direct naar inhoud van Artikel 28 Tuin - 3
Plan: Zuidelijke binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1006BPSTD-OH01

Artikel 28 Tuin - 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. buitenruimte ten behoeve van kinderopvang en/of schoolplein, uitsluitend daar waar bebouwing op hetzelfde perceel als kinderopvang en/of school in gebruik is;
  • c. ondergrondse parkeervoorzieningen, uitsluitend voor zover zij aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en waarvoor tevens een onherroepelijke garagevergunning is verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 27.5.1;
  • d. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag.
28.2 Bouwregels

Op de tot 'Tuin - 3' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, worden opgericht, met inachtneming van de volgende bouwregels.

28.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan mogen worden gehandhaafd en in zijn geheel worden vernieuwd, maar mogen niet worden vergroot. Dit betekent ook dat bebouwing niet ondergronds mag worden uitgebreid.
  • b. Behoudens in geval van nieuwbouw na teniet gaan van de hoofdbebouwing door een calamiteit, mogen ingeval van nieuwbouw van de hoofdbebouwing op hetzelfde perceel de onder a genoemde gebouwen, op hetzelfde bouwperceel niet worden gehandhaafd.
28.2.2 Maximale bouw- en goothoogte van gebouwen.

De bouw- en goothoogte van de gebouwen als bedoeld in 28.2.1 onder a, bedragen ten hoogste de bouw- en goothoogte, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

28.2.3 Geen dakterrassen

Dakterrassen zijn niet toegestaan.

28.2.4 Maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

28.3 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Toepassing van een bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

28.3.1 Dakterrassen

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 28.2.3 voor een dakterras met bijbehorende afrastering, waarvan de hoogte ten hoogste 1,20 meter bedraagt ten opzichte van het desbetreffende dak. De afwijking kan alleen worden verleend voor dakterrassen ten behoeve van de woonfunctie.

28.4 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Tuin - 3' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

28.4.1 Geen bedrijfsmatig gebruik of opslag

Bedrijfsmatig gebruik, waaronder gebruik voor horecadoeleinden, alsmede gebruik voor opslag van onbebouwde gronden is niet toegestaan.

28.4.2 Te handhaven bebouwing

De gebouwen mogen worden gebruikt ten dienste van een van de toegestane functies in hoofdbebouwing op hetzelfde bouwperceel, met uitzondering van parkeervoorzieningen. De gebouwen mogen geen zelfstandige functie bevatten. De maximale bedrijfsvloeroppervlakten zoals die zijn bepaald voor genoemde bestemmingen zijn onverkort en van overeenkomstige toepassing.

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

28.5.1 Ondergrondse parkeervoorzieningen

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin - 3 te wijzigen, teneinde onder tuinen en erven parkeervoorzieningen te realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de parkeervoorziening geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg heeft;
  • b. de parkeervoorziening voldoet aan het algemene verkeers- en parkeerbeleid van het stadsdeel en de hogere overheden;
  • c. de bovenkant van het dak van de parkeervoorziening ten minste een meter onder het maaiveld is geprojecteerd;
  • d. uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat een ondergrondse parkeervoorziening geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en kwaliteit) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
28.5.2 Ondergrondse fietsenstallingen

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin - 3' te wijzigen teneinde onder tuinen en erven fietsenstallingen te realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de fietsenstalling geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg heeft;
  • b. de bovenkant van het dak van de fietsenstalling tenminste een meter onder het maaiveld is geprojecteerd;
  • c. uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat een ondergrondse fietsenstalling geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en kwaliteit tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.