direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, 1e Wijzigingsplan Prinsesselaan 20
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De begraafplaats St. Barbara kampt met een parkeerprobleem. De monumentale status van de begraafplaats laat uitbreiding van parkeerplaatsen op de begraafplaats zelf niet toe. Op 29 juli 2016 heeft de rooms-katholieke begraafplaats St. Barbara het college van Burgemeester en wethouders verzocht om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid voor het college opgenomen om op locatie de bestemming te wijzigen voor parkeerplaatsen ten behoeve van de begraafplaats. St. Barbara wil 34 parkeerplaatsen aanleggen.
De doelstelling van het wijzigingsplan is deze ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te maken.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in het oosten van Utrecht in een groene zone ter hoogte van de Prinsesselaan 20 in Oudwijk. Het gebied is in het oosten begrensd door de begraafplaats St. Barbara en ten westen door de Prinsesselaan. In het noorden loopt de Prinsesselaan door tot de Museumlaan en in het zuiden tot aan het Rosarium.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0001.png"
Afbeelding 1: overzichtkaart van de stad Utrecht met daarop de locatie van het plangebied

1.2.1 Beschermd stadgezicht Utrecht - Oost

Het plangebied ligt binnen de zone die door het Rijk is aangewezen als beschermd stadsgezicht Utrecht-oost, vastgesteld bij ministerieel besluit van 4 december 2013.
Zie voor een beknopte beschrijving van het Beschermd stadsgezicht paragraaf 3.2.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Bestemmingsplan   Vastgesteld door raad   Onherroepelijk  
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen   04-02-2016   13-04-2016  
1.3.1 Wijzigingsbevoegdheid opgenomen in vigerend bestemmingsplan

In het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen is onder de bestemming Groen artikel 12.3 voor de aanleg van een parkeervoorziening voor de nabijgelegen rooms-katholieke begraafplaats St. Barbara een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ten behoeve van de aanleg van parkeerplaatsen ten behoeve van de naastgelegen begraafplaats de bestemming zodanig te wijzigen dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' van groen worden gewijzigd in parkeerplaatsen met bijbehorende ontsluiting ten behoeve van bezoekers van de naastgelegen begraafplaats;
  • b. van de wijzigingsbevoegdheid vermeld onder lid a. mag uitsluitend gebruik worden gemaakt onder de volgende voorwaarden:
    1. aangetoond moet zijn dat de aanleg en het gebruik van de parkeerplaatsen geen     onevenredige belemmeringen voor omliggende percelen opleveren en niet leiden tot     milieuhygiënische bezwaren;
    2. de parkeerplaatsen uitsluitend zijn bestemd voor het realiseren en in stand houden van een     parkeerterrein van maximaal 40 parkeerplaatsen ten behoeve van bezoekers van de     naastgelegen begraafplaats;
    3. inrichting van het parkeerterrein geschiedt conform een vooraf door het college van     burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
    4. de bestaande cultuurhistorische waarden worden behouden dan wel gerespecteerd.

Nadat het onherroepelijk is, wordt het wijzigingsplan opgenomen in het zogenoemde moederplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0002.png"
Afbeelding 2: uitsnede van de verbeelding van het moederplan.

De rode hakenlijn begrenst de wijzigingsbevoegdheid.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie en de planbeschrijving. Onder andere de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de ruimtelijke aspecten. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod.

Hoofdstuk 2 Relevante beleidskaders

2.1 Rijksbeleid en provinciaal en regionaal beleid

Het moederplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen is getoetst aan het Rijks- en provinciaal en regionaal beleid. Omdat dit wijzigingsplan voortvloeit uit het moederplan zijn voor dit plan alleen de randvoorwaarden uit het moederplan relevant als toetsingskader.

2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De vereisten zijn op 1 juli 2017 gewijzigd.

De behoeftetoets die de ladder voorschrijft, voorkomt dat gebouwd wordt voor de leegstand. Iedere stedelijke ontwikkeling moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening.

Dit wijzigingsplan maakt het aanleggen van een parkeerterrein voor de begraafplaats St. Barbara mogelijk.

De ontwikkeling betreft een beperkte verstening van een groengebied en is geen stedelijke voorziening. De Ladder voor duurzame verstedelijking blijft buiten toepassing.

2.2 Gemeentelijk beleid

2.2.1 Collegeprogramma 'Utrecht maken we samen'

In april 2014 is het collegeprogramma 2014-2018 'Utrecht maken we samen' verschenen. Het collegeprogramma bevat doelstellingen voor de thema's:

  • meer ruimte voor eigen initiatief;
  • werken aan werk;
  • beter onderwijs;
  • duurzame Domstad;
  • zorgen voor elkaar;
  • groei in evenwicht.
2.2.2 Ruimtelijke strategie 2016: Utrecht kiest voor gezonde groei!

De Ruimtelijke Strategie Utrecht (hierna: RSU) is in 2016 vastgesteld. In de RSU zijn de contouren voor de ontwikkelopgaven van de economische ontwikkelingsgebieden, verdichtingsgebieden en aandachtsgebieden in beeld gebracht.

Utrecht groeit en we willen die groei vooral faciliteren door inbreiding. Belangrijke nieuwe woningbouwlocaties in de stad die daar - naast Leidsche Rijn - aan moeten bijdragen zijn het Beurskwartier en de Merwedekanaalzone. De Binnenstad, het Stationsgebied, het Utrecht Science Park en Leidsche Rijn (Centrum) worden beschouwd als economische hotspots waar we kansen willen creëren en benutten. Tevens willen we de openbare ruimte beter benutten en grotere betekenis geven als de plek waar de stad zich presenteert. Gezonde verstedelijking is in alle gevallen het uitgangspunt. Dat betekent focussen op bewegen, welbevinden, perspectief op wonen, werk en opleiding, duurzaamheid.

De RSU bevat tevens een Investeringsstrategie, waarmee een verbinding wordt gelegd tussen de ruimtelijke ambities van de stad met betrekking tot gezonde verstedelijking en de investeringsopgave die daarmee samenhangt.

2.2.3 Structuurvisie Utrecht 2015-2030

Voor de stad Utrecht is op 1 juli 2004 de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 vastgesteld. In de structuurvisie zijn de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Utrecht beschreven. Daarbij wordt uitgegaan van drie kernkwaliteiten van de stad, die in de structuurvisie zijn uitgewerkt in drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen.

  • De Markt sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving.
  • Het Podium sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als ontmoetingsplaats voor winkelen, cultuur, onderwijs en recreatie.
  • De Binnentuin sluit aan bij de kernkwaliteit: de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken.

Voor een aantal gebieden zijn gebiedsperspectieven voor 2030 opgesteld.

Plangebied en conclusie
De locatie waarop de ontwikkeling van het parkeerterrein plaatsvindt ligt in een gebied dat in de Structuurvisie wordt aangeduid als stedelijk groen.

2.2.4 Groenstructuurplan Utrecht 'Stad en land verbonden'

Gemeente Utrecht heeft een groenstructuurplan voor de periode 2007-2030 vastgesteld in 2007 ter behoud en ontwikkeling van de kwaliteiten van het stedelijk groen als onderdeel van een kwalitatief hoogstaand woon- en vestigingsklimaat. Het Groenstructuurplan van Utrecht geeft in hoofdlijnen de gebruiksfunctie, de bestemming, de beeldende rol, de ecologische betekenis en het onderhoudskarakter van de groenvoorzieningen in de stad aan. Dit kunnen bestaande voorzieningen zijn of voorzieningen die nog ontwikkeld gaan worden.

De visie voor het stedelijk groen gaat uit van de verbetering van de kwaliteit van het huidige stedelijke groenareaal, het realiseren van groene verbindingen naar de omringende landschappen en uitbreiding van het groene areaal om Utrecht.

Onder Begraafplaatsen is opgenomen dat de terreinen vaak beperkt toegankelijk zijn voor bezoekers. De doorgaande routes naar het groen om Utrecht stuiten vaak op deze besloten terreinen. De betekenis van deze terreinen is vooral gelegen in het ruime, onbebouwde oppervlak, in de buitenbeleving van de gebruikers en in de ecologische en landschappelijke waarden van de randen. Deze groene strook omgorden de terreinen en complexen en zijn (potentiële) verbindingen met andere delen van het stedelijk groen.

Plangebied en conclusie
Het structureel groen dat moet wijken voor de aanleg van het parkeerterrein, wordt door de gemeente elders binnen de gemeente gecompenseerd.

2.2.5 Bomenbeleid Utrecht

De nota Bomenbeleid Utrecht is in 2009 vastgesteld. Een van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad te verbeteren en te ontwikkelen, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu.
Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door twee beleidsdoelstellingen:

  • waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren. Dat betekent bij de ruimtelijke plannen in de komende jaren bezien waar bomen kunnen worden toegevoegd om zo de bomenlanen en pleinen te completeren. Daarnaast bij ingrepen in de huidige structuur op basis van een goed programma van eisen de structuur weer aanvullen;
  • de bomenstructuur verder verbeteren door extra zorg aan beheer en onderhoud te besteden. Dit kan resulteren in extra zorg bij aanplanting van bomen, bij groeiplaatsen van oudere bomen, bij de verzorging van de bomen in de jeugdfase en bij bomenziekten.


Sinds 1 januari 2007 kennen alle gemeentelijke ruimtelijke plannen in de stad een bomenparagraaf. De bomenparagraaf biedt vanaf het begin en in alle fasen van een planproces de mogelijkheid een belangenafweging te maken over de gevolgen van een ruimtelijk plan voor bomen.

Plangebied
Binnen het plangebied bevinden zich bomen. In de Bomenparagraaf van hoofdstuk 4.9 staat een nadere toelichting.

2.2.6 De Utrechtse Erfgoedagenda

De Utrechtse Erfgoedagenda is in 2013 vastgesteld. Utrecht heeft veel erfgoed. Van bewoningssporen uit de bronstijd tot naoorlogse bouwkunst in wijken als Kanaleneiland en Overvecht. Utrecht is een van de oudste steden van Nederland en dat is overal terug te vinden. Utrecht is in de afgelopen decennia zo zorgvuldig mogelijk met het erfgoed omgegaan en zal dit blijven doen.

De Utrechtse Erfgoedagenda beschrijft het beleid, de projecten en de aandachtsgebieden met betrekking tot monumenten, archeologie en architectuur- en bouwhistorie en de mate waarin deze objecten toegankelijk zijn voor publiek.

Plangebied
Voor de inrichting van de parkeerplaatsen worden bouwwerken gesloopt. Deze bebouwing heeft geen enkele cultuurhistorische waarde en vormt geen belemmering voor de aanleg van de parkeerplaatsen.

2.2.7 Gemeentelijk archeologiebeleid

Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt afhankelijk van de archeologische waarde, danwel de archeologische verwachtingswaarde zowel naar boven als naar beneden afgeweken van de algemene vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoekverplichting geldt, zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen. Binnen deze gebieden gelden voor bepaalde ingrepen en activiteiten een aantal vrijstellingen.

Rijksmonumenten worden niet verstoord. Voor gemeentelijke monumenten geldt een onderzoekplicht en gelden bouwregels bij elke ontwikkeling. In gebieden met een hoge waarde geldt een onderzoekplicht en gelden bouwregels bij ontwikkelingen groter dan 25 m2 en dieper dan 30 cm. Bij ontwikkelingen groter dan 100 m2 geldt hier tevens een aanlegvergunningsstelsel. In gebieden met een Hoge verwachting verschuiven deze grenzen naar respectievelijk 100 m2 en 250 m2 waarbij de diepte in de categorie van 100 m2 tot 250 m2 geen rol speelt. In gebieden met een lage verwachting is er een onderzoekplicht en gelden er bouwregels bij ontwikkelingen groter dan 250 m2, in deze gebieden is er een aanlegvergunningsstelsel bij ontwikkelingen groter dan 5000 m2. Wanneer er in een gebied geen verwachting is, gelden er geen nadere eisen of regels.

De onderzoeken in het gebied hebben enkele tientallen nederzettingsterreinen uit de IJzertijd tot de Late Middeleeuwen opgeleverd. Voor een deel zijn deze verwerkt in de Archeologische Monument Kaart (AMK) die door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) wordt bijgehouden (zie bijlage). De status van de terreinen op de AMK, met uitzondering van wettelijk beschermde of te beschermen terreinen, is niet bepalend of beperkend voor het gemeentelijk beleid inzake de bescherming van archeologisch erfgoed. Voor het plangebied zullen de archeologische waarden de komende maanden zoveel mogelijk in samenspraak met de RACM worden gedigitaliseerd en geclassificeerd volgens het instrumentarium dat de gemeente in de bestemmingsplannen zal kunnen gebruiken voor de bescherming van archeologisch erfgoed. Op dit moment wordt dit instrumentarium aangepast naar de nieuwe eisen van de nieuwe wet.

Plangebied
Het archeologiebeleid staat het aanleggen van parkeerplaatsen binnen het plangebied niet in de weg.

2.2.8 Nota Stallen en Parkeren

De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Hiermee is het nieuwe parkeerbeleid van kracht. Met de uitwerkingsnota 'Parkeernormen Fiets en Auto' bepaalt de gemeente de benodigde capaciteit van het (fiets)parkeren. Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad zijn de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen. Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwbouw, uitbreiding van bestaande gebouwen of in geval van een functiewijziging ook fietsenstallingen te realiseren. De parkeernormen hebben een bandbreedte om optimale flexibiliteit en maatwerk te bieden bij de realisatie van bouwplannen.

Plangebied en conclusie
Binnen het plangebied wordt een veilige parkeervoorziening geboden. Dit wijzigingsplan maakt dit mogelijk. De aanleg van parkeerplaatsen kent vanzelfsprekend geen norm en hoeft niet aan de Nota Stallen en Parkeren te worden getoetst.

2.2.9 Geluidnota Utrecht

De Geluidnota Utrecht 2014-2018 is op 11 februari 2014 vastgesteld. Dit beleid gaat over het beperken en minimaliseren van geluidhinder bij ruimtelijke ontwikkelingen in Utrecht.

De Geluidnota heeft betrekking op weg-, rail- en industrielawaai. Hiervoor is landelijke wet- en regelgeving van toepassing. Daarbinnen is echter ook ruimte voor gemeentelijke beleidsvrijheden. In de Geluidnota wordt aangegeven hoe hier mee wordt omgegaan.

De belangrijkste regels uit de Geluidnota zijn:

  • nieuw te bestemmen woningen beschikken over een geluidsluwe gevel, een rustige buitenruimte en een akoestisch goede woningindeling;
  • behoud van goed akoestisch woon- en leefklimaat in rustige woonwijken bij bestemmen van nieuwe woningen en bedrijven in elkaars nabijheid.


Behalve aan geluidsaspecten wordt ook getoetst aan het begrip van een goede ruimtelijke ordening.
Plangebied
De parkeerplaatsen worden aangelegd tegenover woningen aan de overkant van de weg. De Wet geluidhinder is niet van toepassing, zie paragraaf 4.2 van deze toelichting. De aanleg van parkeerplaatsen zelf is geen ontwikkeling die valt onder het in de Geluidnota gestelde begrip van een goede ruimtelijke ordening.

2.2.10 Volksgezondheid 'Bouwen aan een gezonde toekomst 2015-2018

De nota 'Bouwen aan een gezonde toekomst 2015-2018 is in 2015 vastgesteld. In deze nota wordt de verbinding gelegd tussen fysieke, sociale en economische vraagstukken, die kansen bieden om bij te dragen aan gezonder wonen, werken en leven in Utrecht. De stad wordt uitgenodigd om initiatief te nemen en samenwerking te zoeken en samen bij te dragen aan een gezonde stad. Er wordt gewerkt aan het bevorderen van gezondheid via gezond duurzaam lokaal voedsel, gezonde leefstijl en gezond gedrag.

2.3 Conclusie

De aanleg van de parkeerplaatsen is mogelijk op grond van het relevante beleid.

In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de onderzoeken die voor deze ontwikkeling zijn uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie en planbeschrijving

3.1 Beschrijving van het plangebied

Het plangebied omvat een strook groen met oude bebouwing langs de Prinsesselaan, waaraan de rooms-katholieke begraafplaats St. Barbara is gevestigd. De oude bebouwing heeft voorheen gefunctioneerd als een wijkpost voor de gemeente, maar wordt nu al jaren lang gekraakt.

De bouwwerken hebben geen enkele historische of architectonische kwaliteit en vormen in de groenstrook langs de Prinsesselaan een verstorend element. De sloop van deze gebouwen betekent cultuurhistorisch gezien geen enkel verlies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0003.png"
Afbeelding 3: luchtfoto met de globale begrenzing van het plangebied

Nu wordt aan de kant van de Prinsesselaan geparkeerd. Dit levert een gevaarlijke verkeerssituatie op. Dit wijzigingsplan biedt een oplossing. Aanleg van de parkeerplaatsen in de groenstrook op de plaats van de oude bebouwing heft een onveilige situatie op.

3.1.1 Historische ontwikkeling

De groenstrook ligt in de directe omgeving van het Wilhelminapark. De groenstructuur van het omliggende gebied is divers, maar met duidelijke stijlkenmerken uit diverse perioden. Historische waterlopen en wegen en een lange bewonersgeschiedenis spelen een belangrijke rol, er is al vroeg sprake van buitenplaatsen en 'lust'tuinen. In de 17de eeuw wordt de Maliebaan aangelegd met een formele structuur met driedubbele bomenrijen, paden en groenstroken. In de 18e eeuw volgen nieuwe buitenplaatsen en eind 19e eeuw vindt hier stadsuitbreiding plaats door middel van een chique woonmilieu rondom het Wilhelminapark en de Emmalaan. Ook krijgt hier een rooms-katholieke begraafplaats een plaats.

3.1.1.1 Landgoed Compostel

Het landgoed Compostel werd in de 15e-eeuw gesticht op de plaats van een oudere buitenplaats, die al in de 14e eeuw wordt vermeld . Huis en buitenplaats waren gesitueerd vlak bij de buitenpoort aan de Biltstraat, de Gildpoort. In 1871 wordt het terrein en landhuis gekocht door de zes parochies van Utrecht om er de begraafplaats St. Barbara aan te leggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0004.png"
Afbeelding 4: Buitenplaats Compostel en begraafplaats St. Barbara

De gele ster op bovenstaande afbeelding is de locatie van de toekomstige parkeergelegenheid.

De begraafplaats St. Barbara was de opvolger van de rooms-katholieke begraafplaats aan de Biltstraat, die eind 19e eeuw werd bebouwd met de O.L. Ten hemelopneming en enkele kloosters- en schoolgebouwen. Architect Alfred Tepe ontwierp in 1875 een begraafplaats met een rechtlijnig padenstelsel, omzoomd door beukenhagen, eiken en beuken. Tepe ontwierp ook het lijk- en baarhuis en de directeurswoning. In 1880 kwam de centraal gelegen kapel, naar ontwerp van Tepe, gereed.

De rooms-katholieke begraafplaats uit 1875 staat met de bebouwing van Tepe, met de bijzondere graftekens vanwege de cultuurhistorische en architectonische waarde, opgenomen onder het overzicht van de te beschermen waarden. Zie verder paragraaf 3.4.5 van het moederplan.

3.2 Beschermd stadsgezicht Utrecht - Oost

Het Beschermd stadsgezicht Utrecht-oost omvat een aantal aaneengesloten woongebieden ten oosten van de binnenstad, die in het derde kwart van de 19e en aan het begin van de 20e eeuw in ontwikkeling gebracht zijn op voormalige buitenplaatsen en andere oudere stedenbouwkundige structuren. Het gezicht omvat de Maliebaan, de voormalige buitenplaatsen de Oorsprong en het Hogeland, de begraafplaats St. Barbara. afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0005.png"
Afbeelding 5: zone Beschermd stadsgezicht Utrecht - Oost

Het plangebied is op bovenstaande tekening aangeduid met de rode ster.

De toelichting op de Regeling Beschermd stadsgezicht is te lezen in het moederplan, zie paragraaf 3.4.3 van het bestemmingsplan Wilhelminaplan, Buiten-Wittevrouwen. Hieronder is een deel daarvan opgenomen.

'De aanwijzing van een groot deel van het plangebied tot beschermd stadsgezicht heeft gevolgen voor het gebruik en de vormgeving van de panden en terreinen binnen het beschermd stadsgezicht. Doel van de aanwijzing is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te 'bevriezen'. Het gebied moet kunnen leven. Bovendien kunnen nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het behoud van waardevolle aspecten binnen het gebied. Voor zover bebouwing en openbare ruimten als gevolg van de aanwijzing worden aangemerkt als waardevol, is het de bedoeling om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van gebouwen en terreinen hierop af te stemmen. Het beschermd stadsgezicht vormt in dit verband een historische stedenbouwkundige eenheid. De opgave van dit bestemmingsplan is om bij nieuwe ontwikkelingen die historische stedenbouwkundige eenheid zoveel mogelijk te versterken.'

Plangebied
De bestaande bebouwing binnen het plangebied van dit wijzigingsplan heeft geen cultuurhistorische waarde en kan gesloopt worden om plaats te maken voor de parkeervoorziening ten behoeve van de begraafplaats. Het wijzigingsplan voldoet hiermee aan de voorwaarde zoals gesteld onder de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan onder artikel 12.3 sub b onder 4, zie paragraaf 1.3.1 van de toelichting.

3.3 Ruimtelijke aspecten

3.3.1 Groenstructuur

In het gehele gebied Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen zijn oude tot zeer oude fragmenten van de vroegere beplanting aanwezig. De groenstructuur van het gebied is divers, maar met duidelijke stijlkenmerken. De Maliebaan heeft een formele 17de-eeuwse aanleg met driedubbele bomenrijen, paden en groenstroken, met achter de bebouwing hier en daar nog grote tuinen. Het Wilhelminapark is een kenmerkend voorbeeld van de Engelse Landschapsstijl verbonden via het Rosarium met de in dezelfde tijd ontworpen formele groenaanleg van de Emmalaan. Aansluitend aan deze formele aanleg van de Emmalaan ligt de parallelweg Prinsesselaan met de begraafplaats St. Barbara. De begraafplaats wordt aan de zijde van de Prinsesselaan begrensd door een waterloop, die nog deel uitmaakt van een oude Vechtloop en aan de zijde van de Waterlinieweg door een waterstructuur die deel uitmaakt van de Nieuw Hollandse Waterlinie. Ten aanzien van historische (groen)aanleg geldt in het algemeen: behouden, onderhouden en waar mogelijk versterken.

Het behoud geldt in het bijzonder voor die van de Maliebaan, Oorsprongpark, Wilhelminapark, Rosarium, Oudwijk, begraafplaats Barbara en de Emmalaan. Het gaat daarbij in het bijzonder om de instandhouding van:
- het behoud van (halfverharde) paden en wegen;
- behoud van de groenaanleg en bestaande voortuinen met historische hekwerken;
- behoud en herplant van bomen en plantensoorten;
- behoud van historisch straatmeubilair.

Voor parken en historische plantsoenen moeten beheerplannen worden ontwikkeld, waarbij instandhouding van het cultuurhistorische karakter en behoud van het groen uitgangspunt moet zijn.

Utrecht Oost ontleent zijn kwaliteit voor een belangrijk deel aan het harmonisch samengaan van bebouwing en groen. Voor een belangrijk deel is dat groen in de vorm van ruim bemeten parken en andere openbare groenvoorzieningen, maar ook de tuinen behoren daartoe. Parkeren in de tuinen en op erven is een aantasting van de cultuurhistorische waarde van het gebied. Dit wordt niet toegestaan, tenzij anders geregeld.

Het plangebied maakt deel uit van de hoofdgroenstructuur, zoals deze is opgenomen in de Groenstructuurplan uit 2007 'Stad en land verbonden'. Het Groenstructuurplan van 2007 is bijgewerkt in de actualisatie groenstructuurplan Utrecht 2017-2030, vastgesteld door de gemeenteraad op 8 maart 2018. Naast de 3 ambities ligt de nadruk meer op hoe we groen inzetten voor de gezonde stad. En hoe groen ons helpt om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0006.png"
Afbeelding 6: Uitsnede kaart Groenstructuurplan 2018

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0007.png"

De locatie Prinsesselaan 20 is globaal aangegeven met een rode ster.

De historische (groen)aanleg in het plangebied moet over het algemeen behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. De parkeerplaatsen worden groen ingericht en minder verhard of de verharding wordt een meer groene uitstraling gegeven door middel van bomen en beplanting en zo mogelijk herplant van bestaande bomen.

3.4 Functionele structuur en planbeschrijving

De bestaande bebouwing binnen het plangebied misstaat in het groen en wordt gesloopt.

In overleg met de begraafplaats St. Barbara, de teams Stedenbouw en Erfgoed van de gemeente is een ontwerp voor de inrichting van de parkeerplaats gemaakt dat zoveel mogelijk recht doet aan de ligging in de groenstrook. Dit ontwerp biedt een structurele oplossing voor de parkeerbehoefte die de begraafplaats met zich mee brengt. In de huidige situatie is er geen formele parkeerplaats en staan auto's links en rechts geparkeerd op plaatsen die daar eigenlijk niet geschikt voor zijn.

3.4.1 Inrichtingsplan

Er worden binnen het plangebied 34 parkeerplaatsen aangelegd. Daarvoor wordt de bestaande bestemming Groen binnen het plangebied gewijzigd in de bestemming Verkeer en Verblijfsgebied. Uitgangspunt is dat de Prinsesselaan langs de weg zoveel mogelijk haar groene uitstraling behoudt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0008.png"
Afbeelding 7: huidige plek van één van de toegangen van de parkeerplaats

De parkeervoorziening en toegang blijft voor een groot deel vanaf de Prinsesselaan aan het zicht onttrokken. Zoveel mogelijk van de bestaande bomen blijven staan of worden herplaatst.

Het aantal parkeerplaatsen is gebaseerd op de onderstaande berekening:

Er is uitgegaan van 180 begrafenissen per jaar. Het gemiddeld aantal belangstellenden voor een uitvaart ligt rond de 75-85 personen, waarvan de helft met de auto komt. Dit betekent gemiddeld 35 parkerende auto's.

Parkeerplaatsen voor het reguliere bezoek, uitvaartleiders, dragers en voorgangers komen daar nog bij. Ook lopen uitvaarten geregeld in elkaar over, waardoor er tijdelijk dubbele parkeerbehoefte is.

Mogelijk dat in de toekomst ook crematies plaatsvinden op de begraafplaats St. Barbara. Men gaat dan uit van 20 crematies per jaar. Dat maakt naast de begrafenissen een totaal van 200 activiteiten per jaar.

Op grond van het CROW moet bij een overloop van bijvoorbeeld een crematie rekening worden gehouden met een dubbele parkeerbehoefte.
Hieruit kan worden opgemaakt dat de parkeerbehoefte op piekmomenten zelfs hoger ligt dan het aantal parkeerplaatsen dat gerealiseerd wordt. Door de omvang van de locatie en de wens de parkeerplaatsen zo goed mogelijk in het groene landschap op te nemen, is een plan gemaakt voor 34 parkeerplaatsen. Met dit aantal wordt voorzien in de gemiddelde parkeerdruk van de begraafplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0009.png"
Afbeelding 7: uitsnede van het inrichtingsplan dat zijn geheel is bijgesloten in Bijlage 1 bij de toelichting.

De parkeerplaatsen zelf zijn van grasbetontegels. Daar kan vrij veel water doorheen. Het overtollige hemelwater wordt via open goten afgevoerd naar de naastgelegen watergang. Het plan is goedgekeurd door het college en voldoet hiermee aan de voorwaarde zoals gesteld onder de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan onder artikel 12.3 sub b onder 3, zie paragraaf 1.3.1 van de toelichting.

3.5 Verkeer

3.5.1 Parkeren

De strook langs de Prinsesselaan, direct grenzend aan de R.K. Begraafplaats St. Barbara, wijzigt van groen met bebouwing naar een parkeerterrein uitsluitend voor de bezoekers van deze begraafplaats, zie artikel 2.1 onder d. Hiermee voldoet het plan aan de voorwaarde zoals gesteld onder de wijzigingsbevoegdheid onder artikel 12.3 sub b onder 2, zie paragraaf 1.3.1 van de toelichting. Met deze wijziging hoeven de bezoekers van de begraafplaats niet langer op de Prinsesselaan, langs de kant van de weg, te parkeren. Dit parkeren is lange tijd gedoogd door de gemeente, maar levert onveilige situaties op, omdat de Prinsesselaan een onderdeel is van een belangrijke verkeersroute in dit deel van Utrecht-Oost.

3.5.2 Verkeersroutes langs het plangebied

De Prinsesselaan maakt deel uit van de fietsroute Adriaen van Ostadelaan - Mecklenburglaan - Julianalaan - Wilhelminapark - Oudwijk - Prinsesselaan.

Het openbaar vervoer volgt met lijn 8 de route Nachtegaalstraat – Burgemeester Reigerstraat, Oudwijkerdwarsstraat, Homeruslaan, Mecklenburglaan, Adriaen van Ostadelaan – Jan van Scorelstraat – Stadhouderslaan, Prinsesselaan – Snellenlaan. Deze lijn verzorgt een verbinding met het centrum en het centraal station en bieden een overstapmogelijkheid op de lijnen op de Biltstraat.

Voor het autoverkeer zorgt de route Nachtegaalstraat - Burgemeester Reigerstraat - Wilhelminapark (zuidzijde) - Julianalaan - Adriaen van Ostadelaan, de Oudwijkerdwarsstraat, Zonstraat, Oosterstraat, Homeruslaan, Meckelenburglaan, Adriaen van Ostadelaan, Jan van Scorelstraat – Stadhouderslaan – Prinsesselaan en Snellenlaan voor wijkontsluiting.

3.5.3 Openbare ruimte en groen

In het moederplan is er rekening mee gehouden dat een deel van het groen verdwijnt door de aanleg van de parkeerplaatsen. De aanwezige bomen worden zo mogelijk herplant.

3.6 Conclusie

De parkeervoorziening is uitsluitend voor bezoekers van de begraafplaats St. Barbara. Er ligt een door het college goedgekeurd inrichtingsplan. Er is rekening gehouden met de bestaande cultuurhistorische waarden. Het plan voldoet hiermee aan drie van de vier gestelde voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid uit het moederplan. Voor het realiseren van parkeerplaatsen aan de Prinsesselaan ter hoogte van nummer 20 geldt ook dat rekening wordt gehouden met milieuaspecten en de ecologische waarden op deze locatie, zie Hoofdstuk 4 van de toelichting.

Hoofdstuk 4 Onderzoek en randvoorwaarden

4.1 Milieu-effectrapportage

Het doel van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming erover.

Het maken van een milieueffectrapport is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten, die activiteiten mogelijk maken welke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

Plangebied en conclusie
De aanleg van 34 parkeerplaatsen is geen activiteit conform het Besluit m.e.r.

4.2 Geluidhinder

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object – hiervoor kent de wet 'geluidsgevoelige bestemmingen' zoals woningen en scholen.
De regels en normen van de Wet geluidhinder zijn in de volgende gevallen van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan:

  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen;
  • bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe (gezoneerde) wegen, behalve bij woonerven of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt;
  • reconstructie van wegen;
  • gezoneerde industrieterreinen.

Plangebied en conclusie
Geen van de bovenstaande situaties is van toepassing. Er hoeft dus niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. Geluidhinder door wegverkeer vormt geen belemmering voor de planvorming.

4.3 Milieuhinder bedrijvigheid

In de gemeente Utrecht wordt gestreefd naar een situatie waarin wonen en werken in de stad op een goede manier samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar er moet worden voorkomen dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving, of dat omgekeerd de bedrijvigheid wordt belemmerd door de aanwezigheid van woningen in de directe nabijheid. Van belang zijn in dit kader de invloed van geluid, geur, veiligheid en luchtkwaliteit van het bedrijf op de gevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan.

Plangebied
De parkeerplaats maakt deel uit van de bedrijfsvoering van Begraafplaats St. Barbara. De parkeerplaats wordt niet direct naast woningen gerealiseerd. Tussen de parkeerplaats en de woningen ligt de Prinsesselaan. Deze bestaande weg is maatgevend voor geluidhinder en luchtkwaliteit. De 34 nieuwe parkeerplaatsen zullen niet tot een toename van verkeersbewegingen leiden.

Conclusie
De parkeerplaats heeft geen negatieve invloed op de omgeving.

4.4 Externe veiligheid

In bestemmingsplannen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven kunnen veroorzaken. Naast de bedrijven kunnen ook het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water en door buisleidingen, risico's opleveren.

Plangebied en conclusie
Er worden geen (beperkt) kwetsbare functies gerealiseerd. Externe veiligheid is niet relevant voor de planvorming.

4.5 Luchtkwaliteit

Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geeft een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen, zoals bij bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan kan worden vastgesteld wanneer:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project – al dan niet per saldo – niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht;
  • d. het voorgenomen besluit is genoemd of is niet in strijd is met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Plangebied
De verkeersbewegingen van en naar de 34 parkeerplaatsen zullen niet in betekenende mate bijdragen aan het verkeersbeeld van de Prinsesselaan, zeker aangezien er in de huidige situatie ook vaak langs de Prinsesselaan geparkeerd wordt.

Conclusie
Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.6 Bodemkwaliteit

Bij het bestemmingsplan moet getoetst worden of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  • nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en wanneer er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan is een 'nieuw geval'. De zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan moeten worden gemaakt;
  • overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er tevens sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt functiegericht en kosteneffectief;
  • nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen;
  • hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.

Plangebied
Voor deze ontwikkeling is een bodemonderzoek verricht door Anteagroup: Rapport Verkennend bodemonderzoek Prinsesselaan 20 te Utrecht, projectnr. 403717, revisie 00,d.d. 18 november 2015, zie Bijlage 2 bij deze toelichting. Uit dit onderzoek blijkt het volgende: De bodem bestaat in het algemeen vanaf het maaiveld of de verharding tot 0,3 à 0,5 m -mv. uit zand gevolgd door klei tot 1,4 à 1,5 m –mv. met daaronder zand en/of veen tot de maximale boordiepte van circa 2,0 m –mv. In één boring zijn in de kleiige ondergrond vanaf ongeveer 0,4 tot 0,9 m –mv. sporen puin en zwakke bijmengingen met baksteen aangetroffen.

In de onderzochte boven- en ondergrond, al dan niet met een zwakke bijmenging, zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan zink, kwik en lood gemeten. In de onderzochte ondergrond rond de grondwaterspiegel bij de aanwezige brandstofopslag (inpandig) zijn geen verhoogde gehalten aan minerale olie en vluchtige aromaten gemeten. Het grondwater bevat een licht verhoogd gehalte aan barium.

Conclusie
Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek (analyseresultaten en veldwaarnemingen) is geconcludeerd dat de bodem maximaal licht verontreinigd is met zware metalen. De gemeten gehalten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van een parkeerplaats op het terrein.

Als er graafwerkzaamheden plaatsvinden en grondverzet plaatsvindt moet nog onderzoek verricht worden naar asbest, zeker wanneer er asbesthoudende materialen zijn gebruikt in de te slopen bebouwing.

4.7 Groen en ecologie

Het Groenstructuurplan Utrecht (vastgesteld door de raad in april 2007 en geactualiseerd in 2017, vastgesteld 8 maart 2018) heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke stedelijke groenstructuren vastgelegd. Deze groenstructuren hebben zowel een landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve als ook ecologische functie. Het is op grond van dit Groenstructuurplan de bedoeling dat de kwaliteit van het groen in deze zones steeds verder ontwikkelt en verbetert. Veranderen van functie is alleen mogelijk na bestuurlijke afweging. Een afname van oppervlakte van de stedelijke groenstructuur moet worden gecompenseerd.

Op grond van de Wet natuurbescherming moeten initiatiefnemers onderzoek doen naar de effecten van hun activiteiten op beschermde dier- en plantensoorten en beschermde gebieden. Bij het vaststellen van (wijzigingen in) een bestemmingsplan moet van tevoren duidelijk zijn dat de Wet natuurbescherming niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan. Daarnaast moet worden gekeken naar de regels in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Provincie Utrecht en de Provinciale Verordening Natuur en Landschap provincie Utrecht 2017.

Beschermde dier- en plantensoorten
Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet er worden onderzocht:

  • 1. of er beschermde soorten voorkomen in het plangebied;
  • 2. of er verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming worden overtreden;
  • 3. of er vrijstellingen gelden of dat er een ontheffing nodig is.


Als er een ontheffing nodig is, moet aannemelijk zijn dat deze verleend zal worden. Daarnaast moet er duidelijkheid zijn over eventuele ontheffingsvoorwaarden en het treffen van mitigerende maatregelen.

Plangebied
Het plangebied maakt deel uit van de stedelijke groenstructuur. De planologische afweging om hier een andere bestemming te realiseren is al genomen bij vaststelling van het oorspronkelijke bestemmingsplan (hoofdstuk 6.9):

'Binnen de bestemming 'Groen' is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden binnen deze bestemming, direct grenzend aan de R.K. Begraafplaats St. Barbara, te kunnen wijzigen naar een parkeerterrein ten behoeve van de bezoekers van deze begraafplaats. Op deze wijze hoeven de bezoekers van de begraafplaats niet langer op de Prinsesselaan, langs de kant van de weg, te parkeren. Dit parkeren wordt reeds lange tijd gedoogd door de gemeente, maar levert onveilige situaties op. Aangezien reeds een besluit tot uitgifte van de grond is genomen, met het doel om een parkeerterrein te realiseren, en de onderhandelingen hierover in een ver gevorderd stadium zijn, is de wijzigingsbevoegdheid in dit bestemmingsplan opgenomen.'

Het Bureau Waardenburg bv Ecologie & landschap heeft een notitie quick scan gemaakt (kenmerk 16-357/16.03087/IngHR, versie 1.0, d.d. 26 april 2016), zie Bijlage 3 bij deze toelichting. De quickscan heeft aangetoond dat er geen beschermde soorten voorkomen in het plangebied, er is geen ontheffing nodig.

Randvoorwaarde voor de ontwikkeling is wel dat rekening gehouden wordt met broedende vogels. Door bomen en struiken buiten het broedseizoen te verwijderen wordt verstoring van nesten van vogels voorkomen. Het rooien van beplanting binnen het broedseizoen is mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze werkzaamheden geen nesten van vogels worden verstoord.

Conclusie
Er is geen ontheffing nodig vanwege de wet Natuurbescherming. Wel moet bij de kap van bomen en struiken rekening worden gehouden met broedende vogels.

4.8 Water

Bij de voorbereiding van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de effecten van het plan op de waterhuishouding. Ook moet de waterbeheerder worden betrokken bij de voorbereiding van het plan. Via de watertoets wordt hieraan invulling gegeven. De watertoets is een proces van vroegtijdig informeren en overleggen, om te zorgen dat waterbelangen op tijd en duidelijk worden meegewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

De watertoets omvat in ieder geval een wateradvies van de waterbeheerder, dat wordt meegenomen in de waterparagraaf van het bestemmingsplan.
Bij het watertoetsproces let de waterbeheerder op alle wateraspecten. Het voorkomen of beperken van wateroverlast is een van die aspecten. Er zijn verschillende ruimtelijke maatregelen die het risico van wateroverlast verminderen, bijvoorbeeld:

  • ruimte voor vasthouden van water bovenstrooms;
  • beperken van bouwen in lage en natte gebieden;
  • compensatie van versnelde afvoer van water door (nieuwe) verharding;
  • vrijhouden van waterlopen;
  • ruimte reserveren voor bergen van teveel water;
  • waterhuishoudkundig bouwrijp maken van gronden.

Plangebied en Conclusie
Bij deze toelichting is in Bijlage 4 een aparte waterparagraaf opgenomen, waarin wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling een positief effect zal hebben op de waterhuishouding. De gebouwen die nu rechtstreeks op de watergang lozen met een hemelwaterriool worden gesloopt. De nieuwe parkeerplaatsen en de klinkerverharding kunnen volledig aangelegd worden in waterpasserende verharding. In een eerder ontwerp uit september 2015 staat nog een klinkerverharding met kolken. Om het gebied waterneutraal in te richten kan beter worden volstaan met waterpasserende verharding met een eventuele drainage die kan lozen op de naastgelegen watergang.

Het waterschap adviseert om de nieuwe parkeervoorziening te voorzien van waterpassende verharding. Op de aanleg- en onderhoudskosten van kolken en leidingwerk kan worden bespaard door het overtollige hemelwater via open goten af te voeren naar de naastgelegen watergang.

4.9 Bomen

In het boekje ’Hand aan de schop- Bomenplan Wilhelminapark en omgeving’ uit 2009 wordt vermeld: ‘Als de plantsoenpost wordt opgeheven, moet voor dit gebied (dwars op de kop van de Emmalaan) een plan/ontwerp gemaakt worden.’ De omliggende groenstroken naar het Wilhelminapark en de overzijde van de Prinsesselaan zijn zo ingericht dat het beeld bestaat uit vrijstaande bomen met daaronder een gazon en op ruime afstand van de weg hier en daar heesters.

Plangebied
De her in te richten strook wijkt hier van af doordat de ruimte onder de bomen is volgegroeid en verwilderd door opslag van verschillende bomen, verwilderde heesters en fors uitgegroeide taxussen. De huidige opzet creëert onzichtbare plaatsen vanaf de weg, waar rommel aangetroffen is. Om een meer aansluitend beeld te creëren met het overige groen en om een veilig en toegankelijk wandelpad en parkeerplaats te creëren is het verstandig om een aantal taxussen fors terug te snoeien of te verwijderen. Gras inzaaien is op enkele plaatsen wellicht haalbaar, maar ook een lage heesterbeplanting leent zich voor een betere aansluiting op de omliggende beplanting. In 2012 heeft Copijn een bomen effect analyse uitgevoerd aan de bomen langs de Prinsesselaan.

De gemeente Utrecht heeft in juli 2012 een visie voor het Wilhelminapark laten opstellen. De Prinsesselaan valt onder dit beheergebied, maar hiervoor was destijds nog geen concrete visie geschreven. In 2016 is door Copijn een update van het advies gemaakt (Copijn o.a. boomspecialisten, Bomen Effect Analyse 2.0 Begraafplaats St. Barbara, project B3473, d.d. september 2012, update april 2016), zie Bijlage 5 bij deze toelichting.


De beplanting langs de sloot en enkele holtes in de oudere bomen bieden ruimte voor vogels en andere dieren. Het herinrichtingsplan maakt geen grote inbreuk op de bestaande ecologische waarde van de strook. Op de plaats waar de toekomstige parkeerplaats wordt gerealiseerd is voor het grootste deel al verharding aanwezig waar de bomen zich aan hebben aangepast.

Het is wenselijk en mogelijk om alle bomen in de groenstrook te behouden. Wanneer er goede groeiplaatsen worden ingericht tussen de parkeervakken, kunnen enkele bomen herplant worden op locatie. Inzet hierbij is dat de groeiplaatsen van de bomen worden verbeterd zodat de bomen hun verlies aan groeiruimte (door aanleg wandelpad) gecompenseerd krijgen. Van de 51 bomen is het slechts voor 4 kleinere bomen noodzakelijk om te vellen of te verplanten; voor 2 bomen is het wenselijk te verplanten. De 4 genoemde bomen zijn niet beeldbepalend en staan niet op de bomenkaart van Utrecht. Het gaat om kleinere bomen van de soorten kers en taxus. In het advies is opgenomen dat drie taxussen mogelijk kunnen worden verplant naar de parkeerplaats, onder de voorwaarde dat beoordeeld wordt of dit een wenselijke beplanting is voor een parkeerplaats.

Conclusie
In de update van 2016 wordt geconcludeerd dat de inrichting van het parkeerterrein geen grote invloed heeft op de huidige beplanting.

4.10 Archeologie

Wettelijk kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich tevens op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet heeft betrekking op archeologie op het land en onder water. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Op grond van Hoofdstuk 9 Overgangsrecht blijft artikel 38a van de Monumentenwet 1988 van toepassing tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Artikel 38a schrijft voor dat in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met in de grond te aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.

Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te laten sporen en zo nodig veilig te stellen.

Beschermde archeologische rijksmonumenten worden op grond van de Erfgoedwet beschermd. Op grond van Hoofdstuk 9 Overgangsrecht blijven paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk II van de Monumentenwet 1988 van toepassing tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hierin staat dat aantasting van de beschermde archeologische monumenten niet is toegestaan. Voor wijziging, sloop of verwijdering van een archeologisch Rijksmonument moet een vergunning worden aangevraagd waarop de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beslist.

Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Hier geldt een archeologievergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm. Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Hier geldt een archeologievergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm. Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Hier geldt een archeologievergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 1000 m2 en dieper dan 50 cm. Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01_0010.png"
Afbeelding 8: uitsnede archeologische waardenkaart

Archeologie in het plangebied en conclusie
Het plangebied van het wijzigingsplan Prinsesselaan 20 bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart in een gebied van geen verwachting.

Uit de Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht blijkt dat er geen verwachting bestaat op archeologische resten in dit plangebied.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen dient hiervan, conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet melding te worden gedaan bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. archeologen van de afdeling Erfgoed van de gemeente Utrecht, 030-2860023, 030-2860016, 030-2860011 of 030-2862765 en via archeologie@utrecht.nl.

Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde zoals gesteld onder de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan onder artikel 12.3 sub b onder 1 en 4, zie paragraaf 1.3.1 van de toelichting.

4.11 Kabels en leidingen

In het gebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die beschermd moeten worden in de regels van dit bestemmingsplan.

4.12 Kwaliteit van de leefomgeving

Het parkeerterrein wordt 's avonds na sluiting van de begraafplaats aan beide kanten afgesloten door slagbomen. Op vier plekken binnen het plangebied komt verlichting.

4.13 Gezondheid

Gezonde verstedelijking betekent: gezond, vitaal, sociaal en zelfstandig samenleven, in een schone, prettige, duurzame en economische welvarende stad. Het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid in het fysieke domein gaat vanuit drie invalshoeken:

  • de druk op gezondheid zo laag mogelijk houden. Het bouwen van woningen op een redelijke afstand van de snelweg, een schonere lucht, een betere water- en bodemkwaliteit en op minder geluidhinder. Het gaat hier om meer dan alleen het naleven van de milieunormen;
  • de inrichting van de leefomgeving wordt door mensen als prettig ervaren. Het gaat er dan om of de omgeving levendig, afwisselend en veilig is ingericht. Belangrijk zijn voldoende bereikbaar, aantrekkelijk en bruikbaar groen, voldoende ruimte voor ontmoeting en voldoende aangename geur en kleur;
  • de leefomgeving nodigt uit tot gezond gedrag. Belangrijk is dat mensen elkaar ontmoeten en voldoende bewegen. Dat kan onder meer door dagelijkse beweging in de buurt beter te faciliteren met goede wandel- en fietsroutes, fietsparkeervoorzieningen en speelmogelijkheden.

Plangebied en conclusie
Omdat de parkeerplaats deel uitmaakt van de bedrijfsvoering van Begraafplaats St. Barbara en niet direct naast woningen gerealiseerd wordt, is geen sprake van een aanzienlijke druk op de gezondheid van bewoners. In de voorgaande paragrafen is voldoende aandacht besteed aan de verschillende aspecten van gezondheid. Er is geen belemmering voor de planvorming.

4.14 Conclusie

Bovenstaande milieuonderzoeksresultaten staan de aanleg van de 34 parkeerplaatsen niet in de weg. Uit ecologische onderzoek is gebleken dat er geen beschermde soorten voorkomen in het plangebied. Er is voldaan aan de voorwaarde zoals gesteld onder de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan onder artikel 12.3 sub b onder 1 en 4, zie paragraaf 1.3.1 van de toelichting. In hoofdstuk 3 is vastgeteld dat aan de andere voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin ook een planschadeovereenkomst is opgenomen. Voor het wijzigingsplan zijn leges betaald.
De initiatiefnemer heeft een planschaderisicoanalyse laten maken, zie Bijlage 6 bij de toelichting.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit wijzigingsplan past binnen en voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 12.3 van het moederplan Wilhelminaplan, Buiten-Wittevrouwen.

In het verleden is op diverse momenten met de Stichting Wilheminapark overleg gevoerd over de inpassing van het parkeerterrein. Hieruit is uiteindelijk de voorkeur gekomen om het parkeerterrein zo goed als mogelijk aan het zicht te onttrekken door de bestaande groenafscherming te handhaven. Het 'groene scherm' vormt een belangrijk uitgangspunt voor de omwonenden en is ook vanuit de gemeente omarmt.

5.2.1 overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het plan is aan de provincie en het waterschap toegezonden. De provincie had geen opmerkingen; het waterschap vraagt om de nieuwe parkeervoorziening te voorzien van waterpasserende verharding. Op verzoek van het waterschap is dit in de toelichting van het plan nog eens benadrukt.

5.2.2 Advies Wijkraad

De Wijkraad stemt volledig in met dit plan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.

6.2 Planvorm

Het wijzigingsplan vloeit voort uit het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, het zogenoemde moederplan, waarin onder artikel 12.3 een wijzigingsbevoegdheid staat opgenomen voor de aanleg van parkeerplaatsen met bijbehorende ontsluiting ten behoeve van bezoekers van de naastgelegen begraafplaats.
Dit wijzigingsplan vormt nadat het onherroepelijk is geworden een onderdeel van het moederplan.

Voor de begripsbepalingen en de wijze van meten wordt verwezen naar het moederplan. Dit geldt ook de algemene regels.

6.3 Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 bevat een aantal begrippen, die niet in het moederplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen zijn opgenomen. Voor de wijze van meten wordt verwezen naar het moederplan.

Onder Hoofdstuk 2 staan de bestemmingsregels.

Artikel 2 Verkeer - Verblijfsgebied

Binnen deze bestemming worden de wegen met hoofdzakelijk een functie voor het bestemmingsverkeer opgenomen. Ook de pleinen, de bermen van wegen en het snippergroen maken hier deel van uit. Er zijn kleine gebouwtjes toegestaan bijvoorbeeld voor het realiseren van fietsenstallingen.

De wijzigingsbevoegdheid die opgenomen is in het moederplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen maakt twee slagbomen binnen deze bestemming mogelijk.
In artikel 2.1 is onder sub d opgenomen dat de parkeervoorzieningen uitsluitend voor de naastgelegen begraafplaats bestemd zijn. Deze regel voldoet aan de voorwaarde gesteld onder artikel 12.3 sub b onder 2 van de wijzigingsbevoegdheid uit het moederplan, zie paragraaf 1.3.1 van de toelichting.

Artikel 3 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

Door middel van deze bestemming worden de betreffende gronden in het plangebied bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden. Voor de gronden die in een beschermd stadsgezicht vallen zijn extra regels opgenomen die waarborgen dat de karakteristiek van het straat- en stadsbeeld niet in onevenredige mate wordt aangetast en aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied geen afbreuk wordt gedaan.

In deze bestemming is eveneens opgenomen dat voor het slopen van hoofdgebouwen, voor zover zij zijn gelegen binnen het beschermd stadsgezicht, een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Op basis van recente jurisprudentie is het mogelijk om een dergelijk sloopverbod op te nemen in een bestemmingsplan.

De bestaande bebouwing heeft geen cultuurhistorische waarde. Hiermee is getoetst aan de voorwaarden gesteld onder artikel 12.3 sub b onder 4 van de wijzingingsbevoegheid uit het moederplan, zie paragraaf 1.3.1 van de toelichting.

Artikel 4 Waarde - Ecologie

Deze dubbelbestemming beschermt de ecologie door middel van verbinden van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, aan uit te voeren werkzaamheden. De dubbelbestemming is opgenomen voor die delen in de bestemming 'Water' (en bijbehorende oevers) waar daadwerkelijk werken zijn uitgevoerd ter bevordering van de ecologische waarden.

Het Wilhelminapark, de Begraafplaats St. Barbara en aangrenzende groenbestemmingen zijn eveneens voorzien van deze dubbelbestemming, ter behoud en herstel van de daar aanwezige ecologische waarden. Hierbij is aansluiting gezocht bij de vorige bestemmingsplannen voor dit gebied 'Stadsvernieuwingsplan Buiten Wittevrouwen' en 'Wilhelminapark'.

Onder Hoofdstuk 3 staan de onderstaande 2 artikelen:

Artikel 5 Overgangsrecht

In het Besluit op de ruimtelijke ordening is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.

Indien de in het plan opgenomen regels. voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wabo die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.

Artikel 6 Slotregel

In dit artikel is de naam van het wijzigingsplan, de citeertitel, omschreven.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ter bescherming van het beschermd en het waardevol stadsgezicht is een vergunningenstelsel opgenomen. Bij de bestemmingsomschrijving van verschillende bestemmingen is aangegeven dat de gronden die de aanduiding 'beschermd stadsgezicht' of 'waardevol stadsgezicht' hebben, tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de het beschermd respectievelijk waardevol stadsgezicht. Het is verboden bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder een omgevingsvergunning. Het betreft werken en werkzaamheden zoals: het wijzigen van het gevelaanzicht, het ophogen, verlagen of afgraven van de gronden, het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen en dergelijke. Op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of reeds vergunde werken of werkzaamheden is het verbod niet van toepassing. De omgevingsvergunning wordt afgegeven als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van het beschermd of waardevol stadsgezicht.

Ook zijn vergunningplichten opgenomen in de regeling van de bestemming Groen met de nadere aanduidingen ecologische verbindingszone en ecologische kerngebied. Ook in deze gevallen is er een omgevingsvergunning noodzakelijk ter bescherming van de aanwezige waarden, omdat de genoemde werkzaamheden deze waarden onherstelbaar kunnen aantasten. Het is daarom van belang om die werkzaamheden aan een vergunningsvereiste te koppelen zodat een afweging kan worden gemaakt voordat zij worden uitgevoerd.

Voor de aanleg van de parkeerplaatsen moet aan de vier voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid worden voldaan.

  • 1. Milieu-aspecten: de aanleg en het gebruik van de parkeerplaatsen leveren geen onevenredige belemmeringen op voor de omliggende percelen. De parkeerplaatsen leiden niet tot milieuhygiënische bezwaren, zie hiervoor Hoofdstuk 4 van de toelichting van dit plan.
  • 2. Parkeervoorziening is uitsluitend bestemd voor bezoekers begraafplaats St. Barbara: een slagboom maakt de parkeervoorziening exclusief voor bezoekers van de begraafplaats, zie artikel 2.1 onder b en d van de regels.
  • 3. Inrichtingsplan: voor deze ontwikkeling is een inrichtingsplan gemaakt, zie Bijlage 1 bij deze toelichting. Het inrichtingsplan is als bijlage 2 opgenomen bij de anterieure overeenkomst.
    In het rapport van de BInG is een aantal aandachtpunten opgenomen. De BInG wijst op het beheer van de watergang op de oostgrens van het plangebied en de verlichting rond de kade. Ook is aandacht gevraagd voor voetgangers van en naar de parkeerplaatsen, de zorg voor de aanwezige bomen en het betrekken en op de hoogte houden van de Stichting Wilhelminapark bij deze ontwikkeling.
  • 4. Cultuurhistorische waarden: bij de verharding voor de parkeerplaatsen worden half verharde tegels gebruikt. Hiermee wordt rekening gehouden met het cultuurhistorische karakter van de groene zone, zie het inrichtingsplan in Bijlage 1 van de toelichting.

6.5 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

6.5.1 Doel handhavend optreden

Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

6.5.2 Wijze van handhaven

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten bij handhaving van bestemmingsplannen tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk dan wel gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.