direct naar inhoud van Artikel 29 Verkeer
Plan: Zuidelijke binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01

Artikel 29 Verkeer

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. rijwegen;
  • b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • c. straatmeubilair;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. pleinen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. groen;
  • h. ondergrondse fietsenstalling inclusief ontsluitende hellingbanen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse fietsenstalling toegestaan';
  • i. ondergrondse fietsenstallingen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en met inachtneming van het bepaalde in artikel 29.6.2;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van stoepen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van aansluitingen op nutsvoorzieningen zoals elektricteit, gas en water, alsmede ten behoeve van kabel- en telefonieaansluitingen, een en ander uitsluitend en alleen ten dienste van woonboten;
  • m. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag
29.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels:

29.2.1 Stoepen

Stoepen, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen geheel worden vernieuwd, doch niet worden vergroot.

29.2.2 Maximale bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 meter.

29.2.3 Gebouwde terrassen
  • a. Uitsluitend daar waar op de verbeelding de aangeduiding 'specifieke vorm van verkeer - gebouwd terras toegestaan' voorkomt zijn gebouwde terrassen toegestaan.
  • b. Bestaande gebouwde terrassen mogen geheel worden vernieuwd maar niet worden vergroot.
  • c. De goothoogte van een gebouwd terras bedraagt maximaal 3 meter, met dien verstande dat niet hoger mag worden gebouwd dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van de aangrenzende horecavestiging.
29.2.4 Luifels bij de bestemming detailhandel
  • a. Uitsluitend daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - luifels toegestaan' voorkomt zijn luifels toegestaan.
  • b. De bouwhoogte van de luifels bedraagt maximaal 3 meter.
  • c. De vrije doorloophoogte bedraagt minimaal 2,3 meter.
29.2.5 Kiosken en ondergeschikte delen van gebouwen.

Voor zover kiosken, balkons, erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen, pothuizen of andere ondergeschikte delen van gebouwen aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, mogen deze geheel worden vernieuwd, doch niet worden vergroot.

29.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van de in artikel 29.2 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht.

29.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels:

29.4.1 Stoepen en andere ondergeschikte delen van gebouwen

Het bepaalde in de artikelen 29.2.1 en 29.2.5 voor het maken van stoepen, stoeptreden, pothuizen en toegangen tot souterrains en kelders en het vergroten van bordessen en buitentrappen.

29.4.2 Bovengrondse bebouwing ten behoeve van ondergrondse fietsenstalling

Het bepaalde in artikel 29.2, uitsluitend voor bouwwerken ten behoeve van de ontsluiting en nooduitgang van een ondergrondse fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ondergrondse fietsenstalling toegestaan'. Bij omgevingsvergunning mag worden afgeweken met dien verstande dat deze bouwwerken geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben en deze het stadsgezicht en de openbare ruimte niet onevenredig aantasten;

29.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

29.5.1 Ongebouwd terras

Het gebruik als ongebouwd terras van de tot 'Verkeer' bestemde gronden is, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving, toegestaan.

29.5.2 Evenementen

Het gebruik van de tot 'Verkeer' bestemde gronden ten behoeve van evenementen en daarbij behorende noodzakelijke bouwwerken, is, met inachtneming van andere gemeentelijke regelgeving, toegestaan.

29.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

29.6.1 Ondergrondse parkeervoorzieningen

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen, teneinde ondergrondse parkeervoorzieningen en daarbij behorende bovengrondse toegangsvoorzieningen te realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de parkeervoorziening geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg heeft;
  • b. de parkeervoorziening voldoet aan het algemene verkeers- en parkeerbeleid van het stadsdeel en de hogere overheden;
  • c. de bijbehorende bovengrondse toegangsvoorzieningen het stadsgezicht en de openbare ruimte niet onevenredig aantasten;
  • d. uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat een ondergrondse parkeervoorziening geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en kwaliteit) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
29.6.2 Ondergrondse fietsenstallingen

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Verkeer' te wijzigen teneinde ondergrondse fietsenstallingen en daarbij behorende bovengrondse toegangsvoorzieningen te realiseren met dien verstande dat:

  • a. de fietsenstalling geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg heeft;
  • b. de bijbehorende bovengrondse toegangsvoorzieningen het stadsgezicht en de openbare ruimte niet onevenredig aantasten;
  • c. uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat een ondergrondse fietsenstalling geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en kwaliteit) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.