direct naar inhoud van 5.2 Water
Plan: Landelijk Gebied Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09C-VG01

5.2 Water

Peilgebieden, peilen

Het plangebied ligt in de Noorder Legmeerpolder en de Bovenkerkerpolder.

In de Noorderlegmeerpolder ligt het plangebied in peilgebied 3-4 waarbij een vast peil wordt aangehouden op 6.1- -NAP. In de Bovenkerkerpolder komen meer peilgebieden voor (4-2, 4-3 en 4-5) met verschillende peilen (resp. 5,9; 5,6 en 6,25 –NAP). De diepte van de peilen heeft een relatie met de bodemopbouw: het peil in de venige gebieden ligt dieper dan in het gebied met overwegend kleibodems.

De drooglegging (verschil tussen maaiveld en slootpeil) verschilt tussen beide polders. De drooglegging in de Noorder Legmeer is groter vanwege het ontbreken van veen en de akkerbouwbestemming. In de Bovenkerkerpolder is de drooglegging een compromis tussen graslandgebruik en beperking van de veenoxidatie.

Water

Het water uit het plangebied wordt afgevoerd door watergangen. Belangrijke watergangen zijn in beheer bij het Hoogheemraadschap AGV. In de Noorderlegmeerpolder betreft dit de watergang langs de Zijdelweg. In de Bovenkerkerpolder betreft dit de vier noord-zuid gerichte watergangen, die elk een minimale breedte van acht meter bezitten. De slootafstand bedraagt 45 meter.

Kwel

Er komt een aanzienlijke hoeveelheid kwel voor in de Bovenkerkerpolder. De gemiddelde kwelintensiteit in het lage landelijke deel van de polder bedraagt 0,4 millimeter per dag.

Waterkeringen

In het gebied bevinden zich geen primaire waterkeringten. De Bovenkerkerweg is een secundaire waterkering, evenals het talud van de Ringsloot.

Riolering en lozingen

In het plangebied zijn een beperkt aantal woningen en bedrijven aanwezig die alle op riolering zijn aangesloten. De panden vanaf Bovenkerkerweg 112 zijn op drukriolering aangesloten.

Waterberging

Al in de huidige situatie kan het maaiveld bij hevige neerslag inunderen. Vooral het Bovenland is een risicogebied door de zeer geringe drooglegging.

De wateropgave in de gehele Bovenkerkerpolder (inclusief stedelijk gebied) bedraagt ca. 150.000 m3. Door maatregelen uit het Watergebiedsplan WesterAmstel zal dit op termijn afnemen tot 80.000 a 120.000 m3. Geconcludeerd kan worden dat de Bovenkerkerpolder niet geschikt is voor bestemmingswijzigingen die de wateropgave in het gebied verder vergroten.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Voor het monitoren van de waterkwaliteit zijn in de Bovenkerkerpolder vijf waterkwaliteitsmeetpunten aanwezig die regelmatig worden bemonsterd. De huidige waterkwaliteit in de Bovenkerker polder voldoet in geen enkele van de meetpunten aan de landelijke Maximaal Toelaatbare Risiconiveau-normen (MRT-normen) die gelden voor de polder.

Het water bestaat uit inlaatwater van de Amstelveense Poel, Amstel en water landelijk gebied (perceelswater). In het centrum van de polder is het water zwak brak. De chloride doelstelling in het oppervlaktewater voor zoete systemen wordt hier in de zomer niet gehaald (MTR-norm is minder dan 200 mg/l). Oorzaak is waarschijnlijk brakke kwel, dijkse kwel of brak inlaatwater vanuit de Amstel. Fosfaat van het inlaatwater is lager dan in de polder zelf. Stikstof in het inlaatwater is hoger dan in de polder. Vanaf het inlaatpunt naar de bebouwde kom van Amstelveen verslechtert de waterkwaliteit door de passage door het bebouwde gebied. Het lijkt er verder op dat de waterkwaliteit aan de rand van de polder slechter is (niet voldoende meetpunten), door huishoudelijke lozingen en uitspoeling uit de percelen.

De waarden voor fosfaat en stikstof overschrijden de norm bij het gemaal.

De kwaliteit van het inlaatwater vanuit de Amstelveense Poel (N: 3,56 mg/l; P: 0,26 mg/l) overschrijdt weliswaar de norm, maar is veel beter dan het water in de polder zelf.

De kwaliteit van het gebiedseigen water (water uit landelijk gebied) is slechts in 1 meetpunt bekend in de winter wanneer er geen inlaat is. Het gebiedseigen water (voornamelijk neerslag) in de winter is heel zoet (chloride 30 t/m 70 mg/l). Het is wel sulfaatrijk (gemiddeld 200 mg/l). Dit sulfaat zit in de veenbodem (veenbodem kan pyrietrijk, FeS, zijn) en leidt tot mobilisatie van P uit de waterbodem.

Grondwaterkwaliteit

Het grondwater in de Bovenkerkerpolder is zoet. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen het zoete Westeinderplaswater en het meer noordelijke kwelwater dat iets brakker is. Het bicarbonaat en sulfaatgehalte is iets hoger in het noordelijke systeem en kwelt op in Amstelveen. Helaas zijn er te weinig meetpunten om vergaande analyses van de grondwaterkwaliteit te maken.

Ecologische waarden

Diepe deel van de polder

Over het algemeen is het water in de sloten helder en komen er redelijk veel verschillende waterplanten voor. Vooral in het centrum van de polder, waar lokaal de bodem uit restveen bestaat, komen in slootkanten enkele zeer grote kwelplekken voor. Andere aanwijzingen voor de aanwezigheid van kwel, zoals kwelvlies of melkachtige troebeling kunnen in bijna alle sloten worden opgemerkt, soms over honderden meters. Glanzig fonteinkruid, een soort die wel als kwelindicator wordt genoemd, kwam in een aantal sloten voor. De meeste sloten bevatten veel Aarvederkruid, met uitzondering van de weteringen en de sloten waar water wordt ingelaten. Er wordt echter geen enkele waterkwaliteitsnorm gehaald.

Overigens is het niet moeilijk een duidelijk ruimtelijk patroon te ontdekken in de verspreiding van soorten en vegetaties. De centraal in de polder aanwezige kwel veroorzaakt daar een bijzondere vegetatie. Een aantal sloten in het centrum van de polder voldoet aan de doelstelling. Het grootste deel voldoet echter niet. Verspreid door het gebied liggen “putjes” waar kwelwater naar boven komt. Deze zijn meestal goed te herkennen aan wat troebel water en vooral ook door de ingezakte slootkanten. Meer naar het zuiden zijn deze putten groter in omvang. Waar kreekruggen worden doorsneden door sloten is sprake van sterke rietgroei. Kroossloten vinden we dicht bij de bebouwing, met name aan de grens met de Noorderlegmeerpolder.