direct naar inhoud van Regels
Plan: Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, 1e Wijzigingsplan Prinsesselaan 20
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het wijzigingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, 1e Wijzigingsplan Prinsesselaan 20 met identificatienummer NL.IMRO.0344.WPWILBUITWITPRINSS-VA01 van de gemeente Utrecht.

1.2 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.3 Slagboom

Een paal die dwars over een weg kan worden neergelaten als afsluiting.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Verkeer - Verblijfsgebied

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  • b. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding-1 (sba-1) voor een slagboom;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend voor de naastgelegen begraafplaats;
  • e. water, waterbeheer en waterberging;
  • f. voorzieningen die bij de bestemming horen zoals verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken, waaronder duikers, bruggen en faunapassages, en geluidwerende voorzieningen.
2.2 Bouwregels
2.2.1 Gebouwen
  • a. De oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m² per gebouw.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter.

2.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • b. De regel onder a geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
  • c. In afwijking van de regel onder a mag de bouwhoogte van de in artikel 2.1 onder b genoemde slagboom maximaal 4,3 meter bedragen.
2.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel in artikel 2.2.1 onder a en artikel 2.2.1 onder b voor:

  • a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m²;
  • b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.

Artikel 3 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd Stadsgezicht aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde.

3.2 Nadere eisen
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Een omgevingsvergunning is voor de volgende werken vereist:
    • 1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    • 2. het ontginnen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    • 3. het dempen van sloten;
    • 4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    • 5. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
    • 6. het slopen van hoofdgebouwen voor zover zij zijn gelegen binnen het beschermd stadsgezicht;

b. De omgevingsvergunningplicht als bedoeld in regel 3.3 onder a is niet van toepassing op werken     of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
      2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in regel 3.3 onder a zijn slechts toelaatbaar voor   zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling      van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden.

Artikel 4 Waarde - Ecologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aan het ecologische kerngebied en de ecologische verbindingszones verbonden ecologische waarden.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is vereist voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    • 1. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    • 2. het aanbrengen van boven en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
    • 4. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
    • 5. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 6. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
    • 7. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
    • 8. het permanent aanleggen van dammen of soortgelijke constructies, die de watergang beïnvloeden, in waterlopen.
  • b. De omgevingsvergunningplicht als bedoeld in artikel 4.2 onder a geldt niet voor werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.2 onder a zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische- en natuurwaarden van de gronden.
4.3 Strafbepaling

Overtreding van de regels in 4.2 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, 1e Wijzigingsplan Prinsesselaan 20.