|
vastgesteld bestemmingsplan
gemeente Amsterdam
22 mei 2020
Het bestaande S.I.T.A. kantoorpand bevindt zich aan de Heathrowstraat 10-12. Voor de kavel wordt herontwikkeling voorzien waarbij het bestaande kantoorgebouw wordt gesloopt en nieuwbouw wordt gerealiseerd met woningen, onderwijsvoorzieningen en kinderopvang. Deze herontwikkeling voldoet aan de wensen van de Gemeente Amsterdam om het gebied te verlevendigen en de woonfunctie en een alles-in-één school toe te voegen in dit deel van Sloterdijk.
De nieuwbouw past niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hier wel in en zal na vaststelling het toetsingskader zijn voor de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
Het bestemmingsplan is gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam op 20 mei 2020. Het vaststellingsbesluit en de Nota van Wijzigingen zijn bij deze toelichting gevoegd als vaststellingsbesluit en Bijlage 1.
De Crisis- en herstelwet beoogt een versnelling in de ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke projecten te bewerkstelligen, teneinde bij te dragen aan de bestrijding van de economische crisis. Hiertoe zijn tijdelijke wijzigingen in de ruimtelijke procedures (bijvoorbeeld het bestemmingsplan) van toepassing verklaard op verschillende soorten projecten. Zo zijn bijvoorbeeld de behandelingstermijnen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verkort en is het belanghebbende begrip aangepast. De projecten waarvoor dit geldt, zijn opgenomen in bijlage I en II van de Crisis- en herstelwet.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op een project als bedoeld in bijlage I van de Crisis- en herstelwet aangezien er meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied mogelijk worden gemaakt. Het voorliggende bestemmingsplan valt daarmee onder de werking van de Crisis- en herstelwet. Het gebied is bovendien op grond van artikel 2.2 Chw in combinatie met artikel 2, lid 1, aanhef en onder ff, van het BuChw aangewezen als ontwikkelingsgebied.
De projectlocatie maakt deel uit van het gebied 'Sloterdijk II, III en IV (Sloterdijk West)' dat op grond van artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw is aangewezen als gebied waarvoor bij vaststelling van een bestemmingsplan mag worden geëxperimenteerd met een bredere reikwijdte van het bestemmingsplan. Daarmee krijgen deze bestemmingsplannen het karakter van een omgevingsplan. Van deze optie voor voor het onderhavige project geen gebruik gemaakt omdat dit niet noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het project.
Het bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn gerelateerd aan de in de regels opgenomen juridische regeling.
De verbeelding en de regels vormen samen de bestemmingsplanregeling zoals deze door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toelichting geeft de achtergronden (relevant beleid, resultaten van uitgevoerde onderzoeken) bij de bestemmingsplanregeling.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit 20 hoofdstukken. Hier wordt in het kort de inhoud van deze hoofdstukken beschreven.
Na dit eerste inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plangebied. Er wordt ingegaan op de ligging/begrenzing, de ontstaansgeschiedenis en de ruimtelijke en functionele structuur. Ook wordt ingegaan op het geldende bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid afkomstig van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente.
In hoofdstuk 4 zijn de ruimtelijk-functionele uitgangspunten en stedenbouwkundige uitgangspunten van het beoogde plan voor de transformatie en herontwikkeling van de kavel beschreven.
Hoe invulling wordt gegeven aan de duurzaamheidsambities van het plan is beschreven in hoofdstuk 6.
In hoofdstuk 5 tot en met 15 komen diverse omgevingsaspecten aan bod. De relevante rapporten zijn als bijlagen bij de toelichting gevoegd.
In hoofdstuk 18 is uitgelegd op welke wijze het voorgaande is vertaald in juridische zin. In hoofdstuk 19 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en tot slot behandelt hoofdstuk 20 de maatschappelijke uitvoerbaarheid (onder andere het overleg ex artikel 3.1.1 Bro).
Het plangebied ligt in Amsterdam Nieuw-West, deelgebied Sloterdijk-Centrum. Het plangebied bevindt zich in de buurt die is aangeduid als Haarlemmervaart-zone. Dit deelgebied ligt in het zuidelijk deel van Sloterdijk Centrum en grenst aan de Haarlemmervaart / Haarlemmerweg. Op de onderstaande afbeelding is de ligging van de kavel in het deelgebied en de ligging in Sloterdijk-Centrum weergegeven.
Op de luchtfoto is de ligging weergegeven, met aan de linkerzijde de Haarlemmerweg.
Afbeelding: ligging projectlocatie (bron: Google Maps)
De grens van het plangebied wordt bepaald door de contour van de kavel waarop wordt gebouwd. Op de onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven.
Afbeelding: grenzen bestemmingsplan
Sloterdijk-Centrum maakt onderdeel uit van Westpoort, het grootste aaneengesloten
bedrijven- en havengebied van Nederland. Het gebied wordt begrensd door het Brettenpark,
de bedrijventerreinen
van Sloterdijk I en II en de haven, de woongebieden van de stadsdelen West en Nieuw-West
en de ring.
Het dorp Sloterdijk, handelslocatie rondom trekvaart en spoorlijn
In de 13e eeuw werd de Spaarndammerdijk aangelegd, ter bescherming van het landelijke gebied van Sloten tegen het nog niet drooggemaakte IJ . Dit was tevens de noordelijke begrenzing van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Er werden ook dammen gebouwd: aan de westkant ter hoogte van het Spaarne kwam de Spaarndam en in het oosten ter hoogte van de Amstel de (Amster)dam. Daartussen verscheen de Slooterdam in het riviertje de Slooter, de Sloot of de Slochter. Op deze plek ontwikkelde zich enige handel met een kleine haven. In 1465 werd een waag ingericht voor de boerenbevolking. Het dorp kreeg de naam Slooterdyck en kon gaan groeien.
Omstreeks 1479 werd de Petruskerk gebouwd. Na het beleg van Haarlem waarin de kerk verwoest werd is deze in 1663 herbouwd. De kerk is tegenwoordig nog steeds in gebruik, inmiddels ook als officiële trouwlocatie.
De aanleg van de Haarlemmertrekvaart in 1631 - met een tol langs het jaagpad - bracht het dorp nieuwe welvaart. Vele welgestelden bouwden hofsteden langs de nieuwe weg van Amsterdam naar Haarlem. In de 19e eeuw ontstond ook enige industrie nabij Sloterdijk. De eerste trein van Nederland vertrok in 1839 uit Sloterdijk (niet uit Amsterdam) naar Haarlem. Het tijdelijke station d ‘Eenhonderd Roe lag namelijk net buiten de stadsgrens en was dus eigenlijk het eerste station bij Sloterdijk. De nieuwe spoorlijn liep evenwijdig aan de trekvaart en leidde het einde van de trekschuit in. De spoorlijn zou echter anderhalve eeuw lang het dorp blijven doorsnijden. Van 1890 tot 1905 stopten er wel treinen in het dorp.
In 1904 verscheen de elektrische tram van Amsterdam naar Haarlem en Zandvoort, die
in 1957 werd opgeheven. Via de route van de vroegere Haarlemse tram over de Admiraal
de Ruijterweg verscheen
in 1982 de Amsterdamse stadstram in Sloterdijk. Sindsdien onderhoudt tramlijn 12 de
verbinding met de rest van de stad.
Tot 1956 behield het dorp grotendeels zijn landelijke karakter, maar de bouw van spoorweghalte Sloterdijk en de aanleg van de A10 en de bedrijventerreinen in het Westelijk Havengebied in de jaren zestig leidden bijna tot de ondergang van het gehele dorp. Uiteindelijk bleef alleen de historische Petruskerk met het kerkhof en enkele huizen behouden.
Het nieuwe station Sloterdijk en het telematicagebied Teleport
In 1985 werd het station Sloterdijk Zuid - na verlegging van de spoorlijn naar Haarlem - samengevoegd met het Station Sloterdijk Noord tot het nieuwe station Amsterdam Sloterdijk. Dit station werd voorzien van twee niveaus toen ook de nieuw gebouwde Schipholspoorlijn werd geopend. Met de aanleg van metrolijn 50 (de Ringlijn) naar Sloterdijk (in 1997) kreeg deze lijn zijn (voorlopige) eindpunt bij de Isolatorweg. De laatste nieuwe lijn die aan het station is toegevoegd is de Hemboog in 2007. Door deze directe verbindingsboog tussen de Zaanlijn en de Westtak van de Ringspoorbaan Amsterdam kunnen treinen uit Noordelijk Noord-Holland rechtstreeks naar Schiphol rijden. Reizigers hoeven niet meer over te stappen op station Sloterdijk. Voor de Hemboog werd een nieuw gedeelte van het station in gebruik genomen, dat gescheiden ligt van het bestaande station en een eigen ingang heeft aan het Orlyplein.
Het nieuwe station en de directe omgeving werd in de jaren tachtig gezien als een belangrijk nieuw nevencentrum voor Amsterdam waar men vooral kon werken. De milieucontour van het naastgelegen havengebied heeft tot gevolg gehad dat er destijds voor is gekozen om wonen in Sloterdijk niet toe te laten. Het gebied is thematisch in de markt gezet als plek voor de toen opkomende en veelbelovende telematicasector. Dit verklaart ook de naam ‘Teleport’. Op deze plek werd bijvoorbeeld als één van de eerste plekken in Nederland een KPN-schotel geplaatst voor de straalverbindingen.
Sloterdijk in tijden van crisis
De focus op telematica in de jaren tachtig en negentig werd vrij snel achterhaald
door de komst van (snel) internet. De bedrijven en kantoren die zich in Sloterdijk
vestigden hadden hier lang niet
allemaal een relatie met telematica. Teleport werd een ‘gewoon’ kantorengebied, met
als onderscheidende factor de combinatie van een goede auto bereikbaarheid én een
goede bereikbaarheid per openbaar vervoer. Lang zijn er in Sloterdijk nog kavels verkocht
voor nieuwbouw kantoren. Vaak gebeurde dit aan de rand van het gebied vanwege de ruimere
parkeernorm. Gevolg hiervan is dat er in het hart van het gebied nog enkele lege kavels
resteren, een vrij uniek beeld voor stationslocaties.
Station Sloterdijk als vervoersknoop
Rond de eeuwwisseling werd duidelijk dat de vervoersknoop niet optimaal functioneerde. Door de toename van reizigersstromen moest het bus- en tramstation worden uitgebreid. Bovendien was de potentie van het gebied nog onvoldoende benut. Het gebied kon compacter en intensiever worden bebouwd om meer stedelijkheid te genereren. Uitbreiding van het bus- en tramstation op het Orlyplein was niet mogelijk. Daarom werd het verplaatst naar het lager gelegen Carrascoplein, dat met de nieuwe functie en inrichting een aantrekkelijker en sociaal veiliger karakter kreeg. De vervoersknoop werd hiermee compacter en noord-zuid gericht met het Piarcoplein, NS-station en het Carrascoplein als ruimtelijke eenheid. Met de plannen voor de verbetering en uitbreiding van het NS-station zou deze knoop optimaal kunnen functioneren.
Door de verplaatsing van het bus- en tramstation ontstond ruimte op het Orlyplein. Hier konden bebouwing en voorzieningen worden toegevoegd zodat een plek met een meer stedelijk karakter zou ontstaan met een uitstraling op regionaal niveau. Rondom de vervoersknoop zou een 'Hart van Teleport' ontstaan. In dit hart konden de werknemers van de kantoren gebruik maken van de horeca en hun boodschappen doen.
Teleport wordt Sloterdijk-Centrum, de start van een gemengd stedelijk gebied
Het vernieuwde Carrascoplein werd in 2010 in gebruik genomen. Helaas ging de vernieuwing van het NS-station uiteindelijk om financiële redenen niet door. Tijdens de economische crisis werd steeds duidelijker dat de lege kavels niet meer uitgegeven zouden worden met de snelheid en de inkomsten zoals dat altijd gebeurde. De leegstand van de bestaande kantoren bedroeg ca. 20%. Dit percentage kwam overeen met de overige kantorenlocaties in Amsterdam. Maar gezien het aantal grootschalige kantoren in Teleport en de daarbij behorende grootschalige gebruikers was er een groot risico dat het leegstandspercentage substantieel zou toenemen als één van deze gebruikers zou vertrekken of minder ruimte nodig zou hebben. Als gevolg van de economische crisis is er door de Gemeente Amsterdam (en de omliggende regio) flink geschrapt in het planaanbod van het aantal vierkante meters kantoren. In Teleport is er in totaal 200.000 m2 aan geplande nieuwe kantoren uit de oorspronkelijke plannen geschrapt. Het werd tijd voor bezinning en voor een nieuwe koers. Deze is beschreven in de gebiedsstrategie Sloterdijk Bereikbaar waarin is gekozen voor het transformeren naar een gemengd stedelijk gebied waar naast gewerkt voor het eerst sinds tijden ook gewoond kan worden. Thema's van de gebiedsstrategie zijn variëren, verblijven en verankeren.
Sloterdijk
Het plangebied maakt deel uit van Sloterdijk en ligt ten westen van de ring A10 west, ten zuiden van de haven Westpoort en ten noorden van de Haarlemmerweg. De uitlopers van het kantoren- en bedrijvengebied worden aan de westkant begrensd door de Seineweg. Voorbij de Seineweg begint de ruwe, groene wereld van de Bretten en iets verderop Spaarnwoude. Het gebied Sloterdijk ligt dus letterlijk aan de rand van de stad, in de Brettenscheg.
Door de centrale ligging van het station Sloterdijk wordt het gebied opgedeeld in vier kwadranten met elk hun eigen kenmerken. De kwadranten ten zuiden van het spoor bestaan uit lagere gebouwen geplaatst in een gridstructuur. Deze gebouwen hebben een kleinere korrelgrootte en in veel gevallen worden deze gebouwen ook gehuurd door meerdere gebruikers. Voorbeelden hiervan zijn Tauro en Aristo. In het zuidwestelijk deel van Sloterdijk is een op zichzelf staand, naar binnen gericht gebied ontwikkeld waar zich in eerste instantie veel callcenters hebben gevestigd.
Het gebied rond station Sloterdijk transformeert in een rap tempo van kantorenlocatie naar een gemengd woon- en werkgebied. Er worden kantoren getransformeerd in woningen, sinds 2016 worden braakliggende terreinen voor woningbouw ontwikkeld en de openbare ruimte wordt aangepakt. Eind 2017 zijn de eerste 358 (tijdelijke) woningen opgeleverd voor (internationale) studenten, Nederlandse jongeren en statushouders. Begin 2018 zijn vanuit transformatie ook 250 woonstudio’s in drie voormalige kantoorpanden aan de Barajasweg opgeleverd. De komende jaren worden circa 1.500 woningen voor verschillende doelgroepen gebouwd. Met de ontwikkelstrategie van Haven-Stad en de vaststelling van de MER-procedure door de gemeenteraad zal het aantal nieuwbouw woningen mogelijk toenemen naar maximaal 7.500. Op dit moment is de inschatting dat er tussen 3.000 en 7.000 woningen zijn in 2040.
Brettenscheg
Het plangebied grenst direct aan de Brettenscheg, ook bekend als Landschapspark De Bretten. Dit is een groene strook ten noorden van de Haarlemmerweg, tussen de Haarlemmerpoort en Halfweg. Het gebied is rijk aan natuur, cultuurhistorie, bedrijvigheid, creatieve industrie en sportvoorzieningen. Naast het plangebied bevindt zich in de Brettenscheg het sportpark Spieringhorn. Op dit sportpark wordt georganiseerde sport beoefend, in groepsverband. Het is een traditioneel ingesteld sportpark: het is gericht op veldsport, voetbal en hockey, en moeilijk of niet toegankelijk voor andere gebruikers van de zone. Het sportpark kent door de sportvelden en de groensingels om het park en tussen de verschillende velden een groene uitstraling. Op het park is verspreid bebouwing aanwezig in de vorm van kleedkamers, tribunes, etc.
De gemeente werkt toe naar een groen en openbaar toegankelijk park waarin sport centraal staat. Het moet een prettig, sociaal veilig en duurzaam park worden met herkenbare ingangen, waarin sport- en spelelementen de identiteit bepalen.
Op het perceel Heathrowstraat 10-12 bevindt zich het S.I.T.A. kantoorpand, bestaande uit drie lagen, een kelder en met opbouwen voor technische voorzieningen op het dak tot 17 meter hoogte. De footprint van het gebouw is circa 35 x 35 meter. Het vloeroppervlak van het gebouw bedraagt circa 4.700 m2 bvo. Het oppervlakte van de kavel is 3.591 m² en de floor-space-index (maat voor bebouwingsdichtheid) bedraagt 1,3.
Afbeelding: bestaand kantoorgebouw (bron: Google Streetview)
Aan de zuidzijde bevindt zich een parkeerterrein voor 48 auto's en voor de deur van het pand zijn eveneens 3 parkeerplaatsen aanwezig. Het pand staat in het water en wordt ontsloten door loopbruggen.
Afbeelding: bestaand kantoorgebouw (bron: Google Maps)
Het plangebied grenst aan de Brettenzone. Dit bestaat direct aansluitend aan het plangebied uit het sportpark Spieringhorn.
Afbeelding: projectlocatie naast Brettenzone / Sportpark Spieringhorn
In een groot deel van de Brettenzone is er in plaats van de in het AUP geplande volkstuin- en sportparkcomplexen vooral veel spontane natuur ontstaan.
De Brettenzone kent tal van watersystemen met even zovele peilen. Zo kennen de natuurgebieden De Kluut en de Lange Bretten een fluctuerend waterpeil: meer regen is nat en weinig regen is droog. Rond de volkstuinparken is sprake van een eigen waterhuishoudingsregime. De drager voor het watersysteem voor de hele zone is de Haarlemmervaart. Deze vaart, parallel aan de Haarlemmerweg, vormt dan ook één van de belangrijkste onderdelen van de waterstructuur in het gebied.
Haarlemmerweg
Langs de zuidzijde is de Haarlemmerweg (N200) gelegen. Deze weg heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie voor Amsterdam. De weg verbindt de binnenstad van Amsterdam met Haarlem en de A9. Tussen de A10-West en de A9, dus langs het plangebied, is de weg een stuk snelweg. Vanwege de functie van de weg heeft deze een aanzienlijke breedte. De weg vormt daardoor een duidelijke scheiding tussen Sloterdijk en de Westelijke tuinsteden.
Het gedeelte van autoweg N200 tussen kruispunt Seineweg en Admiraal de Ruijterweg zal worden afgewaardeerd van de status "autoweg" naar een stedelijke weg met een lagere rijsnelheid (van 70 naar 50 km/uur). De Haarlemmerweg blijft een belangrijke schakel in het autonetwerk van Amsterdam en blijft in eigendom van Rijkswaterstaat. De afwaardering is onderdeel van een breder pakket van samenhangende afspraken tussen Rijk en regiopartners met als doel het transformeren van het werkgebied Amsterdam-Sloterdijk naar een gemengd gebied van wonen, werken en voorzieningen.
Ontsluiting
De huidige ontsluiting naar de SITA kavel vindt plaats via de Heathrowstraat. Deze straat is bereikbaar vanaf de bocht Barajasweg - Arlandaweg via een inritsituatie. Momenteel is dit gebied nog 50km/u en ingedeeld als tweerichting autoverkeer, waarbij de fietser en de auto de weg delen. Halverwege de Heathrowstraat sluit de Naritaweg (een klein circuit omsloten door de Barajaspanden) aan. De Naritaweg is momenteel ook ingericht als tweerichting verkeer. Rondom het Barajasplantsoen wordt de straat eenrichtingsverkeer.
Op dit moment ontsluit de Heathrowstraat zowel de parkeerplaats van het Teleport Hotel (Heathrowstraat 3 & 5), als de SITA kavel. De Heathrowstraat gaat over van een openbare weg naar een weg op een gedeeld uitgeefbaar terrein van Teleport Hotel en SITA. In deze zone wordt zowel de parkeerplaats van het Teleport hotel ontsloten (deze entree bevindt zich aan de westzijde van de kavel) als de parkeerplaats van SITA (zuidzijde SITA kavel).
Langzaamverkeer
Tussen het bestaande kantoorgebouw en de Haarlemmerweg ligt een fietspad en wandelroute: het Brettenpad. De fietsroute bestaat sinds september 2010 en begint tegenover een beeld met Domela Nieuwenhuis aan de Nassauplein in het voormalige stadsdeel Westerpark langs de Westergasfabriek tussen rauwe industrie en lappen natuurgebied door naar Halfweg.
Afbeelding: Brettenpad (bron: Landschap Noord-Holland)
Spoorwegen
Noordelijk van het plangebied is een spoorweg aanwezig die bepalend is voor de ruimtelijke structuur: de spoorweg Amsterdam – Haarlem.
Openbaar vervoer
Op ongeveer 500 meter ligt NS-station Sloterdijk. Hiervandaan vertrekken zowel intercity's als sprinters, halteert de metro (lijn 50) en hebben verschillende buslijnen van en naar Nieuw-West, West en de binnenstad hun begin- en eindpunt. Ook is dit een halte voor regionale buslijnen naar IJmuiden en P+R Wormerland. De locatie bevindt zich hiermee binnen een straal van 800 meter van hoogwaardig openbaar vervoer.
Op straat zijn er in de nabije omgeving in totaal 26 openbare parkeerplaatsen (zie afbeelding 1). Hiervan liggen 11 parkeerplaatsen in de Heathrowstraat en 15 parkeerplaatsen in de Barajasweg. Het Teleport hotel beschikt over een eigen parkeerterrein met ongeveer 102 parkeerplaatsen. Dit parkeerterrein is publiek toegankelijk met een parkeerapp. De SITA-kavel beschikt ook over een eigen parkeerterrein met ongeveer 50 parkeerplaatsen.
De parkeerdruk van de openbare parkeerplaatsen ligt overdag boven de 95%. 's Avonds en in het weekend zijn er weinig auto's aanwezig en is de parkeerdruk erg laag. Voor de openbare parkeerplaatsen geldt een parkeerregime van betaald parkeren van maandag t/m vrijdag van 9.00 tot 19.00 uur. Het uurtarief is € 2,50 per uur.
De geluidszone van het industrieterrein Westpoort is met het provinciaal Inpassingsplan "Aanpassing geluidszones Westpoort en Hoogtij vastgelegd". Het PIP is een zogenaamd facetbesluit of facetherziening waarbij slechts het facet geluidszones-industrie wordt geregeld en in verband met de voorgestelde dezonering een nieuwe grens industrieterrein wordt vastgelegd.
Ter plaatse gold het bestemmingsplan "Sloterdijk" dat is vastgesteld op 3 juli 2013. Het gebouw aan de Heathrowstraat 10-12 is daarin bestemd als "Gemengd-5". De bestemmingen "Water" en "Groen" zijn eveneens van toepassing op de gronden die in het nu voorliggende bestemmingsplan zijn betrokken. Een deel van het gebouw is voorzien van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering".
Afbeelding: Bestemmingsplan "Sloterdijk" ter plaatse van plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Gemengd - 5
Bestemmingsomschrijving
Op grond van de planregels is in de bestemming "Gemengd - 5" een veelheid aan functies toegestaan, te weten bedrijven, detailhandel, kantoren, diverse soorten horeca, dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening, culturele voorzieningen, sportvoorzieningen en ontspanning en vermaak. Ook zijn de daarbij behorende parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, wegen, verblijfsgebieden, tuinen en erven toegestaan evenals terrassen, groenvoorzieningen, water, watergangen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
Op basis van de specifieke gebruiksregels zijn geluidgevoelige functies (waaronder onderwijs) niet toegestaan, tenzij dat specifiek is aangeduid. Onderwijsvoorzieningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding "onderwijs" maar deze aanduiding is niet van toepassing op Heathrowstraat 10-12.
Voor het hele plangebied geldt een maximum aantal woningen van 2.000 en zijn parkeernormen opgenomen.
Bouwregels
De maximale toegestane bouwhoogte bedraagt 15 meter. Er geldt een floor-space-index (fsi) van minimaal 1 en maximaal 1,5. Voor gebouwde parkeervoorzieningen geldt dat deze inpandig gerealiseerd moeten worden.
Water
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor vaarwater, waterberging, waterhuishouding, waterlopen, waterpartijen met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers en andere waterbouwkundige constructies.
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken ten dienste van ligplaats voor woonschepen en woonarken en het afgemeerd houden van schepen.
Groen
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water en watergangen, nutsvoorzieningen, ambulante handel met de daarbij behorende voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, kunstobjecten, toegangs- en ontsluitingswegen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De realisatie van parkeervoorzieningen is toegestaan, maar uitsluitend in afwijking van het bestemmingsplan (afwijkingsbevoegdheid in lid 9.4).
Waterstaat - waterkering
Een deel van het plangebied is voorzien van de dubbelbestemming "Waterstaat - waterkering". Deze gronden zijn mede bestemd voor waterstaatkundige werken, waaronder inbegrepen waterkeringen. De bestemming "Waterstaat - waterkering" is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
Gebiedsaanduiding "geluidzone - industrie"
Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie” mogen op gronden gelegen binnen deze zone geen woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd en geen geluidgevoelige terreinen worden aangelegd.
De geluidgevoelige bestemmingen zijn wel toegestaan indien het bevoegd gezag ten behoeve van de bouw van de andere geluidgevoelige gebouwen of aanleg van geluidgevoelige terreinen een hogere grenswaarde hebben vastgesteld en wordt voldaan aan de van toepassing zijnde eisen voor de karakteristieke geluidwering uit het Bouwbesluit. Ook is het toegestaan indien door middel van akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat door het treffen van een bronmaatregel een situatie kan worden gecreëerd, waardoor wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Tenslotte geldt het verbod niet indien de naar het industrieterrein gekeerde gevel van het andere geluidgevoelige gebouw voldoet aan de voorwaarden, zoals vermeld in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder en door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond, dat minimaal sprake is van één geluidsluwe gevel (geluidsbelasting minder dan 50 dB(A)).
Op 19 juni 2019 heeft de gemeenteraad het besluit genomen dat een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid voor het gebied "Barajasbuurt e.o.". Het voorbereidingsbesluit heeft tot doel te voorkomen dat zich in het gebied ongewenste ontwikkelingen kunnen voordoen. Daartoe is onder meer het verbod opgenomen om het gebruik van gronden te wijzigen naar kantoor.
Afbeelding: gebied voorbereidingsbesluit (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Op 14 juni 2011 heeft het kabinet het ontwerp van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) aan de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een ontwerp Algemene maatregel van bestuur (Amvb) Ruimte (het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: Barro).
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Schiphol, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam.
Op 1 oktober 2012 is het Barro gewijzigd en traden delen van het Barro in werking die al waren vastgesteld, maar die voor hun inwerkingtreding wachtten op deze wetswijziging. Met deze aanpassingen in de regelgeving is de wettelijke borging van het beleid in de SVIR nagenoeg voltooid. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Het plangebied is een binnenstedelijke locatie waarbij de in het Barro aangegeven Rijksbelangen niet in het geding zijn.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving om in te spelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe we onze fysieke leefomgeving inrichten. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) staan de keuzes op nationaal niveau. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en maken van keuzes. In veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. De drie uitgangspunten (afwegingsprincipes) zijn:
Doorvertaling van de NOVI naar het niveau van de provincie Noord-Holland, de Metropoolregio Amsterdam en de gemeente Amsterdam is momenteel in voorbereiding.
Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven.
De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. Omdat het leefbaar houden van de provincie ook vraagt om grote investeringen in bijvoorbeeld het landschap, natuurontwikkeling en de transitie naar een duurzame energiehuishouding.
De provinciale visie ten aanzien van Amsterdam en de metropool rond Amsterdam is opgenomen in de Omgevingsvisie. De metropool rond Amsterdam is een stedelijk systeem van grotere en kleinere kernen, met Amsterdam als hoogstedelijke kernstad, een landschap met hoge gebruiks- en belevingswaarde, een multimodale bereikbaarheid, een havengebied met energietransitie en circulaire economie als dragers en Schiphol als internationale hub.
De ontwikkeling komt tot uiting door een snel groeiend aantal inwoners, arbeidsplaatsen en bezoekers, leidend tot een tendens van concentraties van economische functies. Grote aantallen arbeidsplaatsen concentreren zich op een aantal locaties in een zone van de Amsterdamse binnenstad tot net ten zuiden van Schiphol. Daarbij is het wenselijk om, vanuit het beperken van woon-werkafstanden en daarbij horen de mobiliteitsinvesteringen, nieuwe woningen zo dicht mogelijk bij de grote werkconcentraties te realiseren, waar mogelijk in gemengde woonwerkmilieus.
De provincie ziet zichzelf wat de metropool Amsterdam betreft meer als aanjager en als expert. Voor het overige geldt, net als in de huidige situatie, dat de gemeente Amsterdam op basis van de eigen structuurvisie vrijheid heeft ten aanzien van het te volgen ruimtelijk beleid.
Algemeen
De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningbesluiten vanuit provinciaal belang gezien moeten voldoen. In het belang van een goede ruimtelijke ordening acht de provincie het noodzakelijk dat er algemene regels vastgesteld worden omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen (en de andere hiervoor genoemde planvormen en besluiten) over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Hierdoor heeft de provincie meer invloed op de ruimtelijke ordening in Noord-Holland.
Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De laatste wijziging van de PRV is op 27 mei 2019 door Provinciale Staten vastgesteld. In deze wijziging is een verbod op nieuwvestiging en uitbreiding van geitenhouderijen opgenomen in de PRV. De gewijzigde PRV is op 7 juni 2019 in werking getreden.
Relevante regels
Voor het plangebied zijn de regels met betrekking tot 'bestaand stedelijk gebied', 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' en 'woningen binnen de 20 Ke-contour' relevant:
Afbeelding: uitsnede 20 Ke-contour (bron: PRV)
Conclusie
Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Doordat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is regionale afstemming nodig. Op de behoefte en regionale afstemming van deze functies wordt ingegaan in de navolgende paragrafen en in hoofdstuk 9.
De belangrijkste onderwerpen uit de op 19 november 2018 vastgestelde Omgevingsvisie worden verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. Het ontwerp van de Omgevingsverordening NH2020 is met ingang van 18 februari 2020 ter inzage gelegd gedurende een periode van 6 weken (tot en met 10 april 2020).
De Omgevingsverordening moet zich meer richten op kwalitatieve normen in plaats van kwantitatieve. In de Omgevingsverordening NH2020 worden daarvoor de eerste stappen gezet, die vooral terug te vinden zijn in de instructieregels die zich richten op bestemmingsplannen van de gemeenten. In deze regels wordt meer ruimte geboden voor maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte.
Voor de projectlocatie en het met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte project zijn ten aanzien van de volgende onderwerpen instructieregels in het ontwerp van de Omgevingserordening gegeven:
De instructieregels moeten worden opgevolgd zodra de Omgevingsverordening in werking treedt, maar dat is niet eerder dan dat het nu voorliggende bestemmingsplan is vastgesteld. De ontwerp Omgevingsverordening is dan ook geen toetsingskader voor vaststelling van dit bestemmingsplan. Niettemin kan nu reeds worden vastgesteld dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Omgevingsverordening, indien deze ongewijzigd zou worden vastgesteld.
De Metropoolregio Amsterdam is het informele samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in de noordvleugel van de Randstad. Belangrijk kenmerk van de metropoolsamenwerking vormt het feit dat dit gebeurt op vrijwillige basis. De democratische legitimatie van besluiten vindt plaats in de Staten en Raden van de aangesloten gemeenten en provincies. Het versterken van de concurrentiepositie, nationaal en internationaal, vormt de rode draad binnen de metropoolsamenwerking. Om in de Europese top mee te kunnen blijven spelen, is de gezamenlijke ambitie gericht op het creëren van een hoogwaardig, veilig en duurzaam leef- en woonmilieu voor bedrijven, bewoners en bezoekers, nu en straks. Door in te zetten op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden die omringd worden door recreatief groen moet het vestigingsklimaat aantrekkelijk blijven. Rond de beleidsvelden verkeer en vervoer, economie, verstedelijking, landschap en duurzaamheid zijn drie regionale bestuurlijke overlegorganen geformeerd. De samenwerking in metropoolverband levert de regio bovendien structureel meer kracht en zeggenschap op richting het Rijk.
Het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) is in 2005 opgericht. In dit regionale samenwerkingsverband stemmen de provincies Noord-Holland en Flevoland samen met de Stadsregio en de gemeenten vraag en aanbod van bedrijfslocaties zo goed mogelijk op elkaar af. Er vindt regionale afstemming plaats over de kwantiteit en kwaliteit van werklocaties. Het doel van Plabeka luidt als volgt:
Het creëren van voldoende ruimte en kwaliteit van werklocaties (kantoren, bedrijventerreinen, zeehaventerreinen) voor een evenwichtige economische ontwikkeling om daarmee een bijdrage te leveren aan de versterking van de (internationale) concurrentiepositie van de Metropoolregio en het verbeteren van het regionale vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven.
Ter uitvoering van de doelstelling van het Plabeka is een uitvoeringsstrategie vastgesteld. De op 23 juni 2017 vastgestelde Uitvoeringsstrategie 'Ruimte voor werken in de MRA van morgen 2017-2030; Plabeka 3.0' (US 3.0) van de Metropoolregio Amsterdam richt zich op een gezonde kantoren- en bedrijventerreinmarkt in de gehele Metropoolregio. Daar waar in eerdere Plabeka-afspraken met succes de reductie van het planaanbod centraal stond, is nu gekozen voor meer flexibiliteit zodat in regionaal verband goed ingespeeld kan worden op de economische dynamiek. Het doel is om voldoende ruimte én kwaliteit van werkmilieus in de MRA te creëren, om zo bij te dragen aan de internationale concurrentiepositie van de MRA.
In Amsterdam vindt er veel transformatie van veelal leegstaande kantoren naar woningen
en andere functies plaats. In 2015 is er in de gemeente Amsterdam ca. 148.000 m2 BVO
aan kantoorruimte getransformeerd, waarvan ca. 87.000 op formele kantoorlocaties (ca.
2,2% van de totale
voorraad op kantoorlocaties). Ook tussen 2010 en 2014 lag het transformatievolume
met gemiddeld 125.000 m2 BVO (formele plus informele kantoorlocaties) hoog.
Ook voor de komende jaren is de verwachting dat kantorentransformatie in de gemeente Amsterdam (en overigens ook daarbuiten) doorzet. In Koers 2025 heeft de gemeente de ambitie geformuleerd om tot aan 2025 de bouw van 50.000 woningen in de gemeente mogelijk te maken. Een belangrijk deel van deze woningbouwopgave zal landen op bestaande bedrijventerreinen en kantoorlocaties, die daarmee gaan transformeren tot gemengde woon-werkgebieden.
Conform de hierboven geschetste methodiek komt een voorlopige schatting van het Amsterdamse transformatievolume tot aan 2030 uit op ca. 600.000 m2 BVO. Op bijna alle locaties waar transformatie verwacht wordt, geldt dat een deel van de kantorenfunctie ook behouden blijft. Op die manier worden gemengde gebieden gecreëerd. Belangrijke formele kantoorlocaties die worden getransformeerd tot gemengde economische gebieden zijn Amstel III, Teleport, Anton de Komplein, Riekerpolder, de Alfa-driehoek en het RID-gebied.
De sloop van het bestaande kantoorgebouw aan de Heathrowstraat 10-12 en de bouw van woningen en maatschappelijke voorzieningen (onderwijs) past binnen het beschreven beleidskader.
De provincie Noord-Holland vraagt vanuit haar rol als woningmarktregisseur alle regio's binnen de provincie een RegionaalActieprogramma (RAP) Wonen op te stellen. Doel van zo'n RAP is vooral de borging van de regionale afstemming over woningbouwprogrammering, zodat vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar aansluiten.
Voor woningbouwplannen in Amsterdam is de gehele (voormalige) stadsregio te beschouwen als marktregio. De actuele woningbehoefte voor de periode 2017-2027 binnen deze marktregio bedraagt 79.510 woningen. De harde plancapaciteit (plannen waarvoor een onherroepelijk bestemmingsplan geldt) bedraagt 62.440 woningen waardoor er sprake is van een tekort van 17.070 woningen aan harde plancapaciteit.
Het plangebied behoort volgens het overzicht op de website www.plancapaciteit.nl nog niet tot de harde plancapaciteit. De circa 190 woningen aan de Heathrowstraat die door middel van het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zullen derhalve bijdragen aan het oplossen aan het tekort aan harde plancapaciteit (17.070 woningen).
Algemeen
In de Structuurvisie Amsterdam 2040 'Economisch sterk en Duurzaam' (17 februari 2011) is het ruimtelijk beleid van de gemeente verwoord. De centrale ambitie van de Structuurvisie is dat Amsterdam zich verder ontwikkelt als kernstad van een internationaal concurrerende, duurzame, Europese metropool. Intensivering van het grondgebruik in de stad biedt aan tal van mensen woon- en werkruimte. Het betekent extra draagvlak voor voorzieningen, extra investeringen in de openbare ruimte en in recreatief gebruik van water en groen en efficiënter omgaan met energie en vervoer, zodat buiten de stad minder landschap hoeft te worden aangetast.
Faseringsbeeld 2020-2030
Het Sloterdijkgebied, waaronder de SITA kavel aan de Heathrowstraat 10-12 op het "faseringsbeeld 2020-2030" in de Structuurvisie aangeduid als "wonen-werken". Voor deze gebieden wordt een gemengd woon- en werkmilieu voorgestaan. De bouw van woningen en maatschappelijke voorzieningen (onderwijs, kinderopvang) past binnen het geschetst beleidsvoornemen om het gebied te transformeren naar een gemengd woon-werkgebied.
Afbeelding: uitsnede kaart "faseringsbeeld 2020-2030" uit de Structuurvisie.
Hoogbouw en uitrol centrumgebied
In de Structuurvisie 2040 is een maximale bouwhoogte aangegeven voor verschillende gebieden in de stad. Wanneer een gebiedsontwikkeling of bouwplan deze bouwhoogte overschrijdt is een Hoogbouw Effect Rapportage (HER) verplicht. Dit is een onderzoek naar de impact op het stedelijk landschap. Deze procedure is er om in dergelijke gevallen het gemeentebestuur te betrekken bij de beoordeling of het hoogbouwinitiatief een acceptabele impact heeft op het stadslandschap en gebieden van bijzondere cultuurhistorische waarden. De RVE’s Ruimte en Duurzaamheid en Monumenten en Archeologie adviseren in gezamenlijkheid of de impact van een hoogbouwplan op het stedelijk landschap acceptabel is. Voor Sloterdijk-Centrum geldt dat een HER-advies verplicht is wanneer sprake is van onderstaande situaties:
In het kader van de planvorming is een HER uitgevoerd. Zie in dat kader Hoofdstuk 12.
Behoefte aan woonruimte
Cruciaal voor de verdere ontwikkeling als kernstad van de metropool is de kwantitatieve en kwalitatieve groei van het aantal woningen in Amsterdam. In de Structuurvisie is daarom uitgegaan van het toevoegen van 70.000 woningen aan de voorraad met bijbehorende (maatschappelijke) voorzieningen (periode tot 2030). De bouw van 190 woningen met bijbehorende maatschappelijke voorzieningen (onderwijs) past binnen de beschreven woningbouwopgave van de Structuurvisie.
Voorzieningen in Amsterdam
Bij een grote woningbouwopgave horen ook de bijpassende voorzieningen. Het Amsterdams Voorzieningenmodel laat bij een nieuwbouw van zeventigduizend nieuwe woningen een behoefte aan maatschappelijke voorzieningen zien van 330 duizend vierkante meter vloeroppervlak met bijbehorende buitenruimten. Onderwijs, zorg, welzijn, kunst en cultuur, jeugd- en sportvoorzieningen horen integraal onderdeel te zijn van het stedelijk weefsel om interactie, meedoen en emancipatie te bevorderen.
Hoofdgroenstructuur
De kavel grenst aan en valt deels in de hoofdgroenstructuur, opgenomen in de structuurvisie van 2040. De hoofdgroenstructuur wordt opgedeeld in verschillende typen groen, waaronder stadsparken, sportparken, volkstuinen, corridors, etc. Het type groen aan de westzijde van de S.I.T.A. kavel wordt aangeduid als corridor. Op de afbeelding is dit aangegeven:
Conform de kaart "Ecologische passages en structuur" is de Haarlemmervaartzone zowel onderdeel van de ecologische structuur als de hoofdgroenstructuur. In de huidige situatie is de corridor toegankelijk voor fietsers en voetgangers. In de Structuurvisie is aangegeven dat het beleid voor deze zones erop is gericht om alleen wandelaars en fietsers toe te staan en alleen kleinschalige recreatieve en op natuurgerichte elementen zoals een bankje, picknicktafel of informatiebord toe te staan.
Op onderstaande afbeelding is aangegeven dat er ruim 300 m2 speelterrein wordt gerealiseerd, waarvan zich ongeveer 170 m2 in de Hoofdgroenstructuur bevindt. De inrichting zal gebaseerd zijn op natuurlijke spelaanleidingen, groene gevels met klimplanten, groene hagen rondom die extra fauna aantrekken, een groene speeltuin met voldoende ruimte om te fietsen en een groene 'leeromgeving' met ruimte om te tuinieren met de peuters. Als compensatie voor het verlies aan oppervlakte Hoofdgroenstructuur wordt uitgegaan van het vergroten van de Hoofdgroenstructuur met circa 750 m2 langs het water, direct aansluitend aan de al bestaande Hoofdgroenstructuur. Dit zal worden ingericht als een zogenaamde "plas-dras dijk". Vanaf de noordzijde loopt door deze zone een ontsluiting voor voetgangers naar de kinderopvang.
Aan het gebouw worden zogenaamde "floating gardens" gerealiseerd. Dit zijn in het gebouw geïntegreerde tuinen die op meerdere niveaus worden aangebracht. Hierdoor vormt deze nieuwe ontwikkeling een ‘stepping stone’ voor diverse fauna in een groener Sloterdijk. Het principe is om de groene Brettenscheg verticaal door te trekken over het gebouw. Vanaf een hoogte van 8 meter steekt het gebouw uit met 2,5 meter, waardoor boven circa 75 m2 Hoofdgroenstructuur bebouwing plaatsvindt.
Uitgangspunt is voorts het wijzigen van de bestaande waterstructuur en het verleggen van de waterkering (inmiddels verlegd). In de huidige situatie ligt er water rondom het gebouw. Over de wijziging van de waterstructuur heeft overleg plaatsgevonden met Waternet. De wijze waarop het te dempen water wordt gecompenseerd is toegelicht in Bijlage 19, de watertoets.
Technische Advies Commissie (TAC)
Plannen in de Hoofdgroenstructuur dienen om advies te worden voorgelegd aan de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC). Dit geldt voor nieuwe bestemmingsplannen en voor afwijkingen op het bestemmingsplan. Het is aan de Technische Advies Commissie Hoofdgroenstructuur (TAC) om een goede afweging te maken wat het effect is van de plannen in het groen en burgemeester en wethouders bij de besluitvorming te adviseren.
De beoordeling is gebaseerd op het toetsingskader van de Structuurvisie Amsterdam 2040 (deel 3 instrumentarium, hoofdstuk 5 'Groen en water'). Uitgangspunt is het behoud van het groene karakter en de typologie van het betreffende gebied. Meer in het bijzonder gaat het om de optimalisering van de natuurkwaliteit en de maximalisering van het gebruik en de beleving van het groen. De beoordeling of nieuwe functies naar aard, omvang en locatie inpasbaar zijn, vindt plaats op basis van de richtlijnen die zijn uitgewerkt per groentype.
Op 4 februari 2019 heeft de TAC haar advies uitgebracht. Deze is opgenomen in Bijlage 2. Daarin heeft de TAC aangegeven dat het plan inpasbaar is in de Hoofdgroenstructuur onder voorwaarde dat de planregels in overeenstemming worden gebracht met de uitgangspunten van de Hoofdgroenstructuur, door ontwikkelingen die binnen de Hoofdgroenstructuur niet wenselijk zijn uit te sluiten (fietsparkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, afvalinzamelingssystemen en water). In de advisering woog mee dat de speelruimte noch de overstek qua positionering de doorgaande functie van de Hoofdgroenstructuur belemmert, dat een omzetting van water naar groen wordt gerealiseerd en dat in het plan op een vernieuwende wijze relaties tussen gebouw en groen worden gelegd.
Conclusie
Het plangebied is onderdeel van het Sloterdijkgebied waar transformatie naar een "gemengd woon-werkgebied" beleidsmatig wenselijk is. De bouw van woningen en maatschappelijke voorzieningen (onderwijs en kinderopvang) past binnen dit kader. Voor de beoogde hoogbouw is in een Hoogbouweffectrapportage (HER) inzichtelijk gemaakt wat de effecten van de hoogbouw op de omgeving zijn. De Hoogbouwadviescommissie van de gemeente heeft positief geadviseerd, zie in dat kader Hoofdstuk 12 van deze toelichting. Ten aanzien van de effecten van het plan op de Hoofdgroenstructuur heeft de TAC onder voorwaarden positief geadviseerd. De voorwaarden zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. Per e-mail van 31 oktober 2019 is door de secretaris van de TAC bevestigd dat de planregels en verbeelding voldoen aan de in het preadvies gestelde voorwaarde van aanpassing conform de uitgangspunten van de Hoofdgroenstructuur.
De Amsterdamse Woonagenda is op 19 juli 2017 vastgesteld. De Woonagenda 2025 is een kaderstellend en richtinggevend document voor het woonbeleid tot 2025. Het heeft als uitgangspunten voldoende, betaalbare en goede woningen en bevat 24 acties tot 2025. Met de vaststelling is de Woonvisie ‘Amsterdam tot 2020: Wonen in de Metropool’ ingetrokken.
Voor het uitgangspunt 'voldoende woningen' is de ambitie om de woningvoorraad en woningbehoefte in 2025 beter op elkaar te laten aansluiten. In 2025 zit het grootste tekort naar verwachting in de gereguleerde huurvoorraad. In dat jaar heeft 49% van de huishoudens behoefte aan een gereguleerde huurwoning, terwijl de verwachting is dat 39% van de woningvoorraad uit gereguleerde huurwoningen bestaat.
Enkele acties uit de Woonagenda 2025 zijn:
Het voorliggende project heeft betrekking op het toevoegen van circa 190 woningen zodat er meer kan worden ingespeeld op de behoefte vanuit de markt. Het project draagt bij aan het uitgangspunt om de woningvoorraad en woningbehoefte beter op elkaar te laten aansluiten.
Van de woningen wordt 50% gerealiseerd in het middensegmenthuur en 50% in de vrije sector huur/koop. De woningen in het middensegment moeten voldoen aan de voorwaarden die in het "Actieplan middeldure huur 2017-2025" zijn opgenomen. De woninggrootte is niet kleiner dan 40 m2 gbo en gemiddeld 65 m2 gbo. Daaraan wordt in dit plan voldaan.
Algemeen
Op 14 september 2016 is de "Koers 2025" vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. De gemeente wil de druk op de woningmarkt verlichten en maakt daarom tot 2025 de bouw mogelijk van 50.000 woningen binnen de stadsgrenzen. De huidige voorraad aan woningbouwplannen is onvoldoende om hierin te voorzien. Nieuwe woningen worden gerealiseerd in nieuwbouwprojecten, maar ook door transformatie van leegstaand en leegkomend vastgoed. De plannen bieden ook ruimte aan voorzieningen en bedrijven. Om te kunnen bepalen waar in de nabije toekomst woningbouwprojecten gerealiseerd kunnen worden, zijn de lopende én de mogelijke gebiedsontwikkeling in kaart gebracht. Het geheel van mogelijk te ontwikkelen locaties is als 'Strategische Ruimte' aangemerkt. Die ruimte is opgedeeld in 17 'bouwstenen': pakketten van samenhangende projecten met gerelateerde infrastructurele maatregelen en planologische-juridische condities.
Het gebied rond de Heathrowstraat is onderdeel van "bouwsteen 13 Sloterdijk". Op onderstaande afbeelding is dit weergegeven.
Afbeelding: kaart Koers 2015
Voor bouwsteen 13 wordt voorzien in de bouw van 3.500 woningen, Projecten die zijn genoemd: Sloterdijk-1-Zuid (korte termijn 700 - lange termijn 2.000), Sloterdijk 1 Noord (675-1.500). De bouw van woningen in het gebied van "bouwsteen 13" past in het streven om in dit gebied woningen toe te voegen aan de voorraad.
Conclusie
Het plangebied is gelegen binnen de bouwsteen van de Sloterdijk en is daarbij benoemd als onderdeel van tranches voor Nieuwe Projecten voor de periode 2020-2030. Het plangebied komt daarmee dus in aanmerking voor een verdichting met woningen.
Algemeen
Op 29 november 2017 heeft de gemeenteraad van Amsterdam de Kantorenstrategie 2017 vastgesteld. Dit beleid is een actualisatie van de kantorenstrategie uit 2011. De inzet in 2011 was: terugdringen van de kantorenleegstand door beperking van de nieuwbouw, meer transformeren en herontwikkelen van leegstaande kantoren. De strategie was erop gericht om samen met de regio te komen tot een blijvend gezonde en toekomstbestendige kantorenmarkt. Die inzet is succesvol gebleken: de leegstand daalde van 18% naar 12,8% per 1 januari 2017. Er is veel getransformeerd, waardoor o.a. vele nieuwe woningen en hotelkamers zijn gerealiseerd, en verouderde kantoorruimte is herontwikkeld.
In de kantorenstrategie 2017 is aangegeven dat er steeds meer behoefte is aan kantoren op gemengde en goed verbonden locaties, ook al op korte termijn (tot 2020). Voor de korte termijn is er voldoende planvoorraad om in de uitbreidingsvraag (inclusief Brexit) te voorzien maar die voorraad ligt niet altijd op de juiste locaties. De behoefte aan kantoren betreft dus vooral een kwalitatieve vraag. Ook is er veel behoefte aan kantoorruimte voor kleine ICT, communicatie en zakelijke dienstverlening bedrijven en ruimte voor innovatieve kantoorconcepten op meer informele plekken in de stad. Er is nog steeds behoefte aan transformatie en leegstandsaanpak op monofunctionele kantoorlocaties. Transformatie leidt tot gemiddeld 1.250 nieuwe woningen per jaar.
Voorstellen kantoorlocaties
In de Kantorenstrategie 2017 is aangegeven dat Amsterdam doorgaat met de transformatie van de monofunctionele kantoorlocaties Amstel III, Riekerpolder en Sloterdijk naar aantrekkelijke, gemengde woon- werkgebieden in de stad. Sloterdijk-Centrum en Sloterdijk I zijn onderdeel van de gebiedsontwikkeling van Haven-Stad. De beoogde sloop van het kantoorpand aan de Heathrowstraat 10-12 en de bouw van woningen en maatschappelijke voorzieningen past in dit kader.
Conclusie
Het Sloterdijkgebied waar de Heathrowstraat 10-12 onderdeel van is, wordt conform het gemeentelijk beleid getransformeerd van puur werkgebied naar gemengd woon-werkgebied. De bouw van woningen en maatschappelijke voorzieningen op de Heathrowstraat 10-12 past in dit kader.
Algemeen
Op 7 juni 2017 is de Nota Parkeernormen Auto vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. In de nota zijn voor nieuwe ontwikkelingen parkeernormen opgenomen. Aan de nota ligt een aantal bestuurlijke keuzes ten grondslag:
ABC-locaties en parkeernormen
Amsterdam is opgedeeld in A-, B- en C-locaties, waarbij een A-locatie goed per openbaar vervoer bereikbaar is en een C gebied vooral goed met de auto bereikbaar is. Sloterdijk-Centrum behoort op grond van het beleid tot een A-locatie. Voor nieuwe kantoren geldt een maximale parkeernorm van 1 parkeerplaats per 250 m2 bvo. Voor nieuwe woningen op A-locaties wordt conform het beleid uitgegaan van de volgende parkeernormen:
Verankering in een bestemmingsplan
Parkeernormen dienen langs de weg van het bestemmingsplan te worden opgelegd. Artikel 3.1.2, tweede lid onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening biedt de mogelijkheid om in het bestemmingsplan een verwijzing naar beleidsregels op te nemen: “Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan regels bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels”. Hierdoor kan een flexibele regeling voor parkeren worden opgenomen in een bestemmingsplan.
In dit bestemmingsplan is in artikel 10.3 bepaald dat er voldoende parkeerplek moet worden gerealiseerd, waarbij "voldoende" betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de gemeentelijke parkeernota's 'Nota Parkeernormen Auto' (in werking per 1 juli 2017) en 'Nota Parkeernormen Fiets en Scooter' (in werking per 28 augustus 2018). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode bij besluit (gelet op artikel 1:3, vierde lid, van de Awb) worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging.
Ontwikkelstrategie en MER Haven-Stad
De Ontwikkelstrategie en MER Haven-Stad is op 21 december 2017 door de gemeenteraad vastgesteld. In hoofdstuk 5 wordt daarop uitgebreider ingegaan. Voor wat betreft het aspect parkeren is van deze Ontwikkelstategie van belang dat wordt ingezet op alternatieven voor de auto om de transformatie van Haven-Stad mogelijk te maken. Onderdeel daarvan is dat moet worden uitgegaan van lagere parkeernormen, rekening houdend met de volgende parkeernormen auto en fiets:
In artikel 10.3 onder a is aan de hand van deze nadere beleidsregel een maximum aantal parkeerplaatsen geregeld.
Conclusie
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met parkeernormen voor de auto. Voor het plangebied is in de algemene gebruiksregels daarom bepaald dat in geval van een omgevingsvergunning voor het bouwen moet worden getoetst aan de parkeernormen uit de dan geldende parkeernota. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan artikel 3.1.2, tweede lid onderdeel a Bro en is gewaarborgd dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Op de parkeerbehoefte en de wijze waarop in deze parkeerbehoefte wordt voorzien zal in hoofdstuk 8 worden ingegaan.
De Nota Parkeernormen Fiets en Scooter is op 30 januari 2018 vastgesteld door het college van B&W en op 14 maart 2018 door de gemeenteraad. In dit beleid worden minimale normen gegeven voor fietsparkeerplaatsen bij diverse niet-woonfuncties, richtlijnen voor scooterparkeerplaatsen voor scooters bij niet-woonfuncties en richtlijnen voor fietsparkeerplaatsen en scooterparkeerplaatsen bij woonfuncties. Sloterdijk-Centrum, inclusief de kavel aan de Heathrowstraat is gelegen in zone 2. In deze zone is het fietsgebruik gemiddeld.
Fiets- en scooterparkeerplaatsen bij niet-woonfuncties
Op basis van de kencijfers van het landelijke kennisinstituut CROW zijn fietsparkeernormen ontwikkeld voor niet-woonfuncties. Parkeervoorzieningen voor fietsen en scooters bij niet-woonfuncties komen altijd op eigen terrein, al dan niet inpandig, tenzij wordt voldaan aan tenminste één van de afwijkingscriteria.
Voor onderwijs wordt uitgegaan van de volgende fietsparkeernormen:
Voor onderwijs wordt uitgegaan van de volgende scooterparkeernormen:
Fiets- en scooterparkeerplaatsen bij woonfuncties
Conform het Bouwbesluit 2012 zijn fietsenbergingen bij woningen in nieuwbouw in verplicht
maar er kan ook worden gekozen voor gelijkwaardige alternatieven. De gemeente geeft
bij nieuwbouw de voorkeur aan een gemeenschappelijke fietsenstalling in plaats van
individuele bergingen. Voor bezoekers van woningen geldt daarnaast een minimaal 0,5
fietsparkeerplaats per woning als richtlijn.
Het Bouwbesluit 2012 geeft geen voorschriften voor een (fietsen)berging bij verbouw
of herbestemming van bestaande gebouwen. Omdat goede fietsparkeervoorzieningen ook
bij deze woningen van belang zijn verwacht de gemeente daarom dat initiatiefnemers
bij transformatie- en herontwikkelingsprojecten hun verantwoordelijkheid nemen om
te voorzien in voldoende en goede fietsparkeergelegenheid.
De Bouwbrief 2015-130 is de leidraad voor het aantal fietsparkeerplekken ten behoeve van woningen:
Afbeelding: tabel aantal fietsplekken per woning volgens Bouwbrief 2015-130
Indien een woning groter is dan 50 m², is een individuele fietsenberging verplicht. Indien de woning kleiner is dan 50 m², mag er ook voldaan worden aan een gemeenschappelijke berging. Echter, er is ook bij woningen groter dan 50 m² een mogelijkheid voor een gezamenlijke fietsenstalling, als gelijkwaardig alternatief voor de voorgeschreven individuele fietsenberging. Wanneer hiervoor gekozen wordt, is het nog wel verplicht een individuele bergingen van minimaal 2,7 m² per woning te realiseren.
Bij nieuwe woningen is de minimum parkeernorm voor scooters 0,13 parkeerplek per woning. Dit is een niet bindende richtlijn. Bij het bepalen van de parkeereis wordt de uitkomst (norm x aantal woningen) naar boven afgerond op een heel getal. De parkeerplekken dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd.
Conclusie
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met parkeernormen voor fietsen en scooters bij woningen en niet-woonfuncties. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan artikel 3.1.2, tweede lid onderdeel a Bro en is gewaarborgd dat er voldoende parkeergelegenheid voor fietsen wordt gerealiseerd. Op de parkeerbehoefte en de wijze waarop in deze parkeerbehoefte wordt voorzien zal in hoofdstuk 8 worden ingegaan.
In juli 2015 is het Integraal Huisvestingsplan 2016-2020 Primair onderwijs vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. De gemeente Amsterdam investeert de komende jaren fors in goede, flexibele, innovatieve en duurzame schoolgebouwen om de groei van het aantal leerlingen op te vangen. Met het creëren van extra onderwijsplekken wil het college van B&W van Amsterdam in samenwerking met de Amsterdamse schoolbesturen en nieuwe initiatiefnemers ook invulling geven aan ambities als de alles-in-1-school, integrale peutervoorzieningen, meer aanbod van internationaal onderwijs in de stad, meer en uitdagendere ruimte voor beweging zowel in de gymzaal als op het schoolplein. En dit in schoolgebouwen die gezond zijn en bijdragen aan een goed leermilieu.
Voor gebiedsontwikkeling met grootschalige woningbouw betekent vrijwel altijd dat er ook ruimte voor onderwijs en gym noodzakelijk is. Veelal zijn in deze gebieden al definitieve ruimtereserveringen gedaan voor onderwijs. Voor Sloterdijk is dat nog niet het geval. In het Huisvestingsplan is aangegeven dat ondermeer voor het ontwikkelgebied Sloterdijk nog een voorlopige reservering voor onderwijs moet worden gedaan.
Conclusie
De bouw van een zogenaamde "alles-in-één school" voor ca. 400 leerlingen en een kinderopvang past binnen het beleidskader van het Integraal Huisvestingsplan 2016-2020 voor het primaire onderwijs om in ontwikkelgebieden voldoende onderwijsvoorzieningen te realiseren.
Verkamering en bed & breakfast
Met ingang van 1 januari 2020 geldt de Huisvestingsverordening 2020. Hierin zijn regels opgenomen over de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Onderscheid bestaat tussen zelfstandige woonruimte, onzelfstandige woonruimte en bedrijfsmatig gebruik van een deel van de woonruimte, bijvoorbeeld ten behoeve van bed & breakfast. Sturen op de samenstelling van de woonruimtevoorraad is primair van belang omdat het woningaanbod dient aan te sluiten op de vraag en behoefte van huishoudens van verschillende samenstellingen aan woonruimte. Tussen de wijze van bewoning en/of het gebruik van te onderscheiden typen woonruimte bestaan verschillen. Bewoning door een gezinshuishouden is bijvoorbeeld anders dan het gebruik van een woonruimte met een gemeenschappelijke ruimte, die voor het overige verkamerd wordt verhuurd aan een aantal eenpersoonshuishoudens. De verschillende typen bewoning hebben naar hun aard een meer of minder intense ruimtelijke uitstraling. Voor het gedeeltelijk gebruik van woonruimte ten behoeve van bed & breakfast geldt dat dit meer effect op de omgeving heeft dan bewoning zonder dit nevengebruik.
Wanneer de rechthebbende een zelfstandige woonruimte verkamerd wil verhuren (ook wel omzetting genoemd), of in de woonruimte een bed & breakfast wil exploiteren, dan is op grond van de Huisvestingsverordening 2020 een omzettingsvergunning nodig voor verkamering respectievelijk onttrekkingsvergunning ten behoeve van bed & breakfast nodig. Wanneer verlening van de gevraagde vergunning, die een wijziging in de woonruimtevoorraad teweeg brengt, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders leidt tot een aantasting van de leefbaarheid ter plaatse, bijvoorbeeld omdat de concentratie van verkamerde woningen ter plaatse te groot wordt geoordeeld, kan de op grond van de Huisvestingsverordening benodigde vergunning om die reden worden geweigerd. Datzelfde kan zich voordoen bij een concentratie van bed & breakfast exploitatie.
Met ingang van 1 april 2020 gaat op grond van de Huisvestingsverordening 2020 voor omzetting en onttrekking ten behoeve van bed & breakfast een quotumstelsel gelden. Dit betekent dat er verdeeld over 99 wijken in de stad is vastgesteld hoeveel omzettingsvergunningen voor kamergewijze verhuur alsmede hoeveel onttrekkingsvergunningen ten behoeve van bed & breakfast er maximaal kunnen worden verleend. Bij het bepalen van die quota is de aanvaardbaarheid voor het woon- en leefklimaat betrokken.
In geval van omzetting (verkamering) zijn naast het maximale aantal te verlenen vergunningen in het Huisvestingsbeleid stringente regels vastgelegd die toezien op een nadere spreiding van verkamerde verhuur binnen buurten en wijken, en te grote concentraties binnen een buurt of wijk worden voorkomen. Ook geldt de eis dat een kamer niet door meer dan één volwassene mag worden bewoond. Het samenstel van voorwaarden vormen een nadere borging van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De afdeling Verkeer en Openbare ruimte van de gemeente heeft beoordeeld dat bij deze regeling geen sprake zal zijn van zodanige toename van de parkeerdruk of behoefte aan fietsparkeerplekken dat dit vanuit ruimtelijk oogpunt niet aanvaardbaar zou zijn.
Het exploiteren van een bed & breakfast, waarvoor een onttrekkingsvergunning noodzakelijk is, kan overlast, drukte, afvalproblematiek en lokale overheersing van toeristenwinkels binnen het winkelaanbod met zich meebrengen. Omwonenden van een bed & breakfast worden het hele jaar door geconfronteerd met arriverende en vertrekkende gasten (rolkoffers) en mogelijk overlast van toeristen in hun directe woonomgeving vanwege een ander dag-nachtritme. Met de wijkquota is nadrukkelijk ook een ruimtelijke sturing beoogd over de 99 wijken in de stad en niet alleen de bescherming van de woningvoorraad. De onttrekkingsvergunningen ten behoeve van bed & breakfast zullen voor maximaal acht jaar worden afgegeven.
De wijkquota zorgen ervoor dat de extra druk die van omzetting van een zelfstandige naar meerdere onzelfstandige woonruimten (verkamering) alsmede gebruik van woonruimte ten behoeve van bed & breakfast uitgaat op het woon- en leefklimaat niet onevenredig zal zijn. Aldus beschermt het in de huisvestingsregels vastgelegde afwegingskader voor omzetting en onttrekking ten behoeve van bed & breakfast het belang van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voldoende. Een nadere ruimtelijke afweging voegt hieraan niets toe.
De regels over woonruimtevoorraad als vastgelegd in de Huisvestingsverordening 2020 hebben betrekking op de bestaande woonruimtevoorraad. Wanneer in geval van nieuwbouw of transformatie direct voor kamerverhuur wordt opgericht of woonruimte wordt vergund en gerealiseerd met het oog op exploitatie als bed & breakfast, is dit toegestaan zonder omzettings- respectievelijk onttrekkingsvergunning ten behoeve van bed & breakfast. In dat geval worden de ontwikkelingen niet in mindering gebracht op de op basis van de Huisvestingsverordening vastgelegde wijkquota. Hierdoor neemt de grip op de samenstelling van de woonruimtevoorraad en sturing op leefbaarheid af. Door in de regels van het bestemmingsplan alleen de zelfstandige woonruimte als rechtstreeks recht toe te staan, wordt dit tegengegaan. Realiseren van onzelfstandige woonruimte en woonruimte met faciliteiten voor bed & breakfast zijn geen directe rechten.
De binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kan niet worden gebruikt gelijktijdig met een omgevingsvergunning om een woongebouw op te richten of een gebouw te transformeren naar woonruimte. Dat volgt uit de voorwaarde dat de vergunningen slechts worden verleend indien de daarvoor benodigde vergunning op grond van de Huisvestingswet en/of verordening is verleend. Dit impliceert immers dat een dergelijke vergunning is vereist. Die vergunning is niet vereist, wanneer reeds eerder de juridisch-planologische toestemming voor een andere gebruik van de woning dan als zelfstandige woonruimte bestond. De binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kan daarom uitsluitend worden ingezet nadat eerst een zelfstandige woonruimte is opgericht. Na oprichting behoort de woonruimte tot de bestaande voorraad. Wanneer de wens bestaat deze verkamerd te verhuren of een bed & breakfast te gaan exploiteren, is vervolgens een vergunning op grond van de Huisvestingwet en/of -verordening nodig. Deze vergunning wordt verleend als aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan, waaronder een toets aan het beschikbare quotum. De ontwikkeling wordt op het quotum in mindering gebracht. Het woon- en leefklimaat is als hierboven uiteengezet in dit afwegingskader voldoende geborgd. De omgevingsvergunning voor afwijken kan daarom volgen op de omzettingsvergunning of onttrekkingsvergunning ten behoeve van bed & breakfast. De binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voorziet er tevens is dat de afwijkvergunning en de onttrekkingsvergunning voor bed & breakfast voor wat betreft de geldigheidsduur worden gelijkgeschakeld.
De situatie kan voordoen dat een aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend waarbij toestemming wordt gevraagd om direct bij oprichting of direct bij omzetting onzelfstandige woonruimten, of bed & breakfastfaciliteiten te realiseren. Als gezegd is dan geen vergunning op grond van de Huisvestingswet- of verordening benodigd en kan als gevolg daarvan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid niet worden gebruikt. Dan kan wel buitenplans vergunning worden verleend. Wel is het noodzakelijk om het al dan niet verlenen van de gevraagde (buitenplanse) afwijkvergunning in het kader van de toets aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat af te stemmen op de overige ontwikkeling van verkamering respectievelijk bed & breakfast in de betreffende buurt of wijk.
Short stay
Het gebruik van woningen ten behoeve van short stay is niet toegestaan. Short stay is het tijdelijk gebruik van een woonruimte ten behoeve van 'kort wonen'. Het tijdelijke gebruik betreft een periode van minimaal zeven nachten en maximaal zes maanden, en is geen wonen in de gewone betekenis van het woord. Dit was tot 2016 een methode om in Amsterdam expats te faciliteren. Het beleid hieromtrent was ingezet vanuit Huisvestingsregels. Tot aan vastgelegde maxima in buurten kon een onttrekkingsvergunning voor tien jaar worden verleend ten behoeve van short staygebruik. Short stay wordt niet meer gezien als wenselijke vorm van gebruik van woonruimte. In het bestemmingsplan zijn er dan ook geen regels over short stay opgenomen.
Op 14 juli 2016 is de "herziening van het Amsterdamse deel van de Regionale hotelstrategie 2016 2022: van hotelbeleid naar overnachtingsbeleid" vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. Een onderdeel daarvan is dat shortstay in bestaande bouw wordt beëindigd en in nieuwbouw wordt geen short stay mogelijk gemaakt. Er worden geen nieuwe vergunningen voor short stay verstrekt. Short stay is daarom niet opgenomen in de begripsbepaling van het begrip woning in dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het bestemmingsplan gaat niet uit van de bouw van nieuwe hotels. Short stay is niet mogelijk op basis van de planregels. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het overnachtingsbeleid.
Door de gemeente Amsterdam is het document "Randvoorwaarden herontwikkeling Heathrowstraat 10-12 Sloterdijk-Centrum" opgesteld waarin de ruimtelijke randvoorwaarden voor de herontwikkeling van de kavel aan de Heathrowstraat 10-12 zijn vastgelegd. Hierna wordt ingegaan op de stedenbouwkundige onderbouwing van het plan en de voor de in een bestemmingsplan te regelen randvoorwaarden, voor overige randvoorwaarden wordt kortheidshalve verwezen naar Bijlage 3.
In de onderbouwing wordt aangeven hoe het beoogde volume van de ontwikkeling past in de grotere gewenste stedenbouwkundige context. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in drie schaalniveaus. Allereerst wordt op stedelijk niveau aangegeven wat de ruimtelijke kaders zijn voor het ontwikkelen van een hoogbouwcluster in Sloterdijk-Centrum. Binnen deze kaders wordt vervolgens een ordening gemaakt in een drietal hoogbouwzones in Sloterdijk-Centrum, die toewerken naar een gewenst hoogbouwsilhouet. Per zone worden de ordende principes benoemd. Een aantal kavels vormen een uitzondering op de principes, deze worden apart aangeduid.
Visie Sloterdijk-Centrum 2040
De Visie Sloterdijk Centrum 2040 vormt het kader voor transformatie van het voormalige Teleport gebied tot een groot stedelijk centrumgebied. De (her-)ontwikkeling sluit aan bij de grootstedelijke ambities uit de structuurvisie 2040, waarbij wordt ingezet op verdichting rondom OV-knooppunten. Sloterdijk-Centrum wordt tevens als het centrum van Haven-Stad beoogd. Om hier gestalte aan te geven heeft de visie een drietal ambities geformuleerd:
Verdichting is een belangrijk middel in de transitie van de huidige monofunctionele vervoersknoop naar een hoog stedelijk, gevarieerd centrummilieu. Er wordt ingezet op een ruime verdubbeling van het stedelijke programma in de vorm van woningen, voorzieningen en kantoren door middel van transformatie en tenders. Daarbij wordt ingezet op het ´Sloterdijkblok´, die telkens past bij de karakteristieken van de verschillende buurten. Uitgangspunten daarbij zijn dat op straatniveau duidelijke wanden met levendige plinten bijdragen aan een intensief gebruik van het openbaar gebied. En dat zorgvuldige ingepaste hoogbouwaccenten zorgen voor een herkenbaarheid van Sloterdijk op grotere afstand. De hoogbouwaccenten tezamen vormen een hoogbouwcluster.
Hoogbouwvisie Amsterdam
Door in te zetten op hoogbouw in Sloterdijk-Centrum is de 'Hoogbouwvisie Amsterdam' van toepassing. Onder hoogbouw in Amsterdam wordt verstaan: gebouwen vanaf 30 meter hoogte of tweemaal de hoogte in hun directe omgeving. Onder middelhoogbouw wordt verstaan: gebouwen van 22,5 meter tot 30 meter hoogte of 25% hoger dan hun directe omgeving. In Amsterdam hebben zich drie gangbare categorieën ontwikkeld:
Sloterdijk-Centrum is reeds opgenomen in de hoogbouwvisie als cluster, waar toepassing van hoogbouw wordt gestimuleerd.
Hoogbouw Effectrapportage
De mogelijke effecten van hoogbouwplanen en de impact op het (stedelijk) landschap worden in beeld gebracht middels een Hoogbouw Effectrapportage (HER). Voor hoogbouwinitiatieven boven de 60 meter is een HER verplicht, met uitzondering van de stimuleringsgebieden. Sloterdijk-Centrum is in de Hoogbouwvisie Amsterdam deels aangeduid als stimuleringsgebied. Individuele Hoogbouw Effectrapportages zijn zodoende niet noodzakelijk, maar wel gewenst. De stimuleringsgebieden zijn op nevenstaande afbeelding in paars aangeduid. Op de HER die voor dit project is opgesteld wordt verder ingegaan in Hoofdstuk 12.
Afbeelding: Hoogbouwvisie Amsterdam.
Gewenst hoogbouwsilhouet Sloterdijk Centrum
Om te sturen op de ontwikkeling van het hoogbouwcluster in Sloterdijk-Centrum beschrijft de visie een wenselijk hoogbouwsilhouet. Het station vormt het centrale punt en markeert daarmee direct Sloterdijk-Centrum en het centrum van Haven-Stad. Naarmate de afstand tot het station toeneemt, neemt zowel de dichtheid als de hoogte van de bebouwing af. Hierdoor ontstaat een zogenoemde 'tentvorm' (zie afbeelding). Deze hoofdvorm zorgt voor het gewenste hoog stedelijke karakter rondom het station, maar sluit ook het zuidelijke deel van het gebied aan op bestaande bebouwing in Slotermeer/ Geuzenveld. Het silhouet komt niet letterlijk als tentvorm tot stand. Bestaande en afwijkende kavels zorgen voor een ongelijkmatige opbouw en daarmee voor een gewenst gevarieerd beeld. De huidige hoogten van gebouwen binnen het gebied liggen tussen de circa 15 meter en 100 meter. Om het silhouet en de ruimtelijke opbouw van het beeld in Sloterdijk-Centrum tot stand te laten komen, is er een ordening gemaakt in een drietal zones met elk eigen principes. Tevens wordt op kavel- en gebouw aangeven welke uitzonderingen er mogelijk zijn.
Afbeelding: Hoogbouwsilhouet in zogenoemde 'tentvorm'.
Ordening in hoogbouwzones
Op basis van beeldanalyses van hoogbouwclusters is een aantal generieke principes gedestilleerd die ook toegepast worden op Sloterdijk-Centrum. Er is sprake van drie zoneringen van individuele gebouwen, die bijdragen aan de ordening van het collectieve beeld. De eerste orde vormt de voorgrond met (relatief) lage gebouwen. De tweede orde is de aanloop naar de derde orde, het kerngebied. In het kerngebied bevinden zich één of enkele uitschieters in hoogte. Elke orde heeft zodoende zijn eigen betekenis en navenante spelregels die weer aansluiten bij de principes van het ´Sloterdijkblok'.
Afbeelding: Hoogbouw in drie orden. Links: theoretische model; rechts: vertaald naar
Sloterdijk-Centrum.
Orde I: Buitenzone
Orde I bestaat uit een buitenste zone, met name aan de zuidzijde en westzijde, van Sloterdijk-Centrum. De bebouwing bestaat uit een gemiddelde bouwhoogte tot 40 meter met een beperkt aantal uitzonderingen tot circa 65 meter. De ruimte tussen de kavels en spatiering tussen hoogbouwaccenten is aanzienlijk groter dan in Orde II en Orde III. Hoogbouwaccenten in deze zone accentueren een markante plek, een entree of overgangslocatie tussen verschillende orden. Door de lagere dichtheid en spatiering is het hier niet gewenst om meerdere hoogte-accenten op één kavel of direct naast elkaar te realiseren. In een deel van deze zone bestaan de kavels uit verschillende bouwblokken, die wanden vormen aan de straten op maaiveld. Deze bouwblokken vormen gezamenlijk een compositie rondom een openbaar of semi-openbaar binnenterrein.
Orde II: Midden zone
Orde II bestaat uit bebouwing met een bouwhoogte van 40-100 meter. Deze hoogbouwzone krijgt vorm door een reeks van torens die hoger zijn naarmate ze dichter bij het station staan. De hoogbouw staat dichter op elkaar dan de eerste orde, waarbij een aantal hoogbouwaccenten mogelijk zijn tot 100 meter. De hoogbouw staat relatief dicht op elkaar. Meerdere hoogte-accenten per kavel zijn mogelijk, mits deze onderscheidend genoeg zijn in hoogte en vormgeving.
Orde III: Kerngebied
Orde III bestaat uit het kerngebied rondom station Sloterdijk, waarbij hoogbouw gegroepeerd is in compacte clusters van ranke torens. De bouwhoogte bedraagt hier 100+ meter. In het kerngebied zijn één of enkele torens gewenst die substantieel boven de rest uitsteken. De hoogbouwvolumes reageren op elkaar en bieden elkaar voldoende lucht, licht en zicht. Een kavel kan meerdere torens bevatten. Op maaiveld biedt de compacte openbare ruimte voldoende comfort aan de gebruikers. Binnenterreinen van de bouwblokken en kavels kunnen worden volgebouwd. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de beëindigingen van de gebouwen. De beëindiging wordt op een bijzondere manier vormgegeven, bij voorkeur over meerdere verdiepingen.
Structuur en uitzonderingen
Elke kavel/ontwikkeling draagt op zijn eigen wijze bij aan het ontstaan/ de groei van het hoogbouwsilhouet. Op basis van de principes per zone over bouwhoogten en over hoe de gebouwen zich in samenhang moeten manifesteren, ontstaat er structuur. In beginsel staan de individuele kavels dus ter dienst aan deze structuur. Er is een aantal kavels aangewezen die een bijzondere positie innemen. Deze kavels kunnen op drie verschillende manieren een uitzonderingspositie innemen; als markeringsfunctie (zoals vroeger de kerken deden); als entreefunctie (zoals de poorten vroeger) of als overgangsfunctie (tussen orden). Zie figuur 4 voor uitzonderingkavels in Sloterdijk-Centrum.
Typering van de uitzonderingskavels
Markeringskavels
Deze kavels dienen als markering van het gebied Sloterdijk-Centrum. Ze bevinden zich op de hoeken van het gedefinieerde centrumgebied in aanrij-routes. Ze geven van grotere afstand een signaalfunctie voor snel rijdend verkeer. Deze markeringen zijn beduidend hoger dan overige bebouwing aan weerszijden. Omdat deze een signalement weergeven, hoeven zij daarom niet exact op de hoekpunten van de kavels te liggen.
Entreekavels
De entreekavels zijn gekoppeld aan hoofdassen aan de randen of in het gebied, zoals de Basisweg, de Haarlemmerweg en de Radarweg. De entreekavels liggen op de kruisingen van deze wegen en begeleiden deze kruising door een hoogte-accent. Hierdoor liggen de accenten dan ook daadwerkelijk op de hoekpunten.
Overgangskavel
De Naritaweg 10 kavel is als overgangskavel aangeduid. Hier raakt de derde orde direct de eerste orde. Deze kavel wordt daarom ingezet om de overgang tussen de twee zones op een evenwichtige manier vorm te geven.
Bestaande gebouwen - geen uitzondering
Sloterdijk-Centrum is een transformatie gebied. Er staan bestaande hoogbouwaccenten die deels wel en deels niet in de bestaande hoogbouw visie passen. Bestaande hoogbouwaccenten worden niet als uitzondering gezien.
Afbeelding: Uitzonderingskavels binnen Sloterdijk-Centrum
Voor de S.I.T.A. kavel wordt uitgegaan van een maximaal metrage (inclusief verdiepte parkeergarage, exclusief helling) van 23.070 m² BVO. Het programma binnen het bouwblok (maximaal metrage) bestaat uit:
Er worden 192 woningen ontwikkeld. De woningen moeten voldoen aan de gestelde eisen van minimaal 40 m² GO (gebruiksvloeroppervlak) per woning, met een gemiddelde van 65 m² GO per woning over het gehele woningbouwprogramma.
Het programma van de alles-in-één school bestaat uit:
Dit is het totale oppervlakte voor klaslokalen, buitenschoolse opvang, kinderopvang en een voorschool, exclusief een gymzaal. Daarnaast is er minimaal 1.345 m² speelplein nodig op eigen terrein, onderverdeeld in:
Binnen het bouwvolume is optimalisatie ten behoeve van het woonprogramma mogelijk. Het toevoegen van bouwvolume in zowel horizontale als verticale richting buiten de aangegeven rooilijnen is niet toegestaan. Ook is het overschrijden van het hiervoor genoemde maximale m² BVO niet toegestaan.
Aan alle zijden van het gebouw geldt een voorgeschreven maximale rooilijn (zie afbeelding). De rooilijn van de nieuwbouw wordt teruggelegd, zodat deze samenvalt met de rooilijnen verderop aan de Arlandaweg. Hierdoor ontstaat er meer samenhang, en is er meer ruimte voor groen en doorzichten op het maaiveld.
Afbeelding: roolijnen
Het bouwblok bestaat uit een onderbouw van vijf bouwlagen, een tussenbouw van drie bouwlagen en een toren aan de zuidzijde van twaalf bouwlagen.
Volgens het Luchthavenindelingbesluit is een bouwhoogte van maximaal 57 meter +NAP mogelijk inclusief installaties en opbouwen. Wanneer er hogere bouwlagen worden gerealiseerd of dakopbouwen boven 57 meter +NAP is een positief advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport (IL&T) nodig (zie ook Hoofdstuk 7).
Afbeelding: bouwhoogte
Aan de noordzijde van de kavel wordt op de 3e t/m 5e bouwlaag een overstek tot de kavelgrens gerealiseerd. Kolommen ten behoeve van ondersteuning van het overstek is mogelijk, mits deze fraai mee-ontworpen zijn met zowel het schoolplein als het gebouw. Deze kolom(men) mogen niet ten koste gaan van het speelplein. Het is echter gewenst een overstek zonder kolommen te realiseren.
Door onderzoek moet worden aangetoond dat er in de ruimte onder het overstek voldoende daglicht geborgd is, passend bij het toekomstig gebruik van de ruimte. In het plan is een uitsparing in de 3e bouwlaag aan de noordzijde getekend om extra daglicht toe te laten treden onder het overstek. De afmeting van deze uitsparing moet nader onderzocht worden. Tevens is het noodzakelijk dat voor zowel het overstek als de uitsparing de eventuele windhinder op maaiveld onderzocht wordt.
Op 21 december 2017 heeft de gemeenteraad ingestemd met de Ontwikkelstrategie en Milieueffectrapportage Haven-Stad. Deze vormen het kader voor verdere gebiedsuitwerkingen. Het project Heathrowstraat 10-12 in Sloterdijk-Centrum is onderdeel van de Milieueffectrapportage Haven-Stad. Op onderstaande afbeelding is dit weergegeven.
In de Structuurvisie Amsterdam 2040 en in Koers 2025 is Haven-Stad aangewezen als transformatiegebied. Door dit gebied te transformeren naar een hoogstedelijk gemengd gebied kan een belangrijke bijdrage geleverd worden aan de woningbouwbehoefte (tot 70.000 woningen) en de verdere groei van het aantal arbeidsplaatsen. Zo ontstaat als het ware een stad in een stad met een omvang van meer dan 100.000 inwoners, die in een duurzame aantrekkelijke en gezonde leefomgeving kunnen wonen, werken en recreëren. Hiervoor zijn vier ambities geformuleerd:
De transformatie van Haven-Stad verloopt gefaseerd en zal meerdere decennia in beslag
nemen. Dit vraagt om flexibiliteit, maar ook om duidelijke kaders waarbinnen de ontwikkelingen
gerealiseerd kunnen worden.
De belangrijkste keuze heeft betrekking op mobiliteit: het inzetten op alternatieven voor de auto is voorwaardelijk om de transformatie van Haven-Stad mogelijk te maken. Als niet tijdig wordt ingezet op OV en fiets en het autogebruik/-bezit wordt beperkt loopt het wegennet relatief snel vast en stagneert de transformatie. Om te komen tot de benodigde 'mobiliteitsshift' is het nodig om stapsgewijs (gekoppeld aan moment transformatie) de volgende maatregelen te treffen:
Sommige maatregelen zijn per direct nodig (lage parkeernorm in eerste ontwikkelgebieden) en kunnen relatief snel worden gerealiseerd (fietspaden en hoogwaardige busverbindingen). Andere maatregelen vergen meer tijd en zijn pas later in het transformatieproces noodzakelijk (metro en pontverbindingen). Met bovenstaand maatregelenpakket kan het aandeel autoverkeer van alle verplaatsingen in Haven-Stad uiteindelijk dalen van 37 procent tot 15 á 19 procent. Haven-Stad blijft dan bereikbaar en het programma kan dan zonder grote knelpunten worden gerealiseerd.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op de toevoeging van circa 23.000 m2 bvo, bestaande uit circa 190 woningen, circa 900 m2 bvo kinderopvangvoorzieningen en een basisschool met circa 17 lokalen. Deze ontwikkeling is al meegenomen in de vastgestelde milieueffectrapportage voor Haven-Stad. In het kader van dit bestemmingsplan is om die reden geen nieuwe milieueffectrapportage nodig.
Gevolgen voor dit plan
De ambities voor Haven-Stad zijn hoog. Een hoogstedelijk gemengd gebied met woningen, werkgelegenheid en voorzieningen voor huidige en nieuwe Amsterdammers. Een plaats waar de auto niet centraal staat, maar de fiets en het openbaar vervoer en waar duurzaamheid het uitgangspunt is. Ook wordt Haven-Stad een plek waar een gezonde leefomgeving hoog in het vaandel staat en veel ruimte is voor sport, ontspanning en groen.
Om deze ambities te verwezenlijken zijn in het milieueffectrapport (MER) voor Haven-Stad diverse randvoorwaarden en spelregels opgenomen. Randvoorwaarden kunnen bijvoorbeeld noodzakelijke ingrepen zijn die de gemeente moet treffen om de ambities te kunnen verwezenlijken. Spelregels kunnen onderzoeksverplichtingen voor nieuwe ontwikkelingen zijn, waarbij de resultaten moeten uitwijzen of deze bijdragen aan het halen van de ambities, dan wel dat aanvullende maatregelen of in het uiterste geval wijzigingen in de ontwikkelingen nodig zijn om de ambities te behalen. Zonder deze specificering én het gebiedsgericht maken van bestaande beleidskaders voor Haven-Stad kunnen de ambities, zoals beschreven in de Ontwikkelstrategie, niet gerealiseerd worden.
De milieueffectrapportage heeft voor dit plan gevolgen, met name op het vlak van mobiliteit. Door het verlagen van de maximum parkeernorm wordt de modal-split (vervoerswijze keuze) beïnvloed. Dat is nodig om het gebied in de toekomst bereikbaar en leefbaar te houden. Daartoe is in dit bestemmingsplan in artikel 10.3 onder a een verlaagde maximum parkeernorm opgenomen.
Daarnaast dient bij de ontwikkeling onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheden van natuur inclusief bouwen en het vergroten van de biodiversiteit (inspanningsverplichting). Zie daarvoor Hoofdstuk 6.
Ten aanzien van gezondheid zijn als aandachtpunten benoemd dat bij iedere nieuwe ontwikkeling rekening te worden gehouden met voldoende zonbescherming / schaduwplekken tegen uv-straling en met hittestress, bijvoorbeeld door zoveel mogelijk groen- en watervoorzieningen en voldoende watertappunten. Onder de overkraging(en) en rond het gebouw zal voldoende schaduw van het gebouw ontstaan - daarmee wordt rekening gehouden bij de situering en inrichting van de buitenruimten van de school / kinderopvang.
Nieuwe ontwikkelingen worden niet aangesloten op aardgas, maar moeten bijvoorbeeld worden aangesloten op een warmtenet als stadswarmte of een all electric systeem. Woningen moeten voldoen aan een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC)-norm van maximaal 0,2 vanwege de aanmelding Crisis- en herstelwet (Amsterdams beleid streeft naar een EPC-norm van 0,15).
De Gemeente Amsterdam wil met de Agenda Duurzaamheid de verduurzaming van de hoofdstad versnellen om de stad sterker, leefbaarder en gezonder te maken. Het gaat hier om een breed perspectief op duurzaamheid: duurzame energie, schone lucht, circulaire economie en leven met water. Gestreefd wordt naar 20% meer duurzame energie en 20% minder energiegebruik in Amsterdam in 2020. Bij ruimtelijke projecten zoekt Amsterdam samenwerking met marktpartijen die ook in duurzaamheid willen investeren. Deze investeringen gaan verder dan de wettelijke milieunormen. In de agenda duurzaamheid staat dat nieuwbouw woningen in Amsterdam vanaf 2015 energieneutraal (EPC<0,15) gebouwd worden.
In de folder ‘Duurzaam bouwen in Amsterdam Kavel/ gebouwniveau’ wordt de bestaande duurzaamheidsagenda naar gebouwniveau vertaald. Bij het realiseren van deze ambities is een goede samenwerking met bedrijven en bewoners essentieel.
Het programma Rainproof (www.rainproof.nl) heeft ten doel om de stad waterrobuust in te richten zodat kan worden geanticipeerd op klimaatverandering. Daarmee kan hogere piekbelasting op het rioolstelsel zoveel mogelijk worden voorkomen. Bij de ontwerpen van bebouwing (en openbare ruimte) kunnen de nadelige effecten door de toename van hevige regenval zoveel mogelijk worden afgevangen en voorkomen.
De bouwplannen dienen te voldoen aan de richtlijnen van de ‘waterneutrale bouwenvelop’. Dit houdt volgens programma Amsterdam Rainproof het volgende in:
Duurzame maatregelen zijn van belang voor de ontwikkeling van een toekomstbestendige stadswijk. In Sloterdijk-Centrum ligt de focus qua duurzaamheid op de realisatie van zichtbare oplossingen voor waterberging en groen op, aan of naast de gebouwen.
Netwerk van groenvoorzieningen
Het groene netwerk van Sloterdijk-Centrum bestaat uit lanen, lineaire parken en groenstroken, die samen een netwerk vormen van een grid. Ruggengraat van het groene grid zijn o.a. het Rhônepark (Sloterdijk II), Sportpark Spieringhorn, het spoorpark langs de Hatostraat dat de verbinding met Sloterdijk I maakt en het Brettenpad langs de Haarlemmertrekvaart.
Het groene grid biedt ruimte voor ontmoeting, activiteit, rust, sport en spel en routes
voor langzaam
verkeer worden hierin gelegd. Het toepassen van groen op gevels en daken en in tuinen
is een belangrijke stap in het waterbestendig maken van (woon-) gebouwen maar heeft
ook een dubbelfunctie in het gebied als zichtbaar groen dat de woonomgeving aantrekkelijker
maakt en een versterking vormt van het groene grid. Ook kan hiermee worden bijgedragen
aan de groennormen die de Gemeente Amsterdam heeft opgesteld voor openbaar toegankelijk
groen in stedelijke gebieden. Per woning dient er 8 m2 aan groen te worden gerealiseerd. Een deel daarvan zal zich in de openbare ruimte
bevinden, maar de Gemeente Amsterdam gaat ervan uit dat er ook een deel op privaat
terrein komt. Voor de toepassing van groen zijn vele mogelijkheden denkbaar. Hierbij
worden voornamelijk kansen gezien in:
Duurzaamheid in transport
De Gemeente Amsterdam is op zoek naar innovatieve ideeën om het autogebruik terug te brengen en fiets- en OV gebruik te stimuleren. In de visie op mobiliteit dient aangegeven te worden op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven. Daarnaast dient dit onderbouwd te worden met een parkeerbalans voor auto's, scooters en fietsen waarbij de gehanteerde parkeernormen voor gebruikers, bewoners en bezoekers inzichtelijk worden gemaakt.
Inrichting van de openbare ruimte
De openbare ruimte wordt uitgewerkt in toekomstbestendige straten. Uitgangspunt is om het openbaar gebied zo energiezuinig, plant- en diervriendelijk, regen- en hittebestendig mogelijk in te richten.
Energie
In Sloterdijk-Centrum is een stadswarmtenet aanwezig. Het gebied valt echter niet onder de concessiegebieden voor verplichte aansluiting op stadswarmte. De keuze voor warmte- en energie-voorzieningssysteem staat daarmee vrij voor de ontwikkelende inschrijvers. Aansluitingen op het gasnet (dit geldt ook voor biogas en biomassa) zullen niet worden toegestaan. Er kan op de eigen kavel bijvoorbeeld voor de warmte (piek) voorziening worden gekozen voor warmte-koudeopslag (WKO) systeem of andere duurzame systemen.
Indien meerdere inschrijvers op de uit te geven kavels in Sloterdijk-Centrum een WKO-systeem willen realiseren is onderlinge afstemming en mogelijk strategische plaatsing nodig. Dit in verband met mogelijke interferentie van de afzonderlijke systemen. Om alle partijen in staat te stellen gebruik te maken van een WKO-systeem zijn ontwikkelende partijen verplicht om ook andere partijen in staat te stellen te participeren in dit systeem, Dit indien er gebruik wordt gemaakt van een open bron systeem. Bij een gesloten bron-systeem kan er wel per blok een WKO-systeem worden aangelegd, mits er voldoende afstand wordt gehouden tussen de bronnen (minimaal 8 meter).
In het bouwplan is de ambitie om het netwerk van groenvoorzieningen op particulier terrein uit te bouwen uitgewerkt door het gebouw ondermeer te voorzien van:
Daarnaast worden groene gevels gerealiseerd en worden langs het water ecologische oevers aangelegd.
De energetische ambities zijn vertaald in een EPC-eis van minimaal 0,15 voor de appartementen. Op hoofdlijnen worden de volgende uitgangspunten aangehouden:
Ten aanzien van het energieconcept van de school en het KDV volgt nog informatie.
Er is ervoor gekozen om de broninstallatie, distributie en opwekking van warmte en koude middels een ESCO-constructie aan de markt aan te bieden. De te selecteren marktpartij zal de installatie gaan leveren, aanbrengen, exploiteren en onderhouden. De keuze voor het toepassen van een open bron (WKO) of gesloten bron (verticale bodemwarmtewisselaars) wordt door de marktpartij gemaakt.
Een gedeelte van de woningen wordt voorzien van een gedeelde warmtepomp en een gedeelte van de woningen van een individuele warmtepomp, voor de opwekking van warmte voor ruimteverwarming en tapwater en koude voor koeling. De warmtepompen zullen worden voorzien van energiemeters, zodat het verbruik door de exploitant kan worden gemonitord.
Per wooneenheid zal een verdeler voor de vloerverwarming en -koeling worden voorzien. De wooneenheden worden afzonderlijk geregeld met een eigen ruimtethermostaat en naregeling in de slaapkamers.
De hierna genoemde binnentemperaturen worden gegarandeerd bij gelijktijdige verwarming van alle vertrekken met gesloten ramen en deuren: woonkamer, slaapkamer en badkamer: 20-22 graden.
Alle wooneenheden zullen worden voorzien van een eigen boilervat, ook de appartementen met gedeelde warmtepomp. De tapwatervoorziening (leidingwerk en appendages) tussen de warmtepomp en het warme tapwatervat wordt in geval van meerdere appartementen op 1 warmtepomp door exploitant van de warmte- en koude opwekking en distributie verzorgd.
Het ventilatiesysteem van de wooneenheden zal worden uitgevoerd als een gebalanceerd ventilatiesysteem op basis van een ventilatie-unit, bv. type HRU 300 van ITHO met CO2- en/of vochtsensorsturing.
Voor het bepalen van de benodigde omvang van de PV-installatie is, zoals eerder aangegeven, uitgegaan van EPC = 0,15 voor de appartementen. Voor de school wordt het dakoppervlak van ca. 250m 2 tussen stramienen 14 en 15 op de vijfde verdieping ter beschikking wordt gesteld voor de realisatie van PVpanelen. Dit uitgangspunt betekent dat Synchroon de rest van het dakoppervlak beschikbaar heeft.
Aanvullend zal gebruik moeten worden gemaakt van de gevel voor de opwekking van elektriciteit. In samenwerking met Sirius Solar Solutions en ORANGE architects zijn verschillende soorten PV-panelen vergeleken, waarbij de energetische prestatie en kostenkengetallen zijn vergeleken. Op basis hiervan gaan wij uit van een vermogen van 100Wp/m2 voor witte PV-panelen welke ter plaatse van dichte geveldelen worden toegepast en 200Wp/m2 voor PV-panelen op de verschillende dakvlakken.
In onderstaande schematische weergave is aangegeven welke oppervlakken van het dak en gevel worden gebruikt voor de realisatie van de benodigde PV-panelen.
Bovenstaande afbeelding geeft het benodigd oppervlak weer, maar niet het oppervlak
PV-paneel. De volgende oppervlaktes van de PV-panelen zijn benodigd:
Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur, die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.
Per 4 november 2015 en 1 januari 2018 zijn wijzigingen van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden. Doel van deze wijzigingen is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes als bedoeld kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven.
De beperkingen in het LIB betreffen:
Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen. In dat gebied geldt er een beperking voor de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting. Het plangebied valt niet binnen het gebied waar woningen of andere aangewezen functies vanwege vliegverkeer zijn uitgesloten. Vanwege de ligging buiten de 20 Ke-contour (zie ook paragraaf 3.2.2) is een nadere afweging niet nodig.
Maatgevende toetshoogte vliegverkeer
De maximale toetshoogte vanwege het vliegverkeer bedraagt voor het plangebied 140-142 meter boven NAP. Met de voorgenomen bouwhoogte van 64,1 meter boven NAP meter wordt hier aan voldaan.
Maatgevende toetshoogte radar
De maximale bouwhoogte vanwege de radar bedraagt 57 meter ten opzichte van NAP, zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding: Webapplicatie LIB Schiphol
Aangezien de toetshoogte overschreden wordt is een verklaring van geen bedenkingen nodig van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Deze is op 1 november 2019 verkregen (zie Bijlage 4).
Het plangebied ligt buiten de zone waar beperkingen worden gesteld aan vogelaantrekkende functies. Dit zijn onder andere viskwekerijen en grote open wateren. Het bestemmingsplan maakt bovendien geen vogelaantrekkende functies zoals bedoeld in het LIB mogelijk, zodat op dit punt aan het LIB wordt voldaan.
Fietsen en wandelen wordt gestimuleerd in het gehele plangebied. In de toekomstige situatie is een fijnmazig netwerk van voetpaden en een fietspad voorzien, direct aan de noordzijde. Dit fietspad is een hoofdfietsverbinding in oost-west richting. De fietsparkeergarage voor bewoners ligt aan de zuidzijde van dit fietspad. De twee entrees van de basisschool zijn bijna direct aan het fietspad gepositioneerd. Bij de entrees zijn ook fietsstalplaatsen voor de schoolgaande kinderen geplaatst. In de huidige situatie is er ook een fietsverbinding via de Spaarndammerdijk aan de zuidzijde van de kavel. Deze zal echter op termijn tot een doorgaande voetgangersroute transformeren. De basisschool, het KDV en het woongebouw zijn van alle zijden goed bereikbaar met voetpaden.
Afbeelding: Schets toekomstige situatie
De Heathrowstraat en de Naritaweg (rondom Barajasplantsoen) worden afgewaardeerd naar een 30 km- regime en blijven een tweerichtingsverkeersweg. Via deze route wordt het parkeerterrein van het Teleport hotel, het toeleverend verkeer van de school en de autoparkeergarage ontsloten. Er is in dit deel van de Heathrowstraat bewust niet voorzien in een kiss-ride voorziening vanuit veiligheidsoverwegingen (kinderen basisschool). Dit kan indien nodig op afstand van de kavel in het Barajasplantsoen en aan de zuidzijde van de Barajasweg. Halverwege de Heathrowstraat wordt het doorgaande verkeer afgewend richting de Naritaweg.
Het wordt aangemoedigd dat ouders de kinderen op de fiets, lopend of met het openbaar vervoer brengen en halen. Naast de school ligt de ingang van de parkeergarage. Om hier te komen moet autoverkeer stapvoets door het voetgangersgebied dat tussen de school, kinderopvang en woningen en de voetpaden aan de Arlanda- en Barajasweg ligt. Ook is dit de route naar de parkeerplaatsen van het naastgelegen hotel.
Het met de auto halen en brengen van kinderen van de kinderopvang en de basisschool wordt niet apart gefaciliteerd. Wanneer ouders de kinderen toch met de auto willen brengen kan gebruik worden gemaakt van de bestaande openbare parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn op 100 – 150 meter van de school.
V&OR Team Onderzoek & Kennis van de gemeente Amsterdam heeft een verkeersonderzoek uitgevoerd met betrekking tot het voorliggende project, met gebruikmaking van de meeste actuele versie van het Verkeersmodel Amsterdam (VMA2.5). Het rapport d.d. 3 juli 2019 is opgenomen in Bijlage 5.
Het onderzoek leidt tot de conclusie dat de ontwikkeling een marginaal effect heeft op de verkeersstromen in en om het gebied. Het plan genereert in een etmaal op een gemiddelde werkdag circa 220 motorvoertuigbewegingen. Dat is een lichte afname van de autonome situatie. De procentuele af- dan wel toename van intensiteiten op de wegen rondom het plangebied is overal lager dan 5%.
Individuele stromen van kruispunten in het studiegebied zijn in de autonome situatie reeds overbelast. De kruispunten Haarlemmerweg/Kimpoweg, Haarlemmerweg/Seineweg en Basisweg/Radarweg zijn overbelast in zowel de ochtend- als de avondspits en de kruispunten Basisweg/Seineweg, Basisweg/La Guardiaweg en Radarweg/Arlandaweg zijn enkel overbelast in de ochtendspits. In de plansituatie is er een lichte verbetering van de kruispuntbelasting in zowel de ochtend- als avondspits op de kruispunten Haarlemmerweg/Radarweg en Haarlemmerweg/Kimpoweg. Op de kruispunten Basisweg/Seineweg en Haarlemmerweg/Seineweg is er enkel een lichte verbetering in de avondspits en op het kruispunt Basisweg/La Guardiaweg is er enkel een lichte verbetering in de ochtendspits. Op het kruispunt Seineweg/Naritaweg is er sprake van een lichte toename van de kruispuntbelasting tijdens de ochtendspits, maar dit kruispunt heeft ruim voldoende capaciteit om een lichte toename te kunnen verwerken. De procentuele af- dan wel toename van de kruispuntbelastingen in het studiegebied is overal lager dan 6%.
De verkeerseffecten zijn daarom geen belemmering voor de verwezenlijking van het project.
Er worden 192 woningen, een school en een kinderdagopvang gerealiseerd. Er wordt een parkeergarage gemaakt op eigen terrein met een capaciteit van 46 parkeerplaatsen. De SITA-kavel is in de Nota Parkeernormen Auto (2017) gemarkeerd als A-locatie.. Dit betekent een parkeernorm tussen de 0 en 1 per woning. Daarnaast geldt de norm van de MER Havenstad van ongeveer 0,2 per woning. Met 46 parkeerplaatsen op eigen terrein en 0,24 parkeerplaatsen per woning voldoet de ontwikkeling aan het geldende beleid en aan de norm vanuit de MER Havenstad.
Voor voorzieningen (zoals scholen en kinderdagverblijven) geldt maatwerk. Hierbij bepaalt de gemeente op basis van de kencijfers uit het ASVV of de gemeente wil afdwingen dat parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd of dat de bij de functie horende mobiliteit anders opgelost kan worden. Voor de school en het kinderdagverblijf heeft de gemeente bepaald dat er geen parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd hoeven te worden. De locatie is uitstekend ontsloten met het openbaar vervoer.
De nieuwbouw van de SITA-kavel wordt uitgesloten van parkeervergunningverlening. De bewoners komen niet in aanmerking voor een parkeervergunning op straat. Voor de basisschool en de kinderopvang geldt dat parkeervergunningen voor het parkeren in de openbare ruimte kunnen worden aangevraagd. Hoeveel parkeervergunningen voor maatschappelijk instellingen c.q. bedrijven kunnen worden aangevraagd is afhankelijk van de dan geldende parkeerregeling en wordt niet geregeld met voorliggend bestemmingsplan. Gezien de grootte van de school wordt vooralsnog rekening gehouden met een aantal van 4.
Het parkeren van bezoekers van zowel de woningen als de school moet in de openbare ruimte worden opgelost. Amsterdam rekent met een parkeernorm van 0,1 parkeerplaats voor bezoek per woning. Met 192 woningen komt dit uit op een parkeerbehoefte van (afgerond) 19 auto's. Het merendeel van het bezoek van bewoners komt 's avonds of in het weekend. Hiervoor zijn in het gebied nu voldoende parkeerplaatsen aanwezig. Een deel van het bezoek zal ook overdag aanwezig zijn. Het aanwezigheidspercentage voor deze functie is 20% van de 19 plaatsen in totaal, wat zich vertaalt naar 4 parkeerplaatsen. Voor de school en de kinderdagopvang wordt geen rekening gehouden met bezoekersparkeren. Ouders zullen voor een deel hun kinderen met de auto naar school brengen maar dit wordt niet als parkeren gerekend. Voor de leraren van de school en de kinderopvang worden ook 4 parkeerplaatsen gerealiseerd (zie vorige paragraaf). In totaal levert de nieuwe ontwikkeling overdag dus een parkeerbehoefte op van 8 auto's, waarvan 4 voor bezoekers van de woningen en 4 voor de leraren van de school/kinderdagverblijf. Deze 8 parkeerplaatsen worden in het nieuwe ontwerp van de Barajasweg toegevoegd.
In de nieuwe inrichting van de Heathrowstraat worden ook elf parkeerplaatsen verwijderd (zie afbeelding 1). Deze elf parkeerplaatsen worden ook gecompenseerd in het ontwerp van de Barajasweg. In totaal komen in de Barajasweg dus (8+11) 19 parkeerplaatsen ten behoeve van deze herontwikkeling.
Het fietsgebruik is de afgelopen vijfentwintig jaar met ruim 50% gegroeid. Dit heeft duidelijk voordelen: Amsterdammers fietsen massaal en houden de stad daarmee leefbaar, bereikbaar en aantrekkelijk. De keerzijde is de grote druk van fietsparkeren op de openbare ruimte. Ook het bezit en het gebruik van scooters is de laatste 10 jaar sterk gegroeid. De 'nota Parkeernormen Fiets en Scooter' uit 2018 is het beleidskader op basis waarvan er bij ruimtelijke (her-)ontwikkelingen eisen gesteld worden aan de parkeervoorzieningen bij niet-woonfuncties. Deze eisen zijn vertaald in bindende beleidsregels voor fietsen.
De norm voor woningen is overal gelijk in Amsterdam. Voor de niet-woonfuncties is Amsterdam in drie zones verdeeld, omdat deze gebieden verschillen in intensiteit van het fietsgebruik. Sloterdijk-Centrum valt in Zone 2: gemiddeld fietsgebruik. Voor zowel de woonfuncties als de niet-woonfuncties dienen de plekken voor eigen gebruik altijd op eigen terrein, al dan niet inpandig, te worden gerealiseerd. Om tegemoet te komen aan de toekomstige behoefte voor fietsparkeren voor bezoekers treft de Gemeente Amsterdam maatregelen in de openbare ruimte.
De scooterparkeernorm is voor de hele stad 0,13 scooterparkeerplaats per nieuw te realiseren woning. De initiatiefnemer realiseert de scooterparkeerplaatsen bij woningen op eigen terrein en inpandig. De norm voor medewerkers van basisonderwijs is 0,06 scooterparkeerplek per 10 kinderen.
Bij woningen heeft een gezamenlijke fietsenstalling conform de gemeentelijke Bouwbrief 2015-130 de voorkeur boven individuele bergingen. Bij het ontwerp van de stalling moet ook ruimte gecreëerd worden voor bijzondere modellen zoals bakfietsen, fietsen met kratjes/kinderstoeltjes en elektrische fietsen (minimaal 5% van het totaal aantal parkeerplekken).
In het bestemmingsplan is in artikel 10.3 onder b van de planregels bepaald dat bij de bouw van woningen en voorzieningen moet worden voldaan aan de normen uit de nota Parkeernormen Fiets en Scooter.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. Teneinde een zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren dient op grond van artikel 3.1.6 Bro bij het mogelijk maken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling gemotiveerd te worden dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Er dient dus te worden aangetoond dat er een behoefte bestaat aan de realisatie van circa 190 woningen en de bouw van een school en kinderdagverblijf. De beoogde functies zijn in beginsel functies die passend zijn in een stedelijk gebied als Amsterdam.
In Amsterdam en omgeving zijn diverse plannen in uitvoering en in voorbereiding om de grote vraag naar woningen op te lossen (de zogenaamde planvoorraad) en tevens te voorzien in een woningvoorraad die aansluit bij de vraag vanuit de markt. De provincie Noord-Holland monitort de woningbouwontwikkeling en de woningbehoefte per regio, om inzicht te krijgen in de Noord-Hollandse woningbouwproductie. Zoals ieder jaar is onderzoek gedaan naar de plancapaciteit (aantal woningen in bestaande plannen) bij Noord-Hollandse gemeenten. In de Monitor Woningbouw 2016 van de provincie is voor de periode 2016-2020 een totale woningbehoefte van 59.000 woningen aangegeven voor Noord-Holland Noord en MRA. Voor de periode 2020-2030 bedraagt de totale behoefte 111.000 woningen voor de MRA. In Amsterdam en omgeving zijn diverse plannen in uitvoering en in voorbereiding om de grote vraag naar woningen op te lossen (de zogenaamde planvoorraad) en tevens te voorzien in een woningvoorraad die aansluit bij de vraag vanuit de markt.
In het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (zie paragraaf 3.3) is binnen deze marktregio voor de periode 2017-2027 een actuele woningbehoefte aangegeven van 79.510 woningen. De harde plancapaciteit (plannen waarvoor een onherroepelijk bestemmingsplan geldt) bedraagt 62.440 woningen waardoor er sprake is van een tekort van 17.070 woningen aan harde plancapaciteit. Het plangebied behoort volgens het overzicht op de website www.plancapaciteit.nl nog niet tot de harde plancapaciteit. De woningen die door middel van het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zullen derhalve bijdragen aan het oplossen aan het tekort aan harde plancapaciteit (17.070 woningen).
In het Integraal Huisvestingsplan 2016-2020 primair onderwijs is aangegeven dat in ontwikkelgebieden zoals Sloterdijk moet worden voorzien in voldoende onderwijsvoorzieningen.
Op basis van de in de praktijk gehanteerde woningbouwprognose (+/- 4.000 woningen) voor Sloterdijk-Centrum en conform het door de College van B&W vastgestelde Referentiemodel Maatschappelijke Voorzieningen, zijn er in Sloterdijk Centrum 2-3 basisscholen nodig. De alles-in-één-school op SITA-kavel is de eerste nodige school en kinderdagverblijf voor circa 400 kinderen.
De Gemeenteraad heeft in december 2017 ingestemd met de Actualisatie van het Integraal Huisvestingsplan (IHP) 2016-2020. Daarin staat opgenomen dat in Sloterdijk-Centrum een uitbreiding van de Slootermeerschool (STWT) wordt gerealiseerd.
Voor het primair onderwijs geldt: een nieuwe wijk, een nieuwe school. De school is een ontmoetingsplek voor alle buurtbewoners en wordt dus gelijk met de eerste woningen in een nieuwe wijk opgeleverd. Om soepele overgangen per leeftijdsfase te faciliteren, stimuleert de gemeente alles-in-één scholen (basisschool inclusief kinderdagverblijf). Dit is door de gemeenteraad vastgesteld in het IHP.
De gemeente draagt, op grond van de Wet op het Primair Onderwijs, zorg voor de voorzieningen in de huisvesting van de op het grondgebied van de gemeente Amsterdam gevestigde, door het rijk bekostigde, scholen. De gemeente heeft de wettelijke verplichting voor het financieren en beschikbaar stellen van huisvesting.
De bouw van onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen past in dit kader.
In de Wet geluidhinder zijn normen voor toelaatbare geluidsniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in buitennormen (geluidsbelasting op de gevel) en binnennormen (binnenwaarde). De normstelling in de Wet geluidhinder bestaat uit een voorkeursgrenswaarde en een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting of maximale ontheffingswaarde. Indien de voorkeursgrenswaarden worden overschreden en geluidbeperkende maatregelen niet of onvoldoende mogelijk zijn, biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid om hogere waarden vast te stellen (In het bouwbesluit is opgenomen dat nieuwe woningen geïsoleerd moeten worden tot een binnenwaarde van 33 dB). De grenswaarden zijn in deze situatie als volgt:
Wegverkeer | Railverkeer | Gezoneerd industrieterrein | |
Weg geluidhinder voorkeursgrenswaarde | 48 dB | 55 dB woningen, 53 dB andere geluidsgevoelige gebouwen |
50 dB(A) |
Maximale ontheffingswaarde | 63 dB | 68 dB | 55 dB(A) |
Om in panden op locaties waar de ten hoogste toelaatbare ontheffingswaarde wordt overschreden, woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen te kunnen realiseren, is het maken van een dove gevel (een gevel zonder te openen delen) een voorwaarde. Een dove gevel is alleen mogelijk als woningen ook kunnen beschikken over een zogenoemde 'stille zijde'; een zijde van het gebouw waar de waarde lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In een gesloten bouwblok waar de meeste panden deel van uitmaken, behoort een stille zijde vrijwel altijd tot de mogelijkheden. In woningen die niet aan een stille zijde kunnen grenzen, kunnen door middel van maatregelen zoals (afgesloten) loggia's alsnog stille zijden worden gerealiseerd.
Het doel van het Amsterdams geluidbeleid is het borgen van een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de bouw van woningen (en andere geluidgevoelige gebouwen) op geluidbelaste locaties. Van belang voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het rustig kunnen slapen met geopend raam in het slaapvertrek. Volgens Amsterdams geluidbeleid wordt een akoestisch aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd als de woning wordt voorzien van een 'stille zijde'. Aan de 'stille zijde' worden bij voorkeur de slaapkamers gesitueerd zodat met open raam kan worden geslapen. Van dit principe kan gemotiveerd worden afgeweken.
Volgens het Amsterdams geluidbeleid treedt er een onaanvaardbare geluidbelasting op als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de hoogste van de maximaal toegestane ontheffingswaarde. 3 dB komt overeen met een verhoging van de geluidbelasting die als significant hoger wordt ervaren. Als de gecumuleerde geluidbelasting tenminste 2 dB hoger is dan de niet gecumuleerde geluidbelasting wordt aanbevolen de gevel zodanig te dimensioneren dat het akoestisch binnenklimaat van 33 dB/35 dB wordt behouden. Dit kan reden zijn voor extra gevelisolatie.
De ontwikkeling van Sloterdijk Centrum staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van de ontwikkeling van Haven- Stad. Voor deze ontwikkeling is een milieueffectrapport (MER) opgesteld. Daaruit blijkt dat bij strikte toepassing van het geluidbeleid de ambities van Haven-Stad niet gehaald kunnen worden. De diverse geluidbronnen in en rond het gebied, in combinatie met het huidige beleid hebben als effect dat woningbouw in vrijwel het hele gebied niet mogelijk is. Om de ambities te kunnen realiseren zal daarom meer flexibel en gebiedsgericht met het geluidbeleid moeten worden omgegaan, waarbij de kwaliteit van de leefomgeving voorop staat en zo nodig wordt voorzien in compensatie. Deze uitgangspunten zijn uitgewerkt in het zogenaamde 'gebiedsgerichte spelregelkader Haven-Stad' dat als bijlage bij de MER is gevoegd. Door middel van de 'leefomgevingsfoto Haven-Stad' kan tot op kavelniveau inzicht worden gekregen in het spelregelkader.
Het TAVGA heeft, in het kader van de wijziging van de bestemming en in aanvulling op het akoestisch onderzoek vanwege het wegverkeer, railverkeer en industrie, verzocht om een beoordeling van het geluid vanwege het gebruik van het schoolplein en de speelplaats voor het kinderdagverblijf.
Voor het geluidsniveau van spelende kinderen op een buitenterrein is er geen wettelijk kader voor toetsing. Dit stemgeluid wordt bij de toetsing en handhaving in het Activiteitenbesluit Wet Milieubeheer buiten beschouwing gelaten. Een beoordeling vindt wel pIaats bij het planproces. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt het stemgeluid beoordeeld en gemotiveerd. In eerste instantie wordt daarvoor de richtafstanden volgens de (VNG, versie 2009) gehanteerd en in tweede instantie het geluidsniveau.
Als streefwaarde voor de richtafstand en het geluidsniveau worden hier de uitgangspunten gehanteerd voor een gemengd gebied met verschillende functies (hier wonen, onderwijs, kinderopvang, hotel, kantoren, bedrijven). De richtafstand voor scholen en kinderdagverblijven is in beide gevallen 10 m (30 m voor een stille woonwijk). Als streefwaarden voor de geluidsniveaus wordt gehanteerd :
In opdracht van de initiatiefnemer is door M+P raadgevende ingenieurs akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bouwplan Floating Gardens, Heathrowstraat 10 Amsterdam. Akoestisch onderzoek, M+P.SYNCH.17.01.7, 31 oktober 2019). Deze is als Bijlage 6 bij deze plantoelichting gevoegd. Voor inhoudelijke details wordt verwezen naar deze rapportage. In dit hoofdstuk worden de conclusies verkort herhaald weergegeven.
Voor de gevel van de school en het kinderdagverblijf worden geen afschermende maatregelen getroffen. Voor de school en het kinderdagverblijf is een hogere grenswaarde nodig van 53 dB Lden voor de Rijkswegen. De school is deels geluidsbelast en heeft een schoolplein dat aan de geluidsluwe zijde is gelegen.
UUit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting van de omhullende vanwege het industrieterrein en de rijkswegen hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Vanwege de overige geluidsbronnen blijkt de geluidsbelasting onder de voorkeursgrenswaarde.
De hoogste hogere waarde betreft voor wegverkeer 56 dB Lden (na aftrek vanwege maatregelen, zie paragraaf 10.6.4) en treedt op aan de zuidzijde. Voor industrielawaai is de hoogste geluidsbelasting 53 dB(A) Letm (na aftrek vanwege maatregelen), aan de noordzijde.
Al met al is het woongebouw in zijn geheel rondom geluidsbelast. In de binnentuin voldoet de geluidsbelasting in alle gevallen aan de voorkeursgrenswaarde.
In hoofdstuk 6 van de rapportage worden geluidafschermende maatregelen beschreven die in lijn zijn met het Amsterdamse geluidbeleid. Met de beschreven maatregelen is het mogelijk de geluidbelasting terug te brengen tot op het niveau waar het mogelijk is hogere waarden vast te stellen.
Voor de gevel van de school en het kinderdagverblijf worden geen afschermende maatregelen getroffen. Voor de school en het kinderdagverblijf is een hogere grenswaarde nodig van 53 dB vanwege de Haarlemmerweg (N200).
Voor de woningen is de afscherming door maatregelen voor de gevel bepaald uitgaande van een afscherming van 3 dB vanwege de gesloten balustrade en verticale panelen. Vervolgens is per woning de geluidssituatie beschouwd bij buitenruimten en bij een gunstig gelegen draairaam. De geluidsbelasting van de buitenruimte en het draairaam zijn beoordeeld aan de criteria voor een 'stille gevel' en aan een 'stille gevel' met beperkte overschrijding, zoals omschreven in het Amsterdamse geluidbeleid.
Er zijn in totaal 171 woningen waar een hogere waarde nodig is, deels voor twee geluidbronnen, en 23 woningen waar geen hogere waarde nodig is. Voor zover het gaat om het Amsterdamse geluidbeleid wordt opgemerkt dat 71% van de woningen voldoet aan een stille gevel en bij 29% er sprake is van een beperkte overschrijding van een stille gevel met ten hoogste 3 dB.
Om te kunnen voldoen aan de spelregels voor een stille gevel volgens het MER Haven-Stad wordt, bij de woningen waar een beperkte overschrijding bij de stille gevel van toe passing is, voorzien van een extra geluidswering van 3 dB bij de slaapkamers.
In opdracht van de initiatiefnemer is door M+P raadgevende ingenieurs akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bouwplan Floating Gardens, Heathrowstraat 10 Amsterdam. Akoestisch onderzoek, M+P.SYNCH.17.01.09, d.d. 23 juli 2019). Deze is als Bijlage 7 bij deze plantoelichting gevoegd. Voor inhoudelijke details wordt verwezen naar deze rapportage. In deze paragraaf worden de conclusies verkort herhaald weergegeven.
Het schoolplein en het speelplein van het kinderdagverblijf liggen op een afstand van woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen), die vergelijkbaar is of groter is dan de richtafstand voor een gemengd gebied.
De te verwachten geluidsniveaus zijn met name bij de woningen dicht boven de pleinen hoger dan de streefwaarden. Gezien de getroffen maatregelen voor de gevel (deels open vliesgevel en geluidsabsorberende plafonds bij buitenruimten) en goede geluidswering (ten minste 25 dB(A)) wordt het geluidsniveau binnen in de woningen beoordeeld als 'matig' (bij het schoolplein) tot 'goed' (bij het kinderdagverblijf). Ten behoeve van een zo goed mogelijk akoestisch klimaat in de binnentuin boven de luifel, wordt geadviseerd om bij de opening in de luifel maatregelen aan te brengen om het geluidsniveau terug te brengen.
Op grond van het uitgevoerde akoestische onderzoek dienen, ten behoeve van het bestemmingsplan, de volgende hogere waarden te worden vastgesteld:
Het hogere waardenbesluit is als Bijlage 3 bij de planregels gevoegd.
De herontwikkeling van de SITA kavel is een op zichzelf staand project, maar maakt wel deel uit van de beoogde transformatie van Sloterdijk naar een gemengd woon-werk gebied. Deze herontwikkeling vindt gefaseerd plaats. Bij de herontwikkeling van de SITA kavel zijn twee geluidbronnen relevant; industrieterrein Westpoort en de N200 (Haarlemmerweg). Het vaststellen van hogere waarden is mogelijk indien blijkt dat eventuele maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg, onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Bij het bepalen van benodigde maatregelen wordt onderscheid gemaakt tussen:
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de N200 (Haarlemmerweg). Deze weg wordt op dit moment opnieuw ingericht waarbij de maximum snelheid wordt teruggebracht van 70 km/uur naar 50 km/uur en stiller asfalt wordt toegepast. De reconstructie is feitelijk al uitgevoerd. De aan de N200 gekoppelde geluidproductieplafonds (GPP's) worden eveneens verlaagd. De formele procedure tot verlaging van de GPP's is al in gang gezet. Deze procedure wordt naar verwachting dit jaar nog afgerond. Vooruitlopend op de formele wijziging wordt wel al gerekend met de feitelijk getroffen maatregelen. Omdat de maatregelen feitelijk al zijn uitgevoerd, worden toekomstige bewoners niet in hun belangen getroffen. Het TAVGA (Technisch Ambtelijk Vooroverleg Geluidhinder Amsterdam) is akkoord met deze aanpak.
Voor wat betreft industrielawaai is de enige bronmaatregel het beperken van de geluidproductie van de bedrijven op het industrieterrein Westpoort. Een dergelijke maatregel kan grote financiële gevolgen hebben voor zowel de gemeente Amsterdam als de betrokken bedrijven en is daarom, voor de ontwikkeling van een enkele kavel, in dit geval de SITA kavel, niet aan de orde.
Het project ligt binnen de bebouwde kom waardoor geluidschermen langs de meeste wegen uit stedenbouwkundig oogpunt gezien onwenselijk zijn. Om een geluidscherm effectief te laten zijn is een geluidscherm over een grote lengte nodig en een geluidscherm dient een aanzienlijke hoogte te krijgen om effect te hebben voor de woningen op de hogere verdiepingen. De kosten voor een dergelijk scherm staan niet in verhouding tot het project. Voor onderhavige ontwikkeling wordt verwacht dat het treffen van noodzakelijke hoge én lange geluidschermen financieel daarom niet doelmatig zal zijn. Dit laatste geldt ook voor het plaatsen van geluidschermen ter afscherming van industrielawaai.
Indien bron- en overdrachtsmaatregelen niet voldoende effect hebben, kan worden gedacht aan ontvangersmaatregelen. Dit kunnen dove gevels of vliesgevels zijn. In dit geval wordt voorzien in gevelmaatregelen. Deze gaan echter niet zover dat kan worden gesproken van een dove gevel of een vliesgevel. Dergelijke maatregelen zijn stedenbouwkundig en omwille van welstand niet gewenst op deze locatie en werken sterk kostenverhogend.
Naar aanleiding van het MER worden aanvullende maatregelen getroffen: extra isolatiewaarde bij slaapkamers bij de woningen die niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Het TAVGA heeft daarmee ingestemd.
De algemene spelregels uit het MER vermelden ten aanzien van geluid voorts het volgende: Voor zowel sociale huurwoningen als particuliere koop- en huurwoningen wordt in de contracten/overeenkomsten informatie verschaft over de geluidbelasting en daarvoor getroffen maatregelen. De toekomstige bewoners worden hierover overeenkomstig de spelregels geïnformeerd.
Gebleken is dat het vanwege de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde noodzakelijk is om hogere waarden vast te stellen voor onderhavige ontwikkeling. In voorgaande is beschreven dat de verschillende geluidreducerende maatregelen aan de bron en in het overdrachtsgebied bezwaren met zich meebrengen, reden waarom wordt gekozen voor het vaststellen van hogere waarden.
Heathrowstraat 10-12 heeft een kantoorbestemming. Het nieuwe plan Floating Gardens omvat woningen, onderwijs en kinderdagopvang. De principe-oplossingen voor het plan zijn besproken in het TAVGA van 4 juni 2019. Het ontwerp is inmiddels verder uitgewerkt.
De geluidbelasting is maximaal 56 dB voor wegverkeerslawaai van de Haarlemmerweg en 56 dB(A) voor industrielawaai van Westpoort. Voor Westpoort wordt de maximale ontheffingswaarde overschreden en zou een dove gevel toegepast moeten worden. Stil wegdek wordt getroffen voor de Haarlemmerweg. Voor de totale afwaardering van de Haarlemmerweg, de N200 wordt een geluidsreductie verwacht van 8,5 dB verwacht, welke ook in rekening is gebracht.
Om het gehele gebouw wordt een vliesgevel toegepast. Dat vlies heeft grote openingen/ onderbrekingen, ongeveer 30% van het vlies is permanent open. Achter de openingen in de vliezen zijn geen te openen delen aangebracht. Te openen delen zitten achter het gesloten deel van de vliesgevel. De benodigde geluidreductie hangt af van de berekende geluidbelasting. Het vlies wordt uitgevoerd met geprint glas en hangt als een gordijn om het gebouw heen. Per woning wordt de geluidbelasting bepaald en daar wordt een maatregel bij gekozen. Hierdoor wordt een geluidreductie van 3 dB oplopend tot 9 dB verwacht.
Voor industrielawaai is een reductie nodig van 6 dB om de stille gevel te creëren. Voor 3 dB zouden extra maatregelen worden getroffen. Omdat het hier om een beperkte overschrijding van maximaal 3 dB gaat, zou deze overschrijding nog acceptabel zijn. TAVGA adviseert de mogelijkheden te onderzoeken om deze beperkte overschrijding van 3 dB te voorkomen, mogelijk kunnen Harbour Fensters of metaglas worden toegepast. Het betreft hier ca. 26 woningen aan de noordkant en 24 aan de west en noordzijde.
In de MER wordt voorgesteld extra isolatie van woningscheidende wanden toe te passen als compensatie. Dit kan inderdaad meegenomen worden en zal positief bijdragen aan het woon- en leefklimaat.
Met name voor de slaapkamer dient gekeken te worden of een Harbour Fenster of een laag geplaatst raam geplaatst kan worden en daarmee de gewenste reductie van 3 dB kan worden bereikt, zodat ondanks de beperkte overschrijding, rustig geslapen kan worden met een geopend raam.
In het postzegelplan moet de vliesgevel voor de noord- en westgevel in de planregels omschreven worden. Het industrielawaai bedraagt 56 dB(A). De industrielawaai van 53 dB(A) moet worden beschouwd op de gevel, dus met aftrek van het geluidscherm dat als vliesgevel uitgevoerd gaat worden. Graag in overleg treden met de zonebeheerder Westpoort over hoe deze hogere waarde vastgelegd moet worden om te voorkomen dat hier een blokkering voor Westpoort door ontstaat.
In het plan is een basisschool en kinderdagverblijf opgenomen aan de noordkant. Een luifel zal over het speelterrein worden geplaatst op geluid naar de bovengelegen woningen binnen de normen te krijgen. Hiervan moeten nog de geluidberekeningen gemaakt worden.
Conclusie en Advies TAVGA:
Het advies van het TAVGA is geheel opgevolgd.
Voor luchtkwaliteit is titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) kader. Daarin is bepaald dat bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet worden voldaan aan grenswaarden voor onder andere stikstofdioxide en fijn stof. In het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen" is bepaald dat indien een project kan worden beschouwd als "niet in betekenende mate" er geen toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden. Deze grens is in het Besluit gesteld op 3%, wat betekent dat de concentratie stikstofdioxide of fijn stof met maximaal 3% mag toenemen als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen die een bestemmingsplan toestaat. Als het meer is dan 3% moet worden getoetst aan de grenswaarden. In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen" is voor een aantal specifieke projecten een berekening gemaakt bij welk bouwprogramma er nog sprake is van "niet in betekenende mate". Dit is als het project betrekking heeft op maximaal 1.500 woningen of 100.000 m² kantoren (bij één ontsluitingsweg) of een combinatie van beiden. Voor de laatste categorie projecten is in de regeling een verdeelsleutel woningen-kantoren opgenomen.
Sinds 15 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen van kracht. Op grond van het Besluit is het niet toegestaan om kwetsbare functies (zoals ziekenhuizen en verzorgingshuizen, basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen en kinderopvang) te realiseren op minder dan 100 meter van een Rijksweg en op minder dan 50 meter van een provinciale weg, als ter plaatse de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof worden overschreden.
Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van de bouw van woningen en maatschappelijke voorzieningen (uitsluitend zijnde onderwijs, kinderopvang en vergelijkbare voorzieningen) op ruim 800 meter van een Rijksweg (A10). De meest nabij gelegen provinciale weg is de Haarlemmerweg die in de toekomst zal worden getransformeerd naar een stedelijke weg. In het bestemmingsplan is om die reden een gebiedsaanduiding "milieuzone - luchtkwaliteit" opgenomen, waarbij in de planregels (zie artikel van de planregels) is bepaald dat binnen deze zone geen maatschappelijke dienstverlening is toegestaan in de vorm van scholen, kinderopvangvoorzieningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en verzorgingshuizen, met uitzondering van gebouwen/gebouwdelen zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Op deze manier kan worden voldaan aan de het Besluit gevoelige bestemmingen.
Ten aanzien van gevoelige functies heeft de gemeenteraad van Amsterdam op 17 december 2009 een richtlijn vastgesteld. Daarbij is het uitgangspunt dat binnen de zone van 300 meter gemeten van de rand van een snelweg en 50 meter gemeten van de rand van een provinciale weg, geen (nieuwe) gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd. Dit is een aanvulling op het landelijke Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit en geldt los van de vraag of sprake is van een (dreigende) overschrijding. Een tweede uitgangspunt is dat bij stedelijke wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal binnen een afstand van 50 meter gemeten van de rand van de weg geen (nieuwe) gevoelige bestemmingen in de eerste lijnsbebouwing worden geprojecteerd.
Rondom het plangebied zijn de volgende wegen relevant om te toetsen:
Het plangebied ligt op ruim 800 meter van de rand van de Ring A10-West, aan de vereiste minimale 300 meter kan dus ruimschoots worden voldaan.
Het plangebied ligt deels binnen de 50 meter zone rondom de Haarlemmerweg. In het bestemmingsplan is om die reden binnen deze zone geen onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen toegestaan.
Voor het project is getoetst aan de eerste eis uit de Wet milieubeheer, geen (dreigende) overschrijding van de grenswaarden, waarbij de bijdrage van het plan is benaderd als ‘worst case’. Er is gebruik gemaakt van de laatste versie van de NSL monitoringstool (versie 2018) voor de jaren 2017, 2020 en 2030 en van de NIBM tool.
Uit de monitoringstool 2018 van het ministerie van Infrastructuur en Milieu blijkt dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2.5 in de omgeving van de Heathrowstraat 10 niet overschreden worden en ruimschoots voldoen aan de grenswaarden. De hoogste waarden treden op in de komende jaren en zijn als volgt:
Verder in de tijd wordt de luchtkwaliteit beter.
Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uursconcentraties PM10 in de omgeving is overal minder dan 35, waarmee ook aan deze grenswaarde wordt voldaan. Met de NIBM-tool van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (versie 2018) is de bijdrage van het plan op de luchtkwaliteit beoordeeld. Er is worst case benadering gekozen, waarbij uitgegaan is van realisatie op korte termijn (2020). Naar verwachting zal het autogebruik ten behoeve van de Heathrowstraat 10 laag zijn aangezien er een parkeernorm van 0,24 per woning wordt aangehouden en er sprake is van een hoogwaardig OV-knooppunt bij NS Station Sloterdijk. De voertuigbewegingen zijn als volgt bepaald:
Met deze uitgangspunten blijkt uit de berekening (zie Bijlage 8) dat wordt voldaan aan het criterium NIBM. De grootste bijdrage treedt op bij stikstofdioxide en is 1,09 µgr/m3. Als deze concentratie opgeteld wordt bij de aanwezige concentraties volgens de monitoringstool wordt nog steeds ruimschoots voldaan aan de luchtkwaliteitseisen.
Aangezien de nieuwe gevoelige bestemmingen verder dan 50 meter van de N200 en verder dan 300 meter van de rijkswegen A5 en de A10 liggen zijn deze toegestaan volgens het lokale beleid omtrent gevoelige bestemmingen.
Conclusie
De luchtkwaliteit leidt niet tot beperkingen van de ontwikkelingen aan de Heathrowstraat 10. De luchtkwaliteit ter plaatse voldoet aan de daaraan te stellen eisen en het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
De voor de luchtkwaliteit gevoelige bestemmingen worden op een afstand van meer dan 50 meter van de N200 en meer dan 300 meer van de rijkswegen A5 en de A10 gerealiseerd. Hiermee bestaan er ook uit het landelijke en plaatselijke beleid gevoelige bestemmingen geen beperkingen.
In de Hoogbouweffectrapportage zijn de effecten van de nieuwbouw beschreven op de zichtlijnen in de omgeving en is de landschappelijke inpassing getoetst.
Effecten van de nieuwbouw op de omgeving
Met de inrichting van de Brettenzone, met onder andere Spieringhorn, zijn de recreatiemogelijkheden van de Westrand veel dichter bij Amsterdam komen te liggen. De verschillende delen hebben elk hun eigen betekenis voor de stad. Zo bestaat de wens tot het bevaarbaar maken van de Haarlemmervaart en de koppeling van de Brettenzone aan de Tuinen van West.
Voor het project aan de Heathrowstraat 10-12 wordt een gebouw met een hoogte tot 64,1 meter (gemeten vanaf NAP) gerealiseerd. Het kavel bevindt zich op steenworp afstand van de zone langs infrastructuur bundel, het OV knooppunt (station Sloterdijk) en de scheggen van Amsterdam. Daar waar stad en scheg elkaar treffen, bijvoorbeeld in de Brettenzone, is het denkbaar – volgens de structuurvisie – op de koppen hoogbouw in te zetten. Het project bevindt zich aan de rand van bestaande bebouwing en niet in het open landschap. De hoogbouw is vanuit sommige richtingen (met name westzijde; Spieringhorn en Haarlemmerweg) te ervaren. Het perspectief is wisselend terwijl men zich voortbeweegt. De hoogbouw wordt zorgvuldig ingepast in de omgeving. Het effect op het omringende landschap (de Brettenzone), de groene scheggen (Spieringhorn), het beschermd stadsgezicht (Slotermeer-Noordoost) en de verbindingsweg (Haarlemmerweg) zijn in kaart gebracht (zie Bijlage 9).
Advies Hoogbouwadviescommissie
De Hoogbouweffectrapportage is voorgelegd aan de Hoogbouwadviescommissie van de gemeente Amsterdam. Daarin zijn de afdelingen Ruimte en Duurzaamheid (R&D) en Monumenten en Archeologie (Mt&A) vertegenwoordigd. De Hoogbouwadviescommissie heeft advies uitgebracht met de volgende uitkomsten:
Geconcludeerd is dat het voorgestelde bouwvolume met een hoogte van 64,1 meter zeker acceptabel is op deze plek en past binnen de in de Structuurvisie van Amsterdam neergelegde beleidsdoelstellingen.
Effecten van de hoogbouw op de windhinder
In opdracht van Synchroon B.V is een windtunnelonderzoek uitgevoerd aan een schaalmodel van het nieuwbouwplan Floating Gardens te Amsterdam, inclusief de stedenbouwkundige omgeving van het project. Het doel van het onderzoek was het inzichtelijk maken en beoordelen van het windklimaat in het invloedsgebied van de geplande nieuwbouw en ter plaatse van de buitenruimten van het plan. Naar aanleiding van de eerste meetresultaten is vervolgonderzoek uitgevoerd naar mogelijkheden om het windklimaat te verbeteren.
Voor de opzet van het onderzoek en de beoordeling van het windklimaat is uitgegaan van de Nederlandse norm NEN 8100:2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving. In het rapport 'Windklimaatonderzoek met behulp van de windtunnel' wordt door ingenieursbureau Peutz verslag gedaan van het windtunnelonderzoek (zie Bijlage 10).
Aan de hand van onderstaande tabel, afkomstig uit de NEN 8100, wordt een beoordeling gegeven van de te verwachten mate van windhinder.
Tabel: Criteria windhinder volgens NEN 8100
Uit het onderzoek blijkt dat indien met toekomstige begroeiing geen rekening wordt gehouden de aanwezigheid van het bouwplan op de begane grond op verschillende plaatsen resulteert in een matig tot slecht windklimaat voor slenteren. Bij het uitgevoerde vervolgonderzoek is ingegaan op het windklimaat in deze gebieden. In totaal zijn 3 aanvullende metingen in de windtunnel verricht.
Naritaweg 163 (naar aanleiding van zienswijze)
Nabij het pand aan de Naritaweg 163 zijn een aantal meetpunten in het onderzoek meegenomen op het toekomstige fetspad in het gebied tussen de Naritaweg 163 en de geplande bebouwing Floating Gardens. Tevens is een meetpunt geplaatst in de straat ten oosten van het pand. Het windklimaat krijgt in zowel de bestaande als in de geplande situatie (inclusief terrein-inrichting) een beoordeling matig tot goed op grond van het gehanteerde beoordelingscriterium. Anders dan vermeld in de zienswijze is in deze situatie (variant C) geen slecht windklimaat vastgesteld nabij Naritaweg 163. De hinderkans neemt in absolute zin beperkt toe van maximaal 5,7 in de bestaande situatie naar maximaal 7,4 in de geplande situatie. Zoals bij het eerste punt van het hoofdstuk samenvatting en conclusies vermeld, is op verzoek van de gemeente op het (toekomstige) fetspad het criterium voor slenteren gehanteerd. Het is echter gebruikelijk het windklimaat op fetspaden en trottoirs, ook in een woonomgeving, te beoordelen met het criterium voor doorlopen. Zolang de hinderkans onder de grenswaarde van 10,0 blijft, zoals vastgesteld, is daarmee sprake van een beoordeling goed. De toekomstige windsituatie geeft derhalve op voorhand geen belemmeringen voor de beoogde woonfunctie. Bij gebouwfuncties zoals hoofdentrees en buitenruimten/balkons is een hinderkans van minder dan 5,0 gewenst. Het is aannemelijk dat voor de gevels van de beoogde woongebouw een windsituatie met een beduidend lagere hinderkans optreedt dan op de meetposities, die in de meer open omgeving geplaatst zijn, waardoor de hinderkans op de meeste plaatsen onder deze grenswaarde zal blijven. Daarnaast kunnen indien nodig of gewenst bij gebouwentrees en buitenruimten/balkons van de toekomstige woonbebouwing windafschermende voorzieningen worden getro?en. De uitkomsten van het onderzoek geven daar echter geen directe aanleiding voor.
Conclusies
Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
Effecten van de hoogbouw op de bezonning van de speelplaats
In opdracht van Synchroon BV is door M+P de bezonning en lichtsterkte onderzocht op de speelplaats van de in het bouwplan opgenomen school (zie Bijlage 11). De speelplaats bevindt zich gedeeltelijk onder een overstek van het daar te ontwikkelen gebouw, en is hoofdzakelijk op het noorden georiënteerd.
Bij de analyse is de mate van bezonning bepaald op basis van de beschaduwing en is de lichtsterkte bepaald op basis van het zicht op een uniforme hemelkoepel. Vervolgens is een kwalitatieve beoordeling gegeven van de gebruikskwaliteit van de speelplaats.
Conclusies
De bezonning van het plein is voor ongeveer 1/3e als goed te kwalificeren, en voor 1/3e als matig. Het overige deel is overwegend beschaduwd. Dat betekent dat het plein op ieder moment in ieder geval op een deel de mogelijkheid biedt om in de zon te verblijven, maar ook altijd de gelegenheid biedt om de schaduw op te zoeken. Hiervan is vanzelfsprekend alleen sprake op zonnige dagen.
Op zonnige winterdagen betekent dit dat het op een deel van het plein kouder aanvoelt dan wanneer het plein volledig in de zon gesitueerd was. Echter, op zonnige zomerdagen bestaat met name voor kinderen vaak het risico op verbranding. Door de schaduw kunnen kinderen ook op deze dagen op verantwoorde wijze buiten spelen. Het overstek biedt daarnaast beschutting tegen neerslag, waardoor eveneens extra gelegenheid ontstaat om buiten te spelen tijdens ongunstige weersomstandigheden.
Het overstek heeft dus met name op koude, zonnige dagen een significant nadeel. Op overige dagen zorgt het overstek niet voor een nadeel, en in een aantal gevallen (warme, zonnige dagen, regenachtige dagen) juist voor een belangrijk voordeel.
De lichtsterkte onder het overstek is ongeveer een factor 8 lager dan buiten het overstek. Op het donkerste punt is dit een factor 12. Wij merken op dat de opening in het dak, boven de entree, een belangrijke bijdrage levert. Op het donkerste punt onder het overstek is de lichtsterkte gedurende 90 % van de tijd tussen 08.00 – 16.00 uur minstens 510 lux. Dat is ruim voldoende om een comfortabel leslokaal in te richten. Ook onder het overstek zal naar verwachting sprake zijn van een comfortabele omgeving. De verlichting is voldoende om te lezen en schrijven, en zal daarmee zeker volstaan voor het spelen van de kinderen. In aanvulling hierop bevindt een groot deel van het plein zich niet onder het overstek, waar de lichtsterkte nog beduidend hoger is. Het plein in zijn algemeenheid is dan ook gedurende het grootste deel van de tijd voorzien van voldoende daglicht om de omgeving comfortabel te maken.
Effecten van de hoogbouw op de bezonning van omliggende gebouwen
In opdracht van Synchroon BV is door M+P de bezonning en beschaduwing onderzocht op de omgeving van het bouwplan (zie Bijlage 12). In Nederland zijn er geen wettelijke eisen of normen voor bezonning en beschaduwing.De beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de gebruikelijke TNO-normen.
Door middel van een 3D-model is de bezonning en beschaduwing op 5 tijdstippen op de dag (09.00 uur, 11.00 uur, 13.00 uur, 15.00 uur en 17.00 uur) in beeld gebracht, in de periode van 21 december t/m 21 juni.
De bezonning/beschaduwing met het bestaande bebouwing Heathrowstraat is niet in beeld gebracht, omdat deze door de situering en geringe omvang van het gebouw nu slechts beperkt schaduw oplevert bij de omliggende bebouwing.
Op basis van de berekende bezonning/beschaduwing blijkt dat alle gevels van de omliggende gebouwen voldoen aan de lichte norm voor woningbouw en deze ten minste 2 uur zon per dag kunnen ontvangen. De meeste voldoen ook aan de strenge norm voor woningbouw van ten minste 3 mogelijke bezonningsuren per dag. Een uitzondering daarop is het noordelijk deel van de westgevel van het hotel. Die voldoet niet aan de strenge norm.
Per omliggend gebouw is een karakteristiek weergegeven van de bezonning en beschaduwing op basis van de berekeningen. Beschouwd is de laagste bouwlaag aangezien die het meest kritisch is. De meest kritische maand voor de beoordeling, januari, is als uitgangspunt gekozen. In de maanden naar de zomer toe is de stand van de zon hoger en is de bezonning gunstiger.
Kantoor (ten noorden)
De zuidgevel ondervindt schaduw van het bouwplan. Dat gebeurt globaal gezien op het westelijk deel van de gevel tussen 11.00 en 15.00 uur, op het oostelijk deel na 15.00 uur. Alle ramen aan de zuidgevel ondervinden ten minste 3 uren zon per dag en voldoen daarmee aan de ‘strenge’ norm.
Woningen (ten noordoosten)
De zuidgevel is na 15.00 uur beschaduwd. Alle ramen aan de zuidgevel ondervinden ten minste 3 uren zon per dag en voldoen daarmee aan de 'strenge' norm.
Hotel (ten oosten)
De westgevel is het meest kritisch voor bezonning en is in zijn geheel bezond tussen 12.00 uur en circa 14.45 uur op het noordelijkse raam. Dit raam ondervindt ten minste 2 uur zon per dag en voldoet daarmee ruim aan de 'lichte' norm. De overige ramen krijgen later schaduw en hebben ten minste 3 uren zon per dag en voldoen daarmee aan de 'strenge' norm.
Conclusies
Als gevolg van het bouwplan liggen de gebouwen ten noorden en oosten een deel van de dag in de schaduw. Beoordeeld is of deze beschaduwing leidt tot een onvoldoende bezonning. Bij het ontbreken van een wettelijk kader is als criterium de TNO-norm voor woningbouw gehanteerd.
Uit een analyse blijkt dat de bezonning bij alle voor bewoning bestemde gebouwen (blijft) voldoen aan de ‘lichte norm’ en aan de ‘strenge norm’ voor bezonning.
Het gebouw dat in gebruik is als hotel voldoet juist niet aan de ‘strenge norm’ en wel aan de ‘licht norm’. Aangezien een hotel voornamelijk wordt gebruikt voor een nachtelijk verblijf en bezonning daarvoor niet relevant is, kan worden gesteld dat de bezonning voldoet.
Geconcludeerd wordt dat er voor wat betreft de bezonning/beschaduwing geen belemmeringen zijn voor het realiseren van het bouwplan.
Bezonnig van omliggende ontwikkelingen op Heathrowstraat 10-12 en vice versa
Voor de omgeving is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Het ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan 'Barajasbuurt eo' voorziet in de transformatie van een monofunctioneel kantorengebied naar een multifunctioneel woon-werkgebied. Dit plan is nog niet vastesteld.
In het kader van de voorbereiding van dat ontwerpbestemmingsplan is een bezonningsstudie uitgevoerd (zie Bijlage 13). Daarbij is het bestemmingsplan Heathrowstraat 10-12 (Floating Gardens) als uitgangspunt genomen.
Beoordeeld is of de schaduweffecten die optreden niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving. Met een proefverkaveling is de situatie op 21 maart, 21 juni, 23 september en 22 december onderzocht. Gezien de ligging van de geprojecteerde nieuwbouw is er geen sprake van een dusdanige schaduwwerking dat er sprake is van een onaanvaardbare situatie. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat sprake is van een hoogstedelijke omgeving. De schaduweffecten die optreden leiden niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.
Voor de bescherming van natuurgebieden en diersoorten is per 1 januari 2017 de Wet Natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 98, Flora en faunawet en Boswet geïntegreerd tot één wet.
Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten zal rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten. Indien uit gegevens danwel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende bouwwerkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na ontheffing c.q. vergunning.
Voorafgaand aan de toekomstige ruimtelijke ingrepen heeft de initiatiefnemer Synchroon een ecologisch veldonderzoek (Quickscan Flora en Fauna) laten uitvoeren en onderzocht of er mogelijk wettelijk beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. Deze Quickscan is als Bijlage 14 toegevoegd aan deze plantoelichting. Uit de Quickscan is naar voren gekomen dat jaarrond onderzoek noodzakelijk is. Het jaarrond onderzoek is uitgevoerd en als ana deze plantoelichting gevoegd als Bijlage 16. Daaruit is gebleken dat geen waarnemingen gedaan van in- en uitvliegende vleermuizen en dat de bebouwing geen functie als zomerverblijf en/of kraamverblijf heeft. In de directe omgeving van de bebouwing bevinden zich foerageergebieden. Door tijdens de sloop en aanvullende bouwwerkzaamheden eventuele verlichting neerwaarts te richten en geen nachtelijke werkzaamheden uit te voeren, worden nadelige effecten ten aanzien foeragerende vleermuizen beperkt tot een minimum. Deze werkzaamheden mogen worden uitgevoerd buiten het broedseizoen, er zijn geen ontheffingen in het kader van de Wet natuurbescherming benodigd. De locatie kan worden vrijgegeven voor sloop en nieuwbouw.
Daarnaast heeft de initiatiefnemer ook de ecologische waarde van de watergangen laten onderzoeken. Hiervan is een rapport opgesteld welke als Bijlage 17 aan deze plantoelichting is gevoegd. Daaruit blijkt dat tijdens het locatiebezoek in 2019 geen waarnemingen zijn gedaan van beschermde soorten. De watergangen rondom het pand aan de Heathrowstraat 10 kunnen worden vrijgegeven. Wel zijn er meerdere broedende vogels waargenomen in de watergangen en moet het dempen buiten het broedseizoen plaatsvinden.
Deze werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd buiten het broedseizoen, er zijn geen ontheffingen in het kader van de Wet natuurbescherming benodigd. De watergangen kunnen worden vrijgegeven voor de geplande werkzaamheden. Hierbij moet met wel rekening houden met de zorgplicht. Geadviseerd wordt om richting de grote waterpartij te werken, gezien niet de gehele waterpartij gedempt wordt, waardoor vissen en andere soorten een uitweg hebben. Indien dit niet mogelijk is, moeten de vissen worden overgeplaatst naar nabij gelegen water.
Indien tijdens de werkzaamheden toch beschermde soorten worden aangetroffen, dient de ecoloog te worden ingeschakeld.
De bouwkavel ligt in het stedelijk gebied, aan de Heathrowstraat 10, in de hoek tussen de Haarlemmertrekvaart en sportpark Spieringhorn. De zone aan de Haarlemmertrekvaart is onderdeel van de ecologische structuur en de hoofdgroenstructuur van Amsterdam. De SITA-kavel ligt op de overgang van de Brettenzone met Sloterdijk.
Afbeelding: Ligging SITA kavel in groene scheg Brettenzone - Westerpark
Voor de inpassing van het gebouw Floating Gardens is onderzocht welke groenstructuren relevant zijn voor de kavelinrichting. Op en nabij de kavels is geen sprake van een dragende boom- of laanstructuur. De nu aanwezige beplanting is ontstaan vanuit een onderhoudsarme en industriële benadering. Het accent ligt op cultuurbeplanting.
Voor dit project is er een Quickscan Flora en Fauna opgesteld (zie Bijlage 14). In deze Quickscan Flora en Fauna zijn geen soorten aangetroffen die kwetsbaar zijn. De huidige oever rond het gebouw is nu hard en steil en daarmee nauwelijks aantrekkelijke voor planten en dieren. Omdat de harde oever dominant aanwezig is, heeft dat zijn effect op de lage variatie aan soorten.
In het kader van de gebouwontwikkeling is er door de gemeente Amsterdam een integraal inrichtingsplan voor de openbare ruimte gemaakt. Hierbij is buiten de kavelcontour een groene entreelaan als ontsluiting via de Heathrowstraat gepland en een doorgaande groene fietsroute aan de noordzijde van de kavel.
Afbeelding: Inrichtingsplan (niet) openbaar terrein rondom het pand Floating gardens
Met het ontwerp van de maaiveld inrichting wordt:
Het gebied wordt hiermee groener ingericht, beter aangesloten op de groenstructuur in de omgeving en levert een essentiële bijdrage aan de groene routes en verbindingen op zowel lokaal als op gebiedsoverstijgend niveau.
Bomen zijn van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en hebben meerdere betekenissen. Zowel in de belevingssfeer als ruimtelijk, milieutechnisch, ecologisch cultuurhistorisch als educatief zijn bomen van belang. Daarom is een boom het waard om zorgvuldig mee om te gaan.
De bomen in het plangebied zijn geïnventariseerd. Per ontwikkelgebied wordt aangegeven hoeveel bomen er gekapt moeten worden en waar deze bomen worden gecompenseerd.
Ontwikkelgebieden:
Per saldo zal het totaal aantal bomen in het gebied niet afnemen aangezien er bomen zullen worden geplant in het nieuw aan te leggen openbare ruimte.
De huidige beplanting is te verdelen in twee biotopen. Namelijk cultuurvakken met bomen, heesters en gras én het waterbiotoop (traditionele watergang met steile harde oevers aan de gebouwzijde).
In het nieuw inrichtingsplan openbare ruimte van de gemeente Amsterdam worden hieraan verschillende elementen en biotopen toegevoegd waaronder natuurlijke schrale oevers. Infiltratie velden met een wadi-achtig biotoop. Ook zullen door de watercompensatie aan de Noordzijde van Spieringhorn nieuwe plas dras zones ontstaan met een gunstige ligging op de zon.
Ook ontstaan er een aantal semi natuurlijke biotopen door het opnemen van groenelementen in de bouw architectuur. Onderdeel van het bouwplan zijn groene daken gewerkt en dakterrassen. Hierdoor ontstaan ook in het verticale vlak meer variatie en semi natuurlijke biotopen. Het aantal in het gebied voorkomende soorten planten en dieren zal daardoor sterk toenemen. Hagen en plantvakken zullen van een gevarieerde samenstelling van plantensoorten.
Met het samenstellen van de sortimentlijst in het beplantingsplan zullen we rekening houden met het toepassen van soorten uit de “drachtplantenlijst” uit de Ecologische visie 2012 Amsterdam. De tabel drachtplanten is als bijlage 6 opgenomen in deze notitie. Door de nieuwe landverbinding komen er ook meer mogelijkheden voor planten en dieren om zich te verplaatsen maar ook juist te vestigen in het plangebied. We maken daarbij ook gebruik van zoveel mogelijk soorten uit elke groep.
In het watermilieu verwachten we een verbetering in de waterkwaliteit en dus ook in de soorten diversiteit van matig schoon water naar schoonwater. Dit door het toepassen van brede zachte oevers. We verwachten dat daardoor ook waterplanten zoals de Dotterbloem, Egelskop, Gele lis, Sterrekroos, Watermunt zich spontaan zullen vestigen.
In de Wet natuurbescherming is geregeld dat nieuwe economische activiteiten of uitbreidingen van bestaande activiteiten moeten worden getoetst op hun effect op Natura 2000-gebieden. Economische activiteiten kunnen leiden tot een verhoging van de hoeveelheid stikstof in natuurgebieden. Sommige beschermde plantensoorten groeien alleen in voedselarme omstandigheden. Stikstof zorgt voor voedselrijkere grond, waardoor deze beschermde soorten kunnen verdwijnen en ook de diversiteit van plantensoorten achteruitgaat. Dit kan ertoe leiden dat geen toestemming kan worden gegeven om in de buurt van Natura 2000-gebieden iets te ondernemen wat stikstof veroorzaakt.
Het projectgebied ligt niet in de directe nabijheid, niet binnen drie kilometer, van een Natura 2000-gebied. Op grotere afstand van het plangebied - 8,4 kilometer - ligt het Natura 2000 gebied Markermeer&IJmeer. Dit gebied is niet stikstofgevoelig.
Het Natura 2000-gebied Botshol is wel stikstofgevoelig, maar is gelegen op een afstand van meer dan 14 kilometer van de projectlocatie.
De polder Westzaan, het Oostzanerveld en het Twiske zijn eveneens stikstofgevoelig en zijn gelegen op een afstand van meer dan 5,5 kilometer en meer van de projectlocatie.
De nieuwe woningen worden gasloos gebouwd. De woningen komen in de plaats van een veel minder goed geïsoleerd en gasgestookte kantoorgebouw. De nieuwbouw leidt per saldo dus tot een afname van de stikstofuitstoot. Er zou slechts sprake kunnen zijn van enige stikstofemissie door verkeer maar uit het verkeersonderzoek (zie Bijlage 5) is gebleken dat het plan in een etmaal op een gemiddelde werkdag circa 220 motorvoertuigbewegingen genereert.
De nieuwe woningen zijn zelfvoorzienend als het gaat om energiegebruik. De huizen zijn aardgasloos. Er worden duurzame (dus géén fossiele) energiebronnen gebruikt. In Bijlage 15 is een nadere onderbouwing geleverd voor de stikstofdepositie tijdens de aanleg/bouwfase- en gebruiksfase. Hieruit blijkt dat de NOX uitstoot in de toekomstige gebruiksfase afneemt met (803,28 kg-20 kg= 783,28 kg). De Aerius calculator laat zien dat zowel in de bouw- als gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie (er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j op de Natura-2000 gebieden, zelfs zonder saldering (Geen vergelijking oud met nieuwe situatie). Voor het project is geen vergunning voor de Wet natuurbescherming nodig.
Indicatief grond- en waterbodemonderzoek
De bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor het beoogde gebruik als gevolg van een ruimtelijk plan. Door BK Ingenieurs is een Indicatief grond- en waterbodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 21). Met het grond- en waterbodemonderzoek is een indicatie verkregen van de huidige kwaliteit van de grond (land) en het slib (waterbodem).
In het onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:
Met dit grond- en waterbodemonderzoek is een indicatie verkregen van de huidige kwaliteit van de grond (land) en het slib (waterbodem). De verwachting dat de bodem op de locatie niet tot licht verontreinigd is, is juist gebleken.
Op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de (water)bodem bestaat geen bezwaar voor het realiseren van de toekomstige nieuwbouw.
Ten behoeve van de bouw- en omgevingsvergunning dient een onderzoek conform de vigerende protocollen te worden uitgevoerd. Voor het verkrijgen van een bouw- en omgevingsvergunning wordt het verkennend milieukundig (water)bodemonderzoek uitgevoerd om geheel te voldoen aan de ARVO (landbodem) en de NEN 5720 (waterbodem). Hoewel de bevindingen in het indicatief onderzoek geen aanleiding vormen om de locatie als 'asbestverdacht' aan te merken, wordt in het verkennend milieukundig bodemonderzoek ook een asbest-in grondonderzoek uitgevoerd.
Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de "Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw" ondertekend. Deze startovereenkomst is in 2003 omgezet in het Nationaal Bestuursakkoord Water dat is geactualiseerd in juni 2008. Hiermee hebben deze partijen elkaar gecommitteerd om een watertoets toe te passen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening, waarin is bepaald dat de betrokken waterbeheerders moeten worden geraadpleegd bij het opstellen van bestemmingsplannen en bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning die in strijd is met het bestemmingsplan. De watertoets is een instrument om dergelijke ruimtelijke plannen te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit en waterkwantiteit (ruimte voor water) en veiligheid (bescherming tegen overstroming).
Door BK Ingenieurs is een waterparagaaf opgesteld. Deze is opgenomen in Bijlage 19 en omvat alle onderdelen van de watertoets. Het document voorziet in een beschrijving van de vigerende wet- en regelgeving en het huidige waterbeleid en geeft weer hoe het plan daaraan kan voldoen met betrekking tot de volgende onderwerpen:
De watertoets is besproken met en geaccordeerd door waterbeheerder Waternet, namens Waterschap Amstel-, Gooi en Vecht (AGV).
Hierna wordt beschreven welke effecten het plan Heathrowstraat heeft op de waterhuishouding. Ook wordt aangegeven welke maatregelen of aanpassingen nodig zijn om te voldoen aan de verschillende onderdelen van de watertoets.
Het nieuwe gebouw is groter dan het bestaande gebouw. Als onderdeel van de ontwikkelopgave is bepaald dat het gebouw waterneutraal moet worden uitgevoerd. Dat komt erop neer dat het gebouw voldoende mogelijkheden heeft om regenwater tot een bui van 60mm in een uur te kunnen opvangen. Eventuele lozing is theoretisch altijd maximaal 2,5 l/s voor het gehele gebouw. In wezen is er daarmee geen netto toename van het bebouwd oppervlak die gecompenseerd moet worden.
Zoals in het plan is aangegeven zal ook het gebruik van het maaiveld veranderen. Hierdoor is een toename te verwachten van het verhard oppervlak. Volgens deze notitie moet die oppervlakte gecompenseerd worden middels oppervlakte water binnen het peilgebied of met aanvullende rainproof maatregelen.
In het kader van de rainproof doelstelling is het plangebied en de omgeving ook bekeken. In het ontwerpplan openbare ruimte zal rekening gehouden worden met het afvoeren van regenwater volgens de rainproof-oplossingenkaart. Aan deze kaart wordt nog gewerkt. Naar verwachting zal deze vastgelegd worden in Q3 2019.
Om te zorgen dat ook het watersysteem niet zwaarder belast wordt zal in de nieuwe situatie het regenwater op maaiveld voor 100% gescheiden worden afgevangen en zal middels buffer en infiltratie systemen vertraagt afwateren op het nabij gelegen oppervlakte water. Dit buffer- en infiltratiesysteem zal voorzien in minimaal een equivalente waarde van 20% neerslag op terrein oppervlak gerekend met een neerslag hoeveelheid van een bui 60mm gedurende twee uren. Door deze aanpakt is een extra compensatie van 10% oppervlakte water niet nodig. Tevens wordt er lokaal een beter alternatief geboden dat zowel extremen in droogte als regen kan balanceren. Daarmee wordt er met dit plan een positieve bijdrage geleverd aan de klimaat adaptieve stad. Bestaande watersystemen worden daarmee ontlast in dit gebied.
Het oude gebouw ligt geheel rondom in het water. Het nieuwe gebouw zal rondom niet in water liggen. Dit past ook beter in maatschappelijk opgave in het bouwplan wordt voorzien in een basisschool en buitenschoolse opvang in de onderste gebouwlagen. Daarnaast zal het doortrekken van de fietsverbinding aan de noordzijde betekenen dat er oppervlaktewater verloren gaat. De ontwikkelaar en gemeente kiezen hierbij voor een integrale benadering.
Als gevolg van dit plan wordt door de gemeente Amsterdam minimaal dezelfde hoeveelheid oppervlaktewater gecompenseerd door aan de noordzijde van het Spieringhoornpark nieuw oppervlaktewater te creëren. Het gebied aan de noordzijde is een begroeide eilandzone.
Er is een hard contrast tussen het natte milieu en het droge milieu. Het oppervlaktewater wordt toegevoegd door middel van een ondiepe ontgraving hierdoor ontstaat een nieuwe ecologische zone van het plas/dras milieu.
Daarmee is het een goede toevoeging aan de biodiversiteit die zal zorgen voor meer variatie in soorten planten en dieren.
De breedte van de watergangen wordt door de planvorming lokaal weliswaar versmalt maar is nog steeds ruim beter dan de smalste delen van hetzelfde watersysteem. De huidige steile oevers worden vervangen door een ecologische aantrekkelijker flauwe talud. Daarmee zal de variatie in planten en dieren toenemen en zo bijdragen tot betere waterkwaliteit.
Aan de noordzijde van het plan wil de gemeente graag een fiets en loop verbinding maken tussen het Sportpark Spieringhorn en Sloterdijk Centrum. Tegelijk is deze verbinding een deel van de veel langere groen corridor die het natuurgebied de Bretten verbindt met het centrum van Amsterdam. Zie hiervoor de stedelijke visie rond de groene loper. De fietsverbinding zal worden gerealiseerd door middel van een dam met doorstroom openingen (duikers). Het doorstroomprofiel dient nog te worden afgestemd met Waternet. De doorstroming en waterkwaliteit is daarmee voldoende geborgd.
Conform de keur van het Waterschap is getoetst of er werkzaamheden voorzien zijn op- en/of in de nabijheid van de diverse primaire/regionale waterkeringen. De zuidelijke rand van de kelderconstructie valt net buiten de buitenbeschermingszone van de dijk langs de Haarlemmervaart.
De beheerder van de waterkering Waternet/AGV stelt de volgende eisen aan het werken bij de waterkering:
Andere Keurregels die van toepassing zijn op de waterkering zijn:
De parkeergarage in de geplande ligging houdt de waterkerende functie volledig in stand. Geconcludeerd is dat de ligging van de kelderbak geen negatieve invloed heeft op de waterkerende functie van de dijk.
Het gebouw Floating Gardens is ruimtelijk vastgelegd in coördinaten. Samen met alle ontwerpdisciplines is het gebouw zodanig gepositioneerd dat aan alle eisen vanuit o.a. de bouwenveloppe wordt voldaan en waarbij de gewenste 20 verdiepingen en de parkeergarage kunnen worden gerealiseerd.
Op de plot liggen de x- en y-coördinaten vast, het peil van de begane grond daarentegen vormde een uitdaging. Uitgaande van een maximale bouwhoogte van 64 m +NAP rekenen is teruggerekend naar het peil van de begane grond.
Er zijn vijf randvoorwaarden die het peil van de begane grond bepalen:
Indien het peil van de begane grond vanuit duurzaamheid 10 cm boven gemiddeld maaiveldniveau moet liggen betekent dit dat het gemiddeld maaiveldniveau op 0,96 m +NAP moet komen te liggen. Het gemiddeld maaiveldniveau ligt nu op ca. 0,90 + NAP, dus het peil van de begane grond 1,06+ NAP voldoet. Ook in relatie tot het waterpeil in de Haarlemmervaart (Streefpeil NAP -0,60 m) voldoet de peilmaat aan de droogleggingseis. Deze laatste is niet maatgevend.
De haalbaarheid van het ontwerp moet uiteindelijk worden getoetst aan enkele randvoorwaarden. Een van de randvoorwaarden is de invloed van de parkeerkelder op het grondwater in de omgeving. De vragen zijn:
De bouwsituatie wordt alleen kwalitatief beschouwd. Er worden aandachtspunten gegeven. De grondwatereffecten tijdens de bouw kunnen groot zijn, maar hangen sterk af van de bouwmethode. In een bemalingsadvies moeten de tijdelijke grondwatereffecten worden berekend en beschreven.
Grondwaterstroming en effect van de parkeergarage
Omdat het plangebied in aan de rand van het hogere peilgebied ligt en er ook tot onder het gemiddelde laagste grondwaterpeil gebouwd zal worden is onderzocht of grondwaterstromen hinder van het bouwwerk ondervinden.
In het advies rapport van Fugro (Analyse Barrièrewerking Nieuwbouwcomplex Heathrowstraat 10 te Amsterdam, Doc.nr. 1018-0444-000.R01, versie 1.0 van 20 juni 2019) is vastgesteld dat er risico bestaat op een stijging van de grondwaterstand aan de bovenstroomse zijde van de kelder. Doordat de kelder aan de benedenstroomse zijde vrijwel direct grenst aan de bestaande watergang (vast waterpeil) bestaat geen risico op een daling van de grondwaterstand aan die zijde.
Als maatregel tegen de barrièrewerking van de kelder kan onder de kelder en langs de kelderwanden een (voldoende) dikke zandlaag van goed doorlatend zand worden aangebracht dat in contact staat met de freatische topzandlaag. Hierdoor kan grondwater tevens onder de kelder doorstromen. In dat geval zal er een beperkte opstuwing van de grondwaterstand plaatsvinden. Dit moet niet in conflict zijn met de waterkerende constructie.
De conclusie uit het rapport van Fugro zijn: Op basis van de geohydrologische analyse wordt geconcludeerd dat er een risico bestaat op grondwaterstandstijgingen ten gevolge van de nieuwbouw van de kelder aan de Heathrowstraat 10 te Amsterdam. De wateroverlast bij de belendingen en op het omliggende terrein is echter sterk afhankelijk van de terreininrichting. Advies is om de benodigde afwatering van het terrein te laten onderzoeken en eventuele aanvullende maatregelen te nemen. Een maatregel om de barrièrewerking van de kelder te beperken is door de keldervloer en -wanden aan te brengen in een goed doorlatende zandlaag. In verband met dit advies is de verdere onderzoeksopgave vertaald naar de planregels in artikel 3.3.
Grondwater, Voorkomen van wateroverlast
Wateroverlast door te hoog grondwater kan velerlei vormen aannemen. In stedelijk gebied kunnen burgers hinder ondervinden van water en opkruipend vocht in kruipruimten en souterrains, natte tuinen en water op straat. Minder acuut maar wel hinderlijk is het opvriezen van wegen en boomsterfte door te hoge grondwaterstanden.
Waternet voert namens de gemeente Amsterdam de gemeentelijke grondwaterzorgplicht. Het beleid is vastgelegd in het GRPA 2016 - 2021. Voor nieuw aan te leggen gebieden hanteert Waternet de zogeheten 'grondwaternorm'. Deze houdt in dat de hoogste grondwaterstand niet hoger mag komen dan 50 cm onder het maaiveld, respectievelijk 90 cm onder maaiveld voor bouwen met kruipruimte. Deze grondwaterstand mag ten hoogste eens in de twee jaar overschreden worden gedurende maximaal vijf aaneengesloten dagen. In bestaande gebieden is de situatie complexer en geldt de grondwaternorm niet. Wel moet bij elke ingreep in bestaand gebied onderzocht worden wat het effect is op het grondwater, en of er geen wateroverlast of –onderlast ontstaat.
De norm is dat door de ingreep geen (of slechts een verwaarloosbare) verslechtering mag optreden.
De Waterwet zegt dat een ondergrondse ontwikkeling geen structureel nadelige effecten op de grondwaterstand mag hebben. Naast de grondwaternorm kan de gebiedsbeheerder zelf aanvullende functionele eisen stellen aan de lokale grondwaterstanden.
Grondwater, voorkomen van wateronderlast.
Wanneer het ontwerp van de parkeerkelder verder wordt uitgewerkt, moet de toegestane grondwaterdaling gekwantificeerd worden in de randvoorwaarden en moet de aannemer aantonen dat er geen nadelige structurele effecten zijn. De grondwaterdaling tijdens de bouw zal maatgevend zijn, aangezien er dan bemalingen actief zijn, die het grondwater in de bouwput verlagen.
Hemelwater
In de huidige situatie is er een rioolstelsel aanwezig in de Heathrowtsraat. Op de te ontwikkelen kavel waar de parkeergarage is gepland zijn geen actieve riooloverstorten.
Voor de hemelwaterafvoer gelden een aantal richtlijnen. De belangrijkste zijn:
Er zal lekwater van auto's in de parkeergarage terecht komen. Dit water is relatief vervuild en betreft kleine hoeveelheden. Dit lekwater moet daarom op de riolering worden geloosd. Bij de inrit van de kelder moeten, indien nodig, goten of roosters geplaatst te worden om te voorkomen dat hemelwater de parkeergarage instroomt.
Er zal in de keuze van verhardingsmaterialen en regenwatersystemen op maaiveld rekening gehouden worden met het doelmatig kunnen uitvoeren van onderhoud. Aan de westzijde naast de watergang is er een brede vlakke strook vrij van bomen en andere objecten van minimaal 3,00 meter zodat de watergang ook vanaf de walkant gereinigd en onderhouden kan worden. De dam is voldoende breed en draagkrachtig om onderhoudsvoertuigen tot maximaal 10 ton. De kolken en regenwatersystemen worden voorzien van inspectie punten zodat vervuiling ook in toekomst eenvoudig verwijdert kan worden. Daarmee kunnen we ook in de toekomst een goed functioneren waarborgen. Het vuilwater systeem (van het gebouw) zal gekoppeld worden op het bestaande riool stelsel volgens de daarvoor geldende NEN normering. Regenwater van het gebouw en terrein zullen gekoppeld worden aan een HWA systeem in het plangebied of gekoppelde worden aan HWA systemen in de straat. Er zal dus sprake zijn van een 100% gescheiden systeem.
Lozingen van afvalwater kunnen worden ingedeeld in directe en indirecte lozingen. Lozingen op een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, kortweg riolering, worden indirecte lozingen genoemd. De indirecte lozingen vallen onder de Wet milieubeheer.
Het plan voorziet in de realisatie woningen en de woningen worden aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Het onderdeel geotechniek speelt een rol in het bereiken van de eisen voor de waterhuishouding. Een voorbeeld is het berekenen van de stabiliteit van de waterkering of van zettingen. Tevens loopt er een hoofdtransportriool DWA in de nabijheid van de te ontwikkelen kavel waar terdege rekening mee moet worden gehouden, zeker bij het ontwerpen van de dam met duiker op deze leiding. De eisen waaraan moet worden voldaan zijn door Waternet bij de projectgroep ingediend.
Het berekenen van zettingen door het aanbrengen van een dam met duiker op de DWA persleiding is van groot belang. Daarnaast is het belangrijk om tijdens de bouw de geotechnische risico's zoveel mogelijk te beperken.
Voor de geotechniek is uitgebreid onderzoek in uitvoering door Fugro. Zodra het rapport beschikbaar komt wordt deze met Waternet gedeeld.
De bouw van het gebouw Floating Gardens en met name de ondergrondse parkeergarage gaat gepaard met geotechnische risico's. Wanneer deze risico's onvoldoende beheerst worden, kunnen problemen ontstaan tijdens de uitvoering, zoals bijvoorbeeld schade aan belendingen en/of overlast voor omwonenden, hotels en kantoren. Op basis van de bovengenoemde aanlegwerkzaamheden kunnen de onderstaande geotechnische risico's worden genoemd:
De partij die het ontwerp gaat uitwerken moet aangeven hoe wordt omgegaan met deze bouwrisico's.
Het ”Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen” (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het besluit legt veiligheidsnormen op aan inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd of opgeslagen (waaronder LPG-tankstations), die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. In het BEVI is bepaald dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen, zoals een bestemmingsplan, met zoneringen externe veiligheid rekening gehouden moet worden. Het BEVI is alleen van toepassing op ruimtelijke besluiten indien het plangebied binnen het invloedsgebied van een BEVI-inrichting ligt (art.2, lid 2a). Het invloedsgebied is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit houdt in dat onderzocht moet worden of er inrichtingen aanwezig zijn waarvan het invloedsgebied van een ongeval met gevaarlijke stoffen reikt tot in het plangebied. Indien hiervan sprake is zal vastgesteld moeten worden of voor het plan wordt voldaan aan de risiconormen uit het BEVI.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor en water is het "Besluit externe veiligheid transportroutes" kader, dat op 1 april 2015 in werking is getreden. Binnen de zogenaamde basisnetafstand (waar het plaatsgebonden risico maximaal 10-6 per jaar mag zijn) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden toestaan. Binnen de basisnetafstand mogen in principe geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten worden toegestaan, tenzij hiervoor zwaarwegende redenen zijn.
Bij transportroutes die geen onderdeel uitmaken van het basisnet geldt een grenswaarde van PR 10-6 voor kwetsbare objecten en een richtwaarde PR 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten. Binnen 200 meter van een transportroute geldt een uitgebreide verantwoordingsplicht voor het groepsrisico, zoals aangegeven in artikel 8 van het Bevt.
Voor buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd (vanaf 16 bar en met een uitwendige diameter groter dan 50 mm), is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van het Bevb geldt voor de aanleg, bouw of vestiging van een kwetsbaar object dichtbij dergelijke buisleiding, een grenswaarde van 10-6 per jaar voor het plaatsgebonden risico. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde.
Relevante risicobronnen
LPG Tankstations
Het bestemmingsplangebied is niet gelegen in het invloedsgebied van een LPG tankstation.
Overige Bevi inrichtingen
Het bestemmingsplangebied is niet gelegen in het invloedsgebied van een overige Bevi inrichting.
Hoge druk aardgasleidingen
Het bestemmingsplangebied is niet gelegen in het invloedsgebied van een hoge druk aardgasleiding.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg, water en spoor
Het bestemmingsplangebied is niet gelegen in het invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen over het water of het spoor.
Het bestemmingsplangebied is wel gelegen in het invloedsgebied van een provinciale weg, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, de N200 (Haarlemmerweg). Uit de vuistregels bij de Handleiding voor Risicoberekeningen (HART) blijkt dat boven een dichtheid van 80 personen per hectare (tweezijdige bebouwing) het groepsrisico boven 10% van de oriëntatiewaarde zal komen en een berekening van de hoogte van het groepsrisico gewenst is. De dichtheid langs de Haarlemmerweg is langs het relevante traject divers. Om die reden is een berekening van de hoogte van het groepsrisico uitgevoerd. Tevens is het plaatsgebonden risico bepaald (zie Bijlage 20).
Plaatsgebonden risico
Uit de berekeningen blijkt dat de N200 geen plaatsgebonden 10-6 risicocontour (PR 10-6) heeft. Er volgen hieruit dus geen beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij de N200.
Groepsrisico berekeningen
Het groepsrisico is voor twee situaties berekend: 1) uitgaande van de N200 als een weg buiten de bebouwde kom (maximum snelheid 70 km/uur) en 2) als weg binnen de bebouwde kom (maximum 50 km/uur).
N200 als weg buiten de bebouwde kom (maximum snelheid 70 km/uur):
De oriëntatiewaarde wordt overschreden in de huidige en nieuwe situatie. De overschrijding is maximaal 5,9 maal de oriëntatiewaarde in de nieuwe situatie. Voor de totale route neemt het groepsrisico toe van 5,4 naar 5,9 maal de oriëntatiewaarde. De overschrijding van de oriëntatiewaarde neemt dus toe in de nieuwe situatie.
N200 als weg binnen de bebouwde kom (maximum snelheid 50 km/uur):
De oriëntatiewaarde wordt overschreden in de huidige en nieuwe situatie. De overschrijding is maximaal 1,8 maal de oriëntatiewaarde in de nieuwe situatie. Voor de totale route neemt het groepsrisico toe van 1,6 naar 1,8 maal de oriëntatiewaarde. De overschrijding van de oriëntatiewaarde neemt dus toe in de nieuwe situatie.
Voor beide situaties is op grond van de regelgeving een volledige verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk en dat houdt in dat artikel 7 en 9 van het Bevt uitgewerkt moeten worden.
De gemeente Amsterdam heeft op 14 mei 2012 het 'Uitvoeringsbeleid externe veiligheid Amsterdam' vastgesteld. Dit beleid ziet op de toepassing van wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid en verbetering van de externe veiligheid voor de Amsterdammers. Vanaf de ontwerpfase van ruimtelijke plannen worden de mogelijke ongevalsscenario's van gevaarlijke stoffen betrokken bij de besluitvorming. Hierbij wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke indeling ten opzichte van de weg, maar ook aan de mogelijkheden voor hulpverlening en rampbestrijding
Het Uitvoeringsbeleid stelt dat objecten specifiek bestemd voor minder-zelfredzame personen , waaronder ook verstaan basisscholen en kinderdagverblijven, buiten de 100% letaliteitscontour van de transportroute moeten worden gesitueerd. De SITA-kavel bevindt zich binnen de 100% letaliteitsafstand (80 m) van een transportroute. Nieuwe objecten met minder zelfredzame personen zijn op basis van het Uitvoeringsbeleid niet toegestaan in de 100% letaliteitszone. Zodoende wordt in het geval van de nieuwe basisschool en het kinderdagverblijf niet voldaan aan het Uitvoeringsbeleid.
Tevens heeft het Uitvoeringsbeleid als uitgangspunt dat een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet mag toenemen. Dat is hier wel aan de orde: in de huidige situatie is er reeds een overschrijding van 1,6 keer de oriëntatiewaarde en deze neemt toe tot 1,8 keer de oriëntatiewaarde.
Het maatgevende risico voor de N200 wordt in Amsterdam bepaald door de vervoersstromen LPG in combinatie met de dichte bebouwing. Er is risico op een warme of koude BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). De grootste kans op slachtoffers treedt daarbij op als gevolg van falen van constructies door een explosie. Andere, minder maatgevende risico's zijn een ongeval met een giftig gas. De ongevalsscenario's worden betrokken bij de besluitvorming. Beperking van de risico's door de ruimtelijke indeling ten opzichte van de weg alsmede de mogelijkheden voor hulpverlening en rampenbestrijding dienen te worden beschouwd. Aan de zelfredzaamheid dient expliciet aandacht te worden besteed. Voor zover het gaat om plasbrandrisico's zijn deze hier niet aan de orde, nu de afstand tussen N200 en Floating Gardens meer dan 30 m bedraagt.
Voor de verantwoording van het groepsrisico is gekeken naar de risicobron, het soort risico en de te nemen maatregelen. Daarbij is gebruik gemaakt van ongevalsscenario's uit het scenarioboek Externe Veiligheid van de gezamenlijke veiligheidsregio's in Noord-Holland, Utrecht en Flevoland. Hierin zijn de nieuwste inzichten over de mogelijke gevaren en gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen beschreven.
Als eerste echter een algemene opmerking over het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N200. De N200 is nu nog onderdeel van het Basisnet voor transport van gevaarlijke stoffen. Op grond van de regelgeving moet de N200 dus worden beschouwd als onderdeel van het Basisnet en moeten in de risicoberekeningen 1037 tankwagens met GF3-stoffen per jaar worden ingevoerd.
Uit tellingen in september 2013 (na opening van de Westrandweg) blijkt echter dat er slechts 96 GF3-transporten over de N200 zijn gegaan. Dat is een factor 10 minder dan wat het landelijk Basisnet als hoeveelheid hanteert. Als dit lage aantal in de berekeningen zou worden ingevoerd, neemt het groepsrisico af tot onder de oriëntatiewaarde en zou de situatie op dit punt voldoen aan het Uitvoeringsbeleid van Amsterdam.
Amsterdam is bezig om de N200 uit Basisnet te laten halen. Op dit moment wordt besluitvorming voorbereid. De verwachting is dat de besluitvorming rond is voordat de eerste gebruikers hun intrek nemen in Floating Gardens.
De N200 wordt afgewaardeerd en daardoor wordt de maximum snelheid begrensd op 50 km/uur. Daardoor zal het groepsrisico afnemen (o.a. door de lagere kans op aanrijdingen).
Ongevalsscenario's
Warme BLEVE
De afstand (iets meer dan 50 meter) van de school tot de risicobron N200 is behoorlijk groot. Bij een warme BLEVE met een LPG-tankwagen is sprake van twee effecten; druk en warmtestraling. In een dergelijk ongevalsscenario (https://www.scenarioboekev.nl/470/|) is er als gevolg van hittestraling binnen een straal van circa 100 meter sprake van ernstige effecten op personen in de buitenlucht en op brandbare materialen. Voor zover het gaat om personen in de buitenlucht wordt opgemerkt dat er in de praktijk sprake is van een risico tijdens de buitenspeelmomenten. Er wordt voorzien in een fysieke afscherming van de buitenspeelplaats. Circa 50% van de buitenspeelplaats wordt afgeschermd door de massa van Floating Gardens zelf.
De overdruk effecten nemen over de afstand snel af. Op 50 m afstand is sprake van een overdruk van circa 0,5 bar. In overleg met de veiligheidsregio is gekeken naar het ontwerp van Floating Gardens en in het bijzonder naar de maatregelen rond de bescherming van het kinderdagverblijf en de basisschool. Dit heeft geleid tot de volgende afspraken:
Giftige wolk
Bij een ongeval kan ook sprake zijn van het vrijkomen van een giftige wolk. De effecten zijn sterk afhankelijk van de windrichting en andere weersomstandigheden, de mate en duur van blootstelling en het type agens dat vrijkomt. In de meeste gevallen is sprake van letsel aan luchtwegen en longen. Een (ver)giftige(nde) werking of irriterende werking op huid en ogen kan ook optreden. Effecten zijn mogelijk tot circa 600 m afstand. Contact met de giftige wolk moet worden voorkomen; binnen blijven en ramen en deuren sluiten is het eerste handelingsperspectief. Tijdens het overleg met de brandweer Amsterdam-Amstelland en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied is afgesproken dat de centrale ventilatie voor de basisschool en het kinderdagverblijf via één handeling kan worden uitgezet.
Hulpverlening en brandbestrijding
Bij alle scenario's zal in vrijwel alle gevallen sprake zijn van inzet van de noodhulpdiensten na het incident. De inzet ziet op redding en verlenen van eerste hulp aan de slachtoffers en stabilisatie van de situatie. Voor wat betreft Floating Gardens is in overleg met brandweer Amsterdam-Amstelland en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied specifiek gekeken naar de opstelplaats voor brandweervoertuigen en de bereikbaarheid in en buiten het gebouw voor de standaard blusmiddelen. De plaatsing van de opstelplaats en de nooddeuren is dusdanig vormgegeven dat de basisschool en kinderdagverblijf ten alle tijden bereikbaar zijn voor noodhulpdiensten.
Zelfredzaamheid
Bij alle scenario's zullen de personen in de directe nabijheid in eerste instantie zelf handelend op moeten treden om voor de eigen veiligheid te zorgen. De bewoners van Floating Gardens zijn voldoende zelfredzaam om zichzelf in veiligheid te brengen in geval van een incident. Het handelingsperspectief is om in eerste instantie binnen te blijven tot de hitte- en drukeffecten zijn afgenomen, en daarna het gebouw te verlaten via de nooduitgangen.
De kinderen van de basisschool en het kinderdagverblijf zijn niet zelfredzaam, zij het dat de kinderen altijd onder begeleiding en toezicht van een volwassene staan. Met de Omgevingsdienst en brandweer is afgesproken dat bij het opstellen van het ontruimingsplan bijzondere aandacht wordt besteed aan de beschreven risico's. Bij de ontruimingsoefeningen wordt rekening gehouden met de diverse scenario's en worden deze geoefend. Bij het ontwerp van Floating Gardens is rekening gehouden met de locatie van de nooddeuren; afgewend van de risicobron, de N200.
Finale afweging
De vraag naar een (betaalbare) woning in Amsterdam is enorm en de stad zoekt daarom naarstig naar locaties waar kan worden gebouwd. De komende tien jaar groeit Amsterdam waarschijnlijk door naar 900.000 inwoners en wordt die vraag alleen maar groter.
De mensen die wonen en werken in Floating Gardens staan bloot aan de risico's van een ongeval met gevaarlijke stoffen op de N200. Het rekenkundige groepsrisico neemt toe door de herontwikkeling van de SITA-kavel, maar de fysieke veiligheid wordt geborgd/verbeterd door het gebouwontwerp en organisatorische maatregelen. Zodra de N200 uit het Basisnet wordt gehaald ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde. De beschermende maatregelen voor school en kinderdagverblijf zullen echter onafhankelijk daarvan worden toegepast.
Waar de gemeente het vervoer niet rechtstreeks kan beïnvloeden, heeft de gemeente bij de planontwikkeling deze risico's zoveel mogelijk beperkt. Als zodanig wordt de overschrijding van het groepsrisico aanvaardbaar geacht.
Op [datum] heeft de Veiligheidsregio advies gegeven over de herontwikkeling van een kavel aan de Heathrowstraat 10-12 in Amsterdam Sloterdijk.
Fysieke veiligheid
De fysieke veiligheid van een gebied wordt bepaald door de ongevalsscenario's die kunnen optreden en daardoor een gevaar vormen voor de omgeving. Het gevolg van een ongevalsscenario (impact) bepaalt samen met de kans op dat ongeval (waarschijnlijkheid) het risico. Er is dus inzicht nodig in de mogelijke ongevalsscenario's met gevaarlijke stoffen om de externe veiligheidsrisico's voor de kavel aan de Heathrowstraat te kunnen bepalen.
Impact
Wat de werkelijke gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen op de N200 voor de Heathrowstraat 10-12 in Amsterdam Sloterdijk zullen zijn hangt af van het specifieke ongevalsscenario en het gekozen beschermingsniveau.
Explosie LPG tankwagen
Bij een ongeval met een tankwagen LPG kan een explosie optreden. Bij een explosie op de N200 met een LPG tankwagen blijft het gebouw staan maar zal als gevolg van de piekoverdruk (0,17 bar) zware schade optreden, in de vorm van schade aan de draagconstructie, ontzette muren, scheuren in gevels en ruitbreuk. Als gevolg van de hittestraling kan het gebouw gaan branden en kunnen personen in en om het gebouw slachtoffer worden.
Brand tankwagen benzine
Bij een ongeval met een tankwagen benzine kan het scenario plasbrand optreden. Gezien de afstand van de N200 tot het gebouw zullen de gevolgen beperkt blijven. Het gebouw zal niet ontbranden, mogelijk worden personen buiten tot op 75 meter van de N200 slachtoffer.
De achterliggende uitgangspunten en uitgebreidere scenariobeschrijvingen kunnen gevonden worden op www.scenarioboekev.nl.
Waarschijnlijkheid
De kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen is klein maar niet onmogelijk. Volgens Basisnet weg mogen over de N200 jaarlijks 1.037 tankwagens LPG en 20.788 tankwagens benzine rijden. In Basisnet zijn voor de N200 geen vervoershoeveelheden voor giftige stoffen opgenomen. Uit tellingen blijkt overigens dat deze aantallen in werkelijkheid niet worden gehaald. Over de N200 vinden jaarlijks ongeveer 100 transporten LPG en 1000 transporten benzine plaats. Volgens de tellingen vinden er geen transporten met giftige stoffen over de N200 plaats. Daarnaast wordt de N200 in de toekomst afgewaardeerd en zal daardoor de maximumsnelheid worden begrensd op 50 km/uur. De kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen op de N200 zal hierdoor verder afnemen.
Voor een ongeval met een tankwagen LPG binnen de bebouwde kom waarbij een explosie optreedt is de kans per tankwagen, per jaar, per weg-kilometer ingeschat op 3x10-10. Gezien het werkelijke aantal LPG transporten over de N200 is het zeer onwaarschijnlijk (eens per 100 miljoen jaar) dat ter hoogte van de kavel aan de Heathrowstraat een ongeval met een tankwagen LPG plaatsvindt waarbij een explosie optreedt. Voor een ongeval met een tankwagen benzine waarbij een brand kan ontstaan is de kans per tankwagen, per jaar, per weg-kilometer ingeschat op 2,5x10-10. Gezien het werkelijke aantal benzine transporten over de N200 is het zeer onwaarschijnlijk (eens per 10 miljoen jaar) dat ter hoogte van de kavel aan de Heathrowstraat een ongeval met een tankwagen benzine plaatsvindt waarbij een plasbrand optreedt.
Zelfredzaamheid
Aanwezige personen in het gebouw aan de Heathrowstraat 10-12 zijn in de eerste minuten na een ongeval met gevaarlijke stoffen op zichzelf en anderen aangewezen. De onderstaande aspecten zijn mede bepalend voor de mogelijkheden voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen.
Mate van bewustzijn van de gevaren
Personen moeten snel handelen om zichzelf en anderen in veiligheid te kunnen brengen. Het gebouw aan de Heathrowstraat is een multifunctioneel gebouw. Het merendeel van de mensen in zullen zich niet bewust zijn van de gevaren van een ongeval met gevaarlijke stoffen op de N200. Na een ongeval blijft daardoor naar verwachting snel en op een goede manier handelen uit. Het is van belang dat aanwezige personen in het gebouw geïnformeerd worden over de gevaren en hoe ze moeten handelen als er een ongeval met gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Fysieke gesteldheid van personen
In het gebouw aan de Heathrowstraat zijn functies voor minder zelfredzame personen gepland. Leerlingen in het basisonderwijs en kinderen in de dagopvang zijn minder goed in staat om zichzelf en anderen in veiligheid te brengen. Zonder extra bescherming kan het aantal slachtoffers binnen deze groep kwetsbare tot zeer kwetsbare personen toenemen. De aanwezige personen in de woningen kunnen zichzelf en anderen goed redden.
Het verloop van het ongevalsscenario
Een ongeval met gevaarlijke stoffen ontwikkelt zich vaak snel. Direct of in korte tijd is de impact op het gebouw merkbaar. Door tijdgebrek zijn er beperkte mogelijkheden voor personen om zichzelf en anderen in veiligheid te brengen. Dit betekent dat de voorzieningen hierop af gestemd moeten worden.
Aanwezige voorzieningen
Vluchten van de risicobron af is alleen mogelijk als men hier rekening mee houdt bij de uitwerking van het gebouw. Schuilen in het gebouw is alleen mogelijk als deze bestand zijn tegen de gevaren van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het gebouw aan de Heathrowstraat bevat voldoende mogelijkheden om van de risicobron af te kunnen vluchten. Schuilen in het gebouw is mogelijk als het aantal slachtoffers door ruitbreuk en glasscherven kan worden beperkt.
Handelingsperspectieven
De mogelijke scenario's ontwikkelen zich snel waardoor personen weinig kans hebben om te vluchten. Personen binnen kunnen in geval van een explosie het beste schuilen achter een dikke wand. Bij een plasbrand kunnen personen het beste vluchten uit het 'zicht' van de brand. Het is dan belangrijk dat het gebouw snel van de risicobron af kan worden verlaten
Hulpverlening
De hulpverlening kan een ongeval met gevaarlijke stoffen op de weg niet voorkomen. Het ongeval heeft al plaatsgevonden als zij arriveert. De hulpverlening bereidt zich voor op de gevolgen. Een ongeval met beperkte gevolgen vraagt om een andere voorbereiding dan een ongeval met aanzienlijke gevolgen. In het laatste geval zijn bij de bestrijding meerdere (hulp)diensten betrokken. De hulpverlening richt zich dan voornamelijk op het beperken van de gevolgen, het bestrijden van branden die zijn ontstaan, het afschermen van de omgeving, het helpen van gewonden en het beperken van de schade. De veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland is voorbereid op ongevallen met gevaarlijke stoffen. De gevolgen van een explosie of brand zijn te bestrijden door de gezamenlijke hulpdiensten. Hiervoor is het van belang om voorzieningen te treffen die het optreden van de hulpverlening faciliteren. Specifiek gaat het om geschikte opstelplaatsen en een goede bereikbaarheid van hulpverleningsvoertuigen.
Maatregelen
Er zijn maatregelen mogelijk die de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen beperken. De hieronder voorgestelde maatregelen hebben vooral betrekking op het verbeteren van zelfredzaamheid. Maatregelen die het handelingsperspectief van aanwezige personen kunnen verbeteren zijn onder te verdelen in:
In het kader van de MER Haven-Stad is een cultuurhistorisch onderzoek uitgevoerd. Voor de kantoorgebieden zoals Sloterdijk-Centrum waar de Heathrowstraat onderdeel van is geldt dat door voor de bouw noodzakelijke zandophopingen, eerdere sporen van (pre-stedelijke) bebouwing en landschappelijke verkavelingsstructuren (inclusief de Spaarndammerdijk en haar bewoning) zijn verdwenen. Ook de 19e-eeuwse infrastructurele voorzieningen zijn vervangen. In Sportpark Spieringhorn heeft de Spaarndammerdijk wel cultuurhistorische waarde. Deze cultuurhistorische dijk ligt echter buiten het bestemmingsplangebied.
Het bestaande kantoorgebouw is niet aangewezen als een Rijksmonument of gemeentelijk monument, noch voorzien van een orde-waardering. Zie onderstaande afbeelding.
Met de sloop van het bestaande kantoorgebouw en de bouw van woningen en maatschappelijke
voorzieningen ter plaatse worden geen cultuurhistorische belangen geraakt.
In het kader van de MER Haven-Stad is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de Heathrowstraat 10-12 geen archeologisch waardevolle elementen worden verwacht. Nader onderzoek is niet nodig.
Voor het plangebied geldt wel de wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en toch bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen dit aan Monumenten & Archeologie wordt gemeld zodat in overleg met de opdrachtgever maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding (plankaart), waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 1.2.3 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moeten alle bestemmingsplannen in elektronische vorm worden vastgesteld. Daarnaast moet er een versie van het vastgestelde plan in analoge vorm worden gemaakt. Mocht tussen de inhoud van het analoge plan en van de elektronische weergave of van het plan in de digitale vorm en de papieren weergave een verschillende uitleg mogelijk zijn, dan prevaleert de elektronische weergave of plan in digitale vorm. Als er tussen beide vormen van het plan een verschillende uitleg mogelijk is, prevaleert het digitale plan.
Als ondergrond voor de plankaart is de Amsterdamse digitale ondergrond gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen.
Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de analoge verbeelding weergegeven. Om de goede leesbaarheid van de plankaart te waarborgen is gekozen voor een schaal van 1:1000. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en een noordpijl.
In de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP 2012, is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels van dit bestemmingsplan conform de SVBP in hoofdstukken geplaatst. Daarbij is een vaste volgorde aangehouden.
Dit artikel bevat de definities van begrippen die in dit bestemmingsplan worden gebruikt. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. De begripsbepalingen staan, behalve voor de begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan' op alfabetische volgorde.
In dit artikel is geregeld op welke manier moet worden gemeten. Deze regels hebben als doel eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
De gronden waar het nieuwe gebouw wordt gerealiseerd zijn bestemd voor 'Gemengd'. Binnen deze bestemming mogen maximaal 192 woningen worden gebouwd en mag in de eerte en tweede bouwlaag een school en een kinderdagverblijf worden gerealiseerd. In de kelder mogen parkeerplaatsen (auto, fiets, scooter) worden gerealiseerd.
De school en het kinderdagverblijf mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'maatschappelijk' worden gerealiseerd. Dit aanduidingsvlak ligt op 50 meter van de Haarlemmerweg, waardoor wordt verzekerd dat de kinderen op voldoende afstand van de weg blijven, in verband met de luchtkwaliteit. Tussen de school/KDV en de weg worden in de eerste en tweede bouwlaag woningen gerealieerd.
Het nieuwe gebouw zal 64,1 meter hoog worden. Op de planverbeelding is een maximum hoogte van 57 meter aangegeven maar zodra de Inspectie Inspectie Leefomgeving en Transport een 'verklaring van geen bezwaar' heeft aangegeven n het kader van de hoogtebeperkingen vanweeg Schiphol mag de hoogte van 57 meter worden overschreden tot 64,1 meter. Dit is geregeld in lid 3.4.
Aan de noordzijde wordt het gebouw op bijzondere wijze vormgegeven: daar 'zweeft' het gebouw deels boven de grond. Dit is op de planverbeelding aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - 1'. Tot een hoogt evan 8 meter moet de ruimte vrij bliojven van bebouwing en de uitkraging mag niet hoger zijn dan 17 meter. Alleen voor hekwerken (valbeveiliging) en daktuinen mag deze hoogte worden overschreden.
Vanwege de geluidbelasting op de gevels zijn gebouwmaatregelen nodig. In lid 3.2.4 is een regeling opgenomen die verzekerd dat wordt voldaan aan de Wet geluidhinder en het Amsterdamse geluidbeleid.
Artikel 4 Groen-1 en Artikel 5 Groen-2
De bestemmingen 'Groen-1' en 'Groen-2' omzomen het nieuwe gebouw. Aan de westzijde zijn gronden in de gemeentelijke Structuurvisie aangewezen als Hoofdgronstructuur. Voor die gronden gelden meer beperkingen. Binnen 'Groen-2' is een aantal gebruiksmogelijkheden geboden die binnen 'Groen-1' niet worden toegelaten: fietsparkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstobjecten, afvalinzamelingssystemen en water.
Speelvoorzieningen ten dienste van onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen zijn binnen 'Groen-1' uitsluitend toegestaan ter plaats van de aanduiding 'speelvoorziening' terwijl dit binnen 'Groen-2' is vrijgelaten.
Zowel de bestemming 'Groen-1' als de bestemming 'Groen-2' zijn uitkragingen / overbouwingen van het hoofdgebouw toegelaten, maar uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding -1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Onder de uitkragingen dient een vrije hoogte van 8 meter te worden behouden, waar geen bebouwing ten dieste van de uitkraging is toegelaten.
Met de 'specifieke bouwaanduideing -3' is bepaald dat aan de zuid- en westzijde van de buitenruimte voor het KDV afgeschermd wordt van geluid en gevaar van de weg door een scherm van minimaal 1,2 meter hoogte voor te schrijven.
De sloot ten westen van het nieuwe gebouw is bestemd voor 'Water'. Dit bestemmingsvlak is kleiner dan het huidig bestaande water, omdat een deel van het bestaande water wodt gedenpt ten gunste van het groen en ten gunste van de nieuwbouw.
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
De waterkering is (inclusief de beschermingszone van de waterkeringen) met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' op de plankaart aangegeven zonder nadere regeling in de planregels. De dubbelbestemming voor de waterkering geldt uitsluitend signalerend.
De ant-i-dubbeltelregel is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. Door middel van dit artikel wordt voorkomen dat grond welke betrokken is geweest bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van een later bouwplan wederom betrokken is.
In dit artikel is aangegeven dat bestemmings- en/of bouwgrenzen van gebouwen mogen worden overschreden ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen. In het artikel is aangegeven om welke ondergeschikte bouwdelen het gaat en welke maximale overschrijding is toegestaan.
Deze regels zij niet van toepassing voor gronden met de bestemming 'Groen-1', ter bescherming van de Hoofdgroenstructuur.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
In lid 1 is een algemeen gebruiksverbod opgenomen. In lid 2 worden inrichtingen die vallen onder bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor), uitdrukkelijk uitgesloten van vestiging in het plangebied op grond van de te verwachten overlast van dergelijke bedrijfsuitoefening. Verder zijn o.a. automatenhallen, seksinrichtingen, prostitutie, massagesalons, belwinkels, geldwisselkantoren en bedrijfsmatige opslag van materialen, voertuigen, machines, etc., voor dit plangebied als verboden gebruik aangemerkt aangezien dergelijke inrichtingen als ongewenst worden beschouwd.
In het derde lid is geregeld dat niet meer dan 46 parkeerplaatsen moegen worden gebouwd, opdat het autogeruik wordt teruggedrongen. Voor fiets- en scooterstallingsplaatsen wordt het gemeentelijke beleid van toepassing verklaard.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is vastgelegd dat de gronden ter plaatse van de betreffende aanduiding mede zijn bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege Industrieterrein 'Westpoort' op geluidsgevoelige gebouwen, zoals als woningen. Tevens is bepaald dat bijvoorbeeld woningen of een uitbreiding van woningen alleen zijn toegestaan indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de woning niet hoger zal zijn dan de voorkeurgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Waar in de planregels worden verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.
In dit artikel wordt geregeld dat bouwwerken mogen worden behouden of gebruik mag worden voortgezet vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen ondanks dat de bebouwing of het gebruik niet (langer) overeenkomt met de regels die in dit bestemmingsplan worden gegeven.
Het overgangsrecht vindt op deze wijze zijn plaats in dit plan. Artikel 13.1 regelt de bebouwing, waarbij vernieuwing en verandering van bebouwing, die in strijd is met het bestemmingsplan wordt toegestaan, onder voorwaarde dat de afwijking van het bestemmingsplan niet wordt vergroot. Een reeds eerder afgegeven omgevingsvergunning mag worden benut, ook al is het bouwen in strijd met het bestemmingsplan. Het hier gestelde geldt niet indien een raadsbesluit tot onteigening is genomen. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. De omgevingsvergunning kan gelet op het bepaalde onder c niet worden verleend indien het betreffende bouwwerk in strijd is met het daarvoor geldende plan, inclusief de daarin opgenomen overgangsbepaling.
Artikel 13.2 van dit artikel regelt het gebruik. Onder a is geregeld dat gebruik dat volgens eerdere bepalingen was toegestaan maar op basis van dit nieuwe bestemmingsplan wordt verboden mag worden voortgezet. Onder b is geregeld dat gebruik als bedoeld onder a niet mag worden gewijzigd in een ander strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang afneemt. Indien het strijdig gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken is het conform het bepaalde onder c niet meer toegestaan om het strijdig gebruik daarna te hervatten. Gelet op het bepaalde onder d is het bepaalde in lid a niet van toepassing indien het betreffende gebruik reeds in strijd is met het daarvoor geldende plan, inclusief de daarin opgenomen overgangsbepaling.
Dit wordt ook wel de citeerbepaling genoemd. Hierin wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan genoemd is.
De Grondexploitatiewet (Grex) is sinds 1 juli 2008 van kracht als onderdeel van de Wro. In de Grex wordt de verdeling van kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwlocatie geregeld, voor het geval dat de gemeente niet de ontwikkelende partij is. In de fase van de bouwplantoetsing zal de aanvraag omgevingsvergunning ook moeten worden getoetst aan een op grond van de Grex opgesteld exploitatieplan, tenminste: als het noodzakelijk was een exploitatieplan op te stellen.
In artikel 6.12 lid 1 Wro is geregeld, dat bij elk voorgenomen bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, een exploitatieplan verplicht is. De bouw van minimaal één woning is al aangemerkt als een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er gelden echter wel uitzonderingen op de noodzaak een exploitatieplan op te stellen, zoals geregeld in artikel 6.12 lid 2 Wro. De belangrijkste uitzondering is, dat een exploitatieplan niet noodzakelijk is, als het kostenverhaal van de grondexploitatie "reeds anderszins is verzekerd".
In dit geval is het kostenverhaal verzekerd door erfpachtuitgifte.
Het project wordt voor rekening en risico uitgevoerd door Synchroon BV. De vastgoedexploitatie voor de woningbouw is gebaseerd op de afspraken omtrent de woningsegmenten (50% middenhuur, 50% vrije sector). De definitieve komst van de school en de kinderopvang is afhankelijk van het verkrijgen van Gemeentelijke bestuurlijke goedkeuring van de daarmee gemoeide financiën. De gemeente heeft voorzien in de benodigde financiële middelen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening vindt overleg plaats met "de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn". In dat kader zal het voorontwerpbestemmingsplan voor advies worden voorgelegd aan:
Er is reactie ontvangen van Rijkswaterstaat, Liander en de GGD. Rijkswaterstaat en Liander hebben aangegeven geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen. De reactie van de GGD wordt hierna behandeld.
Antwoord: Met dank voor deze opmerking wordt de GGD er op attent gemaakt dat het bestemmingsplan geen uitspraak doet over inrichting van het plangebied. Dit gezegd hebbende: er wordt in het bestemmingsplan wel geschetst hoe de voorgenomen inrichting van de openbare ruimte waarschijnlijk gaat worden. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de inrichting wordt uitgevoerd volgens de lijn zoals geschetst in het bestemmingsplan.
Antwoord: Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
Antwoord: Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
Antwoord: Het bestemmingsplan doet geen uitspraak doet over de inrichting van het de openbare ruimte. Binnen de gemeente Amsterdam wordt ingezet op rookvrije schoolpleinen. Een juiste inrichting van de (omgeving) van het schoolplein kan hier mogelijk een bijdrage aan leveren, doch is dat een zaak van latere uitwerking en nadere afstemming met de school.
Antwoord: Het bestemmingsplan is inmiddels voorgelegd aan TAVGA; deze is akkoord.
Antwoord: Met dankzegging voor de complimenten wordt deze opmerking voor kennisgeving aangenomen.
Op grond van artikel 2 lid 3a van de Inspraakverordening Amsterdam 2016 is er geen inspraak vereist als het besluit wordt voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat is bij het bestemmingsplan aan de orde. Op grond van de inspraakverordening van Amsterdam is er dus geen inspraak nodig.
Op 21 juni heeft voor Floating Gardens een inloopbijeenkomst plaatsgevonden. Tussen 17.00 en 19.30 uur konden omwonenden en vertegenwoordigers van omliggende bedrijven zich laten informeren via informatiepanelen en daarover met vertegenwoordigers van Synchroon en de gemeente Amsterdam in gesprek gaan. In totaal zijn 250 uitnodigingen verspreid bij bedrijven op Sloterdijk en bewoners die aan de overzijde langs de Haarlemmerweg wonen. Ook zijn partijen die bezig zijn met nieuwe ontwikkelingen op de N- en O-kavel uitgenodigd, alsmede bestuursleden van sportverenigingen op sportpark Spieringhorn.
De opkomst bij de inloopbijeenkomst was bescheiden, wellicht omdat er op 3 juli ook nog gelegenheid is om informatie over Floating Gardens en de grotere ontwikkelingen van Sloterdijk te krijgen. Twee omwonenden lieten zich informeren over de plannen. Zij hebben verder geen uitspraken gedaan over de plannen zelf. Verder waren er vertegenwoordigers van vastgoedeigenaren op Sloterdijk. De vertegenwoordiger van Heijmans was al bekend met de plannen. Vanuit hun optiek is een spoedige realisatie alleen maar goed voor de ontwikkeling van Sloterdijk. Vanuit het Teleport Hotel, de buurkavel van Floating Garden, kwamen twee van de drie eigenaren met hun adviseur. Met de twee eigenaren was al eerder apart overleg gevoerd. Tijdens de inloopbijeenkomst lieten zij zich vooral informeren over de wijze waarop de planontwikkeling van Floating Gardens wordt afgestemd op toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van hun eigen kavel. Hiervoor vinden nog vervolggesprekken plaats.
Het ontwerpbestemmingsplan is voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd en is daarnaast gepubliceerd op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om binnen de gestelde termijn van 6 weken een zienswijze in te dienen.
Overeenkomstig artikel 3.8, eerste lid onder b van de Wet ruimtelijke ordening zijn de overlegpartners van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro geïnformeerd over de ter inzage legging en worden zij in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.
De Nota van Beantwoording Zienswijzen is bij deze toelichting gevoegd als Bijlage 23.
Het bestemmingsplan Heathrowstraat 10-12 (Floating Gardens) met identificatienummer NL.IMRO.0363.B1903BPGST-VG01 van de gemeente Amsterdam.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
het gedeeltelijk gebruik van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de hoofdbewoner van die woonruimte, al dan niet met ontbijt.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
Een doorlopend gedeelte van een bouwwerk dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd , bijzondere bouwlagen niet inbegrepen.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven.
Het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek. Onder te verdelen in:
Een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Bewoning of andere geluidsgevoelige functies (of de gebouwen die daartoe dienen) zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
Een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak, doch niet zijnde een dove gevel of een vliesgevel.
Ruimten in de open lucht, zoals (bos)parken, plantsoenen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren.
een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren.
Een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,5 meter boven het gemiddeld aangrenzend straatpeil is gelegen.
Een voorziening voor opvang van kinderen van 0 tot 12 jaar in bedrijfsmatig georganiseerd verband, waaronder in elk geval begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
Een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, gemalen, telefooncellen en zendmasten, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen.
Het bedrijfsmatig opslaan en verpakken en verhandelen van goederen voor zover voortvloeiende uit het opslaan en verpakken van goederen, niet zijnde detailhandel.
De regels, deel uitmakende van het bestemmingsplan Heathrowstraat 10-12 (Floating Gardens).
Dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij in overwegende mate de woonfunctie behouden blijft.
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin tegen betaling handelingen en/of voorstellingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden mede begrepen een seksbioscoop, -theater, -automatenhal en -winkel en naar de aard daarmee te vergelijke inrichtingen.
Een winkel waarin de hoofdactiviteit of een van de activiteiten wordt gevormd door detailhandel in psychotrope stoffen.
Een (deel van een) gevel van een woning waar de geluidbelasting gelijk is aan de
voorkeursgrenswaarde of lager, met dien verstande dat sprake is van een stille zijde wanneer per ten minste
één geluidgevoelige ruimte beschikt over een raam waar de geluidbelasting voldoet
aan de voorkeursgrenswaarde en dit raam over zodanige spuiventilatie beschikt dat
voldaan wordt aan de desbetreffende eisen van het Bouwbesluit.
Een bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 0,50 tot 1,50 meter boven het peil is gelegen.
Een voor publiek toegankelijk ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en ontvangen van faxen.
De verbeelding (voorheen: plankaart) van het Bestemmingsplan Heathrowstraat 10-12 (Floating Gardens).
Een verblijfsgebied is een aaneengesloten gebied waar het doen van verplaatsingen bij het gebruik van de weg ondergeschikt is aan andere functies waarvoor dit gebied geschikt is, zoals ontmoeten van mensen, of spelen door kinderen.
Een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt.
De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, oeverbeschermingen, uitgezonderd steigers.
Alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen of trambanen zijnde, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met inbegrip van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Voorzover niet in maten op de verbeelding vastgelegd, door middel van meting op de verbeelding vanaf het hart van de lijn met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter.
de bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
Tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; als de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd, wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antennedrager.
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede:
Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan aan bouwplannen die leiden tot ondergronds bouwen bij omgevingsvergunning, ter voorkoming van overmatige grondwateroverlast, nadere eisen stellen ten aanzien van situering en vormgeving van bouwwerken. In dat kader kunnen Burgemeester en wethouders van de aanvrager van de omgevingsvergunning verlangen een geohydrologisch onderzoek aan hen te overleggen.
Het bevoegd gezag mag afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b waarbij de maximum bouwhoogte van
De voor 'Groen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.
In afwijking van het bepaalde in 4.1 en 4.2.1 is:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
Op de in 4.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
Het bepaalde in 4.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De omgevingsvergunning zoals bedoeld onder 4.3.1 kan slechts worden verleend, indien de werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden geen aantasting van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden tot gevolg zal hebben.
De voor 'Groen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en onder de in lid 5.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen.
In afwijking van het bepaalde in 5.1 en 5.2.1 is:
Het bevoegd gezag mag afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a en b waarbij de maximum bouwhoogte van 17 en 26 meter mogen worden overschreden ten behoeve van de realisatie van hekwerken en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 1,2 meter bedraagt.
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op en onder de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:
Voor de in lid 6.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Op en onder in het bestemmingsplan begrepen gronden, uitgezonderd de gronden met de bestemming 'Groen-1' mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, waarbij het is toegestaan de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen te overschrijden danwel de maximale hoogte te overschrijden ten behoeve van:
Het is verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of de daarbij behorende regels.
Tot strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten dienste van:
In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' in verband met de geluidzone ten behoeve van industrieterrein Westpoort alleen geluidgevoelige objecten worden opgericht indien voor industrielawaai wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder.
Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6 van de Wro bevoegd het plan te wijzigen door: