direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Het Muntgebouw, Leidseweg 90, Lombok
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Na ruim 100 jaar heeft de Koninklijke Nederlandse Munt N.V. het Muntgebouw, gelegen aan de Leidseweg 90 in Utrecht, verlaten. In 2016 heeft de Nederlandse staat besloten om het muntenproductiebedrijf te privatiseren en het vastgoed los te verkopen. De aandelen van de Koninklijke Nederlandse Munt N.V. zijn verkocht aan de Belgische Heylen Group en zij hebben besloten de productie op een andere, meer bedrijfsefficiëntere, locatie voort te zetten. In het voorjaar van 2020 is de Koninklijke Nederlandse Munt verhuisd naar Houten. In september 2018 heeft initiatiefnemer AG APF De Munt Utrecht B.V. de gemeente Utrecht verzocht om medewerking te verlenen aan de herontwikkeling van het Muntgebouw.

1.2 Doelstelling

De hoofddoelstelling van het bestemmingsplan is de transformatie en herbestemming van het Muntgebouw en de bijbehorende bijgebouwen mogelijk te maken naar een mix van functies: kantoren, (creatieve) bedrijven, vergaderen, congressen, horeca, sport, maatschappelijke- en culturele voorzieningen.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in de wijk Lombok en is gelegen aan de Leidseweg 90. Het plangebied wordt verder begrensd door de Muntkade in het zuiden, de Steijnstraat in het oosten en de percelen gelegen aan de Krugerstraat in het noorden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0001.png"

Het plangebied

1.4 Geldende plannen

Dit bestemmingsplan vervangt voor de locatie van het plangebied de volgende bestemmingsplannen.

Bestemmingsplan   Vastgesteld door Raad   Onherroepelijk  
Lombok e.o.   4 december 2008   20 augustus 2009  
Chw Algemene regels over bouwen en gebruik   30 november 2017   31 oktober 2018  
Facetbestemmingsplan woningsplitsing II   13 december 2012   8 februari 2013  

Voor het plangebied geldt bestemmingsplan 'Lombok e.o.'. Ook gelden bestemmingsplan 'Chw Algemene regels over bouwen en gebruik' en 'Facetbestemmingsplan woningsplitsing II'.

Op grond van bestemmingsplan 'Lombok e.o.' heeft een groot deel van de locatie de bestemming 'Maatschappelijke Doeleinden' (M), met de aanduidingen 'munt (mu) en 'rijksmonument'. Een klein deel binnen de bestemming 'Maatschappelijke Doeleinden' heeft de aanduiding 'nuts' (n). Een kleiner deel van de locatie heeft de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' (B).

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0002.png"

Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Lombok e.o.' m.b.t. het Muntgebouw

Artikel 12 van de bestemmingsplanvoorschriften geeft aan dat de op de plankaart voor 'Maatschappelijke Doeleinden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: maatschappelijke voorzieningen, met daaraan ondergeschikt: detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen, ter plaatse van de nadere aanwijzing 'rijksmunt': tevens voor museum en bedrijfsdoeleinden ten behoeve van de productie van munten en zaalverhuur, ter plaatse van de nadere aanwijzing 'nutsvoorzieningen': uitsluitend voor nutsvoorzieningen en bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water, onder andere ten behoeve van de waterhuishouding, wateraanvoer en –afvoer en waterberging. Binnen maatschappelijke voorzieningen zijn de volgende voorzieningen toegestaan: welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, met uitzondering van bioscopen en theaters. Onder zaalverhuur wordt het volgende verstaan: de verhuur van zaalruimte voor horeca-activiteiten ten dienste van uitsluitend zakelijke bijeenkomsten, vergaderingen, productpresentatie (waaronder modeshows), diners, recepties en andere particuliere bijeenkomsten in besloten kring.

Binnen de bestemming 'Maatschappelijke Doeleinden' geldt grotendeels een maximale bouwhoogte van 20 meter. Voor het deel met de nadere aanduiding 'nuts' geldt een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Op basis van artikel 14 van de bestemmingsplanvoorschriften zijn de gronden die op de plankaart zijn aangewezen voor 'Bedrijfsdoeleinden' bestemd voor: bedrijfsdoeleinden als genoemd in categorie 1 en 2 van de bij het bestemmingsplan behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, nutsvoorzieningen en de bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water, onder andere ten behoeve van de waterhuishouding, wateraanvoer en –afvoer en waterberging. Binnen de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' gelden verschillende maximale bouwhoogtes van 4, 6 of 11 meter.

Hoofdgebouwen mogen bij beide bestemmingen alleen binnen de bouwvlakken worden gebouwd, die volledig bebouwd mogen worden.

Artikel 23 van de bestemmingsplanvoorschriften is ook van toepassing omdat de locatie de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied' heeft (deels hoge archeologische waarde).

Artikel 4 lid 4.3 van de 'Chw Algemene regels over bouwen en gebruik' schrijft voor dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen vaststaat dat voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de normen in de beleidsregels Parkeernormen Fiets en Auto 2019 gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0003.png"

Het gewenste programma bestaat uit diverse functies. Hieronder wordt aangegeven of deze in overeenstemming zijn met de geldende bestemmingen.

  • 1. zelfstandig kantoor: in strijd met bestemmingen 'Maatschappelijke Doeleinden' en 'Bedrijfsdoeleinden';
  • 2. horeca A2 (zaalverhuur), vergader- en congresruimte: binnen de bestemming 'Maatschappelijke Doeleinden', ter plaatse van aanduiding 'mu' toegestaan (valt onder zaalverhuur). In strijd met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden';
  • 3. (creatieve) bedrijven: in strijd met de bestemming 'Maatschappelijke Doeleinden' deels in strijd met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden';
  • 4. zelfstandige horeca D1, D2, D3: in strijd met de bestemmingen 'Maatschappelijke Doeleinden' en 'Bedrijfsdoeleinden', maar zaalverhuur (horeca A2) is wel toegestaan;
  • 5. sportschool: in overeenstemming met de bestemming 'Maatschappelijke Doeleinden', in strijd met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden';
  • 6. cultureel: in overeenstemming met de bestemming 'Maatschappelijke Doeleinden', in strijd met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden'.

Omdat de gewenste functies niet allemaal zijn toegestaan op basis van het huidige bestemmingsplan en enige flexibiliteit in het gewenste programma gewenst is, is het nodig om een nieuw bestemmingsplan op te stellen voor de locatie.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de beschrijving van de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bestaande situatie. Onder andere de ruimtelijke structuur, de historische ontwikkeling van het gebied en de beschrijving van de aanwezige functies worden hier beschreven. In hoofdstuk 4, de planbeschrijving, worden de mogelijkheden die het plan biedt aan de toekomstige ontwikkelingen beschreven. De diverse noodzakelijke onderzoeken ten aanzien van bijvoorbeeld milieuaspecten komen in hoofdstuk 5 aan bod. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 komt de juridische toelichting op de planregels aan bod. Daarnaast maken diverse bijlagen onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Relevante beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale omgevingsvisie (2020)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd.

De NOVI benoemt de volgende nationale belangen:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

De NOVI benoemt vier prioriteiten:
De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten.

  • 1. ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel bevorderen;
  • 3. zorgen voor sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. stimuleren van een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Omgevingsinclusieve benadering
Centraal in de te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Hierbij wordt aangesloten bij de integrale opvatting uit de Omgevingswet van het begrip fysieke leefomgeving en wordt de noodzakelijke integraliteit van afwegingen benadrukt. Het belangrijkste spanningsveld in die afwegingen is dat tussen beschermen en ontwikkelen.

Het doel van de toekomstige Omgevingswet (deze wet treedt in werking per 1 juli 2022) is namelijk het bereiken van een balans tussen: '(a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften'. Deze dubbele doelstelling uit de Omgevingswet is vertaald in de omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving. Hiermee moet dus rekening worden gehouden bij het maken van beleidskeuzes. Een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving houdt in dat ontwikkeling van de leefomgeving samengaat met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Veiligheid, gezondheid en duurzaamheid zijn basale randvoorwaarden voor alle maatschappelijke activiteiten zoals bedrijfsmatige activiteiten, de energietransitie en de woningbouw.

Afwegingsprincipes
Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Echter, gaan beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal zonder meer samen en zijn soms onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen.

Om dit afwegingsproces en de omgevingsinclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:

  • 1. combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. kenmerken & identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. afwentelen wordt voorkomen.

Plangebied
Met de herontwikkeling van het Muntgebouw, vindt er een transformatie plaats van het rijksmonumentale gebouw, waardoor het met behoud van haar monumentale waarden wordt verbouwd en versterkt voor de toekomst.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) (2012)

In de Wet ruimtelijke ordening zijn de besluitmogelijkheden van gemeenten begrensd om nationale belangen te borgen of te beschermen. Wanneer namelijk nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kan een algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels stellen over de inhoud van een bestemmingsplan.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, oftewel de AMvB Ruimte) zijn nationale belangen beschreven die om bescherming van het Rijk vragen, zoals bijvoorbeeld de 'erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde'. Voor deze belangen is het Rijk namelijk verantwoordelijk. Verder zijn in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) nadere regels opgenomen voor onder andere militaire terreinen, radarverstoringsgebieden, reserveringen voor spoor en wegen en buisleidingen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden, zoals de gemeente Utrecht, beleidsruimte.

Plangebied
Het plangebied ligt in een radarverstoringsgebied van radarstation Soesterberg (nationaal belang van defensie). In dit gebied gelden beperkingen voor bestemmingsplannen voor een goede werking van de radar op het radarstation. Het gaat hier om hoogtebeperkingen voor bouwen, bouwwerken en windturbines. De ontwikkeling uit dit bestemmingsplan heeft gelet op de gestelde maximale bouwhoogtes in de regels van het bestemmingsplan (die overigens niet wijzigen ten opzichte van de huidige situatie), geen invloed op het functioneren van de radar. Voor het overige is het plangebied niet gelegen in een van de gebieden waarvoor het Barro regels stelt. Het Barro en Rarro vormen dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede en derde lid) (2017)

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is in 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat overheden een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting van het bestemmingsplan moeten motiveren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek geldt.

Het doel van de motivering op grond van de Ladder is een zorgvuldige afweging bij ruimtelijke besluiten die zorgt voor zuinig ruimtegebruik en tegengaan van overprogrammering en leegstand. Het besluit voldoet hiermee aan een goede ruimtelijke ordening. De toetsing aan de Ladder kan bij het opnemen van uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan, doorschuiven naar de fase van de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een motivering bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Wanneer het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet het bestemmingsplan een motivering bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. De Ladder is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke besluiten van de decentrale overheden, waaronder de bestemmingsplannen van de gemeente Utrecht.

Beschrijving behoefte
De behoefte is kort gezegd het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd. De Ladder bepaalt niet voor welk gebied de behoefte in beeld moet worden gebracht. De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Naast een kwantitatieve beoordeling vindt ook een kwalitatieve beoordeling plaats.

Beschrijving behoefte buiten het bestaand stedelijk gebied
Wanneer de beoogde ontwikkeling niet kan plaatsvinden binnen het stedelijk gebied door bijvoorbeeld het toepassen van een andere bestemming van een gebied, herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden moet een motivering worden opgenomen waarom dit niet mogelijk is. Het bestaande stedelijk gebied kan worden gedefinieerd als het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur. De provincie Utrecht heeft in de Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening de afbakening van het bestaand stedelijk gebied vastgelegd.


Plangebied
Geen nieuwe stedelijke ontwikkeling
Dit bestemmingsplan maakt ten opzichte van bestemmingsplan 'Lombok e.o.' geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk. Op grond van bestemmingsplan 'Lombok e.o.' bevinden zich op de locatie vrij grote bouwvlakken, die helemaal volgebouwd mogen worden. Ook blijven de bestaande maximale bouwhoogtes in stand (de bouwhoogtes van de bijgebouwen zijn wel in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie). Wel is er bij dit nieuwe bestemmingsplan sprake van een planologische functiewijziging. Wanneer er met een nieuw bestemmingsplan geen nieuw planologisch ruimtebeslag wordt mogelijk gemaakt, maar alleen een planologische functiewijziging, voorziet een bestemmingsplan in beginsel niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Van dit uitgangspunt wordt afgeweken als de planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat toch sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hierbij komt betekenis toe aan de ruimtelijke uitstraling van de in het nieuwe plan voorziene functies en die onder het vorige plan mogelijk was.

De planologische functiewijziging heeft betrekking op de volgende functies:

  • zelfstandige kantoorruimte (maximaal 7.000 m2);
  • creatieve bedrijven (maximaal 3.000 m2);
  • zelfstandige horeca D1, D2 en D3 (maximaal 750 m2).

Op basis van bestemmingsplan 'Lombok e.o.' is op de locatie al zaalverhuur (horeca A2) binnen het hoofdgebouw (Muntgebouw) ongelimiteerd toegestaan en ondergeschikte horeca. Daarnaast is de maatschappelijke bestemming van bestemmingsplan 'Lombok e.o.' een brede bestemming waar veel voorzieningen onder vallen: welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, met uitzondering van bioscopen en theaters. Dit betekent dat er in het pand bijvoorbeeld ook een zorginstelling gevestigd zou mogen worden met bijbehorende ruimtelijke gevolgen. De ruimtelijke uitstraling van de nieuwe functies (hierbij ook rekening houdend met wat op grond van bestemmingsplan 'Lombok e.o.' is toegestaan) is binnen dit hoogstedelijke gebied niet van een dusdanige aard dat dit wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Op basis van voorgaande concluderen wij dat de planologische functiewijziging er ook niet toe leidt dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Behoefteonderzoek
Ook voor de ontwikkelingen die niet als stedelijke ontwikkeling worden beschouwd en die nieuw zijn ten opzichte van bestemmingsplan 'Lombok e.o.', moet het bestemmingsplan een onderbouwing bevatten van de behoefte aan de ontwikkelingen. Dit vanwege een goede ruimtelijke ordening en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor een volledige beschrijving van de behoefte verwijzen wij naar het gemaakte onderzoek in bijlage 1. Hiermee is de behoefte naar de nieuwe functies aangetoond. Hieronder volgt per nieuwe functie een samenvatting.

Zelfstandige kantoorruimte en creatieve bedrijven
De groei van Utrecht neemt ook een vraag naar werkgelegenheid met zich mee, zoals naar kantoren en creatieve bedrijven. De ruimtebehoefte in de stad Utrecht naar informele werklocaties (bedrijventerreinen en/of kantoorlocaties en bedrijven en/of zzp'ers die vanuit huis werken, vallen hier niet onder) is minimaal 24.600 m2 brutovloeroppervlak tot maximaal 44.200 m2 brutovloeroppervlak tot en met 2040. Door de toename van het flexwerken, het toenemende aantal ZZP'ers en voortschrijdende digitalisering worden wonen en werken steeds meer gemengd. Er is in toenemende mate behoefte aan werkplekken en ontmoetingsplekken op korte afstand van de woningen. Het Muntgebouw is een bijzonder gebouw op een voor kantoren en bedrijven aantrekkelijke locatie nabij Utrecht Centraal. Er wordt maximaal 7.000 m2 aan kantoorfuncties mogelijk gemaakt en maximaal 3.000 m2 aan creatieve bedrijven. Er bestaat hieraan zowel een kwantitatieve als kwalitatieve behoefte. Bovendien is specifiek rondom station Utrecht Centraal beleidsmatig ruimte voor ontwikkeling van kantoorfuncties. Ondanks corona blijft er vraag bestaan naar kantoorlocaties, maar dan steeds meer in een flexibele vorm, met kleinere units en op bijzondere locaties. Het Muntgebouw voorziet in deze behoefte. Het monumentale pand kan een bijzondere werklocatie worden, ligt dichtbij Utrecht Centraal en bij de omliggende wijken. Het Muntgebouw kan flexibel worden ingericht en door meerdere bedrijven in gebruik genomen worden.

Zelfstandige horeca
De horeca in het Muntgebouw kan mede een functie vervullen voor inwoners uit de hele stad, vanwege het bijzondere gebouw en de bijzondere locatie. Daarnaast vervult de horeca een functie voor de mensen die gebruik maken van de werkfuncties in het gebouw. De markverwachting voor horeca is de afgelopen jaren goed geweest en de verwachting op basis van trends is dat de vraag ook weer herstelt na de coronacrisis. Er is behoefte aan uitbreiding van het horeca-aanbod in Utrecht. Toevoeging van maximaal 750 m2 aan horeca D1, D2, D3 past binnen deze kwantitatieve behoefte. Daarnaast is er sprake van een kwalitatieve behoefte, gelet op de gewenste levendigheid en de behoefte aan ontmoetingsplekken in de gemeente Utrecht in het algemeen, en op deze locatie in het bijzonder. Met de ontwikkeling vormt horeca op deze locatie een bijzonder concept op een unieke locatie en sluit daarmee aan op het horecabeleid van de gemeente Utrecht.

2.2 Provinciaal en regionaal beleid

2.2.1 Provinciale Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening (2021)

Op 10 maart 2021 stelden Provinciale Staten de Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening vast. Beiden zijn in werking getreden op 1 april 2021. De Interim Omgevingsverordening is nodig omdat de Omgevingsverordening alleen onder de Omgevingswet in werking kan treden. Met de Interim Omgevingsverordening kunnen plannen en ambities eerder vormgegeven worden. De Omgevingsverordening zal rond de zomer van 2021 ter inzage liggen en eind 2021 vastgesteld worden.

In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie er in 2050 uitziet. De Omgevingsvisie geeft richting aan de toekomstige en fysieke leefomgeving. Dit is alles op, boven en onder de grond en inclusief de sociale aspecten zoals toegankelijkheid en inclusiviteit. In de Interim Omgevingsverordening staan de regels en instructieregels die daarvoor nodig zijn. Provincie Utrecht geeft bij de onderstaande 7 thema's de provinciale belangen aan die verplichtingen met zich meebrengen. Dat geeft al een doorkijk naar deze instructieregels.

Om voor te sorteren op de toekomst richt de Omgevingsvisie zich op een aantal ontwikkelingen:

  • Extra woningen die gebouwd moeten worden;
  • Toename van werkgelegenheid;
  • Toename van verkeer;
  • Energietransitie;
  • Klimaatverandering;
  • Verandering in de landbouw;
  • Versterking van natuur en recreatief groen.

Provincie Utrecht vindt het daarbij belangrijk om de bestaande kwaliteiten te behouden, te versterken en in balans te laten zijn met deze ontwikkelingen. De ruimte voor ontwikkelingen is beperkt, terwijl de vraag naar ruimte groot is.

Uitwerking beleid in 7 thema's
De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving en voor het mogelijk maken van lokale afwegingen als een veilige en gezonde leefomgeving daarbij gebaat is. Het beleid voor de gezonde en veilige leefomgeving is beschreven in 7 thema's:

  • 1. Stad en land gezond
    Dit thema gaat over milieu, gezondheid, recreatie en toerisme. Provincie Utrecht wil graag voor de woon-, werk-, en leefgebieden bereiken dat deze gezond zijn en uitnodigen tot bewegen. In en rondom steden en dorpen moeten voldoende groene gebieden zijn om te recreëren.

  • 2. Klimaatbestendig en waterrobuust
    Dit thema gaat over een duurzaam en robuust bodem- en watersysteem, een klimaatbestendige en waterveilige leefomgeving en een perspectief voor bodemdalingsgebieden. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat er bescherming is tegen overstromingen, een tekort aan zoetwater of de gevolgen van extreem weer (wateroverlast en hitte).

  • 3. Duurzame energie
    Dit thema gaat over het stimuleren van energiebesparing en het opwekken van duurzame energie uit wind, zon, bodem en water.

  • 4. Vitale steden en dorpen
    Dit thema gaat over ruimte voor wonen en leven en ruimte voor werken en winkelen. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat nieuwe woningen en bedrijven vooral komen op plekken binnen de bebouwde kom. Ook is het belangrijk dat deze plekken goed bereikbaar zijn met trein, bus, tram en fiets. Prioritaire locaties voor grootschalige integrale ontwikkeling zijn onder meer Leidsche Rijn, Utrecht Centraal Station (Beurskwartier / Lombokplein en Merwedekanaalzone), Lunetten-Koningsweg en Utrecht Science Park / Rijnsweerd.

  • 5. Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar
    Dit thema gaat over een goed bereikbare provincie, ontwikkeling bij knooppunten en optimalisatie van netwerken, wegen, OV en fiets. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat er nieuwe verbindingen voor openbaar vervoer en (snel)fietspaden komen tussen de woon-, werk- en leefgebieden. Daarbij moet er beter gebruik gemaakt worden van bestaande wegen.

  • 6. Levend landschap, erfgoed en cultuur
    Dit thema gaat over aantrekkelijke landschappen en een toegankelijke cultuur en waardevol erfgoed. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat veel mensen kunnen genieten van de landschappen, waterlinies, forten, kastelen en buitenplaatsen. Ook is belangrijk dat het cultuuraanbod (zoals festivals en musea) meegroeit met het aantal inwoners.

  • 7. Toekomstbestendige natuur en landbouw
    Dit thema gaat over een robuuste natuur met hoge biodiversiteit en een duurzame landbouw. Provincie Utrecht wil graag bereiken dat de natuur wordt beschermd en nieuwe natuurgebieden worden aangelegd die elkaar verbinden. Verder worden boeren geholpen om een omslag te maken naar kringlooplandbouw.

Alle thema's moeten in samenhang bekeken worden. Dat betekent dat niet alles overal kan. Met het uitgangspunt slim combineren en concentreren kan de groei van inwoners en bedrijven en een gezonde leefomgeving in balans blijven. Het concentreren richt zich bijvoorbeeld op het bouwen van nieuwe woningen dichtbij stations en in steden en dorpskernen. Op die manier blijft er op andere plekken voldoende ruimte voor bewegen, groen, water en natuur.

Uitvoering
In drie regio's werkt Provincie Utrecht het beleid verder uit. De samenhang tussen de thematische ambities krijgt hier aandacht. Voor Utrecht is de regio U16 van belang. In deze uitwerking gaat het over de verstedelijkingsstrategie. De verwachting is dat er tot 2040 in de regio ongeveer 99.000 tot 125.000 extra woningen nodig zijn. Na 2040 tot 2050 is er verdere ruimte voor woningbouw onder meer over ontwikkelingen langs de A12 tussen knooppunten Lunetten en Oudenrijn en het benutten van bestaande OV-knooppunten in de regio.


Plangebied
Met de transformatie van het Muntgebouw blijft een bijzondere locatie voor werkgelegenheid (hoewel deels anders ingevuld dan in de bestaande situatie) behouden binnen de bebouwde kom. Op de locatie ontstaat een onderscheidend werk- en leefklimaat (kwalitatief hoogwaardig vestigingsmilieu) in een rijksmonumentaal pand op een mooie locatie. Door de toegestane functies en programmering wordt de toegankelijkheid voor buurtbewoners, Utrechters en bezoekers van de stad van het rijksmonument vergroot. Bij de verduurzaming van het gebouw wordt een goede balans gezocht met de rijksmonumentale waarden van het pand. Deze locatie ligt in de nabijheid van Utrecht Centraal, een tramstation, een bushalte en is ook goed bereikbaar per fiets (de locatie is gelegen aan een fietsstraat) en te voet. Net als in het huidige bestemmingsplan worden ook culturele activiteiten toegestaan. Er wordt een programmeur aangesteld die zich inspant voor een interessante en gevarieerde maatschappelijke / culturele programmering, waarmee de locatie meer wordt opengesteld voor publiek van binnen en buiten de stad.

Artikel 9.17 lid 1 en 2 (instructieregel van kantoren) van de Interim omgevingsverordening is niet van toepassing op een locatie binnen 'Kantoren op knooppunt Utrecht Centraal' en 'Kantoren op knooppunt Leidsche Rijn Centrum', mits de behoefte aan kantoren is aangetoond. Het Muntgebouw ligt binnen de locatie 'Kantoren op knooppunt Utrecht Centraal', waardoor alleen de behoefte aan kantoren aangetoond hoeft te worden. Voor de behoefte verwijzen wij naar paragraaf 2.1.3.

2.2.2 Beleidskader Binnenstedelijke Ontwikkeling (2016)

Het Beleidskader Binnenstedelijke Ontwikkeling is in 2016 vastgesteld. Vanuit de centrale missie 'Utrecht Topregio' is het hoofddoel voor binnenstedelijke ontwikkeling: 'Blijvend aantrekkelijke steden en dorpen waar het goed wonen, werken en ontmoeten is'.

De drie hoofdambities voor binnenstedelijke ontwikkeling zijn:

  • Een aanbod van stedelijke milieus passend bij de vraag. Waaronder het realiseren van een passend woningaanbod, het transformeren, revitaliseren of creëren van werklocaties en het in stand houden en creëren van aantrekkelijke centrumgebieden.
  • Een toekomstbestendige binnenstedelijke kwaliteit. Waaronder het realiseren en versterken van een goede woonomgeving, het creëren van een aantrekkelijk vestigingsmilieu, energieneutrale nieuwbouw en een gezonde binnenstedelijke leefkwaliteit.
  • Optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte. Waaronder het realiseren van binnenstedelijke woningbouw, transformatie van bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties en beleefbaar water en groen in het stedelijk gebied.


De focus bij binnenstedelijke ontwikkeling ligt op vastgoed en openbare ruimte. Van provinciale betrokkenheid bij binnenstedelijke ontwikkeling kan pas sprake zijn als een of meer van de stedelijke functies wonen, werken, winkelen aan de orde is. Bij wonen gaat het vooral om toevoeging van woningen om bij te dragen aan het wegwerken van het woningtekort, terwijl het bij werken en winkelen vooral gaat om transformeren, revitaliseren en herstructureren. Uitvoering vindt enerzijds plaats door 'verbinding in gebieden' en anderzijds door 'verbinding op thema'.

Plangebied
Met de transformatie van het Muntgebouw komen er verschillende functies in het rijksmonumentale gebouw, die onder andere bijdragen aan werklocaties in de stad. Vanwege de rijksmonumentale status van het Muntgebouw is het behalen van 'standaard' duurzaamheidseisen niet mogelijk. Daarom wordt Du(urzaam)Mo(nument) toegepast, dit is een landelijk erkende methodiek die ingezet kan worden bij de verduurzaming van monumentaal vastgoed. Uitgangspunt is dat bij het Muntgebouw een Duurzaamheid en Monumentwaarde (DuMo)-label A kan worden behaald.

2.2.3 Economische visie 2020

De provincie Utrecht wil het economische beleid de komende jaren focussen op een duurzame en vitale economie. Met het beleid wil de provincie de economie robuuster maken voor economische schokken en klaar maken voor toekomstige veranderingen. De economische visie is gericht op alle partijen in het economisch systeem: ondernemers, werknemers, kennisinstellingen, gemeenten, belangenorganisaties etc.

De missie van de economische visie is: "Economische ontwikkeling moet bijdragen aan het bereiken van maatschappelijke doelen en daarmee aan de brede welvaart. Specifiek gericht op economie werkt de provincie Utrecht aan een sterke competitieve duurzame economische structuur met aantrekkelijke en toekomstbestendige voorzieningen voor bedrijven en werknemers en maakt innovatieve ontwikkelingen op het gebied van gezond stedelijk leven en circulaire economie mogelijk". Om deze missie te kunnen realiseren werkt de provincie aan de volgende beleidsdoelen:

  • het bedrijfsleven en werknemers zijn toegerust op de toekomst;
  • het economisch profiel (gezond stedelijk leven) is sterk, competitief en zichtbaar;
  • bedrijven en (kennis)instellingen zijn innovatief sterk;
  • er zijn voldoende vestigingsmogelijkheden in aantal en kwaliteit.


In de economische visie zijn aan bovengenoemde beleidsdoelen meerjarendoelen en hoofdactiviteiten gekoppeld.

Plangebied
Doordat de Koninklijke Nederlandse Munt N.V. uit het Muntgebouw vertrokken is, komt er op de locatie ruimte voor andere werkgelegenheid. Er wordt deels gewerkt met bandbreedtes die bijelkaar opgeteld de beschikbare oppervlaktes overstijgen, waardoor bepaalde werkgelegenheidsfuncties uitwisselbaar zijn en daarmee flexibeler naar de toekomst toe. Daarnaast is het Muntgebouw een hoogwaardige kwalitatieve vestigingslocatie.

2.2.4 Voor jong & altijd, Cultuur- en Erfgoedprogramma 2020-2023

In het cultuur- en erfgoedprogramma geeft de provincie haar rol op het gebied van cultuur vorm en inhoud. Het cultuur- en erfgoedprogramma is op 3 juni 2020 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Het hoofddoel van het cultuur- en erfgoedbeleid van de provincie Utrecht is: bijdragen aan de toegankelijkheid van cultuur en de instandhouding van waardevol erfgoed, zodat bewoners en bezoekers van de provincie Utrecht hiervan kunnen leren en genieten.

Het cultuur- en erfgoedprogramma bevat twee beleidsdoelen:

A: Versterken van de culturele infrastructuur

  • Cultuureducatie aanbieden
  • Bibliothekennetwerk faciliteren
  • Festivals laten floreren
  • Het cultuurprofiel van Utrecht verstevigen

B: Behouden, benutten en beleven van cultureel erfgoed

  • De kwaliteit van de leefomgeving versterken
  • Monumenten duurzaam restaureren en gebruiken
  • Utrechts erfgoed beheren en bekend maken

Plangebied
Met de transformatie van het Muntgebouw blijft het rijksmonumentale gebouw behouden. Daarnaast is een doelstelling van de transformatie dat het gebouw opengesteld wordt voor de buurt, de stad en de (inter)nationale doelgroep. Naast dat de horecafunctie in het gebouw ervoor zorgt dat het Muntgebouw wordt opengesteld, gebeurt dit onder andere ook via de culturele- en maatschappelijke programmering in het gebouw. Hierdoor wordt het cultuurprofiel van Utrecht verstevigd. Vergaderingen en congressen zijn ook mogelijk in het Muntgebouw. Tijdens openingstijden zal de centrale hal daarnaast toegankelijk zijn voor bezoekers van het Muntgebouw. Voor de verduurzaming van het pand wordt een goede balans gevonden tussen duurzaamheid en de monumentale waarden van het pand.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Coalitieakkoord 'Utrecht ruimte voor iedereen'

Op 1 juni 2018 is het coalitieakkoord 2018-2022 'Utrecht: ruimte voor iedereen' verschenen. Het coalitieakkoord bestaat uit drie onderdelen:

•        Plaats voor iedereen
Het eerste deel van het akkoord bevat verschillende maatregelen op het gebied van onderwijs, economie, werk, sport, welzijn, zorg en veiligheid. Samen met inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en vrijwilligers maken we van Utrecht een plaats voor iedereen.

•        Gezonde groei voor iedereen
Het tweede deel van het akkoord bevat maatregelen over wonen, mobiliteit, nieuwe energie en een gezonde omgeving om in te leven. We vinden dat er voor iedereen ruimte moet zijn om in Utrecht te wonen en dat Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar moet blijven. Ook willen we graag koploper zijn in de verandering naar een duurzame energievoorziening en economie.

•        De kracht van iedereen
Het derde deel van het akkoord gaat over hoe we de genoemde doelen willen bereiken, samen met Utrechters en andere betrokkenen.

Om te komen tot gezonde groei voor iedereen worden onder andere de volgende maatregelen genomen:

  • samen met marktpartijen maken we vanaf het begin van deze collegeperiode afspraken over het verhogen van het tempo in gebiedsontwikkelingen in alle woningcategorieën;
  • we streven er naar dat in 2040 in Utrecht 35% van de woningvoorraad behoort tot de sociale voorraad en 25% tot de middencategorie;
  • bij nieuwe ontwikkelingen zijn groen, een hoogwaardige en toegankelijke openbare ruimte en circulaire bouw belangrijk. We bevorderen klimaatadaptatie bijvoorbeeld via verticale bossen (hoogbouw), groene gevels en het voorkomen van verstening;
  • één van de manieren om ruimte te maken voor een goede openbare ruimte is meer focussen op hoogbouw;
  • dierenwelzijn heeft onze zorg. Bij bouwen houden we rekening met stadsvogels en vleermuizen. Daarnaast hebben we oog voor het beschermen van inheemse soorten.

Utrecht wil zo snel mogelijk klimaatneutraal zijn. Hierbij is het belangrijk om de groei van de stad en de daarmee gepaard gaande ruimtelijke ontwikkelingen te koppelen aan de energietransitie en daarvoor worden onder meer de volgende stappen genomen:

  • in 2025 ligt op 20% van de Utrechtse daken zonnepanelen;
  • alle nieuwbouwwoningen zijn aardgasvrij en minimaal energieneutraal. We nemen duidelijke duurzaamheidseisen op in tenders voor gebiedsontwikkelingen en stimuleren circulaire bouw;
  • (kleinschalige) initiatieven op het gebied van warmte-koudeopslag worden aangemoedigd.

Plangebied
Bij de transformatie van het gebouw wordt een goede balans gezocht tussen de rijksmonumentale waarden van het Muntgebouw en verduurzaming van het gebouw. Bovendien wordt het gebouw door de functies en programmering meer toegankelijk voor onder andere buurtbewoners en Utrechters.

2.3.2 Omgevingsvisie Utrecht

In de omgevingsvisie staat wat het gemeentelijke beleid is voor de 'fysieke leefomgeving'. Dit is de omgeving waarin we wonen, werken en recreëren. De ondergrond, de lucht en het water maken deel uit van de leefomgeving, maar ook de gebouwen, bestrating en planten. De omgevingsvisie bevat drie niveaus:

  • 1. De koers: het beleid voor de lange termijn.
    Utrecht kiest voor een gezonde groei als koers voor de lange termijn. Utrecht groeit van een gemeente met 340.000 inwoners in 2016 naar ongeveer 410.000 inwoners in 2030. Daarom bouwen we de komende jaren duizenden woningen. Bij het bouwen van nieuwe woningen staan gezondheid, leefbaarheid en duurzaamheid voorop. De gemeente wil de woningen binnen het stedelijk gebied bouwen en daarbij flink investeren in de openbare ruimte en voorzieningen.
  • 2. Thematisch beleid: het gemeentelijke beleid over een bepaald onderwerp.
    Het thematisch beleid, ook wel sectoraal beleid genoemd, beziet een bepaald aspect van de fysieke leefomgeving, bijvoorbeeld geluidhinder, verkeer of bodemkwaliteit. Deze aspecten vertegenwoordigen een belang dat door het gemeentebestuur wordt meegewogen, als het bestuur een besluit neemt over een activiteit die invloed kan hebben op de fysieke leefomgeving. Bij het bouwen van een nieuwe woonwijk, onderzoekt de gemeente of dat wel kan gezien de geluidhinder rond die woonwijk, of het verkeer wel goed afgewikkeld kan worden en of de bodemgesteldheid het bouwen van woningen toelaat. De uitkomst van dat onderzoek kan bijvoorbeeld zijn dat de gemeente het bouwen niet gaat toestaan of onder bepaalde voorwaarden.
  • 3. Gebiedsbeleid: beleid dat alleen in een bepaald gebied geldt.
    In gebiedsbeleid staat wat de gemeente in een gebied, wijk of buurt wil. De koers en het thematische beleid worden vertaald in beleid voor dat gebied, voor zover dat mogelijk is. Uit het gebiedsbeleid kan afgeleid worden welke veranderingen de gemeente wil toestaan en welke waarden in het gebied behouden moeten blijven.


De omgevingsvisie is digitaal te raadplegen via: www.utrecht.nl/bestuur-en-organisatie/beleid/omgevingsvisie/.

Niet alle gemeentelijke beleidskaders hebben betrekking op het plangebied. Hieronder worden daarom alleen de relevante beleidskaders nader toegelicht.

2.3.2.1 De koers

Het ruimtelijke beleid voor de langere termijn is vastgesteld in de Ruimtelijke Strategie 2040 'Utrecht dichtbij: de tien-minutenstad' (hierna: RSU 2040). De RSU 2040 is één van de koersdocumenten van de Omgevingsvisie Utrecht. Daarmee maakt de RSU 2040 deel uit van één van de instrumenten van de Omgevingswet, die op 1 juli 2022 in werking treedt. Dat betekent dat de ambities uit de RSU 2040 doorwerken in de regels die vanaf 1 juli 2022 in het omgevingsplan zullen worden vastgelegd. De RSU 2040 is op 15 juli 2021 vastgesteld en bevat uitgangspunten voor een gezonde groei en ontwikkeling van de stad in 2040. In de strategie verbinden we belangrijke thema's met elkaar, zoals mobiliteit, economie, voorzieningen, wonen, energie, groen, sport en ontspanning en werk. Ook is beschreven hoe Utrecht zich kan ontwikkelen tot tien-minutenstad. Daarmee zorgt de gemeente ervoor dat de groei van het aantal inwoners en woningen in balans blijft met een toename van groen in de stad, met een groei van banen en voorzieningen, met een passende infrastructuur voor verkeer en vervoer en met de ambities op basis van de energietransitie.

Om bij de groei de specifieke kwaliteiten van de stad te behouden, kiezen we ervoor een stad te zijn waarin alle belangrijke functies voor dagelijks gebruik dichtbij de woon- en werkomgeving te vinden zijn: Utrecht, de tien-minutenstad. Daarbij zijn twee hoofdstructuren leidend voor het ordenen van de nieuwe plekken in de stad, namelijk de groenstructuur en de mobiliteitsstructuur. Groen, landschap en water in en rond de stad zijn een voorwaarde voor gezonde stedelijke ontwikkeling, voor groenbeleving en recreatie, maar ook voor bijvoorbeeld klimaatadaptatie en biodiversiteit. Daarmee wordt de bestaande stad ook versterkt. Er worden functies toegevoegd en de kwaliteit van de stad wordt verbeterd.

We maken de keuze om de groei van de stad op een aantal plekken in de stad te concentreren, waar hoge bouwvolumes worden gerealiseerd. Daarmee verandert Utrecht van een stad met één centrum naar een stad met meerdere centra. Op deze nieuwe knooppunten komen veel verschillende stedelijke functies samen: een mix van wonen, werken, voorzieningen en groen. Hierdoor beperkt de gemeente ook de groei van het aantal vervoersbewegingen.

De Merwedekanaalzone, het Jaarbeursterrein en Leidsche Rijn zijn gebieden waar komende jaren veel gebouwd wordt. Maar er wordt ook gebouwd op kleinere plekken, zoals bij de 2e Daalsedijk en het Kruisvaartterrein. Ook in de binnenstad, het stationsgebied, het Utrecht Science Park, Leidsche Rijn Centrum en Papendorp is ruimte voor extra woningen, winkels en bedrijven. En voor cultuur en maatschappelijke instellingen.

Omdat er met de met de ambities van de RSU 2040 veel geld gemoeid gaat, is in de RSU 2040 ook een investeringsstrategie opgenomen. Daarnaast is een uitvoeringsstrategie opgesteld, waarin staat welke ontwikkelingen als eerste plaatsvinden en in welke tijdsvolgorde de stad zich tot 2040 ontwikkelt. Ook heeft de gemeenteraad op 12 maart 2020 het koersdocument Leefbare stad en maatschappelijke voorzieningen vastgesteld. Hierin staan de ontwikkelopgaven voor scholen, sportplekken en andere maatschappelijke voorzieningen. Het document Gezondheid voor iedereen, volksgezondheidbeleid 2019-2023 is ook onderdeel van de koers. Zie hiervoor paragraaf 2.3.2.2.6.

Plangebied
De aantrekkingskracht van Utrecht is groot. Utrecht groeit van een gemeente met 340.000 inwoners in 2016 naar ongeveer 410.000 inwoners in 2030. Het is van belang dat er in de nabijheid van woningen voldoende werkgelegenheid en voorzieningen aanwezig zijn. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

2.3.2.2 Thematisch beleid
2.3.2.2.1 Wonen

Vitale stadswijken, functiemenging in woonwijken (2013)
In de notitie 'Vitale Stadswijken, functiemenging in woonwijken' is uitgewerkt hoe binnen de woonwijken met functiemenging om zal worden gaan. Het doel van de notitie is de beleidsrichting aan te geven en randvoorwaarden te scheppen voor het faciliteren van meer functiemenging in woonwijken en het bieden van een toetsingskader voor initiatieven in afwijking op het bestemmingsplan.

Plangebied
Met de functies die binnen dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt wordt een bijdrage geleverd aan functiemenging en werken in de wijk.

2.3.2.2.2 Natuur

Groenstructuurplan Utrecht 'Stad en land verbonden' en 'Actualisatie van Groenstructuurplan Utrecht'
De gemeente Utrecht wil het groen in de stad voor iedereen bereikbaar houden en de kwaliteit verbeteren. Grote groengebieden en belangrijke groene verbindingen wil de gemeente verder ontwikkelen, verbeteren en beschermen.

Groen maakt een stad leefbaar, mooi en het is goed voor het milieu. Woont u in Utrecht? Dan willen we bijvoorbeeld dat u een mooie fietstocht kunt maken langs een groene route. Of dat u kunt ontspannen in een mooi park. Veel groen is ook aantrekkelijk voor bezoekers van de stad.

In het groenstructuurplan Utrecht Stad en land verbonden is dit verwoord in 3 ambities:

  • meer groen om de stad
  • sneller naar buiten
  • beter groen in de stad


Het groenstructuurplan van 2007 is bijgewerkt in de actualisatie groenstructuurplan Utrecht 2017–2030. Naast de 3 ambities ligt de nadruk meer op hoe we groen inzetten voor de gezonde stad. En hoe groen ons helpt om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Dit plan is op 8 maart 2018 door de gemeenteraad vastgesteld.

De groei van de stad vraagt om het vastleggen van de plekken die we groen willen houden in en om de stad, zodat bij ontwikkelingen daar rekening mee gehouden kan worden en het groen zoveel mogelijk beschermd kan worden. Daarnaast vraagt de groei van het aantal inwoners in de stad om ontwikkeling van nieuw groen, goede recreatieve en groene verbindingen en het verbeteren van bestaand groen.

De groengebieden die we extra beschermen zijn geselecteerd op basis van ecologische, landschappelijke, recreatieve of cultuurhistorische kwaliteiten. Deze gebieden staan aangegeven op de kaart in het groenstructuurplan. Als in die gebieden plannen zijn waardoor groen verdwijnt, moet de gemeenteraad daar eerst over beslissen. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning toetst de gemeente concreet of deze in de groenstructuur ligt.

Plangebied
Het terrein van het Muntgebouw zelf maakt geen onderdeel uit van de groenstructuur. In paragraaf 5.8 wordt meer uitgebreid op de groenstructuur ingegaan.

Bomenbeleid Utrecht (2009)
De nota Bomenbeleid Utrecht is in 2009 vastgesteld. Een van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad te verbeteren en te ontwikkelen, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu.
Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door twee beleidsdoelstellingen:

  • Waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren. Dat betekent bij de ruimtelijke plannen in de komende jaren bezien waar bomen kunnen worden toegevoegd om zo de bomenlanen en pleinen te completeren. Daarnaast bij ingrepen in de huidige structuur op basis van een goed programma van eisen de structuur weer aanvullen;
  • De bomenstructuur verder verbeteren door extra zorg aan beheer en onderhoud te besteden. Dit kan resulteren in extra zorg bij aanplanting van bomen, bij groeiplaatsen van oudere bomen, bij de verzorging van de bomen in de jeugdfase en bij bomenziekten.


Sinds 1 januari 2007 kennen alle gemeentelijke ruimtelijke plannen in de stad een bomenparagraaf. De bomenparagraaf biedt vanaf het begin en in alle fasen van een planproces de mogelijkheid een belangenafweging te maken over de gevolgen van een ruimtelijk plan voor bomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0005.png"
Het Muntgebouw gelegen op de Bomenstructuurkaart

Plangebied
Volgens de Bomenstructuurkaart is de Leidseweg één van de oude toegangswegen van Utrecht en daardoor een historisch belangrijke lijnstructuur. De Muntkade is aangegeven als een bomenlijnstructuur. Op het terrein van het Muntgebouw staan acht bomen en deze bomen blijven behouden. Twee bomen op het terrein van het Muntgebouw maken onderdeel uit van de bomenstructuur. De bomen aan de Steijnstraat, die binnen het plangebied vallen, kunnen ook behouden blijven of worden vervangen voor ander groen. Daarnaast wordt verwezen naar paragraaf 5.9.

Nota Utrechtse soortenlijst (2018)
Op 7 juni 2018 heeft de gemeenteraad de Nota Utrechtse soortenlijst vastgesteld, ter bescherming en stimulering van de voor Utrecht belangrijke plant- en diersoorten en daarmee ter bevordering van de biodiversiteit in de stad. Onder de bescherming vallen 5 vogelsoorten, 3 vissoorten, 6 soorten wilde bijen, 40 plantensoorten en 10 paddenstoelsoorten. De Utrechtse soortenlijst wordt meegewogen bij de voorbereiding van gemeentelijke ruimtelijke plannen. Bij een gebiedsontwikkeling waarbij de gemeente Utrecht initiatiefnemer is moet naar de aanwezigheid van deze Utrechtse soorten onderzoek worden gedaan. Bij gebiedsontwikkelingen van derden wordt dringend geadviseerd om de Utrechtse soortenlijst bij de onderzoeken te betrekken.

Plangebied
De Utrechtse soortenlijst is betrokken bij het natuuronderzoek. Tijdens één van de veldbezoeken zijn op één van de muren direct ten noorden van het plangebied tongvaren en steenbreekvaren aangetroffen. Deze muur blijft behouden.

2.3.2.2.3 Bouwen

Hoogbouwvisie 'Waar wel en waar niet hoog bouwen in Utrecht' (2005)
De doelstelling van de hoogbouwvisie is het leveren van een toetsingskader voor hoogbouwplannen, door ten eerste na te gaan wat de mogelijke bijdrage is die hoogbouw kan leveren aan de ontwikkeling van Utrecht, en ten tweede door het geven van een visie op de meest (on)wenselijke locaties voor hoogbouw.

Voor de hoogbouwvisie is gewerkt met de volgende vaststaande uitgangspunten:

  • hoogbouw wordt altijd in verhouding gezien met de omgeving;
  • behoud van het kleinschalige karakter van stadswijken;
  • de zichtlijnen op de Dom moeten behouden blijven;
  • hoogbouw als middel om de stad beter zichtbaar en herkenbaar te maken. Utrecht wordt één stad met twee centra: het huidige centrum met stationsgebied en het toekomstige Centrum Leidsche Rijn. De kloof tussen de twee stadsdelen wordt in de toekomst gedicht door de zogeheten Centrale Zone, die ruwweg parallel loopt aan de A2 en het Amsterdam-Rijnkanaal.

In het Wensbeeld 2030 is de stad opgedeeld in een drietal categorieën:

  • a. De Binnentuinen: deze categorie bevat een subcategorie “laag” met een basis van 9 meter en een subcategorie “hoog” met een basis van 15 meter, beiden met de mogelijkheid tot incidentele accenten tot (in principe) het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte;
  • b. De Centrale Zone: de basismaat bedraagt in dit gebied 15 of 30 meter. Er zijn accenten tot in het dubbele van de omliggende bebouwingshoogte mogelijk. In een beperkt zoekgebied, kunnen incidentele accenten van 60 tot 80 meter worden geplaatst;
  • c. De Brandpunten: de maximale bouwhoogte bedraagt 90 meter, respectievelijk een niet gemaximaliseerde hoogte (Stationsgebied respectievelijk centrum Leidsche Rijn).


Plangebied
Het perceel Leidseweg 90 is gelegen in de Centrale Zone. Op basis van bestemmingsplan 'Lombok e.o.' geldt er voor het hoofdgebouw een maximale bouwhoogte van 20 meter en gelden er voor de bijgebouwen maximale bouwhoogtes van 11 meter en 6 meter. De bestaande hoogtes van de bijgebouwen blijken niet in overeenstemming te zijn met de maximale bouwhoogtes die bestemmingsplan 'Lombok e.o.' toestaat. Deze bouwhoogtes zijn in het nieuwe bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Deze hoogtes passen binnen de basismaat van de Hoogbouwvisie.

Welstandsnota Utrecht 'De schoonheid van Utrecht' (2004)
In de Welstandsnota Utrecht "De schoonheid van Utrecht", welke in juli 2004 is vastgesteld, is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft vanzelfsprekend de welstandstoetsing van vergunningplichtige bouwwerken en toetsing op basis van de loketcriteria.

De nota, die verplicht is om welstandsbeleid te kunnen voeren, kent de volgende doelen:

  • het plaatsen van de welstandsbeoordeling binnen een inhoudelijk, objectief kader waarmee de rechtszekerheid voor de initiatiefnemer wordt gediend;
  • het verhogen van de kwaliteit van de welstandsadvisering;
  • het vastleggen van efficiënte en transparante procedures voor de welstandszorg;
  • het bieden van meer samenhang in het beleid dat zich richt op het uiterlijk van de stad.

Voor vergunningplichtige bouwwerken geldt het volgende:

  • op basis van een gebiedsgerichte analyse per buurt of wijk worden in hoofdlijnen een ruimtelijke karakteristiek gegeven;
  • ambities worden vertaald in beleidsniveaus per gebied; deze beleidsniveaus zijn: behoud, respect en open; de drie niveaus onderscheiden zich onderling in mate van vrijheid in omgaan met de bestaande structuur en architectuur;
  • algemeen geldende beoordelingscriteria verschillen alleen per beleidsniveau en niet per gebied.

Plangebied
Het Muntgebouw is aangewezen als rijksmonument. Het plangebied is aangeduid met het beleidsniveau 'behoud'. Bij beleidsniveau 'behoud' staat behoud en herstel van het aanwezige bebouwingsbeeld en versterken van de bestaande of historisch bepaalde karakteristiek van stedenbouwkundige, architectonische, landschappelijke of cultuurhistorische aard centraal. Dit betekent:

  • primaire oriëntatie op monumentale en beeldbepalende kwaliteiten en eigenschappen van de gebouwen;
  • authenticiteit staat voorop, zowel voor nieuwe als voor bestaande gebouwen;
  • geen nabouwen van maar voortbouwen op de historische context, waarbij "voortbouwen op" zowel op een traditionele als vooruitstrevende manier mag plaatsvinden;
  • nieuwe interpretaties zijn mogelijk.
2.3.2.2.4 Erfgoed en cultuurhistorie

Archeologie
De gemeente Utrecht heeft ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening opgesteld voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen is verwezen naar de verordening en is een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden ook zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel is geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.

Plangebied
In het bestemmingsplan is ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen de dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen. In paragraaf 5.11 van dit plan wordt verder ingegaan op de archeologie in het plangebied.

2.3.2.2.5 Verkeer en mobiliteit

Nota Stallen en Parkeren (2013) en Addendum Nota parkeernormen fiets en auto (2019)
De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Met de uitwerkingsnota 'Parkeernormen Fiets en Auto' bepaalt de gemeente de benodigde capaciteit van het (fiets)parkeren. Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad zijn de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen. Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwbouw, uitbreiding van bestaande gebouwen of in geval van een functiewijziging ook fietsenstallingen te realiseren. De parkeernormen hebben een bandbreedte, om optimale flexibiliteit en maatwerk te bieden bij de realisatie van bouwplannen.

Op 28 maart 2019 heeft de gemeenteraad het addendum Nota parkeernormen fiets en auto vastgesteld. Het addendum bevat een aantal algemene wijzigingen en wijzigingen voor bepaalde gebieden, de maatwerklocaties. De algemene wijzigingen hebben betrekking op de parkeernorm voor sociale- en middenhuurwoningen en juridische en technische wijzigingen.

Het addendum geeft alle locaties aan waar maatwerk voor geldt en geeft een nadere invulling aan mogelijke maatwerkoplossingen. Bij verschillende ontwikkelingen is het noodzakelijk om uit te gaan van een kleiner aantal parkeerplaatsen in het gebied dan op grond van de bijlage Nota Parkeernormen fiets en auto van de Nota Stallen en Parkeren mogelijk is. Op de lange termijn zal de Nota Parkeernormen hierop aangepast worden. Voor de korte termijn is het addendum op de Nota parkeernormen fiets en auto vastgesteld. De locaties voor maatwerk zijn het centrumgebied (binnenstad en stationsgebied) en de grote werkgebieden buiten de binnenstad, te weten Papendorp, Oudenrijn, Rijnsweerd, Leidsche Rijn Centrum en de Uithof. Daarnaast zijn er acht binnenstedelijke ontwikkelgebieden aangewezen als maatwerklocatie: belastingkantoor, Kruisvaartkwartier, Merwedekanaalzone, Rotsoord, Tweede Daalsedijk, Veemarkt, Cartesiusdriehoek en Werkspoorkwartier.

De gemeenteraad heeft op 25 november 2021 de Parkeervisie Fiets- en autoparkeren in een groeiend Utrecht vastgesteld. Met de beleidsregel parkeernormen fiets en beleidsregel parkeernormen auto, die 1 februari 2022 in werking zijn getreden, bepaalt de gemeente de benodigde capaciteit van het (fiets)parkeren.

Plangebied
Voor deze ontwikkeling blijft de Nota Stallen en Parkeren en het Addendum Nota parkeernormen fiets en auto van toepassing. Dit blijkt uit de overgangsbepalingen (artikel 23 lid 1 sub c) van de beleidsregel parkeernormen auto 2021. Het plangebied ligt niet in een maatwerkgebied. In de algemene bouwregels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen over parkeren. In paragraaf 4.2 wordt verder ingegaan op het parkeren in het plangebied.

Mobiliteitsplan 2040 (2021)
Het Mobiliteitsplan Utrecht 2040 (vastgesteld op 15 juli 2021) vervangt het mobiliteitsplan Slimme Routes, Slim Regelen, Slim Bestemmen (uit 2016). Met het Mobiliteitsplan blijven we prioriteit geven aan duurzame vormen van vervoer: lopen, fietsen, openbaar vervoer en deelmobiliteit om de groei van het autoverkeer in de stad te voorkomen, en met als belangrijkste uitgangspunten:

  • Slim bestemmen: door de uitwerking van de verstedelijkingsopgave en de mobiliteitsopgave nauw met elkaar te verbinden, zorgen we o.a. voor meer nabijheid, minder reisbewegingen, minder verkeershinder en minder vertraging;
  • Anders reizen: door het stimuleren van thuiswerken en het reizen buiten de spits en het gebruik van deelmobiliteit verminderen we de drukte op het wegennet, op Utrecht Centraal en in het openbaar vervoer of spreiden we deze beter over de dag;
  • Netwerken op orde (voetganger): door bij de (her)inrichting van gebieden en de (re)constructie van infrastructuur prioriteit te geven aan de voetganger in de A-zone, rondom knopen en de belangrijke bestemmingen, zorgen we ervoor dat lopen aantrekkelijk wordt en verblijven aangenaam;
  • Netwerken op orde (fiets): met het Fietsnetwerk bieden we fietsers de keuze om hun bestemming via verschillende routes te bereiken. Zo zorgen we ervoor dat we de groei van het aantal fietsers faciliteren en de drukte spreiden en dat het voor iedereen aantrekkelijk is om te (blijven) fietsen;
  • Netwerken op orde (OV): met het concept 'Wiel met Spaken' als ruggengraat van het OV-netwerk, met allereerst een tramverbinding op de Waterlinielijn, de Merwedelijn en richting Papendorp, zorgen we ervoor dat de OV-bereikbaarheid van stad en regio verbetert en Utrecht CS en de routes naar dit station worden ontlast;
  • Netwerken op orde (auto): met enkele aanpassingen in het Autonetwerk voor 2040 zorgen we ervoor dat noodzakelijk autoverkeer overal kan komen, maar dat de auto voor zo min mogelijk overlast in de wijken zorgt. We hanteren als principe: alle wegen 30 km/uur tenzij; voor verbindingswegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/u;
  • Netwerken op orde (multimodale reis): door een reeks P+R-locaties in de regio aan te bieden, zorgen we ervoor dat je gemakkelijk kunt overstappen op andere vormen van vervoer en de multimodale reis een onderdeel van het mobiliteitssysteem wordt;
  • Slim parkeren: door bij ontwikkelingen beperkt parkeercapaciteit toe te voegen zorgen we ervoor dat de openbare ruimte minder gedomineerd wordt door geparkeerde auto's en dat minder rijdende auto's het stedelijk wegennet belasten;
  • Slim sturen: door het toepassen van de prioritering bij de inrichting van kruisingen en de afstelling van verkeerslichten, het verkeersmanagement en waar nodig het weren van één of meerdere vervoerwijzen op een kruising, zorgen we voor een aantrekkelijke openbare ruimte en maken we groei van schone vervoermiddelen mogelijk die zo min mogelijk ruimte innemen;
  • Slim sturen: door het weren van doorgaand autoverkeer met maatregelen ter plekke van de Catharijnesingel, het Ledig erf en het Utrecht Science Park bieden we meer ruimte voor langzaam verkeer en verbeteren we de kwaliteit om te verblijven. Daarnaast verleiden we automobilisten om zo lang mogelijk over de Ring te rijden, in plaats van binnendoor.

Plangebied
Een bezoek aan deze locatie met een auto wordt zoveel mogelijk ontmoedigd. Als men wel de locatie met de auto bezoekt moet deze zoveel mogelijk op afstand geparkeerd worden (op Park & Ride voorzieningen of in algemene openbare parkeergarages. Daarnaast is de locatie goed bereikbaar met het openbaar vervoer (bus, trein en tram) en per voet en te fiets (het is gelegen aan een 'auto zijn te gast' fietsstrook). Dit beleid past in het gemeentelijke mobiliteitsplan.

2.3.2.2.6 Gezond stedelijk leven

Nota Gezondheid voor iedereen – Volksgezondheidsbeleid Utrecht 2019-2023
De ambitie van de nota is dat mensen op een prettige, gezonde manier in de groeiende stad Utrecht kunnen wonen, werken en leven. Met de nota worden kansen benut door gezondheid te koppelen aan gebiedsontwikkeling, duurzaamheid, mobiliteit en sociale- en economische ontwikkelingen. In de nota is gezonde leefomgeving één van de 7 speerpunten. De ambitie is een gezonde leefomgeving voor elke Utrechter die zo is ingericht dat gezond leven gemakkelijk is, de druk op gezondheid zo laag mogelijk is en dat mensen zich prettig voelen.

De druk op de gezondheid is zo laag mogelijk
Er wordt gekozen om idealiter geen nieuwe woningen binnen 100 meter van een autosnelweg te realiseren. Ook wordt de markt uitgedaagd om bij nieuwe gebiedsontwikkelingen aan drukke binnenstedelijke wegen (> 10.000 voertuigen per etmaal), met (innovatieve) maatregelen te komen die de gezondheidseffecten door luchtverontreiniging en geluidbelasting minimaliseren met behoud van een goed binnenmilieu en een prettige woon-en verblijfskwaliteit. Voor groepen mensen die extra gevoelig zijn voor luchtverontreiniging (ouderen, mensen met een zwakke gezondheid en kinderen van 0-18 jaar) wordt bij het bestemmen van nieuwbouw van voorzieningen (scholen, kinderopvang en woon(zorg)voorzieningen) bij drukke binnenstedelijke wegen (>10.000 mvt/etm) een minimale afstand van 50 meter en bij autosnelwegen een minimale afstand van 300 meter aangehouden. Voor bestaande voorzieningen die renovatie, aanbouw of vervangende nieuwbouw nodig hebben, wordt onderzocht of een alternatieve locatie ruimtelijk en binnen de financiële kaders mogelijk is. Bij tijdelijke schoolgebouwen en noodlokalen wordt er ook naar gestreefd om aan het afstandscriterium te voldoen.

Er worden hogere lokale ambitiewaarden voor geluid gehanteerd dan de wettelijke grenswaarden namelijk 63 dB voor nieuwe situaties langs wegen en spoorwegen (dit is 5 dB lager dan de wettelijke grenswaarde). Ook worden stille plekken beschermd. In dit licht worden geen horecavoorzieningen toegestaan in stille hofjes en rustige woonstraten.

Bij bouwplannen moeten alle soorten woningen (sociale huur, midden huur, koopwoningen etc.) in het plan een vergelijkbare lucht- en geluidskwaliteit hebben. Nieuwe wegen, woningen en kantoren leiden niet tot een hogere druk op gezondheid door bijvoorbeeld een slechtere lucht- of geluidskwaliteit. Als dat toch zo is, dan compenseren we de extra druk door aanvullende maatregelen zoals een geluidsluwe zijde en extra groen.

Gezond leven is gemakkelijk
De openbare ruimte wordt zo ontworpen dat deze voor iedereen bespeelbaar is en uitnodigt om te bewegen, te sporten, te verblijven en te ontmoeten. De voetganger en de fietser krijgen vaker voorrang dan de auto en meer ruimte. Het openbaar vervoer wordt een aantrekkelijk alternatief door betere bus-, tram- en treinverbindingen. Nieuwe woonwijken worden zo ontworpen dat de auto minder nodig is. Door voorzieningen dichtbij en door ontmoetingsplekken wordt ontmoeting gefaciliteerd. Dit draagt bij aan de sociale cohesie in de buurt. Er wordt toegewerkt naar een omgeving waar Utrechters gemakkelijk voedselkeuzes kunnen maken die gezond zijn voor mens, dier en milieu.

Mensen voelen zich prettig
Een evenwichtige balans tussen wonen, werken en recreëren is belangrijk voor een gezonde leefomgeving. Zo is er ruimte voor groen, water en is er ruimte om te spelen, te ontmoeten en te bewegen. Dit betekent ook dat er voldoende ruimte is om te recreëren in de buurt. Er zijn voldoende (maatschappelijke) voorzieningen en er is aandacht voor diversiteit in functies van de openbare ruimte. De aanwezigheid van groen is goed voor de gezondheid van mensen, en voor de biodiversiteit in de stad. Groene ruimtes nodigen uit tot bewegen, zorgen voor verkoeling, zijn belangrijk als recreatieve (ontmoetings-) ruimte en absorberen geluid. Straten, pleinen, binnenterreinen, daken en gevels worden zo groen mogelijk ingericht volgens het 'groen tenzij' principe. Elke Utrechter heeft de mogelijkheid om vanuit zijn woning een prettig ommetje te maken, want dat nodigt mensen uit tot meer bewegen en draagt bij aan ontmoeten.

Plangebied
Het plangebied bevindt zich op grote afstanden ten opzichte van autosnelwegen en binnenstedelijke wegen. Voor een nadere beschrijving van het thema gezondheid verwijzen wij naar paragraaf 5.14.

2.3.2.2.7 Bodem, ondergrond en water

Nota Bodembeheerplan 2017-2027 'Grondig Werken 4' (2017) en Aanvulling Nota Bodembeheerplan 2017-2027 beleid PFAS (2020)
In 2017 is de Nota Bodembeheer 2017-2027 'Grondig Werken 4' vastgesteld. De Nota bodembeheer 2012–2022 is met de voorliggende Nota bodembeheer 2017-2027 geactualiseerd. Utrecht groeit en er wordt zowel in de stad als aan de randen veel gebouwd. Door deze bouwinitiatieven kan de vraag naar bouwgrond periodiek groot zijn. We willen voorkomen dat deze bouwgrond van elders (vaak over lange afstand) wordt aangevoerd. De aanpak in de Nota Bodembeheer 2017–2027 zorgt ervoor dat de benodigde grond duurzaam uit de eigen en uit omliggende gemeenten in de regio kan komen, wat bijdraagt aan een gezonde verstedelijking en een circulaire economie. In 2020 is de Nota uitgebreid met een aanvullende nota over PFAS-stoffen.

Daarbij is de ambitie om maximaal voordeel te behalen voor mens en milieu, efficiënter te werken (goedkoper, kortere doorlooptijden) en werk met werk te maken. In de Nota bodembeheer staat hoe beschikbare vrijgekomen grond en baggerspecie op en in de landbodem van de gemeente Utrecht mag worden opgeslagen, hergebruikt of toegepast en welke regels en procedures hierbij gelden. De nota is bedoeld voor professionele partijen.

De gemeente Utrecht volgt zoveel mogelijk het algemene landelijke beleid zoals dat is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Dit landelijke beleid past echter niet in elke lokale situatie. De wetgever heeft het mogelijk gemaakt om lokaal beleid toe te staan. In Utrecht speelt, naast de grote vraag naar bouwgrond, mee dat gebiedseigen grond niet altijd kan worden hergebruikt en dat er te weinig hergebruiksmogelijkheden zijn. De lokale gebiedsgerichte invulling sluit aan bij de functie, kwaliteit en ontwikkelingen van een gebied. De nota is hierdoor ingedeeld in: gebiedsspecifiek beleid, ander gemeentelijk beleid en landelijk beleid.

Het gebiedsspecifieke beleid bestaat uit:

  • een uitbreiding van het beheergebied en acceptatie van bodemkwaliteitskaarten uit omringende gemeenten;
  • lokale maximale waarden op gebiedsniveau om zo gebruik te maken van de toegestane kwaliteit die past bij de bodemfunctie. Het betreft enkele wijken van Leidsche Rijn en de gemeentelijke hoofdwegen aan de oostzijde van de stad. Met deze lokale maximale waarden sluiten we aan bij de (toekomstige) woonfunctie van de wijken of industriefunctie van de hoofdwegen;
  • lokale maximale waarden voor de stofgroepen polychloorbifenylen (PCB's) en organochloor bestrijdingsmiddelen (OCB's) binnen bepaalde gebieden. Bij beide stofgroepen is met de lokale maximale waarden aangesloten bij de gebiedseigen kwaliteit;
  • lokale maximale waarden voor het Noorderpark. Aangesloten is bij de gebiedseigen kwaliteit;
  • een strengere eis met betrekking tot het gewichtspercentage bodemvreemd materiaal bij het toepassen van grond;
  • lokale maximale waarden voor de stofgroep PFAS, waarbij de gehele gemeente als één zone wordt beschouwd. Deze waarden gelden voor de bovenste meter.

Ander gemeentelijk beleid bestaat uit:

  • strengere onderzoekseisen bij bodemonderzoek en hergebruik van arseenhoudende veenlagen afkomstig van bodemlagen dieper dan 2 meter;
  • een strengere eis met betrekking tot het volumepercentage bodemvreemd materiaal bij het toepassen van grond;
  • regels voor het toepassen van grond met zichtbare asbestdeeltjes (dit is geen verplichting, maar een advies. De gemeente heeft hierin een voorbeeldfunctie en verplicht zichzelf wel) ;
  • regels voor het toepassen van grond vanuit diepere bodemlagen;
  • tijdelijke uitname van grond bij kabels- en leidingen cunetten (uitgravingen).
  • Verminderde onderzoeksinspanning voor gebieden met een verhoogde kans op bestrijdingsmiddelen.


Landelijk beleid geldt voor alle andere gebieden en stoffen die niet onder het gebiedsspecifiek beleid of ander gemeentelijk beleid vallen.

Plangebied
Als er graafwerkzaamheden worden verricht, gesloopt wordt of het pand wordt uitgebreid, dan is er mogelijk aanvullend bodemonderzoek nodig. In paragraaf 5.7 wordt de kwaliteit van de bodem nader besproken.

2.3.2.2.8 Energie

Utrecht: energiek middelpunt van het land, Energieplan Utrecht en duiding van het college bij het Energieplan (2016) en de Utrechtse Energieagenda's 2016-2019
De gemeenteraad heeft op 14 januari 2016 het Energieplan besproken en het document Duiding van het College bij het Energieplan vastgesteld. Deze documenten geven samen richting aan het energiebeleid in Utrecht voor de komende jaren. Het Energieplan is door 165 Utrechters opgesteld en hierbij stond de volgende vraag centraal: realiseer een klimaatneutraal Utrecht. Aan de hand van de onderwerpen wonen, werken, vervoer en centrale energievoorziening in Utrecht zijn, om dit te bereiken, te nemen maatregelen geformuleerd. Bewustwording via het verbeteren van informatievoorziening is hierbij belangrijk en de gemeente heeft een grote en pro-actieve rol bij de overgang naar duurzame energie.

In het najaar van 2015 zijn de Utrechtse Energieagenda's verschenen, welke een vervolg zijn op het Energieplan en de duiding daarop van het college. Hierin worden de concrete gemeentelijke werkzaamheden gepresenteerd en de inzet van middelen welke leiden tot een klimaatneutraal Utrecht richting 2030. Om deze ambitie te bereiken zijn de volgende ambitieuze doelstellingen voor 2020 geformuleerd:

  • 20% CO2-reductie ten opzichte van 2010;
  • 20% van het totale energieverbruik wordt duurzaam opgewekt;
  • 10% van de daken zijn voorzien van zonnepanelen.

Met het coalitieakkoord 'Utrecht: Ruimte voor iedereen' (2018) zijn voorgaande doelstellingen vervangen. Utrecht wil zo snel mogelijk klimaatneutraal zijn en om hiertoe te komen worden de volgende stappen genomen:

  • de gemeentelijke energie-inkoop is in 2020 volledig verduurzaamd;
  • in 2025 ligt op 20% van de Utrechtse daken zonnepanelen;
  • in 2030 is het Utrechtse systeem van stadsverwarming verduurzaamd;
  • in 2030 zijn minimaal 40.000 bestaande woningen van het gas af;
  • het gemeentelijke vastgoed is in 2040 volledig verduurzaamd.

Plangebied
De zolderkappen, sheddaken en nieuwe dakkapellen worden volledig geïsoleerd naar een voor de ruimte haalbare isolatiewaarde. Ook de kap van het smelthuis wordt geïsoleerd. Daarnaast is het streven om alle beglazing in de monumentale ramen (behalve het glas in lood) te vervangen door monumenten isolatiebeglazing. De lichtstraten in de kappen van de sheddaken worden vervangen door nieuwe geïsoleerde kozijnen met triple beglazing. De overige nieuwe beglazing in daklichten, dakramen, dakkapelkozijnen wordt uitgevoerd in HR++. Op de sheddaken van de huidige industriële hallen worden circa 150-200 zonnepanelen aangebracht. Daarnaast wordt het Muntgebouw voorzien van een energiezuinig ventilatiesysteem en een LED-verlichtingssysteem. Deze maatregelen resulteren in de nieuwe situatie in energiezuinigere gebouwen.

Visie op de warmtevoorziening (2017)
Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad de Visie op de warmtevoorziening vastgesteld. De CO2-uitstoot in onze stad wordt voor een derde veroorzaakt door het verwarmen van huizen en gebouwen met aardgas (inclusief de stadsverwarming). Ook gebruiken gebouwen op dit moment relatief veel warmte door een lage isolatiegraad en installaties met een laag rendement. Om de doelstelling te behalen om als Utrecht in 2030 klimaatneutraal te zijn, is een omschakeling naar een duurzame warmte- en koudevoorziening nodig. Met het nieuwe coalitieakkoord is de doelstelling opgenomen om zo snel mogelijk klimaatneutraal te zijn en 40.000 bestaande woningen van het gas af te halen. Een duurzame warmtevoorziening kan gerealiseerd worden door de vraag naar warmte te beperken, te stoppen met het gebruik van aardgas en over te stappen op duurzame warmtebronnen. Dit vraagt om ingrijpende aanpassingen in gebouwen, de energieinfrastructuur en door nog meer gebruik te maken van duurzame warmtebronnen. Natuurlijke momenten, op zowel gebouw- als gebiedsniveau, moeten worden benut om de warmtetransitie te versnellen. Een klimaatneutrale warmtevoorziening moet aan de voorwaarden duurzaam, betaalbaar en betrouwbaar voldoen.

In het door het VNG ondertekende Klimaatakkoord is een nieuwe regierol voor de gemeente vastgelegd. Gemeenten moeten voor eind 2021 een Transitievisie Warmte (TVW) en een Regionale Energiestrategie (RES) opstellen. In de Transitievisie Warmte staat hoe de gemeente een aardgasvrije stad gaat maken en welke planning daarvoor wordt gehanteerd. In de TVW staat wanneer we in welke buurt starten met het aardgasvrij maken van gebouwen en het aanpassen van de energie-infrastructuur. In de RES staat hoe Utrecht en haar regiogemeenten invulling gaan geven aan de landelijke energiedoelstellingen in het Klimaatakkoord voor het verduurzamen van de energiebronnen. In de RES staat hoeveel en waar duurzame elektriciteit (wind en zon) in 2030 wordt opgewekt. Ook staat er in de RES welke duurzame warmtebronnen te gebruiken zijn zodat buurten van het aardgas af kunnen. Beide documenten worden in de Omgevingsvisie verankerd. De landelijke wet- en regelgeving wordt hiervoor de komende tijd aangepast.

Plangebied
De hoofdleiding van stadsverwarming ligt onder de Graadt van Roggenweg en het Muntgebouw wordt daar op aangesloten (in de bestaande situatie is het Muntgebouw op het gasnet aangesloten).

2.3.2.2.9 Sport, recreatie en toerisme

Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2018
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen, onderscheid gemaakt worden in categorieën van horecabedrijven in een bestemmingsplan of een beheersverordening bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk. Deze categorieën zijn vastgelegd in het op 12 april 2018 in werking getreden en door de raad vastgestelde Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2018 en overgenomen in de bijlage bij de regels, de Lijst van Horeca-activiteiten. In de Lijst van Horeca-activiteiten is een functionele differentiatie in 'zachte' tot 'harde' typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling heeft tot doel de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen. De Lijst van Horeca-activiteiten kent een indeling in vier categorieën. De categorieën van A tot en met D lopen af in de zwaarte van de overlast die horecabedrijven voor omwonenden kunnen meebrengen. In geval van meerdere soorten activiteiten in één inrichting telt de activiteit in de zwaarste categorie voor de type-indeling van de inrichting.

Plangebied
In het gebouw wordt horeca in de categorieën D1, D2 en D3 toegestaan op basis van profiel 12 van het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2018. Dit betekent dat bijvoorbeeld een restaurant zich hier kan vestigen. Profiel 12 biedt de mogelijkheid voor het exploiteren van bijzondere horeca op bijzondere locaties. Daarnaast wordt net als in de bestaande situatie, maar nu wel onder voorwaarden, horeca A2 (zaalverhuur) mogelijk gemaakt. Profiel 12 is bedoeld voor concepten of initiatieven die vernieuwend zijn en op bijzondere locaties vestigingsruimte zoeken. Dergelijke concepten versterken het aanbod van aantrekkelijke horeca en de voorzieningenstructuur van de stad. Hierbij is van belang dat het om een bijzondere locatie gaat en om bijzondere horeca, niet gelieerd aan ketens, maar bijvoorbeeld wel aan innovatieve combinaties met andere functies. Het Muntgebouw is een prachtig monumentaal gebouw dat daarnaast op een bijzondere locatie staat met de beleving van het water. Aan de Muntkade is momenteel, op basis van een tijdelijke omgevingsvergunning, 'De Zware Jongens' (horeca D1) gevestigd. De invulling van dit restaurant voldoet aan de hiervoor genoemde omschrijving, mede door de wisselwerking met de andere functies in het pand en de culturele activiteiten (zoals kunst, jamsessies en creatieve markten) die hier plaatsvinden. Dit past goed binnen het concept van het Muntgebouw dat gericht is op het combineren van verschillende functies, die elkaar complementeren en versterken en op het meer openstellen van het complex. Aan de zijde van de Muntkade en op de binnenplaats is een horecaterras toegestaan. Daarnaast is bij de sportfunctie, vergader- en congresfaciliteiten additionele horeca toegestaan. Hierbij gaat het om horeca die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

Sportnota 2017-2020 'Utrecht Sportief en gezond' (2016)
De sportnota 'Utrecht Sportief en gezond' is in 2016 vastgesteld. Met een optimaal sport- en beweegklimaat in de stad wil de gemeente Utrecht bijdragen aan een gezonde leefstijl en daarmee aan een gezonde toekomst voor al haar bewoners. De Sportnota bevat zestien ambities, op het gebied van sportstimulering, sportaccommodaties, topsport en talentontwikkeling en sportevenementen.

Sportstimulering: Door sportstimulering wordt ervoor gezorgd dat nog meer mensen in de stad gaan sporten en bewegen. Het accent wordt gelegd op de buurten met de grootste achterstand in de gezondheid en in sportdeelname. De gemeente werkt hieraan door onder andere de samenwerking tussen sport en andere sectoren zoals gezondheid, welzijn, jeugd, onderwijs en werk en inkomen te versterken.

Sportaccommodaties: Een goede sportinfrastructuur vormt de basis voor een goed sportklimaat. Het aantal sportaccommodaties zal mee moeten groeien met de groei van de stad en het aantal inwoners. Hierbij wordt gestreefd naar een efficiënter gebruik van de accommodaties.

Topsport en talentonwikkeling: Utrecht ambieert een goed topsportklimaat, met aandacht voor ondersteuning van topsportverenigingen en talentontwikkeling. Hiervoor werkt de gemeente samen met sportverenigingen, sportorganisaties, onderwijs en het bedrijfsleven.

Sportevenementen: Topsport- en breedtesportevenementen wordt als middel gebruikt om zoveel mogelijk Utrechters kennis te laten maken met sporten en bewegen. Evenementen bieden een podium waarop talenten zich kunnen meten met de (inter)nationale top.

Plangebied
In bijgebouwen (in de huidige logistieke hal en bergplaats) wordt ook de functie sport mogelijk gemaakt. Hier kan bijvoorbeeld een sportschool (fitness) of yogaschool zich vestigen, wat bijdraagt aan sportstimulering voor de omgeving.

2.3.2.3 Gebiedsbeleid

Omgevingsvisie deelgebied Beurskwartier Lombokplein
De omgevingsvisie Beurskwartier Lombokplein is op 7 december 2017 vastgesteld door de
In deze omgevingsvisie heeft de gemeente het toekomstbeleid voor het Beurskwartier en het Lombokplein vastgelegd. De omgevingsvisie geeft richting aan de transformatie van een nu nog groot Jaarbeursgebied en verkeersgebied naar een gemengd gebied met ruimte voor de Jaarbeurs en wonen en werken in een heldere en duurzame structuur. Onderstaande kaart geeft de gewenste ruimtelijke en programmatische ontwikkelingsrichting weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0006.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0007.jpg"

Samen met de stedenbouwkundige structuur definiëren de zes thema's het gewenste karakter en identiteit van het gebied, de basis voor een toekomstvaste gezonde verstedelijking. De zes thema's zijn

Gemengd en inclusief
Verschillende activiteiten, verschillende mensen, verschillende gebouwen en plekken maken samen een stad. Het vergrote centrum is een gebied voor iedereen.

Compact en levendig
Het Beurskwartier en Lombokplein krijgen een hoogstedelijke invulling. Doordat er veel mensen wonen en werken kan een levendig gemengd centrummilieu ontstaan.

Fijnmazig
Het Beurskwartier en Lombokplein moeten onderdeel van de stad worden. Dat kan alleen als in verbindingen en stadsstructuren op alle schaalniveaus gedacht wordt. Stadsstructuren vertegenwoordigen meerdere waarden, betekenissen en activiteiten en dragen daardoor bij aan stedelijkheid, beweging, begrijpen, ontmoeten en identiteit.

Duurzaam
De stip op de horizon is een energie neutraal centrumgebied. Utrecht wil op deze locatie koploper zijn om zo een echte sprong in duurzaamheid te maken.

Groen en gezond
Utrecht wil een bijdrage leveren aan de vitaliteit van de stad, maar ook aan de vitaliteit van haar inwoners, haar werknemers, en haar bezoekers. Stedelijk groen levert daar een belangrijke bijdrage aan. De gezonde mens staat centraal.

Slim vervoer
Utrecht wil de mobiliteitsvraag met de meest efficiënte, veilige en duurzame mobiliteitskeuze stimuleren. Ook wil Utrecht inspelen op de transities die eraan komen: elektrische auto's, bezorgservices en zelfrijdende vervoerssystemen.

Plangebied
Het plangebied ligt binnen 'Het Nieuwe Centrum', zoals benoemd in deze omgevingsvisie. Het is een gebied in het westelijk deel van het Utrechtse stationsgebied, tussen Leidsche Rijn Centrum en Utrecht centrum én op een prominent kruispunt van twee waterwegen: het Merwedeknaal en de Leidsche Rijn Vaart. Door de locatie vormt het Muntgebouw de schakel tussen de wijken Lombok, Oog in Al en het toekomstige Beurskwartier.

Bouwenvelop De Munt
Op 9 februari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders de bouwenvelop De Munt vastgesteld. De bouwenvelop beschrijft onder andere de uitgangspunten van de ontwikkeling, het beleidskader en de haalbaarheid van het plan en vormt de basis voor het bestemmingsplan.

2.3.3 Overig gemeentelijk beleid

De Utrechtse Erfgoedagenda (2013)
De Utrechtse Erfgoedagenda is in 2013 vastgesteld. Utrecht heeft veel erfgoed. Van bewoningssporen uit de bronstijd tot naoorlogse bouwkunst in wijken als Kanaleneiland en Overvecht. Utrecht is een van de oudste steden van Nederland en dat is overal terug te vinden. Utrecht is in de afgelopen decennia zo zorgvuldig mogelijk met het erfgoed omgegaan. En zal dit blijven doen.

De Utrechtse Erfgoedagenda beschrijft het beleid, de projecten en de aandachtsgebieden met betrekking tot monumenten, archeologie en architectuur- en bouwhistorie en de mate waarin deze objecten toegankelijk zijn voor publiek.

Plangebied
Het herbestemmen van monumentale gebouwen vormt ook een onderdeel van de Utrechtse Erfgoedagenda. Herbestemming dient verschillende doelen, zoals het tegengaan van kapitaalvernietiging en het terugdringen van CO2 uitstoot. Het Muntgebouw wordt (deels) herbestemd.

Geluidnota Utrecht 2014-2018 (2014)
De Geluidnota Utrecht 2014-2018 is op 11 februari 2014 vastgesteld. De nota heeft een uitloopmogelijkheid van een aantal jaar, om zo aan te kunnen sluiten bij de in voorbereiding zijnde Omgevingswet. Dit beleid gaat over het beperken en minimaliseren van geluidhinder bij ruimtelijke ontwikkelingen in Utrecht.

De Geluidnota heeft betrekking op weg-, rail- en industrielawaai. Hiervoor is landelijke wet- en regelgeving van toepassing. Daarbinnen is echter ook ruimte voor gemeentelijke beleidsvrijheden. In de Geluidnota wordt aangegeven hoe hier mee wordt omgegaan.

De belangrijkste regels uit de Geluidnota zijn:

  • nieuw te bestemmen woningen beschikken over een geluidsluwe gevel, een rustige buitenruimte en een akoestisch goede woningindeling;
  • behoud van goed akoestisch woon- en leefklimaat in rustige woonwijken bij bestemmen van nieuwe woningen en bedrijven in elkaars nabijheid.


Ook onderwerpen, die meer algemeen onder het begrip "een goede ruimtelijke ordening" vallen, worden in de Geluidnota beschreven.

Plangebied
Er wordt aangesloten bij de Geluidnota. In paragraaf 5.4 wordt het thema geluid nader behandeld.

Nota externe veiligheid (2007)
De Nota externe veiligheid, welke in 2007 is vastgesteld, gaat in op het beleid van de gemeente Utrecht voor de beheersing van risico's als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen in inrichtingen (bedrijf, productielocatie of kantoor) en het vervoer van gevaarlijke stoffen. De genoemde risico's zijn veiligheidsrisico's voor mensen die zich in de buurt van de inrichting of het transport bevinden.

De beleidskeuzes hebben betrekking op nieuwe situaties, waarin een risicobron zich vestigt of uitbreidt of een risico-ontvanger, zoals een woning, planologisch mogelijk wordt gemaakt. De randvoorwaarden en regels zijn vertaald in afstandseisen tussen risicobronnen (bedrijven, transportroutes (weg, spoorweg, vaarweg) of buisleidingen) en omgevingsobjecten. De gemeente Utrecht kiest ervoor om geen zwaardere veiligheidseisen op te leggen dan die vermeld staan in de risiconormering van de rijksoverheid. In sommige gevallen biedt de rijksregelgeving ruimte tot afwijken van de normering. In de Nota spreekt de gemeente zich uit om terughoudend om te gaan met de mogelijkheid tot afwijken.

Plangebied
Vanuit externe veiligheid bestaan er geen belemmeringen voor het plangebied. Hier wordt in paragraaf 5.5 nader op ingegaan.

2.4 Conclusie

Voor het plangebied is de conclusie dat de ontwikkeling past binnen de beschreven beleidskaders.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in het plangebied en analyseert de wijk/gebied in ruimtelijk en functioneel opzicht. Voor zover de verschillende onderdelen van dit hoofdstuk daartoe aanleiding geven, wordt aan het einde van de verschillende paragrafen een aantal conclusies en uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd

3.2 Beschrijving van het plangebied

3.2.1 Historische ontwikkeling

Het Muntgebouw ligt in de wijk Lombok, in West Utrecht. De wijk Lombok ligt op een stroomrug van de Oude Rijn. Deze rivier meanderde in dit gebied tot in de 13e eeuw. De gehele stroomrug heeft op de hoger gelegen gebieden van oudsher bewoning gekend en de Romeinse rijksgrens (de limes) met zijn wegen, wachttorens en forten lag hier. Tot ver in de 19e eeuw is het gebied in gebruik geweest als hoveniersland. Voorbeelden van oudere structuren zijn de Vleutense Wetering en de Leidsche Rijn (17e-eeuwse trekvaart verbinding Utrecht-Leiden). Hier bevonden zich buitenplaatsen en ambachtelijke bedrijven (zoals molenerf De Ster). Buiten de westelijke stadspoort van Utrecht bevond zich al vroeg voorstadbebouwing.

Ten zuiden van de Leidsche Rijn, aan de Leidseweg, ligt een oudere strook lintbebouwing die van oorsprong begon in de binnenstad (van Sypesteijnkade). Het gaat om karakteristieke hoge panden met rijke versieringen. Daarachter lag open terrein (het zogeheten Suikerterrein) en het sluizencomplex in het Merwedekanaal en de Koninklijke Munt uit 1911 (in 1903 is met de bouw gestart). In de periode 1870-1903 was op de locatie een Beetwortel-suikerfabriek gevestigd. In de tweede helft van de 19e-eeuw breidde de bebouwing zich vanuit de binnenstad verder uit. De stedenbouwkundige opzet wordt bepaald door het 19e-eeuwse stratenplan.

Het Muntgebouw ligt op de hoek van de Leidseweg en Muntkade en aan het sluizencomplex. Het ligt daarom aan twee zijden aan het water. Het Muntgebouw inclusief tuin en hekwerk is integraal beschermd als rijksmonument en ook onderdeel van het industriële erfgoed langs het Merwedekanaal. Het is een beeldbepalend gebouw aan het (rijks)monumentale sluizencomplex. In de afgelopen 10 á 15 jaar zijn diverse van deze monumenten herontwikkeld tot bijzondere locaties in de stad.

Het Muntkwartier is een diverse wijk die hoofdzakelijk bestemd is voor woondoeleinden. Daarnaast kent de buurt verschillende kleinschalige (dienstverlenende)bedrijven in de plint van de woonstraten. Deze bevinden zich voornamelijk langs de Krugerstraat, Muntkade, Leidseweg en Steijnstraat. Ook kent de buurt maatschappelijke en educatieve functies zoals de Utrechtse Hogeschool en het Christelijk Gymnasium Utrecht. Het vrijstaande Muntgebouw is vanuit de functie ontworpen als gesloten volume en wordt omzoomd door een tuin en hekwerk. Mede door de formalistische architectuur van de gevels heeft het een visuele en functionele afstand tot de openbare weg. Het productieproces van munten heeft geleid tot een gebouw met vier vleugels die in carrévorm om een binnenplaats liggen. De representatieve, rijk gedecoreerde vleugel is gericht op de Leidseweg met een nadrukkelijk hoekaccent tegenover de Muntbrug. De werkruimtes en fabriekshallen liggen daarachter en grenzen aan de Muntkade en de Steijnstraat. Het gebouw wisselt in hoogte, de representatieve zijde is twee bouwlagen met kap en een torentje op de hoek, de werkruimtes zijn één bouwlaag met kap en de fabriekshallen zijn één laag met sheddaken. Het oorspronkelijke ensemble, inclusief de bergplaats op het achterterrein, is rijksmonumentaal. In 1928 werd er aan de achterzijde, grenzend aan de Steijnstraat, een nieuw smelthuis gebouwd. Het bestaat uit één bouwlaag met kap. De bouwhoogte is circa 13,5 meter (gemeten vanaf de Steijnstraat). Naast het smelthuis staat een logistieke hal (bouwjaar 2005) bestaande uit twee bouwlagen waarvan de bovenste terugliggend is uitgevoerd. De bouwhoogte is circa 7,8 meter (gemeten vanaf de Steijnstraat). De gevels van beide gebouwen aan de Steijnstraat hebben een gesloten uitstraling. Aan de overzijde van de Steijnstraat staan woningen van 2 bouwlagen met kap met een goothoogte van circa 8 meter en een bouwhoogte van circa 10 meter.

3.2.2 Monumenten, beeldbepalende elementen en cultuurhistorie

De Munt, tussen 1903 en 1911 gebouwd, is een rijksmonument en wordt specifiek gewaardeerd vanwege de cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde. De Rijksmunt is sinds 22 mei 2001 integraal beschermd als rijksmonument onder nummer: 514180. Als gebouw is De Munt een goed en gaaf voorbeeld van een muntproductiegebouw, ontworpen in een Neoclassicistische stijl. Het is ook het enige Muntgebouw in Nederland. Het ontwerp is van rijksbouwmeester C.H. Peters. Typerend voor het ontwerp is de opbouw van het gebouw in het representatieve gedeelte, de werkruimtes en het fabrieksgedeelte, die allen de “luchtplaats” in het hart van het gebouw delen. Daar komen de drie functies samen. De opdrachtgever speelde bij het ontwerp een belangrijke rol. Geïnspireerd door voorbeelden uit het buitenland, stelde hij het productieproces van De Munt centraal binnen de ruimtelijke afwegingen voor het gebouw: zo efficiënt mogelijk. Ruimtelijk heeft dit geleid tot een gebouw dat het best valt te begrijpen als vier vleugels die in carrévorm om een binnenplaats liggen. Aan de achterzijde van het terrein staan enkele gebouwen die later zijn bijgebouwd, waaronder het smelthuis. De diversiteit van de functies en gebouwvormen heeft tot uiteenlopende sferen in het gebouw geleid. De representatieve voorzijde heeft diverse rijk gedecoreerde ruimtes, die het verhaal van De Munt tot op heden met zich meedragen en van hoge monumentale waarde zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0008.png"

De oude fabriekshallen in het middengedeelte ontlenen hun charme en monumentale waarden aan de typerende sheddaken. De dwingende gangenstructuur rijgt de functies aaneen en ademt een ingetogen sfeer uit. De later aangebouwde hallen aan de Steijnstraat staan met hun 'rug' aan de Steijnstraat en hadden tot voor kort een logistieke functie voor de Koninklijke Nederlandse Munt. Het smelthuis (1929) heeft vanwege zijn karakteristieke vorm, inclusief de ijzeren kapconstructie én de van oudsher bijzondere functie eveneens cultuurhistorische waarde. In de periode 2005-2007 zijn voor de uitbreiding van het geldmuseum nog een tweetal volumes toegevoegd aan het complex. Eén volume bevindt zich op het binnenterrein, waardoor het binnenterrein is verkleind en opgesplitst. Dit volume betreft de eerste slagkamer, grenzend aan de industriële hallen in het midden van het complex. De eerste slagkamer wordt verbonden met de hoofdentree door middel van de 'Gulden Middenweg', een glazen traverse met een vloer van oude Nederlandse guldenmunten. Het tweede nieuwbouwvolume bevindt zich aan de achterzijde van het complex. Dit volume verbindt het hoofdgebouw met het smelthuis aan de achterzijde. In dezelfde periode (2005–2007) is ook een nieuwe opslagruimte aan de achterzijde van het complex gerealiseerd. Deze opslagruimte grenst aan het smelthuis en de Steijnstraat.

De monumentale opzet van het gebouw betreft ook de tuin en het hekwerk. Beide zijn mee beschermd.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0009.png"
De Rijksmunt omstreeks 1921 (bron: het Utrechts archief)

3.2.3 Structuurbepalende elementen

De ruimtelijke hoofdstructuur van Lombok wordt bepaald door een aantal structuurbepalende elementen. Een structuurbepalend element in de buurt van het Muntgebouw is de stedelijke ontsluitingsweg Graadt van Roggenweg. In 1950 werd de Graadt van Roggenweg aangelegd. De Leidsche Rijn en het Merwedekanaal bepalen ook voor een groot deel de structuur met hun groene oevers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0010.png"

Het Muntgebouw met daaromheen de structuurbepalende Graadt van Roggeweg, het Merwedekanaal en de Leidsche Rijn

3.3 Beschrijving van de bestaande functies in het plangebied

Vanaf 1911 tot 2020 is De Munt in gebruik geweest als productielocatie van de Koninklijke Nederlandse Munt. Tussen 2005 en 2007 is De Munt zorgvuldig gerestaureerd. Naast de functie voor de Koninklijke Nederlandse Munt is destijds een deel van het gebouw ingericht als Geldmuseum. Dit is echter in 2014 gesloten voor het publiek, waarna dit deel in gebruik is genomen als event- en conferentiecentrum.

Op 2 juni 2020 is er een tijdelijke omgevingsvergunning verleend (voor vijf jaar) voor het gebruiken van het Muntgebouw voor zelfstandige horeca (categorie D1 tot en met D3) op de begane grond in de zuidwestelijke vleugel inclusief een horecaterras op eigen terrein aan de zijde van het Merwedekanaal/Muntkade en voor een deel van de verdiepingen voor zelfstandige kantoorruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0011.png"
Schematische weergave van de bouwdelen (ten tijde van oprichting) van het Muntgebouw:
A: hoofdgebouw met formele gevel
A1: dienstwoning
B: werkplaatsen
C: laboratorium/magazijn
D: productiehallen
E: bergplaats
F: smelthuis
G: logistieke hal

3.4 Verkeer en parkeren

Verkeer
De locatie is per auto bereikbaar via de Muntkade, via de Abel Tasmanbrug en de Leidseweg. De Leidseweg is een fietsstraat met éénrichtingsverkeer voor auto's (richting het centrum) en fietsverkeer in twee richtingen, auto's zijn in deze straat te gast. De Muntkade heeft tweerichtingsverkeer. Het snelheidsregime op de Muntkade en de Leidseweg is maximaal 30 km/uur. De centrale ligging van het Muntgebouw in de nabijheid van Utrecht Centraal Station maakt het voor de gebruikers en de bezoekers van het Muntgebouw aantrekkelijk om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Vanaf het ov-knooppunt is de loopafstand naar het Muntgebouw circa 15 minuten. Op circa 5 minuten lopen is de bus- en tramhalte Graadt van Roggenweg gelegen. Deze sneltram biedt een verbinding richting enerzijds het centraal station/ De Uithof, waar een P&R-voorziening is gelegen nabij de A27/A28. In de andere richting rijdt deze sneltram richting de wijk Kanaleneiland en de steden Nieuwegein en IJsselstein. Deze tramlijn doet onderweg ook P&R-terrein Westraven aan. Deze P&R ligt vlakbij de A12 en A2. De buslijnen die hier stoppen bieden een verbinding met diverse wijken van de stad en enkele steden daarbuiten (IJsselstein, Vianen, Gorinchem, Oosterhout, Breda, Dordrecht, etc.). Er kan hier daarom worden gesproken van hoogwaardig openbaar vervoer op loopafstand.

Daarnaast is het Muntgebouw ook uitstekend bereikbaar per fiets. Het Muntgebouw ligt direct aan de belangrijke 'doorfietsroute' tussen het centrum van Utrecht en Leidsche Rijn Centrum. Aan de overzijde van het Merwedekanaal wordt het project 'Rondje Stadseiland' ontwikkeld waardoor ook hier aantrekkelijke verbindingen voor fietsers en voetgangers ontstaan richting de te ontwikkelen wijk 'Merwedekanaalzone'.

De bevoorrading van de locatie verliep ten tijde van de KNM N.V. grotendeels via de Muntkade. Hier is de inrit richting het eigen terrein gelegen. Op eigen terrein is een laad- en losmogelijkheid. In de toekomstige situatie blijft deze inrit aanwezig. Het Muntgebouw wordt bij o.a. congressen en zaalverhuur grotendeels via de voorzijde bevoorraad. Er bevindt zich ook een entree aan de noordzijde aan de Leidseweg, ter plaatse van het eigen parkeerterrein, maar deze kan slechts beperkt worden gebruikt. Er is aan de Leidseweg een laad- en losplaats aanwezig in de openbare ruimte.

Parkeren
Momenteel is er een beperkt aantal parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig en geldt er in de omliggende straten betaald parkeren. Daarom worden bezoekers (bij o.a. congressen en zaalverhuur) op voorhand (o.a. via de website) doorverwezen naar de in de omgeving aanwezige openbare parkeergarages van onder andere (het voormalige) Holland Casino en wordt het gebruik van openbaar vervoer aangemoedigd. Aan de Muntkade zijn 16 langsparkeervakken aan één kant van de weg en er zijn 21 parkeerhavens. In de Steijnstraat zijn 25 parkeervakken. Op het terrein van het Muntgebouw zijn 34 parkeerplaatsen aanwezig op maaiveld. De ontsluiting van deze parkeerplaatsen vindt plaats via de Leidseweg. In het gehele openbare gebied geldt betaald parkeren. In het geval van congressen en zaalverhuur (wanneer de parkeerdruk het grootst is) verwijst Muntgebouw Utrecht B.V. haar bezoekers in eerste instantie naar parkeerplaats P1 op het Jaarbeursterrein, met een looproute naar het Muntgebouw. De route van openbaar vervoer staat ook uitgebreid omschreven op de website van Muntgebouw Utrecht B.V.. Er was (voordat het horecaterras in gebruik werd genomen) een fietsparkeervoorziening aanwezig op het eigen terrein aan de zijde van de Muntkade. Bezoekers parkeren hun fiets in het openbaar gebied. Bij grote congressen e.d. plaatst het Muntgebouw Utrecht tijdelijk extra fietsenrekken op eigen terrein.

3.5 Openbare ruimte

Het Muntgebouw staat op een locatie van prominente zichtlijnen. De groen- en waterstructuren van de Leidsche Rijn en het Merwedekanaal zijn prominente 'groen-blauwe assen' (onderdeel van de stedelijke groenstructuur), die samenkomen ter hoogte van het Muntgebouw. De kades en oevers van het Merwedekanaal ter hoogte van de Muntkade worden vernieuwd en zullen weer openbaar toegankelijk zijn.

In de directe omgeving liggen park Oog in Al en het Molenpark bij Molen de Ster. Volgens de Bomenstructuurkaart is de Leidseweg één van de oude toegangswegen van Utrecht en daardoor een historisch belangrijke lijnstructuur. De Muntkade is aangegeven als een bomenlijnstructuur. Zowel de Muntkade als de Leidseweg maken deel uit van de ecologische structuur.

De rijloper aan de Muntkade is 5,7 meter breed en bestaat uit gebakken klinkers. In de berm liggen grastegels. Het trottoir is 1,7 meter breed en bestaat uit 30x30 betontegels. De rijloper in de Steijnstraat is 5,6 meter breed en bestaat uit betonstraat-stenen. Het trottoir aan de kant van het Muntgebouw is circa 2,0 meter breed en bestaat uit 30x30 betontegels. Voor het smelthuis en de logistieke hal staan negen ronde betonnen bakken met krentenboompjes. Dit betonnen element zit diep in de grond verankerd. Er zijn aan de overzijde verhoogde boomspiegels gemaakt met betonnen elementen. Er is een laadpaal voor elektrische auto's aanwezig ter hoogte van het smelthuis. De smalle parkeerstrip van circa 1,6 meter breed, is aangegeven in de bestrating met een strook van grijze betonklinkers. Aan de Leidseweg bevindt zich een laad-losplaats en een gehandicaptenparkeerplaats. De bestrating van de Leidseweg, de Muntkade en Steijnstraat zal door het plan niet veranderen. Deze straten maken, met uitzondering van delen van de stoep aan de Steijnstraat en Muntkade, ook geen onderdeel uit van het plangebied.

3.6 Conclusie

Het Muntgebouw is een prachtig en uniek rijksmonumentaal gebouw met een rijke geschiedenis. Met de verkoop van het pand en de gewenste transformatie van de ontwikkelaar ontstaat een kans het pand deels open te stellen voor de buurt, inwoners van Utrecht en van daarbuiten.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Projectbeschrijving

4.1.1 Programma

Het Muntgebouw is een uniek monument voor Utrecht qua uitstraling en ligging langs het Merwedekanaal. Deze plek heeft functies nodig die betekenis hebben voor het gebouw, voor de wijk en uitstraling hebben op de rest van de stad. Het moet echt een bijzondere plek worden in de stad. Door de gebouwtypologie liggen bijeenkomst- en kantoorfuncties voor de hand. Daarnaast is een aanvullend programma in de maatschappelijke, culturele- en horecasfeer gewenst, waarmee een openbaar karakter van het Muntgebouw wordt versterkt. Om enige mate van flexibiliteit in het programma te hebben, is in het bestemmingsplan voor een aantal functies het maximaal toegestane aantal vierkante meters vastgelegd (zie hiervoor onderstaande tabel).

programma onderdeel   metrage laatste gebruik met KNM NV   programma
 
bandbreedte  
productie KNM NV   5.213 m2   n.v.t.   n.v.t.  
kantoren   2.885 m2   7.000 m2   6.000-7.000 m2  
horeca A2 (zaalverhuur), vergaderen en congresruimte   4.509 m2   3.750 m2   2.000-3.750 m2  
horeca D1, D2, D3   n.v.t.   750   500-750 m2  
cultureel/maatschappelijk   n.v.t.   d.m.v. dubbelgebruik   d.m.v. dubbelgebruik  
creatieve bedrijven   n.v.t.   1.750 m2   1.500-3.000 m2  
sport   n.v.t.   1.250 m2   900-1.250 m2  
totaal   12.607 m2   14.500 m2    

Ook voor de toekomst is het belangrijk dat er een goede mix van functies op de locatie blijft bestaan. De oppervlakte bandbreedtes die voor de verschillende functies zijn opgenomen, komen aan de ene kant voort uit de wens van de ontwikkelaar om meer flexibiliteit te hebben in de invulling van het gebouw (onder meer omdat nog niet voor alle ruimtes een eindgebruiker bekend is). Aan de andere kant komen de bandbreedtes voort uit de wens van de gemeente om grip te houden op de functionele mix in het Muntgebouw complex. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat het gebouw alleen met kantoren gevuld wordt. Een normale bestemming 'Gemengd' sluit monofunctioneel gebruik niet uit. Daarnaast is de wens om dit unieke gebouw met haar rijke geschiedenis ook open te stellen voor bewoners en bezoekers van de stad. Met een horecafunctie, culturele- en maatschappelijke functies wordt de semi-openbaarheid van het complex gewaarborgd. Het Muntgebouw en de bijbehorende gebouwen worden getransformeerd naar een mix van functies bestaande uit de functies kantoor, bedrijven in de categorie A en B1/creatieve bedrijven, sport, vergaderen en congresruimte, horeca A2 (zaalverhuur), D1, D2 en D3, culturele voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen. De mix aan functies zorgt ervoor dat het Muntgebouw voor een brede doelgroep aantrekkelijk is om te bezoeken, gedurende de hele dag. De functies complementeren en versterken elkaar. Hieronder wordt het programma dat in het bestemmingsplan is vastgelegd, kort toegelicht.

Werken
Hieronder vallen de functies 'Kantoor', 'Bedrijf' (in de categorieën A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging) en 'Creatieve bedrijven'. Voor kantoren geldt een maximum van 7.000 m2 en voor creatieve bedrijven een maximum van 3.000 m2. De voorkeur gaat uit naar een mix van verschillende gebruikers. De voormalige dienstwoningen kunnen alleen worden gebruikt voor bedrijven in categorie A en B1/creatieve bedrijven.

Horeca A2 (zaalverhuur), congresruimte en vergaderen
Voor horeca A2 (zaalverhuur), congressen en vergaderen geldt een maximum van 3.750 m2 brutovloeroppervlak. Bij horeca A2 (zaalverhuur) kan gedacht worden aan besloten borrels, besloten diners en besloten recepties.

Horeca
In het gebouw wordt (naast horeca A2 zaalverhuur) horeca in de categorieën D1, D2 en D3 toegestaan op basis van profiel 12 van het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2018. Dit betekent dat bijvoorbeeld een restaurant zich hier kan vestigen. Vanuit het paviljoen kan horeca A2 (zaalverhuur) en horeca D2 (daghoreca) geëxploiteerd worden. Profiel 12 biedt de mogelijkheid voor het exploiteren van bijzondere horeca op bijzondere locaties. Het Muntgebouw is een prachtig monumentaal gebouw dat daarnaast op een bijzondere locatie staat met water aan twee kanten. Bovendien draagt een zelfstandige horecafunctie in het pand bij aan het openstellen van het gebouw. Aan de zijde van de Muntkade is een horecaterras toegestaan. Bij de daghoreca is een horecaterras mogelijk op de binnenplaats. Zelfstandige horeca in de categorieën D1, D2, D3 (inclusief algemene ruimten en opslag) mag maximaal 750 m2 aan brutovloeroppervlak bedragen. Eventuele additionele horeca aan een functie staat hier dus los van. Het horecaterras aan de Muntkade mag tot 23.00 uur geopend zijn, vanwege de ligging in een woongebied. Het horecaterras op de binnenplaats mag tot 22.00 uur gebruikt worden, omdat deze openingstijden verbonden zijn aan de openingstijden van de daghoreca (horeca D2).

Sporten
Sportfuncties, zoals fitness en yoga, zijn mogelijk in de voormalige logistieke hal. Voor deze functie geldt een maximaal brutovloeroppervlak van 1.250 m2.

Cultureel/maatschappelijk
De culturele en maatschappelijke activiteiten kunnen in verschillende ruimtes plaatsvinden en hierbij moet gedacht worden aan lezingen, huiskamerconcerten, tentoonstellingen, danslessen, theater en het afspelen van een film op de binnenplaats. Het Filmfestival, Lombokfestival en Monumentendag vallen ook onder de bestemming culturele voorzieningen. Er wordt voor de opstartfase een programmeur aangesteld door de eigenaar/operator van het gebouw, die zorgdraagt voor een actieve programmering. Deze functies dragen immers bij aan het meer toegankelijk maken van het gebouw voor de bewoners uit de stad en haar bezoekers.

4.1.2 Stedenbouwkundig plan

Het doel is om de herontwikkeling mogelijk te maken met integraal behoud van het rijksmonument, de lokale identiteit en het industriële karakter. Het vertrekpunt voor de transformatie is het benutten van de potentie en het respecteren van de dragers van het bestaande gebouw. Dit betekent dat de originele bebouwingssituatie op sommige plekken wordt teruggebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0012.png"
Schematische weergave van de bouwdelen (ten tijde van de oprichting) van het Muntgebouw: A: hoofdgebouw met formele gevel, A1: dienstwoning, B: werkplaatsen, C: laboratorium/magazijn, D: productiehallen, E: bergplaats, F: smelthuis, G: logistieke hal

De verbinding tussen het smelthuis en het laboratorium (uit 2005) wordt verwijderd. Hierdoor wordt de hoofdstructuur van het gebouw weer teruggebracht naar de originele vorm. Daarnaast is het hierdoor mogelijk dat auto's via de Muntkade het terrein van het Muntgebouw kunnen binnenrijden en via de Leidseweg kunnen uitrijden. Ook de overdekte verbindingsweg (uit 2005) dat loopt tussen het hoofdgebouw en het paviljoen wordt verwijderd, waardoor er één binnenplaats ontstaat dat niet meer door de verbindingsweg wordt opgedeeld. Ter plaatse van het platte dak op de noordgevel (gebouwdeel B, werkplaatsen) is het mogelijk om binnen de mogelijkheden van het rijksmonument, het dak te herstellen naar de originele dakvorm. Het plan is om de toegangspoorten aan de Muntkade naast de trafo te slopen; deze worden dan vervangen door een entree die passend is bij de monumentale hekken rondom het gebouw. Het huidige paviljoen (uit 2005) wordt waarschijnlijk vervangen door een nieuw paviljoen. Het dek van de kluiskelder, verhoogd gelegen in de binnenplaats, wordt mogelijk ook verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0013.png"

In rood zijn de te slopen onderdelen weergegeven

Het monumentale hoofdgebouw van het Muntgebouw heeft een heldere gangenstructuur. De gangen verbinden ruimtelijk gezien het productiegedeelte en de representatieve voorkant van het gebouw. De vier vleugels liggen in een carrévorm om een binnenplaats. Het carré van gangen in het gebouw wordt gerespecteerd en blijft dus ook na de herontwikkeling herkenbaar en bruikbaar aanwezig. Een ander doel is om het Muntgebouw meer open te stellen voor de stad en betekenis te geven voor de buurt, de Utrechter, maar ook voor een breder (inter-)nationale doelgroep. Ontmoeten binnen het gebouw is belangrijk voor de stad en voor het functioneren van het gebouw in de wijk; het Muntgebouw moet straks functioneren als een semipublieke plek. Omdat het Muntgebouw op een bijzondere plek in de stad ligt, vraagt deze locatie om een uniek concept.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0014.png"
De centrale ruimte als hart van het complex

De centrale ruimte
Bij het openen en toegankelijk maken van het gebouw voor stad en buurt, heeft de centrale ruimte een belangrijke functie. De centrale ruimte is uitnodigend en toegankelijk, zodat deze betekenis kan gaan geven aan bezoekers uit de stad en de wijk. Deze ruimte is essentieel voor ontmoeting en voor het ontsluiten van de verschillende programmaonderdelen. De centrale ruimte bestaat uit de entreehal en de binnenplaats. De centrale ruimte, zowel binnen als buiten, is flexibel te programmeren. Daarnaast speelt deze ruimte een belangrijke rol voor oriëntatie binnen het gebouw en functioneert de centrale ruimte als hart van het complex, van hieruit zijn de verschillende programmaonderdelen te bereiken. De semipublieke zones op de begane grond blijven toegankelijk voor bezoekers van het Muntgebouw gedurende openingstijden. Slechts op incidentele basis kunnen deze zones worden gesloten. De semipublieke zones zijn toegankelijk tijdens openingsuren van het gebouw voor bezoekers met een doel in het gebouw, zoals een bezoek aan het vergader- en congresdeel, bezoek aan de horeca of bezoekers van exposities. Er zijn verschillende secundaire ingangen in het gebouw. De secundaire ingangen zijn ondersteunend aan de hoofdentree. De secundaire entrees vervangen de hoofdentree echter nooit. De horeca en eventueel langer durende culturele activiteiten vormen hierop in de avonduren vanwege de ruimere openingstijden de uitzondering.

De binnenplaats
De binnenplaats wordt op dit moment doorsneden door de 'Gulden Middenweg'. Onder de binnenplaats ligt de voormalige kluis, die zo'n 50 cm boven de binnenplaats uitsteekt. De binnenplaats mag volledig overkapt worden tot een maximale bouwhoogte van 14 meter, zodat de eventuele overkapping niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en waardoor de bestaande kappen herkenbaar blijven. Daarnaast moet een eventuele overkapping op de binnenplaats een reversibele toevoeging aan het gebouw zijn. Dit houdt in dat alle aanpassingen weer ongedaan gemaakt kunnen worden zonder aantasting van het rijksmonument. Een overkapping moet qua ontwerp en aansluiting passen bij het rijksmonument. Wanneer de binnenplaats niet wordt overkapt, is de ambitie om deze aanzienlijk te vergroenen. De inrichting van de binnenplaats wordt zodanig vormgegeven dat deze van betekenis kan zijn voor (grotere) culturele activiteiten.

Het smelthuis, de logistieke hal en de bergplaats
Het smelthuis, de logistieke hal en de monumentale bergplaats worden gerenoveerd en geschikt gemaakt voor het programma werken (smelthuis en bergplaats) en sport (logistieke hal en bergplaats). Uitgangspunt is dat de kapconstructie van het smelthuis in stand wordt gehouden en in het straatbeeld behouden blijft. In de gevel van het smelthuis en de aangrenzende logistieke hal worden ramen toegevoegd en hierbij wordt rekening gehouden met de privacy van de bewoners in de Steijnstraat. Uitgangspunt hierbij is wel om 'ogen op de straat' te hebben zodat de sociale veiligheid verbetert.

De tuin
Het doel is om de tuin van het Muntgebouw actief en divers te programmeren met behoud van de monumentale waarde (de tuin en het ijzeren hek maken namelijk onderdeel uit van het rijksmonument). Ook is het doel om het groen te versterken door bijvoorbeeld bomen terug te planten en verharding te verminderen. De tuin zal aan de volgende uitgangspunten worden getoetst:

  • De programmering van de tuin helpt om de geslotenheid van het monumentale gebouw en van het monumentale hekwerk te verzachten en om zo de (semi)publiek toegankelijke functie van het nieuwe Muntgebouw voor de buurt en voor de stad vorm te geven.
  • Een horecaterras en een eventueel speelelement liggen i.v.m. de zonoriëntatie aan de Muntkade.
  • Aan de achterzijde zal het groene karakter van de voorzijde zo veel mogelijk worden doorgetrokken.
  • Het gemeentelijke beleid is dat hemelwater zoveel mogelijk afgekoppeld wordt van het riool en waar mogelijk geïnfiltreerd wordt in de bodem. Ook voor het nieuwe Muntgebouw is dit daarom het uitgangspunt. Bij de parkeerplaatsen wordt hier met de keuze voor het type verharding zo veel mogelijk rekening mee gehouden. Mocht volledige afkoppeling wegens de monumentstatus niet mogelijk zijn, dan moet de ontwikkelaar dit aantonen.
  • Het ontwerp van de tuin draagt bij aan de uitnodigende uitstraling en aan een verbetering van de sociale veiligheid (met name aan de Muntkade).
  • De programmatische invulling van de tuin biedt meerwaarde voor de buurt. Het terras moet binnen de monumentale waarde van de tuin ingepast worden. Dit wordt getoetst door de afdeling erfgoed en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
  • De wens vanuit de buurt is om de tuin kleurrijker (meer bloemen) te maken. Het gemeentelijk standpunt van vergroenen sluit hier bij aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0015.png"

Nieuwe tuin- en terreinindeling

4.2 Verkeer en openbare ruimte

4.2.1 Verkeer en parkeren

Kader
Voor een goede inpassing van deze ontwikkeling is het belangrijk om na te gaan of het aantal verkeersbewegingen en de parkeerbehoefte door de nieuwe invulling toe- of afneemt. Ook is het van belang om te weten of het parkeergedrag gaat veranderen. De verwachting is dat door een nieuwe invulling ander bezoek- en parkeergedrag zal ontstaan; van een piekdrukte overdag (vanwege de productielocatie van de nationale Munt) naar een spreiding over de dag door een variatie aan activiteiten, deels in de avond (horeca/fitness).

Het is van belang dat de bestaande wegen de eventuele extra verkeersgeneratie die de nieuwe ontwikkeling met zich meebrengt zonder problemen kunnen afwikkelen. Dit is berekend met behulp van de tool 'parkeer- en verkeersmodel voor ruimtelijke ontwikkelingen' van de gemeente Utrecht.

Daarnaast kent elke ontwikkeling een bepaalde parkeerbehoefte die berekend moet worden. Daarbij is de Nota Stallen en Parkeren, vastgesteld op 22 maart 2013 door de gemeenteraad, inclusief het addendum Nota parkeernota fiets en auto dat door de gemeenteraad op 28 maart 2019 is vastgesteld leidend. Voor deze ontwikkeling wordt getoetst aan de Nota Stallen en Parkeren uit 2013, inclusief de beleidsregels Parkeernormen Fiets en Auto 2019 (Bijlage I Nota Stallen en Parkeren). Dit betekent dat de Parkeervisie 2021 inclusief de bijbehorende beleidsregels niet van toepassing zijn op dit project, omdat dit een bestaand bouwinitiatief is met een vastgestelde bouwenvelop waarin de parkeernormen uit 2019 leidend zijn. De ontwikkellocatie valt in parkeerzone A2, centraal stedelijk met betaald parkeren. Ook moeten er voor de bezoekers die met de auto komen, voldoende parkeerplaatsen zijn voorzien, hetzij dichtbij of verder weg. In het laatste geval is het belangrijk dat de verbinding tussen de parkeervoorziening en het Muntgebouw aantrekkelijk genoeg is. Ook is bekeken in welke mate andere vormen van mobiliteit bijdragen aan de bereikbaarheid van het Muntgebouw.

Plangebied

Verkeer

Auto
De locatie is per auto bereikbaar via de Muntkade, de Abel Tasmanbrug en de Leidseweg. De Leidseweg is een fietsstraat met éénrichtingsverkeer voor auto's (richting) centrum en fietsverkeer in twee richtingen. De auto's zijn in deze fietsstraat te gast. De Muntkade heeft een tweerichtingsverkeer. Het snelheidsregime op de Muntkade en de Leidseweg is 30 km/per uur. Een bezoek aan deze locatie met een auto wordt zoveel mogelijk ontmoedigd.

Fiets en voetgangers
Het Muntgebouw is goed per fiets en te voet te bereiken. Het Muntgebouw ligt direct aan de belangrijke 'doorfietsroute' tussen het centrum van Utrecht en Leidsche Rijn. Aan de overzijde van het Merwedekanaal wordt het project 'Rondje Stadseiland' ontwikkeld waardoor ook hier aantrekkelijke verbindingen voor fietsers en voetgangers ontstaan richting de te ontwikkelen wijk 'Merwedekanaalzone'.

Openbaar vervoer
De centrale ligging van het Muntgebouw in de nabijheid van Utrecht Centraal Station maakt het voor de gebruikers en de bezoekers van het Muntgebouw aantrekkelijk om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Vanaf het ov-knooppunt is de loopafstand naar het Muntgebouw circa 15 minuten. Op circa 5 minuten lopen is de bus- en tramhalte Graadt van Roggenweg gelegen. De sneltram biedt een verbinding richting enerzijds het Centraal Station/De Uithof, waar een P&R-voorziening is gelegen nabij de A27/A28. In de andere richting rijdt de sneltram richting de wijk Kanaleneiland en Nieuwegein en IJsselstein. Deze tramlijn heeft een halte bij P&R-terrein Westraven. Deze P&R ligt vlakbij de A12 en A2. De buslijnen die aan de Graadt van Roggenweg stoppen bieden een verbinding met diverse wijken van de stad en enkele steden daarbuiten. Er kan dan ook worden gesproken van hoogwaardig openbaar vervoer op loopafstand.

Parkeren
Omdat er sprake is van een herbestemming met veranderde functies binnen een bestaand pand is er sprake van een toetsmoment voor de parkeerbalans. Dat betekent dat er een berekening (zie bijlage 2) heeft plaats gevonden van de parkeerbehoefte van de nieuwe functie, waarbij is nagegaan hoe in de parkeerbehoefte is voorzien.

Hierbij is ook het 'rechtens verkregen niveau' bepaald. Bij functiewijzigingen wordt bij de berekening van de parkeereis rekening gehouden met de parkeervraag van de bestaande situatie (het rechtens verkregen niveau). Dit betekent dat eerst de parkeereis van de legale functies wordt bepaald (conform de maximum parkeernorm). Deze parkeerbehoefte mag vervolgens worden afgetrokken van de parkeereis van de nieuwe functie (conform de minimum parkeernorm), zodat alleen het verschil aan parkeerplaatsen eventueel nog moet worden gerealiseerd. Dit rechtens verkregen niveau is conform beleid voor het Muntgebouw bepaald op 252 autoparkeerplaatsen en 411 fietsparkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0016.png"

De parkeerbehoefte van de nieuwe functie komt uit op minimaal 170 autoparkeerplaatsen en 659 fietsparkeerplaatsen. Omdat rekening kan worden gehouden met 'dubbelgebruik' (overlappend gebruik door niet-conflicterende functies) kan zelfs worden volstaan met 135 parkeerplaatsen voor auto's en 469 fietsparkeerplaatsen.

Omdat het aantal (34) autoparkeerplaatsen op eigen terrein van het Muntgebouw gelijk blijft en er in de kelder een fietsenstalling met een capaciteit van circa 220 plekken gerealiseerd wordt, is de conclusie dat de nieuwe functie passend is en niet zorgt voor een toename van het benodigde aantal parkeerplaatsen. Het is niet mogelijk om op eigen terrein meer autoparkeerplaatsen te realiseren. De in- en uitgang van de fietsenkelder komt aan de achterkant van het hoofdgebouw (Muntgebouw). Voor grootschalige bijeenkomsten (zoals bijvoorbeeld het Filmfestival of Lombokfestival) kan incidenteel naar een flexibele fietsparkeervoorziening gezocht worden.

In de toekomstige situatie rijden gebruikers van de parkeergelegenheid op eigen terrein van het Muntgebouw via de Muntkade het terrein op. Dit verkeer verlaat het terrein aan de kant van de Leidseweg en gaat hier rechtsaf in verband met het hier geldende eenrichtingsverkeer. Om deze parkeerroute over het eigen terrein mogelijk te maken, wordt de verbinding tussen de productiehallen en het smelthuis afgebroken. Leveranciers laden en lossen in principe op de daarvoor aangewezen plaats op het eigen terrein aan de achterzijde. Ook kan gebruik gemaakt worden van het voorterrein om te laden/lossen.

In de bestaande situatie vindt parkeren grotendeels op afstand plaats. Op de website van het Muntgebouw wordt verwezen naar Jaarbeurs P1 (ook in het masterplan van de Jaarbeurs zijn in het district West parkeerfaciliteiten voorzien). Ondanks dat alternatieven voor de auto goed aanwezig zijn, zullen ook in de nieuwe situatie bezoekers met de auto komen. Ook dan is van belang dat bezoekers op afstand parkeren. Bezoekers die met de auto naar het Muntgebouw komen worden gevraagd om op afstand te parkeren. Uitgangspunt bij grotere bijeenkomsten is dat de meeste bezoekers met het openbaar vervoer, te voet of met de fiets naar het Muntgebouw komen. Per grotere bijeenkomst wordt bepaald of er aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om het verkeer en vervoer te faciliteren. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan extra bewegwijzering van het station naar de locatie, het realiseren van extra (tijdelijke) fietsparkeerplaatsen of de inzet van verkeersregelaars. De te nemen maatregelen zijn sterk afhankelijk van het type bijeenkomst dat wordt georganiseerd en het aantal verwachte bezoekers. Per bijeenkomst wordt afzonderlijk een afweging gemaakt en eventueel een verkeersplan opgesteld.

Bezoekers van de horeca en sportvoorzieningen, bezoeken relatief kort het Muntgebouw, en kunnen in de openbare ruimte gaan parkeren. Hierbij zijn de parkeerplaatsen aan de Muntkade voor de hand liggend, gezien de aansluiting op de Graadt van Roggenweg. De parkeerdrukmeting laat zien dat er op deze plek geen parkeerdruk is (zie bijlage 12).

Om bezoekers die met de auto komen te sturen om op afstand te parkeren worden de volgende maatregelen aanbevolen:

  • Bij culturele bijeenkomsten (zoals het Filmfestival) en congressen een koppeling maken tussen ticketverkoop en een parkeerticket voor parkeren op afstand.
  • Heldere communicatie op de website voor de bezoekers, waarbij de routebeschrijving op de website verwijst naar de parkeerlocatie op afstand.
  • Communicatie richting toekomstige exploitanten, zodat zij bekend zijn met het parkeerbeleid van het Muntgebouw, zodat gestuurd worden op duurzame mobiliteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0017.png"

Verkeersintensiteiten en parkeergedrag
Er is onderzoek gedaan naar de algemene bereikbaarheid van de Muntlocatie, de te verwachten toe- of afname van het aantal verkeersbewegingen en hoe de verkeerintensiteiten (en het daarmee samenhangende parkeren) over de dag verspreid zijn. Zo is onder andere nagegaan waar en wanneer men parkeert op basis van de parkeermotieven; de reden van een bezoek is bepalend voor de acceptatie van een langere wandelafstand tussen de parkeergelegenheid en de bestemming. Het rapport van deze studie is als bijlage 3 toegevoegd aan dit bestemmingsplan. De belangrijkste conclusies uit die rapport zijn als volgt:

  • Het Muntgebouw is per openbaar vervoer en fiets goed bereikbaar;
  • De verkeersgeneratie neemt door de nieuwe invulling van het Muntgebouw toe van circa 590 voertuigbewegingen per dag naar circa 820 voertuigbewegingen per etmaal. Deze toename vindt met name plaats in de avonduren;
  • Het onderzoek toont aan dat de toename van 230 motorvoertuigen per etmaal (circa 23 motorvoertuigen in de spits) niet leidt tot verkeersonveilige situaties op zowel de Muntkade als op de Leidseweg.

Conclusie
Vanuit verkeersoogpunt bestaan er voor de ontwikkeling geen belemmeringen. De parkeerbehoefte van de ontwikkeling voor zowel auto's als fietsen kan binnen het plangebied dan wel in de nabijheid van het Muntgebouw worden opgelost.

4.2.2 Openbare ruimte en groen

Slechts een klein deel van het plangebied maakt onderdeel uit van de openbare ruimte. Hierbij gaat het om een deel van de stoep gelegen aan de Steijnstraat (onder andere het deel met daarop de krentenboompjes) en een deel bij de inrit naar het terrein van het Muntgebouw. De gemeente gaat met bewoners uit de Steijnstraat in overleg over het eventueel vervangen van de krentenboompjes. Hierbij is van belang dat een groene aanblik van de Steijnstraat behouden blijft. Voor het overige zal de openbare ruimte niet wijzigen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek en randvoorwaarden

5.1 Inleiding

In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van de relevante (milieu)aspecten in het plangebied en de diverse onderzoeken die zijn uitgevoerd.

5.2 Milieueffectrapportage

Kader
Het doel van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming over deze plannen en besluiten.

Het maken van een milieueffectrapport is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten, die activiteiten mogelijk maken welke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In onderdeel C van de bijlagen bij het Besluit m.e.r. wordt aangegeven welke activiteiten altijd m.e.r.-plichtig zijn. Bij de activiteiten die in onderdeel D van die bijlage genoemd worden moet beoordeeld worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Uit deze m.e.r.-beoordeling kan de conclusie volgen dat er een milieueffectrapportage moet worden opgesteld.

Plangebied
De in het plan opgenomen activiteiten zijn niet opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. De activiteiten vallen onder categorie D11.2 (aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject) zoals deze is opgenomen in onderdeel D van de bijlagen bij het Besluit m.e.r. Voor deze activiteit is in het Besluit m.e.r. een drempelwaarde opgenomen van 2.000 woningen, een projectgebied van 100 hectare en 200.000 m² bvo aan bedrijfsoppervlakte of meer. Het plan blijft onder deze drempelwaarden en overschrijdt deze niet. Op grond van artikel 2, lid 5, sub b, van het Besluit m.e.r. dient echter ook in 'overige gevallen' bekeken te worden of sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen (de vormvrije m.e.r.-beoordeling). Op basis van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling moet het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente Utrecht) een besluit nemen om voor het project wel of geen m.e.r.-procedure te volgen voor het project alvorens het ontwerp bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

Om te beoordelen of sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen is een vormvrije m.e.r.-beoordeling (aanmeldnotitie) opgesteld. In deze vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt geconcludeerd dat geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen en er derhalve geen aanleiding is om een m.e.r.-procedure te doorlopen. De gemeente heeft dan ook op 11 november 2021 (zie bijlage 4) besloten om voor dit plan geen m.e.r.-procedure toe te passen.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in bijlage 5.

Conclusie
Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen door de beoogde ontwikkeling. Het opstellen van een milieueffectrapportage is dan ook niet noodzakelijk.

5.3 Bedrijven en milieuzonering

Kader
De gemeente Utrecht streeft naar een situatie waarin wonen en werken in de stad op een goede manier samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar ook dient te worden voorkomen dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving, of dat omgekeerd de bedrijvigheid wordt belemmerd door de aanwezigheid van woningen in de directe nabijheid. Van belang zijn in dit kader de invloed van geluid, geur, veiligheid en luchtkwaliteit van het bedrijf op de gevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan.

De Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) heeft een veel gebruikte systematiek ontwikkeld om wonen en werken in elkaars nabijheid te kunnen realiseren. In 'Bedrijven en Milieuzonering' worden afstanden tussen bedrijven en woningen gehanteerd. De aan te houden afstand is afhankelijk van het karakter van de woonwijk: rustig of druk (aangeduid met de term 'gemengd gebied') en de zwaarte van de milieucategorie. In een rustige woonwijk wordt een grotere afstand tot bedrijven gehanteerd en in een drukke woonwijk een kleinere afstand.

Daarnaast kent de VNG een systematiek voor functiemenging. Daarin accepteren we een sterkere menging van wonen en werken voor bedrijven die ook op korte afstand (soms zelfs aanpandig) geen grote milieu-impact met zich meebrengen.

Plangebied
Rondom het Muntgebouw liggen woningen op korte afstand aan de Leidseweg, Krugerstraat en Steijnstraat. Op iets grotere afstand zijn meerdere ligplaatsen voor woonboten gelegen. Het gebied kan worden gekenschetst als “rustige woonwijk”. Een richtwaarde van 45 dB(A) etmaalwaarde – hetgeen 5 dB strenger is dan de grenswaarde op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer- is conform de Geluidnota Utrecht, deze maakt onderdeel uit van de Omgevingsvisie Utrecht, dan ook het uitgangspunt. De gemeentelijke Geluidnota wordt onder andere toegepast bij het maken van ruimtelijke afwegingen, zoals in een bestemmingsplan. Door middel van geluidsmetingen is aangetoond dat in de nachtperiode een hoger achtergrondgeluidsniveau aanwezig is, passend bij een "drukke woonwijk in de stad" (dit wordt veroorzaakt door (ver) wegverkeer). Dat is de reden dat de oude milieuvergunning van De Munt in die beoordelingsperiode naar boven is bijgesteld. Ook voor dit plan in deze situaties geldt dit uitgangspunt.

Uit voorstaande volgt dat als grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) op de gevel van een geluidsgevoelige ruimte, op de gevel van een ander geluidsgevoelig gebouw of op de gevel van een geluidsgevoelig terrein op maximaal 45 dB(A) (dagperiode: 07.00-19.00 uur), 40 dB(A) (avondperiode: 19.00-23.00 uur), 40 dB(A) (nachtperiode: 23.00-07.00 uur) wordt gesteld. Voor het maximale geluidsniveau (LAmax) worden de grenswaarden 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A) gehanteerd voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Deze waarden zijn in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd.

Uit het geluidsonderzoek (zie bijlage 7) komt naar voren dat met de nog te treffen aanpassingen aan het gebouw, die voornamelijk te maken hebben met de energiezuinigheid en thermische isolatie het gebruik past binnen de streefwaarden voor geluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Door voorgaande geluidregels aan dit bestemmingsplan te verbinden, wordt geborgd dat ook wanneer de aanpassingen aan de gebouwen niet of in mindere mate worden uitgevoerd, omwonenden verzekerd zijn van een goed woon- en leefklimaat (goede ruimtelijke ordening).

Een aantal functies in de panden is alleen toegestaan ter plaatse van een specifieke aanduiding. Dit geldt voor de functies sport (ter plaatse van de voormalige logistieke hal en berging), horeca D1, D2 en D3 (inclusief een horecaterras aan de Muntkade en op de binnenplaats) en voor horeca A2 (zaalverhuur). Horeca A2 (zaalverhuur) mag alleen plaatsvinden in de hallen 1, 2 en 3 en het paviljoen (deze ruimten bevinden zich allemaal op de begane grond) en in de stijlkamer op de eerste verdieping. De stijlkamer bevindt zich aan de zijde van de Leidseweg in het midden van de eerste verdieping. Vergaderingen en congresfaciliteiten mogen zowel op de begane grond als op de verdiepingen plaatsvinden.

Bezoekers van bijvoorbeeld horeca A2 of congressen komen en gaan (net als in de bestaande situatie) voornamelijk te voet via de centrale in- en uitgang van het gebouw en zijn daar onderdeel van het normale verkeersbeeld. Er zijn geen rijen met wachtende en pratende bezoekers te verwachten dichtbij de woningen. Het Muntgebouw beschikt ook over een behoorlijk groot voorterrein ter plaatse van de centrale in- en uitgang, waar gebruik van gemaakt kan worden. Daarnaast zal de afwikkeling van bezoekers van de horeca A2 en de culturele voorzieningen op zondag t/m donderdag vanaf 21.00 uur en op vrijdag en zaterdag vanaf 22.00 uur verlopen via de uitgang van het hoofdgebouw aan de Muntkade, aangezien op deze locatie de woningen en woonboten zich op een grotere afstand bevinden. Bezoekers die hun fiets in de fietsenkelder van het Muntgebouw hebben gestald, verlaten het hoofdgebouw via de achterzijde op het binnenterrein en vervolgens via de Muntkade het terrein.

Tijdens de dagperiode (07.00-19.00 uur) is bevoorrading en laden en lossen mogelijk met bestelbussen via de laad- en losplek aan de voorzijde van het pand, gelegen aan de Leidseweg. Vrachtwagens kunnen tijdens de dagperiode laden en lossen via het binnenterrein. Het is technisch mogelijk om maatregelen aan de installaties (luchtbehandelingskasten en koelinstallaties) die buiten zijn opgesteld te treffen, waardoor deze voldoen aan de geluidsniveaus.

Uit indicatieve berekeningen is gebleken dat met name het sluiten van portieren van geparkeerde auto's op het terrein van het Muntgebouw kunnen leiden tot overschrijdingen van grenswaarden voor piekgeluid in de avond- en nachtperiode. Om overschrijdingen te voorkomen is het noodzakelijk dat er in het ontwerp van het parkeerterrein maatregelen worden getroffen. In het geluidsonderzoek is rekening gehouden met geluidwerende voorzieningen (luifels) bij de muur aan de noordzijde over de gehele lengte van het parkeerterrein en onder het terras van de bovenwoningen aan de zuidoostzijde. Deze geluidwerende voorzieningen hebben een minimale hoogte van circa 3 meter ten opzichte van het parkeerterrein (de huidige muur is circa 2,2 meter hoog) en een diepte van circa 1,5 meter ten opzichte van de muur. De geluidwerende voorzieningen moeten bestaan uit gesloten plaatmateriaal met voldoende massa om het geluid te kunnen weren. Auto's parkeren deels onder de geluidwerende voorzieningen, waarmee deze het geluid van sluiten van portieren en starten van de automotor effectief afschermen. Om de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan te waarborgen wordt de realisatie van de geluidwerende voorzieningen via een voorwaardelijke verplichting afgedwongen. Het plaatsen van geluidwerende voorzieningen op de aangegeven locaties is akkoord bevonden door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de afdeling Erfgoed van de gemeente Utrecht en het secretariaat van de Commissie Welstand en Monumenten akkoord bevonden, waarmee de uitvoerbaarheid van deze maatregel voldoende geborgd is. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal een ontwerp van de geluidwerende voorzieningen beoordeeld worden.

Dit bestemmingsplan is opgesteld vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Voor deze locatie is ook het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. In dit rechtstreeks werkende besluit zijn regels over geluid en geur opgenomen. De hiervoor genoemde grenswaarde zijn in afwijking van de standaard grenswaarden opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor een volledige borging gaan wij deze waarden via maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer opleggen. Hiervoor is een aparte procedure benodigd.

Voor de horeca wordt een doelmatige ontgeuringsinstallatie geïnstalleerd, omdat een afvoerpijp teveel de monumentale waarden van het gebouw schaadt. De uitblaaskap wordt opgenomen in het dak en het nieuwe kanaalwerk wordt zoveel mogelijk op de posities van de bestaande kanalen in het pand aangelegd. Op het terrein van het Muntgebouw is voldoende plek voor het plaatsen van bedrijfsmatige afvalcontainers.

Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer is het daarnaast mogelijk om bij incidentele of collectieve festiviteiten ruimere geluidsnormen te ontheffen. De gemeente Utrecht heeft in de herziene vrijstellingsverordening voor inrichtingen milieubeheer vastgelegd dat ruimere geluidsnormen in Utrecht voor incidentele festiviteiten twee keer per jaar via een ontheffing zijn toegestaan. Ruimere geluidsnormen zijn daarnaast toegestaan tijdens collectieve festiviteiten (zoals Koningsdag). Binnen de kaders van deze regelgeving kunnen de voorziene activiteiten worden ontplooid.

Voor deze situatie (bestaand pand op korte afstand van bestaande woningen) wordt toepassing gegeven aan de VNG-systematiek van functiemenging. Dat houdt in dat alleen activiteiten die worden benoemd in de VNG-lijst van functiemenging kunnen plaatsvinden. In deze situatie worden alleen bedrijfsactiviteiten toegestaan die zijn opgenomen in de categorieën A of B1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijven functiemenging. Daaronder vallen bijvoorbeeld activiteiten uit de categorieën sport, cultuur en horeca. Voor dit plan is een geluidsonderzoek uitgevoerd naar de voorgenomen activiteiten zoals een sportschool, horeca A2 (zaalverhuur), openlucht bioscoop en horeca D1, D2 en D3 met terras (zie bijlage 7). Uit dit onderzoek blijkt dat deze activiteiten – soms na toepassing van enkele maatregelen – inpasbaar zijn op deze locatie binnen de gestelde kaders.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan uitvoerbaar is wat betreft milieuzonering.

5.4 Geluidhinder

Kader
Geluid kan de kwaliteit van de woon- en leefomgeving beïnvloeden. Geluidsbronnen die van belang zijn in het kader van de ruimtelijke inrichting en ontwikkeling, zijn onder meer wegverkeer, railverkeer en bedrijven/industrie. Voor sommige geluidsbronnen zijn wettelijke regels van kracht; voor andere moet een afweging plaatsvinden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

De regels en normen van de Wet geluidhinder zijn van toepassing bij:

  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten als woningen en scholen;
  • bestemmen van nieuwe (gezoneerde) wegen (niet bij woonerven of 30 km-wegen);
  • reconstructie van wegen;
  • geluidgezoneerde industrieterreinen.

Plangebied
In deze situatie is geen sprake van bovengenoemde opgesomde gevallen. De Wet geluidhinder is dan ook niet van toepassing. Een ruimtelijke afweging voor wat betreft het geluid dat afkomstig kan zijn van bedrijfsmatige activiteiten vindt plaats aan de hand van de systematiek van bedrijven en milieuzonering. Zie hiervoor paragraaf 5.3.

Conclusie
Vanuit geluid bestaan er voor dit bestemmingsplan geen belemmeringen.

5.5 Externe veiligheid

Kader
Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten.

De norm- en richtwaarden voor het risico van het transport van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt; voor transport over weg, spoor en water). Het Bevt geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. In het Bevt staan twee soorten risico's beschreven waarop norm- en richtwaarden van toepassing zijn. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Naast risiconormeringen kent het Bevt tevens twee extra afstandsbepalingen, de zogenaamde vrijwaringszone en het plasbrandaandachtsgebied. Voor zowel de vrijwaringszone als het plasbrandaandachtsgebied geldt een motivatieplicht wanneer bebouwing gewenst is. Indien nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd in het plasbrandaandachtsgebied moet deze aan extra brandveiligheidseisen volgens het Bouwbesluit voldoen.

Plangebied
In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. De conclusie is dat vanuit het oogpunt van externe veiligheid alleen het transport van gevaarlijke stoffen over het doorgaande spoor relevant is voor het plangebied.

De afstand van het Muntgebouw tot het doorgaande spoor is ruim 800 meter. Op deze afstand leggen de risico's geen beperkingen op voor het plangebied en zal de ontwikkeling niet bijdragen aan de hoogte van het groepsrisico. De locatie bevindt zich niet binnen een plasbrandaandachtsgebied, er geldt daarom geen aanvullende motivatieplicht. Aanvullende eisen met betrekking tot brandwerendheid uit het Bouwbesluit zijn ook niet van toepassing.

Voor het Muntgebouw kunnen alleen de effecten van een incident met giftige stoffen buiten het plangebied tot de locatie reiken. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een gifwolkscenario (>4.000 meter) dat zou kunnen plaatsvinden op de Rijksweg A2 of spoorroute 71 (Breukelen-Betuweroute, Meteren) waarover transport gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gezien de relatief grote afstand van het plangebied ten opzichte van de Rijksweg A2 (circa 1.400 meter) en de spoorroute 71 (circa 950 meter) en het beperkte aantal transporten van zeer giftige stoffen (max. 100/jr) waarbij, in geval van een ongeval, een invloedsgebied van >4.000 meter kan ontstaan, worden aanvullende maatregelen inzake externe veiligheid echter niet noodzakelijk geacht.

Indien zich een incident voordoet zal het advies zijn binnen te schuilen en ramen en deuren te sluiten. Inzet van hulpdiensten zal vooral gericht zijn op de bron om eventuele schadelijke of giftige stoffen neer te slaan. Aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Conclusie
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanwege de externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor het plangebied.

5.6 Luchtkwaliteit

Kader
De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Bij lucht gaat het om de aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de buitenlucht. Wegverkeer is, samen met de achtergrondconcentratie in Utrecht, in belangrijke mate bepalend voor de luchtkwaliteit. Door het plan neemt de intensiteit van het wegverkeer in de omgeving van het plangebied toe.

Het plan moet worden getoetst aan de Wet milieubeheer. Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geeft een opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen, zoals bij bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan kan worden vastgesteld indien:

  • 1. Aannemelijk is gemaakt dat geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • 2. Een project – al dan niet per saldo – niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • 3. Aannemelijk is gemaakt dat de ontwikkelingen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide) in de buitenlucht;
  • 4. Het voorgenomen besluit is genoemd of is niet in strijd is met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Er moet aangetoond worden of op grond van artikel 5.16, lid 1 onder (a, b, c, en/of d) van de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor de uitvoering van het plan.

De Utrechtse gemeenteraad heeft in 2015 via een motie (2015-78) de opdracht gegeven om lagere blootstellingswaarden voor fijnstof te realiseren waarbij gekeken wordt naar de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) advieswaarden. Er zal ook gekeken moeten worden in hoeverre dit plan bijdraagt aan de ambitie van de gemeente ten aanzien van de WHO advieswaarden voor fijn stof.

Plangebied
In de huidige situatie brengt het Muntgebouw circa 590 motorvoertuigen per etmaal met zich mee. In de toekomstige situatie worden dat circa 820 motorvoertuigen per etmaal.

De extra verkeersaantrekkende werking als gevolg van de mogelijk gemaakte ontwikkelingen in het bestemmingsplan voor het Muntgebouw bedraagt circa 230 motorvoertuigen per etmaal. Met de NIBM-tool is worst case nagegaan wat deze verkeersaantrekkende werking voor effect heeft op de luchtkwaliteit op de dichtstbijzijnde grotere wegen (Graadt van Roggenweg). In het plangebied zelf is de luchtkwaliteit beter. De uitkomsten van deze berekening zijn hieronder opgenomen en de conclusie is dat de ontwikkelingen Niet in Betekende Mate bijdragen aan de luchtkwaliteit (zie hiervoor ook bijlage 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0018.png" NIBM Worst-case berekening bijdrage extra verkeer

Met de NSL-monitoringstool 2020 zijn de berekende concentraties op de dichtstbijzijnde wegen (Graadt van Roggenweg) van het plangebied in kaart gebracht voor de jaren 2020 en 2030. Deze concentraties zijn opgenomen in de onderstaande tabel.

  NO2 in µg/m3   PM10 in µg/m3   PM2,5 in µg/m3  
2020   28,0 – 34,7   20,0 – 21,2   12,1 – 12,6  
2030   17,8 – 20,7   17,4 - 18,4   9,8 - 10,1  

 

De luchtkwaliteit voldoet in de omgeving van het plangebied ruimschoots aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. In 2020 wordt niet voldaan aan de WHO-advieswaarden voor PM10 en PM2,5. In 2030 wordt wel voldaan aan de WHO-advieswaarden voor PM10, maar op één rekenpunt langs de Graadt van Roggenweg nog niet aan de WHO-advieswaarde voor PM2,5. Door de Niet In Betekenende Mate bijdrage van het plan op de concentraties langs de Graadt van Roggenweg zal de PM2,5-concentratie daar licht verslechteren boven de WHO-advieswaarde. Door de gemeente Utrecht is in december 2020 een aanvullend luchtmaatregelpakket “Utrecht kiest voor gezonde lucht” vastgesteld, waarmee een versnelling in het behalen van de WHO-advieswaarden wordt nagestreefd. Ook neemt de gemeente Utrecht deel in het Schone Lucht Akkoord, waarin eveneens maatregelen zijn opgenomen voor lokale bronnen om versneld de luchtkwaliteit te verbeteren en in 2030 een gezondheidswinst van 50% te realiseren t.o.v. 2016. Deze maatregelen zijn nog niet verwerkt in de NSL-monitoringstool 2020, maar zullen worden meegenomen in de NSL-monitoringstool 2021. De verwachting is dat met deze maatregelen in en rond het plangebied zal worden voldaan aan de WHO-advieswaarden in 2030 voor zowel PM2,5 als PM10.

Conclusie
Er zijn geen juridische belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan Het Muntgebouwt, omdat voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer en het plan Niet In Betekenende Mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Ook zal naar verwachting in 2030 voldaan worden aan de WHO-advieswaarden voor fijnstof.

5.7 Bodem

Kader
Bij het bestemmingsplan wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  • Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat, moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels ná 1987 is ontstaan, is een "nieuw geval". Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan moeten worden gemaakt.
  • Overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er ook sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt functiegericht en kosteneffectief.
  • Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn, ongeacht de risico's, niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
  • Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor nieuwbouw moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden verricht. Na de eventuele sloop van bestaande opstallen moet ter plaatse van de gesloopte opstallen een aanvullend onderzoek worden uitgevoerd. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is. Als voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabijgelegen grondwaterverontreinigingen.

Plangebied
De locatie van de Rijksmunt had tot circa 1870 een agrarisch gebruik. In de periode 1871–1907 was op de locatie een Beetwortelsuikerfabriek gevestigd. In 1909 verhuisde de Rijksmunt naar deze locatie.

Op de locatie is een aantal grond- en grondwateronderzoeken uitgevoerd in de periode 1991 t/m 2021. Hierbij zijn alleen ter plaatse van de voormalige muntproductie en ter plaatse van twee voormalige olietanks inpandige boringen verricht. Uit de beschikbare onderzoeksrapporten blijkt dat de bodemopbouw variabel is, bestaande uit grond gemengd met antropogene materialen zoals puin, steenkool, hout en baksteen. Deze bijmengingen hangen samen met ophogingen van de locatie die in de voorgaande eeuwen hebben plaatsgevonden. De bijmengingen worden tot de grondwaterstand aangetroffen. Het lokale grondwaterniveau is ongeveer 3 m-mv (meter beneden maaiveld).

Ter plaatse van het voormalige smelthuis en de loods op de zuidoostzijde van het terrein (zie afbeelding) is voor de nieuwbouw in 2005 een bodemsanering uitgevoerd waarbij de 1 meter dikke toplaag en een daarin liggende ondergrondse tank zijn verwijderd. In de putbodem is plaatselijk nog een sterk verhoogd kopergehalte achtergebleven. In het grondwater werd geen verontreiniging aangetroffen. Risico's voor gebruikers zijn op basis van deze gegevens niet te verwachten. De restverontreiniging behoeft geen actieve nazorg. De bebouwing op deze locatie is voorzien van een circa 0,5 meter dikke betonvloer. De saneringsevaluatie is goedgekeurd door de Gemeente Utrecht en geconcludeerd werd dat de doelstellingen behaald zijn. Installaties en bijbehorende bovengrondse opslagtanks zijn verwijderd na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van De Munt. Op de onderzoekslocatie zijn geen ondergrondse brandstoftanks meer aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0019.png"
Locatie smelthuis en loods

Door Ramboll is in 2020 een bureauonderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit ter plaatse van de loods en het smelthuis (zie hiervoor bijlage 10).

Door AV consulting is in 2020 een eindsituatie bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van de Koninklijke Nederlandse Munt (AV consulting, 20.720, -EIND.01A). De RUD Utrecht heeft vastgesteld dat de eindsituatie in voldoende mate is vastgelegd en heeft geen eis tot nader onderzoek of sanering opgelegd.

Voor de toepassing van grond van buiten de locatie is de Nota Bodembeheer van toepassing.

Het gebied ligt in de dynamische zone van het Gebiedsplan Gebiedsgericht Grondwaterbeheer. Dit betekent dat bij bouwbemalingen, grondwateronttrekkingen en voor de aanpak of verplaatsing van grondwaterverontreiniging de gebiedsgerichte aanpak van toepassing is en dat aansluiting gezocht kan worden bij het Gebiedsplan. Binnen de dynamische zone geldt een dieptebeperking voor het doorboren van de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerend pakket op een diepte van circa 50 meter. Bodemenergiesystemen mogen alleen aangelegd worden in het eerste watervoerend pakket.

PFAS
Bij de onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd is geen aandacht besteed aan PFAS. Als uit een historisch bodemonderzoek blijkt dat op de locatie een verontreiniging met PFAS kan zijn ontstaan, bijvoorbeeld bij bluswerkzaamheden, dan zal aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van PFAS moeten worden uitgevoerd. Voor het overige gelden de regels zoals vermeldt in de notitie 'Aanvulling bodemkwaliteitskaart en nota bodembeheer gemeente Utrecht (25 februari 2020).

Ondergrond
De ondergrond biedt kansen voor duurzame energie (bodemenergie), waterberging (klimaatadaptatie), ruimte voor groen en ondergrondse infrastructuur (kabels en leidingen, parkeerkelders). Bij plannen voor benutting van de ondergrond wordt geadviseerd het ondergronds ruimtegebruik mee te nemen in het planontwerp, zodat meervoudig ondergronds gebruik geen belemmering of nadelige beïnvloeding op elkaar heeft.

Conclusie
Op basis van de beschikbare bodemonderzoeksgegevens blijkt dat de grond over het algemeen licht tot matig verontreinigd is. Plaatselijk zijn sterk verhoogde gehalten aan zware metalen aanwezig. Als er graafwerkzaamheden worden verricht, gesloopt wordt of het pand wordt uitgebreid, gelden o.a. de regels van de Wet Bodembescherming, het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit en de Nota bodembeheer 2017-2027. Op de plaatsen waar vloeren en fundering in stand blijven is de uitvoering van een bodemonderzoek vooralsnog niet noodzakelijk. De bodemgesteldheid is in voldoende mate vastgelegd. Op basis van beschikbare gegevens, worden voor het aspect bodem en grondwater geen nadelige milieugevolgen verwacht voor de toekomstige activiteiten van het plangebied. 

5.8 Natuurbescherming

Kader
Op grond van de Wet natuurbescherming moeten initiatiefnemers onderzoek doen naar de effecten van hun activiteiten op beschermde dier- en plantensoorten en beschermde gebieden. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet van tevoren duidelijk zijn dat de Wet natuurbescherming niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan. Daarnaast moet worden gekeken naar de regels in de Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht.

Beschermde dier- en plantensoorten
Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet er worden onderzocht:

  • 1. of er beschermde soorten voorkomen in het plangebied;
  • 2. of er verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming worden overtreden;
  • 3. of er vrijstellingen gelden of dat er een ontheffing nodig is.

Als er een ontheffing nodig is, moet aannemelijk zijn dat deze verleend zal worden. Daarnaast moet er duidelijkheid zijn over eventuele ontheffingsvoorwaarden en het treffen van mitigerende maatregelen.

Utrechtse soortenlijst
In de voormalige Flora- en faunawet werden soorten beschermd die niet meer beschermd zijn onder de Wet natuurbescherming, die per 1 januari 2017 in werking is getreden. Hieronder vallen diverse kwetsbare soorten die voor Utrecht erg belangrijk zijn. Deze soorten zijn in de Utrechtse soortenlijst genoemd.

De gemeenteraad heeft besloten dat bij gemeentelijke ruimtelijke plannen de Utrechtse soortenlijst bij het onderzoek en ontwikkelingen wordt betrokken zodat de soorten zo goed mogelijk beschermd worden.

Bij ruimtelijke plannen van derden beveelt de gemeente nadrukkelijk aan om de Utrechtse soortenlijst mee te nemen in onderzoek en ontwikkelingen. Wanneer de Utrechtse soortenlijst niet wordt meegenomen in het plan of project, dan wordt dit gemotiveerd.

De Utrechtse Soortenlijst en overige informatie is te vinden op de gemeentelijke website onder Groenbeleid. https://www.utrecht.nl/fileadmin/uploads/documenten/bestuur-en-organisatie/beleid/omgevin

Beschermde gebieden

Natura 2000-gebieden
Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt door middel van een zogenaamde 'voortoets' bekeken of een passende beoordeling van dat plan moet worden gemaakt. Een passende beoordeling moet worden gemaakt als de waarschijnlijkheid of het risico bestaat dat het plan significante gevolgen heeft voor een of meerdere Natura 2000-gebieden (al dan niet in combinatie met andere plannen of projecten).

Het bestemmingsplan kan in beginsel alleen worden vastgesteld als er zekerheid bestaat dat de natuurlijke kenmerken van het betreffende gebied niet worden aangetast. Als er een passende beoordeling nodig is, geldt er ook een plan-merplicht (artikel 7.2a Wet milieubeheer (Wm)).

Als het plan een herhaling of voortzetting is van een plan of project waarvoor al eerder een passende beoordeling is gemaakt, hoeft er niet opnieuw een passende beoordeling te worden gemaakt (voor zover deze redelijkerwijs geen nieuwe gegevens of inzichten kan opleveren over de significante gevolgen ervan).

Nationaal Natuur Netwerk (v.m. EHS) en Groene Contour
In de Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht (artikel 6.1 en verder) zijn regels vastgelegd waar (afwijkingen van) bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Plangebied
Beschermde dier- en plantsoorten
Voor het plangebied is een quickscan en nader onderzoek uitgevoerd (zie bijlagen 8 en 9). In de quickscan is onderzocht of er beschermde natuurwaarden aanwezig zijn in het plangebied. Ook is nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt, mogelijke negatieve effecten kan hebben op beschermde natuur buiten het plangebied. Het nader onderzoek is uitgevoerd om vast te stellen of dat uit de quickscan naar voren komende mogelijk aanwezige beschermde soorten daadwerkelijk aanwezig zijn.

Vogels
Naar het voorkomen van vogels met jaarrond beschermde nesten is nader onderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt dat in het plangebied geen soorten nestelen met een jaarrond beschermd nest.

Rondom het plangebied kunnen vogels broeden. Om overtreding van de wet te voorkomen wordt geadviseerd om de geplande ruimtelijke ontwikkeling buiten de broedperiode te starten. Op deze manier worden geen in gebruik zijnde nesten beschadigd of vernield.

Vleermuizen
In het gebouw is een zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Deze verblijfplaats wordt behouden en zal niet worden aangetast. Er is daarom geen ontheffing van de Wet natuurbescherming benodigd.

Overige beschermde soorten
In en nabij het plangebied kunnen ook soorten voorkomen die zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming, maar waarvoor een provinciale vrijstelling van de verboden geldt voor werkzaamheden die men uitvoert in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Door de provinciale vrijstelling staat de aanwezigheid van deze soorten de geplande ontwikkeling niet in de weg.

De zorgplicht van de Wet natuurbescherming is altijd van toepassing. Iedereen moet voldoende zorg in acht nemen voor alle in het wild levende dieren, planten en hun leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld door de werkzaamheden te verrichten buiten kwetsbare periodes (het voortplantings- en winterslaapseizoen). Ook kan er gefaseerd worden gewerkt om dieren de kans te geven om te vluchten. Verder kunnen bij (de start van) werkzaamheden in de broedperiode, broedende vogels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. Als dit leidt tot aantasting van de gunstige staat van instandhouding van deze vogelsoort, is een dergelijk nest strikt beschermd volgens de Wet natuurbescherming. De broedperiode loopt globaal van half maart tot half augustus. Er is hiervoor geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Wet natuurbescherming. Wij adviseren daarom om de werkzaamheden buiten de broedperiode te starten.

Utrechtse Soortenlijst
Tijdens één van de veldbezoeken zijn op één van de muren direct ten noorden van het plangebied tongvaren en steenbreekvaren aangetroffen. Aan deze muur zijn geen werkzaamheden voorzien, die deze soorten in gevaar brengt. Mochten de groeiplaatsen van deze soorten toch worden aangetast, dan moet worden voldaan aan het gemeentelijke beleid over de Utrechtse soortenlijst.

Bescherming houtopstanden
Bij deze ruimtelijke ontwikkeling wordt geen houtopstand geveld waarop de regels van de Wet natuurbescherming van toepassing zijn. De bescherming van houtopstanden vormt dan ook geen beperking voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.

Beschermde gebieden
Er is getoetst in hoeverre de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen beschermde gebieden beïnvloedt of daar negatieve effecten op heeft.

Natura 2000
Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied is Oostelijke Vechtplassen, dat op circa 5 kilometer afstand van het plangebied ligt. Per 1 juli 2021 is de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering in werking getreden. Onderdeel van deze wet is de vrijstelling voor bouw-sloop en eenmalige aanlegactiviteiten. Hierdoor speelt in het vergunningstraject voor het aspect stikstof alleen nog de depositie in de gebruiksfase een rol. Hierbij is wel van belang dat zo schoon mogelijk materieel wordt toegepast. Er is met de AERIUS tool een berekening gemaakt voor de aanleg- en gebruiksfase (zie bijlage 6). Hieruit volgt dat er zowel in de aanlegfase en gebruiksfase geen significante verslechtering plaatsvindt in enig Natura 2000-gebied. Er zijn daarom vanwege stikstof vanuit de Wet natuurbescherming geen belemmeringen voor vaststelling van het bestemmingsplan.

Natuur Netwerk Nederland (NNN)
In de omgeving van het plangebied is geen Natuurnetwerk Nederland of ander provinciaal beschermde natuur aanwezig. De provinciale bescherming van deze gebieden staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg en nader onderzoek hiernaar is niet noodzakelijk

Stedelijke groenstructuur
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de groenstructuur. De (wenselijke) verbinding die deels over het terrein van het Muntgebouw loopt is bedoeld om de groenstructuren langs ondere andere de Muntkade en langs en in de Leidsche Rijn met elkaar te verbinden. Wel bestaat de wens om deze groenstructuren verder te versterken. Hier kan de tuininrichting en het diervriendelijk bouwen bij het Muntgebouw ook een bijdrage aan leveren.

Diervriendelijk bouwen
Met de herontwikkeling van het Muntgebouw wordt bijgedragen aan de natuur in de stad. Deze maatregelen worden gerealiseerd binnen de monumentale tuin en aan de huidige logistieke hal op het achterterrein. Met het tuinontwerp langs het monumentale hekwerk worden de groenstructuren van het Merwedekanaal en de Leidsche Rijn versterkt. Er worden bloemen en planten aan toegevoegd die vanuit ecologie een meerwaarde hebben (o.a. voor insecten). In de gevel van de bestaande logistiek hal worden nest- en verblijfplaatsen voor de dwergvleermuis aangebracht. Het lagere deel van de logistieke hal wordt voorzien van een groen dak, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het beperken van hittestress en het vergroten van de waterbuffercapaciteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0020.png"
Uitsnede Groenstructuurvisie

Conclusie
Natuurbescherming vormt geen belemmering om dit bestemmingsplan vast te stellen.

5.9 Bomen

Kader
Volgens de nota 'Bomenbeleid Utrecht 2009' is bij ruimtelijke plannen een 'Bomenparagraaf' noodzakelijk. Hierin moet een uitspraak gedaan te worden over de wijze waarop rekening wordt gehouden met het belang van de bomen.

Plangebied
De bomen binnen het plangebied zijn geïnventariseerd. Tijdens de inventarisatie is gekeken naar onder andere de leeftijd, kwaliteit en omvang van de bomen. Daarnaast is gekeken of de bomen een monumentale status hebben en/of onderdeel zijn van een belangrijke structuur. Alleen de bomen (met boomnummers 23 t/m 30) op de kavel van het Muntgebouw, zijn in eigendom bij de ontwikkelaar. De boom met boomnummer 27 (Prunus avium) maakt onderdeel uit van de boomstructuur. Dit geldt ook voor de boom met boomnummer 28 (Magnolia). De bomen met boomnummers 1 t/m 9, die ook binnen het plangebied liggen, zijn gemeentelijke bomen.

De bomen langs de Muntkade (boomnummers 18 t/m 21) zijn in eigendom bij Rijkswaterstaat en de overige bomen zijn gemeentelijke bomen. Deze liggen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. De bomen langs de Muntkade behoren tot de ruimtelijke structuur als onderdeel van de bomenlijnstructuur en maken onderdeel uit van de ecologische structuur. Een inschatting is dat geen boom ouder is dan 80 jaar en daarmee geen boom een monumentale status heeft. Voor de herontwikkeling hoeft geen boom te wijken. Wel gaat de gemeente met bewoners uit de Steijnstraat in overleg over het eventueel vervangen van de krentenboompjes (boomnummers 1 t/m 9). Dit kan er echter ook toe leiden dat de krentenboompjes behouden blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0021.png"
Bomen binnen en rond het plangebied

Conclusie
Alle bomen binnen het plangebied kunnen behouden blijven. Wel gaat de gemeente met bewoners uit de Steijnstraat in gesprek over het eventueel vervangen van de krentenboompjes. Daarnaast worden er op het terrein van het Muntgebouw waar mogelijk extra bomen aangeplant.

5.10 Water

Kader
Door ruimtelijke ontwikkelingen kan het functioneren van het watersysteem onder druk komen te staan. Het doel van de 'Watertoets' is het waarborgen van water gerelateerd beleid en water gerelateerde beheeraspecten door ruimtelijke ontwikkelingen vroegtijdig en evenwichtig te toetsen aan de relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten.

Ruimtelijke plannen moeten wettelijk voorzien zijn van een 'Waterparagraaf' (zie bijlage 11), een ruimtelijke onderbouwing van de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie. Met de watertoets worden de waterhuishoudkundige gevolgen van plannen vroegtijdig inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en in het wateradvies van de waterbeheerders opgenomen.

Door afstemming met de waterbeheerder wordt voorkomen dat door een ruimtelijke ontwikkeling de kansen voor de waterhuishouding niet worden benut en de bedreigingen niet worden herkend. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem tijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.

Plangebied

Oppervlaktewater
In de directe omvang van het plangebied bevindt zich oppervlaktewater. Het betreft hier het Merwedekanaal, een primaire watergang, die in beheer en onderhoud is bij Rijkswaterstaat. Net buiten het plangebied aan de noordoostzijde is de Leidsche Rijn gelegen, ook een primaire watergang, in beheer en onderhoud bij het waterschap (HDSR).

Peilgebied
Het plangebied ligt in het peilgebied Utrecht en Kromme Rijn (UKR_001) met een flexibel peil van minimaal +0,51 m NAP en maximaal +1,32 m NAP. Ter hoogte van het plangebied is het gemiddelde peil +0,55 m NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0022.jpg"
Plangebied binnen peilgebied (bron: peilbesluit Utrecht Kromme Rijn HDSR)

Grondwater 

1e watervoerend pakket
Het langjarige grondwaterregime in de diepere ondergrond wordt gereguleerd door de grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket (1e WVP). De gemeente Utrecht beschikt sinds 1962 over een peilbuizenmeetnet. Sinds 2002 worden de grondwaterstanden automatisch opgeslagen door dataloggers die tweemaal per dag het grondwaterpeil registreren.

De gemiddelde, langjarige stijghoogte van het 1e WVP zijn afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen en vastgelegd in de 'Grondwatercontourkaart gemeente Utrecht' (31-07-2019).

Op basis van deze kaart worden voor het plangebied de volgende gemiddelde stijghoogten en seizoens-variatie verondersteld:

  • droge periode, gemiddelde lage grondwaterstand (GLG) = -0,10 NAP m;
  • gemiddelde periode, gemiddelde grondwaterstand (GGG) = +0,15 NAP m;
  • natte periode, gemiddelde hoge grondwaterstand (GHG) = +0,35 NAP m;

De grondwaterstroming in het plangebied is van zuidoost naar noordwest en varieert in natte perioden.


Freatisch pakket
De momentane, freatische grondwaterstand is afhankelijk van het neerslagverloop, de bodemopbouw en de aard en omvang van afwatering- en ontwateringsvoorzieningen. Slecht doorlatende lagen als klei en veen belemmeren de interactie met het 1WVP en kunnen een lokale schijngrondwaterstand creëren. Bodemonderzoek moet uit wijzen wat de lokale bodemgesteldheid is en wat de consequenties hiervoor zijn voor de freatische grondwaterstand en de toepasbaarheid van IT-riolen en wadi's.

Drooglegging en ontwateringsdiepte
Een droge ondergrond is een belangrijke randvoorwaarde voor het faciliteren van een bestemming van een gebied. Voldoende drooglegging en ontwateringsdiepte in een plangebied is van groot belang om grondwateroverlast te voorkomen, juist bij de toepassing van een kelder. Daarnaast is de verwachting dat in de toekomst grondwaterstanden in de zomer soms te ver kunnen gaan uitzakken met droogteschade tot gevolg. Het vasthouden van regenwater voor nuttig gebruik, zoals voor groen, is ook daarom van belang.

De drooglegging, het verschil tussen maaiveld en streefpeil, moet volgens de norm van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden minimaal 1,0 m te zijn. De ontwateringsdiepte, het hoogteverschil tussen maaiveld en de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG), moet volgens de norm van de gemeente Utrecht minimaal 0,7 m te bedragen. De 3 straten waaraan het perceel van het Muntgebouw grenst variëren in weghoogte van +1,75m tot +3,08 m NAP, gemiddeld is dat +2,42m NAP. De gemiddelde ontwateringsdiepte in het plangebied is dan +2,42m – 0,36m(GHG) = 2,06 m. Deze voldoet in de huidige situatie ruim aan de gestelde norm van minimaal 0,7 m.

Wanneer binnen het plangebied aanvullend bodemonderzoek verricht moet worden, kan ter plaatse de bodemsamenstelling, de doorlatendheid en de geschiktheid voor infiltratie nader bepaald worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0023.jpg"

Gemiddelde hoge grondwaterstand binnen plangebied (bron: Isohypsenkaart gemeente Utrecht)

Riolering
Het plangebied ligt in bemalingsgebied 2, dat is bemalingsgebied Hagelstraat dat primair uit een gemengd rioolstelsel bestaat. Tijdens droogweersituaties voert het rioolstelsel zijn afvalwater onder vrij verval af richting het noordoosten naar rioolgemaal Hagelstraat. In het geval van hevige neerslag loost het gemengde stelsel zijn afvalwater via overstorten op de Leidsche Rijn en op het Merwedekanaal.

De actuele rioolsituatie is weergegeven op onderstaande afbeelding. In de Muntkade en in de Leidsche weg ligt een gemengd rioolstelsel. Er wordt geadviseerd om van de bestaande rioolaansluitingen gebruik te maken voor de afvoer van vuilwater.

Het hemelwater en het vuile water moeten gescheiden aangeboden worden. Het hemelwater moet zoveel als mogelijk afgekoppeld worden en infiltreren in de bodem op eigen terrein, dat is de eerste keuze. Of als tweede keuze afvoeren naar het oppervlaktewater. Overtollig regenwater dat echt niet geïnfiltreerd, geborgen of afgevoerd kan worden naar oppervlaktewater, mag aangesloten worden op het gemengde rioolstelsel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0024.jpg"

Gemeentelijke riolering rondom het plangebied (bron: RIOB gemeente Utrecht)

Voor installatietechnische eisen voor leidingwerk binnen het perceel geldt het Bouwbesluit en de voorschriften in de omgevingsvergunning voor de Wabo activiteit bouw. In de aanvraag om omgevingsvergunning moet het leidingplan voor riolering en hemelwater tot en met de grens van het terrein of erf zijn uitgewerkt. Voorschriften en instructies voor het aan (laten) sluiten op openbare voorzieningen voor de inzameling, transport of verwerking van afvalwater worden gesteld in de omgevingsvergunning. Onder meer worden voorschriften aan plaats, aanlegdiepte en diameter van leidingwerk ter plaatse van de grens van het erf in de omgevingsvergunning gesteld wanneer sprake is van aansluiting op openbare riolering en afvalwater die op riolering kan en mag worden gebracht.

Voor de afvoer of verwerking van huishoudelijk afvalwater, eventueel bedrijfsafvalwater, en hemelwater gelden de op de activiteit betrekking hebbende algemene lozingsregels van het Activiteitenbesluit Milieubeheer, het Besluit Lozen Afvalwater Huishoudens of het Besluit Lozen Buiten Inrichtingen.

Het hemelwater mag niet aangesloten worden op het gemengde stelsel en zal met een voorziening geïnfiltreerd moeten worden in de bodem.

Wateropgave
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is de wateropgave en de benodigde watercompensatie afhankelijk van de aard en omvang van de toename aan verhard, afvoerend oppervlak en van de omgang met het hemelwater in de nieuwe situatie. Om de waterhuishouding op orde te houden en wateroverlast te voorkomen, zijn op grond van de Keur bij een verhardingstoename van meer dan 500 m2 maatregelen vereist (dit is de ondergrens voor watercompensatie binnen de bebouwde kom).

Berekende wateropgave
Bij het berekenen van de watercompensatie volgens de KEUR is de minimale ontwerp voorwaarde 45 mm berging per m2 toename verhard oppervlak of als het uitgevoerd wordt in oppervlaktewater, dan betreft het 15% van de toe te voegen verharding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0025.jpg"

Oppervlaktetabel bestaande situatie en nieuwe situatie plangebied.

Inzake de KEUR hoeven er geen compensatiemaatregelen uitgevoerd te worden.

Klimaat adaptief inrichten
De voorgenomen ontwikkeling moet "klimaat adaptief" worden ingericht. Een combinatie van groen, water, slimme kavelinrichting en ontwerp van de toekomstige gebouwen kan ingezet worden om wateroverlast en calamiteiten in de toekomst te voorkomen. Het gebied moet zo ingericht worden dat zelfs bij een zeer extreme regenbui er geen schade optreedt.

Het waterschap en de gemeente stellen hier de volgende eisen aan:

  • het vloerpeil van panden ligt minimaal 0,15 m boven straatpeil;
  • het gebied moet zo ingericht worden dat zelfs bij een zeer extreme regenbui er geen schade optreedt. Hieraan wordt voldaan, als een extreme bui van 80 mm in één uur, verwerkt kan worden zonder dat er schade optreedt in gebouwen en vitale infrastructuur, zoals nutsvoorzieningen, door instromend regenwater en er ook geen gezond- en veiligheidsrisico's kunnen optreden, zoals bijvoorbeeld door opdrijvende putdeksels. Een bui van 80 mm per uur is tot op heden de zwaarste bui die door een weerstation van het KNMI is geregistreerd (Herwijnen, 2011);
  • bij voorkeur moet er 100%, maar minimaal 90% van de jaarlijkse neerslag over het totaal verhard oppervlak opgevangen en geïnfiltreerd worden. Dat is 15 mm ten opzichte van verhard oppervlak binnen het plangebied. Voor dit plangebied gaat het om 0,015 x 9150 m2 = 137 m3 vasthouden en verwerken;
  • ledigingstijd buffer, maximaal 48 uur. De buffer moet hierna weer volledig beschikbaar zijn voor nieuwe buien.

Suggesties voor de ontwikkelaar voor klimaatadaptief inrichten zijn:

  • 1. bij het vergroenen van de binnenplaats zorgdragen voor infiltratie van hemelwater in de bodem;
  • 2. aan de buitenzijde van de gevels langs de Leidseweg en de Muntkade bevinden zich hemelwaterafvoeren. Door hemelwaterafvoeren bovengronds af te zagen, kan hemelwater bovengronds afvloeien en infiltreren op eigen terrein in de tuin die grenst aan de openbare ruimte. Als dit past binnen het tuinontwerp (en geen monumentale waarden schaadt) is wadiaanleg een goede optie; Op deze manier wordt het hemelwater op een natuurlijke wijze gezuiverd en geïnfiltreerd;
  • 3. of als tweede keus het bundelen van hemelwaterafvoeren en naar het oppervlaktewater toe afvoeren;
  • 4. de buitenruimtes (waaronder parkeerplaatsen) voorzien van groen, half verharding, waterpasserende verharding of waterdoorlatende verharding.

Om vervuiling van afstromend hemelwater en verslechtering van de waterkwaliteit te voorkomen, mogen geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, lood en koper) worden toegepast voor dak, dakgoot en regenpijp. Doordat het Muntgebouw is aangewezen als Rijksmonument, moet de monumentale waarde van deze bouwmaterialen bij de afweging betrokken worden.

Klimaatadaptatie en klimaatstresstest
Het klimaat verandert: hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we, ook volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is klimaatverandering merkbaar.

Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en om hieraan te werken. Dit beleid is vorig jaar vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en water robuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft de volgende doelen:

  • de bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
  • uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.

De gemeente Utrecht heeft samen met 9 andere overheden deze deltabeslissing onderschreven en werkt samen in de Coalitie Regio Utrecht aan de opgaven.

Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg te krijgen. Daarom wordt geappelleerd aan een duurzame manier van bouwen waar klimaatadaptie een onderdeel van is. Groene daken en vertraagt afvoeren maken hier een onderdeel van uit.

Het waterschap en de gemeente Utrecht hebben de klimaatstresstest uitgevoerd voor de hele gemeente. Dat houdt in dat er een regenbui valt met een constant intensiteit, de totale hoeveelheid water daarbij is 8 0mm. Op onderstaande afbeelding is het deel van de stad te zien waarin het plangebied van het Muntgebouw ligt. De blauwe kleuren geven aan waar na het einde van de regenbui het water op maaiveld blijft staan. Hoe donkerder de kleur blauw, hoe groter de waterdiepte is.

Binnen het plangebied zijn er weinig problemen. Alleen achter de poort aan de Muntkade blijft er veel water staan, mogelijk ligt het maaiveld daar veel lager dan de rest van het binnenterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0026.jpg"
Rekenresultaat water op straat berekening bij 80 mm blokbui

Daarnaast kan, afhankelijk van de nieuwe inrichting van de binnenplaats de wateroverlast op het perceel en in de omgeving toenemen. Maar ook kan door een aangepaste inrichting de wateroverlast juist afnemen, bijvoorbeeld door extra oppervlakkige waterberging of infiltratievoorzieningen te creëren, zodat het water de tijd krijgt te infiltreren.

Dit vraagt om maatwerk bij de uitwerking. De openbare ruimte en de gebouwen moeten daarom klimaatbestendig worden aangelegd. Zodat ze bestand zijn tegen een warmer klimaat en de bijbehorende grotere weersextremen.

Conclusie
De voorgenomen toekomstige ontwikkeling heeft geen negatief effect op de waterhuishouding. Wel is belangrijk dat het terrein klimaatadaptief wordt ingericht.

5.11 Archeologie

Kader
In 1992 heeft Nederland het Europese Verdrag van Malta ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is een betere bescherming van het Europese archeologische erfgoed door een structurele inpassing van de archeologie in ruimtelijke ordeningstrajecten. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat archeologische waarden zoveel mogelijk in situ in de bodem bewaard dienen te blijven. Alleen als behoud in situ niet mogelijk is, wordt overgegaan tot behoud van de archeologische informatie ex situ, door middel van opgraven en bewaren in depot. Een ander uitgangspunt is dat het onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden in een zo vroeg mogelijk stadium dient plaats te vinden, zodat hiermee bij de planontwikkeling rekening gehouden kan worden. Een derde uitgangspunt is het 'de verstoorder betaalt principe'. Alle kosten die samenhangen met archeologisch onderzoek dienen te worden betaald door de initiatiefnemer van de geplande bodemingrepen. Ten slotte richt het Verdrag van Malta zich ook op een toename van kennis, herkenbaarheid en beleefbaarheid van het archeologische erfgoed.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet heeft betrekking op archeologie op het land en onder water. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Op grond van Hoofdstuk 9 Overgangsrecht blijft artikel 38a van de Monumentenwet 1988 van toepassing tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Artikel 38a schrijft voor dat in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met in de grond te aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

Verordening en bestemmingsplan
De gemeente Utrecht heeft ervoor gekozen ter bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen een verordening op te stellen voor het hele grondgebied van de gemeente. In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de verordening en een regel opgenomen (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). In deze dubbelbestemming is opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachtingen. Met deze specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Door de verordening en de daarbij behorende archeologische waardenkaart is de bescherming van de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem van de gemeente Utrecht gewaarborgd en zijn verstoringen van de bodem vanaf een op de archeologische waardenkaart aangegeven oppervlakte en diepte vergunningplichtig.

Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht ligt ten grondslag aan de verordening op de archeologische Monumentenzorg. Deze waardenkaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarde (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan in tientallen jaren archeologisch onderzoek in de stad. Hij geeft inzicht in de ligging van beschermde archeologische rijksmonumenten, gebieden van hoge archeologische waarde, gebieden van hoge archeologische verwachting en gebieden van archeologische verwachting en bij welk te verstoren oppervlakte en diepte een vergunningsplicht geldt. In de op de waardenkaart aangeduide gebieden waar een vergunningplicht geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning vereist worden om resten uit het verleden op te laten sporen en zo nodig veilig te stellen.

Beschermde archeologische rijksmonumenten worden op grond van de Erfgoedwet beschermd. Op grond van Hoofdstuk 9 Overgangsrecht blijven paragraaf 2 en 3 van hoofdstuk II van de Monumentenwet 1988 van toepassing tot inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hierin staat dat aantasting van de beschermde archeologische monumenten niet is toegestaan. Voor wijziging, sloop of verwijdering van een archeologisch Rijksmonument moet een vergunning worden aangevraagd waarop de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beslist.

Hoge archeologische waarde
Gebieden van hoge archeologische waarde (rood) zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Hier geldt een archeologievergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm.

Hoge archeologische verwachting
Gebieden van hoge archeologische verwachting (geel) zijn zones waar op grond van eerder uitgevoerd archeologisch onderzoek dan wel op basis van historisch geografisch onderzoek archeologische waarden te verwachten zijn (er wordt een middelhoge tot hoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Hier geldt een archeologievergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm.

Archeologische verwachting
Bij gebieden met een archeologische verwachting (groen) zijn de verwachtingen lager (er wordt een middelhoge dichtheid aan archeologische vondsten of sporen verwacht). Hier geldt een archeologievergunningsplicht bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 50 cm. Daarnaast zijn op de kaart witte gebieden aangewezen. Voor deze zones geldt geen verwachting en geen vergunningstelsel.

Gearceerde gebieden
Bij gebieden met een arcering worden de archeologische resten verwacht binnen 30 cm beneden ten opzichte van het maaiveld.

Plangebied
Het plangebied van het Muntgebouw bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart gedeeltelijk in een zone met een archeologische verwachting en deels in een zone met hoge archeologische verwachting. Voor gebieden met een archeologische verwachting geldt dat een archeologievergunning noodzakelijk is bij bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 50 cm beneden het huidige maaiveld. In de noordwestelijke hoek en noordoostelijke hoek van het plangebied ligt een zone met een hoge archeologische verwachting. Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 50 cm beneden het huidige maaiveld een archeologievergunning verplicht wordt gesteld.

Als de bodemwerkzaamheden vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek dan geldt ook nog de meldingsplicht bij het onverwacht aantreffen van archeologische resten. Als bij de uitvoering van de werkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen, dan moet overeenkomstig artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. afdeling Erfgoed, gemeente Utrecht, 030-2862756/archeologie@utrecht.nl worden gedaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0027.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0028.png"
Plangebied Leidseweg 90 / Muntgebouw op de gemeentelijke archeologische waardenkaart

Conclusie
Afhankelijk van de omvang en diepte van de bouw- sloopwerkzaamheden kan er een archeologievergunning nodig zijn.

5.12 Kabels en leidingen

Kader
De aanwezige kabels en leidingen in het plangebied zijn inzichtelijk gemaakt via een Klic-melding.

Plangebied
Binnen het plangebied liggen diverse relevante kabelverbindingen. Met de herontwikkeling van het Muntgebouw worden deze niet geraakt. Voor het opnieuw inrichten van de buitenruimte moet wel naar de aanwezige kabels en leidingen gekeken worden.


Conclusie
Er liggen geen hoofdkabels of leidingen in het gebied die moeten worden beschermd via een regeling in het bestemmingsplan.

5.13 Kwaliteit van de leefomgeving

Kader
In het kader van kwaliteit van de leefomgeving wordt door de gemeente in ruimtelijke plannen in belangrijke mate steeds meer aandacht gevraagd voor de aspecten zon en schaduw, sociale veiligheid en windhinder omdat dit aspecten zijn die de kwaliteit van de openbare ruimte beïnvloeden.

Plangebied
Bezonning
De maximale bouwhoogtes die voor het Muntgebouw in bestemmingsplan 'Lombok e.o.' zijn opgenomen, zijn in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie (in bestemmingsplan 'Lombok e.o.' waren lagere maximale bouwhoogtes opgenomen voor de bijgebouwen, die niet overeen komen met de bestaande gebouwen). Op basis van bestemmingsplan 'Lombok e.o.' mag de binnenplaats overkapt worden met een maximale bouwhoogte van 20 meter. In dit bestemmingsplan is dit omlaag gebracht tot maximaal 14 meter. Doordat de maximale bouwhoogtes van het Muntgebouw hetzelfde zijn gebleven (en die van de binnenplaats omlaag is gebracht) en omdat de maximale bouwhoogtes in overeenstemming gebracht zijn met de feitelijke situatie, hoeft er geen bezonningsstudie opgesteld te worden.

Sociale veiligheid
De gebouwen stellen zich door de diversiteit aan functies meer open richting de omgeving. Hierdoor kan de sociale veiligheid aan de Muntkade, Steijnstraat en Leidseweg verbeteren.

Windhinder
Het aspect windhinder speelt bij gebouwen die hoger zijn dan 30 meter en is daarom voor deze herontwikkeling niet aan de orde.

Conclusie
De aspecten bezonning, sociale veiligheid en windhinder staan een goede ruimtelijke ordening niet in de weg.

5.14 Gezondheid

Kader
In de nota Volksgezondheid; Gezondheid voor Iedereen (2019-2023) is gezonde leefomgeving één van de 7 speerpunten. De gezonde leefomgeving bestaat in het gezondheidsbeleid uit onderstaande onderdelen:

De druk op gezondheid zo laag mogelijk houden; ook wel gezondheidsbescherming genoemd. Adviezen zijn gericht op het bouwen van woningen op een redelijke afstand van de snelweg, een schonere lucht, een betere water- en bodemkwaliteit en op minder geluidhinder. Het gaat hier om meer dan alleen het naleven van de milieunormen.

De leefomgeving nodigt uit tot gezond gedrag; ook wel gezondheidsbevordering genoemd. Belangrijk is dat mensen elkaar ontmoeten en voldoende bewegen. Dat kan onder meer door dagelijkse beweging in de buurt beter te faciliteren met goede wandel- en fietsroutes, fietsparkeervoorzieningen en speelmogelijkheden. Door voorzieningen dichtbij en door ontmoetingsplekken wordt ontmoeting gefaciliteerd. Dit draagt bij aan de sociale cohesie in de buurt.

De inrichting van de leefomgeving wordt door mensen als prettig ervaren; Het gaat er dan om of de omgeving levendig, afwisselend en veilig is ingericht. Is er bijvoorbeeld voldoende bereikbaar, aantrekkelijk en bruikbaar groen? Is de omgeving sociaal veilig?

De in het Volksgezondheidsbeleid beschreven milieudruk is onder andere gericht op het garanderen van goede luchtkwaliteit, geringe geluidshinder en een gezonde omgeving met voldoende stilteplekken. Per buurt zijn er accentverschillen in de aandachtspunten.

Het gaat daarbij onder andere om het vergroenen van strategische locaties, het beheer en het gebruik van de openbare ruimte in combinatie met verkeersveiligheid, het verbeteren van de verkeersdynamiek en aandacht voor gezondheid en het klimaat. Ook is (ruimtelijke) kansengelijkheid een belangrijk thema. Welke maatregelen kunnen er genomen worden zodat iedereen dezelfde kansen krijgt?

De Gemeente Utrecht heeft naast het stedelijke gezondheidsbeleid de ambitie voor gezond stedelijk leven voor iedereen. In onder andere de Ruimtelijke Strategie Utrecht RSU is dit de overkoepelende ambitie voor de stad.

Plangebied
Bij de ontwikkeling van het Mungebouw wordt op verschillende wijzen gestreefd naar een gezonde leefomgeving.

Samengevat gaat het om de volgende maatregelen:

Gezondheidsbeschermende maatregelen:
Het plangebied ligt ver genoeg van drukke wegen/ snelwegen of spoor. Hierdoor zijn negatieve omgevingsfactoren beperkt. Vanuit een gezondheidsperspectief is het belangrijker dat de bewoners in de buurt op een fijne en prettige manier kunnen wonen rond het plangebied. Geluidsoverlast of lichtoverlast moeten daardoor beperkt blijven. Dit kan door afspraken te maken in de openingstijden van bijvoorbeeld het terras (deze zijn in het bestemmingsplan begrensd) en over het aantal grote bijeenkomsten (dit wordt o.a. begrensd door het geluidsniveau). Door dit in de planfase al mee te nemen kan dit zorgen voor minder mogelijke overlast later. Ook het goed positioneren van de toegang voor bezoekers is een belangrijke manier om overlast te voorkomen.

Gezondheidsbevorderende maatregelen:
Op deze plek is gezonde en duurzame mobiliteit gemakkelijk. Het Muntgebouw is gelegen aan een doorgaande fietsroute en op fiets- en loopafstand van het centraal station. Ook de tramhalte is op loopafstand. Rondje stadseiland ligt aan de overkant van het Merwedekanaal, dit rondje wordt ingericht als recreatieve route waar mensen kunnen bewegen en tot rust komen. Op verschillende plekken komt ruimte om de fiets te parkeren, waaronder in de kelder van het gebouw. De kelder is met de fiets gemakkelijk te bereiken. Deze stalling is voor zowel kortstondig bezoek als voor een langere tijd.

De sportschool/ fitness/ yoga ruimte is een plek om te kunnen bewegen en sporten in het plan.

De sportschool is ook één van de ontmoetingsplekken die bijdragen aan een gezonde leefomgeving. Verder wordt ontmoeting gefaciliteerd door het gebouw toegankelijk en openbaar te maken waardoor mensen elkaar in de buurt kunnen ontmoeten. Dit geldt ook voor de toe te voegen horeca, wat ook echt een (ontmoetings)plek voor buurt en wijk kan worden. In de horeca wordt gezond en lokaal voedsel aangeboden. Dit draagt bij aan een gezonde leefstijl.

Het hebben van werk is een belangrijk aspect voor gezondheid. Dit komt ook terug in de gemeente brede ambitie; gezond stedelijk leven voor iedereen. In het plan is ruimte voor creatieve bedrijvigheid/ co working spaces en andere manieren van werken. Ook is er ruimte voor sociaal ondernemers, waar meer betaalbare ruimtes voor zijn gereserveerd.

De omgeving wordt als prettig ervaren:
In het gebouw is ruimte voor cultureel en maatschappelijke programma, wat erg bijdraagt aan een prettige leefomgeving. Het openstellen van het gebouw en daardoor bezoekers de uitstraling en architectuur van het gebouw laten zien past hier ook bij. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de ambitie groen, tenzij en wordt er dus op verschillende plekken in het plan groen toegevoegd. Groen draagt bij aan gezondheid en zorgt voor een prettige uitstraling. Daarnaast is groen goed voor klimaatadaptatie en biodiversiteit.

Conclusie
Verschillende onderdelen van een gezonde leefomgeving komen terug bij de ontwikkeling van het Muntgebouw aan de Leidseweg. De ontwikkeling sluit aan bij het Utrechtse Volksgezondheidsbeleid.

5.15 Toegankelijkheid

Kader
Utrecht wil een stad zijn waar iedereen mee kan doen, waar we niemand buitensluiten. Een inclusieve toegankelijke stad. We willen dat alle inwoners en bezoekers, met en zonder beperking, alle openbare gebouwen, woningen, de openbare ruimte en dienstverlening kunnen gebruiken.

Utrecht werkt al sinds 2007 actief aan toegankelijkheid, eerst met Agenda 22 en nu volgens het VN-verdrag handicap. De ambities van de gemeente voor het VN-verdrag handicap staan in de agenda 'Utrecht voor iedereen toegankelijk'. In de agenda 'Utrecht voor iedereen toegankelijk' zijn drie kansen omschreven die we als gemeente willen pakken. Dit zijn: sneller en concreet resultaat, niet alleen fysiek maar ook sociaal toegankelijk en samenwerken met de stad. Met het uitvoeringsprogramma 'Utrecht voor iedereen toegankelijk' laten we zien wat we al doen en wat we nieuw op pakken. Dit zijn acties die nodig zijn voor het benutten van de drie kansen.
Het is mogelijk dat bestaande bouwwerken bijvoorbeeld van oudsher niet aan de toegankelijkheidsambities voldoen. Bestaande bouwwerken mogen door het verbouwen daarvan in ieder geval niet minder toegankelijk worden.

Plangebied
De hoofdentree van het Muntgebouw is vanaf de openbare weg toegankelijk voor minder validen personen via de hellingbaan welke een breedte heeft van circa 1,1 meter en een helling van 1:20. Alle doorgangen en vluchtroutes in het gebouw hebben tenminste een vrije breedte van 0,85 meter en een vrije hoogte van 2,1 meter. Hoogteverschillen in het semipubliek toegankelijke deel van het gebouw zijn overbrugbaar via een hellingbaan of lift. De binnenplaats is vanuit de noordoost, zuidoost en zuidwest entree toegankelijk voor minder validen personen. Ook de gedeeltes waar sporten wordt mogelijk gemaakt (in de voormalige logistieke hal en bergplaats) zijn toegankelijk voor minder validen vanaf de openbare weg en via het binnenterrein van het Muntgebouw.

Conclusie
Het bestaande en rijksmonumentale Muntgebouw verslechtert wat de toegankelijkheid betreft niet ten opzichte van de huidige situatie. Het semipubliek toegankelijke gedeelte, de horeca en het sportgedeelte zijn in ieder geval toegankelijk voor minder validen personen.

5.16 Duurzaamheid

Kader
De gemeente stelt hoge duurzaamheidseisen aan de bebouwde omgeving met als doel een gezond stedelijk leven voor iedereen, nu en in de toekomst. Op het gebied van duurzaamheid heeft de gemeente Utrecht bij projectontwikkeling duurzaamheidsambities onderverdeeld op de volgende onderdelen: energie, GPR gebouw, circulair bouwen en klimaatadaptatie. Naast deze specifiek benoemde duurzaamheidsthema's moet rekening gehouden te worden met het thematische beleid zoals opgenomen op https://omgevingsvisie.utrecht.nl.

Plangebied
Vanwege de rijksmonumentale status van het Muntgebouw is het behalen van een standaard duurzaamheidslabel niet toepasbaar en ook niet verplicht. Daarbij komt dat dat de gebruikelijke aanpassingen in het kader van duurzaamheid niet altijd mogelijk zijn. Daarom wordt sinds enkele jaren de DuMo-methodiek toegepast. Dit is een landelijk erkende methodiek die wordt ingezet bij verduurzaming van monumentaal vastgoed. De duurzame instandhouding, restauratie of herbestemming van monumentale gebouwen vereist altijd maatwerk. Voor het Muntgebouw is met behulp van het DuMo-rekenmodel de huidige situatie en de nieuwe situatie van het zogenaamde Dumo-profiel berekend. In het DuMo-profiel wordt de balans tussen enerzijds de erfgoedwaarden en anderzijds de duurzaamheid in beeld gebracht. Het streven voor de herontwikkeling van het Muntgebouw is dat een DuMo-label A kan worden behaald. De eerste inventarisatie door het Nibe toont aan dat dit haalbaar is.

Het Muntgebouw wordt aangesloten op stadsverwarming. De zolderkappen en de nieuwe dakkapellen worden volledig geïsoleerd naar een voor de ruimte haalbare isolatiewaarde. Ook de kappen van het smelthuis en de sheddaken van de industriële hallen worden geïsoleerd. Het is de bedoeling om alle beglazing in de monumentale ramen (met uitzondering van het glas in lood) te vervangen door monumentale isolatiebeglazing. De lichtstraten in de kappen van de sheddaken worden vervangen door nieuwe geïsoleerde kozijnen met triple beglazing. Overige nieuwe beglazing in daklichten, dakramen, dakkapelkozijnen worden uitgevoerd in een HR++ uitvoering. Verder komen op de sheddaken van de industriële hallen circa 150-200 zonnepanelen. In het Muntgebouw wordt daarnaast een energiezuinig ventilatiesysteem en een LED-verlichtingssysteem toegepast.

De herontwikkeling is in essentie een goed voorbeeld van circulaire economie, omdat een bestaand gebouw wordt herbestemd naar deels andere functies. Het overgrote deel van het gebouw wordt volledig hergebruikt en gerenoveerd. De materialen die vrij komen van de beperkte onderdelen die worden gesloopt kunnen worden aangeboden voor hergebruik bij andere projecten of als grondstof worden hergebruikt.

Voor het thema klimaatadaptatie verwijzen wij naar paragraaf 5.10.

Conclusie
Het streven voor de herontwikkeling van het Muntgebouw is dat een DuMo-label A wordt behaald. Hiermee is een goede balans gevonden in de verduurzaming van monumentaal vastgoed.

5.17 Conclusie

Uit dit hoofdstuk volgt dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van dit bestemmingsplan betreft een initiatief van de grondeigenaar. De gemeente heeft in deze een faciliterende rol. De ontwikkeling geschiedt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De kosten verband houdend met het opstellen van dit bestemmingsplan, als ook met de uitvoering ervan, komen dan ook voor rekening van de initiatiefnemer.

De door de gemeente te maken kosten worden door middel van een anterieure overeenkomst op de initiatiefnemer verhaald. De Wet ruimtelijke ordening verplicht tot het vaststellen van een exploitatieplan als sprake is van de realisatie van een bouwplan, zoals benoemd in het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is en er geen wens bestaat tot nadere verankering van eisen ten aanzien van fasering en inrichting van de openbare ruimte. In dit geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten, waardoor de gemeentelijke kosten worden verhaald en het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk is.

De initiatiefnemer vrijwaart de gemeente van eventuele planschade. Dit is vastgelegd in de Anterieure Overeenkomst.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Van De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hebben wij geen reactie ontvangen.

De Provincie Utrecht heeft aangegeven dat zij geen opmerkingen heeft.

Het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden heeft gereageerd en aangegeven dat zij de ambitie van de gemeente Utrecht delen om een buffercapaciteit (waterberging) te creëren van minimaal 15 mm ten opzichte van het nieuw verhard oppervlak. Op deze manier wordt de kans op wateroverlast verkleind. Daarnaast kan de realisatie van waterberging in combinatie met groen ook bijdragen aan de reductie van hittestress en droogte. Het waterschap wordt in het vervolgproces graag actief betrokken. Het waterschap denkt graag mee over de concrete invulling van inrichtingsvraagstukken, waaronder ook het afkoppelen en de aanleg van half verharding en infiltratievoorzieningen.

De Veiligheidsregio Utrecht heeft gevraagd om paragraaf 5.5 van het voorontwerpbestemmingsplan met onderstaande tekst aan te vullen. Het (ontwerp)bestemmingsplan is hiermee aangevuld.

"Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een gifwolkscenario (>4.000 meter) dat zou kunnen plaatsvinden op de Rijksweg A2 of spoorroute 71 (Breukelen-Betuweroute, Meteren) waarover transport gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Gezien de relatief grote afstand van het plangebied ten opzichte van de Rijksweg A2 (circa 1.400 meter) en de spoorroute 71 (circa 950 meter) en het beperkte aantal transporten van zeer giftige stoffen (max. 100/jr) waarbij, in geval van een ongeval, een invloedsgebied van >4.000 meter kan ontstaan, worden aanvullende maatregelen inzake externe veiligheid echter niet noodzakelijk geacht."

Hoofdstuk 7 Juridische plantoelichting

7.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.

7.2 Opbouw regels

De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:

  • bestemmingsomschrijving (met ondergeschikte en nevengeschikte doeleinden);
  • bouwregels;
  • afwijkingsregels van de bouwregels;
  • waar nodig: een bijzondere gebruiksregel;
  • afwijkingsregels van de gebruiksregels.
7.2.1 Het gebruik van het woord of

Wanneer in de regels van dit bestemmingsplan in een opsomming van gevallen het woord 'of' wordt gebruikt, is daaronder mede begrepen de situatie dat meer dan een van de genoemde gevallen zich tegelijk voordoen. Onder 'of' wordt een combinatie van opties niet uitgesloten.

7.3 Regeling bijbehorende bouwwerken

In het Besluit omgevingsrecht Bijlage II artikel 2 staan de vergunningvrije bijbehorende bouwwerken opgesomd. Deze vergunningvrije bouwwerken zijn in 2014 aanzienlijk verruimd. De vergunningvrije bouwwerken komen overeen met de voorheen door de gemeente Utrecht gehanteerde standaard erfbebouwingsregeling bij woningen. Besloten is daarom om in het bestemmingsplan geen aparte regels meer op te nemen voor bijbehorende bouwwerken, maar om te verwijzen naar de vergunningvrije bijbehorende bouwwerkenregeling in het Besluit omgevingsrecht. Bij monumenten moet ook altijd nog artikel 4a van het Besluit omgevingsrecht Bijlage II in acht worden genomen.

7.4 Artikelsgewijze toelichting

Voor de bestemmingen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels


Artikel 3 'Bedrijf'
In de voormalige dienstwoning mogen bedrijven zich vestigen in de categorieën A en B1 van de bij de regels gevoegde bijlage 'Lijst van Bedrijven functiemenging'. Een uitgebreide toelichting op deze lijst is opgenomen in paragraaf 7.5. Daarnaast mogen in de voormalige dienstwoning creatieve bedrijven gevestigd worden (dit wordt op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'). Creatieve bedrijven worden getoetst aan de definitie van 'creatieve bedrijven'.

Artikel 4 'Bedrijf - Nutsvoorziening'

Aan de zijde van de Muntkade bevindt zich een nutsvoorziening van de wijk (trafo). Deze nutsvoorziening heeft de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' gekregen en is voorzien van een eigen bouwvlak inclusief maximale bouwhoogte.

Artikel 5 'Gemengd'

Het merendeel van het Muntgebouw met bijgebouwen heeft de bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan: kantoren, creatieve bedrijven, culturele voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen (een aantal maatschappelijke voorzieningen is hierbij uitgezonderd). Een aantal functies is alleen toegestaan ter plaatse van een specifieke aanduiding. Dit geldt voor de functies sport (ter plaatse van de voormalige logistieke hal en berging), horeca D1, D2 en D3 (inclusief aangegeven horecaterrassen) en horeca A2 (zaalverhuur). Horeca A2 (zaalverhuur) mag alleen plaatsvinden in de hallen 1, 2 en 3 en het paviljoen (deze ruimten bevinden zich allemaal op de begane grond) en in de stijlkamer op de eerste verdieping. De stijlkamer bevindt zich aan de zijde van de Leidseweg in het midden van de eerste verdieping. Vergaderingen en congresfaciliteiten mogen zowel op de begane grond als op de verdiepingen plaatsvinden. Bij een aantal functies is een maximum gesteld aan het gezamenlijk brutovloeroppervlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0029.png"
De locaties van de hallen en het paviljoen

Voor de functies is van belang dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) op de gevel van een geluidsgevoelige ruimte (zoals een woon- of slaapkamer), op de gevel van een ander geluidsgevoelig gebouw (zoals een kinderdagverblijf) of op de gevel van een geluidsgevoelig terrein (zoals een woonboot) maximaal 45 dB(A) (dagperiode: 07.00-19.00 uur), 40 dB(A) (avondperiode: 19.00-23.00 uur), 40 dB(A) (nachtperiode: 23.00-07.00 uur) mag bedragen. Voor het maximale geluidsniveau (LAmax) worden de grenswaarden 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A) gehanteerd voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Dit is in de regels vastgelegd. Bij de vaststelling en beoordeling van de geluidniveaus moet de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai' toegepast worden.

Daarnaast is het maximum aantal bezoekers dat gebruik mag maken van horeca in de categorie A2 (zaalverhuur) begrensd op in totaal 500 personen. Aan het horecagebruik in de categorie A2, de culturele voorzieningen en horecaterrassen zijn sluitingstijden gekoppeld.

De binnenplaats mag ook gebruikt worden voor bijvoorbeeld culturele voorzieningen, waaronder voor een buitenbioscoop. Ook dan is van belang dat de geluidgrenswaarden in acht worden genomen. Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer is het daarnaast mogelijk om maximaal 12 keer per jaar via een ontheffing ruimere geluidsnormen toe te staan. De gemeente Utrecht heeft vastgelegd dat ruimere geluidsnormen in Utrecht voor incidentele festiviteiten twee keer per jaar via een ontheffing zijn toegestaan. Ruimere geluidsnormen zijn daarnaast toegestaan tijdens collectieve festiviteiten (zoals Koningsdag).

Bij een aantal (hoofd)functies is onder voorwaarden additionele horeca toegestaan. Voor een nadere toelichting op additionele horeca verwijzen wij naar 7.6.

Artikel 6 'Verkeer - Verblijfsgebied'

Binnen het plangebied valt een deel van de stoep van de Steijnstraat en de inrit naar het terrein van het Muntgebouw aan de Muntkade inclusief delen van de stoep. Deze delen hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen.

Artikel 7 'Waarde - Archeologie'

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is opgenomen ter veiligstelling en bescherming van de archeologische waarde en verwachtingen. Door de daarin opgenomen specifieke gebruiksbepaling waarin wordt verwezen naar de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg is een handelen in strijd met deze dubbelbestemming een strafbaar feit.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.

Artikel 9 Algemene bouwregels

Dit artikel regelt de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven, een voorwaardelijke verplichting over parkeren en regels voor woningvorming en omzetting.

Voorwaardelijke verplichting over parkeren
Voor deze ontwikkeling wordt getoetst aan de Nota Stallen en Parkeren uit 2013, inclusief de beleidsregels Parkeernormen Fiets en Auto 2019 (Bijlage I Nota Stallen en Parkeren). Dit betekent dat de Parkeervisie 2021 inclusief de beleidsregel parkeernomen fiets 2021 en de beleidsregels parkeernormen auto 2021 niet van toepassing zijn op dit project, omdat dit een bestaand bouwinitiatief is met een vastgestelde bouwenvelop waarin de parkeernormen uit 2019 leidend zijn (zie hiervoor de overgangsbepaling in artikel 23 van de beleidsregel parkeernormen auto 2021).
Deze planregel volgt uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 9 september 2015 (201410585/1) over bestemmingsplan "KPN Campus Fockema Andreaelaan, Rubenslaan e.o.".
Artikel 3.1.2, tweede lid, van het Bro maakt het mogelijk dat een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels kan bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Artikel 9.3 lid 1 van de planregels regelt dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen de parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldoet aan het gemeentelijk beleid (ten tijde van het opstellen van deze toelichting: de Nota Stallen en Parkeren 2013). 

Bij het toetsen van een bouwaanvraag aan het bestemmingsplan, zal onderzocht worden of de aanvraag voldoet aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen.

Als gedurende de geldigheid van dit bestemmingsplan het parkeerbeleid wordt gewijzigd, geldt als uitgangspunt dat een aanvraag om omgevingsvergunning aan het op dat moment geldende parkeerbeleid wordt getoetst. Daarom bevat artikel 9.3 lid 2 een regel die bij gewijzigd beleid een afweging over de bij de aanvraag horende parkeereis, zodat gemotiveerd wordt in hoeverre het nieuwe beleid wordt toegepast. Recent is de Nota Stallen en Parkeren gewijzigde via het op 28 maart 2019 vastgestelde addendum Nota parkeernormen fiets en auto.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Er kan alleen na 19.00 uur (tijdens de avond- en nachtperiode) geparkeerd worden op het terrein van het Muntgebouw, mits er aan de noordzijde over de gehele lengte van het parkeerterrein en onder het terras van de bovenwoningen aan de zuidoostzijde geluidwerende voorzieningen zijn gerealiseerd. Auto's parkeren deels onder de geluidwerende voorzieningen, waarmee deze het geluid van sluiten van portieren en starten van de automotor effectief afschermen. Om de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan te waarborgen wordt de realisatie van de geluidwerende voorzieningen via een voorwaardelijke verplichting afgedwongen. De geluidwerende voorzieningen moeten na de realisatie in stand worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0030.png"
De locaties van de aan te brengen geluidwerende voorzieningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPDEMUNTLEIDSEWEG-VA01_0031.png"

Een schematische weergave van een voorbeeld van een geluidwerende voorziening (het principe van de luifel is goedgekeurd, maar het ontwerp moet nog verder worden uitgewerkt en goedgekeurd)

De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.

Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd. Nu is het als volgt geregeld.

Voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.

Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om af te wijken van de regels. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al afgeweken kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

In het Besluit ruimtelijke ordening is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.

Als de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsregels van toepassing. De overgangsregel heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wabo die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is al aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat al in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik al zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.

Artikel 13 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven.

Prostitutie
In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen gevestigd met een vergunning op basis van de APV. Gezien het in Utrecht gehanteerde maximumstelsel zijn nieuwe seksinrichtingen niet toegestaan en zijn seksinrichtingen uitgesloten in de gebruiksbepaling en in de begripsbepaling "aan-huis-verbonden bedrijf". Gelet op het binnen de gemeente gehanteerde maximumstelsel betekent de regeling in dit bestemmingsplan geen algeheel verbod, maar wel een verbod op seksinrichtingen binnen dit plangebied.

7.5 Lijst van Bedrijven functiemenging

Toepassing Lijst van Bedrijven functiemenging
Algemeen
In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) zijn twee voorbeeldstaten voor milieuzonering opgenomen, namelijk de 'Staat Bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen' en de 'Staat Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.

De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven functiemenging is gebaseerd op de Staat Bedrijfsactiviteiten functiemenging in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De Lijst van Bedrijven functiemenging wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen of andere gevoelige functies. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG-publicatie (en de Lijst van Bedrijven functiemenging) bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria.

Functiemengingsgebieden
In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de Lijst van Bedrijven functiemenging toegepast. Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid.


Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de Lijst van Bedrijven functiemenging worden toegepast.

Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het voornamelijk om:

  • kleinschalige, meestal ambachtelijke bedrijvigheid;
  • bedrijven waarbij de productie of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
  • activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.

De toegepaste Lijst van Bedrijven functiemenging
De bovenvermelde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven functiemenging. In de Lijst van Bedrijven functiemenging zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking in de categorisering opgenomen. Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Staat Bedrijfsactiviteiten functiemenging uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast:

  • 1. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven functiemenging zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten). Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de vermelde criteria voldoen zoals een ambachtelijke glas-in-loodzetterij en caravanstalling. Voor aannemers, SBI-code 45, heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten van deze activiteiten.
  • 2. In de Lijst van Bedrijven functiemenging is in de categorie-indeling een nader onderscheid gemaakt tussen categorie B1 en B2. Voor de toepassing in dit bestemmingsplan blijkt het onderscheid tussen categorie A en categorie B zoals beschreven in de VNG-publicatie te groot om de toelaatbaarheid van activiteiten voldoende af te kunnen stemmen op de kenmerken van de functiemengingsgebieden en het daarin te volgen beleid.

Categorie-indeling
Zoals in de VNG-publicatie is aangegeven kan, vanwege de bijzondere kenmerken van gebieden met enige vorm van functiemenging, niet worden gewerkt met een systematiek van richtafstanden en afstandsstappen: vanwege de zeer korte afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies is een dergelijke systematiek niet geschikt voor functiemengingsgebieden. De Lijst van Bedrijven functiemenging hanteert vier categorieën A, B1, B2 en C met specifieke criteria voor de toelaatbaarheid die onderstaand uiteen zijn gezet.

Categorie A
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B1
Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.

Categorie B2
Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies. Bouwkundig afgescheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan. Uitzondering hierop vormen binnenterreinen omringd door voornamelijk woningen: ook al zijn bedrijven bouwkundig afgescheiden van woningen, op deze locaties zijn hooguit categorie B1 bedrijven toegestaan.

Categorie C
Activiteiten vermeld onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.  

Flexibiliteit
De Lijst van Bedrijven functiemenging blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijven functiemenging is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de Lijst van Bedrijven functiemenging is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal 1 categorie (dus bijvoorbeeld categorie B1 in plaats van A of categorie B2 in plaats van B1). Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven functiemenging niet zijn vermeld, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

7.6 Lijst van Horeca-activiteiten

Een horecabedrijf heeft door het komen en gaan van bezoekers invloed op de beleving van zijn omgeving. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening kan het nodig zijn de omgeving te beschermen tegen geluids- en verkeersoverlast als gevolg van horecabedrijven. In hoofdstuk 5 van het Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2018 is een lijst opgenomen, waarin horeca-activiteiten aan de hand van ruimtelijk relevante criteria zoals de omvang, de ruimtelijke uitstraling en de parkeerdruk naar zwaarte in categorieën zijn ingedeeld. Met 'zwaarte' wordt het normaal te verwachten effect op het woon- en leefklimaat van de omgeving bedoeld. Bij de zwaarste categorie, discotheek, is het effect het grootst door de grote aantallen bezoekers en de harde muziek en bij de lichtste categorie, lunchroom, is het effect het kleinst, vanwege het kleinschalige karakter en omdat deze vorm van horeca alleen open is, als de winkels open mogen zijn. Het beleid over hotels is niet in het Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2018 opgenomen. De uitleg hieronder gaat alleen over horecabedrijven die geen hotel zijn.

In de regels van het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Lijst van Horeca-activiteiten die inhoudelijk gelijk is aan de lijst in hoofdstuk 5 van het Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2018. Bij het opstellen van de lijst is uitgegaan van de volgende begripsomschrijving van een horecabedrijf:

een horecabedrijf is een bedrijf of instelling waar:

  • bedrijfsmatig drank en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt of
  • bedrijfsmatig een zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.

De activiteit 'hotel' valt niet onder deze definitie en een coffeeshop of een shishalounge ook niet. Deze activiteiten zijn dus niet in de lijst opgenomen en zijn op grond van de regels van dit bestemmingsplan niet toegestaan. De lijst bevat de volgende categorieën, van 'licht' naar 'zwaar': D3 (lichte horeca plus), D2 (lichte horeca), D1 (middelzware horeca), C (snelle horeca), B (zware horeca), A2 (grootschalige zware horeca) en A1 (grootschalige zware horeca).

Onderscheid tussen de categorieën A2 , A1 en B
Bij de activiteit A2 ligt het accent op zaalverhuur voor grootschalige, besloten feesten, zoals bruiloften, al dan niet met muziek, verstrekking van dranken en etenswaren. Bij de activiteit A1, disco, ligt het accent op het gelegenheid geven tot dansen op muziek, als wezenlijk onderdeel van de inrichting. In een café is het schenken van dranken voor consumptie ter plaatse de belangrijkste activiteit.

Onderscheid tussen de categorieën C en D
Een cafetaria of snackbar (categorie C) is een laagdrempelige inrichting met veel in- en uitgaande bewegingen, die vaak laat open is. Bij deze categorie ligt het accent op het snel verstrekken van etenswaren en alcoholvrije dranken voor consumptie ter plaatse. Bij dit soort gelegenheden nemen bezoekers de gekochte waren ook vaak mee, in plaats van ze ter plaatse te nuttigen. De aantasting van het woon- en leefklimaat wordt vooral veroorzaakt door geluidsoverlast van bezoekers die komen en gaan, of door bezoekers die buiten de inrichting eten en door stankoverlast.
In restaurants of lunchrooms worden de maaltijden rustig in het pand gegeten. De lichtere variant, categorie D2, richt zich op het winkelende publiek en is gebonden aan de sluitingstijden zoals die gelden voor detailhandel. De lichte horeca plus, categorie D3, is dag- en avondhoreca voor consumptie ter plaatse met een sluitingstijd om 23.00 uur.

Coffeeshop, shishalounge
In de APV is de regulering van coffeeshops opgenomen die voorziet in een maximaal aantal gedoogde vestigingen. De vestigingsvereisten zijn vastgelegd in het Cannabisbeleid. Een coffeeshop is veelal een horecavestiging in de categorie D en past dan alleen in panden met die bestemming.
Een shishalounge is een bedrijf dat zich vooral richt op het aanbieden van een ruimte waar een waterpijp gerookt kan worden. Daarbij wordt ook wel een drankje en een hapje aangeboden, waarmee zo'n bedrijf horeca-achtig wordt. Dergelijke bedrijven hebben niet de naam een positieve bijdrage te leveren aan het verbeteren van de leefkwaliteit van een straat. Daar komt bij dat shishalounges zich vaak niet aan winkeltijden houden en zich niet richten op winkelend publiek. In een rustige woonwijk en in een wijkwinkelcentrum zijn dergelijke bedrijven daarom niet gewenst.

Horeca-achtige activiteiten
Afhaalzaak
Een afhaalzaak is een bijzondere vorm van detailhandel. In een afhaalzaak worden etenswaren bereid die niet ter plaatse genuttigd worden. Het horeca-aspect, het bereiden van het voedsel, is een ondergeschikt deel. In bestemmingsplannen worden afhaalzaken apart bestemd, omdat de planologische uitstraling vaak lijkt op een cafetaria, door de openingstijden, de geur, de brommers van de bezorgservice, het komen en gaan van bezoekers en het voor de deur opeten van het voedsel.

Ondersteunende horeca
In de detailhandelsbranche is een groeiende behoefte aan ondersteunende horeca. Dit is horeca die een relatie heeft met en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Dat moet blijken uit de aard van de hoofdfunctie en uit de omvang van de horecafunctie.

Het Ontwikkelingskader horeca Utrecht 2018 geeft hiervoor de volgende randvoorwaarden:

  • het horecadeel mag niet direct vanaf de straatzijde zichtbaar zijn en het pand moet het aanzicht behouden van een winkel;
  • het vloeroppervlak van de horecafunctie bedraagt voor vestigingen met een brutovloeroppervlak tot 1.000 m2 maximaal 30% van het brutovloeroppervlak van de vestiging en voor vestigingen met een brutovloeroppervlak dat groter is dan 1.000 m2 maximaal 20% van het brutovloeroppervlak van de vestiging;
  • in vestigingen met een brutovloeroppervlak tot 1.000 m2 moet er een directe relatie zijn met de producten die in de winkel verkocht worden;
  • de vestiging moet zich houden aan de algemeen gehanteerde winkeltijden.


Additionele horeca
Additionele horeca is een horeca-activiteit die als vanzelfsprekend hoort bij de hoofdfunctie. Deze activiteit wordt gezien als normale activiteit bij de hoofdfunctie. Voorbeelden van additionele horeca zijn de kantines bij buurthuizen, scholen, sportfaciliteiten, kantoren, bedrijven, theaters, bioscopen en musea. De bestemming is in deze voorbeelden 'maatschappelijk', 'sport', 'kantoor', 'bedrijf' en 'cultuur en ontspanning'. Uit de jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2015:4039) volgt dat duidelijk moet zijn waar de additionele horeca-activiteiten mogen plaatsvinden. Daarom is additionele horeca alleen in een bovengenoemde bestemmingen toegestaan, als additionele horeca in de bestemmingsomschrijving van die bestemmingen is opgenomen.

Kenmerken van additionele horeca zijn:

  • de horeca-activiteit hoort bij de hoofdfunctie en is alleen open tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • de ruimte voor de horeca-activiteit wordt niet los van de hoofdfunctie gebruikt; de ruimte wordt dus niet verhuurd of anderszins in gebruik gegeven aan derden, bijvoorbeeld ten behoeve van feesten en partijen;
  • de horeca-activiteit completeert of vergroot de kwaliteit van de hoofdfunctie;
  • de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdfunctie, wat blijkt uit het feit dat de horecafunctie een beperkt vloeroppervlak gebruikt, waarbij een percentage van 30% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie doorgaans als maximum geldt.

7.7 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingsplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

Wijze van handhaven
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten bij handhaving van bestemmingsplannen tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.