Plan: | Bestemmingsplan Zuidelijk Veld Fase 2 |
---|---|
Plannummer: | H0902BPSTD |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.H0902BPSTD-OH01 |
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kunnen belemmeringen bestaan om een project te realiseren op een locatie waar de luchtkwaliteit slecht is. Ook een verslechtering van de luchtkwaliteit op bestaande locaties kan bezwaarlijk zijn.
De Wet luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Ingevolge de wet is een specifiek op luchtkwaliteit betrekking hebbende titel 5.2 in de Wet milieubeheer (hierna: Wm) opgenomen.
Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit slechts vastgesteld worden indien (samengevat) aannemelijk is gemaakt dat:
In bijlage 2 van de wet zijn de grenswaarden, plandrempel en alarmdrempels voor de diverse stoffen opgenomen. Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) in Amsterdam het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de wet veroorzaakt. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang.
Besluit en Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Artikel 5.16, eerste lid, onder b, van de wet introduceert het begrip "niet in betekende mate". In het Besluit "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit Nibm) en de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (Regeling Nibm) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip "niet in betekende mate" (nibm). Projecten die "niet in betekenende mate" (nibm) bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
In artikel 2 van het Besluit Nibm is bepaald dat de uitoefening van een of meer bevoegdheden of de toepassing van een of meer wettelijke voorschriften niet in betekenende mate bijdraagt, indien aannemelijk is gemaakt dat als gevolg van die uitoefening of toepassing de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide
Per 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden, zodat inmiddels de 3%-grens van toepassing is.
In de Regeling Nibm is voor bepaalde categorieën van projecten de 3%-grens getalsmatig geconcretiseerd. Voor deze categorieën is het wettelijk geregeld dat in die gevallen de negatieve effecten de 3%-grens in ieder geval niet overschrijden. Dit betekent dat in de aangewezen gevallen zelfs geen indicatieve berekening hoeft plaats te vinden en dat het project zonder verdere motivering of toetsing door kan gaan. De belangrijkste aangewezen categorieën voor de 3%-grens zijn de bouw van niet meer dan 1500 woningen (of 3.000 woningen indien er twee ontsluitingswegen zijn met een gelijkmatige verkeersverdeling) en de bouw van kantoren met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 (of 200.000 m2 indien er twee ontsluitingswegen zijn met een gelijkmatige verkeersverdeling).
Het bestemmingsplan voorziet in een beperkte uitbreiding van het programma dat planologisch reeds mogelijk is. Het aantal m2 woningen neemt ten opzichte van het vigerend plan slechts verwaarloosbaar toe. Er worden in totaal 114 woningen mogelijk gemaakt (exclusief zorgwoningen) wat ver onder de drempel van 1500 woningen van de Regeling Nibm is. De effecten van het hele stedelijke hernieuwingsprogramma werd reeds bij het vigerend bestemmingsplan getoetst aan de grenswaarden en werd geconcludeerd dat het plan niet leidde tot overschrijding van grenswaarden. In het bestemmingsplan wordt de vestiging van gemengde "commerciële functies" tot een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 150 m2 mogelijk gemaakt. De verkeersaantrekkende werking van deze nieuwe functies is zodanig laag dat het voldoende aannemelijk is dat dit bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de heersende concentraties van verontreinigende stoffen. Ook het eventuele omzetten van woningen in kleinschalige bedrijfsactiviteiten hetgeen in dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, heeft een zeer beperkt verkeersaantrekkende werking. Gelet op artikel 5.16, eerste lid, onder b, van de Wet luchtkwaliteit is er geen verder onderzoek noodzakelijk naar de effecten van dit plan op de luchtkwaliteit.