direct naar inhoud van 2.5 Gemeentelijk beleid
Plan: Papendorp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPPAPENDORP-0601

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)

De Structuurvisie Utrecht wordt hier vanwege het belang voor de stad uitgebreider aangehaald. In de gemeentelijke Structuurvisie Utrecht (2015-2030) is de gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichting van Utrecht beschreven. Utrecht is de stad met drie kernkwaliteiten, welke in de structuurvisie zijn uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen. Papendorp valt binnen het perspectief De Markt.

Binnentuin
Het perspectief De Binnentuin sluit aan bij de kernkwaliteit: de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken. Doelstellingen binnen het perspectief De Binnentuin zijn:

  • het creëren van een veilige en leefbare woonomgeving;
  • het bijdragen aan de sociale vitaliteit van de stad;
  • het zorg dragen voor geborgenheid in een stedelijk milieu.

Het Podium
Het perspectief Het Podium sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als ontmoetingsplaats voor winkelen, cultuur, onderwijs en recreatie. Doelstellingen binnen het perspectief Het Podium zijn:

  • het versterken van de landelijke identiteit van Utrecht als ontmoetingsstad;
  • het bijdragen aan de culturele vitaliteit van de stad;
  • het versterken van de functionele relatie van de stad met de regio op het gebied van cultuur, onderwijs, voorzieningen en recreatie;
  • het ontwikkelen van een (bijbehorend) uitnodigend stedelijk milieu.


De Markt
Het perspectief De Markt sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als Randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving. Doelstellingen binnen het perspectief De Markt zijn:

  • het stimuleren van de economische vitaliteit in Utrecht in stedelijke, regionale en landelijke context;
  • de herkenbaarheid van de kernkwaliteit vergroten door onder andere het ontwikkelen van een (bijbehorend) hoogstedelijk milieu.


Het perspectief De Markt sluit aan bij de kernkwaliteit: de stad als Randstedelijk centrum in een economisch dynamische en hoogstedelijke omgeving. Dit ontwikkelingsperspectief richt zich op economische groei. Voorwaarde is dat de ontwikkelingslocaties in De Markt aansluiten op de netwerken van de Randstad.

De perspectieven zijn deels vertaald naar ambities voor de korte en middellange termijn (2015) in het ontwikkelingsbeeld 2015. De Rijksweg A2 vormt bij De Markt de centrale ontwikkelingsas, zodat de oude stadsrand zich kan ontwikkelen tot binnenstedelijk gebied. Papendorp ligt in de middenzone van deze ontwikkelingsas en krijgt een veel stedelijker karakter. In het ontwikkelingsbeeld voor 2015 wordt op de Zuidrand, waar Papendorp ook onder valt, ingezet op een lage dichtheid met een hoogstedelijk werkmilieu, een hoogwaardige kwaliteit met intensieve bebouwing, architectonische vormgeving van de openbare ruimte en nadruk op ov-ontsluiting.

Papendorp is een van de locaties die wordt genoemd als een locatie met vele mogelijkheden waar ingezet kan worden op diverse fronten. Daarnaast kan de ontwikkeling van Papendorp ook zorgen voor een positieve spin-off voor de omliggende gebieden, zoals Kanaleneiland. Op de Zuidrand, waar Papendorp ook onder valt, wordt ingezet op een lage dichtheid met een hoogstedelijke werkmilieu en een hoogwaardige kwaliteit.

2.5.2 Ruimtelijk beleid

Wat betreft de Hoogbouwvisie (2005) en de Welstandsnota (2004) moet rekening worden gehouden met de volgende uitgangspunten:

  • in het plangebied is de basismaat 15-30 meter. Er zijn (al dan niet) gegroepeerde accenten tot (in principe) het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte mogelijk. De stroken langs de Orteliuslaan, Bevrijdingslaan en langs het Amsterdam-Rijnkanaal behoren tot het zoekgebied waar incidenteel accenten van 60 tot 80 meter kunnen worden geplaatst. Waarbij voor de beoordeling van de wenselijkheid van die accenten een beoordelingskader is opgesteld;
  • in het plangebied geldt een 'respect'-regime voor welstand. Er is een vastgesteld Stedenbouwkundig Plan (zie lokaal beleid en hoofdstuk 4) waarin het gewenste ruimtelijk en architectonische beeld van de wijk voor een groot deel in detail is vastgelegd.
2.5.3 Economisch beleid

Uitgangspunt van het economisch beleid is het behouden en versterken van de relatief sterke economische positie die de stad Utrecht inneemt. Talent vasthouden en kansen geven aan perspectiefrijke ondernemingen. In het Economisch Profiel Utrecht 2010: ontmoetingsplaats voor talent zijn deze ambities neergelegd. De gedetailleerde uitwerkingen zijn weergegeven in respectievelijk het ontwikkelingskader bedrijventerreinen 2006-2020 en het Afsprakenkader kantoorontwikkelingen 2008-2015 en in specifiek beleid voor leisure, horeca, hotels en detailhandel.

Papendorp (deelgebied Nieuwerijn) is in het Ontwikkelingskader bedrijventerreinen aangewezen als hoogwaardig bedrijventerrein, een eersteklas bedrijvenpark dat zich richt op de bovenkant van de markt. Een segment dat concurreert met andere grote steden, dus op nationaal niveau. Aan beeldkwaliteit en architectuur worden hoge eisen gesteld. Het programma is gericht op bedrijven in handel en productie (modern gemengd), maar ook op bedrijven met een relatief grote kantoorcomponent (t/m 70%).

In het Afsprakenkader kantoorontwikkelingen 2008-2015 (2008) zijn de hoofdlijnen en bindende afspraken vastgelegd voor de ontwikkeling van kantoren in de stad Utrecht. De afspraken zijn in regionaal verband gemaakt. Utrecht kiest ervoor het volledige aangeboden kantorenprogramma op plaatsen in de stad te ontwikkelen, namelijk het Stationsgebied, Leidsche Rijn Centrum en Papendorp.

Het Afsprakenkader kantoorontwikkelingen wordt momenteel geactualiseerd en hiertoe is het Concept Kantorenstrategie 2011 opgesteld. Het college heeft in oktober 2011 dit concept vrijgegeven.

Om de kantorenmarkt in Utrecht gezond te houden, heeft het college van burgemeester en wethouders besloten selectiever nieuwe kavels uit te geven. De focus is gericht op behoud van een gezonde markt voor de bestaande kantoren en op transformatie van leegstaande gebouwen.

Het college wil een mix van maatregelen om de leegstand aan te pakken. De nadruk ligt daarbij op transformatie van leegstaande panden, op samenwerking met marktpartijen en op kwaliteitsverbetering van bestaande locaties. Dat is nodig om huurders aan te trekken en te behouden. Ook levert acquisitie een bijdrage aan het tegengaan van leegstand.

Het college wil kritisch selecteren waar de komende jaren kantoorbouw mag plaatsvinden. De drie belangrijkste prioritaire locaties hebben elk hun eigen profiel:

• Het Stationsgebied als grootstedelijke locatie;
• De strook langs de Rijksweg A2 in Leidsche Rijn Centrum, bij het nieuwe NS-station;
• Het zuidelijke deel van Papendorp voor middelgrote kantoren.

Een groot deel van het nieuwbouwprogramma in Leidsche Rijn Centrum zal om deze reden worden afgestemd, gefaseerd en geprioriteerd. Zie verder 4.3.11.

In Papendorp wordt verder ingezet op een hoogwaardig ontwikkelingsmilieu, met bijbehorende voorzieningen en bijbehorende ruimtelijke kwaliteit. Papendorp richt zich voornamelijk op de zakelijke, publieke en ICT-dienstverlening. Wat betreft detailhandel wordt in het gemeentelijk beleid gekozen voor concentratie in wijkwinkelcentra en buurtwinkelcentra. Dit betekent dat vestiging in het plangebied niet voorzien is, behoudens enkele commerciële voorzieningen aan het Taatsenplein.

Wat betreft hotel- en horecavoorzieningen voorziet het hotelbeleid in de mogelijkheid tot de ontwikkeling van meerdere hotels.

2.5.4 Verkeersbeleid

In het GVVP is een onderscheid gemaakt tussen een hoofdstructuur die de stad als geheel bereikbaar maakt en die is vastgelegd in het GVVP en wijkontsluitingswegen voor de aansluitingen van de wijken op de hoofdstructuur. In het GVVP is Papendorp aangeduid als kerngebied 'regionale kantoorfunctie' waarbij een goede autobereikbaarheid via de hoofdstructuur een voorwaarde is. De bereikbaarheid wordt verbeterd door aanleg van een viaduct over de Rijksweg A2 waardoor Papendorp verbonden wordt met Leidsche Rijn. Voor de fietsbereikbaarheid is in het GVVP een hoofdfietsnetwerk 2015 gedefinieerd waarin een gewenste hoofdfietsroute over de Orteliuslaan loopt.

Er is een Notitie parkeernomen vastgesteld (2004, respectievelijk 2008) waarin het uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein dient te worden opgelost, bij voorkeur ondergronds.

2.5.5 Groen en water

Een deel van het plangebied valt binnen de ambitie van het Groenstructuurplan 'zuidelijk deel van het Amsterdam-Rijnkanaal vergroenen', dit is nader uitgewerkt in de visie ARK-Zone.

Eén van de doelstellingen van het bomenbeleid is behoud en versterking van de bomenstructuur op stadslanen. Waarbij de oprit naar de Prins Clausbrug, de verbinding met de bestaande stad, is aangeduid als zo'n structurerende stadslaan die kan bijdragen aan een samenhangende en dragende boomstructuur in de stad.

2.5.6 Monumenten en cultuurhistorie

Het gemeentelijk monumentenbeleid is gebaseerd op drie pijlers: het stimuleren van restauratie en onderhoud van de beschermde monumenten; het gebruikmaken van de cultuurhistorische waarden bij het maken van ruimtelijke plannen in de stad (en als integraal onderdeel van de besluitvorming); het beheer van de archeologische ondergrond en de bekostiging van archeologisch onderzoek.

In 1995 is de Cultuurhistorische Effectrapportage Leidsche Rijn opgesteld (gemeente Utrecht, 1995), waarin op de Cultuurhistorische waarderingskaart wordt aangegeven dat polder Papendorp onderdeel uitmaakt van een 'minder belangrijk' gebied. In dergelijke gebieden zijn geen te beschermen structuren aangetroffen en zijn geen elementen aanwezig die kunnen worden gebruikt bij planvorming. Ook op de gemeentelijke archeologische waardenkaart heeft het bestemmingsplangebied de aanduiding 'lage trefkans'. Zie verder hoofdstuk 5.8 van dit bestemmingsplan.

2.5.7 Gemeentelijke beleidskaders
2.5.7.1 Masterplan Leidsche Rijn

Het Masterplan Leidsche Rijn vormde in 1995 het ruimtelijke en programmatische startpunt voor de ontwikkeling en de realisatie van de plannen voor Leidsche Rijn. Het Masterplan is er op gericht Leidsche Rijn te ontwikkelen tot een stedelijk gebied met als doel een bijdrage te leveren aan de oplossing van de woningnood in de regio Utrecht en gaat uit van de realisering van in totaal 30.000 woningen binnen Leidsche Rijn.

In de visie die aan het Masterplan Leidsche Rijn ten grondslag ligt, nemen drie begrippen een centrale plaats in:

  • compactheid;
  • duurzaamheid;
  • identiteit.

Bij compactheid gaat het niet zozeer om een hoge dichtheid, maar vooral om een sterke verbondenheid met bestaande concentraties van bebouwing. Met duurzaamheid wordt gedoeld op het streven naar een evenwicht in ecologische en economische aspecten. Identiteit heeft ten slotte te maken met karakter. Behoud van identiteit dient onder meer te worden nagestreefd door rekening te houden met de onderling sterk verschillende karakters van de stad Utrecht enerzijds en de kernen Vleuten en De Meern anderzijds.

2.5.7.2 Ontwikkelingsvisie Leidsche Rijn 1997

In het Masterplan zijn de hoofdlijnen van de stedenbouwkundige ontwikkeling vastgelegd. In de Ontwikkelingsvisie Utrechts deel Leidsche Rijn (januari 1997) zijn voor het Utrechtse deel van Leidsche Rijn de programmatische en stedenbouwkundige randvoorwaarden en kwalitatieve eisen gegeven voor alle deelgebieden. De Ontwikkelingsvisie vormt een integraal programma van eisen met als doel het creëren van overzichtelijke projecten en heldere uitgangspunten voor de volgende fasen van de planontwikkeling. De Ontwikkelingsvisie zorgt er verder voor dat bij de opdeling in deelplannen en -projecten de samenhang niet verloren zal gaan.

2.5.7.3 Actualisatie Ontwikkelingsvisie 2003

In de Actualisatie Ontwikkelingsvisie 2003, die in november 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld, wordt voortgebouwd op de Ontwikkelingsvisie uit 1997 en de actualisatie daarvan in 1999, en op de Structuurschets Vleuten-De Meern 1997. Aanpassingen betreffen vooral meer voorzieningen in het centrum, verkeersaanpassingen, parkeren, het woningbouwprogramma, en het beter benutten van de bedrijvenlocaties.

2.5.7.4 Ontwikkelingsvisie Centrale Zone (2006)

In de Ontwikkelingsvisie voor de Centrale Zone is veel aandacht besteedt aan de inpassing van bestaande structuren, herkenningspunten en de openbare ruimtes. Hoewel er een enorme opgave ligt om de Rijksweg A2 in te passen, zijn de uitgangspunten voor de centrale zone als volgt 'maximale continuïteit van het maaiveld'; en 'inrichting alsof er niets aan de hand is'.

2.5.7.5 SPvE Papendorp en SP Papendorp Noord en Zuid

Voor de ontwikkeling van Papendorp is in december 1999 het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) Papendorp opgesteld. Dit is nader uitgewerkt in het Stedenbouwkundig Plan (SP) Papendorp-Zuid (januari 1999) en het Stedenbouwkundig Plan Papendorp-Noord (april 2001).

In afwijking van deze beleidskaders heeft het college van burgemeester en wethouders op 19 maart 2002 besloten om 20.000 m2 bvo gemengd karakter kantoor-bedrijfsgebouwen in de strook Nieuwerijn II Papendorp Noord om te zetten naar 100% kantoorgebouwen.

Beide Stedenbouwkundige Plannen zijn tenslotte gewijzigd in 2010. Bij deze wijziging van de Stedenbouwkundige Plannen zijn alle stedenbouwkundige randvoorwaarden genoemd in de versies van 1999 en 2001 gehandhaafd, maar is de mogelijkheid toegevoegd om de bouwhoogte aan de Mercatorlaan te beperken tot 5 bouwlagen in plaats van de eerdere 8 bouwlagen. Zie verder hoofdstuk 4.

2.5.7.6 Ontwikkelingskader Bedrijventerrein 2006-2020; De juiste koers (2006)

Doelstelling is het verbeteren en op lange termijn veiligstellen van de vestigingsmogelijkheden voor bedrijven op bedrijventerreinen en het vergemakkelijken van de mogelijke transformatieopgave van bedrijventerreinen in Utrecht.

De ruimtevraag naar bedrijventerreinen in Utrecht is tot en met 2020 geraamd op 11 à 12 hectare netto per jaar. Vanaf 2012/2013 is er kwantitatief gezien een tekort. Papendorp dient daarom in deze periode gereed te zijn voor uitgifte. Op korte termijn is er weinig aanbod voor een duurzaam productieknooppunt. Zowel op korte als (middel)lange termijn strategische reserveringen op bestaande Utrechtse terreinen gewenst alsmede aandacht voor regionale afstemming om de vraag te alloceren.

Voor Papendorp wordt in het Ontwikkelingskader gemeld, dat er vooral wordt ingezet op hoogwaardige bedrijvenlocaties, met Daimler-Chrysler, Kropman en Centerpulse wordt dat beeld ook daadwerkelijk bereikt.

2.5.7.7 Kantoorbrochure Utrecht Sterke Kantorenstad (2009)

De doelstelling is om van de gunstige ligging van Utrecht, in het hart van de Randstad en van Nederland, te profiteren. Door in te zetten op hoogwaardige kantoorlocaties met internationale uitstraling kan worden tegemoetgekomen aan de vraag van bedrijven die een potentieel hebben om in Utrecht een hoofdvestiging te plaatsen. Utrecht wil inspringen in de vraag naar kantoren door op verschillende plekken in de stad een verschillend milieu aan te bieden.

In Papendorp wordt ingezet op een hoogwaardig ontwikkelingsmilieu, met bijbehorende voorzieningen en bijbehorende ruimtelijke kwaliteit. In Papendorp richt zich voornamelijk op de zakelijke, publieke en ICT-dienstverlening.

2.5.7.8 Hotelbeleid: A room with a view

De gemeente Utrecht wil binnen de gemeentegrenzen 1.000 nieuwe hotelkamers realiseren voor 2020. Deze doelstelling staat in de 'Hotelnota en beleid 2010-2020, A room with a view'. Het college heeft deze nota op 2 maart 2010 vastgesteld. Op 30 maart 2010 is de hotelnota in de Commissie en op 8 april 2010 in de gemeenteraad behandeld.

Op dit moment telt de stad 1.400 hotelkamers. De hotelbranche speelt een belangrijke rol in de Utrechtse ambities op het gebied van kennis en cultuur. Utrecht wil vooral bijzondere kwaliteiten toevoegen en biedt ruimte voor kleinschalige hotels, low budget hotels, Bed & Breakfasts en hotels die een uniek concept aan het hotelaanbod toevoegen (zogenaamde experience hotels). De realisatie daarvan is minder locatiegebonden. Grotere hotels kunnen in Leidsche Rijn Centrum, Papendorp en in het Stationsgebied gerealiseerd worden. Utrecht verwacht de komende 10 jaar zowel meer zakelijke bezoekers als individuele toeristen naar de stad te trekken met aantrekkelijke evenementen, groei van de zakelijke dienstverlening en een uitgebreid cultureel voorzieningenniveau en programma. De ambitie om culturele hoofdstad 2018 te worden speelt hierbij ook een rol.

Bij het realiseren van de doelstelling van het hotelbeleid stuurt de gemeente Utrecht nadrukkelijk op kwaliteit en duurzaamheid, onder meer door:

  • 1. 40% - 50% van de kamers moet gerealiseerd worden in het experience segment;
  • 2. het verblijfstoerisme wordt zoveel mogelijk duurzaam gestimuleerd, met een focus op toeristische reizigers;
  • 3. het beleid heeft extra aandacht voor bestaande bouw, door leegstaande panden (zoals kantoren op Papendorp) aanvullend een hotelfunctie te geven.

Op basis van het voorgaande worden meerdere hotels in Papendorp voorgestaan.

2.5.7.9 Waterplan Utrecht (2005)

Met het opstellen van het Waterplan Utrecht hebben de waterpartners afgesproken te streven naar een watersysteem voor de toekomst, dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om Utrechts grondgebied. De ruimtelijke structuur van Utrecht biedt daarvoor de mogelijkheden en wordt erdoor versterkt. Het hoofddoel van het waterplan is als volgt geformuleerd: het beheer van het watersysteem en de waterketen is samenhangend, doelmatig, voor de burger inzichtelijk en gericht op verschillende vormen van menselijk gebruik en natuur.

Om dit te bereiken, hebben de waterpartners afgesproken te werken aan het terugdringen van de verontreiniging van het oppervlaktewater, stroomafwaartse gebieden niet te veel belasten met overtollig water uit Utrecht (afwenteling), veranderde waarden van het water voor de stad beter te benutten (transport, toerisme, recreatie en natuur, woon- en werkomgeving) en door echte samenwerking meer resultaat voor hetzelfde geldt. Dit is vertaald in tien ambities voor een duurzamer watersysteem voor Utrecht in 2030. Met de ambities wordt invulling gegeven aan de trits vasthouden, bergen, afvoeren en aan de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. Een van de ambities is het afkoppelen van het bedrijventerrein Overvecht. Verder wordt als uitwerking van het waterplan onderzocht in hoeverre sprake is van wateroverlast in het plangebied. Dit is vooral van belang voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het gebied buiten het bestaande bedrijventerrein.

2.5.7.10 Gemeentelijk Verkeers- en vervoerplan (2005)

Het verkeers- en vervoerbeleid voor de gemeente Utrecht voor de periode 2005-2020 is vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP). Om een goede balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefmilieu te realiseren wordt in het GVVP gekozen voor selectieve bereikbaarheid. De economisch belangrijke gebieden, de kerngebieden, worden via een aantal verkeersassen goed bereikbaar gemaakt. In de overige gebieden (de verblijfsgebieden) en rond de overige verkeersassen krijgen veiligheid en leefmilieu prioriteit. Ook wordt de mobiliteit buiten piek- en spitsuren gefaciliteerd, maar tijdens piek- en spitsuren moet met name de groei van de automobiliteit worden afgevlakt. Dit gebeurt door het openbaarvervoer- en fietsvoorzieningen te verbeteren en door met verkeers- en mobiliteitsmanagement de mobiliteitsvraag zo goed mogelijk over het totale verkeerssysteem te verdelen. Om dit te bereiken, wordt het GVVP uitgewerkt in concrete projecten en activiteiten. De eerstkomende jaren staan vooral de activiteiten als verkeers- en mobiliteitsmanagement centraal. Met name na 2010 komen nieuwe infrastructurele projecten aan de orde. Het succes van maatregelen wordt bepaald door de kwaliteit te vergelijken met de streefkwaliteiten voor bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefmilieu die het GVVP vastlegt.

2.5.7.11 Hoofdwegennet, Verkeersstructuur Utrecht

Utrecht gaat met het GVVP uit van de volgende opbouw van het stedelijke netwerk auto:

de hoofdstructuur maakt de stad als geheel bereikbaar met de (vracht)auto, voor verplaatsingen van en naar Utrecht en voor verplaatsingen van wijk naar wijk; de hoofdstructuur bestaat uit:de RING Utrecht: de parallelbanen van de snelwegen rond Utrecht en de Noordelijke Randweg Utrecht (NRU); de RING vormt de schakel tussen het landelijke net van autosnelwegen en de primaire en secundaire assen;

    • 1. de RING Utrecht: de parallelbanen van de snelwegen rond Utrecht en de Noordelijke Randweg Utrecht (NRU); de RING vormt de schakel tussen het landelijke net van autosnelwegen en de primaire en secundaire assen;
    • 2. primaire assen die de kerngebieden bereikbaar maken; het grootste deel van het autoverkeer naar de kerngebieden gaat via deze assen;
    • 3. secundaire assen die zorgen voor aanvullende bereikbaarheid van de kerngebieden.