direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen - Woongebouw
Plan: Pekingpark - Baarnsch Lyceum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0308.000011-VA01

Artikel 14 Wonen - Woongebouw

 

14. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven.

14. 2.    Bouwregels

Op de tot ‘Wonen - Woongebouw’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

14. 2. 1. voor hoofdgebouwen de volgende regels gelden:

a.    een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 7 m bedragen;

c.    de goot- en bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven hoogte.

14. 2. 2. voor bijgebouwen de volgende regels gelden:

a.    een bijgebouw buiten het bouwvlak mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone’;

b.    de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;

c.    de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;

d.    de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw;

e.    in afwijking van het bepaalde onder d. mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 60 m², indien het een perceel betreft met een oppervlakte van meer dan 1.000 m²;

f.     de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

g.    de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;

h.    de dakhelling van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 60° bedragen;

i.      in afwijking van het bepaalde in b. tot en met h. geldt dat afwijkingen in de genoemde maten, zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gelden als minimale dan wel maximale maat.

14. 2. 3. voor andere bouwwerken de volgende regels gelden:

a.    de bouwhoogte van erfafscheidingen mag, indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht, niet meer dan 1 m bedragen;

b.    in overige gevallen mag de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.

14. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    een goede woonsituatie;

b.    de verkeersveiligheid;

c.    de sociale veiligheid;

d.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.