direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zonnevelden II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0317.BPEzonnevelden2-Va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Zonnevelden II" van de gemeente Eemnes.

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Eemnes heeft in haar beleidsdoelen vastgelegd dat zij de CO2-uitstoot in de gemeente wil reduceren. Het doel is om in 2020 een verlaging van 25% ten opzichte van het jaar 2009 te realiseren. Aansluitend heeft het college de ambitie om in 2030 klimaatneutraal te zijn. Dat vraagt om serieuze maatregelen in besparing van (fossiel) energieverbruik en in de opwekking van duurzame energie.

Eén van de maatregelen bestaat uit het realiseren van zonnepanelen over een flinke oppervlakte, ook wel zonnevelden genoemd. Om de doelstelling van 2020 te halen wil de gemeente 8 hectare zonnevelden aanleggen. Na instemming van de ambitie voor 2030 door de gemeenteraad is nog eens 15 hectare zonnevelden nodig.
Op 11 juli 2016 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Zonneveld A1" vastgesteld dat ruimte biedt aan 7 hectare zonnevelden in het gebied ten noordoosten van het knooppunt Eemnes. Aansluitend heeft de gemeenteraad op 27 februari 2017 een zoekgebied voor de uitbreiding van de zonnevelden vastgesteld. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologisch-juridische regeling om nog maximaal 8 hectare zonnevelden - en na vaststelling van het beleid voor 2030 in totaal maximaal 23 hectare zonnevelden - te realiseren.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEzonnevelden2-Va01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEzonnevelden2-Va01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

Het plangebied is een 111 hectare groot gebied dat grofweg is ingekaderd door de kern Eemnes, het bebouwingslint Wakkerendijk, de reeds bestemde zonnevelden en de autosnelweg A27. Er is een afstand van 250 meter aangehouden tot de Wakkerendijk om dit karakteristieke bebouwingslint als lijnelement beleefbaar te houden en eventuele overlast voor de bewoners te voorkomen. Er is eveneens een afstand van 250 meter aangehouden tot de kern Eemnes (woongebied Zuidpolder in ontwikkeling). Tot slot zijn bestaande bouwpercelen buiten het plangebied gehouden.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

1.3.1 Bestemmingsplan "Landelijk gebied 2011"

Ter plaatse van het grootste deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2011", vastgesteld door de gemeenteraad op 24 juni 2013. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding (vanwege de leesbaarheid uitsluitend de (dubbel)bestemmingen). De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEzonnevelden2-Va01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING BESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED 2011

Het plangebied bevat de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden', beide bedoeld voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, en tevens voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden, waaronder in ieder geval begrepen het behoud en/of herstel van kavelbeplantingen, oever- en slootvegetaties, verkavelingspatronen en openheid.

Het bestemmingsplan biedt geen ruimte aan de bouw van zonnevelden.

1.3.2 Bestemmingsplan "Wakkerendijk-Meentweg 2012"

Ter plaatse van het agrarische perceel behorende bij de woning Wakkerendijk 232 vigeert het bestemmingsplan "Wakkerendijk-Meentweg 2012", vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2012. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de verbeelding. De plangrens van voorliggend bestemmingsplan is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEzonnevelden2-Va01_0004.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING BESTEMMINGSPLAN WAKKERENDIJK-MEENTWEG 2012

Ter plaatse van onderhavig plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch', waarbinnen grondgebonden agrarisch bedrijfsgebruik is toegestaan.

Ook dit bestemmingsplan biedt geen ruimte aan de bouw van zonnevelden.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de keuze voor zonnevelden als vorm van energiewinning, de ruimtelijke afweging voor het zoekgebied en een beschrijving van het ruimtelijk-functionele karakter van het plangebied en omgeving.

2.1 Keuze zonnevelden

De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energiewinning is noodzakelijk om als alternatief te bieden voor de schaarser wordende fossiele energiebronnen en de gemaakte milieuschade te beperken. Voor duurzame energiewinning komen in Nederland grofweg drie vormen in aanmerking: windenergie, energie uit aardwarmte, zonne-energie.

De productie van windenergie vindt plaats door middel van windturbines. Deze turbines hebben vanwege hun hoogte vaak een grote impact op de omgeving. Eén van de kenmerken van het landschap van het Eemland waarbinnen de gemeente Eemnes ligt is de extreme openheid. De plaatsing van windturbines tast deze openheid aan en is hier derhalve ongewenst.

Het gebruikmaken van aardwarmte is met de huidige technieken nog erg duur en derhalve nog niet geschikt voor de energiewinning voor woningen. Aardwarmte wordt om die reden nog niet toegepast om de doelstelling voor het jaar 2020 te halen.

Zonnepanelen worden gebruikt om zonlicht om te zetten in elektriciteit. Eemnes zet in op grootschalige opwek van energie door middel van zonnepanelen, onder andere omdat de landschappelijk impact van zonnevelden als minder groot wordt ervaren dan de impact van windmolens. Het opwekken van voldoende zonne-energie in Eemnes vraagt om het realiseren van zonne-energie-installatie op daken én in veldopstellingen, waarbij de gemeente geen voorkeursvolgorde heeft aangegeven.

2.2 Ruimtelijke afweging zoekgebied

Zoals aangegeven heeft de gemeente Eemnes op 27 februari 2017 drie zoekgebieden vastgesteld voor de plaatsing van de zonnevelden, waarvan één voorkeursgebied. De ruimtelijke afweging is opgenomen in het memo "Zoekgebieden zonnevelden Eemnes" (zie ook paragraaf 4.3.3. Het memo is als bijlage 1 bijgevoegd.

Het gebied ten zuiden van de kern Eemnes is als voorkeurslocatie aangewezen, omdat dit gebied landschappelijk gezien al enigszins verstoord is door verschillende functies en er eventueel een koppeling mogelijk is met de voorzieningen van het reeds toegestane zonneveld A1.

Voorts bevat het memo een aantal locatie-onafhankelijke uitgangspunten:

  • 1. de locatie moet voldoen aan wet- en regelgeving en het beleid van de diverse overheden;
  • 2. er moet rekening worden gehouden met de (eeuwen)oude, bestaande verkavelingsstructuur;
  • 3. de zonnevelden moeten passen in het structuurplan;
  • 4. er moet sprake zijn van een landschappelijke inpassing;
  • 5. de afstand tot de Wakkerendijk/Meentweg bedraagt ten minste 250 meter;
  • 6. de hoogte van de zonnepanelen bedraagt maximaal rond 2 meter.

2.3 Plangebied en directe omgeving

Het plangebied is onderdeel van het aan weerszijden van de rivier de Eem gelegen gebied dat oorspronkelijk een veengebied was, maar waarvan de ontginning door de mens al vele eeuwen geleden is gestart. Om het natte gebied droger te kunnen maken werden tussen de smalle percelen slootjes aangelegd. Hierdoor ontstond het karakteristieke slagenlandschap, voornamelijk in oostwestelijke richting. Omdat het gebied tot aan de aanleg van de Afsluitdijk (1932) onder invloed bleef van de Zuiderzee, was het bouwen van gebouwen in dit gebied lang onmogelijk. Het bijzondere, overwegend open karakter van het gebied is tot de dag van vandaag in stand gebleven.

Een bijzonder landschappelijk element in het gebied is het bebouwingslint Wakkerendijk dat ontstaan is langs de in 1320 gebouwde kade die de reeds ontgonnen 'velden' aan de oostzijde scheidde van het nog niet ontgonnen 'veen' ten westen daarvan. Het gebied ten westen van de dijk kwam hiermee 'binnendijks' en werd derhalve bebouwbaar. De Wakkerendijk is om die reden ook een overwegend half bebouwingslint geworden.

Onderstaande afbeelding geeft het plangebied in zijn omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0317.BPEzonnevelden2-Va01_0005.jpg"

PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING

Het plangebied ligt ten westen van de Wakkerendijk op de later ontgonnen gronden. Het landschappelijke karakter wordt ook hier gekenmerkt door het slagenpatroon van een smalle reepverkaveling, eveneens in oostwestelijke richting. Het plangebied kent niet de extreme openheid zoals ten oosten van de Wakkerendijk. Langs diverse verkavelingsranden is opgaande beplanting aanwezig. Voorts liggen er enkele (agrarische) bouwpercelen. Dat maakt het gebied geschikt voor de realisatie van zonnevelden.

De randen van het plangebied worden gevormd door de rijkswegen A27 en A1 met begeleidend opgaand groen, de bebouwing van de kern Eemnes en het bebouwingslint Wakkerendijk.

Op de afbeelding zijn tevens een aantal hoogtematen aangegeven (in meters ten opzichte van NAP). Hieruit volgt dat de omliggende wegen beduidend hoger liggen dan de agrarische percelen.

Hoofdstuk 3 Plan

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan (circa 111 hectare) betreft een zoekgebied voor het realiseren van één of meerdere zonnevelden met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 8 tot 23 hectare.

Feitelijke realisatie van de zonnevelden kan pas na het doorlopen van de in voorliggend bestemmingsplan opgenomen wijzigingsprocedure. Hierdoor kan het college van burgemeester en wethouders de regie blijven voeren op de ontwikkeling van het gebied.
De wijzigingsbevoegdheid bevat aan aantal voorwaarden die hierna worden toegelicht.

Oppervlakte zonnevelden
Om versnippering van kleine initiatieven en verrommeling van het gebied te voorkomen, bedraagt de ondermaat voor een zonneveldontwikkeling 7 hectare.

Hoogte van de zonnepanelen
De hoogte van de zonnepanelen heeft invloed op de visuele impact en de beleefbaarheid van het omliggende/achterliggende landschap. Het heeft de voorkeur dat een wandelaar of fietser vanaf de openbare weg over de zonnevelden heen kan kijken, zodat er zicht blijft op de randen die het gebied omzomen. Zo moeten bijvoorbeeld vanaf de Te Veenweg Zuid de contouren van het lint Wakkerendijk zichtbaar blijven.

De hoogte van de zonnepanelen is mede afhankelijk van de hoogte van het maaiveld ten opzichte van de hoogte van de weg, en van de afstand tot de 'kijker'. Een hoogte van 2 meter is aanvaardbaar mits op enige afstand van de kijker (lees: openbare weg) gelegen. Er geldt aanvullend een verplichting tot aansluiting bij de landschapsstructuur.

Afstand tot bouw-/woonpercelen
Het is niet wenselijk de zonnevelden tot aan bouw- of woonpercelen van derden te realiseren. Een afstand van 100 meter is gewenst om een groene buffer te creëren. Het is niet noodzakelijk dat die buffer voorzien wordt van opgaand groen. Een weide of akker volstaat.

Aansluiten bij landschapsstructuur
De zonnevelden moeten aansluiten bij de bestaande structuur van het slagenlandschap. Dit levert niet direct een beperking op voor de ontwikkeling. De oostwestgerichte verkaveling maakt het mogelijk de zonnepanelen zodanig te oriënteren dat een maximaal rendement ontstaat.

De provinciale "Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen - Gebiedskatern Eemland" bevat een uitgebreide beschrijving van de gebiedskenmerken en biedt ontwikkelingsprincipes. Door hiervan gebruik te maken - bijvoorbeeld door de zonnepanelen in de verkavelingsrichting te plaatsen en de watergangen te accentueren (met oevervegetatie bijvoorbeeld) - blijven de lijnen van het landschap behouden en wordt aangesloten bij de landschapsstructuur.

Landschappelijke inpassing
In het verlengde van het aansluiten bij de landschapsstructuur geldt het voorzien in een landschappelijke inpassing, door bijvoorbeeld opgaand groen. Dit vormt wel een spanningsveld met het relatief open karakter van het gebied. De landschappelijke inpassing mag daarom overwegend gezien niet veel hoger zijn dan de zonnepanelen zelf.

Human factors
Bij de plaatsing van de panelen dient aandacht te worden besteed aan zogenaamde 'human factors', zoals reflectie van het zonlicht. Bij de materiaalkeuze en opstelling van zonnevelden langs (snel)wegen en woningen moet rekening worden gehouden met mogelijke hinder door reflecties van zonlicht. Toepassing van gladde materialen en bepaalde typen coatings kan onder specifieke condities leiden tot hinderlijke optische reflecties voor verkeersdeelnemers. Hinder ten gevolge van reflectie van zonlicht kan in verschillende mate voorkomen.

Aangetoond moet worden dat het reflecterende zonlicht geen gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid en het woon- en leefklimaat in of om aangrenzende woningen niet negatief beïnvloedt.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.

Voor onderhavig plan is het belang "Militaire terreinen en objecten" aan de orde. Beide belangen zijn beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het radarstation Soesterberg. Derhalve gelden hoogtebeperkingen zoals beschreven in paragraaf 5.4
Het bouwplan blijft ruim onder de maximaal toegestane hoogte, zoals bedoeld in artikel 2.6.9 Barro. Het plan vormt geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".

Het plan vormt evenmin een belemmering voor de overige nationale belangen.

Conclusie
Het plan vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Zonneparken worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht is vastgelegd in de nota's:

  • Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028;
  • Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028

De Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016) beschrijft het ruimtelijke beleid van de provincie Utrecht. Daarbij geeft de provincie aan welke doelstellingen zij van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe zij uitvoering geeft aan dit beleid.

De provincie heeft als ambitie om in 2020 minimaal 10% van de energiebehoefte in de provincie duurzaam op te wekken. Zij stimuleert derhalve het gebruik van alle duurzame energiebronnen zoals zonne-energie. Daarbij geldt wel als algemeen uitgangspunt dat voor zonne-energie de voorkeur uitgaat naar plaatsing op daken boven veldopstellingen. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn hieromtrent nadere regels opgenomen.

Analyse
Het plan omvat het realiseren van zonnevelden, omdat dit voor het behalen van de ambitie noodzakelijk is naast het plaatsen van zonnepanelen op daken. Het plan past daarmee in het structuurvisiebeleid.

Conclusie

Het plan past binnen de Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028.

4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (herijking 2016) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Het gehele grondgebied van Eemnes buiten het stedelijk gebied is aangewezen als locatie voor 'duurzame energie, met uitzondering van windenergie' (artikel 3.12 PRV). Aan de ontwikkeling van voorzieningen voor duurzame energie worden de volgende regels gesteld:

  • 1. bestaande omringende functies worden niet onevenredig aangetast of beperkt, en
  • 2. voor bio-energie en zonne-energie geldt aanvullend dat vestiging in aansluiting op bestaande bebouwde agrarische bouwpercelen, hoofdinfrastructuur of stedelijke functies plaatsvindt, in overeenstemming met de schaal van de bebouwde omgeving, tenzij op een andere locatie een betere landschappelijke inpassing kan worden bereikt en
  • 3. de ontwikkelingen niet leiden tot onevenredige aantasting van landschappelijke kernkwaliteiten, natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden.

Analyse

ad 1.   Het zoekgebied voor de zonnevelden betreft een overwegend onbebouwd agrarisch gebied, met slechts enkele bouwpercelen. In geval van een concreet initiatief kan pas aan deze regel worden getoetst. Derhalve is deze regel als voorwaarde in de wijzigingsregels opgenomen.  
ad 2.   Het zoekgebied voor de zonnevelden heeft een dermate grote omvang dat er voldoende flexibiliteit is om aan deze regel te kunnen voldoen.  
ad 3.   De wijzigingsbevoegdheid bevat regels die een inpassing in de landschapsstructuur verplichten. Hiermee worden de kernkwaliteiten en cultuurhistorische waarden gewaarborgd, en worden natuurwaarden niet aangetast.  

Conclusie

Het plan voldoet aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurplan Eemnes 2015

Op 28 juni 2004 heeft de gemeenteraad van Eemnes het Structuurplan Eemnes vastgesteld. Het structuurplan loopt tot in principe tot 2015, maar geeft een doorkijk naar 2030. Omdat er nog geen nieuw ruimtelijk beleid geformuleerd is, is het Structuurplan Eemnes 2015 nog steeds het ruimtelijk toetsings- en ontwikkelingskader voor de gemeente.

Analyse
In het structuurplan werd in 2004 al een voorschot genomen op de aanstaande energietransitie. Daarbij werd met name ingestoken op de teelt van 'energiegewassen' ten behoeve van de biomassaverbranding. Maar ook de rol van zonne-energie werd genoemd als energievoorziening van de toekomst, veelal gekoppeld aan woon- en werklocaties.

Nieuwe vormen van grondgebruik (occupatie) moeten plaatsvinden in de zone ten westen van de Wakkerendijk. Daarbij is goede afstemming tussen de verschillende occupatievormen gewenst. De oorspronkelijke landschappelijke structuren, de langgerekte smalle verkaveling, bepalen de ontwikkeling.

Voorliggend plan voorziet in de aanleg van zonnevelden in de zone ten zuiden van de kern Eemnes en ten westen van de Wakkerendijk. Er wordt afstand gehouden tot gevoelige functies zoals wonen. Er wordt tevens afstand gehouden tot het historische bebouwingslint Wakkerendijk. Voorts worden de zonnevelden ingevoegd in het historische verkavelingspatroon.

Conclusie
Het plan past binnen het Structuurplan Eemnes 2015.

4.3.2 Gemeentelijk klimaatbeleid

Het door de gemeenteraad vastgestelde "Klimaatbeleidsplan 2011-2020" heeft als ondertitel: "2020; 25% minder CO2-uitstoot". Het beleidsplan geeft voorbeelden hoe tot een reductie van fossiel energiegebruik kan worden gekomen, en hoe de productie van duurzame energie kan worden verhoogd.

 

Het beleidsplan heeft een uitwerking gekregen in het "Klimaatuitvoeringsprogramma 2012-2020". Daarin wordt voorgesteld om fors in te zetten op zonne-energie, met name op daken van gebouwen.

 

Inmiddels is duidelijk geworden dat zonnepanelen op daken onvoldoende potentieel hebben om te voorzien in de duurzame energiebehoefte van Eemnes. Daarom is de realisatie van zonnevelden aan de beleidsdoelen toegevoegd.

4.3.3 Memo Zoekgebieden zonnevelden Eemnes

Op 27 januari 2017 heeft de gemeenteraad ingestemd met het voorkeurszoekgebied, zoals opgenomen in het eerder genoemde memo "Zoekgebieden zonnevelden Eemnes" (zie bijlage 1). In het memo zijn behoudens de globale begrenzing van het zoekgebied tevens een aantal uitgangspunten verwoord. Deze uitgangspunten zijn in paragraaf 2.2 genoemd en op diverse plaatsen in deze toelichting ingevuld c.q. beantwoord.

Voorliggend bestemmingsplan vloeit voort uit het vastgestelde memo en voldoet aan de daarin genoemde uitgangspunten.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Voor het plaatsen van de zonnepanelen en de bijbehorende gebouwen is geen bodemonderzoek nodig, omdat deze geen verblijfsruimten bevatten zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit. Er zijn binnen het plangebied geen bodemverontreinigingen bekend (bron: bodemdata.nl).

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Zonnevelden vormen geen milieuhinderlijke bedrijfsactiviteit in termen van milieuzonering. Een nadere beoordeling is derhalve niet nodig.

Zonnevelden vormen wel een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het zijn type A-inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit zonder dat er een melding of omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu nodig is.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
De zonnepanelen en de bijbehorende bouwwerken zijn geen milieugevoelige objecten. Een nadere beoordeling van de invloed van omliggende inrichtingen op het plan is niet nodig.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe kwetsbare objecten en geen nieuwe inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

(opmerking. Voorgrondbelasting is hinder van die veehouderij die de meeste belasting veroorzaakt. De voorgrondbelasting is dus altijd van 1 veehouderij. De achtergrondbelasting is de geurbelasting van alle veehouderijen in het gebied samen.)

5.1.4.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe geurgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
De zonnevelden hebben een zeer beperkte verkeersaantrekkende werking. Aangenomen mag worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan omvat geen nieuwe milieugevoelige objecten. Een beoordeling van het woon- en leefklimaat is derhalve niet nodig.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

In de vigerende bestemmingsplannen "Landelijk Gebied 2011" en "Wakkerendijk-Meentweg 2012" zijn archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Ter plaatse van onderhavig betreft het gebieden met een hoge of een middelhoge verwachtingswaarde.

Ter plaatse van de gebieden met een middelhoge verwachting een archeologisch onderzoek verplicht is voorafgaand aan bodemingrepen dieper dan 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m².
Ter plaatse van de hoge verwachting geldt deze verplichting bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld over een oppervlakte van meer dan 200 m².

Met de inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan blijven de vigerende bestemmingsplannen - met de daarin opgenomen archeologische dubbelbestemmingen - onverminderd van kracht. Eventuele archeologische waarden zijn hiermee in voldoende mate beschermd.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Binnen het plangebied staan geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. De landschapsstructuur wordt wel als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. De wijzigingsregels bevatten de voorwaarde tot het laten aansluiten van de zonnevelden bij de landschapsstructuur. Hiermee is het behoud van de structuur in voldoende mate gewaarborgd.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de Natuurnetwerk Nederland.

Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Gezien de aard van de ontwikkelingen en de relatief grote afstand tot natuurgebieden worden er geen negatieve effecten verwacht op de beschermde natuurgebieden.

Soortenbescherming
Het plangebied wordt gebruikt door soorten die weidegebieden als foerageer- en broedgebied gebruiken. Ten behoeve van het gebruik en onderhoud zullen de panelen met een zekere tussenruimte geplaatst worden. Er blijft daarmee tevens ruimte voor vogels om in het gebied te foerageren en broeden.

Bij het uitvoeren van werkzaamheden moet rekening gehouden worden met het broedseizoen om verstoring van broedende vogels te voorkomen.

Bescherming van houtopstanden
In het geval van het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen geldt een herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming. Of er sprake is van een herplantplicht kan pas worden beoordeeld bij de voorbereiding van het wijzigingsplan.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

Het plangebied behoort tot het beheergebied van Waterschap Vallei en Veluwe.

5.3.2 Watersysteem
5.3.2.1 Bodem en grondwater

De bodem in plangebied bestaat uit zand en veen. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is <40 cm onder het maaiveld en de gemiddeld laagste grondwater is 50-80 cm onder het maaiveld (bron: bodemdata.nl).

5.3.2.2 Waterkwantiteit

Het plangebied wordt omgeven en doorsneden door vele A-, B- en C-watergangen (zie ook paragraaf 5.3.2.5). Het hemelwater dat op de zonnepanelen valt, komt vervolgens op de grond neer, alwaar het infiltreert in de bodem of afstroomt naar de waterlopen.

5.3.2.3 Waterkwaliteit

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen met nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit.

5.3.2.4 Afvalwater en riolering

Er wordt geen afvalwater geproduceerd. Derhalve is geen aansluiting op de riolering nodig.

5.3.2.5 Overige waterschapsbelangen

Watergangen
Zoals aangegeven wordt het plangebied omgeven en doorsneden door vele A-, B- en C-watergangen. Deze watergangen zijn middels de Keur van het waterschap in meer of mindere mate beschermd.

Bij de aanleg van de zonnevelden moet rekening gehouden worden met deze watergangen. De zonnevelden kunnen worden gerealiseerd zonder aanpassing van het watersysteem. Mocht het nodig blijken om het watersysteem aan te passen, dan moet daar te zijner tijd een watervergunning voor worden aangevraagd.

Waterkering
De Wakkerendijk betreft een primaire waterkering. De waterkering en de bijbehorende beschermingszones liggen geheel buiten het plangebied. Het plan is derhalve niet van invloed op (het behoud van) de waterkering.

5.4 Beperkingen in verband met militaire objecten

Het plangebied ligt op relatief korte afstand van de militaire radarinstallatie Soesterberg. Voor een goed functioneren van de installatie zijn middels het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. Dit wordt ook wel het radarverstoringsgebied genoemd.

Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:

  • een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (63 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 kilometer afstand op een hoogte van 128 meter boven NAP;
  • aanvullend voor windmolens buiten deze 15 kilometercontour een cirkel met een straal van 75 km gemeten vanaf de positie van de radar. Voor de tippen van de wieken van windturbines geldt hier een maximale hoogte van 128 meter boven NAP.

Het plangebied ligt op een afstand van circa 10,5 km tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 109 meter boven NAP (ofwel 108 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied. Er is daardoor geen aanleiding hieromtrent in dit wijzigingsplan regels op te nemen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.

6.1 Behoefte

Er is een grote behoefte aan het opwekken van duurzame energie. Zonne-energie is mede gezien de gebiedskenmerken op dit moment het best uitvoerbaar. Daarom is ingezet op het realiseren van zonnevelden.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Uit algemene kengetallen volgt dat de realisatie en exploitatie van zonnevelden rendabel is. Bij de voorbereiding van de wijzigingsplannen zullen nadere financiële afspraken worden gemaakt met de desbetreffende exploitant.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planopzet

Voorliggend bestemmingsplan is opgezet als een facetbestemmingsplan (ook wel paraplubestemmingsplan genoemd). Het bestemmingsplan geeft uitsluitend aanvullende regels ten aanzien van het facet 'zonne-energie'. De thans vigerende bestemmingsplannen "Landelijk Gebied 2011" en "Wakkerendijk-Meentweg 2012" blijven onverminderd van kracht.

De planregels bevatten een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden realiseren van één of meerdere aaneengesloten gebieden met zonnepanelen (ofwel zonnevelden). De voorwaarden betreffen onder meer de minimale en maximale afmetingen van zonnepanelen en gebouwen, alsmede het aansluiten bij de bestaande landschapsstructuur en de landschappelijke inpassing.

De verbeelding bestaat uitsluitend uit een wijzigingsgebied.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 2. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 3. Vaststelling door gemeenteraad
  • 4. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan "Zonnevelden II" heeft gelet op de verschijningsdatum van De Rotonde extra lang ter visie gelegen, namelijk van 19 september tot en met 13 november en was tegelijkertijd digitaal op www.ruimtelijkeplannen.nl in te zien.

Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 2.