direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Koelmalaan 310, Alkmaar
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00165-0305

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De woningcorporatie Woonwaard heeft in 2006 een bedrijfshal aan de Koelmalaan 310 in Alkmaar verworven. Deze hal werd in het verleden voornamelijk gebruikt als magazijn en opslagruimte. Sinds 2011 werd het gebouw gebruikt door de stichting Projekt072, waarvoor in datzelfde jaar een omgevingsvergunning is verleend voor sociaal-culturele activiteiten. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp' is voor het pand de bestemming Gemengd opgenomen.

De woningcorporatie is voornemens om na afloop van het huurcontract de locatie aan de Koelmalaan 310 te herontwikkelen. Het is de bedoeling dat het huidige bedrijfspand wordt gesloopt en dat er een aantrekkelijk woongebied wordt gerealiseerd met een mix van sociale huur- en vrije sector (huur en/of koop) appartementen. Deze woningbouw past niet in het geldende bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan maakt deze beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Koelmalaan, de Lorreinenlaan, de Bestevaerstraat en de Ringweg van Alkmaar, de N242. Het plangebied bestaat uit twee percelen, kadastraal bekend onder Gemeente Alkmaar, sectie F, nrs. 6017 en 6015, 6338 en voor een deel 8661. De beoogde woningbouw vindt plaats op de percelen 6017 en 6015.

Aan de oostzijde, nabij de rotonde waar vandaan de Ring wordt bereikt, grenst het gebied aan de Bestevaerstraat. De Bestevaerstraat ligt op de grens van het woongebied en het bedrijventerrein Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Lorreinenlaan, een buurtontsluitingsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0001.png"
Figuur 1.1: Begrenzing plangebied (rood omlijnd) op luchtfoto

1.3 Vigerende plannen

Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp' van de gemeente Alkmaar het vigerende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 16 mei 2013.

Bestemmingsplan 'Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp' (2013)
De gronden van het plangebied zijn volgens het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Gemengd'. Ter plaatse van de gemengde bestemming is een bouwvlak opgenomen. De bestemming 'Gemengd' staat zelfstandige kantoren tot maximaal 750m² per kantoor toe (met een maximum van 3.000 m² per gebouw), maar ook bedrijven en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten van categorie A en B, cultuur en ontspanning, maatschappelijke functies, sportvoorzieningen, dienstverlening en detailhandel en bijbehorende functies zoals bouwwerken, parkeer- en groenvoorzieningen etc.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0002.png"
Figuur 1.2: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp'

De maximale bouwhoogte voor bouwwerken ter plaatse van de bestemming 'Gemengd' bedraagt 8 meter. Daarnaast geldt een maximaal bebouwingspercentage van het terrein van 70%.

Zoals in figuur 1.2 is te zien ligt om het plangebied heen de aanduiding 'geluidszone-industrie'. Deze gebiedsaanduiding is opgenomen vanwege de gezoneerde bedrijventerreinen Oudorp, Overdie en Boekelermeer. Het plangebied zelf ligt in het geldende bestemmingsplan niet aangeduid als gezoneerd industrieterrein.

Parapluplan Parkeren (2018)
Ter plaatse van het plangebied is tevens het 'Parapluplan Parkeren' dat door de gemeenteraad op 13 april 2018 is vastgesteld van kracht. Deze regeling zorgt ervoor dat bij bouwactiviteiten voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Dit dient plaats te vinden op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort. Bij de afmetingen van de parkeervoorzieningen dient te worden uitgegaan van de geldende CROW normen.

Omgevingsvergunning (2011)
In 2011 heeft de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor het in gebruik nemen van het bestaande pand voor sociaal-culturele doeleinden met ondersteunende horeca en kleinschalige (ambachtelijke) bedrijven.

Om de realisatie van woningbouw aan de Koelmalaan 310 mogelijk te maken is het noodzakelijk om het geldende bestemmingen te wijzigen.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidend hoofdstuk beschrijft Hoofdstuk 2 het planvoornemen. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 aandacht besteed aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten en de juridische achtergrond van het plan komt in Hoofdstuk 5 aan bod. Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan besproken.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Voormalige en huidige situatie

Het perceel aan de Koelmalaan 310 ligt aan de zuidoostrand van Alkmaar langs de ringweg N242, tussen het bedrijventerrein Overdie en de woonwijken van (Nieuw-)Overdie. Binnen de stadsstructuur ligt de locatie op de grens van het woongebied en het werkgebied aan de westzijde van Alkmaar. Het betreft hier een bijzondere locatie omdat het gebied aan de Ring van Alkmaar ligt. De locatie ligt nabij een aansluiting van de interne wegstructuur op de Ring. Komende vanaf de Ring ligt de locatie direct in het zicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0004.png"
Figuur 2.1, 2.2 en 2.3: Ligging plangebied en huidige situatie vanaf Koelmalaan gezien

De locatie is momenteel bebouwd met een rechthoekig pand. Het pand bestaat aan de noordzijde (langs de Koelmalaan) en gedeeltelijk aan de westzijde (langs de Lorreinenlaan) uit twee bouwlagen waar oorspronkelijk kantoorfuncties waren gevestigd. Het overige overgrote gedeelte van het pand bestaat uit een fabriekshal met één bouwlaag. Het gedeelte bestaande uit twee bouwlagen heeft een bouwhoogte van ongeveer 6,5 meter. In 2011 is het pand in gebruik genomen voor sociaal-culturele doeleinden met ondersteunende horeca en kleinschalige (ambachtelijke) bedrijven.

Aan de oostzijde van de bestaande bebouwing bevindt zich een groen gebied met op twee plaatsen opgaande beplanting bestaande uit grote, volwassen bomen. De bestaande beplanting vormt een soort eiland te midden van het groene gebied. Tussen het groene gebied met opgaande beplanting en de Ommering, respectiefelijk langs de Bestevaerstraat ligt een waterpartij. Deze waterpartij loopt vlak langs de Ommering en loopt door tot de rotonde en gedeeltelijk langs de Koelmalaan.

2.2 Historie Koelmalaan

Het plangebied is gelegen aan de rand van het woongebied Nieuw Overdie. Nieuw Overdie ligt aan de ring om Alkmaar. De wijk is een van de naoorlogse wijken die om de historische kern van Alkmaar liggen. Tijdens de ontwikkeling van de wijk waren twee fundamentele begrippen richtinggevend. Het gaat om de wijkgedachte en tuinstad. De wijk heeft heldere stedenbouwkundige structuur. De herstructurering van het gebied verstevigt de heldere stedenbouwkundige structuur.

Nieuw Overdie is een ruim opgezette woonwijk met gemengde woningbouw. Er zijn vrijstaande woningen, rijwoningen en appartementengebouwen aanwezig. In het kader van de herstructurering heeft de wijk de afgelopen jaren veel aandacht gekregen. Zo zijn er in de wijk nieuwe ontwikkelingen gerealiseerd, zoals het woningbouwcomplex aan het Tuinderspad en de nieuwbouw tegenover het Geert Groteplein. Ook zijn grote delen van de openbare ruimte opnieuw ingericht. Er is gewerkt aan het versterken van het winkelcentrum aan het Geert Groteplein e.o. Dit winkelcentrum ligt centraal in de wijk en is goed ontsloten via de Vondellaan en Koelmalaan met parkeergelegenheid. Behouden en versterken van het winkel- en voorzieningenaanbod, het toevoegen van woningen en het verbeteren van het openbare gebied is van belang voor het behoud van deze centrale functie in de wijk.

2.3 Beoogde situatie

In de beoogde situatie worden de bestaande opstallen in het plangebied gesloopt en komen daarvoor in plaats twee woonblokken met circa 125 tot 130 wooneenheden, waarvan 75-80 woningen sociale huurwoningen en 50 vrije sector appartementen (huur en/of koop). Om enige flexibiliteit te houden voor de uitwerking van het bouwplan zijn in het bestemmingsplan maximaal 130 woningen mogelijk gemaakt.

De nieuwe woonblokken zijn maximaal 18 meter hoog en bestaat uit 5 bouwlagen. De bouwhoogte van de bestaande bebouwing in de wijk is 3 tot 5 bouwlagen. De maximale bouwhoogte voor de woningen langs de Lorreinenlaan bedraagt 12 meter en bestaat uit 3 tot 4 bouwlagen. De bouwhoogte van de toekomstige bebouwing sluit dan ook aan bij de bouwhoogte in de rest van de wijk. De nieuwe bebouwing staat op zodanige afstand van de woningen aan de Lorreinestraat dat een bouwhoogte van 5 lagen hier goed inpasbaar is.

De zich in het plangebied bevindende waterleiding wordt met dit bestemmingsplan conform de feitelijke situatie bestemd.

Ten oosten van de nieuw te realiseren woningen heeft de gemeente plannen om op termijn het bestaande groengebied opnieuw in te richten. Dit staat los van de woningbouwontwikkeling. Beoogd is het vergroten van de bestaande waterpartij. Bestaande beplanting wordt in de nieuwe situatie omsloten door water waardoor een eiland ontstaat. Het eiland wordt een groene schakel in de hoofdstructuur en biedt ruimte voor natuurontwikkeling, watercompensatie en een eventuele recreatieve invulling. Hiermee blijft de groene entree van Alkmaar vanuit de N242 gezien gehandhaafd.

2.4 Stedenbouwkundig ontwerp

Het stedenbouwkundig ontwerp bestaat uit twee smalle woonblokken met ieder 5 bouwlagen. De woonblokken zijn parallel aan de Koelmalaan gelegen. Tussen de woonblokken in komt een groene binnentuin. De binnentuin is semi-openbaar en toegankelijk vanuit de westkant (Lorreinenstraat). Aan de oostkant, tussen de woonblokken in, zal een geluidscherm worden aangebracht.

Het bouwplan wordt bewust met een terugliggende rooilijn gesitueerd. Hierdoor wordt het profiel van de Koelmalaan verbreedt. Het wijken van de rooilijn versterkt het binnenkomen van de stad.

Het beeld van de openbare ruimte wordt bepaald door veel groen. De Koelmalaan is een groene entree van Alkmaar. Direct aan de overzijde van de Koelmalaan ter hoogte van het plangebied ligt een volkstuinencomplex dat wordt afgeschermd met een dichte groene singel. Hier ligt ook het tuinderspad in het verlengde van de Lorreinenstraat. Het Tuinders pad is een belangrijke langzaamverkeersverbinding voor voetgangers en fietsers naar het Park Oosterhout.

Aan de zuidkant grenst het plangebied aan twee bestaande, aaneengebouwde woningen (kadastraal gesitueerd aan de Lorreinenlaan 23 A en 23 B). Deze woningen hebben volgens het geldende bestemmingsplan een maximale bouwhoogte van 8 meter. Het dichtstbijzijnde woonblok komt op een afstand van ca. 25 meter van deze twee woningen te liggen. De twee nieuwe woonblokken komen ongeveer op 30 meter afstand van de woningen aan de Lorreinenlaan te liggen.

De nieuwe bebouwing gaat onderdeel uitmaken van de openbare ruimte en een reeks van bebouwingen die het beeld bepalen van de Koelmalaan. In dit bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om de bouwblokken aan de zijde van de Lorreinenlaan iets te verbreden. Dit om de binnentuin iets meer beslotenheid te geven en duidelijke voorkantsituatie aan de Lorreinenlaan te realiseren.

De binnentuin van het nieuwe wooncomplex krijgt een ruimtelijke relatie met het eiland. De binnentuin en het eiland vormen samen de ruggegraat van het gebied. Met ruimtelijk relatie wordt bedoeld dat het eiland zichtbaar is vanuit de binnentuin en andersom de binnentuin zichtbaar is vanaf het eiland. Hierbij is een grote mate van transparantie noodzakelijk. De binnentuin is semi-openbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0005.png"
Figuur 2.4: Impressie stedenbouwkundig plan met verbinding binnentuin met het eiland

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0006.png"
Figuur 2.5: Impressie groene relatie binnentuin met het eiland

2.5 Programma

Het beoogde bouwplan bevat 125-130 appartementen, waarvan 75-80 sociale huurappartementen en 50 vrije sector appartementen.

De beoogde ontwikkeling voorziet in principe in 125 sociale huur- en vrije sector woningen (huur en/of koop), bestaande uit:

  • 10 woningen, 1 kamerstudio (sociale huur)
  • 65 woningen, 3 kamer appartement (sociale huur)
  • 50 woningen, 3 kamer appartement (middeldure huur)

Dit bestemmingsplan biedt ook de mogelijkheid om nog iets te schuiven in het programma en meer kleine woningen te realiseren. Er zullen dan 10 extra kleine woningen (1 kamerstudio, sociale huur) worden gerealiseerd en 5 3-kamerappartementen minder. Met de 1 kamerstudio's wordt voorzien in de behoefte aan kleine woningen voor kwetsbare jongeren en ouderen. Het totaal aantal woningen bedraagt dat 130 woningen.

Op basis van het Regionale Actieprogramma 2016/2017 en het regionaal woningbouwprogramma voor de regio Alkmaar (Woningbouwafspraken en programmering, februari 2019) blijkt dat behoefte is aan betaalbare huur- en koopappartementen voor de groeiende doelgroep van één- en tweepersoonshuishoudens. De ontwikkeling voorziet in woningen voor deze doelgroep. De ontwikkeling maakt onderdeel uit van de regionale afspraken op basis van het Regionale Woningbouwprogramma. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Een nadere onderbouwing hiervan staat in paragraaf 3.2.3.

2.6 Verkeer en parkeren

Het perceel Koelmalaan 310 is zowel voor autoverkeer, voet- en fietsverkeer als met het openbaar vervoer uitstekend bereikbaar.

Auto-ontsluiting
Het plangebied is voor het autoverkeer via de Lorreinenlaan vanuit de Koelmalaan bereikbaar. De Koelmalaan is één van de hoofdontsluitingswegen van de stad. Het perceel ligt op 400 meter vanaf de afslag van de provinciale weg N242, die enkele kilometers verder overgaat in de Rijksweg A9.

Ontsluiting openbaar vervoer
Langs de Koelmalaan, vrijwel direct voor het nieuwe noordelijke woonblok, bevindt zich een bushalte. Hier stop buslijn 8 richting het station van Alkmaar.

Ontsluiting fietsverkeer
Voor het fietsverkeer van en naar het plangebied liggen aan beide kanten van de Koelmalaan vrijliggende voet- en fietspaden. De Lorreinenlaan betreft een rustige, 30 km per uur zone.

Parkeren
Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente zijn er maximaal 133 parkeerplaatsen nodig (zie paragraaf 4.11). Deze parkeerplaatsen kunnen op eigen terrein worden gerealiseerd.

Voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is het ook een optie om 128 pp op eigen terrein te realiseren en 9 in de openbare ruimte aan de Lorreinenlaan. De straat wordt dan heringericht en langsparkeervakken worden dan omgezet naar haaks parkeren. Hierdoor kan er meer groen rond de parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Er kan hiervoor gebruik worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid in het Parapluplan Parkeren.

De parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen dan beter ingepast worden in het groen (met beplanting en bomen). Er is nadrukkelijk voor gekozen het binnenterrein groen in te vullen zonder parkeren. Dit binnenterrein is van groot belang voor de woonkwaliteit bij de nieuwe woningen, maar zorgt ook voor een belangrijke groene toevoeging voor de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0007.png"

Figuur 2.6: Parkeeroplossing op eigen terrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0008.png"

Figuur 2.7: Parkeeroplossing met deels parkeren aan de Lorreinenlaan

Fietsparkeren

Voor bezoekers worden fietsstallingsplaatsen conform de Woonkeur gerealiseerd. Het bouwplan krijgt 4 hoofdentree's. Per hoofdentree worden 5 tot 7 fietsbeugels gerealiseerd. Verder krijgen alle woningen een individuele berging op de begane grond. Deze is voorzien van electra (verlichting en stopcontacten), waardoor alle bewoners hun eigen fiets of elektrische fiets in hun eigen berging kunnen stallen en opladen.

In paragraaf 4.11 wordt nader ingegaan op de parkeerbehoefte en verkeersafwikkeling.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk "concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig". Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven. Het laatste belang, "Nationaal belang 13: Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen", is juridisch verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en wordt aangehaald als de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Zie hiervoor paragraaf 3.1.3. Voor het overige zijn er geen rijksbelangen in het geding met dit plan.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Voor één onderwerp geregeld in dit besluit, voorziet het besluit niet in de (definitieve) begrenzing. Dit betreft de EHS (tegenwoordig Natuur Netwerk Nederland, NNN genoemd). Ten aanzien van deze begrenzing is bepaald dat de provincies die grenzen (nader) bepalen. Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Het betreft de volgende onderdelen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie, en;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Op 28 augustus 2012 is het besluit aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • rijksvaarwegen;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Conclusie

Er zijn geen onderdelen in het Barro van toepassing op dit plangebied.

Besluit ruimtelijke ordening (Ladder voor Duurzame Verstedelijking)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in artikel 3.1.6 Bro opgenomen, de ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt erstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: "De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke oorzieningen." Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn.

Per 1 juli 2017 is een gewijzigde ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."(artikel 3.1.6, tweede lid, Bro).

In paragraaf 3.2.3 wordt het voorliggende plan aan ladder getoetst.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie NH2050 (2018)

Op 19 november 2018 heeft de Provincie Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 'Balans tussen economische groei en leefbaarheid' vastgesteld. Zoals de titel al doet vermoeden wil de Provincie met de Omgevingsvisie voor een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid zorgen zodat toekomstige generaties het welvaarts-en welzijnsniveau in Noord-Holland op een hoog niveau kunnen houden.

Om een goede kwaliteit van de fysieke leefomgeving te kunnen borgen, hanteert de Provincie twee basisrandvoorwaarden die volgen uit Europese/Nationale regelgeving en gaan over gezondheid, veiligheid en klimaatadaptatie. Daarnaast gelden vier generieke ontwikkelprincipes. De basisvoorwaarden luiden als volgt:

  • 1. Overal wordt voldaan aan de wettelijke basiskwaliteit voor een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier.
  • 2. Alle nieuwe ruimtelijke (her)ontwikkelingen doorlopen een klimaatstresstest.


waarbij de volgende ontwikkelprincipes worden gehanteerd:

  • 1. Ontwikkelingen en beheer zijn passend bij de waarden, de karakteristiek en het draagvermogen van het landschap;
  • 2. Nieuwe ontwikkelingen zijn zo veel mogelijk natuurinclusief;
  • 3. Nieuwe ruimtelijk-economische ontwikkelingen worden zo veel mogelijk ruimtelijk geclusterd op locaties nabij OV-, weg-, energie en data-knooppunten;
  • 4. Bij nieuwe ontwikkelingen worden de effecten op de ondergrond meegewogen.


De Omgevingsvisie NH2050 kent ambities en doelstellingen op verschillende thema's:

Leefomgeving

  • a. Klimaatverandering: ontwikkelen en inrichten van een klimaatbestendig en waterrobuuste stad, land en infrastructuur;
  • b. Gezondheid en veiligheid: het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van bodem-, water- en lucht, externe veiligheid, geluidbelasting en (ontwikkelingen in) de ondergrond;
  • c. Biodiversiteit en natuur: ambitie is om de biodiversiteit in Noord-Holland te vergroten.


Gebruik van de leefomgeving

  • a. Economische transitie: ambitie is een duurzame economie, met innovatie als belangrijke motor. We bieden daarom ruimte aan de ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten.
  • b. Wonen en Werken: ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn. De woningbouwbehoefte wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt.
  • c. Mobiliteit: ambitie is dat de inwoners en bedrijven van Noord-Holland zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden.
  • d. Landschap: ambitie is het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

Energietransitie
De provincie heeft ten slotte de ambitie dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op (een maximale inzet op opwekking van) hernieuwbare energie. Daarom bieden we de ruimte aan de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Rekening houdend met de ambities voor verstedelijking en landschap. We monitoren de ontwikkeling van de energievraag, het aandeel duurzame energie en de hoogte van de CO2-uitstoot.

Conclusie
Het voorliggende plan betreft een woningbouwontwikkeling en ligt volgens de kaart behorende bij de Omgevingsvisie NH2050 binnen het bestaande stedelijk gebied van Alkmaar. Verder blijkt uit paragraaf 3.2.3 dat de boogde ontwikkeling in overeenstemming is met de kwalitatieve woningbehoeftes en trends binnen de Provincie Noord-Holland. Uit paragraaf 4.13 (Duurzaamheid) blijkt dat de ontwikkeling aansluit bij het energiebeleid. De appartementen worden niet aangesloten op het gas en is het gebruik CO2-neutraal. Het initiatief is daarmee passend binnen ambities en doelstellingen van de provincie zoals verwoord in de Omgevingsvisie NH2050.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

Bovengenoemde structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) opgesteld. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is.

In de PRV is de doorwerking van de Omgevingsvisie in bestemmingsplannen nader uitgewerkt. In de verordening zijn verschillende regels opgenomen. Er zijn regels voor zowel het bestaand bebouwd gebied als het landelijk gebied, regels voor uitsluitend het bestaand bebouwd gebied en regels voor uitsluitend het landelijk gebied.

Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De laatste wijziging van de PRV is op 14 januari 2019 door Provinciale Staten vastgesteld. In deze wijziging zijn onder andere de artikelen met betrekking tot Kleinschalige ontwikkeling, Natuurnetwerk Nederland en Strandzonering aangepast. De gewijzigde PRV is op 1 februari 2019 in werking getreden.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

In de PRV is aangegeven dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

Duurzame Energie
De Provinciale Verordening schrijft voor bestemmingsplannen ten behoeve van woningbouw voor dat het plan dient te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en de inzet van duurzame energiebesparing en inzet van duurzame energie (bijv. het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie, biomassa). Daarnaast dient elke nieuwe, stedelijke ontwikkeling aan de eisen van duurzame bouwen te voldoen. Verder zijn geen provinciale belangen met de beoogde ontwikkeling gemoeid.

Conclusie
Voor nieuwe ontwikkelingen, zoals nieuwbouw, geldt dat deze mogelijk zijn binnen het stedelijke gebied, mits deze passen binnen de regionale afspraken. Het plangebied maakt deel uit van het bestaand stedelijk gebied. Binnen dit gebied zijn ontwikkelingen mogelijk. Verder blijkt uit paragraaf 4.13 (Duurzaamheid) dat de ontwikkeling aansluit bij het energiebeleid.

Ontwerp Omgevingsverordening NH2020

Op 14 februari 2020 hebben Gedeputeerde Staten de ontwerp Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie NH2050 (2018) zijn in de Omgevingsverordening Noord-Holland verankerd. De verordening vervangt daarmee alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving zoals de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening.

Nieuwe stedelijke ontwikkelingen
Voor nieuwe stedelijke ontwikkeling geldt volgens de omgevingsverordening dat deze in overeenstemming moeten zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3 Regionaal beleid.

Toets Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en in 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat overheden een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting van het bestemmingsplan moeten motiveren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek geldt.

Het doel van de motivering op grond van de Ladder is een zorgvuldige afweging bij ruimtelijke besluiten die zorgt voor zuinig ruimtegebruik en tegengaan van overprogrammering en leegstand. Het besluit voldoet hiermee aan een goede ruimtelijke ordening.

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een motivering bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Wanneer het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet het bestemmingsplan een motivering bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. De Ladder is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke besluiten van de decentrale overheden, waaronder het bestemmingsplan.

Stedelijke ontwikkeling en bestaand bebouwd gebied

De woningbouw betreft een nieuwe ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Hieronder wordt ingegaan op de behoefte aan de nieuwe woningen.

Behoefte

Op basis van de Prognose 2017-2040 van de Provincie Noord-Holland (juni 2017) blijkt dat Noord-Holland momenteel een hoge bevolkingsgroei heeft door een combinatie van buitenlandse migratie, natuurlijke aanwas en de komst van inwoners uit de rest van Nederland. In de prognose stijgt de bevolking in Noord-Holland van 2,8 miljoen inwoners in 2017 naar bijna 3,2 miljoen in 2040. Het aantal huishoudens neemt in dezelfde periode toe met 213.000 en dit zorgt voor een groei van de woningbehoefte van 212.000 woningen. De bevolkingsgroei vindt vooral plaats in Noord-Holland Zuid, maar tot 2030 is er ook groei verwacht in Noord-Holland Noord.

Voor Alkmaar is in de prognose aangegeven dat er tot 2040 nog behoefte is aan circa 3.400 woningen.

De regionale woningbouwafspraken worden op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening gemaakt. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3 Regionaal beleid. De laatst vastgestelde woningbouwafspraken zijn van 2017 en vastgelegd in het 'Regionale Actie Programma 2016-2020' (hierna RAP). In aanvulling op het RAP is in februari 2019 het regionaal woningbouwprogramma vastgesteld (Woningbouwafspraken en programmering). Bij dit regionaal woningbouwprogramma is een projectenoverzicht opgesteld. De beoogde woningen aan de Koelmalaan zijn opgenomen in dit projectenoverzicht.

Uit de woningmarkanalyse die ten grondslag ligt aan de 'Woningbouwafspraken en programmering' voor de regio Alkmaar blijkt dat er op korte termijn een behoefte lijkt te zijn van minimaal 1.200 woningen per jaar en maximaal 1.600 woningen per jaar in de regio Alkmaar. Naast deze woningbouwaantallen moet nog rekening gehouden worden met vervangende nieuwbouw bij transformatie. De afgelopen jaren heeft de regio jaarlijks gemiddeld bijna 1.050 woningen gebouwd. Dit aandeel ligt dus fors lager dan de behoefte (ook in de minimumvariant). Daarom is het van belang het tempo te versnellen.

Er is wel redelijk wat plancapaciteit aanwezig, maar deze is grotendeels verouderd, dus het is de vraag of deze woningen op basis van deze plancapaciteit gerealiseerd zullen worden. Daarom is het uitgangspunt wat flexibeler met de plancapaciteit in relatie tot de behoefte om te gaan, zodat ingespeeld kan worden op de actuele vraag en ontwikkelingen.

Op basis van het Regionale Actieprogramma 2016/2017 en het regionaal woningbouwprogramma voor de regio Alkmaar(Woningbouwafspraken en programmering, februari 2019) blijkt dat behoefte is aan betaalbare huur- en koopappartementen voor de groeiende doelgroep van één- en tweepersoonshuishoudens. De ontwikkeling voorziet in woningen voor deze doelgroep.

Conclusie

Op basis van het Regionale Actieprogramma 2016/2017 en het regionaal woningbouwprogramma voor de regio Alkmaar (Woningbouwafspraken en programmering, februari 2019) blijkt dat behoefte is aan betaalbare huur- en koopappartementen voor de groeiende doelgroep van één- en tweepersoonshuishoudens. De ontwikkeling voorziet in woningen voor deze doelgroep. De ontwikkeling maakt onderdeel uit van de regionale afspraken op basis van het Regionale Woningbouwprogramma. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Regionaal beleid

Regionaal Actie Programma 2016 t/m 2020

In het Regionaal Actie Programma 2016 t/m 2020 (hierna: RAP) van 6 juni 2017 zijn de belangrijkste ambities en afspraken op het gebied van wonen in de regio Alkmaar weergegeven inclusief de acties over hoe hier te komen. De belangrijkste afspraken die in het RAP zijn opgenomen:

  • 1. Inzetten op een flexibel, licht en gericht RAP;
  • 2. Inzetten op een woningaanbod dat aansluit bij de vraag;
  • 3. Keuze voor plannen die een ruimtelijke versterking van onze regio betekenen;
  • 4. Werken in de geest van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
  • 5. Duurzaam bouwen in de regio Alkmaar;
  • 6. Keuze voor versterking van woningmarktsegmenten waar we tekort van hebben;
  • 7. Zodanig bouwen dat niet meer dan het gemeentelijk aandeel in de prognose wordt benut;
  • 8. Als regio Alkmaar dicht op de markt zitten en ontwikkelingen in nieuwbouw en bestaande voorraad en huishoudensontwikkeling monitoren.

Er zijn enkele tendensen waar te nemen in de Regio Alkmaar. Zo zal de Regio in de periode 2016-2030 blijven groeien. Van 50.320 huishoudens in 2016 naar 51.970 huishoudens in 2020 en 54.210 huishoudens in 2030. Daarnaast zal ook de vergrijzing in de regio toenemen. Door die vergrijzing maar ook door extramulering zal de behoefte aan nultredenwoningen ook toenemen. Verder is het in de regio veelvoorkomend dat nieuwbouw lokaal georiënteerd is. De regio kent vooral uitstroom van 10-25 jarigen en instroom van 25-plussers. Het RAP biedt:

  • een meer realistischer benadering waarop de regio naar de woningmarkt kijkt dan in het verleden;
  • woningvraag en -aanbod in de regio tot 2020;
  • daarvan afgeleide reële woningplanning tot 2020;
  • regionale productieafspraken over ontwikkeling van locaties, gewenste kwantiteiten en kwaliteiten en nadere fasering.

In het RAP is voor de termijn 2020 aangegeven welke woningtypen in de regio het meest kansrijk zijn. Daaruit blijkt dat er vooral vraag is naar:

  • eengezinsrijwoningen in zowel de huur- als de koopsector,
  • appartementen met lift in de huur,
  • grondgebonden 0-treden woningen in zowel de huur als de koopsector,
  • 2^1-kapwoningen in de koopsector;
  • vrijstaande woningen in de koopsector.

Conclusie
Er is duidelijk behoefte aan meer woningen in de regio. Het planvoornemen voorziet in betaalbare sociale huur- en vrije sector appartementen voor de groeiende doelgroep van één- en tweepersoonshuishoudens. Juist aan die woningtypologie is aantoonbaar behoefte. Conform de behoefte zouden deze woningen appartementen dan moeten worden voorzien van een lift zodat deze ook geschikt zijn voor senioren in verband met de vergrijzing in de regio. De ontwikkeling van het plangebied is opgenomen in de plannen om de regionale behoefte te halen. Zodoende voorziet dit plan in de regionale behoefte.

Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013-2020

De regionale woonvisie Regio Alkmaar (augustus 2013) legt kaders vast voor de lokale woonvisies van de gemeenten en geeft richting voor afspraken met marktpartijen. Daarbij wordt voldoende ruimte overgelaten om op de lokale behoefte in te spelen. De woonvisie geeft richting en zorgt ervoor dat gemeenten van elkaar weten wat ze doen en waar ze elkaar kunnen aanvullen en versterken. Hiermee wordt voorkomen dat onderlinge concurrentie ontstaat en kansen in de regio onbenut blijven. De Regio Alkmaar wil een aantrekkelijke regio zijn waar de huidige en toekomstige inwoners graag willen blijven wonen en een gewenste wooncarrière kunnen maken. In de regio is geen sprake van krimp. Tot 2040 groeit de bevolking nog (tot ca. 290.000, tegen 272.000 nu). Daarnaast zal het aantal huishoudens met name door gezinsverdunning nog flink groeien (136.000 huishoudens in 2040, tegen 119.000 nu). Dit betekent dat mensen steeds meer alleen gaan wonen en steeds minder in gezinsverband. Het aandeel 75+ zal verdubbelen. Deze demografische ontwikkeling (groei aandeel 75+) leidt tot een toename naar de vraag van wonen met zorg tot 2040 aangezien de 75- plussers relatief veel zorg behoeven. Totaal bedraagt de opgave voor de regio Alkmaar 10.000 woningen tot 2020.

De Regio Alkmaar hanteert de regel dat bij nieuwbouw 30% sociale woningbouw moet zijn. Het college van B&W van Alkmaar hanteert overigens de regel dat 1/3e van de nieuwbouwwoningen sociaal moet zijn.

Daarnaast geldt er een inspanningsverplichting om bij een bouwplan na te gaan of in de onderste categorie huur kan worden gebouwd. Aandacht wordt ook gevraagd voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen en starters.

Conclusie
In het plan is voorzien in 60% sociale huur- en 40% vrije sector appartementen. De beoogde ontwikkeling voldoet aan de minimaal vereiste van 30% sociale woningbouw die voortkomt uit de Regionale Woonvisie Alkmaar 2013-2020.

Prognose 2017 - 2040

In 2017 heeft de provincie Noord-Holland een nieuwe prognose uitgebracht. In de prognose stijgt de bevolking in Noord-Holland mvan 2,8 miljoen inwoners in 2017 naar bijna 3,2 miljoen in 2040. Het aantal huishoudens neemt in dezelfde periode toe met 213.000 en dit zorgt voor een groei van de woningbehoefte van 212.000 woningen. De woningbehoefte is niet volledig gelijk aan de huishoudensgroei. Een deel van de huishoudens deelt een woning of woont in een niet-woning, terwijl aan de andere kant de bestaande achterstand in de woningbouwproductie dient te worden ingelopen.

De toename leidt in de periode 2017-2040 tot een groei van 213.000 huishoudens en een gewenste groei van de woningvoorraad van ongeveer 212.000 woningen. De bevolking groeit met 13% ten opzichte van 2017, de groei van de woningbehoefte en het aantal huishoudens ligt rond de 16%. Het grootste deel van de groei zit in Noord-Holland Zuid.

Sterker dan in het verleden verandert in de toekomst de samenstelling van de bevolking. In de hele provincie neemt het aantal inwoners boven de 65+ sterk toe en in Noord-Holland Noord daalt het aantal jongeren. Ook de groep 15-65 jarigen neemt hier af, in Noord-Holland Zuid vlakt de groei van deze groep af.

Deze demografische ontwikkelingen bedraagt de opgave voor de regio Alkmaar 5.000 woningen voor de periode tot 2020.

Regionaal Woningbouwprogramma

In februari 209 is het Regionaal Woningbouwprogramma ((Woningbouwafspraken en programmering) vastgesteld. Voor het projectenoverzicht is het de verwachting dat deze medio 2019 de besluitvorming in gaat. Het Regionaal Woningbouwprogramma is een aanvulling oftewel uitwerking van het RAP 2016-2020. De woningbouwprogrammering moet inhoudelijke bouwstenen en concrete afspraken bieden ten aanzien van de gewenste planuitwerking in de regio.

"De regio Alkmaar staat voor een vitale en aantrekkelijke regionale woningmarkt voor eigen inwoners en als functioneel onderdeel van de Amsterdamse metropool, nu en in de toekomst. Daarbij werken we naar een balans tussen vraag en aanbod op de woningmarkt op de korte en lange termijn."

De daarin vastgelegde ambities zijn vertaald naar een vijftal opgaven:

  • 1. Bouwtempo moet stevig omhoog om huidige druk op de markt het hoofd te bieden;
  • 2. Flexibiliteit creëren in planvoorraad;
  • 3. Inzet op diversiteit aan woonmilieu;
  • 4. Voorkomen van verdringing;
  • 5. Inspelen op lange termijn behoefte.

Met de beoogde ontwikkeling wordt een mix van sociale huur- en vrije sector (huur en/of koop) wordt een divers woningaanbod in aangeboden. Ten opzichte van de huidige situatie ontstaat een nieuw woonmilieu dat door zijn wijze van inpassing opgaat in de bestaande woonomgeving. Dit sluit aan op de opgave die in het Regionale Woningbouwprogramma wordt gesteld.

Om de verdrining van lage en middeninkomens op de woningmarkt te voorkomen, is primair meer aanbod nodig. Daarnaast moet binnen de woningbouwplanning ruimte zijn voor een gegarandeerd aanbod van sociale huur-, middeldure huur- en goedkope koopwoningen. Het beoogde woningbouwprogramma vooziet in sociale huur- en vrije sector woningen.

Conclusie

Met de beoogde ontwikkeling wordt ingespeeld op de ambitie en opgaven die in het Regionaal Woningbouwprogramma zijn gesteld.

3.4 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Alkmaar

Op 5 oktober 2017 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Alkmaar 2040 vastgesteld. Daarin worden de kaders geschetst waarbinnen de gemeente om wil gaan met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die zich voordoen. De omgevingsvisie is een integraal strategisch document dat zich richt op het versterken van de omgevingskwaliteit van de stad en omliggende dorpen. De gemeente heeft in de omgevingsvisie haar ambities voor de stad en het buitengebied geformuleerd voor bewoners en bezoekers:

  • Kwaliteit als leidraad voor opvangen verdichting;
  • Kwaliteit als leidraad bij transformatieopgaven en het creëren van nieuwe stedelijke woonomgevingen;
  • Toekomstbestendige naoorlogse wijken;
  • Leefbare stad met een park in iedere wijk en het verbreden van de kwaliteit van de openbare ruimte;
  • Het versterken van de identiteit van de stad door het verbeteren van stedelijke structuren;
  • Gezonde stad met toekomstperspectief;
  • Klimaatbestendige stad;
  • Het verduurzamen van de stad;


Wonen
Met betrekking tot wonen is het de verwachting dat de woonbehoefte verschuift naar een woningvoorraad in een meer stedelijke context met meer ruimte voor woningen in onder meer het lage en middeldure huursegment, één-en tweepersoons huishoudens en duurdere koopwoningen. De huidige woningvoorraad in (de regio) Alkmaar voorziet nog onvoldoende in de behoefteverschuiving waardoor meer sturing op kwaliteit nodig is bij het toevoegen van woningen aan de voorraad. Er wordt een diversiteit aan woningtypen ontwikkeld aansluitend op de vraag, met zeker ook ruimte voor betaalbare woningen. Hierover zijn concrete afspraken gemaakt in het 'Regionale Actie Programma 2016-2020', zie ook paragraaf 3.3.1.

Duurzaamheid en energietransitie
In de omgevingsvisie is voor de korte termijn opgenomen dat de gemeente kiest voor een vermindering met 20% van CO2-emissie in 2020 en dat de nieuwbouw in de nabije toekomst energieneutraal is. Voor de langere termijn geldt een energie neutrale regio Noord-Holland Noord in 2040 welke in 2050 geheel aardgasvrij moet zijn. Voor deze herontwikkelingslocatie zijn de belangrijkste duurzame uitgangspunten:

  • De nieuwbouw op deze locatie is aardgasvrij en energie neutraal (EPC nul);
  • Het ontwerp geeft blijk van een visie op de toepassing van circulair bouwen, integratie zonnepanelen en elektrisch vervoer;
  • Water en klimaatbestendigheid;
  • Groen en ecologie;
  • Leefbaarheid (luchtkwaliteit, geluid, etc).

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0009.png"
Figuur 3.1: Uitsnede structuurvisie, plangebied rood omlijnd (bron: Gemeente Alkmaar 2017)

Daarnaast wordt gestreefd naar een goede luchtkwaliteit en een akoestisch prettig klimaat die in belangrijke mate bijdragen aan een prettige leefomgeving en vergroten het welzijn. Uit paragraaf 4.13 (Duurzaamheid) dat de ontwikkeling aansluit bij het energieambities van de gemeente.

Verkeer
De visie gaat uit van plaats voor alle vervoerswijzen (fiets, auto, ov en voetgangers) en keuzevrijheid voor de reiziger, het oppakken van innovatieve oplossingen, het beter benutten van de verkeersruimte en het garanderen van de leefbaarheid in woonomgevingen. De Gemeente faciliteert de vraag naar autovervoer in de economische zones van de gemeente zoals bedrijventerreinen en de binnenstad van Alkmaar. Belangrijk hierbij is dat parkeren voldoende bijdraagt aan een aangename openbare ruimte en economische ontwikkeling.

Conclusie
De gemeente streeft naar het handhaven van een aantrekkelijk woon- en verblijfsklimaat in de bestaande woongebieden. In de komende 10 jaar zal het in toenemende mate noodzakelijk zijn om de bestaande woningvoorraad te herstructureren. Het initiatief hiervoor ligt primair bij de woningbouwvereniging. In deze toelichting is onder andere aangetoond dat de beoogde inbreiding niet ten koste gaat van de bestaande ruimtelijke kwaliteit, archeologische en ecologische waarden en de leefbaarheid. Er wordt een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de leefbaarheid en vitaliteit binnen de wijk en er vindt herontwikkeling naar woningbouw plaats. Bovendien geeft de beoogde ontwikkeling juist invulling aan het gemeentelijke belang voor meer woningen in het lage en middel dure huursegment en één-en twee persoons huishoudens. Het planvoornemen sluit dan ook nadrukkelijk aan op het beleid zoals vertaald in de omgevingsvisie.

Groenbeleidsplan 2017-2027

Het groenbeleidsplan Alkmaar 2017-2027 is op 15 december 2016 vastgesteld door de gemeenteraad. Het plan beschrijft de visie en ambitie van de gemeente op het (openbare) groen in de gemeente Alkmaar, voor de periode 2017-2027. De nadruk ligt hierbij op het gemeentelijke groen; de parken, het groen in de wijken en dorpen en de bomen. De gemeente wil met het Groenbeleidsplan het belang van groen onderstrepen. Groen is essentieel voor de leefkwaliteit in Alkmaar. Het Groenbeleidsplan is kader stellend. Het geeft richting aan groenbewust handelen bij ruimtelijke ontwikkelingen en is uitgangspunt voor het gemeentelijk groenbeheer. In hoofdlijnen wordt ingezet op:

  • Behouden van aanwezig groen en verder versterken van de waarde(n) ervan.
  • Vergroenen van de buitenruimte, onder meer voor een klimaatbestendige gemeente
  • Groen dat moet verdwijnen wordt gecompenseerd.
  • Behouden van de (beheer-)kwaliteit van het groen.
  • Vergroten groenbewustzijn en participatie vanuit de samenleving.

Ecologische verbindingszone

Het plangebied is volgens het Groenbeleidsplan Alkmaar niet binnen een parkenstructuur en of een ecologische verbindingszone gelegen. Aan de zuidkant van het plangebied grenst echter wel een ecologische verbindingszone die langs de Ommering loopt. Via de ecologische verbindingen tussen deze gebieden, vinden uitwisseling en verspreiding van soorten plaats. De gebieden en verbindingen vormen samen een netwerk voor natuur.

Het verder ontwikkelen van de gemeentelijke ecologische hoofdstructuur vindt plaats door het mede op de natuurdoelen afstemmen van de inrichting en het beheer. Daarbij richt zich gemeente op de verdere versterking van een aantal door de gemeente bepaalde natuurdoeltypen. Binnen de ecologische verbindingszones worden waar mogelijk de aanwezige barrières voor dieren opgelost, bijvoorbeeld door het realiseren van faunapassages bij drukke verkeerswegen.

Hoofd boomstructuur

De hoofd boomstructuur wordt gevormd door de uit oogpunt van stedelijke structuur of cultuurhistorische waarden meest robuuste en belangrijkste boomstructuren. Dit zijn met name boomstructuren langs hoofden wijkontsluitingswegen, waterlopen en in parken. Zij geven structuur aan de omgeving, spelen een rol bij de begeleiding van het verkeer en dragen bij aan biodiversiteit. De bomen langs de Koelmalaan en de Ring maken onderdeel uit van de hoofd boomstructuur. Deze boomstructuur blijft behouden.

Conclusie

De uitgangspunten van het groenbeleid zijn vertaald in het stedenbouwkundige ontwerp. In de huidige situatie bestaat het plangebied voornamelijk uit verharding en bebouwing. Met het nieuwe bouwplan wordt een groene binnentuin aangelegd en aan de oostkant van de bouwblokken een eiland mogelijk gemaakt. Per saldo verdwijnt er geen groen en wordt het oppervlak aan verstening wordt verminderd. Het plan heeft geen invloed op de ecologische verbindingszone en de hoofd boomstructuur.

Programma Duurzaam Alkmaar 2016 - 2020

Op 24 maart 2016 heeft de Alkmaarse gemeenteraad unaniem ingestemd met het nieuwe Programma Duurzaam Alkmaar 2016-2020. Belangrijke uitgangspunten daarin zijn de regionaal vastgestelde duurzaamheidsdoelstellingen:

  • 20% CO2 reductie in 2020 (tov 2008);
  • 20% energiebesparing in 2020;
  • 20% duurzame energieopwekking in 2020.

Conclusie
Uit paragraaf 4.13 (Duurzaamheid) blijkt dat de ontwikkeling aansluit bij het energieambities van de gemeente.

Welstandnota Alkmaar

In de Welstandsnota (vastgesteld d.d. 26 september 2016) worden de criteria die ten grondslag liggen aan de redelijke eisen van welstand, die gelden voor de gemeente, uitgewerkt, om zo het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving te behartigen.

Welstand is één van de manieren, om het aanzien van de stad in goede banen te leiden. Kort en krachtig is het uitgangspunt voor de welstandsnota. De gemeente gaat in het welstandsbeleid met name uit van het algemeen belang. Eenvoud in gebruik en verantwoordelijkheid voor de burger staan daarbij voorop. Waar mogelijk biedt de nota ruimte, waar nodig stelt de gemeente meer eisen.

De gemeente is onderverdeeld in verschillende welstandsgebieden. Volgens de inteactieve kaart behorende bij de Welstandsnota 2016 behoort het plangebied tot het welstandsgebied 'Nieuw Overdie en Kooimeer' zie figuur 3.2. Nieuw Overdie en Kooimeer zijn planmatige uitbreidingswijken uit de jaren zestig met clusters laagbouw, middelhoogbouw en hoogbouw aan overwegend groene straten. Nieuw Overdie en Kooimeer zijn een regulier welstandsgebied. Uitgangspunt voor dit welstandsgebied is het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden. De nadruk ligt op het aanzien vanuit de openbare ruimte. Per cluster is met name samenhang in de bouwvolumes en architectonische hoofdlijnen van belang. Voor op- en aanbouwen is afstemming op de belendingen uitgangspunt. Bouwwerken aan achterkanten zijn veelal niet nadrukkelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0010.png"
Figuur 3.2: Uitsnede interactieve welstandskaart (bron: Gemeente Alkmaar 2016)

De waarde van het welstandsgebied 'Nieuw Overdie en Kooimeer' ligt vooral in het rustig wonen in groene buurten. De waarde van de bebouwing is vooral gelegen in de samenhang tussen de stedenbouwkundige clusters. De architectuur is in het algemeen eenvoudig en bij recentere inbreidingen verzorgd tot zorgvuldig. Uitgangspunt voor welstand is het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden. De nadruk ligt op het aanzien vanuit de openbare ruimte. Per cluster is met name samenhang in de bouwvolumes en architectonische hoofdlijnen van belang. Bij herontwikkeling van de locatie zal het geldende welstandsregime in acht worden genomen.

Beeldkwaliteitsplan

Voor de herontwikkeling van de Koelmalaan 310 tot woningbouw ligt een stedenbouwkundig en beeldkwaliteitsplan (Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan) ten grondslag. Het plangebied is een bijzondere en zichtbare locatie in de stad, aan de Ring en op de kop van de Koelmalaan, een belangrijke toegangsroute van Overdie. Het beeldkwaliteitsplan dient als aanvulling op de Welstandsnota, waarin voor deze locatie het reguliere welstandsbeleid geldt. De gemeente heeft voor deze plek een hoger ambitieniveau en wil met het beeldkwaliteitsplan bepaalde onderdelen in het plan specifiekere criteria meegeven:

De prominente ligging en de schaal van de plek vraagt om een stevig gebaar en een stoere, robuuste uitstraling. De gebouwdelen manifesteren zich samen als één entreegebouw van Nieuw Overdie, er is duidelijk sprake van een architectonische eenheid, met uiteraard verfijning van de buitenruimtes, trappenhuizen. Uitgangspunt is alzijdige bebouwing, met representatieve gevels aan zowel de straatzijde, de hoeken en de binnentuin. Er wordt gewerkt met eenvoudige maar hoogwaardige detaillering, passend bij de schaal van het gebouw.

Geluid zal de nodige impact hebben op de architectuur, de wijze van ontsluiting en buitenruimtes, maar gaat niet ten koste van de uitstraling van het gebouw. Er is voorzien in een transparant geluidsscherm aan de oostkant van de binnentuin. Dit is een zichtbare, kwalitatief goed vormgegeven gevel die het gebouw verbijzonderd. De kopse kanten vormen samen met het geluidsscherm één geheel.

Omdat het gebouw van grotere afstand zichtbaar is, worden liftopbouwen en installaties vormgegeven als onderdeel van het gevelbeeld/dakbeeindiging.

De kleurstelling van de bestaande gebouwen in de omgeving is met geel en lichtbruin metselwerk vrij licht. Het gebouw aan de Koelmalaan ter hoogte van het Geert Groteplein heeft een rijkere kleurstelling, met gemêleerde steen en gekleurde balkons.

In het beeldkwaliteitsplan is een kleurstellingsvoorstel gedaan. Ook is de kwaliteit van de plinten ten aanzien van de entrees van de liften en de gevels nader bepaald. Ten slotte is de beeldkwaliteit voor de buitenruimtes waaronder de binnentuin, de woningontsluiting en de inrichting van het parkeerterrein bepaald.


Conclusie
Het beeld van de openbare ruimte wordt bepaald door veel groen. Met de beoogde ontwikkeling blijft het groene karakter van de wijk behouden. Het stedenbouwkundige cluster, de twee parallel naast elkaar gelegen woonblokken, met daartussen een binnentuin zorgen hiervoor. De maximale bouwhoogte voor de woningen langs de Lorreinenlaan bedraagt 12 meter en bestaat uit 3 tot 4 bouwlagen. De beoogde woonblokken zijn maximaal 18 meter hoog en bestaan uit 5 bouwlagen en stijgt niet boven proportioneel boven de bestaande woningen aan de Lorreinenlaan uit. Met de beoogde ontwikkeling wordt aan de uitgangspunten van de Welstandsnota Alkmaar voldaan. In aanvulling op de Welstandsnota is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld dat specifieke criteria meegeeft aan het uiterlijk van de bebouwing op deze locatie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende aspecten milieu- en omgevingsaspecten waar rekening mee moet worden gehouden. Om de haalbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen, is voor een deel van deze aspecten onderzoek verricht. In de betreffende paragrafen worden de bevindingen uit de onderzoeken nader toegelicht.

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage staat dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is als de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 130 appartementen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu met een vorm-vrije mer-beoordeling. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de onderstaande paragrafen zijn opgenomen. Hiermee is invulling gegeven aan de vorm-vrije merbeoordeling. Op basis hiervan heeft bevoegd gezag het besluit genomen om dat er geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure conform het Besluit m.e.r. nodig is.

4.2 Bedrijven en milieuhinder

Beleiden normstelling

Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename geuren, stof, trillingen, verkeers- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om bedrijfsactiviteiten (of andere functies die het leefmilieu belasten) op een aanvaardbare afstand van woningen of andere hindergevoelige functies te situeren, al dan niet gecombineerd met het treffen van speciale maatregelen. Voor de milieuzonering in dit plan is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling een goede belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies te kunnen maken, wordt gebruikgemaakt van de richtafstanden zoals opgenomen in de lijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woonwijken/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Methodiek

In de publicatie worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee gebiedstypen: een rustige woonwijk en een gebied met een menging van functies. In tabel 1 zijn deze richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0011.png"
Tabel 1: Richtafstanden per categorie

De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van milieuzonering in een ruimtelijk plan. Niettemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden genomen.

Resultaten onderzoek

In dit bestemmingsplan gaat het om herontwikkeling ten behoeve van woningbouw in de nabijheid van een bestaand bedrijventerrein. Om te bepalen of de nieuwe woningen geen nadelige invloed hebben op de bedrijfsvoering van aanwezige bedrijven in de omgeving is door LBP Sight d.d. 9 oktober 2019 een onderzoek uitgevoerd waarbij onder andere relevante bedrijven in de directe omgeving van het plangebied in beeld gebracht. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 2 Notitie bedrijven en milieuzonering van deze toelichting. Als uitgangspunt voor het onderzochte gebied is een afstand om het plangebied heen aangehouden van 300 meter.

In het onderzoek is ervan uitgegaan dat het plangebied in 'gemengd gebied' is gelegen. In het onderzoeksrapport wordt geconstateerd dat er binnen een straal van 300 meter om het plangebied heen geen bedrijven aanwezig zijn waarvoor de voorgenomen woningbouw een belemmering gaat vormen. De bedrijven met de zwaarste milieucategorie betreffen een groothandel in machines en gereedschappen voor de bouw en industrie en een fabriek voor machines en installaties ten behoeve van de kaasindustrie (met een oppervlak kleiner dan 2.000 m2). Beide behoren tot categorie 3.2 waarvoor een richtafstand geldt van 100 meter. Deze bedrijven bevinden zich op ruim 200 meter van het plangebied.

Verder zijn er enkele bedrijven die behoren tot milieucategorie 3.1 (richtafstand 50 meter) en bestaat het grootste gedeelte uit categorie 1 en 2 bedrijven (richtafstand van 10 en 30 meter). Geen enkel bedrijf bevindt zich op een afstand kleiner dan circa 130 meter van het plangebied. Gelet op de hiervoor genoemde richtafstanden zijn er geen knelpunten met bestaande bedrijven.

Maximale invulling bestemmingsplan 'Overdie, Omval en bedrijventerrein Oudorp'
In de huidige situatie bevinden er zich geen bedrijven in de omgeving van het plangebied die een knelpunt vormen op basis van de VNG-richtafstanden. In het vigerende bestemmingsplan bestaat echter de mogelijkheid om een bedrijf behorende tot milieucategorie 4.2 op te richten op een afstand van circa 130 meter van het plangebied. Bij milieucategorie 4.2 hoort een richtafstand van 200 meter na aftrek van één afstandsstap. Dit is een mogelijk knelpunt. Voor de afzonderlijke aspecten uit de milieuzonering (geluid, geur, veiligheid en stof) wordt hieronder uiteengezet wat de gevolgen van zijn van dit knelpunt.

1. Geluid
Voor het aspect geluid is de verwachting dat kan worden voldaan aan de wettelijk normen. Voor het bedrijventerrein Overdie is een geluidzonering vastgesteld. Voor de woningen die een geluidbelasting vanwege het industrielawaai hebben die hoger ligt dan de norm zijn hogere grenswaarden verleend. Dit betekent dat op de woningen een hogere geluidbelasting is toegekend. Het geluid van de bedrijven mag niet over deze vastgestelde geluidbelasting heen gaan. Voor de voorgenomen woningen in het plangebied aan de Koelmalaan is in het akoestisch onderzoek gebleken dat aan de wettelijke normen voor geluid kan worden voldaan, mits er hogere waarden verleend worden. Dit betekent dat een maximale geluidbelasting op de woningen wordt vastgesteld en maatregelen moeten worden genomen zoals het realiseren van een geluidscherm (zie ook paragraaf 4.3 Geluidhinder en het akoestisch onderzoek in Bijlage 3). De bedrijven moeten binnen de gestelde geluidnormen blijven. Op die manier is geborgd dat de woningen niet te veel geluidhinder ondervinden van het bedrijventerrein. Verder moeten bedrijven die zich vestigen op het bedrijventerrein voldoen aan het Activiteitenbesluit.

2. Geur
Ten aanzien van de huidige aanwezige bedrijven zijn er geen knelpunten ten aanzien van de richtafstanden. De geurbelasting door de activiteiten van de huidige bedrijven is klein. Er zijn ook geen klachtenpatronen over geur bekend. Ten aanzien van geur is er thans sprake van een goed woon- en leefklimaat. Voor de soorten bedrijven die op dit bedrijventerrein gevestigd zijn, ligt het niet in de lijn der verwachting dat bij vestiging van nieuwe bedrijven, of bij wijziging waarbij een inrichting onder een nieuwe (zwaardere) categorie komt te vallen, de geurbelasting sterk zal toenemen. Op het bedrijventerrein zijn namelijk voornamelijk bouwmarkten, kleinschalige maak-industrie en fastfood restaurants gevestigd. De komst van zware industrie in de categorie 4.2 met een grote geuremissie past daar niet bij.

3. Veiligheid
Het bestemmingsplan laat geen bedrijven toe die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en bedrijven die vallen onder het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO). Daarmee zijn bedrijven uitgesloten, die een richtafstand van meer dan 130 meter hebben.

4. Stof
Ten aanzien van de huidige aanwezige bedrijven zijn er geen knelpunten ten aanzien van de richtafstanden. Bij vestiging van nieuwe bedrijven, of bij wijziging waarbij een inrichting onder een nieuwe (zwaardere) categorie komt te vallen, gelden de algemene regels ten aanzien van stofemissies uit het Activiteitenbesluit (afdeling 2.3), dan wel worden (maatwerk)voorschriften gesteld waarbij de dan vigerende omgeving wordt beschouwd. De systematiek van afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit en het stellen van (maatwerk)voorschriften ziet er op dat stofemissies van inrichtingen zodanig gereguleerd zijn stofhinder voorkomen wordt en dat aan de luchtkwaliteiteisen van de Wet milieubeheer voldaan kan worden.

Conclusie
In het onderzoeksrapport wordt ten slotte geconcludeerd dat aan de in de VNG-publicatie opgenomen richtafstanden wordt voldaan en dat ter plaatse van de beoogde woonfunctie een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Geen van de bestaande bedrijven in de omgeving wordt belemmerd in haar bedrijfsactiviteiten door de beoogde woonfunctie. Ook bij maximale invulling van het bestemmingsplan, zal naar verwachting voldaan worden aan een goed woon- en leefklimaat. De beoogde ontwikkeling vormt al met al geen belemmering vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering.

4.3 Geluidhinder

Beleid en normstelling

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd. 

Resultaten onderzoek

Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld te worden gebracht. Hiervoor is door M+P raadgevende Ingenieurs BV d.d. 19 juli 2019 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek (zie Bijlage 3 Akoestisch onderzoek) is uitgegaan van een plangebied dat binnen de wettelijke geluidszone van meerdere wegen en een tweetal gezoneerde industrieterreinen is gelegen.

Door het realiseren van een geluidsscherm (glazen wand) wordt een geluidsluwe binnenplaats gecreëerd. De zuidelijke gevel moet doof worden uitgevoerd vanwege het geluid afkomstig van de N242 aangezien de voorkeursgrenswaarde hierdoor wordt overschreden. Aan de noordzijde wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden door wegverkeerslawaai van de Koelmalaan.

Het verlenen van een hogere waarde is zonder meer toelaatbaar indien een gecumuleerde geluidsbelasting de (laagste) maximale ontheffingswaarde van geen van de afzonderlijk bronnen overschrijdt. Bij overschrijding dient een nadere motivering te worden opgenomen in het besluit hogere waarden ten aanzien van de gecumuleerde geluidsbelasting.

Uit de resultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden vanwege de N242, de Koelmalaan, de Bestevaertstraat, Overdie en Boekelermeer. Voor deze geluidsbronnen zijn hogere grenswaarden nodig. De N242 zorgt daarnaast voor overschrijdingen van de maximale ontheffingswaarde: op de zuidgevel van het zuidelijke blok, en op de twee oostgevels. Hier zullen dove gevels gerealiseerd worden. In onderstaande figuur is aangeduid om welke gevels het gaat:

  • Oostgevel bouwdeel A, sectie 3, bouwlaag 4, 5 en 6;
  • Oost- en zuidgevel bouwdeel B, sectie 6, bouwlaag 2, 3, 4, 5 en 6;
  • Zuidgevel bouwdeel B, sectie 5, bouwlaag 3, 4, 5 en 6;
  • Zuidgevel bouwdeel B, sectie 4, bouwlaag 5 en 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0012.jpg"

Figuur 4.1 Aanduiding dove gevels

Conclusie

Er zal een geluidscherm in de vorm van een glazen wand worden gerealiseerd. Voor een deel van de woningen zijn als gevolg van wegverkeerslawaai hogere grenswaarden nodig. En bij een deel van de zuidgevel en oostgevels is een dove gevel nodig. De geluidwerende maatregelen zijn met een voorwaardelijke verplichting in de regels geborgd.

4.4 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

De regelgeving op het gebied van de externe veiligheid heeft als doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Deze regels zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; buisleidingenbesluit), en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

De regels voor transport en voor buisleidingen kennen dezelfde pijlers en dezelfde systematiek als de regelgeving voor inrichtingen. Het externe veiligheidsbeleid kent twee pijlers:

  • Het plaatsgebonden risico;
  • Het groepsrisico;

Het plaatsgebonden risico
Dit wordt bepaald op basis van de risicobron en wordt gebruikt om het minimum beschermingsniveau waar de samenleving recht op heeft aan te geven. Dit minimum beschermingsniveau wordt uitgedrukt in een grenswaarde en kan ruimtelijk worden weergegeven als een contour. Het ruimtebeslag van deze contour is veelal beperkt.

Het groepsrisico 
Met het groepsrisico wordt aangegeven welk beschermingsniveau ontstaat als mensen (omdat ze wonen, werken, recreëren in de nabije omgeving) en industriële risico's bij elkaar in de buurt komen. Verder dient het groepsrisico om een afweging te kunnen maken over de wenselijkheid van de voorgenomen activiteit (herbestemming, verdichting, etc.) in relatie tot de risicobron. Dit wordt de verantwoordingsplicht genoemd. Het groepsrisico wordt uitgerekend voor het invloedsgebied, en berekent de kans op 10 of meer slachtoffers. Voor het groepsrisico geldt niet een grenswaarde maar een oriëntatiewaarde.

Resultaten onderzoek

In of nabij het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen of buisleidingen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0013.png"

Figuur 4.2: Uitsnede risicokaart.nl

Het plangebied is nabij de N242 gelegen, waarover transport met gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook lopen langs het plangebied lokale transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Daarom is een risicoanalyse uitgevoerd (zie Bijlage 4 Onderzoek externe veiligheid) om te kunnen beoordelen of de beoogde nieuwbouw van de woningen vanuit een goede ruimtelijke ordening mogelijk is ten aanzien van externe veiligheid.

Er zijn groepsrisicoberekeningen uitgevoerd. Door het plan neemt het groepsrisico af en blijft het groepsrisico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde. Uit het Besluit externe veiligheid transportroutes volgt dat verdere verantwoording daardoor niet aan de orde is.

Conclusie
In de omgeving van het plangebied zijn geen bevi-inrichtingen of buisleidingen aanwezig. De externe veiligheid in het plangebied door de transportroute voor gevaarlijk stoffen over de N242 vormt geen knelpunt voor de ontwikkeling van de Koelmalaan 310. Vanuit het Besluit externe veiligheid transportroutes is een aanvullende (kwalitatieve) verantwoording van het groepsrisico voor het plan niet noodzakelijk.

Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde bestemmingswijziging.

4.5 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek eventueel aangevuld met een bodemonderzoek bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
In de Wabo staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:

  • er is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan/BUS-melding; er een melding is gedaan van een voornemen tot saneren.

Wet bodembescherming (Wbb)
Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet bodembescherming. In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde "spoed- of risicolocaties")).

Besluit bodemkwaliteit (Bbk)
Het Besluit bodemkwaliteit geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe projecten op het gebied van natuur, wonen en industrie. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijk intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het Bbk staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.

Resultaten onderzoek

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Om te kunnen beoordelen of de bodemkwaliteit van voldoende kwaliteit is voor de functie wonen is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd (KWINFRA is d.d. 4 februari 2019). Voor een volledige weergave van het onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 5 Bodemonderzoek van deze toelichting.

Het bodemonderzoek is uitgevoerd met als doel om de milieu hygiënische situatie van de bodem (grond en grondwater), inclusief asbest vast te leggen. Uit het onderzoek blijkt dat er lichte verontreinigingen met cadmium in de bovengrond ter plaatse van de muur met graffiti-kunst zijn aangetroffen. Gezien de lichte mate van verontreiniging is verder aanvullend onderzoek niet benodigd en kan de verhoging tevens een gevolg zijn van verhoogde achtergrondwaarden. Ook zijn lichte verontreinigingen in grond en grondwater aangetroffen. Deze verontreinigingen zijn niet direct te relateren aan de voormalige bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de locatie en kunnen eveneens het gevolg zijn van verhoogde achtergrondwaarden. De aangetroffen waarden vallen binnen het beeld dat past bij de regio.

Gezien de aangetroffen verontreinigingen wordt de hypothese onverdacht bevestigd. De onderzoeksresultaten geven een representatief beeld van de milieu hygiënische bodemkwaliteit en mede gezien de aangetoonde mate van verontreiniging is er geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend onderzoek.

Conclusie
Uit onderzoek blijkt dat de bodem ter plaatse van het plangebied in lichte mate verontreinigd is (achtergrondwaarden) maar niet ernstig verontreinigd waardoor de regels met betrekking tot de Wet bodembescherming niet verder van toepassing zijn. Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er sprake is van voldoende bodemkwaliteit voor de beoogde woonfunctie.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0014.png"
Tabel 2: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 130 woningen mogelijk en draagt derhalve niet in betekende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.7 Natuur

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Gebiedsbescherming
In Nederland is gebiedsbescherming geregeld middels de Wet natuurbescherming, waarin alle gebiedsbeschermde internationale afspraken en richtlijnen zijn geïmplementeerd. Met betrekking tot gebiedsbescherming is de situering ten opzichte van Natura 2000-gebieden van belang.

Bij negatieve effecten kan onder andere gedacht worden aan: optische verstoring door het toevoegen van bebouwing, verlies van oppervlakte, verdroging of vernatting, vermesting en verzuring, verstoring door licht, geluid, trilling, ed.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voorheen: ecologische hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter) nationaal belang. Het doel van het NNN-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Voor het Natuurnetwerk Nederland geldt op basis van het Rijksbeleid (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten.

Relevantie voor het plangebied
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen Natura-2000 gebieden en geen NNN. Op een afstand van 700m en ruim 1,2 kilometer bevinden zich twee weidevogelgebieden.

De locatie ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebied(en), NatuurNetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) en weidevogelgebied.

Het meest dichtbij gelegen Natura 2000-gebied betreft de Eilandspolder die op een afstand van 4,5 km van het plangebied is gelegen. Een tweede Natura 2000-gebied is het Noordhollands Duinreservaat op 7 km afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0015.png"

Figuur 4.3: Uitsnede Natuurnetwerk Nederland (NNN)

De afstand tot het weidevogelgebied bedraagt aan de oostkant 700 meter, respectiefelijk 1,2 km aan de westkant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0016.png"

Figuur 4.4: Uitsnede ligging weidevogelgebieden (rood) ten opzichte van plangebied (paars)

Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming en instandhouding van planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. Daarnaast dienen alle in het wild levende planten en dieren in principe met rust te worden gelaten. Het plangebied ligt in het stedelijk gebied van Alkmaar.

Resultaten onderzoek

Soortenbescherming
Groot Eco Advies heeft op 21 maart 2018 een veldbezoek afgelegd om de eventuele effecten van de ruimtelijke ontwikkeling te toetsen aan de natuurwetgeving (zie Bijlage 6 Onderzoek Wet natuurbescherming (sloop)). Ter plaatse van het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten waargenomen. Voor beschermde plantensoorten zijn geen geschikte groeiplaatsen aangetroffen. Het bestaande gebouw aan de Koelmalaan 310 is geschikt voor de jaarrond beschermde huismus. Dit geldt niet voor de gierzwaluw, aangezien geschikte vliegopeningen voor deze soort ontbreken. In de beplanting van omliggend groen zijn geen nesten van beschermde roofvogels aangetroffen. Ter plaatse is wel een ekster- of kraaiennest aangetroffen. Bij eventuele kap van bomen en het verwijderen van struweel dient buiten het broedseizoen plaats te vinden. Daarnaast is het gebouw op enkelen plekken geschikt voor verblijfsplaatsen van vleermuizen omdat enkele potentiele invliegopeningen aanwezig zijn.

Gelet op de constatering dat mogelijk de beschermde huismus en vleermuizen in het plangebied aanwezig zijn, is een nader onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7 Vervolgonderzoek Wet natuurbescherming). Hieruit blijkt dat voor wat betreft de huismus dat er geen nesten of nestindicerend gedrag op de planlocatie is waargenomen. Tijdens de veldbezoeken waren bovendien geen huismussen met nest aanwezig. Ook in het gebouw zelf zijn geen verblijfsplaatsen van vleermuizen aangetroffen.

Voor wat betreft de vleermuizen is tijdens de de veldbezoeken vastgesteld dat rond het gebouw door enkele gewone dwergvleermuizen wordt gefoerageerd. Tussen de bomen en het stuk groen is een mooie luwe plek aanwezig waardoor vijf Laatvliegers uitvoering werd gefoerageerd. Ook de Gewone dwergvleermuis foerageert hier. Hier werden in het najaar ook enkele foeragerende Ruige dwergvleermuizen waargenomen.

Bij de herinrichting van het park zal rekening gehouden worden met fourageermogelijkheden voor vleermuizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0017.png"

Figuur 4.5: Uitsnede foerageergebied met luwe plek (groene vlek)

Gebiedsbescherming

De locatie ligt aan de N242, waardoor eventuele geluidsverstoring voor Natura 2000-gebieden en weidevogelgebieden opgaat in de geluidsverstoring van de N242.

Onderzocht is of de ontwikkeling leidt tot een toename van stikstof op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Zie Bijlage 8 Onderzoek stikstof.

Ten aanzien van stikstofemissies en -depositie zijn de voertuigbewegingen (verbrandingsmotoren) in het plangebied en van en naar het plangebied relevant (de gebruiksfase). De locatie zal 'aardgasloos' worden ontwikkeld, zodat geen sprake zal zijn van stikstofemissie vanwege verwarmingsinstallaties. Tevens zijn mogelijk de stikstofemissies en -depositie tijdens de bouwfase van belang.

Voor zowel de bouwfase als de gebruiksfase is de bijdrage aan de stikstofdepositie ter hoogte van de omliggende Natura 2000-gebieden 0,00 mol N/ha/jaar. Hierdoor zijn significant negatieve effecten uit te sluiten, en vormt de Wet natuurbescherming ten aanzien van stikstofdepositie geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Conclusie
Gezien de afstand tot de NNN en de weidevogelgebieden (en nabijheid bij de N242) vormt de ontwikkeling geen belemmering voor de instandhouding van de NNN en de weidevogelgebieden. Voor wat betreft het aspect soortenbescherming blijkt uit het onderzoek dat er geen nestplaatsten voor huismussen of vleermuizen aanwezig zijn. In het park wordt door vleermuizen gefoerageerd. Hiermee zal met de herinrichting rekening gehouden worden. Er is geen sprake van stikstofemmissie op nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

Het aspect natuur vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Water

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke planvorming dient de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder in het kader van de zogenaamde watertoets. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Waterbeheerder en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is over voorliggend plan geïnformeerd middels de digitale watertoets. Uit de digitale watertoets blijkt dat het plan beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en nader overleg met het Hoogheemraadschap niet noodzakelijk is.

Europa

  • Kaderrichtlijn Water (KRW);
  • Nationaal;
  • Nationale Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015;
  • Visie op Zuid-Holland - Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Huidige situatie

Algemeen
Het plangebied ligt in het bebouwde gebied van de woonwijk (Nieuw-)Overdie. In de huidige situatie bestaat de locatie uit een bestaande bedrijfsgebouw met daaromheen hoofdzakelijk terreinverharding en enkele groenstroken langs de Lorreinenlaan en de Koelmalaan. Aan de oostkant van het plangebied ligt langs de Bestevaerstraat een sloot. Het gebied dat tussen de sloot en het huidige bedrijfsgebouw in is gelegen betreft een groen terrein dat niet openbaar toegankelijk is.

Waterkwantiteit, veiligheid en waterkeringen
Aan de oost- en zuidkant van het plangebied bevindt zich een primaire watergang. Deze is in beheer van het waterschap Hollands Noorderkwartier. In figuur 4.6 is deze primaire waterloop in beeld gebracht. De watergang ligt ter plaatse van het plangebied op -2,8 meter NAP. De bodembreedte van de watergang is 1,65 meter. Voor primaire watergangen geldt volgens de Keur van het Hoogheemradaschap Hollands Noorderkwartier een beschermingsgebied van 5 meter buiten de insteek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0018.png"

Figuur 4.6: Ligging waterlopen nabij plangebied (Bron: Legger Wateren, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)

Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op de gemeentelijke riolering.

Toekomstige situatie

Algemeen
De locatie wordt herontwikkeld ten behoeve van woningbouw. Bij een toename in verharding van meer dan 800 m2 bestaat er een verantwoordelijkheid voor het bergen van regenwater. Omdat de locatie in de huidige situatie hoofdzakelijk al uit verharding bestaat, is geen sprake van een toename van verharding van meer dan 800 m2. Bovendien wordt met de beoogde ontwikkeling meer groen toegevoegd. Voor voorliggend plan zijn watercompenserende maatregelen dan ook niet noodzakelijk.

Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid zal bij de nieuwbouw een gescheiden rioleringsstelsel worden aangelegd zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Met de herinrichting van het groengebied zal rekening gehouden worden met de primaire waterkering.

Met betrekking tot het afstromend hemelwater wordt terughoudend omgegaan met uitlogende materialen zoals koper, lood en zink. Indien uit architectonische overwegingen gekozen wordt voor bijvoorbeeld een zinken dak, zullen daarvoor zuiverende voorziening worden aangebracht.

Verder heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft aangegeven dat het hemelwater direct kan worden afgekoppeld naar de bestaande en nieuw te graven oppervlaktewater binnen het plangebied. Voor een lozing op het oppervlaktewater zal op grond van de Waterwet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan. De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het afstromende hemelwater.

Indien ten aanzien van het eiland nieuw oppervlaktewater wordt toegevoegd gaat het om een vergunningsplichtige activiteit. Omdat de watergang stedelijk water betreft, dient rekening te worden gehouden met een minimale breedte van 6 meter voor varend onderhoud van de watergang. De diepte daarvan moet minimaal 1 meter bedragen. Voor een eventueel te plaatsen brug geldt dat de onderkant van de brug minimaal 1,10 meter boven de nieuw te graven watergang moet bedragen, zodat de onderhoudsboot eronder door kan. De doorvaarbreedte van de brug moet tenminste 2,50 meter zijn.

Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Daarnaast wordt met de herinrichting van het groengebied rekening gehouden met het beschermingsgebied van de in het plangebied gelegen primaire watergang.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Erfgoedwet
Per 1 juli 2016 vervangt de Erfgoedwet een deel van de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die de fysieke leefomgeving betreffen, gaan naar de Omgevingswet die naar verwachting medio 2021 in werking treedt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2018. Voor archeologie betreft dit met name verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. De uitgangspunten van het verdrag van Valletta (Malta) blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met de archeologie.

De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

De uitgangspunten van deze wet zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is.
  • Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers tot ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen zal worden omgegaan. Dit kan betekenen dat er archeologische verplichtingen voor de initiatiefnemer worden gekoppeld aan de omgevingsvergunning en dat hieraan ook kosten voor de initiatiefnemer verbonden zijn.

Erfgoedbeleid Alkmaar 2016-2026
De gemeente heeft op 26 september 2016 de Beleidsnota Erfgoed 2016/2026 met bijbehorende archeologische verwachtingskaart en de Erfgoedverordening Alkmaar 2016-2026 vastgesteld. Op basis van bekende en verwachte archeologische waarden zijn archeologieregimes vastgesteld in een vijftal categorieën. Voor elk regime gelden interventiewaarden die aangeven vanaf welke planomvang en diepte van een bodemingreep nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Resultaten onderzoek
Op het perceel Koelmalaan 310 zijn op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart geen archeologische, historisch geografische waarden of waarden van historische bouwkunst aangemerkt. In de nabijheid van het pand bevinden zich geen rijks- provinciale of gemeentelijke monumenten. Het gebied is in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie niet aangemerkt als aardkundig waardevol gebied of aardkundig monument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0019.png"

Figuur 4.7: Uitsnede archeologische verwachtingskaart Alkmaar (Bron: Gemeente Alkmaar)  

In het geldende bestemming is voor het plangebied geen archeologische dubbelbestemming opgenomen. Dit betekent dat ter plaatse van het plangebied geen archeologische verwachtingen zijn. Op de archeologische verwachtingskaart Alkmaar is te zien dat het plangebied tot 'Waarde E' behoort. Dat wil zeggen dat bij een ingreep groter dan 10.000 m² en dieper dan 40 cm archeologische maatregelen dienen worden getroffen.

Conclusie
Het treffen van archeologische maatregelen is niet aan de orde omdat de ingreep kleiner dan 10.000m² is. In het voorliggende bestemmingsplan is conform de archeologische verwachtingskaart de dubbelbestemming Waarde - Archeologie E opgenomen. De beoogde herontwikkeling van het plangebied vormt geen belemmering voor het aspect archeologie.

4.10 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Onderzoek
Zoals uit paragraaf 2.1 blijkt kent de wijk rondom (Nieuw)Overdie geen rijke ontstaansgeschiedenis. Het betreft dan ook geen wijk met beschermd dorpsgezicht. Voor de ontwikkeling geldt dan ook geen beperking.

Op basis van de informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland zijn er verder geen cultuurhistorische objecten aanwezig in of nabij het plangebied.

Conclusie
De beoogde herontwikkeling van het plangebied vormt geen belemmering voor het aspect cultuurhistorie.

4.11 Verkeer en parkeren

Het perceel Koelmalaan 310 is zowel voor autoverkeer, voet- en fietsverkeer als met het openbaar vervoer uitstekend bereikbaar. De Koelmalaan is één van de hoofdontsluitingswegen van de stad. Het perceel ligt op 400 meter vanaf de afslag van de provinciale weg N242, die enkele kilometers verder overgaat in de Rijksweg A9. Langs de Koelmalaan liggen aan beide kanten vrijliggende voetpaden en fietspaden.

Beleid en normstelling

De Parkeernormennota Alkmaar 2020-2027 is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip "voldoende parkeer- of stallingsruimte" in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen.

Volgens het Parapluplan Parkeren dient bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van de functie te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Dit dient plaats te vinden op eigen terrein dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort. Daarbij moet worden voldaan aan het geldende parkeernormen beleid. Bij de afmetingen van de parkeervoorzieningen dient te worden uitgegaan van de geldende CROW normen.

Het Parapluplan Parkeren kent volgens artikel 4.3.1 een afwijkingsbevoegdheid waarbij onder voorwaarden kan worden afgeweken van het uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. De voorwaarden daarvoor luiden als volgt:

  • voor zover op andere geschikte wijze in de benodigde parkeergelegenheid en/of laad- en losruimte wordt voorzien;
  • het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Op basis van de gemeentelijke parkeernormen is de gemeente onderverdeeld in verschillende gebieden, afhankelijk van de mate van verstedelijking. Daarbij wordt onderscheidt gemaakt in "Centrum", "Schil" of "Overig". Het plangebied is gelegen in het gebied "Overig".

Onderzoek verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Voor het aspect verkeer is het van belang dat wordt voorzien in een goede ontsluiting van het plangebied. De verkeersgeneratie is bepaald aan de hand van de kencijfers van het CROW (publicatie 381 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Het gebied kan gekarakteriseerd worden als 'matig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. Uitgaande van de realisatie van maximaal 130 appartementen, waarvan 75 in de sociale huursector en 50 in de vrije sector is uitgegaan van gemiddeld 4,3 autobewegingen per weekdag voor de sociale huur en gemiddeld 5,1 autobewegingen voor de overige appartementen. Dit leidt tot een totale verkeersgeneratie van 578 motorvoertuigen (4,3 x 75 = 323 mvt en 5,1 x 50 = 255 mvt).

De verkeersbewegingen zijn in verhouding tot de bestaande verkeersintensiteiten beperkt en goed af te wikkelen over de bestaande infrastructuur.

Onderzoek parkeren

Volgens de Parkeernormennnota 2020-2027 van de gemeente Alkmaar zijn de parkeernormen afhankelijk van de verstedelijkingsgraad van het gebied. Het plangebied behoort tot het overige gebied waar geen gereguleerd parkeren is. Tabel 3 geeft weer welke parkeernormen volgens de Parkeernormennota 2020-2027 van toepassing zijn voor de hoofdfunctie wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0020.png"

Tabel 3: uitsnede tabel Parkeernormen 2020-2027 (bron: gemeente Alkmaar)

De beoogde ontwikkeling voorziet in 125 sociale huur- en vrije sector woningen (huur en/of koop), bestaande uit:

  • 10 woningen < 45 m2 bvo
  • 65 woningen van 45-75 m2 bvo
  • 50 woningen van 75-100 m2 bvo

Voor woningen kleiner dan 45 m² bvo (sociale huur) geldt een norm van 0,3 parkeerplaatsen per woning. Voor reguliere sociale huurwoningen met maximaal 75 m² bvo geldt een norm van 1,0 per woning. Voor vrije sector woningen geldt een parkeernorm van 1,3 (75 m² - 100 m² bvo).

Voor 10 sociale huurwoningen (max. 38 m² bvo) bedraagt de parkeerbehoefte in totaal 3 parkeerplaatsen. Voor 65 sociale huurwoningen (max. 75 m²) bedraagt de totale parkeerbehoefte 65.

Voor 50 vrije sector woningen (100 m² bvo) bedraagt de totale parkeerbehoefte 97,5 parkeerplaatsen. De totale parkeerbehoefte voor 125 woningen bedraagt derhalve 133 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen op eigen terrein worden gerealiseerd.

Dit bestemmingsplan biedt ook de mogelijkheid om nog iets te schuiven in het programma en meer kleine woningen te realiseren. Er zullen dan 10 extra kleine woningen (<45 m2 bvo) worden gerealiseerd en 5 minder in de categorie 45-75 m2 bvo. Het maximaal aantal woningen te realiseren woningen bedraagt dan 130. Dit leidt tot een lagere parkeerbehoefte (maximaal 131 pp).

Voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit is het ook een optie om 128 pp op eigen terrein te realiseren en maximaal 9 in de openbare ruimte aan de Lorreinenlaan. Hierdoor kan er meer groen rond de parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Er kan hiervoor gebruik worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid in het Parapluplan Parkeren.

Conclusie
Voor de realisatie van 125 woningen geldt een totale parkeerbehoefte van 133 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen op eigen terrein worden gerealiseerd. Ook is het een optie om 128 parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren en 9 parkeerplaatsen in de openbare ruimte van de directe omgeving (Lorreinenlaan). Hierdoor is het mogelijk meer groen rond de parkeerplaatsen te realiseren. Er kan daarvoor gebruik worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid in het Parapluplan Parkeren.

4.12 Kabels en leidingen

Beleid en normering

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18";
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18".

Resultaten onderzoek

Binnen het plangebied bevindt zich een ondergrondse waterleiding (zie figuur 4.8) van PWN. Op de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan 'Overdie, Omvat en bedrijventerrein Oudorp' is deze waterleiding, aangemerkt als dubbelbestemming 'leiding - water' niet conform de werkelijkheid weergegeven. Deze omissie wordt met het voorliggende plan hersteld. PWN heeft via een klic-melding informatie aangeleverd over de juiste ligging van de waterleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0361.BP00165-0305_0021.png"

Figuur 4.8: uitsnede Klic-melding (Bron: PWN)

De zich in het plangebied bevindende waterleiding wordt met dit bestemmingsplan conform de feitelijke situatie bestemd. Dat wil zeggen dat de bestemming 'Water - Leiding' wordt opgenomen. Ter plaatse van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde bestemming worden gebouwd waarbij de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer bedragen dan 3 meter. Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn verder geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningsverbindingen aanwezig. Geconcludeerd wordt dat dit aspect geen belemmering vormt.

4.13 Duurzaamheid

Woonwaard is voornemens duurzame woningen te realiseren die niet meer zijn aangesloten op het gas. Dit betekent in de eerste plaats CO2-neutraal gebruik door woningen te realiseren die goed zijn geïsoleerd en luchtdicht zijn gebouwd.Op de grens van deze locatie, aan de Koelmalaan, ligt al een leiding van de HVC stadswarmte. De nieuw te realiseren appartementen worden aangesloten op deze stadswarmteleiding. Naast stadswarmte wil Woonwaard graag het dakoppervlak van deze woningen maximaal benutten om zonne-energie op te wekken. De daken zullen dan ook volledig benut worden voor het opwekken van zonne-energie. Ten slotte zijn de appartementen rollator toe- en doorgankelijk.

In het kader van klimaatadaptatie wordt beoogd te voorkomen dat er wateroverlast in de openbare ruimte en de riolering ontstaat. De beoogde nieuwbouw heeft per saldo een kleiner verhard oppervlak dan het bestaande bedrijfspand. Indien de bodemgesteldheid het toelaat, zal het hemelwater van de daken in de bodem worden geïnfiltreerd, zodat het hemelwater niet meer via het rioolsysteem hoeft te worden afgevoerd (en om daarmee het bestaande rioolsysteem te ontlasten).

Conclusie
De beoogde ontwikkeling voldoet daarmee aan de diverse beleidskaders van het rijk, provincie en de gemeente.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen: 'Groen', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water' en 'Wonen'. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen conform de (nieuwe) systematiek van de gemeente Alkmaar. In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op de opgenomen bestemmingen.

5.2 Regels

In de standaarden voor vergelijkbaarheid, de SVBP2012, is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken.

In het eerste hoofdstuk worden de begrippen en wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, dat niet op een bepaalde bestemming betrekking heeft, maar voor het gehele bestemmingsplan geldt.

Het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel zijn opgenomen in het Bro met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.

In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is hierbij een vaste volgorde aangehouden.

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunning);
  • Wijzigingsbevoegdheid.

In de bestemmingsomschrijving wordt beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. In een aantal gevallen is in afwijking van bepalingen in de eerder genoemde leden mogelijk, in sommige gevallen is dit slechts mogelijk na afwijking.

In de specifieke gebruiksregels worden nadere bepalingen gegeven omtrent de functies die zijn vermeld in de doeleindenomschrijving. Zo kan bijvoorbeeld de omvang van bepaalde functies beperkt worden, of de situering van functies worden aangewezen.

5.3 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen
De bestemming Groen heeft betrekking op het binnenterrein en het park aan de oostzijde van het plangebied. Het betreft (semi)openbare terreinen die gericht zijn op de groene inpassing van de nieuwe bebouwing, ontspanning, en het creëren van ruimte. Er mogen in deze bestemming geen gebouwen worden gebouwd. In de bestemming 'Groen' zijn trottoirs, speelplaatsen en overige aanwezige paden toegestaan. Wel is het zo dat het karakter van de bestemming in overwegende mate gericht is op de groene inrichting.

Tevens is een geluidscherm van maximaal 18 meter hoog toegestaan ter plaatste van de aanduiding 'geluidscherm'.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Alle wegen met als hoofdfunctie de ontsluiting van aanliggende gronden vallen onder de bestemmingVerkeer - Verblijfsgebied. Hier vallen ook de bermen, fietspaden en bijvoorbeeld bushaltes onder.

Artikel 5 Water
Binnen de bestemming Water zijn de aangewezen gronden bestemd voor waterberging, waterhuishouding e.d. Op de gronden mag in principe niet worden gebouwd, slechts bouwwerken geen gebouw zijnde mogen worden opgericht. Binnen deze bestemming zijn ook evenementen van categorie 1 mogelijk.

Artikel 6 Wonen
De bestemming Wonen maakt de realisatie van twee woonblokken met maximaal 125 woningen met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeren mogelijk. Hoofdgebouwen moeten worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak.

De maximale bouwhoogte is op de verbeelding met 18 meter en deels 8 meter aangegeven.

Via een voorwaardelijke verplichting is geregeld dat de woningen pas gebouwd en in gebruik genomen kunnen worden als de benodigde geluidsmaatregelen, zoals aangegeven in het geluidsonderzoek zijn gerealiseerd (en in stand gehouden).

Artikel 7 Leiding - Water
Voor de gronden met de bestemming Leiding - Water geldt dat deze primair mede bestemd zijn voor een waterleiding. Bouwen op deze gronden is mogelijk, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden.

Artikel 8 Waarde - Archeologie E

Voor de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie E' geldt dat deze, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd zijn voor de bescherming, het behoud en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden. Bouwen op deze gronden is mogelijk, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden.

5.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen onder andere de flexibiliteitbepalingen en algemene bepalingen aan de orde. Het gaat hierbij onder meer om:

Artikel 9 Anti dubbeltelregel
In dit artikel is opgenomen dat grond, welke eenmaal in aanmerking is of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van een andere aanvraag buiten beschouwing dient te blijven.

Artikel 10 Algemene bouwregels
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en algemene bepalingen over bestaande afstanden en andere maten.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot strijdig gebruik.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in afwijkingsmogelijkheden. Met de afwijkingsbevoegdheid kan het dagelijks bestuur o.a. een afwijking van de maatvoering van bouwwerken toestaan met ten hoogste 10%.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
De algemene bevoegdheid betreft het aanpassen van de bestemmingsgrenzen indien dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. Ook is het mogelijk de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.

Artikel 14 Overige regels
Met het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren 2018' is voor het gehele plangebied van de gemeente Alkmaar het aspect 'parkeren' ten aanzien van bouwen en gebruik geregeld. Dit bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren 2018' met de daarin opgenomen parkeerregeling is van kracht voor het plangebied. De gemeentelijke Parkeernormennota is in de geldende ruimtelijke plannen ingepast. In het voorliggende bestemmingsplan is de regeling van het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren 2018' in Artikel 14 Overige regels overgenomen.

5.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht
Met betrekking tot bouwwerken en het gebruik van grond en bouwwerken wordt in dit artikel ingegaan op het daarop toepasselijke overgangsrecht.

Artikel 15 Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Grex

De Grondexploitatiewet stelt als onderdeel van de Wro een gegarandeerd kostenverhaal als eis aan bestemmingsplannen. Daarom maakt een zogenaamd exploitatieplan verplicht onderdeel uit van het bestemmingsplan, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is gegarandeerd.

In het voorliggende geval betreft het de herontwikkeling ten behoeve van nieuwe woningbouw van en wordt het kostenverhaal anderszins verzekerd, omdat er een anterieure overeenkomst wordt afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Alkmaar. gemeente gaat de locatie niet zelf ontwikkelen of bouw- en woonrijp maken. De ontwikkeling wordt dus volledig bij de ontwikkelende partij neergelegd.

De kosten zijn daarmee op deze manier anderszins verzekerd. De gemeente ondervindt derhalve geen negatieve financiële gevolgen ten aanzien van deze bestemmingswijziging en loopt geen financieel risico.

6.2 Handhaving

De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening. Voorwaarde voor een goed handhavingsbeleid is, dat zowel bij de gemeente als ook bij de verschillende doelgroepen (bewoners, eigenaren, gebruikers en belanghebbenden) draagvlak voor het handhaven van het bestemmingsplan bestaat. Dit betekent, dat de regelingen in het bestemmingsplan duidelijk en concreet moeten zijn en dat niet meer geregeld wordt dan noodzakelijk is. Bij het opstellen van de regels van het bestemmingsplan heeft dan ook mede de handhaafbaarheid voorop gestaan.

Er is sprake van handhaving, indien werkzaamheden of activiteiten plaatsvinden, die in het kader van de planvoorschriften niet toelaatbaar zijn. De onderstaande uitgangspunten zullen worden aangehouden:

  • het volgen van enkele stappen op grond waarvan besloten kan worden op welke wijze gehandhaafd gaat worden: strafrechtelijk, bestuursrechtelijk of het gedogen al dan niet onder voorwaarden;
  • er wordt naar gestreefd om stilzwijgende gedoogsituaties niet meer te laten voorkomen;
  • indien in het kader van de handhaving het opleggen van een dwangsom niet leidt tot het beëindigen van de illegale situatie, wordt een bestuursdwangprocedure gestart;
  • het opleggen van een dwangsom en bestuursdwang worden als handhavingsmiddel verkozen boven strafrechtelijk optreden; in die gevallen waarin strafrechtelijke vervolging het enige sanctiemiddel is of het meest geëigende middel, zal na het opmaken van het proces-verbaal aangifte worden gedaan bij het openbaar ministerie;
  • behoudens in gevallen waarin de belangen van de overtreder in ernstige mate worden geschaad, wordt - indien illegale bouw wordt geconstateerd - het werk door bouw- en woningtoezicht stilgelegd en wordt tot handhaving overgegaan; ook bij illegale bouw van planologisch gering belang wordt vanuit oogpunt van rechtsgelijkheid handhavend opgetreden.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Informatieavond

Op 21 maart 2019 heeft Woonwaard een informatieavond gehouden waarbij omwonenden zijn geinformeerd over de beoogde ontwikkeling. Daarnaast heeft Woonwaard overleg gevoerd met de eigenaar van de naastgelegen woningen aan de Lorreinenlaan en tevens de Wijkraad Nieuw Overdie. Zowel de wijkraad als ook de eigenaar van de woningen aan de Lorreinenlaan hebben positief gereageerd op het stedenbouwkundige voorstel.

Wettelijke vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Bro verplicht om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te voeren met het Rijk, de provincie en het waterschap. Facultatief kan overleg worden gevoerd met ander maatschappelijke organisaties. Dit overleg is vormvrij en de betreffende instanties kunnen ook aangeven wanneer overleg niet nodig is. Het bestemmingsplan is aan de overlegpartners toegezonden.

Provincie Noord-Holland

De Provincie Noord-Holland heeft aangegeven geen opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan Koelmalaan 310 in Alkmaar te hebben. Het plan voldoet volgens de Provincie aan de regionale afstemming Wonen.

Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Samenvatting

De Veiligheidsregio constateert dat het plan op hoofdlijnen geen substantiële wijzigingen van bestaande incidentenscenario's tot gevolg heeft. Hulpdiensten zijn in staat te voorzien in de basiszorg. De bestrijdbaarheid van een eventueel rampscenario in dit gebied wordt door dit plan niet wezenlijk beïnvloed. De Veiligehidsregio concludeert hiermee dat het ontwerp van het ruimtelijke plan in beginsel aan de hedendaagse inzichten met betrekking tot de veiligheid in het kader van goede ruimtelijke ordening voldoet. Wel verdient het bevorderen van de zelfredzaamheid, het kunnen stallen en opladen van elektrische voertuigen en de brandveiligheid nadere aandacht.

Reactie

De paragraaf 4.4 Externe veiligheid van de toelichting is aangepast en aangevuld met de aspecten rampenbestrijdig en zelfredzaamheid. Bij een verdere uitwerking van het plan zal hier aandacht aan worden besteed.

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Samenvatting

Het Hoogheemraadschap heeft een aantal wenselijke aanpassingen doorgegeven voor het eiland. Enerzijds gaat het om een minimale breedte van 6 meter die voor het varend onderhoud van eventuele aan te leggen watergang (bij stedelijk water) noodzakelijk wordt geacht. De diepte moet daarbij minimaal 1 meter bedragen. Anderzijds geeft het Hoogheemraadschap aan dat het hemelwater direct kan worden afgekoppeld naar het bestaande en te graven oppervlaktewater binnen het plangebied. Verder adviseert het Hoogheemraadschap om terughoudend om te gaan met uitlogende materialen zoals koper, lood en zink.

Reactie

Het eiland maakt geen onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan. De reactie van het Hoogheemraadschap is ter kennis genomen en daarom slechts gedeeltelijk in paragraaf 4.8 Water verwerkt.

Inspraak

Het voorontwerp van het bestemmingsplan heeft van 24 december 2019 tot en met 4 februari 2020 ter inzage gelegen voor inspraak. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen.

Zienswijzen

Volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is op de voorbereiding van het bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit houdt in dat het ontwerpbestemmingsplan en de daarbij behorende stukken gedurende 6 weken ter inzage hebben gelegen. Ook is het ontwerpplan en de daarbij behorende stukken tijdens deze termijn elektronisch beschikbaar gesteld.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 11 juni 2020 tot en met 22 juli 2020 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.

Procedure

Het concept ontwerpbestemmingsplan 'Koelmalaan 310' is overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betrokken instanties. Het ontwerpbestemmingsplan 'Koelmalaan 310' doorloopt verder de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende een periode van zes weken ter visie gelegd, waarbij de mogelijkheid wordt geboden tot het indienen van zienswijzen. Na afloop van de tervisielegging worden de zienswijzen beoordeeld en wordt het plan ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad.