direct naar inhoud van 3.6 Water
Plan: Transwijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPTRANSWIJK-0601

3.6 Water

Met de watertoets wordt beoogd de waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken waardoor het water een evenwichtige plaats krijgt in ruimtelijke plannen. Een evenwichtige plaats houdt in dat in elk plan de negatieve effecten voor de waterhuishouding ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen -waar mogelijk- moeten worden voorkomen. In dit kader is door Aveco de Bondt een watertoets uitgevoerd (bijlage 3). De resultaten van deze toets worden weergegeven in deze paragraaf, welke is opgesteld in overleg met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). In de bijlage is de gehele rapportage opgenomen.

3.6.1 Vigerend beleid

Het vigerende beleid is gericht op het afkoppelen van verharde oppervlakken van het vuilwaterriool. Waar mogelijk dient het afstromende hemelwater van verharde oppervlakken geloosd danwel geïnfiltreerd te worden.

Voor directe afkoppeling komen in aanmerking de daken en de gevels, mits deze zijn opgetrokken uit niet-uitlogende materialen. Het gebruik van niet-uitlogende materialen wordt als voorwaarde gesteld om te mogen afkoppelen.

Balkon en loggia's mogen zonder aanvullende maatregelen op het vuilwaterriool worden aangesloten. Aanbevolen wordt om af- en toeritten van de parkeergarages eveneens aan te sluiten op het vuilwaterriool.

Uitgaande van de toetsingsbui van T = 10 mm + 10 % dient er circa 144 m3 tijdelijk geborgen te kunnen worden. Dit kan o.a. met behulp van het sedumdak. Dit sedumdak kan vervolgens vertraagd naar een infiltratievoorziening (bijvoorbeeld kratjes onder de parkeervoorziening) afvoeren. Dit sedumdak is echter niet voldoende. Niet al het hemelwater kan hierop geborgen worden. Water dat op straat valt, komt hiervoor niet in aanmerking door het hoogteverschil. Daarnaast dient het hemelwater dat op straat valt, via een zuiveringswerk naar de kratten afgevoerd te worden.

Afvoeren naar oppervlaktewater (naastgelegen) heeft niet de voorkeur van het waterschap vanwege het landelijk geldende uitgangspunt van vasthouden, infiltreren en afvoeren.

De huidige maaiveldhoogte bedraagt gemiddeld circa NAP +2,0 m. Uit het detailontwerp ten opzichte van de omgeving moet blijken of het huidige maaiveldniveau voldoende is om aan de ontwateringseisen van de maatgevende bui van T= 100 te kunnen voldoen.

Voor alle lozingen geldt dat een Wvo-vergunning dient te worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap. Voor werken in of nabij naastgelegen oppervlaktewater dient een keur vergunning te worden aangevraagd. Aanvragen van keur en Wvo vergunningen kan op het digitale loket van het waterschap http://www.hdsr.nl/informatie/digitaal_loket.

3.6.2 Plansituatie

Onderhavig plangebied biedt voor het huidige ontwerp de mogelijkheid om waterberging te creëren. Dit kan op het dak (sedumdak) en ondergronds middels kratjes. Een gecombineerde oplossing van vasthouden op het dak en vertraagd afvoeren naar de infiltratievoorziening verdient waterhuishoudkundig gezien de voorkeur. Opgemerkt wordt dat een sedumdak constructief nogal lastig is, maar een nauwkeurige afstemming tussen de te bergen waterlaag, de bedekking en de constructie van het dak is derhalve van groot belang.

3.6.3 Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder

Bij het opstellen van het advies 'toetst' het waterschap of het plan aan de criteria voor de waterhuis-houding voldoet. Als algemeen criterium voor ruimtelijke plannen geldt dat minimaal het stand-still-principe moet worden gehanteerd, hetgeen inhoudt dat de waterhuishouding niet mag verslechteren. In dit geval wordt hieraan voldaan.

Op 14 april 2009 heeft het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden aangegeven dat de watertoets in de huidige vorm volstaat voor deze fase van het project.

Door het Hoogheemraadschap is aangegeven dat er voordat wordt gestart met de daadwerkelijke uitvoering van het plan er een rioleringsplan moet worden opgesteld.

Het hoogheemraadschap heeft vervolgens bij brief van 12 november 2009 een reactie gezonden met het verzoek om een aantal zaken op te nemen dan wel te verduidelijken in het bestemmingsplan:

Er is geen sprake van toename van bebouwd oppervlak ten opzichte van de verleende vrijstelling ex artikel 19 lid 2 WRO (oud). De aangrenzende watergang is een primaire watergang. Dit betekent dat in bij werkzaamheden in de zone van 5 gemeten uit die watergang een Keurvergunning dient te worden aangevraagd bij het waterschap. De regels van het bestemmingsplan staan in de bestemmingen Verkeer- en verblijfsgebied en Tuin de infiltratie van regenwater niet in de weg. Uitvoering van daken in de vorm van sedumdaken is eveneens mogelijk op grond van het bestemmingsplan.

3.6.4 Conclusie

De geplande ontwikkeling kan met aanvullende maatregelen waterhuishoudkundig binnen de grenzen van het vigerende beleid worden uitgevoerd. De te treffen waterhuishoudkundige maatregelen kunnen worden getroffen binnen de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt.