direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Batau
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04

Toelichting

Hoofdstuk 1 Een nieuw bestemmingsplan voor Batau

1.1 Waarom een nieuw bestemmingsplan?

Voor de wijken Batau-Noord en -Zuid is een nieuw bestemmingsplan voorbereid. Het voorliggende bestemmingsplan is misschien anders dan u gewend bent. Dat heeft te maken met ontwikkelingen in het omgevingsrecht. In 2021 zal naar verwachting de 'Omgevingswet' in werking treden. Met de Omgevingswet wil de rijksoverheid de regels voor de fysieke leefomgeving vereenvoudigen en samenvoegen. Dit heeft dus ook gevolgen voor ruimtelijke plannen in de gemeente Nieuwegein. De gemeente wenst op een aantal punten nu al voor te sorteren op deze nieuwe Omgevingswet. Deze wet gaat onder meer uit van de volgende filosofie:

  • minder regels, meer loslaten;
  • vertrouwen als uitgangspunt;
  • richten op doelen en niet op regels;
  • integrale benadering van de leefomgeving.

Nieuwegein is al volop bezig met de omslag naar een faciliterende en participerende gemeente. Deregulering, het denken vanuit de gebruiker, het omarmen van initiatieven, het vereenvoudigen van werkprocessen en het integraal benaderen van wijken en buurten is slechts een aantal recente voorbeelden. De Omgevingswet geeft hieraan een extra impuls. In paragraaf 2.2 leest u meer over de uitgangspunten van dit bestemmingsplan en op welke manier als is voorgesorteerd op de Omgevingswet.

1.2 Welke bestemmingsplannen worden vervangen?

Het bestemmingsplan 'Batau' vervangt ter plaatse van het plangebied de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld  
Batau-Noord   22-07-2010  
Batau-Zuid (beheersverordening)   25-01-2018  
Sectorplan standplaatsen   19-02-2015  
Binnenstad 2007   22-02-2008  

1.3 Wat staat er in deze toelichting?

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

In Hoofdstuk 2 Uitgangspunten bestemmingsplan worden de volgende aspecten behandeld:

Deze uitgangspunten worden vervolgens verantwoord in Hoofdstuk 3 waarbij de volgende aspecten aan bod komen:

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten bestemmingsplan

2.1 Ruimtelijke en functionele analyse Batau

2.1.1 Ligging in Nieuwegein

Het plangebied ligt in het westen van de gemeente Nieuwegein en bestaat uit de wijken Batau-Noord en -Zuid. Het gebied wordt begrensd door:

  • in het noorden: de wijk Galecop;
  • in het oosten: de wijken Zuilenstein, Wijkersloot en Binnenstad;
  • in het zuiden: de wijk Doorslag;
  • in het westen: het landelijke gebied ten westen van rijksweg A2.

Voor het plangebied Hofweide is in 2017 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. Daarom is dit gebied niet in dit bestemmingsplan opgenomen.

In figuur 2.1 is de ligging van het plangebied in Nieuwegein weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0001.jpg"

Figuur 2.1 Ligging plangebied

2.1.2 Ruimtelijke hoofdstructuur

De woonwijken Batau-Zuid en het later ontwikkelde Batau-Noord zijn hoofdzakelijk gerealiseerd in de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw. Het beeld van Batau wordt voornamelijk bepaald door woningbouw in een groene setting, hoofdzakelijk in laagbouw en incidenteel ook in gestapelde bouw. Beide wijken beschikken daarnaast over centrale voorzieningen en verschillende maatschappelijke functies.

Batau-Noord

De stedenbouwkundige hoofdstructuur van Batau-Noord is opgezet vanuit een centrale binnenring (Batauweg-Middenweide-Heemraadsweide) die op vier verschillende punten verankerd is met de omgeving. De binnenring verbindt vier door een robuuste groenstructuur van elkaar gescheiden woonbuurten. Deze kwadranten verschillen van elkaar wat betreft ruimtelijke opbouw en indeling.


De zuidoostelijke woonbuurt onderscheidt zich van de overige buurten door de grote diversiteit aan functies en de hogere bebouwingsdichtheid rondom het centrumgebied. Hier zijn naast een centraal gelegen winkelcentrum ook diverse functies zoals maatschappelijke voorzieningen en kantoren aanwezig.


De zuidelijke rand van Batau-Noord wordt gekenmerkt door voormalige agrarische bebouwing die deel uitmaakte van het oorspronkelijke nederzettingslint langs de Nedereindseweg.


Batau-Noord wordt omzoomd door belangrijke en robuuste groenstructuren. Evenwijdig aan de A2 ligt een groenstrook die vanaf de Hollandsche IJssel doorloopt tot aan het verkeersknooppunt Oudenrijn. Vanaf deze groenzone zijn diverse groene dwarsverbindingen te onderscheiden zoals de nederzettingsas Nedereindseweg en de Reinesteijnseweg. Door deze dwarsverbindingen wordt Batau-Noord aan vier zijden omzoomd door groenzones. Vanaf de omringende groenstructuur lopen kleinere dwarsverbindingen door de woonwijk het centrale wijkpark in.

Batau-Zuid

De stedenbouwkundige structuur van Batau-Zuid is voor een belangrijk deel bepaald door de wegen. De A.C. Verhoefweg, de Wijkerslootweg en de A2 zijn duidelijk fysieke begrenzingen die de wijk en zijn omgeving scheiden. De Batauweg, de Barnsteendrift en de Noordstedeweg vormen samen de wijkontsluitingswegen. Het grootste deel van de wijk wordt hierop ontsloten.

Naast de hoofdzakelijk aanwezige laagbouw zijn gestapelde woningen voornamelijk gesitueerd op twee locaties langs de A.C. Verhoefweg: ter hoogte van de sneltramhalte "Wijkersloot" en bij het buurtwinkelcentrum De Gaarde. In het zuidwestelijke deel van Batau-Zuid aan de Nevelgaarde ligt de relatief hoge bebouwing van de brandweerkazerne en een kantorencomplex.

Batau-Zuid kent robuuste groenstructuren. Naast de groenstructuur evenwijdig aan de A2 wordt een belangrijke groenstructuur vooral gevormd door een groene ader vanaf de Nedereindseweg tot de Zonnegaarde. Een andere belangrijke groenstructuur is het wijkpark De Buurt in het noorden

van de wijk, aan weerszijden van de Nedereindseweg tussen de A2 en de Batauweg.

2.1.3 Functionele hoofdstructuur

Deze paragraaf schetst een beeld van de functionele structuur in Batau. De belangrijkste functies zijn:

Zie figuur 2.2 voor de functionele structuur. Deze functionele hoofdstructuur vormt de basis voor de bestemmingen in dit plan. In paragraaf '2.2.2 Belangrijkste keuzes voor een eenvoudiger en beter bestemmingsplan' wordt hier nader op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0002.jpg"

Figuur 2.2 Functionele structuur

2.1.3.1 Woongebied

Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit woongebied. De woningvoorraad bestaat uit meer dan helft uit koopwoningen. Door de ruime en speelse wijkopzet, een duidelijke scheiding van woonerven en doorgaand verkeer én de aanwezigheid van grootschalige groenvoorzieningen is er sprake van een aantrekkelijk en rustig woongebied. Binnen het woongebied zijn de verschillende bebouwingspatronen te onderscheiden.

Deze gebieden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Woongebied'.

2.1.3.2 Gemengd gebied

Batau kent twee gemengde gebieden. Hier wordt wonen (op de verdiepingen) gecombineerd met detailhandel, horeca en andere commerciële en maatschappelijke functies.

Aan de zuidoostkant van Batau-Noord ligt het winkelcentrum Muntplein. Belangrijke trekkers in dit wijkwinkelcentrum zijn twee supermarkten. Daarnaast biedt het Muntplein een ruim aanbod aan winkels, zowel in de food als de non-food sector. Het winkelcentrum wordt gecompleteerd met niet-detailhandelsvestigingen (ambacht, baliefunctie).

In Batau-Zuid ligt winkelcentrum de Gaarde. Dit winkelcentrum kan getypeerd worden als een buurtwinkelcentrum met daarin detailhandel, horeca, ambacht en dienstverlening. Belangrijkste trekker is de supermarkt. De detailhandelsfunctie wordt ondersteund door enkele horecagelegenheden, kleinschalige commerciële functies en maatschappelijke voorzieningen.

Beide winkelcentra zijn bestemd voor 'Gemengd'.

2.1.3.3 Werkgebied

Ondanks het vrij homogene karakter van Batau zijn op enkele locaties bedrijven en kantoren aanwezig.

In Batau-Noord komt langs de A.C. Verhoefweg en de entree langs de Batenburg een aantal zelfstandige kantoorvestigingen voor. Op de hoek van de A.C. Verhoefweg en de Batenburg is een garagebedrijf en verkooppunt voor motorbrandstoffen gevestigd.

De Poort van Nieuwegein is een kantorenterrein. Een gedeelte daarvan ligt in Batau-Zuid aan de Nevelgaarde. In de Poort van Nieuwegein bevinden zich diverse grote zakelijke en financiële dienstverleners. Maar ook de brandweer en opleidingsinstituten zijn hier gehuisvest.

De aanwezige bedrijven in het plangebied zijn bestemd voor 'Bedrijf'. De bestaande kantoren zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Kantoor'.

2.1.3.4 Maatschappelijke, recreatieve voorzieningen en sport

Maatschappelijke functies zoals scholen, een buurtcentrum en een gezondheidscentrum liggen verspreid over het plangebied. In de groenzone langs de A2 ligt de bouwspeeltuin "Bouwgein". Aan de Tritonburg is een kleinschalig welnesscentrum gevestigd. Een sporthal is gelegen aan de Heemraadsweide.

De maatschappelijke voorzieningen zijn in dit plan bestemd voor 'Maatschappelijk'. De bouwspeeltuin en het welnesscentrum zijn bestemd voor 'Cultuur en ontspanning'. De sporthal is bestemd voor 'Sport'.

2.1.3.5 Verkeer

Het plangebied wordt ontsloten door de noord-zuidgeoriënteerde A.C. Verhoefweg. De A.C. Verhoefweg sluit in noordelijke richting rechtstreeks aan op de A12 en in zuidelijke richting, overgaand in de Wijkerslootweg en de Weg naar de Poort, op de A2. De Nedereindseweg vormt de begrenzing tussen Batau-Noord en - Zuid.


De interne verkeersstructuur van Batau-Noord is ontsloten vanaf de A.C. Verhoefweg die ten oosten van de wijk ligt. Vanaf de A.C. Verhoefweg is een lusvormige ontsluitingsstructuur via 2 wijkontsluitingswegen aanwezig. Deze wordt gevormd door de Batauweg en de Batenburg. De Batauweg en de Batenburg hebben een gebiedsontsluitende functie. De Batenburg heeft een 50 km/h-regime. De Batauweg heeft voor het grootste gedeelte een 30 km/h-regime. Op slechts een klein deel (Nedereindseweg t/m Heemraadsweide) geldt een 50 km/h-regime.

De Middenweide en Heemraadsweide hebben een erftoegangsfunctie met een 30 km/h-regime. De erftoegangswegen binnen de wijk zijn aangelegd op basis van losgekoppelde deelgebieden. Onderlinge verbindingen zijn voor autoverkeer mogelijk via de lusstructuur.

De interne verkeersstructuur van Batau-Zuid is eveneens ontsloten vanaf de A.C. Verhoefweg die ten oosten van de wijk ligt. De gebiedsontsluitingswegen worden verder gevormd door de Wijkerslootweg, Batauweg, Noordstedeweg en Barnsteendrift. Dit betreffen gebiedsontsluitwegen met een 50 km/h-regime, met uitzondering van de Batauweg tussen de Noordstedeweg en Barnsteendrift: hier geldt een 30 km/h-regime. Figuur 2.3 geeft een overzicht van de belangrijkste wegen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0003.jpg"

Figuur 2.3 Wegenstructuur en km/h-regime

De gebiedsontsluitingswegen, alsmede rijksweg A2, zijn bestemd voor 'Verkeer'. Alle overige eftoegangswegen liggen binnen de bestemming 'Woongebied'. Interne wegen binnen de werkgebieden zijn mogelijk op grond van de desbetreffende bestemming.

2.1.3.6 Groen en water

Batau kent zowel grootschalige als kleinschalige (snipper) groenstructuren. Deze zijn door de gemeente in kaart gebracht in het Groenstructuurplan Nieuwegein 2017 (zie figuur 2.4). De grootschalige groenstructuren fungeren als 'stapstenen' (gebruiksgroen met natuurwaarde) voor de wijk. Daarnaast heeft de zone langs de A2 een belangrijke functie als ecologische verbinding. Het overig gebruiksgroen bestaat uit kleine(re) parkjes, speelterreinen, groenstroken met wandelpaden, losloopgebieden voor honden en dergelijke. Het heeft vooral recreatieve waarde. De ecologische verbinding, stapstenen en overig gebruiksgroen zijn dan ook bestemd voor 'Groen'. De kleinschalige structuren zijn mogelijk op basis van de overige bestemmingen, zoals 'Woongebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0004.jpg"

Figuur 2.4 Hoofdstructuur groen

De belangrijkste watergangen zijn bestemd voor 'Water'. Dit betreffen hoofdzakelijk de watergangen met een primaire of secundaire status volgens de Legger Oppervlaktewateren van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

2.2 Wat zijn de uitgangspunten voor dit plan?

2.2.1 Algemeen

In 2021 zal de Omgevingswet naar verwachting in werking treden. Het instrument bestemmingsplan zal met deze wet worden vervangen door het Omgevingsplan: één digitaal plan voor de gehele gemeente Nieuwegein dat betrekking heeft op de "goede fysieke leefomgeving". Een breder toetsingskader dan de huidige "goede ruimtelijke ordening".

In het licht van de op handen zijnde aanpassingen in het omgevingsrecht wil de gemeente Nieuwegein bestemmingsplannen eenvoudiger en beter maken. De gemeente streeft daarbij naar zo ruim mogelijke bestemmingen om reguliere, kleinschalige initiatieven direct toe te staan. In een aantal gevallen blijft overigens nog wel een omgevingsvergunning voor bouwen nodig.

Het bestemmingsplan zal de burgers zo veel mogelijk zelf de route gaan wijzen hoe ze een initiatief passend kunnen maken in de omgeving. Dit zal de gemeente bovendien procedurelast schelen en de burger onnodige lasten. De regels in dit bestemmingsplan zijn ten opzichte van de oude bestemmingsplannen vereenvoudigd. Ook zijn dubbelingen in regels zoveel mogelijk verwijderd.

De gemeente richt zich natuurlijk nog steeds op het stellen van kaders, dat blijft vooralsnog de situatie. De gebruikers van het bestemmingsplan krijgen volop ruimte, maar niet onbegrensd. De rechtszekerheid moet immers gegarandeerd worden. Ook zal maatwerk voor sommige initiatieven uiteraard mogelijk, en nu en dan nodig, zijn.

2.2.2 Belangrijkste keuzes voor een eenvoudiger en beter bestemmingsplan

Op 26 januari 2017 heeft de gemeenteraad van Nieuwegein ingestemd met de 'systeemkeuzes' voor bestemmingsplannen 2.0. De belangrijkste keuzes voor dit bestemmingsplan zijn:

  • 1. vereenvoudigde verbeelding;
  • 2. regels vereenvoudigen, opschonen en 'ja mits'.

ad. 1 Vereenvoudiging van de verbeelding

De belangrijkste wijziging ten aanzien van de verbeelding van de vigerende bestemmingsplannen is de introductie van de brede bestemming 'Woongebied', waarin diverse uitwisselbare functies zoals wonen, water, verkeer en groen worden opgenomen. Het bouwvlak wordt niet meer per woning vastgelegd. Wel worden er bebouwingzones opgenomen. In de regels wordt bepaald dat de bestaande maten (massa/hoogte/diepte etc) de maximale maten zijn. Vergunningsvrij is tegenwoordig immers al erg veel mogelijk, het opnemen van bouwvlakken voegt dan weinig toe en maakt bestemmingsplannen eigenlijk alleen maar meer inflexibel. Door in de regels vast te leggen dat bestaande (danwel vergunde) bouwmogelijkheden het maximaal toelaatbare is ontstaat duidelijkheid voor een ieder. Elke toevoeging moet dan voldoen aan de regelgeving voor vergunningsvrij bouwen of aan aanvullende regels ten aanzien van aan- en bijgebouwen zoals we deze al kennen. De regels worden daarmee bepalender, dit is dan ook de plek het 'ja-mits'-uitgangspunt zal worden uitgewerkt. Een (te) gedetailleerde verbeelding voegt immers voor een gemiddeld ontwikkelingsarm woongebied weinig tot niets toe, en werkt vaak onnodig belemmerend.

In figuur 2.5 zijn de verschillende wijzen van verbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0005.jpg"

Figuur 2.5 Uitsnede bestemmingsplan traditioneel (links) en nieuw (rechts)

Alleen waarden die echt moeten worden beschermd, of specifieke regels kennen (afwijkend van reguliere woongebieden), zijn op de plankaart vastgelegd. Daarnaast zijn niet-woonfuncties alleen toegestaan op de bestaande plekken gelet op de beperkte ruimtelijke aanvaardbaarheid van deze functies. Hierop is in paragraaf 2.1.3 Functionele hoofdstructuur nader ingegaan.

ad. 2 Regels vereenvoudigen, opschonen en 'ja mits'

Binnen de standaardregels die nu de basis vormen voor bestemmingsplannen valt winst te behalen. Enerzijds biedt de introductie van de bestemming 'Woongebied' een inzichtelijker regeling voor bestaande woonwijken. Anderzijds zijn de regels zorgvuldig beoordeeld, vereenvoudigd en opgeschoond.

Een belangrijk kenmerk van de 'oude' systematiek is dat voor veel thema's beperkende regels worden gesteld, maar gelijktijdig via omgevingsvergunning (indien men voldoet aan bepaalde criteria) kan worden afgeweken van diezelfde regels. Dit is een kenmerk van de 'nee-tenzij'-benadering. Het komt echter zelden voor dat dergelijke vergunningen worden geweigerd. De nut en de noodzaak van dergelijke vergunningen is dan ook het onderzoeken waard.

In het bestemmingsplan Batau zijn de regels op de volgende onderdelen daarom gewijzigd en verbeterd:

  • 1. Nee-tenzij wordt Ja-mits. Binnenplanse afwijkingsbevoegdheden en vergunningstelsels zijn (waar mogelijk) omgezet naar directe mogelijkheden gecombineerd met een voorwaardelijke verplichting. Dit spaart procedures en dus lasten uit. Terwijl het beschermingsregime hetzelfde blijft. Aangetekend moet worden dat dit niet voor alle binnenplanse bevoegdheden hoeft te gelden, dit zal worden onderzocht (zie het voorbeeld hieronder).
  • 2. Opschoning van regels, dubbelingen verwijderen, en meer algemene regels worden geïntroduceerd om duidelijkheid te creëren.
  • 3. Uitwisselbaarheid binnen woongebieden bevorderen voor wonen, verkeer, groen en water. Doorgaans betreft dit openbare ruimte, in eigendom bij de gemeente zelf. Waarbij aangetekend dat groen, water, bijzondere woningen etc. nog steeds specifiek worden beschermd indien dit wenselijk is vanuit beleid (denk aan monumentenbeleid).
  • 4. Uitwisselbaarheid tussen niet-wonen-bestemmingen bevorderen, voor zover deze een soortgelijke impact hebben (bijvoorbeeld wat betreft de parkeersituatie).

2.3 Hoe werkt dit bestemmingsplan?

2.3.1 Wat regelt een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan. Een bestemmingsplan is dus belangrijk, want het bepaalt wat mag op een perceel en dus ook wat niet mag.

2.3.2 Hoe ziet een bestemmingsplan er uit?

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de ‘plankaart’ genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond.

De gemeente Nieuwegein stelt haar eigen bestemmingsplannen ook beschikbaar op de volgende website: http://ropubliceer.nieuwegein.nl/.

2.3.3 Welke bestemmingen komen in dit plan voor?

In het plangebied komen de volgende bestemmingen voor: Bedrijf, Cultuur en ontspanning, Gemengd, Groen, Kantoor, Maatschappelijk, Sport, Verkeer, Water en Woongebied.

Naast de genoemde bestemmingen zijn in dit plan dubbelbestemmingen van toepassing voor wat betreft archeologische en cultuurhistorische waarden alsmede waterhuishoudkundige doeleinden.

2.3.4 Opzet van de planregels

De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:

  • In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
  • De Algemene regels bevatten een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing;
  • De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

2.3.5 Toelichting op de inleidende regels

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.

2.3.5.1 Artikel 1 Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

2.3.5.2 Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

2.3.6 Toelichting op de bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.

2.3.6.1 Artikel 3 Bedrijf

Binnen de bestemming Bedrijf zijn bedrijven uit categorie t/m 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. De Staat van Bedrijfsactiviteiten betreft een lijst met activiteiten met daaraan gekoppeld een milieucategorie. Deze is opgenomen in Bijlage 1 bij de regels. In Bijlage 1 bij deze toelichting leest u meer hierover. Daarnaast is ter plaatse van het plangebied een perifeer detailhandelsbedrijf in auto's gevestigd. Deze is positief bestemd. Nieuwe perifere detailhandel is niet toegestaan. Dit vastgelegd in de Winkelvisie van de gemeente Nieuwegein. Zie paragraaf 3.2.3 voor een nadere toelichting.

Bouwregels

Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Op de verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in gebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Specifieke gebruiksregels

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de specifieke gebruiksregels geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen (Wgh-inrichtingen) eveneens niet toegestaan.

Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

2.3.6.2 Artikel 4 Cultuur en ontspanning

De bestemming Cultuur en ontspanning is toegekend aan Bouwspeeltuin Bouwgein en het welnesscentrum.

2.3.6.3 Artikel 5 Gemengd

De in het plangebied gelegen winkelcentra Muntplein en de Gaarde zijn bestemd voor Gemengd. In de winkelcentra is de mogelijkheid geboden voor detailhandel, dienstverlening, horeca en ambachtelijke bedrijvigheid in combinatie met wonen.

2.3.6.4 Artikel 6 Groen

De groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplantingen en plantsoenen zijn hier onder andere ook voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, bermen en bermsloten et cetera mogelijk. De gemeentelijke ecologische verbindingszone langs de A2 is specifiek aangeduid. Hier gelden aanvullende regels voor werken en werkzaamheden ter bescherming van de zone. De groengebieden die op de gemeentelijke Groenstructuurplankaart zijn aangewezen als 'stapsteen' zijn ook specifiek aangeduid. Deze gebieden dienen als steunpunt voor het Natuurnetwerk Nieuwegein, waardoor planten en dieren zich sprongsgewijs kunnen verspreiden.

2.3.6.5 Artikel 7 Kantoor

Bestaande kantoorfuncties hebben de bestemming Kantoor.

2.3.6.6 Artikel 8 Maatschappelijk

De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen voor onder andere onderwijs en zorg zijn als zodanig bestemd door middel van de bestemming Maatschappelijk. De bestemming Maatschappelijk is een brede bestemming, die uiteenlopende functies op cultureel, educatief, medisch, sport en recreatief, sociaal en levensbeschouwelijk vlak toestaat, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en verenigingsleven.

2.3.6.7 Artikel 9 Sport

De in het plangebied aanwezige sporthal is bestemd voor Sport.

2.3.6.8 Artikel 10 Verkeer

De bestaande wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie zijn bestemd voor Verkeer. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

2.3.6.9 Artikel 11 Water

De belangrijkste watergangen in het plangebied zijn bestemd voor Water. Dit betreffen hoofdzakelijk de watergangen met een primaire of secundaire status volgens de Legger Oppervlaktewateren van het Hoogheemraadsschap De Stichtse Rijnlanden. Op de gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de bestemming toegestaan, zoals steigers, bruggen en duikers etc.

2.3.6.10 Artikel 12 Woongebied

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Ook de woonerven, woonstraten, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden en kleinschalige groen- en waterstructuren vallen binnen deze bestemming.

Algemeen

Hoofdgebouwen zijn niet afzonderlijk vastgelegd door middel van een bouwvlak. Om de bestaande stedenbouwkundige structuur in stand te houden is op de verbeelding door middel van een bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingszone' het gebied weergegeven waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd.

Hoofdgebouwen

In de regels is opgenomen dat bestaande hoofdgebouwen zijn toegestaan. Hoofdgebouwen zijn niet afzonderlijk vastgelegd door middel van een bouwvlak. Een bestaande woning mag op dezelfde locatie worden vervangen, mits wordt voldaan aan de bestaande maatvoering.

Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken zoals bijgebouwen en aan- en uitbouwen is bepaald dat bestaande bijbehorende bouwwerken die met vergunning of vergunningsvrij zijn gerealiseerd, zijn toegestaan. Verder zijn de regels ten aanzien van het vergunningvrij bouwen relevant. Hierin wordt onderscheid gemaakt in geheel vergunningvrije bijbehorende bouwwerken (conform artikel 2, bijlage II Bor) en vergunningvrije bijbehorende bouwwerken voor bouwen (artikel 3, bijlage II Bor).


Geheel vergunningvrije bijbehorende bouwwerken (artikel 2, bijlage 2 Bor)

In het Besluit omgevingsrecht (Bor) Bijlage II artikel 2 staan zoals genoemd de geheel vergunningvrije bijbehorende bouwwerken opgesomd. Hierna volgt een beknopte uitleg van de belangrijkste regels voor vergunningvrij bouwen. Deze regels gelden dus buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan.

  • De regeling voor bijbehorende bouwwerken

Het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ wordt gehanteerd als verzamelterm voor uitbreidingen, zoals aan- en uitbouwen, maar ook voor bijgebouwen, overkappingen en andere soorten bouwwerken met een dak waarvan het gebruik ten dienste staat van het hoofdgebouw. Hierbij gaat het nadrukkelijk niet over dakkapellen, dakramen, erf- of perceelafscheidingen, speeltoestellen, vlaggenmasten en (schotel) antennes.

Vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan op het voorerf en het zijerf dat in een hoeksituatie langs openbaar toegankelijk gebied ligt. Er mag alleen gebouwd worden in het achtererfgebied.

  • Bebouwingsgebied

Onder meer uit planologisch oogpunt mag een achtererf niet helemaal volgebouwd worden. Om de precieze toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken te bepalen wordt gewerkt met het begrip ‘bebouwingsgebied’. Met de oppervlakte van het bebouwingsgebied wordt met bebouwingspercentages over gedeelten van het bebouwingsgebied bepaald welke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal bij het oorspronkelijk hoofdgebouw gebouwd mag worden.

  • Bouwhoogten

Er is een onderscheid in de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 4 meter vanaf het oorspronkelijk hoofdgebouw en daarbuiten.

Binnen een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag het gebruik gelijkwaardig zijn aan dat van het hoofdgebouw. Bij een woning betekent dat er binnen 4 meter bijvoorbeeld een keuken, bijkeuken, serre of uitbouw van de woonkamer mag worden gebouwd. Buiten een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag de aanbouw alleen gebruikt worden voor bijvoorbeeld een berging, garage of plantenkas.

Vergunningvrije bijbehorende bouwwerken voor bouwen

De in artikel 3 van bijlage II Bor opgesomde categorie biedt de mogelijkheid om extra geheel vergunningsvrije mogelijkheden te creëren door ruime bouwmogelijkheden te bieden in het bestemmingsplan, die ruimer zijn als genoemd in artikel 2 van bijlage II Bor. Qua bijbehorende bouwwerken is die mogelijkheid beperkt tot een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • niet hoger dan 5 m,
  • op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn,
  • de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag, en
  • niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt in de planregels door middel van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingszone' mogelijkheid geboden voor:

  • herhalingsgevallen zoals dakopbouwen op het hoofdgebouw en erkers, entreeportalen, bergingen aan de voorzijde, optrekken van de gevel van het hoofdgebouw, en
  • mogelijkheden op zijerven die aan openbaar gebied grenzen (en daarom geen achtererfgebied zijn). Bij al die gevallen blijft de vergunningplicht voor bouwen gelden, en dus ook de welstandsbeoordeling.

Specifieke gebruiksregels

In dit lid is een verbod opgenomen voor het verharden van groen. Dit verbod geldt niet voor het aanleggen van voet- en fietspaden.

2.3.6.11 Artikel 13 Leiding - Brandstof en Artikel 14 Leiding - Gas

In het westen van het plangebied ter hoogte van de groenstrook langs de A2 ligt een brandstofleiding. In het zuiden van het plangebied ligt een gasleiding. De leidingen en de bijbehorende belemmeringenzone zijn voorzien van een dubbelbestemming Leiding - Brandstof en Leiding - Gas. Hiermee wordt voorkomen dat bouwen, werken en werkzaamheden plaatsvinden zonder overleg met de leidingbeheerder.

2.3.6.12 Artikel 15 Waarde - Archeologie

Omdat in het plangebied gebieden aanwezig zijn waar een kans bestaat dat er archeologische sporen in de grond aanwezig zijn, is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. De dubbelbestemming correspondeert met de gemeentelijke archeologiekaart (zie ook paragraaf 3.3.6 Erfgoed). Voor bepaalde activiteiten op de gronden met de dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor bouwwerken, werken en werkzaamheden noodzakelijk. Archeologisch onderzoek is in verband met een omgevingsvergunning slechts noodzakelijk indien de bouwwerken, werken of werkzaamheden de maximale diepte (van de toegekende waarde) overschrijden. De verschillende gebieden met een verwachtingswaarde zijn aangeduid door middel van een functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde'.

2.3.6.13 Artikel 16 Waarde - Cultuurhistorie

In het plangebied bevinden zich cultuurhistorisch waardevolle gebieden (zie paragraaf 3.3.6). Deze zijn bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Per gebied is een aanduiding 'specifieke vorm van waarde' opgenomen. Om de aanwezige cultuurhistorische waarden te beschermen is een verbod opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden. De omgevingsvergunning kan worden verleend mits advies bij de cultuurhistorisch deskundige om advies is gevraagd en door die werken de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast . Op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 10' zijn daarnaast specifieke wijzigingsregels opgenomen.

2.3.7 Toelichting op de algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

2.3.7.1 Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is vast voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en dient in alle bestemmingsplannen te worden opgenomen. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Bedrijf mag een bepaald percentage van het bouwvlak worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk grond van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelregel voorkomt dat de overgedragen grond nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

2.3.7.2 Artikel 19 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels omvatten bouwregels die aanvullend op de regels van hoofdstuk 2 van toepassing zijn.

Overschrijding bouwgrenzen

Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Het betreft in dit plan hoofdzakelijk de gebouwen waarvoor een bouwvlak (= bouwgrens) is opgenomen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.

Bestaande maten

In deze bepaling is opgenomen dat bestaande maten, die meer of minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden. Herbouw is uitsluitend mogelijk indien deze op dezelfde plaats plaatsvindt. Op de genoemde afwijkingen is daarnaast het overgangsrecht niet van toepassing.

Voldoende parkeergelegenheid

Deze bepaling heeft betrekking op het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid voor bouwwerken waarvan een parkeergelegenheid wordt verwacht. Deze bepaling is opgenomen vanwege het feit dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening zijn komen te vervallen.

2.3.7.3 Artikel 20 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor aan gebonden beroep of bedrijf. De voorwaarden zijn afgestemd op het gemeentelijke beleid.

2.3.7.4 Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

Milieuzone - boringsvrije zone

In dit artikel is een boringsvrije zone opgenomen om het grondwaterwinningsgebied Nieuwegein te beschermen. Dit is om te voorkomen dat een kleilaag die de onderliggende waterwinning beschermt, wordt doorboord. Voor de in het artikel genoemde activiteiten is toestemming van de provincie Utrecht vereist.

Overige zone - standplaatsen

In dit artikel zijn de standplaatsen mogelijk gemaakt. Per standplaats is het maximum aantal aangeduid.

Overige zone - duiker

In dit artikel zijn de duikers in de primaire watergangen geregeld. Op deze gronden zijn de regels van het Hoogheemraadschap mede van toepassing.

Monumenten

In dit artikel is opgenomen dat de gronden tevens zijn bestemd voor rijksmonumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'.

Karakteristieke en beeldondersteunende bebouwing

In het plangebied is een aantal bouwwerken aanwezig met een karakteristiek of beeldondersteunend karakter. In dit artikel is een verbod opgenomen om karakteristieke bouwwerken of beeldondersteunende bouwwerken aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te slopen. Niet alle werkzaamheden kunnen als een wijziging worden aangemerkt. Dit is specifiek gedefinieerd. Bij beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning wordt getoetst of de aanvraag onevenredige schade zal toebrengen aan de waarden zoals die zijn vastgesteld voor de cultuurhistorisch historisch waardevolle panden.

2.3.7.5 Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

2.3.7.6 Artikel 23 Algemene wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen van een wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt ingeval van gewenste dan wel noodzakelijke geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen.

Standplaatsen

Met deze bepaling kan de aanduiding voor de standplaatsen worden verwijderd. Als voorwaarde geldt dat de bestaande standplaatshouder zijn standplaats heeft opgezegd.

2.3.7.7 Artikel 24 Overige regels

In dit artikel is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

2.3.8 Toelichting op de overgangs- en slotregels

2.3.8.1 Artikel 25 Overgangsrecht

In   Artikel 24 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor hoe de overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik in bestemmingsplannen dienen te luiden. Kort samengevat zijn hieronder de belangrijkste punten vermeld.

Voor bouwwerken die aanwezig zijn op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of die nog gebouwd kunnen worden op basis van een omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijken van het bestemmingsplan geldt, dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken bevat een calamiteitsregeling en een regeling op grond waarvan het dagelijks bestuur eenmalig kan worden afgeweken voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk dat onder de overgangsbepalingen valt met maximaal 10%.

De overgangsregels voor het gebruik bepalen dat het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, mag worden voortgezet. Het met het bestemmingsplan strijdige gebruik mag niet worden veranderd in een ander strijdig gebruik, tenzij daardoor de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Indien het strijdige gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten.

De overgangsbepalingen zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en bestaand gebruik in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

2.3.8.2 Artikel 26 Slotregel

De slotregel ( Artikel 25 Slotregel ) beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.

Hoofdstuk 3 Verantwoording

3.1 Inleiding

Bij vaststelling van een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat het plan uitvoerbaar is. Dat betekent dat het plan moet worden getoetst aan relevant ruimtelijk beleid. Dit kan gaan over beleid van Rijk, provincie en gemeente. Bovendien moet worden getoetst aan omgevingsaspecten, zoals milieu, water, natuur en archeologie en cultuurhistorie. Ook wordt gekeken naar de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

3.2 Beleid

In deze paragraaf is verantwoord dat het bestemmingsplan voldoet aan de beleidsmatige uitgangspunten van het rijk, de provincie en de gemeente. Tevens zijn per overheidsorgaan de belangrijkste taken omschreven.

3.2.1 Rijksbeleid

Wat is de taak van de Rijksoverheid?
De Rijksoverheid is het onderdeel van de overheid dat op landelijk niveau werkt. Ambtenaren op de 11 ministeries bereiden beleid en wetgeving voor. Bij uitvoerende diensten voeren ambtenaren het beleid uit. De Rijksoverheid werkt aan een rechtvaardige, ondernemende en duurzame samenleving. In onze democratische rechtsstaat is het belangrijk dat mensen en maatschappelijke organisaties zich in vrijheid en veiligheid kunnen ontplooien. Daarvoor zijn keuzes nodig, in Nederland, in Europa, in de wereld. De Rijksoverheid weegt belangen tegen elkaar af, investeert in de toekomst en treedt op als dat nodig is. Dat doet zij met hart voor de publieke zaak, integer en met kennis van zaken.  

Toetsingskader

Op rijksniveau zijn de volgende documenten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (voorheen: Infrastructuur en Milieu) relevant:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
  • Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
  • Regeling algemene regels ruimtelijke ordening
  • Besluit ruimtelijke ordening
  • Tracébesluit A2 Oudenrijn - Everdingen

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)  staan de rijksplannen voor ruimte en mobiliteit. Als gevolg van deze visie hebben provincies en gemeenten meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening gekregen.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)  is een uitwerking van de SVIR. Hierin stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen. Bijvoorbeeld op het gebied van de Grote Rivieren, het Kustfundament, Mainportontwikkeling Rotterdam en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Geen van de in de het Barro genoemde onderwerpen hebben echter betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan. Een deel van het plangebied valt binnen het nationale belang 'Hoofdwegen en hoofdspoorwegen'. Hierin wordt langs hoofdwegen of delen daarvan reserveringsgebieden aangewezen ten behoeve van mogelijke toekomstige wegverbredingen. De specifieke reserveringsgebieden worden aangewezen in het Rarro.

In het Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) worden regels gesteld op het gebied van Rijksbelangen. Deze rijksbelangen worden genoemd in het Barro en nader uitgewerkt in het Rarro. Voor het plangebied geldt dit voor het reserveringsgebied voor het verbreden van de A2. Bij bebouwing van deze gronden dient overlegd te worden met Rijkswaterstaat. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Overleg is niet noodzakelijk.

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In het Bro is onder meer het volgende opgenomen:

  • De verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('elektronisch') beschikbaar te stellen;
  • Gedetailleerde bepalingen over de inhoud van een bestemmingsplan;
  • De ladder voor duurzame verstedelijking. Gevraagd wordt om bij bestemmingsplannen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen te beschrijven dat er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, wordt tevens gevraagd een motivering op te nemen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het Tracébesluit A2 Oudenrijn - Everdingen heeft de verbreding van de A2 mogelijk gemaakt. De A2 tussen de knooppunten Oudenrijn en Everdingen is een hardnekkig verkeersknelpunt. Met het Tracébesluit is de autosnelweg op dit stuk verbreed tot vier rijstroken in beide richtingen. Waar deze verbreding binnen het plangebied valt, is dit meegenomen op de verbeelding in de bestemming 'Verkeer'.

Onderzoek en conclusie

De juridische regeling voor Batau wordt met het voorliggende bestemmingsplan geactualiseerd en vereenvoudigd. Er zijn geen ontwikkelingen die van belang zijn op rijksniveau. In het plangebied ligt rijksweg A2. Deze rijksweg is positief bestemd in dit plan.

Het bestemmingsplan voldoet daarnaast aan de wettelijke vereisten zoals opgenomen in het Bro.

3.2.2 Provinciaal beleid

Wat is de taak van de provincie?
Provincies zijn onder andere verantwoordelijk voor de inrichting van het landelijk gebied, een bereikbare regio en het regionaal economisch beleid. Over veel zaken mag de provincie zelfstandig beslissen. Bijvoorbeeld waar ze wegen aanleggen. Daarnaast voert de provincie ook een aantal landelijke wetten uit. Zo is elke provincie verantwoordelijk voor de aanleg van nieuwe natuur.

Belangrijke taken van de provincie zijn onder andere:
- bepaalt of steden en dorpen kunnen uitbreiden en waar bedrijventerreinen en kantorenparken mogen worden aangelegd.
- bepaalt waar wegen, spoorwegen, scheepvaartverbindingen, industriegebieden, agrarische en natuurgebieden en recreatieve voorzieningen komen. Daarvoor maakt de provincie een zogeheten structuurvisie. Gemeenten houden hier rekening mee bij het maken van hun bestemmingsplannen.
- realiseert nieuwe natuur en behoudt huidige natuur;
- houdt toezicht op de naleving van milieuwetten voor lucht, bodem en water. Daarnaast gaat de provincie verontreiniging tegen, bijvoorbeeld door bodemsanering;
- houdt toezicht op de gemeenten. De gemeenten laten elk jaar hun begroting en jaarrekening goedkeuren door het college van Gedeputeerde Staten.  

Toetsingskader

Op provinciaal niveau zijn de volgende documenten relevant:

  • Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2018;
  • Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013.

De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke structuurvisie (PRS) het ruimtelijk beleid tot 2028. In de PRS zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregeld.

De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hierop wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn de belangrijke beleidsuitgangspunten die zijn opgenomen in de PRS vastgelegd. In de PRV zijn regels opgenomen die direct doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. Deze regels zijn gekoppeld aan verschillende themakaarten zoals bijvoorbeeld bodem en water, cultuur, wonen en werken en verkeer.

Onderzoek

De PRS is alleen bindend voor de provincie zelf. Voor dit bestemmingsplan is daarom volstaan met toetsing aan de PRV. Voor het plangebied is uitsluitend de kaart 'wonen en werken' van toepassing . Voor deze kaart (zie figuur 3.1) zijn de volgende thema's relevant:

  • stedelijk gebied (artikel 4.1);
  • kantoren (artikel 4.3);
  • detailhandel buiten bestaand winkelgebied (artikel 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0006.png"

Figuur 3.1 Uitnsede kaart wonen en werken Provinciale Ruimtelijke Verordening (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In artikel 4.1 van de PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit (waaronder een bestemmingsplan) voor gronden die zijn aangewezen als ‘Stedelijk gebied’ bestemmingen en regels kan bevatten voor verstedelijking. De toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Stedelijk gebied’ bevat daarnaast een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe verstedelijking mogelijk. In paragraaf 3.3.4 Duurzaamheid is daarnaast ingegaan op het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Nieuwegein. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan artikel 4.1 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

In artikel 4.3 lid 2 van de PRV is bepaald dat een ruimtelijk besluit geen bestemmingen en regels bevat die voorzien in nieuwvestiging van zelfstandige kantoren. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe kantoren mogelijk. Hiermee wordt voldaan aan artikel 4.3 van de PRV.

In artikel 4.4 van de PRV is opgenomen dat een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘Detailhandel buiten bestaand winkelgebied’geen nieuwe bestemmingen en regels bevat die voorzien in nieuwvestiging of uitbreiding van detailhandel dan wel het wijzigen van brancheringsregels voor detailhandel. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe detailhandel mogelijk. De bestaande winkelgebieden zijn positief bestemd. Het plan voldoet hiermee aan artikel 4.4 van de PRV.

Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan het relevante provinciale beleid.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Wat is de taak van de gemeente?
De gemeente voert alleen taken uit die direct van belang zijn voor haar inwoners. Bijvoorbeeld het huisvuil ophalen en bestemmingsplannen maken.
Over veel zaken mag de gemeente zelfstandig beslissen. Bijvoorbeeld het bouwen van een theater, het aanleggen van een fietspad of het bouwen van woningen. Het maken van die keuzes is de belangrijkste taak van het gemeentebestuur. Daarnaast voert de gemeente ook veel landelijke wetten uit. Een van die wettelijke taken is het maken van bestemmingsplannen. Hierin staat welk gebied bestemd is voor huizen, welk deel voor natuur en welk deel voor bedrijven.  

Toetsingskader

De gemeente Nieuwegein heeft diverse beleidsnota's. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende documenten relevant:

  • Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030;
  • Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  • Woonvisie;
  • Economische visie Nieuwegein 2017;
  • Winkelvisie;
  • GMP+;
  • Horecabeleid.

Onderzoek en conclusie

Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030

De structuurvisie geeft de visie van de gemeente over Nieuwegein in de periode tot 2030 weer. Binnen de visie worden vier stadsbrede ontwikkelthema's en een aantal ontwikkelzones onderscheiden. De thema's zijn gericht op:

  • 'Nieuwegein Leeft'; inzetten op kwalitatief hoogwaardig wonen en werken in Nieuwegein met bijbehorende hoogwaardige voorzieningen voor jong en oud;
  • 'Mooi Nieuwegein'; revitaliseren en beleefbaar maken van 'cultuurhistorische parels' en inzetten op aansprekende nieuwe architectuur op cruciale plekken in de stad;
  • 'Nieuwegein Verbindt'; intensiveren en versterken van de verbindingen in de stad en met het buitengebied en verbeteren van de kwaliteit van de publieke ruimte;
  • 'Duurzaam Nieuwegein'; de stad neemt haar verantwoordelijkheid jegens omgeving en volgende generaties door deze niet onnodig te belasten met milieuknelpunten en waar mogelijk deze milieuknelpunten te verminderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0008.png"

Figuur 3.2 Beeld voor Nieuwegein 2030

Met name de thema's 'Nieuwegein Leeft' en 'Duurzaam Nieuwegein' zijn relevant voor het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet in het behoud van de bestaande woningvoorraad en de voorzieningen en dus voor het behoud van de leefbaarheid. Deze woningen hebben een passende bestemming 'Woongebied'. De winkelcentra hebben de bestemming 'Gemengd' gekregen in dit plan. De belangrijke groenstructuren, die zo kenmerkend zijn voor Batau, zijn bestemd als 'Groen'.

In het kader van 'Duurzaam Nieuwegein' stimuleert de gemeente het verwezenlijken van water- en energiezuinige gebouwen, het gebruik van duurzame materialen in de bouw, gebruik van bodemwarmte en koude, verantwoorde hardhout als FSC-hout en niet uitlogende materialen. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe gebouwen. Duurzaamheid is dan ook hoofdzakelijk aan de orde in het kader van ruimtelijke ontwikkeling (toetsing omgevingsvergunning).

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan waar mogelijk in overeenstemming is met de ambities en opgaven uit de structuurvisie.

Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Met de nota Ruimtelijke Kwaliteit wil de gemeente initiatiefnemers stimuleren de ruimtelijke kwaliteit van Nieuwegein te beschermen en waar mogelijk te verbeteren. De nota is een nota op maat en gebaseerd op het principe 'vrij waar het kan en streng waar het moet'. Omdat het niet overal nodig is om in dezelfde mate de ruimtelijke kwaliteit te beschermen vragen sommige bouwwerken om een strengere beoordeling dan andere bouwwerken.


Van elke wijk is er een beleidskaart gemaakt waarop de beleidsniveaus in beeld zijn gebracht: vrij, regulier, bijzonder en hoog. Verder is er nog een aantal sub-niveaus toegevoegd: Kans, beeldkwaliteitsplan, gebiedsvisie en in ontwikkeling.


Op de beleidskaarten zijn de verschillende beleidsniveaus ter plaatse van het plangebied aangeduid. Binnen het plangebied komen de niveaus regulier, bijzonder en hoog voor (zie figuur 3.3 en 3.4). Toetsing aan de beleidsnota vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunnning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0011.jpg"

Figuur 3.3 en 3.4 Beleidskaart Batau-Noord en Batau-Zuid

Woonvisie

Het doel van de woonvisie is om iedereen prettig te laten wonen in Nieuwegein en woonwensen en woningbehoefte van de inwoners zoveel mogelijk te realiseren binnen de gemeente. Het woningaanbod dient tevens bij te dragen aan een vitale stad en een vitale bevolkingsgroep, die zorgt voor goede en betaalbare voorzieningen. Met vier opgaven die de gemeente centraal stelt in deze woonvisie en de ambities die daarbij zijn geformuleerd denkt de gemeente een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan dit doel. Het gaat daarbij om de volgende opgaven:

  • Vitale stad: de huidige woningbouwambitie (3.500 woningen tot 2030) realiseren en inwoners moeten hun wooncarrière kunnen maken.
  • Betaalbaar wonen: een sociale huurwoningvoorraad met een omvang van 30% van de woningvoorraad.
  • Wonen en zorg: door middel van nieuwbouw en transformatie voorzien in voldoende nultredenwoningen en verzorgd wonen.
  • Kwaliteit en duurzaamheid: duurzame nieuwbouw en transformatie.

Het bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe woningen worden dan ook niet mogelijk gemaakt. Deze zullen via een aparte procedure tot stand komen.

Wel is relevant dat in de Woonvisie per wijk een zogenoemde '400 m zone' is opgenomen. Dit zijn gebieden die gunstig gelegen zijn bij voorzieningen. In het plangebied ligt 1 zone, zie figuur 3.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0013.png"

Figuur 3.5 Uitsnede kaart Woonvisie

Uitgangspunten voor deze gebieden zijn:

  • voorrang geven aan de realisering van woningen voor ouderen en mensen met een fysieke beperking of ondersteuningsvraag bij de uitgifte van gemeentegrond;
  • stimuleren van de realisering van woningen voor ouderen en mensen met een fysieke beperking of ondersteuningsvraag wanneer marktpartijen woningen realiseren binnen deze gunstig gelegen gebieden.

De overige aspecten die worden genoemd in de Woonvisie betreffen uitvoeringsaspecten die niet op een bestemmingsplan van toepassing zijn.

Woningbouwprogramma 2030 (2017)

Het Woningbouwprogramma 2030 schetst kort en bondig wat de gemeentelijke ambitie is met betrekking tot woningbouw. Daarnaast worden indicatieve aantallen en kansrijke woningbouwlocaties benoemd. In de laatste woningbouwmonitor van september 2016 (2016-397) zijn voor bijna 3.300 woningen locaties opgenomen, waarvan 1.800 zijn gerealiseerd of in aanbouw zijn. Het restant (1.500 woningen) plus de huidige behoefte op basis van prognoses (2000 woningen) maakt dat dit Woningbouwprogramma 2030 locaties voor 3.500 woningen aanwijst. Daarnaast biedt het een kader voor verwachte en onverwachte woningbouwlocaties die de komende jaren verdere uitwerking krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0014.jpg"

Figuur 3.6 Uitsnede kaart Woninbouwprogramma 2030

Binnen het plangebied zijn verschillende locaties aanwezig die als potentiële en geplande woningbouwlocatie in beeld zijn (zie figuur 3.6). Het voorliggende plan betreft echter een conserverend plan, waarin geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Geplande woningbouwontwikkelingen waarvoor omgevingsvergunningen voor zijn verleend maken wel onderdeel uit van dit plan.

Economische visie Nieuwegein (2017)

Het doel van de economische visie Nieuwegein is de werkgelegenheid behouden en nieuwe werkgelegenheid aantrekken. Deze beleidsnota geeft aan hoe de gemeente Nieuwegein vanuit een overkoepelende visie denkt bedrijven en bijbehorende werkgelegenheid te behouden en nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. De visie heeft een pragmatische insteek. Daar vroegen de ondernemers en werkgevers om. In de visie is de Economische agenda 2017-2022 opgenomen. Met daarin opgenomen concrete projecten en maatregelen. Nieuwegein heeft de volgende visie geformuleerd:

  • Nieuwegein streeft naar een gezonde lokale en regionale economie waar iedereen aan kan meedoen. Een economie die goed is voor ondernemers, werkgevers én werknemers. Werken aan verbinding en vertrouwen staan daarbij centraal. De gemeente wil deze rol actief op zich nemen door te investeren in haar relaties.
  • Nieuwegein brengt ondernemers en werkgevers met elkaar in verbinding zodat kansen in beeld worden gebracht en er nieuwe initiatieven, innovaties en partnerschappen ontstaan.
  • Nieuwegein hecht waarde aan onderzoeken om op bepaalde thema’s meer verdieping en inzichten te krijgen gebaseerd op feiten en cijfers. Waardoor effectiever beleid wordt ontwikkeld.
  • Tegelijkertijd zorgt Nieuwegein ervoor dat het ondernemersklimaat zich blijvend kan verbeteren en wij dragen dit ook actief naar buiten uit waardoor ondernemers verleid worden om in Nieuwegein te blijven of zich te vestigen.
  • Nieuwegein werkt vanuit de leidende principes van een 'ja, mits houding' en het feit dat ondernemers recht hebben op snelle en duidelijke besluitvorming. Onduidelijkheid remt het innovatie- en investeringsvermogen en daarmee de werkgelegenheid.

Het bestemmingsplan voorziet in een positieve bestemming van de in het plangebied aanwezige economische functies. Hiermee biedt het plan de mogelijkheden om de economische visie tot uitvoering te brengen.

Winkelvisie (2016)

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van detailhandel is vastgelegd in de "Winkelvisie". Deze visie is samen met de stad opgesteld en verwoordt op welke wijze Nieuwegein aankijkt tegen het heden en de toekomst van het winkelen in Nieuwegein. De visie gaat uit van de volgende voor het plangebied relevante standpunten:

  • Compacte winkelgebieden

Compacte winkelgebieden dragen bij aan een duurzame invulling van het winkelaanbod. Met een compact winkelgebied kan de klant op één locatie terecht en worden veel autoverplaatsingen voorkomen. Het zijn de supermarkten die in de bestaande winkelcentra een belangrijke plaats innemen. Voor zover dit betekent dat een (bestaande) supermarkt wil uitbreiden staat de gemeente hier positief tegen over. Deze uitbreiding zal wel altijd wel direct in of naastgelegen aan het bestaande winkelcentrum moeten plaatsvinden.

Extra detailhandel in de wijken is volgens de visie dus niet gewenst. De bestaande detailhandel in de winkelcentra in Batau zijn positief bestemd. Daarin is ook ruimte voor supermarkten. Daarmee is het bestemmingsplan in overeenstemming met dit uitgangspunt uit de Winkelvisie.

  • Verminderen regelgeving

Het standplaatsenbeleid zal naar aanleiding van de winkelvisie eventueel nog worden aangepast. Uitgangspunt is een differentiatie naar één of twee plaatsen per winkelcentrum. Daarbij wordt een uitgroeimodel gehanteerd. Bestaande standplaatshouders worden ontzien. Deze behouden hun rechten. Wanneer een locatie vervalt en op de betreffende plek zegt een standplaatshouder zijn plek op dan wordt deze niet meer ingevuld. Het beleid voor de standplaatslocaties buiten de winkelcentra –zoals op de bedrijventerreinen en de begraafplaats- verandert niet. De eventuele wijziging van de standplaatsen moet nog verder vorm worden gegeven en zijn zodoende nog niet in dit bestemmingsplan verwerkt.

De bestaande standplaatsen zijn in dit bestemmingsplan met een gebiedsaanduiding 'Overige zone - Standplaats'.

  • Innovaties in de detailhandel

De gemeente Nieuwegein hanteert al enige jaren een duidelijk beleid rondom internetverkoop aan particulieren. De digitaal gekochte goederen kunnen enkel worden thuisbezorgd of opgehaald in de winkelcentra. Het is niet toegestaan om als internetwinkel voor particulieren vanuit een woonhuis, kantoor of bedrijfspand de goederen ook in een showroom te plaatsen, te laten afhalen of te laten betalen. De internetwinkel mag de goederen alleen per internet te koop aanbieden, de bestellingen via het internet afhandelen en de goederen verzenden.

In dit bestemmingsplan is een webwinkel mogelijk in het kader van de regels voor aan huis gebonden beroep. Het begrip webwinkel is verklaard in artikel 1.65. Hiermee is het bestemmingsplan in lijn met de visie op internethandel.

  • Perifere detailhandel

De gemeente Nieuwegein beperkt de mogelijkheden voor perifere detailhandel tot alleen de locatie Liesbosch/Laagraven. Onder perifere detailhandel wordt verstaan: auto's, boten, caravans, motoren, grove bouwmaterialen, brand- en explosiegevaarlijke stoffen, detailhandel in wonen (meubels), bouwmarkten, tuincentra, keukens en sanitair. In het plangebied bevindt zich een bestaand detailhandelsbedrijf in auto's. Deze is positief bestemd. Nieuwe perifere detailhandel is uitgesloten in de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Bedrijf'.

Gemeentelijk Mobiliteitsplan

Het Gemeentelijk Mobiliteitsplan GMP+ (2014) schetst de visie op het gebied van verkeer en vervoer voor Nieuwegein tot 2030. Verkeer bestaat echter uit verschillende vervoerswijzen met verschillende belangen die elkaar soms versterken en soms in de weg zitten. De 'plus' van het GMP ligt op het terrein van milieu; specifiek lucht en geluid. Een integrale visie zoals verwoord in het GMP+ moet bijdragen aan het nemen van de juiste maatregelen in het omvangrijke en complexe verkeerssysteem. De doelen van het GMP+ zijn dan ook:

  • het formuleren van verkeer- en vervoerbeleid vanuit een integrale visie die zoveel mogelijk rekening houdt met andere beleidsvelden;
  • het voorstellen van maatregelen bij knelpunten in de afweging tussen verkeer, vervoer en milieu.

Een belangrijke kracht van Nieuwegein is de centraal ligging in Nederland in combinatie met een goede bereikbaarheid. Het mobiliteitsbeleid is erop gericht deze kracht te versterken en te koesteren. Hierbij staat bereikbaarheid van Nieuwegein met volwaardige vervoersalternatieven voor de auto centraal. Verkeersveiligheid en duurzaamheid zijn daarbij belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk woon-, werk- en verblijfmilieu. Het succes van de auto heeft ook zijn beperkingen: luchtvervuiling, geluidsoverlast, congestie, ruimtebeslag, verkeersveiligheid. Gezien deze beperkingen is het vertrekpunt van de mobiliteitsvisie van de gemeente Nieuwegein het verleiden van mensen om andere vervoersmiddelen dan de auto te kiezen door het aanbieden van volwaardige alternatieven. Dit betekent dat Nieuwegein wel iets te bieden moet hebben om de mensen te kunnen verleiden van andere modaliteiten gebruik te maken. De gemeente kiest er dan ook voor om de rol van de fiets en milieuvriendelijk Openbaar Vervoer te versterken. Daarbij maakt zij gebruik van 4 pijlers:

  • 1. duurzaamheid;
  • 2. bereikbaarheid;
  • 3. samenhang met stadsontwikkeling;
  • 4. gedragsbeïnvloeding.

Het plangebied is goed ontsloten voor zowel de auto, openbaar vervoer als de fiets en past daarmee binnen de uitgangspunten van het GMP+.

Horecabeleid Nieuwegein (1992)

Het horecabeleid is vastgelegd in de nota Horecaonderzoek Nieuwegein van 1992. In de nota wordt geconcludeerd dat in Nieuwegein een beperkte uitbreiding van de horeca mogelijk is en dat er een gericht stimuleringsbeleid kan worden gevoerd. Er worden drie horecaconcentratiegebieden onderscheiden: binnenstad, Jutphaas en Vreeswijk. Daarnaast is horeca mogelijk in winkelcentra.

In de bestemming 'Gemengd' die is toegekend aan winkelcentra is een flexibele regeling opgenomen voor de ontwikkeling van horeca overeenkomstig het geldende bestemmingsplan.

3.3 Omgevingsaspecten

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de omgevingsaspecten die van invloed zijn op het plangebied. Per aspect wordt eerst de algemene relatie met dit bestemmingsplan aangegeven. Vervolgens wordt specifiek ingegaan op de situatie in het plangebied.

3.3.1 M.e.r.- beoordeling

Uitleg van het aspect m.e.r- beoordeling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Specifieke situatie Batau

Aangezien het bestemmingsplan geen activiteiten mogelijk maakt die op de D-lijst voorkomen, is voor dit bestemmingsplan geen mer-procedure of mer-beoordelingsbeslissing noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Conclusie

Voor dit bestemmingsplan is de m.e.r.-regelgeving niet van toepassing.

3.3.2 Bedrijven en milieuzonering

Uitleg van het aspect bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Integrale milieuzonering houdt rekening met cumulatieve effecten. Bij ruimtelijke scheiding kan een uitwaartse of inwaartse zonering worden gehanteerd.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Een toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. In dit bestemmingsplan is uitgegaan van SBI-codes uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit 2008.

De richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van de gebiedstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Ten opzichte van milieugevoelige functies die zijn gelegen in gebieden met een andere typering kunnen kortere richtafstanden worden aangehouden.

Specifieke situatie Batau

Vanwege de aard van het plangebied worden, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen, geen nieuwe bedrijfsactiviteiten toegelaten. Bij aan huis verbonden beroepen blijft het wonen de belangrijkste functie. De activiteiten worden door de hoofdbewoner uitgevoerd. Daarmee zal een aan huis gebonden beroep nooit overlast voor omliggende woningen veroorzaken.

Alleen de bedrijven die momenteel aanwezig zijn worden op de daarvoor bestemde gronden toegestaan. Het enige in het plangebied aanwezige bedrijf past binnen de algemeen toelaatbare milieucategorie en heeft geen negatieve effecten op het leefklimaat.

3.3.3 Bodem

Uitleg van het aspect bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij geschikt is voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Specifieke situatie in Batau

De regionale bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de toepassing van grond en baggerspecie bij hergebruik. Op basis van de bodemkwaliteitskaart regio zuidwest is de bovengrond van het plangebied grotendeels ingedeeld in de bodemkwaliteitszones B1. Het gebied ter weerszijden van de Nedereindseweg is ingedeeld in bodemkwaliteitzone B2. De bodemkwaliteitsklasse voor Zones B1 en B2 is 'landbouw/natuur'. Dit betekent dat de gehalten, ter plaatse van onverdachte bodem, naar verwachting voldoen aan de Achtergrondwaarden (AW2000), met uitzondering van enkele overschrijdingen.

Volgens het Bodemloket is een gebied ten zuiden van de Nedereindseweg gesaneerd (figuur 3.7). Verder zijn nog enkele kleine onderzochte locaties aangeduid: Dasseweide, locatie nabij Heemraadsweide/Batauweg en aan de noordzijde van de Nedereindseweg. De locatie Dasseweide is is inmiddels gesaneerd. Hiervoor heeft de provincie in 2013 een beschikking afgegeven.

Verder zijn geen onderzoekslocaties bekend. Gelet op de consoliderende aard van het bestemmingsplan is het aspect bodem verder niet relevant voor de vaststelling van dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0015.jpg"

Figuur 3.7 Uitsnede bodemoloket

3.3.4 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen

Het is van belang om te bouwen met gezonde materialen, het materiaalgebruik te reduceren, zoveel mogelijk te recyclen en grondstofkringlopen te sluiten ('Cradle to cradle' en 'Circulair Bouwen'). In de nota 'Bouwen voor de toekomst; duurzaam bouwen beleid gemeente Nieuwegein' is de ambitie geformuleerd om bij nieuwebouw en renovatie te streven naar een milieuprestatieverbetering van 15% of hoger ten opzichte van de op dat moment geldende gebruikelijke bouwstandaard in Nederland.

Naast bovengenoemde prestatie-eis zijn de volgende basismaatregelen door de gemeente vastgesteld:

  • Bij nieuwbouw een lagetemperatuurverwarming systeem toepassen.
  • Bij renovaties een energieprestatieadvies (EPA-onderzoek) uitvoeren.
  • Geen uitlogende bouwmetalen toepassen.
  • Alleen aantoonbaar duurzaam geproduceerd hout (conform criteria TPAC) toepassen.
  • Een handleiding voor gebouwgebruikers opstellen.
  • Bij nieuwbouw een duurzaam gezond binnenmilieu waarborgen.

De milieuprestatie kan bij kleinere en middelgrote (ver)bouwplannen inzichtelijk worden gemaakt met het duurzaam bouwen instrument GPR-gebouw. In dit instrument worden de prestaties beoordeeld en gewogen op de duurzaamheidsthema's: Gezondheid en Gebruikskwaliteit (People), Energie en Milieu (Planet) en Toekomstwaarde (Profit). GPR-gebouw geeft per thema een waardering op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 6,0 staat voor de huidige bouwstandaard. Voor Nieuwegein dient de GPR minimaal 6,9 te zijn (op alle thema's) voor een milieuprestatieverbetering van 15% of hoger.

Routekaart Energieneutraal Nieuwegein 2040

Nieuwegein wil in 2040 een klimaatneutrale stad zijn ('Coalitieakkoord 2014-2018' en 'Routekaart Energieneutraal Nieuwegein 2040'). Dit sluit aan op het in werking getreden Klimaatverdrag van Parijs. Om klimaatneutraal te worden is het van belang de energievoorziening volledig te verduurzamen. Dit betekent een aardgasloze gebouwde omgeving, waarbij verwarmd wordt via een warmtenet (collectief) of via elektrische warmtepompen (individueel of collectief) of andere duurzame technieken. Het is nu in 2017 niet meer toekomstbestendig om nieuwbouw te ontwerpen op basis van aardgasverwarming. Duurzame alternatieven zijn er al en dienen zo veel mogelijk te worden toegepast, zo mogelijk ook bij transformaties. We dagen bouwers uit tot energieneutraal (ver)bouwen. Ingrepen in gebouwen staan een latere verbetering naar volledige energieneutraliteit niet in de weg.

Specifieke situatie Batau

Toekomstige bouwaanvragen binnen het plangebied worden mede getoetst op basismaatregelen uit het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid. Tevens wordt duurzaam en energieneutraal (ver)bouwen gestimuleerd op basis van de gemeentelijke ambities.

3.3.5 Ecologie

Uitleg van het aspect ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. De wet geldt sinds 1 januari 2017 en vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De provincies bepalen voor hun gebied wat wel en niet mag in de natuur. En zij zorgen voor de vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren en internationaal beleid.

Ook gemeenten kunnen specifiek beleid opstellen ten aanzien van de bescherming van natuur. De gemeente Nieuwegein heeft door het vaststellen van het Groenstruurplan met bijbehorende kaart de eigen ecologische verbindingzones aangeduid. De voor Nieuwegein belangrijke natuurgebieden en ecologische verbindingen zijn in deze beleidsnota beschreven en worden vastgelegd en beschermd via bestemmings- en andere ruimtelijke plannen.

Bescherming van gebieden

In de Wnb worden twee gebieden onderscheiden:

  • 1. Natura-2000 gebieden;
  • 2. Natuurnetwerk Nederland (NNN).

ad. 1 Natura-2000 gebieden

Dit zijn gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Voor deze gebieden gelden zogenoemde instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Tevens is er aantal uitzonderingen van toepassing.


ad. 2 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) zijn aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Bescherming van dieren en planten

Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige soorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Wanneer het met de natuur goed gaat, is dat goed voor de biodiversiteit en heeft dit een positief effect op de gezondheid en het welzijn van de mensen.

Gemeentelijk groenbeleid

De gemeente Nieuwegein heeft het groenbeleid vastgelegd in het Groenstructuurplan Nieuwegein 2017. Dit beleid heeft de volgende doelen:

  • Vastleggen wat het 'groene geraamte' van Nieuwegein is, welk groen vormt en ondersteunt de visueel en ecologisch samenhangende ruimtelijke structuur van Nieuwegein en ondersteunt de thema’s uit de structuurvisie.
  • Beschrijven welk beeld, welke uitstraling gewenst is bij de verschillende onderdelen van deze groenstructuur.
  • Kaders en uitgangspunten geven voor veranderingen van het openbaar gebied, gericht op behoud en verdere ontwikkeling van een kwalitatief goede en goed beheer(s)bare groenstructuur, waarin alle benodigde en gewenste functies een plaats krijgen.
  • De groenstructuurplankaart vervangt het 'overzicht kapvergunningplichtige gebieden' bij de eerstvolgende wijziging van de Bomenverordening.

In de nota zijn drie functies benoemd die de 'ruggengraat' vormen van het groene geraamte: de ecologische verbindingen, de natuur en de stapstenen. De lokale ecologische verbinding vormt een belangrijke schakel tussen de gebieden met de functie natuur (kerngebieden) in de gemeente Nieuwegein en daarbuiten. Die verbinding is van belang om een gezond netwerk te krijgen, dat bestand is tegen ziekten en plagen. Dat gezonde netwerk heeft ook zijn uitstraling naar de stapstenen/haarvaten in het 'Netwerk' en het openbaar groen in Nieuwegein dat buiten het 'Netwerk' valt.

Specifieke situatie Batau

Natuurgebieden

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of Natuurnetwerk Nederland.

Op de gemeentelijke Groenstructuurplankaart is de groenstrook tussen de woonwijk en de A2 aangewezen als 'ecologische verbinding'. De grootschalige groenvoorzieningen maken onderdeel uit van de 'stapstenen' (gebruiksgroen met natuurwaarde) van de wijk. Het overig gebruiksgroen bestaat uit kleine(re) parkjes, speelterreinen, groenstroken met wandelpaden, losloopgebieden voor honden en dergelijke. Het heeft vooral recreatieve waarde. De ecologische verbinding, stapstenen en overig gebruiksgroen zijn dan ook bestemd als Groen bestemd in dit bestemmingsplan. Zie ook paragraaf 2.1.3.6 Groen en water voor een nadere toelichting op de Groenstructuurplankaart.

Planten en dieren

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van de gemeentebrede quickscan uit 2011. Tijdens de quick scan is het voorkomen van diverse beschermde soorten aangetoond. Van de meeste soorten is een redelijk tot goed beeld ontstaan van de gemeentelijke verspreiding. Specifiek voor vleermuizen geldt dat het soortenspectrum in beeld is, maar dat nog onvoldoende kennis is van de functies in de gemeente, specifiek de aanwezigheid van verblijfplaatsen.

De Gemeente Nieuwegein herbergt op regionale schaal (provincieniveau) belangrijke populaties van moeraswespenorchis en grote keverorchis. Voor beide soorten geldt dat het aantal groeiplaatsen binnen de provincie beperkt is. Voor de overige beschermde soorten geldt dat het belang van de Nieuwegeinse populaties op provinciale schaal beperkt is en dat aantasting van populaties niet zal leiden tot negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding van regionale of landelijke populaties.

Conclusie

Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan vormt het aspect ecologie geen belemmering voor de vaststelling.

3.3.6 Erfgoed

Het aspect Erfgoed gaat over de bescherming van cultuurhistorische waarden. Daarin worden grofweg drie deelthema's onderscheiden:

  • 1. archeologie;
  • 2. historische gebouwen, erven, tuinen, parken en stedenbouwkundige structuren (monumenten);
  • 3. landschappelijke elementen, gebieden en ruimtelijke patronen (landschap).

De drie thema's zijn overigens niet altijd duidelijk begrensd. Onder gebouwen liggen bijvoorbeeld archeologische resten die met de geschiedenis en het gebruik van het gebouw samenhangen. En het onderscheid tussen groen erfgoed dat is ontworpen en aangelegd en landschappen die zijn ontstaan door generaties lang gebruik is niet altijd gemakkelijk te maken.

De thema's worden hierna beschreven. Tevens wordt ingegaan op de specifieke situatie in het plangebied.

Uitleg van het aspect archeologie

Archeologie gaat over sporen en resten van menselijke aanwezigheid vanaf 300.000 jaar geleden in de Nederlandse bodem, op het land en in het water. Veel van deze overblijfselen liggen onzichtbaar in de bodem opgesloten. Behoud staat centraal bij de zorg voor dit archeologisch erfgoed. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voert wettelijke taken uit, ontwikkelt kennis, deelt deze met partijen binnen en buiten de archeologie, en adviseert.

Om de gemeentelijke rol als beslissend bestuursorgaan adequaat te kunnen vervullen, is door Nieuwegein een gemeentelijk archeologiebeleid met een eigen (inhoudelijk en bestuurlijk) afwegingskader opgesteld. De bij het beleid horende archeologische verwachtingskaart geeft op perceelsniveau inzicht in het voorkomen van bekende en te verwachten archeologische waarden. Daarnaast bevat de kaart een informatielaag met mogelijke diepteligging van de te verwachten archeologie en bodemverstoring. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor een archeologische beleidskaart: aan de verwachtingen worden voorschriften gekoppeld die inzichtelijk maken waar geen onderzoek nodig is en waar wel.
Deze beleidskaart vormt op zijn beurt de basis voor het aanpassen van bestemmingsplannen en bij de verlening van omgevingsvergunningen. Het archeologiebeleid van Nieuwegein onderscheidt tien verschillende waarden archeologie.

Specifieke situatie in Batau

Volgens de gemeentelijke beleidsadvieskaart gelden in het plangebied meerdere archeologische verwachtingen (zie figuur 3.8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0016.jpg"

Figuur 3.8 Uitsnede gemeentelijke beleidsadvieskaart

Voor het plangebied geldt voor een belangrijk deel beleidszone AWV 2. Dit houdt in dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv en plangebieden groter dan 500 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Voor het noordelijke deel en een deel ten zuiden van de Nedereindseweg geldt AWV 6. Dit houdt in dat bij bodemingrepen dieper dan 150 cm –Mv en plangebieden groter dan 10.000 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Ook komt AWV 3 voor. Dit houdt in dat bij bodemingrepen dieper dan 150 cm –Mv en plangebieden groter dan 2.500 m2 vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Ten zuiden van de Nedereindseweg is volgens de beleidsadvieskaart een terrein van archeologische waarde gelegen. Ook hier geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv vroegtijdig inventariserend onderzoek nodig is. Er geldt geen minimum oppervlaktemaat.

De verschillende archeologische waarden worden door middel van een passende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde' op de verbeelding weergegeven. Indien een aangevraagde omgevingsvergunning voor een activiteit de bij de verwachtingswaarde behorende vrijstellingsgrens overschrijdt, dient de initiatiefnemer een archeologisch onderzoek uit te voeren. Een archeologisch onderzoek is verplicht wanneer beide waarden overschreden worden (grootte plangebied en diepte van de bodemingreep).

Uitleg van het aspect monumenten

Bij dit deelthema wordt kennis over architectuurgeschiedenis, bouwhistorie, tuinhistorie en de stedenbouwkunde als uitgangspunt gehanteerd. Zowel het Rijk als de gemeente wijzen cultuurhistorisch waardevolle objecten aan als monument. Gebieden kunnen worden aanwezen als beschermd dorps- of stadsgezicht. Nieuwegein heeft 2 beschermde gezichten: Jutphaas en Vreeswijk.

Voor verbouwingen of restauraties van rijks- of gemeentelijk monumenten of verbouwen binnen een beschermd gezicht gelden specifieke regels. De gemeente geeft hiervoor specifieke omgevingsvergunningen af en zij controleert of de verbouwing of restauratie verloopt volgens de regels.

Om op een goede manier rekening te houden met binnen het bestemmingsplan aanwezige cultuurhistorische waarden, heeft de gemeente Nieuwegein een cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren (Jonge stad, oude kwaliteiten, Een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein, RAAP, 2013). Het betreft een studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein. Het onderzoek is gemeentebreed opgezet. Hierdoor kunnen onder meer waardevolle structuren optimaal in beeld worden gebracht.

Specifieke situatie in Batau

Langs de Nedereindseweg staan nog vier historische boerderijen. Nedereindseweg 302 betreft een krukhuisboerderij uit de 17e eeuw en is aangewezen als rijksmonument. Huize de Batau (Nedereindseweg 403) is een rijksmonumentale dwarshuisboerderij met zomerhuis uit de late 18de eeuw, mogelijk gebouwd op de fundamenten van een 17de-eeuwse boerderij op het voorterrein van ridderhofstad De Ba(t)tau. Een tweede laat 18e-eeuwse dwarshuisboerderij is ‘Geinhof’, Nedereindseweg 405, eveneens een rijksmonument. Op het erf van de boerderij bevinden zich nog een boenhok uit 1924 en oude leilinden. De derde boerderij, Nedereindseweg 407, is van veel jongere datum en dateert uit het eerste kwart van de 20e eeuw; dit is een karakteristiek pand. De vier boerderijen zijn in het plangebied de enige bouwkundige getuigen van de agrarische fase.

Naast rijksmonumenten bevinden zich ook karakteristieke en beeldondersteundende bouwwerken in het plangebied. Aan de Nedereindseweg 402 staat een karakteristieke langhuisboerderij die is gebouwd in de vroege 20e eeuw. De boerderij heeft bakstenen gevels en een langgerekt zadeldak.

In Batau zijn twee karakteristieke bruggen en één beeldondersteunende brug.

Aan de oostzijde wordt Batau-Zuid voor het fiets- en voetgangersverkeer ontsloten door de karakteristieke Kloosterbrug over de A.C. Verhoefweg. De brug verbindt de wijk met de wijk Zuilenstein- De Geer en de daar gelegen tramhalte. De brug is gebouwd in 1978 en was de eerste van de bruggen over de A.C. Verhoefweg. De brug heeft een voor die periode markante vormgeving met betonnen portalen, deels bakstenen opgangen en ijzeren hekwerken. De brug is aan de westzijde gekoppeld aan een tramhalte. De zuidelijker gelegen beeldondersteunende Karosbrug verbindt Batau-Zuid met het centrumgebied. Ook deze voetgangers- en fietsbrug dateert van rond 1980 en heeft een met de andere bruggen uit deze periode vergelijkbare vormgeving. De Menuetbrug uit 1983 heeft een karakteristieke functie en ligt eveneens over de A.C. Verhoefweg.

De bestaande rijksmonumenten in dit bestemmingsplan zijn aangeduid met een 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument'. Karakteristieke en beeldondersteunende bebouwing zijn aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - beeldondersteunend' en 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek'. In de planregels is een beschermingsregime voor de twee laatstgenoemde categorieën van bebouwing opgenomen. Dit om te voorkomen dat karakteristiek bouwwerken aan de buitenzijde geheel of gedeeltelijk gewijzigd of gesloopt worden. Van een wijziging van een karakteristiek pand is in ieder geval sprake wanneer één of meerdere van de volgende onderdelen worden gewijzigd:

  • bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
  • dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
  • gevelindelingen door ramen, deuropeningen en erkers.

Voor beeldondersteunende panden mag de hoofdvorm niet zonder omgevingsvergunning gewijzigd geworden.

Uitleg van het aspect landschap

In het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Daaronder worden tevens landschappelijke elementen, gebieden en ruimtelijke patronen beschouwd. Zoals eerder aangeven zijn de landschappelijke elementen door de gemeente in kaart gebracht.

Specifieke situatie in Batau

De in het plangebied aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden bevinden zich rond de Nedereindseweg. Het gebied bestaat uit de volgende elementen:

  • a. Cultuurhistorische weg en ontginningskade;
  • b. Cultuurhistorisch groen;
  • c. Kastelen en buitenplaatsen;
  • d. Bebouwing gerelateerd aan de historische (water)weg.

ad. a Cultuurhistorische weg en ontginningskade

De Nedereindseweg, inclusief de wetering en de bomenrij, vormt een opvallend element binnen de landschappelijke structuur van Batau. Deze weg ligt ter plaatse van een stroomrug, een verhoging in het landschap waar de vaste zandlaag (plaatselijk) redelijk hoog onder de oppervlakte ligt. Door de bodemgesteldheid en de ligging is de Nedereindseweg een middeleeuwse ontginningsas en belangrijke oost-westroute. De route vormt dan ook een belangrijke nederzettingsas waarlangs bebouwing ontstond afgewisseld door grote groenpartijen. Het raster van wegen inclusief aangrenzend openbaar gebied en beplanting bepaalt het historische en hedendaagse landschap van Nieuwegein.

In het bestemmingsplan is voor dit deelgebied de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 7' opgenomen. Voor een uitleg van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 2.3.6.13.

ad. b Cultuurhistorisch groen

Groen van cultuurhistorische waarde in het plangebied bestaat uit:

  • Bomenrij Nedereindseweg;
  • Dubbele rij essen langs Welmoetsgaarde, ten oosten van kasteel/boerderij de Batau;
  • Historisch bosperceeltje tussen Ringslangweide en Libelleweide;
  • Open grasland en groenpartijen.

In het bestemmingsplan is voor dit deelgebied de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 8' opgenomen. Voor een uitleg van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 2.3.6.13.

ad. c Kastelen en buitenplaatsen

De voorname boerderij De Batau, aan de Nedereindseweg, op de plek van het vroegere gelijknamige kasteel, heeft nog steeds een parkachtige tuin, met laan en waterpartij. De vroegere omgrachting is herkenbaar.

In het bestemmingsplan is voor dit deelgebied de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 9' opgenomen. Voor een uitleg van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 2.3.6.13.

ad. d Bebouwing gerelateerd aan de historische (water)weg

Het lint aan de Nedereindseweg is als structuur nog gaaf en heeft zijn dorpse karakter weten te behouden. De kenmerkende hoek die de graslandpercelen maakten met de Nedereindseweg is plaatselijk nog herkenbaar in het groen en in de richting van bebouwing en straten. Hier en daar liggen nog kleine graslanden nu in gebruik bij kleinvee, gazon of speelweide. In de Structuurvisie 2008 is opgenomen deze oost-westroute herkenbaar te houden.

In het bestemmingsplan is voor dit deelgebied de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 10' opgenomen. Voor een uitleg van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 2.3.6.13.

Conclusie

Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. De archeologische waarden zijn in dit plan geborgd door middel van een dubbelbestemming. De monumenten zijn beschermd via de erfgoedwetgeving. Voor karakteristieke en beeldondersteunende bouwwerken is in de planregels een beschermingsregime opgenomen. Landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn beschermd door middel van een dubbelbestemming.

3.3.7 Externe veiligheid

Uitleg van het aspect externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen onder externe veiligheid. Op de Risicokaart kan worden bekeken welke risicovolle bedrijven, transportroutes of buisleidingen in de directe omgeving liggen.

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor risicovolle bedrijven bevat het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) veiligheidsnormen. Het heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening. Bij het plannen van kwetsbare objecten, zoals woonhuizen in de omgeving van een risicovolle inrichting, moet op basis van het Bevi rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van die inrichting. De risicovolle inrichtingen zijn op de risicokaart weergegeven.

Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen  wordt het toetsingskader gevormd door de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Per 1 april 2015 is de regelgeving veranderd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie het geval.

Ingeval van aanwezigheid van hogedrukaardgastransportleidingen is als toetsingskader van belang het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

Specifiek voor LPG tankstations is de Circulaire effectafstanden LPG tankstations relevant. De circulaire hangt samen met de wijziging "verkleining afstanden voor LPG-tankstations". Deze wijziging verkleint de vaste veiligheidsafstanden voor het plaatsgebonden risico. De circulaire hangt ook samen met een Safety Deal. In deze Safety Deal liggen afspraken tussen het ministerie van van Binnenlandse Zaken (voorheen: Infrastructuur en Milieu) en de LPG-sector vast. Het gaat om afspraken over het toepassen van hittewerende bekleding op de LPG-tankwagens die de LPG-tankstations bevoorraden.

Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en de risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).

Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.

Met plaatsgebonden risico wordt bedoeld de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico (voorheen individueel risico) wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.

Bij groepsrisico is niet een contour bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Bij groepsrisico wordt gewerkt met een oriëntatiewaarde en niet met een grenswaarde. Hoe meer mensen dicht op de bron zijn bij een bepaalde calamiteit, hoe groter het effect.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Nieuwegein

Naast het feit dat vanuit de Rijksoverheid risiconormen zijn gesteld, laat de wet- en regelgeving ook ruimte aan gemeenten (en provincies) om eigen veiligheidsambities te formuleren. In de Beleidsvisie externe veiligheid (raadsbesluit 2007-403) is aangegeven hoe Nieuwegein met deze beleidsvrijheid omgaat. Zo is onder nadere in de visie aangegeven dat de gemeente zich het recht houdt voor om bij nieuwe situaties af te zien van het zogenaamde 'stand still'-beginsel voor het groepsrisico, zolang aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan. Volgens de beleidsvisie mogen zich daarnaast geen nieuwe risicobedrijven vestigen in Batau.

Specifieke situatie Batau

Volgens de risicokaart bevinden de volgende risicobronnen zich in het plangebied (figuur 3.9):

  • 1. Parallel aan de A2 ligt een DPO-leiding waardoor kerosine getransporteerd wordt. De effectafstand dodelijk bedraagt 31 m. De leiding heeft een plaatsgebonden risicocontour 10-6. Het groepsrisico is minder dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. De leiding is bestemd met een dubbelbestemming 'Leiding - Brandstof';
  • 2. BP De IJssel langs de A2. De maatgevende plaatsgebonden risicocontour van 10-6 bedraagt 35 m. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 150 m. Het groepsrisico is minder dan 0,1 x de oriëntatiewaarde.
  • 3. Rijksweg A2 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Dit wegtraject heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6. Ook is er geen plasbrandaandachtsgebied aangewezen. Het groepsrisico is minder dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. Vanwege het vervoer van brandbare gassen bedraagt het maatgevende invloedsgebied voor het groepsrisico 355 m;
  • 4. Hogedruk aardgasleiding van de Gasunie (W-518-01). Deze leiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6. De leiding heeft een invloedsgebied van het groepsrisico 95 m. Het groepsrisico is minder dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. De leiding is bestemd met een dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

Volgens de risicokaart bevinden de volgende relevante risicobronnen zich buiten het plangebied:

  • 5. Coöperatie De Nedereindse Berg. Deze inrichting ligt circa 350 m ten westen van het plangebied. Dit betreft een bovengrondse propaantank. De plaatsgebonden contour van 10-6 ligt niet over het plangebied. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van het groepsrisico, maar het Bevi is niet van toepassing op propaantanks met een inhoud < 13 m3. Daarom is de regelgeving m.b.t. het groepsrisico niet van toepassing. Overigens ligt dit invloedsgebied geheel aan de westkant van de A2.
  • 6. Skibaan Nieuwegein. Deze inrichting ligt circa 300 m ten westen van het plangebied. Het betreft een bovengrondse propaantank. De plaatsgebonden contour van 10-6 ligt niet over het plangebied. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van het groepsrisico, maar het Bevi is niet van toepassing op propaantanks met een inhoud < 13 m3. Daarom is de regelgeving m.b.t. het groepsrisico niet van toepassing. Overigens ligt dit invloedsgebied geheel aan de westkant van de A2.
  • 7. Gasontvangststation Nieuwegein W063 direct ten noorden van het plangebied. Deze inrichting heeft geen plaatsgebonden contour van 10-6 van het groepsrisico. De veiligheidsafstand op basis van het Activiteitenbesluit bedraagt 25 m. Ter plaatse is een invloedsgebied aanwezig (afhankelijk van de 1% letaliteitsgrens) maar het Bevi is niet van toepassing op dit type gasdrukregel- en meetstation.
  • 8. Shell Zelfstation A.C. Verhoef op circa 220 m ten noorden van het plangebied. De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 reikt niet tot het plangebied. Het vulpunt van het tankstation ligt op circa 100 m van het plangebied. Het invloedsgebied (150 m) valt dus in het plangebied binnen de eerste bebouwing. De ligt echter op 160 m van het vulpunt. Het groepsrisico bedraagt 0,25 x de oriëntatiewaarde.
  • 9. Twee hogedruk aardgasleidingen van de Gasunie (A-510 en W-518-03), direct ten noorden van het plangebied ter hoogte van de Reinesteijnseweg. Beide leidingen hebben geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6. Het invloedsgebied van leiding W-518-03 bedraag 140 m. De leiding A-510 heeft een invloedsgebied van het groepsrisico van 430 m. Deze reiken beiden in het plangebied. Het groepsrisico bedraagt minder dan 01, x de oriëntatiewaarde voor de leiding W-518-3. Voor de leiding A510 is dat 0,3 x de oriëntatiewaarde (de maximale waarde wordt bereikt ter hoogte van het midden van gebied Blokhoeve).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0017.jpg"

Figuur 3.9 Overzicht risicobronnen in en buiten het plangebied (bron: www.risicokaart.nl)

Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de route van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Omdat het een consoliderend plan betreft waardoor het groepsrisico niet toeneemt, wordt volstaan met een beknopte verantwoording.

Effectafstanden tot LPG tankstations

De maximale effectafstand waarmee rekening gehouden moet worden bedraagt 160 m. Deze wordt veroorzaakt door een warme BLEVE van de tankauto. BLEVE staat voor 'boiling liquid expanding vapour explosion'. Door opwarming van de tankwagen bij brand ontstaat een explosie. In de bestaande situatie zijn in Batau geen gebouwen aanwezig binnen deze afstand gerekend vanaf de vulpunten voor LPG-tankstations De IJssel en AC Verhoef. In het bestemmingsplan wordt deze bebouwing ook niet mogelijk gemaakt.

Verantwoording groepsrisico

Over deze beknopte verantwoording wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg nog advies aan de veiligheidsregio gevraagd.

Maatgevend scenario

Het maatgevende scenario voor het plangebied is een ongeval met de hogedruk aardgasleiding A-510. Door breuk of beschadiging van de leiding vindt uitstroming van gas plaats wat direct kan ontsteken. Hierdoor ontstaat een vuurbal gevolgd door een brandende verticale fakkel van enkele honderden meters. De warmtestraling kan tot op een afstand van 180 meter schade veroorzaken. Ook kunnen tot 430 meter branden ontstaan. Tot 810 meter is er geen of lichte schade. De dichtstbijzijnde woningen zijn op 70 meter afstand gelegen. Bij een incident met de gasleiding zijn daarom gewonden te verwachten met (zware brandwonden) en mogelijk dodelijke slachtoffers.

Rampenbestrijding

Bij een incident met de gasleiding zal de Gasunie starten met het inblokken van de leiding. De opkomsttijd kan 0,5 tot 2,5 uur bedragen. Daarnaast is de Gasunie tijdens het aanrijden telefonisch beschikbaar. De Gasunie heeft een bronbestrijdingsteam beschikbaar om de ramp te bestrijden. Het team heeft onder andere als taak het lek te beheersen. Indien zich een fakkelbrand voordoet kan de brandweer niet op korte afstand van de bron optreden. De brandweer zal zich beperken tot het redden van slachtoffers voor zover dit mogelijk is en het voorkomen van uitbreiding van de brand. Na het afsluiten van de gastoevoer worden ook de aanwezige branden op korte afstand geblust en aanwezigen gered. Voor het blussen van de branden is voldoende bluswater aanwezig.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het invloedsgebied van de route van gevaarlijke stoffen door verschillende buisleidingen reikt gedeeltelijk over het het plangebied. Hier zijn hoofdzakelijk woningen gelegen. De woonerven zijn via de hoofdwegenstructuur met elkaar verbonden. Via meerdere wegen is het gebied dus te bereiken. Aanwezige personen kunnen daarom via meerdere wegen van de bron af vluchten. Daarnaast komt het gedegen wegennetwerk ook de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden.

Zelfredzaamheid

In de omgeving van de leiding zijn woningen gelegen. De aanwezige personen zijn daarom over het algemeen zelfredzaam. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden.

Op het moment dat een lekkage of breuk van de leiding resulteert in een fakkelbrand hebben ook de aanwezigen ter plaatse van de woningen binnen 180 meter afstand nauwelijks mogelijkheden tot zelfredzaamheid vanwege de grote hittestraling. Personen die buiten zijn hebben geen overlevingskans. Aanwezigen moeten daarom binnen blijven en zichzelf zoveel mogelijk beschermen tegen hittestraling.

Maatregelen

Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan is een alternatieve ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde en zijn verdere maatregelen aan gebouwen (zoals een geautomatiseerde afsluiting van ramen en deuren, vergroten brandwerendheid ramen of creëren van een ' safe haven') niet opportuun. Maatregelen aan de bron vallen buiten de scope van het bestemmingsplan en zijn daarmee eveneens niet opportuun.

Voor meldingen en aanvragen voor vergunningen beschikt Nieuwegein over een systeem dat in samenwerking met de Gasunie is opgezet. Dankzij dit systeem kunnen werkzaamheden nabij de gasleiding tijdig gesignaleerd worden waardoor het risico op een incident dusdaning laag is dat overige beheersmaatregelen niet noodzakelijk zijn.

3.3.8 Geluid

Uitleg van het aspect geluid

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Toetsing in het kader van een bestemmingsplan aan de Wet geluidhinder is alleen aan de orde indien nieuwe geluidgevoelige bestemmingen - zoals woningen - mogelijk worden gemaakt.

Specifieke situatie Batau

Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen, zoals woningen, mogelijk gemaakt in het plangebied. Tevens vinden er geen reconstructies van wegen plaats of worden nieuwe wegen aangelegd. Door het uitblijven van deze ontwikkelingen kan een toetsing aan de Wet geluidhinder achterwege blijven.

De gemeente Nieuwegein heeft een eigen geluidkaart. De geluidkaart bevat de geluidcontouren van drie verschillende bronnen: wegverkeer, sneltram en industrie, zowel over het etmaal als in de nacht. De etmaalwaarde (ofwel Lden) is een gewogen gemiddelde van de geluidbelasting overdag (7-19 u), in de avond (19-23 u) en gedurende de nacht (23-7 u). Omdat geluid in de avond en nacht als extra storend wordt ervaren, geldt voor deze perioden een toeslag van respectievelijk 5 en 10 dB. De nachtwaarde (ofwel Lnight) is de gemiddelde geluidbelasting in de nacht (23-7 u), zonder toeslag.

Op figuur 3.10 is een uitsnede van de geluidkaart ter plaatse van Batau weergegeven. In Batau is hoofdzakelijk sprake van geluid als gevolg van wegverkeer. In de figuur is de etmaalwaarde weergegeven. Hieruit blijkt dat het akoestisch klimaat acceptabel is. Uitsluitend direct langs de belangrijkste gebeidsontsluitingswegen in de wijk is sprake van levendig of luid wegeverkeerslawaai.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0018.jpg"

Figuur 3.10 Geluidbelasting Batau

3.3.9 Kabels en leidingen

Uitleg van het aspect kabels en leidingen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Specifieke situatie Batau

In het plangebied ligt een aantal aardgastransportleidingen. Daarnaast ligt er een defensiebrandstofleiding parallel langs de A2. In paragraaf 3.3.7 Externe veiligheid is hier nader op ingegaan. De leidingen zijn in voorzien van een dubbelbestemming Leiding - Brandstof en Leiding - Gas.

3.3.10 Luchtkwaliteit

Uitleg van het aspect luchtkwaliteit

Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en de burgers beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De belangrijkste is de Wet milieubeheer, titel 5.2: luchtkwaliteitseisen.

De verontreiniging is afkomstig van verschillende bronnen. Denk hierbij aan het gemotoriseerde verkeer, industriële en agrarische inrichtingen en achtergrondconcentraties van verontreinigende stoffen. Fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) zijn de belangrijkste stoffen in de luchtkwaliteitsregelgeving.

Luchtkwaliteitsregels hebben gevolgen voor het uitvoeren van (ruimtelijke) projecten. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Als er wel een overschrijding is, dan mag een project de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' verslechteren.

De gemeente Nieuwegein heeft in het Luchtkwaliteitsplan beleid opgesteld om de luchtkwaliteit te verbeteren. Zo wil de gemeente de doorstroming op de wegen in haar grondgebied verbeteren, de verkeersintensiteit beperken, het gebruik van schone voertuigen stimuleren en voldoende afstand creëren tussen wegen en gevoelige bestemmingen.

Specifieke situatie Batau

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er is geen sprake van ontwikkelingen die een effect hebben op de luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitswetgeving. Er hoeft dan ook geen verdere toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.

3.3.11 Water

Uitleg van het aspect water

Voor ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen is het nodig om een watertoets uit te voeren. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. Ruimtelijke plannen moeten voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Het waterschap kijkt of in een plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.


Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.


Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)


Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet


Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie
  • Provinciale Ruimtelijke Verordening


Waterschapsbeleid

  • Waterkoers 2016-2021

Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijnvisie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021 (http://www.waterschaponline.nl/hdsr/). De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel 'Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving'. In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.


Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.


Ruimtelijke adaptatie

Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook, volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.


Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is in 2015 vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:

  • De bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
  • Uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.


Nieuwegein heeft de landelijke en regionale Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie van het Deltaprogramma ondertekend. Met de ondertekening gaan betrokkenen een inspanningsverplichting aan om al in de periode van 2015 tot 2020 invulling te geven aan de opgave. Bij nieuwbouw, herinrichting of renovatie worden al zoveel mogelijk maatregelen uitgevoerd die kostenneutraal of tegen geringe kosten uitgevoerd kunnen worden. Zo wordt bijvoorbeeld bij de komende buurtverbetering van de Rijtuigenbuurt (in het zuiden van het plangebied) extra ruimte gemaakt voor de opvang van piekbuien door het aanleggen van verdiept groen en parkeerplaatsen.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan van Nieuwegein is in samenwerking met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en waterleidingbedrijf Vitens opgesteld en bestaat uit twee delen. In 2004 is de Watervisie Nieuwegein vastgesteld, de beleidsvisie op het waterbeheer van de gemeente. Daarnaast stelt de gemeente jaarlijks een jaarplan Water op. Door ieder jaar een nieuwe uitvoeringsnota op te stellen in plaats van voor meerdere jaren kan beter ingespeeld worden op nieuwe ontwikkelingen of nieuw beleid. Samen met de watervisie uit 2004 vormt het jaarplan Water 2017 het Waterplan van Nieuwegein.


Met het waterbeleid en de maatregelen streeft de gemeente naar een watersysteem met voldoende capaciteit en een grote belevingswaarde. Dit betekent dat de waterkwaliteit van het oppervlaktewater goed is en dat er geen overlast meer ondervonden wordt. Daarnaast wil de gemeente ook de aandacht voor het thema water onder haar inwoners vergroten.

Specifieke situatie Batau

Algemeen

Het plangebied omvat de wijken Batau-Noord en -Zuid. Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom van Nieuwegein is het zuidelijke deel van het plangebied grotendeels niet gekarteerd (figuur 3.11). Het noordelijke deel van het plangebied bestaat uit klei met zware tussenlaag of ondergrond. Naast deze ondergrond bestaat de bodem uit klei op veen en lichte klei met homogeen profiel. In het plangebied komen grondwatertrappen III, VI en V voor (figuur 3.12).

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0019.jpg"

Figuur 3.11 Bodem plangebied (rode markering) en omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BPBA2017-OH04_0020.jpg"

Figuur 3.12 Watertrappen plangebied (rode markering) en omgeving

Waterkwantiteit

Door het plangebied lopen primaire watergangen met een beschermingszone van 5 m. Tevens lopen ook tertiaire watergangen met een beschermingszone van 2 m door het plangebied. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden.

Veiligheid en waterkeringen

Binnen het plangebied liggen geen waterkeringen.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

Toekomstige situatie

Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Bij nieuwe bebouwing wordt verder zoveel mogelijk rekening gehouden met de gevolgen van klimaatverandering (klimaatadaptatie) door het nemen van maatregelen en een optimaal ontwerp. De volgorde voor de verwerking van regenwater is vasthouden, bufferen, infiltreren, vertraagd afvoeren. Gedacht kan o.a. worden aan onderstaande maatregelen:

  • Verharding draagt bij aan een klimaatadaptieve inrichting, bijvoorbeeld door toepassing van tijdelijke waterberging (zoals verdiepte parkeerplaatsen), waterpasserende of waterdoorlatende verharding.
  • Toevoegen van groen, half verharding, of water, waarbij groen en halfverharding zo ingericht zijn dat geschikt zijn voor infiltratie van regenwater (lager gelegen).
  • Het groen draagt bij aan verkoeling en is in potentiële (lager gelegen) wateropvanglocaties overstroming- en droogtetolerant. De kavel en bebouwing wordt zodanig ingericht en ontworpen dat maximale regenwateropvang mogelijk is en vertraagde (geen overlast gevende) afvoer naar oppervlaktewater van of infiltratie op de kavel mogelijk is.
  • Toepassen van groene gevels en/of groene daken.

Watervergunning

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij de waterbeheerder (het waterschap of Rijkswaterstaat) vergunning te worden aangevraagd. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. Daarnaast dienen beschermingszones voor watergangen en waterkeringen in acht te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van de waterbeheerder gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Bij het afwegen van alle rivierkundige en/of veiligheidsbelangen voor het bepalen of een watervergunning kan worden afgegeven, richt het waterschap zich in het rivierbed voornamelijk op de toetsing van de belangen/veiligheid van de primaire waterkeringen en Rijkswaterstaat op de rivierkundige belangen op het gebied tussen de dijken.

Boringsvrije zone

Het plangebied ligt gedeeltelijk in de boringsvrije zone Nieuwegein. De boringsvrije zone is een zone rondom de grondwaterwinning Nieuwegein. Deze grondwaterwinning is de bron van de drinkwatervoorziening voor o.a. de gemeente Nieuwegein. In de boringsvrije zone beschermt een ondergrondse kleilaag de onderliggende waterwinning. Om te voorkomen dat een kleilaag die de onderliggende waterwinning beschermt, wordt doorboord en ter bescherming van de grondwaterkwaliteit voor de drinkwatervoorziening, stelt de provincie Utrecht in haar Provinciale Milieu Verordening 2013 (PMV) in art. 19 t/m 22 dat een aantal activiteiten aan voorschriften is gebonden. Het betreft onder andere een verbod op boor-, grond-, en funderingswerkzaamheden dieper dan 40 meter onder het maaiveld en het toepassen van bodemenergiesystemen. Onder voorwaarde zijn vrijstellingen op dit verbod mogelijk.

Daarnaast geldt voor iedereen de bijzondere zorgplicht (art. 4 van de PMV 2013). Dit houdt in dat verontreiniging van het grondwater moet worden voorkomen of, voor zover het niet kan worden voorkomen, zoveel mogelijk moet worden beperkt of ongedaan gemaakt. De boringsvrije zone is opgenomen op de verbeelding met de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - boringsvrije zone'.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

3.4 Uitvoerbaarheid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

3.4.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat het plan economisch uitvoerbaar is. Dat wil zeggen dat de vaststelling niet leidt tot kosten voor de gemeente waarvoor geen dekking is.

Het bestemmingsplan maakt geen aangewezen bouwplannen mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wro. Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan worden namelijk geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.

3.4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wettelijk vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan de relevante overlegpartners. De ingekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in een notitie beantwoording vooroverlegreacties. Deze is opgenomen in bijlage 3.

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Batau heeft ter inzage gelegen van 22 januari tot en met 5 februari 2018. Op 22 januari heeft een inloopbijeenkomst plaatsgevonden. Gedurende deze inloopavond en de ter inzage periode kon een ieder een inspraakreactie indienen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. De reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in een notitie beantwoording inspraak. Deze is opgenomen in bijlage 4.

Het ontwerpbestemmingsplan Batau heeft ter inzage gelegen van 17 september 2018 t/m 29 oktober 2018. Gedurende deze periode kon een ieder een zienswijze indienen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. De ingediende zienswijzen zijn grotendeels integraal weergegeven en beanwoord in de notitie beantwoording zienswijzen. Deze is opgenomen in bijlage 5.