTD-VG01_0011.jpg"

Afbeelding 12: beleidskaart archeologie

Quick scan archeologie

Op 31 augustus 2011 heeft Bureau Monumenten en Archeologie een archeologische quick-scan uitgevoerd. Deze is in de bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Vanwege de lage verwachting en de mogelijke verstoring is geconcludeerd dat geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is.

Conclusie

Er is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het stadsdeelbeleid.