Plan: | Papendorp |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPPAPENDORP-0601 |
Het Streekplan is vanwege de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 beleidsneutraal omgezet in de provinciale Structuurvisie. De provincie geeft in dit streekplan aan dat het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel is ingegeven door het principe van beheerste groei. Gedeputeerde Staten willen zo de aantasting van waardevolle en kwetsbare open ruimte door nieuwe verstedelijking zoveel mogelijk vermijden. Ook willen zij de contrastwerking tussen stad en land versterken. In verband daarmee is het gewenst om nieuwe bouwmogelijkheden binnen het bestaande stedelijk gebied goed te benutten. Beleidsmatig is dit vertaald in een ruimtelijke afbakening van het stedelijk gebied door rode contouren.
De Utrechtse bedrijventerreinen vervullen een regionale opvangfunctie, maar ze hebben ook een functie voor de minder plaatsgebonden bedrijven uit het deelgebied West-Utrecht. De stad Utrecht beschikt over voldoende resterende capaciteit voor zowel kantoren als bedrijven. In het streekplan is een vestigingsbeleid opgenomen. Het plangebied is niet opgenomen op de streekplankaart 'Vestigingsmilieus'. Ten aanzien van het bedrijventerrein is aannemelijk dat het een algemeen vestigingsmilieu betreft, aan de rand van de stad. Dit betekent dat lichtere bedrijfsvormen uit de milieucategorieën 2 en 3 en in specifieke gevallen categorie 4 zich er zouden kunnen vestigen. Mengen met andere functies dient beperkt te blijven tot detailhandel in volumineuze goederen (zoals auto's, boten, caravans en bouwmarkten) die in het stedelijk gebied moeilijk inpasbaar zijn. Mengen met wonen is uitgesloten; dit geldt ook voor bedrijfswoningen. Kantoren als ondergeschikt onderdeel van het bedrijf zijn toegestaan tot 50% van het bedrijfsvloeroppervlak en tot een maximum van 2.000 m².
Het regionale beleid dat van toepassing is op Papendorp is het Streekplan Utrecht (2004), het Regionaal Structuurplan Plan (RSP, 2005) en de Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht (eindbalans, 2009). De nota's vullen elkaar aan: er wordt gekozen voor een beheerste groei door verdere verdichting van het stedelijke gebied om zo de omliggende landschappen te sparen. Papendorp wordt in de nota's aangeduid als bedrijventerrein en kantoorlocatie. Waarbij voor het RSP een specifiekere aanduiding is dat de bedrijvigheid westelijk van het plangebied is ingericht (met minder dan 20% kantoorgebonden werkzaamheden) en het oostelijk deel als werkgebied - kantoren (met meer dan 80% kantoorgebonden werkzaamheden). In het RSP is Papendorp aangewezen als regionaal kerngebied. In de Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht heeft de regio zich de ambitie gesteld om bestaande en nieuwe bedrijventerreinen10% intensiever te gebruiken en wordt het beleid voortgezet om de ontwikkeling van kantoren te concentreren op toplocaties die goed bereikbaar zijn.
Het landelijk locatiebeleid (Nota Mobiliteit) heeft de provincie uitgewerkt in vestigingsmilieus. Het vestigingsmilieu voor dit plangebied is echter niet specifiek aangeduid op de streekplankaart. Voor Papendorp is belangrijk dat het locatiebeleid van de provincie waarborgt dat bedrijven met omvangrijke goederenstromen en/of omvangrijke verkeersaantrekkende werking ruimte wordt geboden op locaties met een goede aansluiting op (bestaande) verkeers- en vervoerverbindingen.
Het doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. Provinciale Staten hebben op 21 september 2009 de verordening vastgesteld.
In de provinciale verordening wordt het bedrijventerrein Papendorp aangegeven als vestigingsmilieu voor specifieke kantoren en kantoorachtige bedrijven met een bovenregionale uitstraling en functie. Op dit soort bedrijventerreinen zijn andere functies zoals een hotel toegestaan. Het milieu is geschikt voor bedrijven waar bereikbaarheid per auto belangrijk is en die daardoor niet passen binnen een nationaal of regionaal stedelijk niveau.
Ontsluiting per (hoogwaardig) openbaar vervoer is noodzakelijk, tevens mag bij bedrijventerreinen aan de rand van de stad een goede fietsverbinding eveneens niet ontbreken. Parkeren dient inpandig dan wel ondergronds te gebeuren, de mogelijkheden voor intensief ruimtegebruik dienen optimaal te worden benut.
Het Waterhuishoudingsplan Provincie Utrecht, 2004, beschrijft het provinciaal waterbeleid, het plan integreert recente ontwikkelingen in het waterbeleid (WB21 en KRW). Het hoofddoel van dit plan is 'een veilig en bewoonbaar land hebben en in stand houden, streven naar gezonde en veerkrachtige watersystemen en een duurzaam gebruik van water voor mens en natuur'. Onder duurzaam waterbeheer wordt verstaan: