direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf-2
Plan: Oostelijke binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A0902BPSTD-OH01

Artikel 4 Bedrijf-2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een scheepswerf, zijnde een categorie V bedrijf als bedoeld in de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Inrichtingen' ;
  • b. museum, ten dienste van een scheepswerf;
  • c. erven ten dienste van een scheepswerf;
  • d. parkeren ten dienste van een scheepswerf;
  • e. voorzieningen ten behoeve van ondergrondse warmte- en koudeopslag;
  • f. een categorie 4 bedrijf aan de Kruithuisstraat 21, zoals vermeld in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2.
4.2 Bouwregels

Op de tot 'Bedrijf-2' bestemde gronden mogen, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bouwregels.

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht uitsluitend ter plaatse waar op de verbeelding de aanduiding 'Bouwvlak' is aangegeven.

4.2.2 Maximale goot- en bouwhoogte
  • a. De goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte.
4.2.3 Maximale goot- en bouwhoogte orde 1 panden.
  • a. In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2, onder a, bedraagt de goothoogte van panden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding-orde 1' ten hoogste de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande goothoogte;
  • b. In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2, onder b, bedraagt de bouwhoogte van panden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding-orde 1' ten hoogste de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande bouwhoogte.
4.2.4 Maximale bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 meter.

4.3 Nadere eisen

Het dagelijks bestuur is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie van de in artikel 4.2bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsgezicht, dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing.

4.4 Bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels

Het dagelijks bestuur is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de volgende bouwregels.

4.4.1 Maximale goothoogte.

het bepaalde in artikel 4.2.2, onder a, voor het overschrijden van de op de verbeelding aangegeven goothoogte met maximaal 1 meter. Bij omgevingsvergunning afwijken is alleen mogelijk voor zover het straatbeeld dit toelaat.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Op de tot 'Bedrijf -2' bestemde gronden gelden de volgende gebruiksregels.

4.5.1 Erven ten behoeve van een scheepswerf

De erven ten behoeve van een scheepswerf mogen worden gebruikt als:

  • a. Opslag ten behoeve van een scheepswerf
  • b. Parkeren ten behoeve van een scheepswerf.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van de wijzigingbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21, 22, 23, 24, 25 en 27.

4.6.1 Ondergrondse parkeervoorzieningen.

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Bedrijf-2 ' te wijzigen, teneinde in de kelder en het souterrain van gebouwen ondergrondse parkeervoorzieningen te realiseren en op de eerste bouwlaag een toegang tot deze parkeervoorziening, met dien verstande dat:

  • a. de breedte van de toegang tot de parkeervoorziening ten hoogste 3,50 meter bedraagt;
  • b. de parkeervoorziening geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg heeft;
  • c. de parkeervoorziening voldoet aan het algemene verkeers- en parkeerbeleid van het stadsdeel en de hogere overheden;
  • d. uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat een ondergrondse parkeervoorziening geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en kwaliteit) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.
4.6.2 Ondergrondse fietsenstallingen.

Het dagelijks bestuur is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Bedrijf-2' te wijzigen teneinde in de kelder, het souterrain en de eerste bouwlaag van gebouwen ondergrondse fietsenstallingen te realiseren met dien verstande dat:

  • a. de breedte van de toegang tot de fietsenstalling ten hoogste 3,50 meter bedraagt;
  • b. de fietsenstalling in niet meer dan twee aaneengesloten panden wordt gerealiseerd;
  • c. de fietsenstalling geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat en de karakteristiek van het stadsbeeld tot gevolg heeft;
  • d. uit geohydrologisch onderzoek blijkt dat een ondergrondse fietsenstalling geen verslechtering van de huidige grondwatersituatie (stand en kwaliteit) tot gevolg heeft en niet leidt tot een vermindering of tenietdoening van het waterkerend vermogen van waterkeringen en voldoet aan de grondwaternorm van de gemeente Amsterdam.