Plan: | Utrechtsestraatweg ongenummerd (naast 21) |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0340.BPUSWnaast21-ON01 |
Op het perceel Utrechtsestraatweg ongenummerd te Rhenen is men voornemens een nieuwe woning te realiseren. Het betreffend perceel heeft op dit moment in het vigerende bestemmingsplan 'Consolidatieplan Buitengebied Rhenen', een agrarische bestemming met een aanduiding 'intensieve kwekerij'. Het plan is geconsolideerd vastgesteld op 10 februari 2015. De naastgelegen percelen (aan de rechterkant gezien vanaf de Utrechtsestraatweg) hebben ook gezien een agrarische bestemming met een aanduiding 'intensieve kwekerij'.
De mogelijkheid tot het realiseren van een nieuwe woning op deze locatie komt voort uit een verplaatsing van één elders verkregen bouwrecht. De reeds gesloopte bedrijfswoning aan de Curenalaan 65 te Rhenen maakte deel uit van een voormalige kalkzandsteen fabriek. Deze locatie is gelegen ten zuidoosten van de gemeente Rhenen en hiervoor is op 14 oktober 2014 het bestemmingsplan 'Rhenen, Ecologische Verbindingszone Vogelenzang' vastgesteld. Het perceel heeft daarin de bestemming 'Natuur' en is onderdeel van een zone die voor de provincie Utrecht van groot belang, aangezien deze de zuidelijke robuuste verbinding moet vormen tussen natuurgebieden de Blauwe Kamer en de Palmerswaard. Het hierdoor beschikbaar gekomen bouwrecht voor één woning mocht verplaatst worden naar een locatie elders in de gemeente Rhenen en de provincie heeft dit bouwrecht verkocht aan een particulier.
Om op het perceel een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen, dienen in verband met de aanwezige functieaanduiding 'intensieve kwekerij' maatregelen te worden getroffen.
Een andere mogelijkheid is deze functieaanduiding te laten vervalllen. De initatiefnemer heeft voor de laatste optie gekozen. Binnen een zone van 50 meter, gemeten vanaf de zijgevel van de woning, zal de functieaanduiding 'intensieve kwekerij' worden wegbestemd. Voor het overige zal dat deel van het bestemmingplan met de bestemmings 'agrarisch' conserverend van aard zijn en hiervoor geen onderzoeken nodig zijn. Deze percelen zijn derhalve niet in de uitgevoerde onderzoeken meegenomen.
De gemeente heeft medewerking verleend aan een bouwperceel met een breedte van 20 meter. Tussen dit bouwperceel en het perceel Utrechtsestraatweg 21 zal een stook groen worden gerealiseerd. Deze groenstrook zal geen openbaar groen worden en middels een functieaanduiding 'landschappelijk' zal het realiseren van gebouwen niet mogelijk worden gemaakt. De uitzondering hierop is een plateaulift die mag worden gerealiseerd om, gelet op het hoogteverschil in het perceel, dit voor mindervaliden (beter) toegankelijk te maken.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt het bouwrecht omgezet en de bouw van één woning op een naar aard en inhoud vergelijkbare locatie mogelijk gemaakt. Tevens zal middels dit bestemmingsplan de aanduiding 'intensieve kwekerij' van een deel van de naastgelegen percelen worden afgehaald.
Het plangebied is gelegen aan de Utrechtsestraatweg ongenummerd te Rhenen.
Het perceel plaatselijk bekend als Gemeente Rhenen, sectie I nummer 1067 dat 1.760 m2 groot is zal de nieuwe woning worden gerealiseerd. De naastgelegen percelen plaatselijk bekend als Gemeente Rhenen, sectie I nummers 1068 en 1069 maken ook deel uit van het plangebied. De drie percelen zijn gelegen tussen de woningen Utrechtsestraatweg 21 en Utrechtsestraatweg 25. Aan de overkant van de Utrechtsestraatweg zijn een benzinestation en diverse woningen (wijk Donderberg) gelegen. Deze kijken vrijwel allemaal uit op genoemd perceel en richting Nederrijn gelegen Palmerswaard, een uiterwaard langs de Nederrijn vlakbij Rhenen die grenst aan de Utrechtse Heuvelrug. Deze uiterwaard vormt een ecologische verbinding tussen het natuurgebied de Blauwe Kamer en de uiterwaarden bij Elst.
Op het perceel waar de woning wordt gerealiseerd staan op dit moment enkel bomen en struiken. De andere onbebouwde percelen ten westen van het perceel bestaat voornamelijk uit grasland.
Figuur 1.2 Plangebied in blauw en het perceel voor de woning in rood
Op de locatie aan de Utrechtseweg waar de nieuwe woning zal worden gerealiseerd, is het 'Consolidatieplan Buitengebied Rhenen' op 10 februari 2015 vastgesteld. Dit consolidatieplan heeft als doel om een goed raadpleegbaar bestemmingsplan te kunnen publiceren en betreft een samenvoeging van het bestemmingsplan Buitengebied en de partiële herzieningen van dit plan.
Op basis van het geldende bestemmingsplan kent het plangebied net als de naastgelegen agrarische gronden een enkelbestemming 'Agrarisch' en een functieaanduiding 'intensieve kwekerij'. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.3 - Uitsnede geldend bestemmingsplan locatie Utrechtsestraatweg (bron:
www.ruimtelijkeplannen.nl) Plangebied in blauw en het perceel voor de woning in rood
De Utrechtsestraatweg is vanouds een uitvalsweg aan de westzijde van het oude centrum van Rhenen. Langs de weg is sprake van een afwisseling tussen lintbebouwing en open gebieden, met zicht op de uiterwaard en de rivier.
Het plangebied heeft een breedte van 79 meter, een diepte van ongeveer 60 meter.
Het perceel waarop de woning zal worden gerealiseerd heeft een breedte van 29 meter, een diepte van ongeveer 60 meter. Op het perceel staan dennenbomen en braamstruiken.
Ten zuiden van het plangebied, in de uiterwaarden van de Nederrijn, ligt een drassig natuurgebied. Het plangebied is lager gelegen ten opzichte van de Utrechtsestraatweg.
Vanaf de weg is het hoogteverschil circa 3,5 meter, waarbij dit verschil groter wordt richting de achterzijde van het perceel. Ten oosten van het plangebied is de woning aan de Utrechtsestraatweg 21 gelegen. Deze woning betreft een rijksmonument. In de onderstaande afbeeldingen is de locatie van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1.1 Huidige situatie van het plangebied en perceel aan de Utrechtsestraatweg vanaf
de westzijde
Figuur 2.1.2 Huidige situatie van het plangebied en perceel aan de Utrechtsestraatweg vanaf
de noordzijde
Figuur 2.1.3 Het plangebied ten westen van het perceel langs de Utrechtsestraatweg
Provincie Utrecht heeft gezocht naar een koper voor het bouwrecht dat door de sloop van de bebouwing aan de Cuneralaan 65 was ontstaan, voor de bouw van één woning op een vergelijkbare locatie. De initiatiefnemer (uiteindelijke koper) had reeds bij de gemeente kenbaar gemaakt te willen bouwen op het onderhavige perceel aan de Utrechtsestraatweg.
Dit perceel is vergelijkbaar met het perceel aan de Cuneralaan 65. Beide zijn gelegen binnen de bebouwde kom en direct aansluitend aan de stedelijke contour. Daarnaast is het onderhavig perceel gelegen buiten Natura 2000 en buiten het NNN. Het bebouwen van de locatie is wel in strijd met de gemeentelijke Stedenbouwkundige structuurvisie (zie paragraaf 3.4.1). Om die reden heeft de gemeente Rhenen ervoor gekozen in te stemmen met de betreffende ontwikkeling, mits een goede belangenafweging plaatsvindt. In paragraaf 6.2.1 wordt in gegaan op de buurtspraak die in kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft plaatsgevonden.
Ontwikkeling
Op basis van het voorliggend ontwerp zal een woning worden gebouwd van maximaal 660 m³ en 88 m2 bijbehorende bouwwerken, langs de Utrechtsestraatweg aan de noordoostzijde van het perceel. Het nieuwe woonperceel heeft een breedte van 29 meter en een diepte van ongeveer 60 meter en komt te liggen op circa 5 meter afstand van het woonperceel van de woning aan de Utrechtsestraatweg 21.
In overleg tussen de verschillende betrokken partijen en naar aanleiding van een buurtspraak met omliggende bewoners (zie paragraaf 6.2.1) is gekozen voor een zoekgebied van de woning in het midden van het perceel, zodat deze uit de rooilijn komt te liggen. In maart 2017 heeft LAND+ een erfinrichtingsschets opgesteld, waarin dit als uitgangspunt is genomen. Aan de hand van deze erfinrichtingsschets is het onderstaande ontwerp uitgewerkt.
Onderstaande situatietekeningen en impressies geven een beeld van de positionering van de toekomstige woning.
Fig 2.2.1 Situatieschets toekomstige woning
Fig 2.2.2 Impressie van de voorgevel toekomstige woning
Fig 2.2.3 Impressie van de toekomstige woning en het perceel
Enkele omwonenden hebben tijdens het voortraject in 2016/2017 bezwaren kenbaar gemaakt bij de gemeente. Mede naar aanleiding daarvan heeft DORPenLANDadvies voorjaar 2017 een buurtspraak gehouden (zie paragraaf 6.2.1). Hieruit zijn naast bezwaren ook randvoorwaarden voor de landschappelijke inpassing gedestilleerd.
Naar aanleiding van de resultaten van de buurtspraak en de door LAND+ opgestelde erfinrichtingsschetsen heeft Landschap Erfgoed Utrecht (LEU) in mei 2017 een advies uitgebracht over de geplande ontwikkeling aan de Utrechtsestraatweg. Het volledige advies van de LEU is opgenomen in Bijlage 2. LEU ziet de volgende kansen tot kwaliteitsverbetering door de toevoeging van de nieuwe woning op deze locatie:
In de erfinrichtingsschetsen van 2017 is oorspronkelijk een wandelpad opgenomen. Echter heeft voortschrijdend inzicht er toe geleid dat in het actuele ontwerp het wandelpad is vervallen. Omdat het voorliggend ontwerp wel is gebaseerd op de erfinrichtingsschetsen en het advies van de LEU, zullen deze wel als motivatie voor dit plan gehandhaafd blijven, met uitzondering van het wandelpad.
De conclusie van het ervenconsulentschap is dat zij positief staat tegenover deze
ontwikkeling, mits rekening wordt gehouden met de vele bijzondere kwaliteiten van de locatie en met de belevingswaarde van deze plek vanuit de omgeving.
Een extra kwaliteitsimpuls is goed mogelijk en kan dienen ter onderbouwing en ter compensatie voor de keuze om op deze plek een woning te realiseren.
De LEU heeft ruimtelijke randvoorwaarden en een schets opgesteld, mede naar aanleiding van een bezoek aan de locatie door de ervenconsulenten. Ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit heeft LEU een aantal ruimtelijke randvoorwaarden in haar advies opgenomen, die zijn verbeeld in de schets en navolgend worden beschreven.
De schets is geen blauwdruk, maar binnen de randvoorwaarden zijn verschillende oplossingen om tot een ontwerp met kwaliteit te komen. Tijdens het vervaardigen van het ontwerp als beschreven in paragraaf 2.2 is rekening gehouden met deze ruimtelijke randvoorwaarden.
Om op het perceel een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen, dienen in verband met de aanwezige functieaanduiding 'intensieve kwekerij' maatregelen te worden getroffen.
Een andere mogelijkheid is deze functieaanduiding te laten vervalllen. De initatiefnemer heeft voor de laatste optie gekozen. Binnen een zone van 50 meter, gemeten vanaf de zijgevel van de woning, zal de functieaanduiding 'intensieve kwekerij' worden wegbestemd. Voor het overige zal dat deel van het bestemmingplan met de bestemmings 'agrarisch' conserverend van aard zijn en zullen hiervoor geen onderzoeken nodig zijn.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Onderhavig bestemmingsplan wordt aan ieder beleidsdocument getoetst, waarbij wordt aangegeven of het plan al dan niet in strijd is met het beleid vanuit de verschillende overheden.
De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig".
De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op bijvoorbeeld ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.
De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. In subparagraaf 3.2.2 wordt hier nader op ingegaan.
Conclusie
Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
Conclusie
Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is sinds 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Sinds 1 juli 2017 luidt de formulering van de Ladder in artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Op grond van de ladder moeten de volgende punten worden geadresseerd:
In paragraaf 4.1 Ladder voor duurzame verstedelijking is de verantwoording aan de Ladder duurzame verstedelijking opgenomen.
In deze toelichting van dit bestemmingsplan wordt verder aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
Het onderhavige plan is niet in strijd met enig nationaal belang uit het Besluit ruimtelijke ordening.
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) wordt het ruimtelijk beleid beschreven voor de periode tot 2028. Deze periode sluit aan bij de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Men geeft aan welke doelstellingen men van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe men uitvoering geven aan dit beleid. Deels wordt uitvoering gegeven aan het beleid via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) welke tegelijk met de PRS is opgesteld. Na vaststelling van de PRS in 2013, zijn er in 2014 twee partiële herzieningen gemaakt. Ook hebben PS op 1 februari 2016 de Thematische Structuurvisie Kantoren (TSK) vastgesteld. Gezien de specifieke functie met betrekking tot de reductie van planologische overcapaciteit werkt deze wel door in de PRS, maar is deze niet integraal opgenomen in de PRS. De TSK blijft onverkort van kracht. In 2016 is de PRS herijkt en is deze in zijn geheel opnieuw vastgesteld.In 2018 is deze herijking met de 2e Partiële Herziening Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (Herijking 2016) partieel herzien. In de zogenaamde geconsolideerde versie van de PRS zijn de volgende documenten integraal opgenomen:
Daarmee is het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht per december 2018 volledig in één document opgenomen.
De ambitie voor de provincie is om haar aantrekkelijk houden om te wonen, werken en recreëren. De met vele regiopartijen opgestelde Strategie Utrecht 2040 is daarbij onze stip aan de horizon. Het ruimtelijk beleidsvizier is daar op gericht. De doelen uit Strategie Utrecht 2040 vragen om een integrale aanpak die voor ons ruimtelijk beleid resulteert in vier pijlers:
De pijlers ‘duurzame leefomgeving’ en ‘beschermen kwaliteiten’ leggen de basis waarbinnen de ontwikkelingen in de ‘vitale dorpen en steden’ en het ‘dynamisch landelijk gebied’ plaats kunnen vinden. Het samenspel tussen deze pijlers leidt tot de volgende twee belangrijkste beleidsopgaven; opgaven die nodig zijn om Utrecht aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats:
Voor elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet aansluiting gevonden worden bij de kernkwaliteiten. Voor de open landschappen gelden andere principes dan voor de meer gesloten landschappen. Beperkingen ten aanzien van bijvoorbeeld hoogbouw zijn hier eerder van toepassing, vanwege de kwetsbaarheid voor verstoring van de kernkwaliteit openheid. Landschappen vragen om bebouwing die qua maat en schaal passen bij de kernen die in het landelijk gebied gelegen zijn.
Het plangebied ligt binnen het Landschap 'Rivierengebied'.
Voor het landschap Rivierengebied wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden:
Bij ontwikkelingen in het landschap van het Rivierengebied staat het waarborgen en ontwikkelen van de eigen identiteiten van de vijf deelgebieden centraal. Dit richt zich zowel op het goed tot uiting komen van de karakteristieke kenmerken langs de centrale ruggengraat, als van de geleidelijke overgangen tussen de deelgebieden.
Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van het Rivierengebied verschillende accenten, die zijn opgenomen in de Kwaliteitsgids voor het Landschap Rivierengebied (zie paragraaf 3.3.3).
Conclusie
Voor het perceel langs de Utrechtsestraatweg, dat onderdeel uitmaakt van het landschap 'Rivierengebied', wil de provincie de kernkwaliteiten als een schaalcontrast van zeer open naar besloten en een samenhangend stelsel van rivier via uiterwaard en oeverwal naar kom behouden. Zoals reeds in paragraaf 2.3 beschreven, wordt bij de landschappelijke inpassing van de woning ingezet op het versterken van de openheid van het terrein en het realiseren van een woonhuis dat in nauw verband/ nauwe samenhang met het landschap is ontworpen.
Geconcludeerd kan worden dat de geplande ontwikkelingen goed aansluiten bij de uitgangspunten van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.
Bij de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie, geconsolideerd (incl. herijking 2016 en 2e partiële herziening 2018), die in paragraaf 3.3.1 is beschreven, is een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) gemaakt. De verordening zorgt voor de doorwerking van de structuurvisie naar de gemeenten. De PRV bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. Voor het plangebied zijn de hierna volgende onderwerpen van belang:
Cultuurhistorische hoofdstructuur - Archeologie (Artikel 1.7 tweede lid onder d)
Bij het behouden van archeologische waarden in de zone Archeologie gaat het om regels die aantasting van archeologisch erfgoed voorkomen of tot het uiterste beperken. Behoud in situ (in de bodem) is het uitgangspunt. Bij het versterken van de archeologische waarden gaat het om archeologie als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen, met name:
Voor het behoud van de archeologische waarden in de ondergrond is een dubbelbestemming opgenomen, die is gekoppeld aan een vergunningstelsel. In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op de wijze waarop in dit bestemmingsplan met archeologie en cultuurhistorie wordt omgegaan.
Landschap Rivierengebied
In paragraaf 3.3.1 is reeds ingegaan op het landschap Rivierengebied. In paragraaf 3.3.3 wordt nader ingegaan op de kernkwaliteiten van dit type landschap.
Detailhandel buiten bestaand winkelgebied
Voorliggend bestemmingsplan bevat geen bestemmingen of regels die voorzien in nieuwvestiging of uitbreiding van detailhandel.
Buffer luchtvaartterrein
Voorliggend bestemmingsplan bevat geen bestemmingen en regels die voorzien in nieuwvestiging van een luchtvaartterrein voor gemotoriseerde luchtvaartuigen.
Kernrandzone
De kernrandzone is het gedeelte van het landelijk gebied dat direct aansluit aan de rode contour. Deze zone om de Utrechtse kernen is van grote waarde voor de leefbaarheid van de kern als uitloopgebied en door de hier aanwezige stedelijke functies.
De kwaliteiten en mogelijkheden van de kernrandzones vragen om specifiek gemeentelijk beleid gericht op het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Als dit nodig is voor de realisatie van ruimtelijke kwaliteitsversterking kan met dit beleid ook nieuwe verstedelijking mogelijk worden gemaakt. De aard en omvang van deze verstedelijking dient in redelijke verhouding te staan tot deze gewenste kwaliteitsversterking. En de aard en omvang van de gehele ontwikkeling dient in redelijke verhouding te staan tot de kern waaromheen de betreffende kernrandzone gelegen is.
Bij de landschappelijke inpassing van de nieuwe woning (zie paragraaf 2.3), wordt zo veel mogelijk ingezet op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
Landelijk gebied
De maximale inhoudsmaat van een woning in het landelijk gebied moet landschappelijk goed inpasbaar zijn. Hierbij moet gedacht worden aan 600 tot 800 m³. Een beeldkwaliteitsparagraaf is nodig indien het nieuwe ruimtelijk besluit een "wezenlijk" grotere maat (inhoud; ligplaats) mogelijk maakt ten opzichte van het oude ruimtelijke besluit.
Conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan wordt een woning mogelijk gemaakt van 660 m3 en 88 m2 aan bijbehorende bouwwerken. Onderhavig bestemmingsplan sluit goed aan bij de uitgangspunten uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
De provincie Utrecht heeft in 2011 een kwaliteitsgids voor Utrechtse Landschappen opgesteld. Begrenzing landschappen zoals vastgesteld in de PRS/PRV 4 februari 2013. De deelgebieden zijn in 2013 gedigitaliseerd. Hierbij zijn zes deelkaternen opgesteld, waaronder één voor het Rivierengebied, waarbinnen het plangebied langs de Utrechtsestraatweg valt.
Het Rivierengebied in Utrecht bestaat uit vijf duidelijk verschillende deelgebieden: Flank, Langbroek, Kromme Rijn, Schalkwijk en Nederrijn/Lek. Het plangebied langs de Utrechtsestraatweg maakt onderdeel uit van deelgebied "Nederrijn/Lek". In essentie is dit een open landschap rond de rivier en parallelle dijken, met weiden en vloedbosjes, steenfabrieken en veerhuizen aan dwarskades, boerderijlint langs de dijk en panoramische uitzichten over de omgeving.
Het landschap vraagt om:
De brede rivier met parallelle hoge bandijken vormt de kern van dit lineaire landschap. De buitenwaarden tussen de dijken zijn relatief open, terwijl de binnendijkse zone meer bebouwing en opgaande beplanting kent. De hoge dijken van de Nederrijn/Lek geven een panoramisch zicht over de lager gelegen omgeving en de hoge beboste Heuvelrug. De binnendijkse verkaveling haaks op de dijk, deels beplant met boomgaarden en bosjes, verleent zicht op achtergelegen kommen en stroomruggronden.
Conclusie
De functieverandering ter plaatse van het perceel Utrechtsestraatweg naast 21 past binnen de ontwikkelprincipes van het katern "Rivierengebied" van de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen. Onderhavig bestemmingsplan is niet in strijd met de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen.
Op 4 november 2013 is met Natuurbeleid 2.0 een nieuwe weg ingeslagen: een beleidsplan met vier pijlers waarin niet alleen aandacht is voor het realiseren van een robuust netwerk van natuur, maar ook de nadruk leggen op het onderliggende systeem van abiotische factoren, op het vermaatschappelijken van het natuurbeleid en het verduurzamen van de financiering. De integratie van natuurbeleid met andere beleidsvelden zijn als uitgangspunt genomen. In de realisatie van deze doelen werkt de provincie nauw samen met onze partners en onze twee gebiedscommissies (Utrecht-West en Utrecht-Oost) die worden ondersteund met de provinciale programmabureaus.
De Natuurvisie is 12 december 2016 door Provinciale Staten van Utrecht vastgesteld.
Dit document omvat de Natuurvisie van de provincie Utrecht. De provincie Utrecht is een uniek knooppunt in Nederland: op een klein oppervlak vinden we een grote verscheidenheid aan prachtige landschappen en natuurgebieden. Ook in het stedelijk gebied komen veel natuurwaarden voor, bijvoorbeeld in de eigen tuinen van mensen of in de vele stadsparken. Mede door dit groene netwerk wonen en werken mensen graag in Utrecht en vestigen bedrijven zich in onze provincie. Diverse onderzoeken hebben bovendien aangetoond dat de aanwezigheid en beleving van natuur in sterke mate bijdraagt aan de gezondheid van mensen en aan het welbevinden van inwoners.
De economische aantrekkingskracht van Utrecht heeft ook een keerzijde: de druk op de fysieke ruimte en het milieu is groot. Dit is bijvoorbeeld terug te zien in het uitgebreide netwerk van infrastructuur dat onze landschappen en natuurgebieden doorsnijdt, in de groei van het stedelijk gebied en in de relatief hoge concentratie van luchtvervuiling. Dat economische activiteiten een negatief effect kunnen hebben op de natuur is in heel ons land terug te zien, bijvoorbeeld in de afname van de biodiversiteit die sinds de jaren ’50 zichtbaar is.
Om deze negatieve gevolgen tegen te gaan en te zorgen voor het naast elkaar bestaan van een robuuste natuur en een welvarende samenleving voert de overheid natuurbeleid. Een mijlpaal uit het verleden is de invoering van het nationale Natuurbeleidsplan in 1990, met een belangrijke uitvoerende rol voor de provincies. Vanaf dat moment staat de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur – EHS, inmiddels omgedoopt tot Natuurnetwerk Nederland, vanaf nu NNN – centraal, een aaneengesloten stelsel van natuurgebieden. Ook natuur in het agrarisch gebied en in de stad krijgt de nodige aandacht. Via andere beleidsvelden, zoals het bodem-, water en milieubeleid en de ruimtelijke ordening, zet de overheid in op het verbeteren van de condities die nodig zijn voor een goede natuurkwaliteit. Ook zijn in de loop van de tijd een aantal groene wetten opgesteld – de Boswet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet – waarin is bepaald aan welke geboden en verboden handelingen die de natuur beïnvloeden moeten voldoen. Onder andere de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn verwerkt in deze wetten. Dit heeft geleid tot speciale aandacht voor behoud en versterking van natuurgebieden die vanuit Europees perspectief van groot belang zijn – de Natura 2000-gebieden – en de bescherming van tal van in het wild voorkomende plant- en diersoorten.
Hoewel in het onderhavige bestemmingsplan alleen een bestemmingswijziging wordt mogelijk gemaakt voor het perceel aan de Utrechtsestraatweg waar de nieuwe woning wordt gerealiseerd, heeft de omvorming van het perceel aan de Cuneralaan 65 naar natuur deze wijziging mogelijk gemaakt. Door de omvorming van dit perceel naar natuur wordt bijgedragen aan de realisering van het Natuurnetwerk Nederland.
Conclusie
Onderhavig plan sluit goed aan bij de uitgangspunten uit de Natuurvisie.
Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021
In het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 van de provincie Utrecht staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van Bodem, Water en Milieu. De uitwerking van dit beleid staat beschreven in de Uitvoeringsagenda Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021.
De provincie Utrecht richt zich op het behouden en verbeteren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat. Dit betekent dat we werken aan:
Waterverordeningen
Hiermee geeft de provincie uitvoering aan de Waterwet. Er is een waterverordening per waterschap, dat zijn er in Utrecht vier. Hierin staan onder andere de normen voor regionale waterkeringen en wateroverlast en regels voor het beheerplan, het peilbesluit, grondwaterbeheer en de legger. De legger is een verzameling kaarten waarin de afmetingen van de wateren en dijken zijn vastgelegd en waarin staat wie welk onderhoud doet. Daarnaast is er de Waterverordening provincie Utrecht 2009, met daarin regels voor het provinciaal waterplan, de regionale vaarwegen en de grondwateronttrekkingen.
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die alle lidstaten verplicht te zorgen voor schoon grond- en oppervlaktewater. De KRW geeft bijvoorbeeld aan welke planten en vissen in het water behoren voor te komen, wat het zuurstofgehalte daarbij moet zijn en hoeveel voedingsstoffen een bepaald type water maximaal mag bevatten voor een gezond waterleven. De provincie legt de doelen voor het oppervlaktewater vast.
Veel Utrechtse maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren zijn KRW-maatregelen. Uiterlijk 2027 moeten alle wateren op orde zijn.
De KRW is een stimulans geweest om het werken aan schoon water systematischer en integraler aan te pakken. Vier belangrijke kenmerken van de KRW zijn:
Taken provincie bij de KRW
Conclusie
Onderhavig plan sluit goed aan bij de uitgangspunten uit het Provinciaal Waterbeleid.
Waterbeheersplan
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft zijn digitale waterbeheerplan, getiteld 'Waterkoers 2016 - 2021', vastgesteld. Hierin legt het waterschap zijn koers voor de komende zes jaar op hoofdlijnen vast. De Waterkoers 2016 - 2021 is een omslag in denken. Het is niet meer vanzelfsprekend dat het waterschap alles wat met water te maken heeft, zelf oppakt, bepaalt of betaalt. Het motto is van 'zorgen voor' naar 'samen doen'.
De Waterkoers beschrijft de opgaven en de werkwijze van het waterschap. De Waterkoers bevat bewust géén maatregelen. Welke maatregelen we waar en hoe het beste op kunnen pakken, bepalen we samen met onze gebiedspartners. Met andere woorden: de uitwerking van de Waterkoers gebeurt via gebiedsprocessen, beleids- en uitvoeringsplannen en grote projecten van waterschap en partners.
Geactualiseerde leidraad afkoppelen Utrechtse Heuvelrug
Provincie, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, Waterschap Vallei & Veluwe, gemeenten en drinkwaterbedrijf Vitens maken zich samen sterk voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Onlangs is de ‘Leidraad afkoppelen Utrechtse Heuvelrug’ uit 2010 geactualiseerd en zijn de afspraken tussen de partners hernieuwd. Met het verlengen van het convenant afkoppelbeleid Utrechtse Heuvelrug tot 2021 blijft de garantie bestaan dat de hoeveelheid en de kwaliteit van het grondwater op peil blijft. In het convenant staan heldere afspraken onder welke voorwaarden regenwater mag worden geïnfiltreerd in een kwetsbaar gebied als de Utrechtse Heuvelrug.
Afkoppelen
Hemelwater is schoon en hoort niet in het riool thuis. Nu wordt het hemelwater en afvalwater vaak nog samen via het rioolstelsel naar de zuivering afgevoerd. Bij hevige regen stroomt het riool over en kan er wateroverlast op straat of een overstort naar het oppervlaktewater plaatsvinden. Vuil water komt dan terecht in watergangen en dat is nadelig voor de waterkwaliteit. Door het regenwater af te koppelen van het riool en terug te brengen in de bodem, wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater beschermd en blijft de grondwatervoorraad op peil. Voorwaarde is dat dit afstromend hemelwater van huizen en wegen niet verontreinigd is. Met name op de zandgronden van de Utrechtse Heuvelrug is afkoppelen en infiltreren goed mogelijk. De Utrechtse Heuvelrug vormt een belangrijk gebied voor de aanvulling van de grondwatervoorraad. Daarom zijn goede afspraken tussen provincie, waterschap, gemeenten en drinkwaterbedrijf nodig.
Conclusie
Het plan heeft geen groot effect heeft op water (geen groot waterbelang). Er kan worden volstaan met een standaard wateradvies van het waterschap.
De Stedenbouwkundige Structuurvisie, Woningbouwlocaties tot 2020 is vastgesteld door de gemeenteraad van Rhenen op 23 september 2008. Hierin geeft de gemeente Rhenen een visie op haar woningbouwlocaties tot 2020 voor de kernen van Elst, Achterberg en Rhenen. De intentie is om te bouwen voor de eigen bevolking (starters en senioren). Hierbij blijft de eigenheid van de kernen van Rhenen centraal staan.
Deze visie gaat voor Rhenen uit van een compacte kern binnen de rode contour. Volgens de visie zijn met verdichting, meervoudig ruimtegebruik en herstructurering in de komende periode voldoende woningen te realiseren. De groene randen van Rhenen worden maximaal gerespecteerd, aanvullende bebouwing aan de linten naar het buitengebied is ongewenst. De natuur en recreatie in de uiterwaarden krijgen meer ruimte. De visie op de uiterwaarden van Rhenen gaat uit van behoud van de resterende openbare panorama's op de rivier.
De uiterwaarden van de Neder-Rijn bij Rhenen zijn ruim en groen, er zijn relatief weinig voorzieningen, de oever is wel goed bereikbaar met wandelpaden vanuit de kern. Voorgesteld wordt om de uiterwaarden meer bruikbaar te maken door aanvullende wandelroutes en nieuwe natuur. Het is aantrekkelijk om lange afstanden te wandelen door de uiterwaarden.
Voorliggend bestemmingsplan
Het bouwen van een woning aan de Utrechtsestraatweg ongenummerd is in strijd met de Stedenbouwkundige Structuurvisie. Afwijken van bestaand beleid is in bijzondere omstandigheden wel mogelijk. De gemeente Rhenen heeft besloten in dit geval af te wijken van haar Stedenbouwkundige Structuurvisie, omdat zij dat in dit geval toelaatbaar achten.
De gemeente ondersteunt de volgende argumenten van de provincie om een positieve grondhouding aan te nemen ten aanzien van het verplaatsen van het bouwrecht.
De bestemming van een woning in het buitengebied wordt verplaatst van een locatie niet ver van de kern, maar wel op een strategische plek in de Ecologische verbindingszone, naar een plek die een vergelijkbare woonkwaliteit biedt (ook met uitzicht op de Rijn), maar met minder planologische impact. De locatie aan de Utrechtsestraatweg ligt buiten het NNN dus buiten de EHS en buiten Natura 2000-gebied. De locatie sluit echter wel direct aan op de rode (stedelijke) contour aan de westkant van de kern, min of meer in een bebouwingslint en binnen de bebouwde kom (Wegenverkeerswet) van Rhenen.
Tevens ondersteunt de gemeente het (deels) wegbestemmen van de functieaanduiding 'Intensieve kwekerij'. Hiermee zullen de agrarische gronden naast het bouwperceel minder intensief (kunnen) worden gebruikt. Hiermee kan op het bouwperceel een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd, maar is ook de kans op een eventuele onevenredige aantasting van aanwezige waarden binnen het plangebied en omliggende percelen geringer.
Conclusie
De gemeente Rhenen heeft dan ook geconcludeerd dat, mits voldaan wordt aan de voorwaarden, sprake is van een positieve ontwikkeling, waarvoor het nodig is af te wijken van haar Stedenbouwkundige Structuurvisie.
De Welstandsnota 2013 is op 23 april 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Rhenen. Binnen de mogelijkheden en wijzigingen van de regelgeving is met deze vaststelling het welstandstoezicht voor de komende jaren helder afgebakend en richting gegeven. Een toegesneden welstandsbeleid met snellere processen, minder regelgeving en behoud van de ruimtelijke kwaliteit.
Het plangebied langs de Utrechtsestraatweg maakt onderdeel uit van het gebied dat in de Welstandsnota is aangeduid met 'Uiterwaarden'.
Het beleid is gericht op het behouden en versterken van de landschappelijke kenmerken van de uiterwaarden. Voor bebouwing aan de Utrechtsestraatweg geldt een intensieve welstandstoets, met extra aandacht voor de uiterlijke verschijningsvorm.
Er zijn een aantal gebiedscriteria voor bouwwerken binnen de uiterwaarden geformuleerd, en aanvullende criteria voor de Utrechtsestraatweg:
Gebiedscriteria
Algemeen
Massa en vorm
Detaillering, kleur- en materiaalgebruik
Aanvullende criteria Utrechtsestraatweg
Plaatsing
Massa en vorm
Detaillering, kleur- en materiaalgebruik
Voorliggend bestemmingsplan
Bij de landschappelijke inpassing is voor zover mogelijk rekening gehouden met de welstandseisen uit de Welstandsnota. Aangezien niet alle aspecten uit de Welstandsnota ruimtelijk relevant zijn, zal in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen eveneens aandacht aan worden besteed aan het Welstandsbeleid.
Conclusie
Onderhavig plan is niet in strijd met de Welstandsnota.
Op 30 januari 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met de nieuwe woonvisie 'Kiezen voor Rhenen'. In deze woonvisie, die een doorkijk geeft tot 2030, zijn de ambities en strategieën geformuleerd om met de verschillende woonopgaven in Rhenen om te gaan. De visie bevat een aanpak om de komende jaren de bouwstroom te kunnen garanderen en tegelijkertijd de woonkwaliteit te kunnen behouden. Ook wordt ingegaan op de manier waarop verschillende doelgroepen een thuis in de gemeente kunnen vinden, hoe wij de kernen vitaal kunnen houden en hoe we onze bestaande woningvoorraad toekomstbestendig kunnen maken.
De komende tien jaar voegt de gemeente woningen toe in lijn met het regionale advies: tussen 450 en 550 woningen, zo’n 50 woningen per jaar. Het is een grote uitdaging om deze productie te realiseren, omdat het vooral om inbreidingslocaties gaat.
Afwegingskader woningbouw
Ambities een plek geven in een afwegingskader
Een belangrijk onderdeel van de woonvisie is de woningbouwprogrammering. Via de programmering wil de gemeente bijdragen aan de realisatie van passende woningen voor de eigen behoefte. Hiertoe kiezen we ervoor om kwaliteiten centraal te stellen waaraan plannen een bijdrage moeten leveren. De gemeente verleent haar medewerking aan de plannen die het beste bijdragen aan de ambities die de gemeente heeft. Dit afwegingskader is vooral een hulpmiddel om met ontwikkelende partijen in gesprek te gaan over differentiatie, fasering en de gewenste kwaliteit van woningen, woonomgeving en woonmilieus. We beoordelen alle plannen aan hun bijdrage, omdat gezien onze beperkte plancapaciteit ieder plan de juiste moet zijn.
Voorliggend bestemmingsplan
In het voorliggend bestemmingsplan heeft de gemeente Rhenen besloten medewerking te verlenen aan het initiatief. Relevant is verder dat het in voorliggend bestemmingsplan gaat om de verplaatsing van een bouwrecht. Er is derhalve geen sprake van het toevoegen van een nieuwe woning.
Conclusie
Onderhavig plan is niet in strijd met de Woonvisie.
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan
In dit verbreed gemeentelijk rioleringsplan, ofwel vGRP+, staat het beleid van Gemeente Rhenen voor stedelijk afvalwater, regenwater en grondwater voor de periode 2015-2019. Het beschrijft de stand van zaken, reikwijdte, ambities, planning en kosten van de gemeentelijke watertaken. De ‘plus’ staat voor het Waterplan Rhenen, omdat dit vGRP+ ook aandacht schenkt aan het beleid uit het Waterplan van 2004.
De riolering in Rhenen is voornamelijk gemengde riolering, waarbij afvalwater en regenwater door hetzelfde buizenstelsel worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Sinds 1975 is gescheiden riolering aangelegd, waarbij afvalwater en regenwater apart worden gehouden. In het buitengebied ligt drukriolering waarbij afvalwater met pompjes wordt afgevoerd.
Kenmerkend voor Rhenen zijn de grote hoogteverschillen. Hierdoor stroomt het water zeer snel naar laaggelegen delen. Dit geeft risico’s op wateroverlast, maar de Rhenense situatie biedt ook kansen. De bodem is zeer geschikt voor infiltratie van regenwater, zodat dit niet door riolen hoeft te worden afgevoerd.
Een belangrijk onderdeel van de Rhenense strategie is het afkoppelen, waardoor schoon regenwater niet in de vuilwaterriolen terecht komt. Dit is voordelig voor het milieu, voor het voorkomen van wateroverlast en voor de rioolwaterzuivering van het waterschap.
Het waterplan
Het Waterplan “een berg mooi water” is door de gemeenteraad vastgesteld op 26 april 2005 en heeft ten doel effectief en efficiënt om te gaan met water in de gemeente. De watervisie beschrijft de beoogde ontwikkeling van het water tot 2025. Het waterplan gaat in op de waterkwantiteit, de waterkwaliteit en de waterketen. Bij de streefbeelden voor het bebouwd gebied ligt de nadruk op het saneren van riooloverstorten en het afkoppelen van verhard oppervlak. Voor onderhavig plan zijn de volgende relevante streefbeelden voor 2025 te noemen:
In het waterplan is eveneens vermeld op welke plannen de watertoets van toepassing is op basis van de richtlijnen in de “Handreiking Watertoets 2”. Het benodigd overleg is afhankelijk van het soort plan en de mogelijke gevolgen voor het watersysteem.
Overige beleidskaders
Het waterbeleid van Gemeente Rhenen wordt voortdurend afgestemd op regionale en landelijke ontwikkelingen. Provinciaal en landelijk beleid wordt uitgewerkt voor de lokale situatie in Rhenen. Er wordt afstemming gezocht met het beleid van de waterschappen, omliggende gemeenten en de visies van samenwerkingsverbanden (Winnet, PWVE en R2W2). Het (water)beleid van al deze overheden vormt een kader waarbinnen Gemeente Rhenen haar beleid bepaalt. Een aantal van deze beleidskaders is beschreven in hoofdstuk 2 van het achtergrondrapport. Daar wordt ingegaan op het rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is de samenvattende tabel uit het achtergronddocument weergegeven
Afkoppelen door de gemeente
In de volgende figuur is schematisch aangeven in welke gevallen Gemeente Rhenen regenwater afkoppelt of niet aansluit:
Afkoppelen door particulieren
Om de afkoppelambitie te kunnen halen is het niet voldoende om bij wegreconstructies alleen de wegoppervlakken af te koppelen. Ook dakoppervlakken van aangrenzende bebouwing worden in projecten meegenomen. Hiervoor is medewerking van burgers en bedrijven essentieel. In figuur 2 is aangegeven in welke gevallen Gemeente Rhenen het redelijk vindt om van burgers en bedrijven te vragen het regenwater zelf te verwerken of gescheiden aan te leveren:
In de bovenstaande figuur is er bij uitbreidingen strikt genomen geen sprake van “afkoppelen” maar van “niet aankoppelen”.
In- en uitbreidingen
Bij in- en uitbreidingen moeten bedrijven en particulieren het regenwater verwerken op eigen terrein behalve als:
Als het regenwater niet op eigen terrein wordt verwerkt, moet het gescheiden op de erfgrens worden aangeleverd, waarna het regenwater op een gemeentelijke regenwatervoorziening wordt aangesloten. Vanuit het oogpunt van doelmatigheid is het soms beter om gemeenschappelijke voorzieningen aan te leggen. Hierbij is ook de beschikbare ruimte bepalend. Bij rijtjes- of geschakelde woningen zijn er beperkte mogelijkheden om regenwater van de voorzijde naar de achterzijde te brengen en is er weinig ruimte. De kosten voor aanleg en onderhoud van infiltratie- of bergingsvoorzieningen lopen dan zodanig op dat een gemeentelijke voorziening (kosten)efficiënter is. In dit kader worden door de gemeente in ieder geval geen regenwatervoorzieningen aangelegd voor:
In het afkoppelplan staat aan welke eisen voorzieningen op particulier terrein moeten voldoen. Een van de eisen betreft de omvang van infiltratievoorzieningen. Bij woningen en kleine bedrijven moeten de voorzieningen een berging hebben van 20 mm. Bij grote bedrijven is dit 40 mm.
Infiltratiemogelijkheden
De bodem is fysiek niet geschikt voor infiltratie als:
In een bodemkundig- en (geo)hydrologisch onderzoek wordt per project bepaald wat de plaatselijke doorlatendheid en grondwaterstanden zijn. De verwachting is dat alleen in Achterberg en omgeving infiltratie op basis van de gestelde criteria niet mogelijk is.
Een groot deel van Rhenen ligt op de Utrechtse Heuvelrug. Voor de Utrechtse Heuvelrug is specifiek afkoppelbeleid ontwikkeld. Dit beleid is vastgelegd in het Convenant afkoppelbeleid Utrechtse Heuvelrug. Dit beleid is uitgewerkt in het afkoppeldocument van Rhenen. In het grondwaterbeschermingsgebied geldt ook de ProvincialeMilieuverordening (PMV).
Conclusie
Het plan voldoet aan het gesteld gemeentelijk waterbeleid.
Algemeen
Ten behoeve van het voorliggend bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn door de Omgevingsdienst Regio Utrecht beoordeeld. Het integraal advies van de Omgevingsdienst is als Bijlage 3 bij deze Toelichting gevoegd. Op basis van dit advies zijn enkele rapporten aangepast of zijn aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Na beoordeling van deze aanvullende onderzoeken heeft de Omgevingsdiens geadviseerd dat alle onderzoeken
(ecologie onder voorwaarden) akkoord bevonden zijn. Deze intergraal adviezen zijn opgenomen als Bijlage 11 en Bijlage 15 bij deze toelichting en worden per paragraaf beschreven.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De treden van de ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
De gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de nieuwe laddersystematiek. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Het bouwen van 1 woning is conform de nieuwe laddersystematiek geen stedelijke ontwikkeling.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de kaders van de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing zijn op de voorliggende ontwikkeling.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een groentetuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.
In oktober 2019 door NIPA Milieutechniek b.v. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4). De resultaten van het verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een perceel naast de Utrechtsestraatweg 21 te Rhenen, kadastraal bekend als gemeente Rhenen, sectie I, nummer 1067, blijkt dat de baksteenhoudende bovengrond licht verontreinigd is met kwik en lood. De zintuiglijk schone bovengrond is licht verontreinigd met lood, zink en PCB. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehaltes ten opzichte van de achtergrondwaarde gemeten.
Op basis van deze resultaten dient de hypothese in principe verworpen te worden.
De gevolgde strategie is echter als voldoende te beschouwen. De uitvoering van een aanvullend of nader onderzoek is, ons inziens, niet zinvol.
Indien grond afgevoerd moet worden van de locatie, dient rekening gehouden te worden met gebruiksbeperkingen van de vrijkomende grond. Volgens de tijdelijke handreiking hergebruik PFAShoudende grond en bagger dient de grond ten behoeve van afzet aanvullend op de aanwezigheid van PFOS/PFOA geanalyseerd te worden.
In het verkennend bodemonderzoek van NIPA Milieutechniek b.v. wordt verwezen naar een door BOOT uitgevoerd onderzoek van 23-05-2018 (rapportnummer P18-0164-009) en een eerder door NIPA Milieutechniek b.v uitgevoerd onderzoek (rapportnummer 16991, d.d.
18 oktober 2018) verwezen. Deze onderzoeken zijn voor de volledigheid als Bijlage 5 en
Bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd.
Beoordeling ODRU
De Omgevingsdienst Regio Utrecht heeft dit bodemonderzoek beoordeeld. Het integraal advies van de Omgevingsdienst is als Bijlage 3 bij bij deze toelichting opgenomen.
Hierin wordt geadviseerd:
Opgenomen conclusie:
Conclusie
Tegen de eventuele bebouwing van de onderzoekslocatie zijn conform het rapport geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren. Het aspect bodem vormt derhalve geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Onderhavige ontwikkeling
De waterbeheerder voor deze locatie is het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In het kader van voorgenoemde wettelijke verplichting is voor het plangebied op 18 mei 2017 de digitale watertoets doorlopen via www.dewatertoets.nl. De volledige resultaten zijn opgenomen in Bijlage 7.
Op basis van de watertoetsprocedure is geconcludeerd dat het plan geen groot effect geeft op water. Er kan daarom volstaan worden met een standaard wateradvies van het waterschap, naast de standaard waterparagraaf, geldende de volgende adviespunten van het waterschap ten aanzien van de onderhavige ontwikkeling.
Basisprincipes omgaan met water:
Beleid hemel- en afvalwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie van water in de bodem het uitgangspunt, omdat dit het meest duurzaam is. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling
De ruimtelijke ontwikkelingen hebben weinig tot geen gevolgen voor het watersysteem. In het kort gaat het om:
Afvoer hemelwater
Er is aangegeven dat hemelwater wordt afgevoerd via een hemelwaterriool. De capaciteit van dit hemelwaterstelsel dient groot genoeg te zijn om wateroverlast te voorkomen (aub zelf checken).
Hemelwater wordt geinfiltreerd in de bodem. In het waterbeleid is afvoer van overtollig hemelwater door middel van infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool een optie.
Afvalwater
Afvalwater wordt als volgt afgevoerd: Onbekend (grond nog niet verkocht) (aub checken of dit conform gemeentelijk rioleringsbeleid is).
Toekomstige ontwikkelingen
Indien in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, waarbij het verhard oppervlak uitbreidt met meer dan 500m2 in stedelijk gebied en/of 1000m2 in landelijk gebied, heeft dit tot gevolg dat het hemelwater van dit oppervlak versneld tot afvoer komt. Om de waterhuishouding niet te verslechteren, moet deze versnelde afvoer worden voorkomen of gecompenseerd.
ADVIESPUNTEN WATERSCHAP
U kunt er voor kiezen om onderstaande adviespunten van het waterschap (deels) op te nemen in het plan, naast bovenstaande standaard waterparagraaf.
Kansen pakken
Ondanks dat de ruimtelijke ontwikkeling weinig tot geen gevolgen heeft voor water, kan het zijn dat er kansen zijn om verbeteringen door te voeren ten behoeve van duurzaam waterbeheer. Het Hoogheemraadschap adviseert bijvoorbeeld om hemelwater niet af te voeren naar een gemengd rioolstelsel, maar te infiltreren in de bodem of af te voeren naar oppervlaktewater. De gemeente is verantwoordelijk voor het bepalen van (de methode van) hemelwaterafvoer, in overleg met het waterschap.
Aanleghoogte
Het Hoogheemraadschap adviseert om de nieuwbouw aan te leggen met een ontwateringsdiepte van minimaal 80 centimeter, en bij voorkeur 1 meter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.
Grondwater
In oktober 2019 door NIPA milieutechniek b.v. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4). Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt tevens dat het grondwater niet binnen de maximale boordiepte van 5,0 meter – mv is aangetroffen.
Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten blijft echter voor de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers.
Waterketen
Het plan heeft gevolgen voor de rioleringssituatie. Het Hoogheemraadschap adviseert om een lokaal rioleringsplan op te stellen. Het waterschap zal dit plan vervolgens goedkeuren.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
In opdracht van DORPenLANDadvies heeft Lievense Milieu B.V. een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (zie Bijlage 8) uitgevoerd ter plaatse van een perceel aan de Utrechtsestraatweg tussen nummer 21 en 25 te Rhenen.
Het doel van het onderzoek is het bepalen van de optredende geluidbelastingen vanwege nabij gelegen wegen en het toetsen van de berekende waarden aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en, voor zover van toepassing, aan het gemeentelijk geluidbeleid. Daarnaast dient ter onderbouwing van de goede ruimtelijke ordening de gecumuleerde geluidbelasting inzichtelijk te worden gemaakt.
Resultaten onderzoek
De woning in het plangebied is krachtens de Wet geluidhinder gelegen binnen de geluidzone van het gedeelte van de Utrechtsestraatweg en het Paardenveld, voor beide wegen geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. Daarnaast ligt het plan binnen de invloedsfeer van de Donderberg en het Frankenveld, waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt, deze wegen zijn daarmee niet zoneplichtig.
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van de Utrechtsestraatweg ten hoogste 52 dB bedraagt inclusief aftrek conform art 110g Wgh. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn technisch wel mogelijk en worden op basis van de regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder doelmatig geacht. De werkelijke kosten van de maatregelen zijn echter zo hoog dat wordt geconcludeerd dat voor de realisatie van 1 woning, sprake is van bezwaren van financiële aard. De gemeente Rhenen wordt dan ook verzocht een hogere waarde vast te stellen.
De overige wegen in de omgeving van het plangebied leveren geen relevante bijdrage aan de geluidbelasting. De cumulatieve geluidbelasting is gelijk aan de geluidbelasting als gevolg van de Utrechtsestraatweg.
Conclusie
Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van de Utrechtsestraatweg ten hoogste 52 dB bedraagt inclusief aftrek conform art 110g Wgh. Indien hogere waarden worden vastgesteld voor een geluidsbelasting van 52 dB op het voorliggende perceel, wordt aangetoond dat wordt voorzien in een goede ruimtelijke ordening.
De overige wegen in de omgeving van het plangebied leveren geen relevante bijdrage aan de geluidbelasting. De cumulatieve geluidbelasting is gelijk aan de geluidbelasting als gevolg van de Utrechtsestraatweg.
Algemeen
De wet Milieubeheer bevat de belangrijkste luchtkwaliteitseisen. Hierin is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen verruimd. Doordat het NSL in werking is getreden, draagt op grond van het Besluit niet in betekenende mate een project niet bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 als NO2.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de verplaatsing van één bouwrecht, waarmee de ontwikkeling ruimschoots onder de NIBM-waarde blijft. Het project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het project is daarom niet noodzakelijk.
Besproeiing naastgelegen percelen
De gronden naast het bouwperceel zijn in het bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'agrarisch' met een
functieaanduiding 'intensieve kwekerij'. Deze functieaanduiding maakt een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) ) of tuinbouwzaden mogelijk, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden. Sinds 1 januari 2018 verplicht het Activiteitenbesluit, in de artikelen 3.78a en 3.83, bedrijven tot het toepassen van technische maatregelen bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen in de open lucht. Hiermee moet drift van die middelen tot een minimum worden voorkomen.
Om op het bouwperceel een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen, dienen daarom maatregelen te worden getroffen. Een andere mogelijkheid is deze functieaanduiding te laten vervalllen. De initatiefnemer heeft voor de laatste optie gekozen. Binnen een zone van
50 meter, gemeten vanaf de zijgevel van de woning, zal de functieaanduiding 'intensieve kwekerij' worden wegbestemd. Voor het overige zal dat deel van het bestemmingplan met de bestemmings 'agrarisch' conserverend van aard zijn en zullen hiervoor geen onderzoeken nodig zijn.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen).
Onderhavige ontwikkeling
Hierna wordt ingegaan op het perceel Utrechtsestraatweg (ongenummerd) ten aanzien van externe veiligheid.
Afbeelding - Uitsnede risicokaart perceel Utrechtsestraatweg ongenummerd (bron:
www.risicokaart.nl)
Inrichtingen
Ten noordoosten van het plangebied is 'Sport en recreatiecentrum 't Gastland' gelegen. Binnen dit centrum bevinden zich onder andere een zwembad, bowlingbaan en horeca. Het centrum ligt op ruim 570 meter afstand ten opzichte van het plangebied en vormt daarmee geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.
Ten zuiden van het plangebied, aan de andere kant van de Nederrijn is een agrarisch gebied met bovengrondse tank aanwezig. Deze installatie heeft een afstand van circa 750 meter tot het plangebied en vormt tevens geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Transportroutes
De provinciale weg N225 tussen Driebergen - Rhenen - Oosterbeek ligt op circa 20 meter ten noorden van het plangebied. De weg ligt op voldoende afstand van het plangebied.
Buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen die op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
KSP Archeologie heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de locatie aan de Utrechtsestraatweg ongenummerd (ten NW van huisnummer 21) in Rhenen (gemeente Rhenen). Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 9 van het voorliggende bestemmingsplan.
Het doel van het archeologische bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied.
Op basis van de landschappelijke ligging op een sandr afgedekt door een plaggendek, grenzend aan een lager gelegen riviervlakte en de archeologische vondstlocaties uit de omgeving is aan het plangebied een hoge verwachting toegekend voor zowel vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum als voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd.
Om de mate van de bodemverstoring ten gevolge van de tabaksteelt vast te stellen wordt geadviseerd om de hoge archeologische verwachting te toetsen door middel van een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase. Met dit onderzoek wordt de bodemopbouw in kaart gebracht en wordt de intactheid van de bodem en het potentiële archeologische niveau vastgesteld.
Voor het booronderzoek dient een Plan van Aanpak (PvA) te worden opgesteld, dat door het bevoegd gezag dient te worden goedgekeurd. Pas na goedkeuring kan het booronderzoek worden uitgevoerd.
Dit Plan van Aanpak (PvA) is 4 oktober 2019 door KSP Archeologie opgesteld en als Bijlage
10 in deze toelichting opgenomen. Het PvA door de ODRU getoets en akkoord bevonden zoals is verwoord in het ROM Integraal Advies van 16 oktober 2020, zie Bijlage 11.
Het inventariserend veldonderzoek (booronderzoek) wordt uitgevoerd tijdens het vervaardingen van dit bestemmingplan. Mocht het rapport met de onderzoeksresultaten voor de vaststelling gereed zijn, zal dit rapport en de bevinden nog worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Indien het rapport met de onderzoeksresultaten niet tijdig gereed is, zullen het rapport en de bevinden deel uit maken van de aanvraag Omgevingsvergunning die voor het plan moet worden ingediend. Indien noodzakelijk kunnen in de Omgevingsvergunning voorwaarden omtrent archeologie worden opgenomen.
Conclusie
Er zal een Inventariserend Veldonderzoek (booronderzoek), moeten worden uitgevoerd om de hoge archeologische verwachting ter plaatse van het plangebied te toetsen.
De Wet natuurbescherming voorziet in het wettelijk kader voor de bescherming van
bepaalde gebieden (Natura 2000, Nederlands Natuurnetwerk, enz.), planten- en diersoorten en houtopstanden. In de Wet natuurbescherming is de Europese regelgeving omtrent natuurbescherming, zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG, 30 november 2009) en Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG, 21 mei 1992) als uitgangspunt genomen. In de Wet natuurbescherming zijn de provincies primair bevoegd gezag voor bescherming van soorten en natuurgebieden.
Door Blom Ecologie B.V is 9 mei 2019 is een quick scan Natuurwetgeving uitgevoerd voor het plangebied aan de Utrechtsestraatweg. Deze rapportage is opgesteld om in kaart te brengen of er negatieve effecten ten aanzien van de instandhoudingsdoelen van het Natura2000-gebied 'Rijntakken' te verwachten zijn naar aanleiding van de beoogde ontwikkelingen.
Het plangebied heeft geen status als beschermd Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'de Rhijntakken' ligt op een afstand van circa 1,0 kilometer tot het plangebied. Gezien de afstand van het plangebied en de aard van de ingreep doet het voornemen wat deze aspecten betreft geen afbreuk aan de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied.
Stikstofdepositie
Omdat de uitstoot van stikstof over grote afstand effect kan hebben, is een berekening van de mogelijke stikstofdepositie, voor de realisatie en het gebruik van de woning uitgevoerd. De notitie 'S21900718b01_200120 Stikstof depositie' is als Bijlage 12 bij deze toelichting opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat tijdens aanlegfase geen toename van de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden plaats vindt, als de emissie niet hoger wordt dan 436 kg NOx op jaarbasis. Binnen deze randvoorwaarden zijn significante gevolgen voor beschermde habitats en hieraan gekoppelde soorten als gevolg van stikstofdepositie op voorhand uitgesloten.
De instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied worden gerespecteerd en de natuurlijke kenmerken worden niet aangetast.
Tijdens de gebruiksfase is vindt een emissie van 1.460 kg NOx op jaarbasis plaats waardoor eveneens geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden.
Voortoets Natura2000
Ten aanzien van mogelijk overtreding Wet natuurbescherming is in oktober 2018 een quickscan flora en fauna uitgevoerd door NIPA milieutechniek b.v. (zie paragraaf 4.8.2).
Op basis van de bevindingen wordt geconcludeerd dat er geen procedurele gevolgen zijn ten gevolge van de voorgenomen ingrepen. De planlocatie bevindt zich aangrenzend aan het Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Ter behoeve van de procedure inzake de bestemmingsplanwijziging word door de gemeente Rhenen een Voortoets Natura 2000 vereist. Deze voortoets Natura2000 is op 9 mei 2019 uitgevoerd door Blom Ecologie B.V. en als Bijlage 13 bij deze toelichting opgenomen. Uit deze voortoets is gebleken dat de realisatie van een woning aan de Utrechtseweg ong. te Rhenen, mits enkele mitigerende maatregelen* worden getroffen, aannemelijk niet leidt tot de aantasting van het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' en zijn instandhoudingsdoelen. In de aanlegfase treden mogelijk tijdelijke niet-significant effecten op welke worden ondervangen door maatregelen te treffen of buiten de kwetsbare periodes van specifieke fauna te werken.
Voorgestelde mitigerende maatregelen:
Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de Wet natuurbescherming voor het voorliggend plan geen belemmering vormt.
In dit rapport wordt verwezen naar een quickscan flora en fauna die in oktober 2018 door NIPA milieutechniek b.v. is uitgevoerd naar de potentie voor beschermde flora en fauna op het plangebied en de directe omgeving (van der Stroom, 2018). Het onderzoek bestaat uit een veldbezoek en een bureaustudie. Op basis van verspreidingsgegevens, habitatpreferentie en aanwezig habitat is het voorkomen van beschermde soorten uitgesloten, en werd geconcludeerd dat vereiste habitats voor beschermde soorten niet aanwezig zijn binnen het plangebied. In Bijlage 13 is de volledige Quickscan Natuurwetgeving te vinden. Navolgend wordt ingegaan op de belangrijkste resultaten en conclusies.
Ten aanzien van aanwezige flora en fauna wordt geadviseerd mitigerende maatregelen te treffen. De realisatie van een woning aan de Utrechtseweg ong. te Rhenen leidt, mits enkele mitigerende maatregelen worden getroffen, aannemelijk niet tot de aantasting van het Natura2000-gebied 'Rijntakken' en zijn instandhoudingsdoelen.
Dit wil zeggen dat voorafgaand aan de uitvoering van werkzaamheden door een ter zake deskundige in een ecologisch werkprotocol dient te zijn vastgelegd hoe effecten op aanwezige flora en fauna zoveel als redelijk mogelijk te minimaliseren zijn. Belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn werken buiten kwetsbare periode van voortplanting en overwintering van aanwezige fauna alsmede het uitvoeren van werkzaamheden tussen zonsopkomst en zonsondergang.
In de aanlegfase treden mogelijk tijdelijke niet-significant effecten op welke worden ondervangen door maatregelen te treffen of buiten de kwetsbare periodes van specifieke fauna te werken.
Mitigerende maatregelen:
De ODRU heeft de quickscan flora en fauna getoets en in het ROM Integraal Advies van 3 november 2020 (zie Bijlage 15) onder voorwaarden akkoord bevonden.
Voorwaarden:
Als voorwaarde in de vergunning op te nemen: 'Vestiging van rugstreeppad op de ontwikkelingslocatie dient te worden voorkomen door het plangebied volledig af te schermen met een reptielen- en amfibieënscherm voorafgaand aan het uitvoeren van mogelijke grondwerkzaamheden. Het scherm dient een hoogte van 40/50 centimeter te hebben en minimaal vijf centimeter in de grond te worden geplaatst. De functionaliteit van de afscherming moet tijdens de werkzaamheden voortdurend in stand worden gehouden. Bovendien wordt aanbevolen het scherm te plaatsen in het late voorjaar en de zomer, voordat de rugstreeppad kans krijgt zich te vestigen in het gebied.'
De voorgenomen ontwikkeling, zoals opgenomen in dit wijzigingsplan, is onder de gestelde voorwaarde, in overeenstemming met de Wet natuurbescherming.
Algemeen
Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk of een rustig buitengebied).
In de nabije omgeving van het plangebied zijn de volgende niet-agrarische bedrijven gelegen:
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Verkeer
Het onderhavige perceel wordt ontsloten op de Utrechtsestraatweg. Dit is de provinciale weg (N225) die Rhenen en Driebergen met elkaar verbindt. De locatie is hierdoor goed bereikbaar. Er zal een toename plaatsvinden van één woning op het betreffende perceel. Het ligt niet in de lijn van verwachting dat er sprake zal zijn van een toename van onevenredige hinder.
Parkeren
Op basis van het gemeentelijk beleid (Paraplubestemmingsplan "Parkeren" d.d. 6 maart 2018) geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per woning. Parkeren dient op eigen erf te gebeuren. Aangezien het toekomstige erf voldoende ruimte biedt aan parkeergelegenheid op eigen erf, zal er geen afwenteling van parkeerdruk op de omgeving plaatsvinden.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Uit de toetsing van het bodemonderzoek (zie het ROM Integraal Advies Bijlage 3) is voor het plan een onderzoek niet gesprongen conventionele explosieven uitgevoerd door Euro Radar.
Het hiertoe behorend rapport van 15 oktober 2020 is als Bijlage 20 bij deze toelichting opgenomen.
Uit het rapport blijkt dat het opsporingsgebied is onderzocht op de aanwezigheid van CE. Het gebied heeft een totaaloppervlak van 1.750m2 waarvan 670m2 realtime is onderzocht.
Een deel van de toegangsweg is niet onderzocht i.v.m. asfaltverharding en is derhalve niet vrijgegeven. Er zijn geen verdachte objecten benaderd die voldoen aan de gestelde criteria.
Er zijn geen (restanten van) CE aangetroffen. Met de door ons gebruikte zoekmethodiek zijn na het verwijderen van de objecten geen overige significante objecten welke overeenkomen met die van een CE meer aangetroffen en is het gebied vrijgegeven om toekomstige werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.
Het gehele opsporingsgebied is vrijgegeven tot een diepte van 2,00m -mv, met uitzondering van het asfaltpad. De hoogte van het maaiveld lag, ten tijde van het onderzoek, (gemiddeld) op 14,18m +NAP. E.e.a. is weergegeven in een vrijgavetekening met tekeningnummer EU20-249-PVO-01-TEK-01 en als bijlage 1 aan de rapportage toegevoegd.|
Geadviseerd wordt om op basis van de resultaten van het onderzoek de nog eventueel te bewerken, niet vrijgegeven gebieden in een later stadium te laten onderzoeken op de aanwezigheid van CE. Het proces-verbaal van oplevering heeft enkel zijn betrekking op het onderzoeksgebied zoals weergegeven in de bijgevoegde overzichtstekening. Hierin staat weergegeven welke gebieden zijn vrijgegeven op de aanwezigheid van mogelijke CE.
Conclusie
Het aspect niet gesprongen conventionele explosieven vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen. Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels behorende bij dit bestemmingsplan geven inhoud aan de aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.
De regels van het onderhavige bestemmingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de systematiek in de SVBP2012, versie 1.3.1 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:
Bestemming "Argrarisch"
Tussen de percelen Utrechtsestaatweg 21 en Utrechtsestraatweg 25 zijn enkele agrarische percelen gelegen. Deze hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen en zijn daarbij voorzien van een functieaanduiding 'Intensieve kwekerij'. Van het perceel dat naast de Utrechtsestraatweg 21 is gelegen zal de bestemming van 'agrarisch' worden gewijzigd naar 'wonen' en 'groen'. Van de andere percelen zal (deels) de functieaanduiding 'Intensieve kwekerij' worden wegbestemd om zodoende een goed woon- en leefklimaat binnen de woonbestemming te kunnen garanderen. De gronden met de bestemming 'agrarisch' kunnen worden gebruikt voor grondgebonden landbouw doeleinden. Er is verder geen bebouwing op gelegen of mogelijk.
Bestemming "Groen"
De strook tussen het bouwperceel en de Utrechtsestaatweg 21 zal worden bestemd met de bestemming 'groen'. Deze strook zal worden voorzien van een functieaanduiding 'landschappelijk'. Deze strook zal niet openbaar groen worden en hierop mogen, op een plateaulift na, geen gebouwen worden opgericht.
Bestemming "Wonen"
Deze bestemming is opgenomen voor het deel van het plangebied waarop de woning zal wordne gerealiseerd. Gronden met deze bestemming zijn onder andere bedoeld voor wonen, beroep- en bedrijf aan huis, bed & breakfast, tuinen en erven.
In de bouwregels is de maatvoering aangegeven voor het bouwen van bouwwerken. In het bestemmingsvlak is één woning toegestaan, waarbij de nieuw te bouwen woning een maximale inhoudsmaat van 660 m³ mag hebben. Er geldt een maximale goothoogte van 3,5 meter en een bouwhoogte van 8 meter. Bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 1 meter achter de voorgevel te worden geplaatst.
Binnen deze bestemming zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor het uitoefenen van beroep- en bedrijf aan huis.
Voorwaardelijke verplichting
In de bestemming 'Wonen' zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Deze verplichtingen regelen dat:
Het gaat hier om algemene regels die betrekking hebben op alle bestemmingen (en ook dubbelbestemmingen) in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regel te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels en afwijkingsregels.
Verder zijn in de regels van het bestemmingsplan de volgende aanduidingen opgenomen:
specifieke vorm van wonen 'bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel'
De geplande woning betreft een specifieke cq. geen standaard situatie. De bijbehorende bouwwerken zijn gelet op de locatie en het leven richting het water voor de voorgevel en als deel van het hoofdvolume ontworpen. Ze zijn onderdeel van het groene dak en liggen derhalve uit het zicht, mede omdat ze achter/in het talud zijn verwerkt. Hiermee staan ook geen auto's in het zicht.
specifieke vorm van wonen 'kelder/ondergronds bouwwerk'
Een deel van de gewenste kelder is gelegen buiten de contour van het hoofdgebouw. Gelet op de specifieke locatie en de behoefte aan een derde slaapkamer en een buitenberging zijn als deel van het hoofdvolume mee ontworpen. Gelet op de ondergrondse ligging, waarvan deels onder het terras, zijn de ruimtes in het talud en derhalve uit het zicht verwerkt. Deels is deze bebouwing ook buiten het bouwvlak gelegen. Hierdoor zullen geen losse gebouwen op het perceel nodig zijn die het landschapsbeeld onevenredig zouden kunnen aantasten.
specifieke vorm van wonen 'zonwering'
In het ontwerp is ter plaatse van de achtergevel een lamellenluifel opgenomen. Deze luifel dient als functionele zonwering en zal 3 meter buiten de achtergevel uitkragen. Conform artikel 2 lid 8, Bijlage II van het Bor is een zonwering aangemerkt als categorie van gevallen waarin voor bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten geen omgevingsvergunning is vereist.
Derhalve is in de lijn van het gehele ontwerp ook voor een architectionisch kwalitatieve zonwering gekozen die als onderdeel van de woning is ontworpen.
De anti-dubbeltelbepaling is onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Deze laatste regel geeft aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Bij het opstellen van een ruimtelijke plannen dient op grond van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Het plan betreft een particulier initiatief op eigen gronden. Ten behoeve van het plan hoeven door de gemeente Rhenen geen voorzieningen te worden getroffen, noch aan- of verkopen te worden gedaan. Voor de uitvoering van het plan zijn financiële middelen beschikbaar; alle door de gemeente te maken kosten zullen via de gemeentelijke legesverordening en een nog af te sluiten anterieure overeenkomst worden verhaald op de initiatiefnemer. In de anterieure overeenkomst zal tevens worden voorzien in een overeenkomst met betrekking tot eventuele planschade die volgt uit onderhavig plan.
De gemeente geeft met vorenstaande invulling aan het bepaalde in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening, waardoor het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Een exploitatieplan behoeft daarom bij dit bestemmingsplan niet te worden vastgesteld.
In 2017 hebben enkele omwonenden hebben bezwaren kenbaar gemaakt bij de gemeente. Mede naar aanleiding daarvan heeft DORPenLANDadvies in het voorjaar 2017, 12 keukentafel-gesprekken gevoerd met de bewoners aan de Utrechtsestraatweg, die belanghebbend zijn en zicht hebben op het betreffende perceel langs de Utrechtsestraatweg. In Bijlage 16 is het verslag van de buurtspraak opgenomen.
Doel van de buurtspraak is geweest te achterhalen wat de argumenten zijn tegen het bouwplan van Mol en waar de pijn nu werkelijk zit. Tegelijkertijd is verkend wat de wensen van de mensen zijn, indien de plannen desondanks toch zouden doorgaan. Ook is nagegaan onder welke voorwaarden de bewoners eventueel met de bouw van de woning zouden kunnen instemmen. Voorwaarden van B&W voor een definitief besluit (door de gemeenteraad) zijn geweest om naast een goede ruimtelijke onderbouwing ook een goede landschappelijke inpassing en een toets van de maatschappelijke haalbaarheid van de woning. De gesprekken in het kader van deze buurtspraak zijn daarvoor mede bedoeld geweest.
Naar aanleiding van de buurtspraak is, zoals reeds besproken in paragraaf 2.3, een inrichtingsschets opgesteld, waarbij zo veel mogelijk rekening gehouden is met de aandachtspunten die uit de buurtspraak naar voren zijn gekomen.
Op eigen intiatief heeft de eigenaar tijdens een tweede buurtspraak in januari 2020 de voorgang van het plan met de omwonenden besproken. Het ontwerp van de woning en de te volgen bestemmingsplan procedure zijn hierbij ook toegelicht. Het verslag van deze bijeenkomst is als Bijlage 17 toegevoegd.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 3.1.1 opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen, de GasUnie en met de diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Onderstaand zijn van de reacties van diverse instanties opgenomen.
Provincie Utrecht
Middels het schrijven van 10 november 2017 (zie Bijlage 18) heeft de Provincie Utrecht kenbaar gemaakt dat:
Rijkswaterstaat Oost-Nederland
Op 29 september 2017 heeft Rijkswaterstaat laten weten dat het plangebied net buiten het rivierbed ligt. Daarom ligt het plangebied dus ook buiten de invloed van de regels die het Barro en de Waterwet inzake de grote rivieren stellen.Verder zijn er ook geen aandachtspunten vanuit Rijkswaterstaat. Daarmee heeft Rijkswaterstaat geen opmerkingen bij het plan.
Gasunie Transport en Services
De Gasunie heeft middels een reactie van 10 oktober 2017 kenbaar gemaakt dat het plan is getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het plan is ook ter toetsing aan het waterschap aan geboden. 5 oktober 2017 heeft het waterschap gereageerd op het plan met de volgende opmerkingen:
Veiligheidsregio Utrecht
De Veiligheidsregio Utrecht heeft middels het schrijven van 12 oktober 2017 (zie Bijlage 19) op het plan gereageerd. Hieruit is gebleken dat:
PM