Plan: | Over de Laak - Speelpolder |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0307.BP00218-0301 |
De gemeenteraad van Amersfoort heeft op 5 juli 2016 de 'Ontwikkelingsvisie Over
de
Laak' vastgesteld. Deze ontwikkelingsvisie beschrijft de mogelijke toekomstige invulling van drie gebieden: ’t Hammetje, Speelpolder en Waterrijk. Ook komen er nieuwe routes om te fietsen en wandelen.
Afbeelding: drie deelgebieden van de ontwikkelingsvisie 'Over de Laak'
In de ontwikkelingsvisie zijn de kaders vastgelegd voor de verdere ontwikkeling van het gebied Over de Laak. ‘Ruimte voor lichte recreatie, nieuw natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in ‘Over de Laak’ en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen’ is de ambitie voor dit gebied, in de visie uitgewerkt tot een set randvoorwaarden.
Eerst is voor het deelgebied Waterrijk een plan uitgewerkt. Dit deelgebied wordt ingevuld met nieuwe natuur, diverse recreatiemogelijkheden, een tuinderij, voedselbos, de moestuinvereniging en een herontwikkeling van de bestaande erven. Het bestemmingsplan voor deelgebied Waterrijk is vastgesteld op 3 december 2019 en onherroepelijk/in werking getreden op 24 januari 2020. Het gebied is inmiddels grotendeels aangelegd.
Vervolgens is een ontwerp gemaakt voor de inrichting van deelgebied 't Hammetje. Dit gebied krijgt een recreatieve functie. Een plek om te wandelen, sporten en spelen in een natuurlijke omgeving rond de waterplas. Er wordt daarbij ruimte geboden aan kleinschalige andere functies, zoals scouting en kleinschalige horeca.
Als laatste ontwikkeling is een plan voor deelgebied Speelpolder uitgewerkt. Speelpolder wordt een plek waar kan worden gewandeld, waar een natuurspeelplek voor kinderen komt en waar ongeveer ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing 3 woningen komen, de huidige boerderij en 2 vrijstaande woningen.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het deelgebied Speelpolder.
Het plangebied Speelpolder ligt net buiten de bebouwde kom aan de noordkant van Amersfoort. Het gebied wordt aan de noord-, oost-, en westzijde omringd door akker- en grasland (agrarische percelen). Langs de noordzijde en oostzijde loopt een weg; de Palissaden. Aan de zuidkant ligt het Nieuwe Laakpad met ten zuiden daarvan het riviertje de Laak en daarachter de woningen van de wijk Vathorst.
Plangebied Over de Laak - Speelpolder
Ter plaatse van het plangebied Speelpolder geldt het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', in juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. De bestemming die het plangebied nu heeft is 'Agrarisch met waarden – Slagenlandschap met perceelsbegroeiing', waar 'het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen' en 'extensief recreatief medegebruik' is toegestaan. De gronden zijn daarnaast onder andere bestemd voor de instandhouding, bescherming en ontwikkeling van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van het open landschap.
Er ligt een bouwvlak waar agrarische bebouwing is toegestaan. En daarnaast ligt er een geurzone over een groot deel van het plangebied.
Plangebied op huidige bestemmingsplan met aangegeven het bouwvlak en de geurzone
Naast bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst' geldt ook bestemmingsplan Veegplan B. Dit veegplan is vastgesteld op 26 september 2017. Voor dit plangebied zijn in dit veegplan de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' uit het bestemmingsplan 'Hooglanderveen en Vathorst', aangepast naar 'Waarde Archeologie 3' (middelhoge verwachting) en 'Waarde Archeologie 4' (lage verwachting). In paragraaf 4.2 Archeologie wordt uitgelegd wat deze dubbelbestemmingen betekenen.
Plangebied met aangegeven de gebieden met waarde archeologie 3 (geel) en waarde archeologie 4 (groen)
Nieuw bestemmingsplan
Voor deelgebied Speelpolder is door het bureau Kruit Kok een inrichtingsontwerp gemaakt voor de herinrichting van het gebied (zie de afbeelding hieronder).
Schets van de nieuwe inrichting van het plangebied Speelpolder door Kruit Kok
Ongeveer ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing, aan de noordzijde van het plangebied, komen 3 vrijstaande woningen (één daarvan is de huidige boerderij) met daar omheen groen en bomen. Voor de inrichting van de gronden ter plaatse van deze woningen is een kavelpaspoort gemaakt waarvan hieronder een schets is opgenomen. Deze schets is uitgewerkt op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Kavelpaspoort woningen Speelpolder
De zuidelijke helft van het plangebied wordt ingericht als natuurlijk speelgebied voor kinderen. Voor de inrichting van dit speelgebied is een ontwerp gemaakt door HVR/ Kinderland (zie afbeelding hieronder).
Ontwerpschets speelgelegenheid Speelpolder door HVR/Kinderland
Het ontwerp van VR/Kinderland is vervolgens uitgewerkt in een definitief ontwerp door het bureau G84.
De gronden tussen het speelgebied en de woningen worden ingericht met groen, bomen en picknicktafels.
De geplande inrichting van het plangebied kan niet binnen de regels van het geldende bestemmingsplan uitgevoerd worden omdat de bestemming 'Agrarisch met waarden – Slagenlandschap met perceelsbegroeiing' is. Om het plan te kunnen realiseren is voorliggend, bestemmingsplan opgesteld.
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
De toelichting begint met een beschrijving van de beleidskaders in Hoofdstuk 2. In Hoofdstuk 3 staat de planbeschrijving van dit deelgebied. De omgevingsaspecten worden in Hoofdstuk 4 uiteengezet. Vervolgens behandelen de hoofdstukken 5, 6 achtereenvolgens de juridische-, economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
De regels zijn ingedeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 staan de regels voor de verschillende bestemmingen. Het betreft regels over bebouwing en gebruik van de gronden. Algemene regels, die betrekking hebben op alle bestemmingen, zoals algemene bouwregels, staan in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregel.
Op de verbeelding is aangegeven welke bestemmingen op welke plek gelden. Door in de digitale verbeelding te klikken (zie www.ruimtelijkeplannen.nl) zijn alle relevante gegevens voor de betreffende locatie te zien.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bestemmingsplan 'Over de Laak - 'Speelpolder'. Het beleid vormt het kader van toetsing voor nieuwe ontwikkelingen. Het beschreven beleidskader is daarmee een van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.
Vanwege de beperkte omvang is een beschrijving van het Rijksbeleid achterwege gelaten. De ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid. De relevante milieuwetgeving komt aan de orde in Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten.
Op 5 juli 2022 presenteerden D66, GroenLinks, CDA, ChristenUnie en Partij voor de Dieren het coalitieakkoord voor de periode 2022-2026. Met dit akkoord maakt de coalitie keuzes die belangrijk zijn voor nu en voor de volgende generaties. De keuzes in het coalitieakkoord zijn gemaakt vanuit de volgende uitgangspunten:
• Goed leven binnen de grenzen van onze aarde
• Een thuis voor iedereen
• Welzijn en sociale rechtvaardigheid
• Goed samenspel en in gesprek
Amersfoort blijft de komende jaren groeien en veranderen. Daarom kiest de coalitie voor een duurzame ontwikkeling van de gemeente, in balans met de omgeving en binnen de grenzen van onze planeet. Volop ruimte wordt gegeven aan bedrijven, ondernemers en inwoners die willen bijdragen aan de verandering naar een groene kringloopeconomie. Zo bouwen wij aan een groene, duurzame stad voor deze én volgende generaties.
Groen is één van de grote kwaliteiten van Amersfoort en moet behouden blijven en zelfs versterkt worden. Over de Laak wordt gezien als één van de groengebieden van de stad. De ambitie voor Over de Laak is om dit gebied te ontwikkelen tot een recreatief groengebied waar recreatie aantrekkelijk en veilig wordt gemaakt voor (hard)lopers en fietsers. Het project zonnevelden Over de Laak wordt voorlopig stil gelegd in afwachting van een inventarisatie van de potentie voor zon op dak, dubbel gebruik van ruimte en ruimte langs infrastructuur om de natuur en het landschap te ontzien.
Met de ontwikkeling van het gebied Over de Laak - Speelpolder wordt uitvoering geven aan de ambitie voor de invulling van het recreatieve groengebied Over de Laak.
De gemeenteraad van Amersfoort heeft op 9 juli 2013 de 'Structuurvisie Amersfoort 2030' vastgesteld. Deze structuurvisie schetst de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Amersfoort en biedt een samenhangend ruimtelijke ontwikkelingsperspectief met een nieuwe sturingsfilosofie.
In de structuurvisie wordt ingezet op uitnodigingsplanologie. De hierbij benodigde uitgangspunten worden in de structuurvisie meegegeven. Bijvoorbeeld dat plannen een bijdrage moeten leveren aan duurzaamheid, aan de fysieke-, sociale- of economische kwaliteit van de stad, aan de diversiteit van de stad of dat plannen moeten voortbouwen op bestaande cultuurhistorische kwaliteiten.
Naast de uitgangspunten zijn er negen Amersfoortse principes die voor bepaalde plekken in meer- of mindere mate van toepassing zijn. Deze principes hebben te maken met leefklimaat, bereikbaarheid en economie. Door deze Amersfoort principes te koppelen aan een specifieke gebiedsontwikkeling kan de raad richting geven aan een ontwikkeling. Daarbij is maatwerk van belang en kiest de gemeente per ontwikkeling haar rol.
In de structuurvisie is aangegeven dat er aan de noordkant van Amersfoort een sterke behoefte is aan een groen recreatief uitloopgebied. Daarom wordt het gebied ten noorden van de Laak een groen en recreatief gebied voor de inwoners van Amersfoort Noord met functies voor sport, natuur en recreatie.
Het plangebied ligt in de nabijheid van het Natura 2000 gebied Arkemheen en behoort cultuurhistorisch, geografisch en qua natuurwaarden tot de beschermde polder Arkemheen. Het gebied Over de Laak heeft een relatie met dit op circa 1 kilometer afstand gelegen Natura 2000 gebied, wat maakt dat ontwikkelingen van invloed kunnen zijn op de beleving daarvan. Omdat het gebied Over de Laak wordt ingericht als groen, recreatiegebied kan dit gebied zorgen voor een goede landschappelijke en recreatieve overgang van de stad naar de polder.
Het plan voor de herinrichting van het gebied Over de Laak - Speelpolder is in overeenstemming met de uitgangspunten en principes zoals opgenomen in de Structuurvisie Amersfoort 2030.
In de gemeente Amersfoort is de procedure voor de bestemmingsplannen vastgelegd in de notitie 'Rol van de Raad in RO-procedures'. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen: model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Voor bestemmingsplan Over de Laak - Speelpolder is ervoor gekozen om de procedure volgens model 1 te volgen.
Hiermee wordt voldaan aan de eisen die gesteld zijn aan het toepassen van model 1. Het presidium is op 4 april 2023 akkoord gegaan met het volgen van de procedure behorende bij model 1 voor dit bestemmingsplan.
Op 5 juli 2016 is de 'Ontwikkelingsvisie Over de Laak' door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie is de eerste stap om te komen tot een groen-recreatief gebied aan de noordzijde van het riviertje de Laak. Het gehele gebied Over de Laak is circa 145 hectare. De Ontwikkelingsvisie richt zich op de gronden (36 hectare) die in eigendom zijn van de gemeente en beschrijft de mogelijke toekomstige invulling van drie gebieden: 't Hammetje, Speelpolder en Waterrijk. Ook komen er nieuwe routes om te fietsen en te wandelen.
'Ruimte voor lichte recreatie, nieuwe natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in Over de Laak en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen'. Dit is de doelstelling voor het gebied zoals door de gemeenteraad is vastgelegd met het vaststellen van de ontwikkelingsvisie.
Voor dit bestemmingsplan is het gedeelte uit de ontwikkelingsvisie gericht op Speelpolder van belang.
Speelpolder zoals opgenomen in de Ontwikkelingsvisie Over de Laak
De drie deelgebieden zorgen voor enkele nieuwe schakels in het recreatieve routenetwerk van 'Over de Laak':
Hiermee ontstaan verschillende nieuwe recreatieve ommetjes van 2 tot 5 kilometer.
Het definitief ontwerp voor Speelpolder is een uitwerking van de vastgestelde ontwikkelingsvisie.
Speelpolder in Ontwikkelingsvisie Over de Laak Definitief ontwerp (Kruit Kok september 2020)
Wijzigingen ten opzichte van de Ontwikkelingsvisie Over de Laak
Het bosje aan de noordzijde van het plangebied wordt wat groter. De woningen worden meer geclusterd. En de recreatieve en speelgelegenheid wordt minder strak omgeven door groen. Het groen wordt meer speelsgewijs aangebracht zodat er tussendoor gewandeld en gespeeld kan worden.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving beschrijft het beoogde eindbeeld van Over de Laak - Speelpolder zoals dat is uitgewerkt in het ruimtelijk ontwerp. De kaders zoals opgenomen in de vastgestelde Ontwikkelingsvisie over de Laak hebben aan dit ontwerp ten grondslag gelegen.
Op 23 mei 2017 heeft de gemeenteraad de uitwerkingsstrategie sociale woningbouw vastgesteld. Onderdeel van dit besluit is om bij woningbouwontwikkelingen een percentage van minimaal 35 % sociale huurwoningen te verplichten.
Op 28 mei 2019 heeft de gemeenteraad het Deltaplan Wonen vastgesteld. Dit plan bevat een uitbreiding en aanscherping van de strategie sociale woningbouw. Het woonbeleid is erop gericht dat er voldoende, betaalbare en passende woningen worden gebouwd.
De vraag naar woningen in Amersfoort en in de regio is groot. Om in de vraag naar woningen te voorzien, is de ambitie dat er tot 2030 1.000 woningen per jaar worden gerealiseerd. Het plan voor Speelpolder levert daaraan en kleine bijdrage door 3 woningen mogelijk te maken. De bestaande boerderij en 2 extra woningen. Er worden slechts 3 woningen mogelijk gemaakt omdat dit gebied met name wordt ingericht als groen-recreatiegebied.
In het Deltaplan Wonen is een verplichting opgenomen dat er in een project met woningen minimaal 35% sociale woningbouw moet worden gerealiseerd. Deze voorwaarde geldt voor plannen vanaf 12 woningen, dus niet voor Speelpolder.
Om te voorzien in voldoende woningen in het middensegment is het Actieplan Huisvesting Middeninkomens opgesteld. Omdat er slechts 3 woningen mogelijk worden gemaakt is in dit geval het actieplan huisvesting middeninkomens niet van toepassing. In het actieplan is namelijk een regel opgenomen dat hiervan kan worden afgeweken bij projecten van minder dan 49 woningen.
De Groenvisie is een integrale visie welke in coproductie tussen betrokken inwoners, vertegenwoordigers van de G1000-werkgroep 'Keigroen Samendoen!', Klankbordgroep Groenbeleid, SGLA, raadsleden en college tot stand is gekomen. Deze visie is in 2016 vastgesteld. In de visie wordt het belang van een groene stad benadrukt. Een groene stad voor recreatie, stadslandbouw, klimaatbestendigheid en biodiversiteit. Een groene stad die samen met bewoners wordt vormgegeven en beheerd.
Doelen van de Groenvisie
In de Groenvisie zijn de volgende thema's opgenomen, met daarbij kort samengevat de geformuleerde doelen:
Bij al deze thema's uit de Groenvisie zijn dilemma's te noemen. Vaak zijn er tegenstrijdige belangen en wensen, kwaliteit versus kwantiteit, schaarse ruimte en middelen. Daarom is de Groenvisie verder uitgewerkt in de Bomenleidraad en de Groenkaart.
Het plan voor het deelgebied 'Over de Laak - Speelpolder' sluit goed aan op de geformuleerde doelen van de Groenvisie. Met name de doelstelling 'Stad om volop van de genieten' ís voor dit gebied van belang. Er komt een aantrekkelijk groen recreatiegebied voor de inwoners van onder andere Vathorst. Er komen veel mogelijkheden voor bewegen en recreëren in het groene park. Het gebied is goed bereikbaar voor de bewoners van Vathorst en krijgt een uitnodigende inrichting.
Onderstaand is een afbeelding opgenomen met een uitsnede van de Groenkaart voor Vathorst en Hooglanderveen. Hierop is Speelpolder aangeduid als 'Ambitie stadsgroen'. Ook heeft het een aanduiding '148'. Bij die aanduiding is vermeld dat het gebied een hoge ecologische en natuurwaarde heeft, een basis kunst- en cultuurhistorische waarde, een basis recreatieve en gebruikswaarde, een hoge waarde ten aanzien van landschap en ruimtelijke structuur en een hoge waarde ten aanzien van milieu en klimaat. Al deze waarden worden met het plan voor Speelpolder gerespecteerd en/of versterkt.
De gemeenteraad heeft de Bomenleidraad vastgesteld op 12 december 2017. De Bomenleidraad geeft aan hoe we in Amersfoort met bomen en andere houtopstanden omgaan en welke afwegingen we maken. De leidraad gaat over alle bomen in Amersfoort, dus zowel gemeentelijke bomen als bomen in eigendom van particulieren, woningbouwcorporaties of andere organisaties. De regelingen en bescherming zijn voor alle bomen en houtopstanden gelijk.
Bomen zijn van grote waarde en betekenis voor de stad. Ze zorgen voor een prettig woon- en leefklimaat. Bomen dragen bij aan het bereiken van doelstellingen als een gezondere stad, het verminderen van de effecten van een veranderend klimaat, een betere milieukwaliteit (bomen reduceren fijnstof, CO2 en leveren zuurstof) en meer natuur in de stad.
De Bomenleidraad geeft aan hoe we met bomen en houtopstanden willen omgaan en hoe we de waarden koesteren, beschermen en uitbouwen. De basis daarvan is het behoud en de bescherming van de bestaande bomen en grotere struwelen. We willen door goed beheer en zorg voor de groeiplaatsen onze bomen zo lang mogelijk vitaal en gezond houden. Daarmee bouwen we aan een robuuster en ecologisch functioneler bomenbestand en groenstructuur. Het behouden en planten van bomen in een stedelijke omgeving is een uitdaging. Volwassen bomen heb je niet van de ene op de andere dag. Bomen vragen tijd om tot volle wasdom te komen en dat maakt ze kwetsbaar in de concurrentiestrijd om de schaarse ruimte. We moeten daarom keuzes goed onderbouwd maken en het behoud, vergroten of het eventuele verlies aan waarde van bomen op een zorgvuldige en gelijkwaardige wijze afwegen ten opzichte van andere belangen en functies.
Het plangebied bestaat op dit moment vooral uit grasland. Op onderstaande afbeelding is dit te zien.
Plangebied Speelpolder
De bomen die in het plangebied staan zijn geïnventariseerd in een bomen effect rapportage (zie bijlage 1). Momenteel staan er 33 bomen (zie bijlage 1 Bomen effect rapportage Speelpolder):
De huidige kwaliteit van de bomen varieert. De 28 bomen in de essensingel hebben deels een wat mindere kwaliteit. Een deel van de bomen is (licht) aangetast door de essentaksterfte. Voor vijf bomen wordt geadviseerd ze op voorhand te verwijderen vanwege hun slechte conditie of aantasting door de wilgenhoutrups. De vier solitaire bomen rond het woonhuis (2 platanen, een zomereik en een bruine beuk) hebben een goede kwaliteit. De Thujahaag aan de westzijde vertoont afstervingsverschijnselen. Twee relatief jonge bomen, namelijk de twee dakplatanen bij het woonhuis, zijn in principe verplantbaar.
Daarnaast wordt een Bomen Effect Analyse (BEA) gemaakt. Daarin wordt aangegeven hoe de bomen, op basis van de Bomen Effect Rapportage, al dan niet kunnen worden ingepast in het ontwerp voor Speelpolder. In de BEA zal in ieder geval worden aangegeven dat de bruine beuk wordt gehandhaafd. De essen langs de oostzijde van het plangebied willen we ook handhaven maar extra inboet (vervangen van plantmateriaal dat na aanplant niet is aangeslagen of beschadigd is geraakt) en extra onderhoud is noodzakelijk. De Thujahaag zal waarschijnlijk worden gekapt vanwege de verminderde conditie en de geringe ecologische waarde.
Ook worden nieuw bomen aangeplant. Samen met de aan te leggen wandelpaden wordt de toegankelijkheid van het gebied veel groter en kan het beter gaan functioneren als groen-recreatie gebied. Daarmee wordt voldaan aan de doelstelling die voor dit gebied is opgenomen in de 'Ontwikkelingsvisie Over de Laak' (zie paragraaf 2.2.4) en in het coalitie akkoord (zie paragraaf 2.2.1).
Beplantingsplan uit het definitief ontwerp voor Speelpolder van Kruit Kok
Over de Laak ligt buiten de grens van de bebouwde kom in het kader van de Wet natuurbescherming. De grens ligt op de Domstraat/Nieuwe Laakpad. Dit betekent dat in het gebied ten noorden van de Domstraat/Nieuwe Laakpad de provincie het bevoegde gezag is ten aanzien van de kap van bomen.
In Speelpolder worden bomen geplant ter compensatie van de bomenkap aan de Achterhoekerweg in Over de Laak - Waterrijk. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld en dit is goedgekeurd door de provincie Utrecht.
Het gemeentelijk beleid is gericht op het realiseren van een doelmatig verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerswijzen om de bereikbaarheid in en van Amersfoort te waarborgen. Uitgangspunt daarbij is dat de verkeersveiligheid en leefbaarheid belangrijke factoren zijn en integraal onderdeel zijn van de planvorming.
Meer fietsverkeer
De fiets is een duurzaam vervoersmiddel dat bovendien weinig ruimte vergt. De gemeente wil daarom het gebruik van de fiets stimuleren door het comfort van fietsroutes te verbeteren en de fietsinfrastructuur beter af te stemmen op de behoeften van de gebruikers en de drukte op de fietspaden. Ook moeten de hoofdfietsroutes beter herkenbaar zijn en ontbrekende schakels in de routes worden aangelegd. Daarnaast is het de bedoeling meer fietsenstallingen aan te leggen bij de stations en ‘Park+Bike’-locaties te realiseren.
Autobereikbaarheid
Een goede bereikbaarheid per auto is en blijft belangrijk voor de stad. Bezoekers en bewoners willen ook in de toekomst snel de stad in- en uitkomen. Amersfoort wil de autobereikbaarheid op peil houden door het autoverkeer over de meest logische routes te geleiden.
Gebiedsgerichte aanpak
Ieder deel van de stad vergt een andere uitwerking van het mobiliteitsbeleid. De behoeften en mogelijkheden zijn in een oude wijk immers anders dan op een bedrijventerrein of recreatiegebied. Om goed in te kunnen spelen op die verscheidenheid, wordt per gebied gekeken hoe de vitaliteit, bereikbaarheid en leefbaarheid kunnen verbeteren.
Gebiedstyperingen
Het gebied Vathorst - Over de Laak is aangeduid als E-gebied: Groen / recreatie.
Dit type gebied heeft de volgende kenmerken:
In dit gebiedstype staat de verblijfskwaliteit centraal. De hoofdkeuzes zijn:
Het gebiedsgericht beleid E-gebied richt zich op:
Het plangebied Over de Laak - Speelpolder wordt ontsloten vanaf het Nieuwe Laakpad voor fietsers en voetgangers (hier is gemotoriseerd verkeer niet toegestaan) en vanaf de Palissaden voor fietsers, voetgangers en daarnaast voor gemotoriseerd verkeer van de toekomstige bewoners van de 3 woningen.
Het Nieuwe Laakpad is ingericht als een fiets- en wandelpad en voorzien van rood asfalt. Het plangebied is daarmee goed te voet en per fiets bereikbaar. Het is niet wenselijk om het gebied te ontsluiten voor autoverkeer omdat het gebied is bedoeld als groen-recreatie gebied voor de bewoners van Vathorst. Zij kunnen het gebied goed bereiken met de fiets of te voet. Bezoekers kunnen vanuit Vathorst het Nieuwe Laakpad bereiken via enkele bruggen over de Laak. Bij de entree aan het Nieuwe Laakpad worden fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. Ook via de Palissaden is het gebied te bereiken. Deze ontsluiting is met name bedoeld voor de 3 woningen. Er worden geen extra maatregelen (bijvoorbeeld parkeerplaatsen) getroffen voor bezoekers van Speelpolder.
De plannen voor Over de Laak - Speelpolder sluiten goed aan bij de doelstellingen van het verkeer- en vervoersplan.
In de nota parkeernormen Amersfoort 2009 en de actualisatie daarvan in 2020 zijn specifieke parkeernormen geformuleerd voor diverse functies. Ze geven een indicatie van het aantal auto's dat bij een bepaalde functie geparkeerd wordt in een bepaalde tijdsperiode. De normen worden gebruikt voor nieuwbouwsituaties of bij functiewijzigingen, waarvoor een vergunning of ontheffing dient te worden verkregen. In de parkeernormen wordt rekening gehouden met de toekomstige ontwikkelingen in het autobezit.
Vanuit de hoofddoelstelling uit het parkeerbeleidsplan, 'bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefbaarheid', is het van belang dat er strikte bepalingen worden gehanteerd voor parkeren. Parkeren moet zoveel mogelijk op eigen terrein plaatsvinden zodat er geen sprake is van extra parkeerdruk in het openbaar gebied. De belangrijkste voorwaarde is dat het aantal parkeerplaatsen volgens de norm wordt aangelegd. Hiervoor zijn in Nota Parkeernormen Amersfoort normen opgenomen per type voorziening. In het parkeerbeleidsplan is ook aangegeven dat bij het opstellen van parkeerbalansen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid tot meervoudig gebruik van parkeerplaatsen.
Het gemeentelijke beleid voor parkeren is als uitgangspunt gebruikt bij de uitwerking van het plan voor Over de Laak - Speelpolder.
In het Verkeer- en vervoersplan ligt Speelpolder in een gebied met de typering E-gebied. Dit betekent dat het gebiedsvreemde autoverkeer zoveel mogelijk wordt geweerd en dat autoverkeer wordt opgevangen aan de randen van het gebied door daar de parkeervoorzieningen te realiseren. Verblijfskwaliteit gaat in dit geval boven bereikbaarheid.
Het gebied Speelpolder is met name bedoeld als groen-recreatiegebied voor de bewoners van Vathorst. Er wordt enkel parkeergelegenheid geboden voor de bewoners van de 3 woningen die mogelijk worden gemaakt ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing. Hiermee wordt het gebied zo groen mogelijk te houden. In dit gebied wordt de voorkeur gegeven aan het groen en de beleving boven de bereikbaarheid. De meeste bezoekers van het groen-recreatiegebied zullen uit Vathorst komen, en zij kunnen het gebied goed per fiets of te voet bereiken.
Volgens de Woningwet moeten bouwwerken waarvoor een vergunning nodig is, voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Welke eisen dit zijn, heeft de gemeente vastgesteld in de Welstandsnota. Het doel van de nota is om zoveel mogelijk vrijheid te geven om bouwplannen uit te voeren maar daarnaast de stad haar eigen karakter laten behouden en zo mogelijk te versterken. Daarbij wordt gestreefd naar een goede balans tussen individueel belang en algemeen belang.
Naast de redelijke eisen van welstand kunnen er ook eisen gesteld worden aan de landschappelijke inrichting van erven of tuinen die van landschappelijke waarde zijn om daarmee een gewenste beeldkwaliteit te behalen. Door een inrichting te eisen die aansluit bij omliggende kwaliteiten, resulteert altijd in een kwaliteitswinst als het gaat om natuur- en landschapswaarden. Dit is met name aan de orde in het buitengebied.
Buitengebied - Vallei en Eemland
Het plangebied Over de Laak - Speelpolder ligt in het welstandsgebied 'Buitengebied - Vallei en Eemland'. Over het buitengebied van Vathorst is het volgende opgenomen:
'Het buitengebied van Vathorst ligt langs de Laak op de overgang van het dekzand in het zuiden naar de polder in het noorden. Het gebied wordt ontwikkeld naar natuur en recreatie om te voorkomen dat de recreatieve druk op Arkemheen en het Hoevelakense Bos te groot wordt. De erven in het gebied veranderen van functie van agrarisch naar wonen, met bijbehorende 'verpaarding' met paardenbakken. Basis voor de ontwikkelingen is de ontwikkelingsvisie Over de Laak (2016)'.
Dynamiek en ambitie
Voor het buitengebied staat behoud van de ruimtelijke kwaliteit en continuïteit centraal. Het van oorsprong agrarische landschap staat onder toenemende druk vanuit de stad. Gestreefd wordt naar het versterken van de herkenbaarheid van het landschap en de overgangen daartussen, van de (oorspronkelijke) agrarische bebouwingskarakteristieken en naar behoud van de harmonieuze relatie tussen bebouwing en landschap. Ontwikkeling in het buitengebied is mogelijk als de landschappelijke inpassing van bebouwing de kwaliteit en leesbaarheid van het landschap versterken.
Hoewel het plan Speelpolder in overeenstemming is met de ambities uit de welstandsnota, zijn in aanvulling op de welstandsnota beeldkwaliteitseisen opgesteld.
Deze beeldkwaliteitseisen vormen een nieuw beoordelingskader en bestaan uit:
Deze beeldkwaliteitseisen fungeren als kader voor de toetsing aan redelijke eisen van welstand bij de beoordeling van de omgevingsvergunningen die nodig zijn voor het bouwen van de gebouwen en de inrichting van het gebied en zijn aanvullend op de welstandsnota.
Een verdere beschrijving van de beeldkwaliteit van het plan voor Speelpolder is te vinden in paragraaf 3.2.3 Beeldkwaliteit.
In de omgevingsvisie van de provincie Utrecht (vastgesteld 10 maart 2021) is voor Speelpolder het belangrijkste aandachtspunt de groenblauwe en recreatieve ontwikkeling.
De mogelijkheid tot vrijetijdsbesteding is een belangrijk onderdeel van de leefbaarheid in steden, dorpen en buitengebied. Het provinciaal recreatie- en toerismebeleid is gericht op het realiseren van een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving waar recreanten en toeristen hun tijd door kunnen brengen. Het beleid richt zich op de recreatiezones en -terreinen, het recreatief hoofd(route)netwerk, verblijfsrecreatie en toerisme en sport. We streven naar functiecombinaties met (het benutten van) natuur, cultuur, landbouw, erfgoed en klimaatadaptatie.
De recreatiebehoefte neemt de komende jaren toe, evenals het toerisme. Om die reden vindt de provincie gebiedsontwikkeling ten behoeve van bovenlokale recreatie en bereikbaarheid – voor vooral langzaam verkeer – van belang en wordt de ontwikkeling daarvan gestimuleerd. Hierbij moeten vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd. Ook de schaalsprong in verstedelijking en de klimaatverandering hebben invloed op de recreatiebehoefte. Zo is er in de buurt van woningen behoefte aan ruimte voor bewegen, ontspannen en ontmoeten. Dit draagt bij aan een goed woon- en vestigingsklimaat.
In de drukste gebieden, nabij de grote stedelijke gebieden van Amersfoort en Utrecht, moet gezocht worden naar combinaties van functies in de groene ruimte. Recreatief gebruik en beleving kunnen integreren met andere functies, zoals natuur, landbouw, energie, erfgoed en cultuur. Samen met de verbindingen in een netwerk kan hierbij gedacht worden aan een parkachtige setting, die tevens dient als buffer tussen de verstedelijkte gebieden. Dit biedt kansen om de groene kwaliteiten en de beleving van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en de Grebbelinie te versterken.
Het ontwerp dat voor Speelpolder is gemaakt is in overeenstemming met de Omgevingsvisie provincie Utrecht.
In de Interim omgevingsverordening van de provincie Utrecht ligt Speelpolder onder andere in een kernrandzone recreatie. In deze gebieden zijn verschillende vormen van recreatie mogelijk. Grootschalige recreatieve voorzieningen zoals, een outdoor of leisure complex, horeca, verblijfsrecreatie, recreatieve groengebieden en (open) zwemwaterlocaties. Kleinschalige recreatieve voorzieningen zijn in het gehele landelijk gebied mogelijk. Denk bij kleinschalige voorzieningen aan wandel-, fiets, vaar- en speelvoorzieningen.
Binnen de recreatiezone is verstedelijking aanvaardbaar als deze bijdraagt aan de recreatiedoelstellingen. Als de verstedelijking niet binnen de recreatiezone kan, mag dit ook in de kernrandzone, onder de voorwaarden zoals opgenomen in Artikel 9.8 Instructieregel kernrandzone. De recreatiezone en kernrandzone kunnen elkaar daarbij overlappen. Bij kwaliteitsversterking in de kernrandzone valt te denken aan:
Bij een ontwikkeling in de kernrandzone moet een beeldkwaliteitsparagraaf worden opgesteld met daarin in ieder geval een analyse van de bestaande kwaliteiten, een onderbouwing op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan die kwaliteiten en op welke wijze dit in de regels van het bestemmingsplan is verankerd (artikel 9.8).
Omdat in Speelpolder een agrarisch perceel met agrarische bebouwing van functie veranderd naar groen recreatief gebied is het ook op basis van provinciaal beleid mogelijk om woningen toe te voegen. In de Ontwikkelingsvisie Over de Laak is al aangegeven dat in Speelpolder 2 nieuwe woningen worden toegevoegd om de functieverandering van het gebied mogelijk te maken.
Het gebied Over de Laak - Speelpolder ligt in het gebied dat is aangewezen als recreatiezone en ligt in de kernrandzone aan de noordzijde van Amersfoort. Het plangebied ligt net buiten de rode contour maar grenst wel direct aan deze rode contour.
De ontwikkeling van Speelpolder sluit aan op de uitgangspunten die vanuit de recreatiezone zijn gesteld. Een agrarisch gebied wordt gewijzigd in een groen-recreatief gebied. De groenwaarden wordt zoveel mogelijk behouden, uitgebreid en versterkt en de recreatieve functie wordt landschappelijk zorgvuldig ingepast en aangesloten op de omgeving.
De aard en omvang van de verstedelijking staat in goede verhouding tot de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Het plangebied is nu nog bestemd voor agrarische doeleinden. Deze bestemming wordt gewijzigd naar Groen - Stadsgroen, waarbij er nieuw bos en andere beplanting wordt aangeplant. Het recreatief medegebruik van het groen is een belangrijk aspect. Het plangebied, krijgt een aanduiding die recreatieve medegebruik mogelijk maakt en het zuidelijk deel van het plangebied krijgt tevens een aanduiding die het aanleggen van speelgelegenheid in het groen mogelijk maakt. Ongeveer ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing zijn 3 vrijstaande woningen toegestaan. Eén daarvan is de huidige boerderij die, indien bouwkundig in goede staat, wordt behouden. Het gebied wordt openbaar toegankelijk, waardoor deze groene bestemming een functie krijgt voor bewoners en gebruikers van de omliggende gebieden, met name Vathorst-Noord.
Met de aanleg en het openbaar toegankelijk maken van dit gebied wordt veel kwaliteit toegevoegd voor met name de bewoners van Vathorst. Er komt een natuurlijke overgang van het stedelijke gebied naar het open landschap en het wat verder gelegen Natura 2000-gebied van de polder Arkemheen. De wandelpaden die door Speelpolder worden aangelegd, worden aangesloten op het grotere wandelnetwerk in de omgeving.
Gezien de bovenstaande onderbouwing kan worden geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan aansluit op de doelstellingen uit het provinciaal beleid.
Voorliggend bestemmingsplan Over de Laak - Speelpolder maakt het mogelijk om het plangebied in te richten met voorzieningen ten behoeve van wandelen en spelen. Er worden bomen en groen aangeplant, wandelpaden aangelegd evenals speelvoorzieningen in het groen. Ook wordt de agrarische bebouwing gesloopt. Alleen de boerderij wordt, indien bouwkundig in goede staat,behouden en daarnaast worden 2 extra vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Uit de voorgaande paragrafen in dit hoofdstuk blijkt dat deze ontwikkeling in overeenstemming is met de uitgangspunten vanuit zowel het gemeentelijk als provinciaal beleid. Het geldende beleid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het gewenste plan.
In dit hoofdstuk wordt na een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied de gewenste toekomstige situatie beschreven.
Het gebied Over de Laak ligt aan de noordrand van Amersfoort in Vathorst Noord, tussen het riviertje de Laak en de gemeentegrens met Nijkerk. Speelpolder ligt midden in Over de Laak.
Ligging plangebied
Luchtfoto plangebied
Op dit moment bestaat het plangebied uit akker- en grasland met agrarische bebouwing.
Het grondgebied maakte voorheen deel uit van de gemeente Nijkerk. Met de grenscorrectie in 1998 is deze strook ten noorden van de Laak bij de gemeente Amersfoort gevoegd.
Bestaande situatie Speelpolder
Ruimte voor lichte recreatie, nieuwe natuur en behoud van de kwaliteiten van het polderlandschap in Over de Laak en een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen. Dit is de doelstelling voor het gebied zoals door de gemeenteraad is vastgelegd met het vaststellen van de ontwikkelingsvisie Over de Laak (zie paragraaf 2.2.4).
Belangrijke uitgangspunten voor het gehele plangebied Over de Laak (Waterrijk, Speelpolder en 't Hammetje) zijn:
In lijn met de doelstelling en in de context van de uitgangspunten is het Definitief inrichtingsontwerp voor het plangebied Over de Laak - Speelpolder concreet uitgewerkt tot een groen gebied waar verschillende vormen van groen (bomen, struiken, bloemen) worden geplant, waar kan worden gewandeld, waar een natuurlijke speelgelegenheid wordt aangelegd en waar 3 woningen mogelijk zijn (1 daarvan is is de huidige boerderij die wordt behouden) ongeveer ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing. In het gebied Speelpolder is daarmee een lichte vorm van recreatie mogelijk die met name bedoeld is voor de inwoners van Vathorst.
Voor het gebied Over de Laak - Speelpolder is in opdracht van de gemeente Amersfoort door Kruit Kok, bureau van landschapsarchitecten, een ontwerp voor de inrichting van het plangebied gemaakt. Het definitief ontwerp wordt uitgewerkt in een technisch ontwerp. Dit technische ontwerp is de basis voor de uitvoering.
Het uitgangspunt voor Speelpolder is dat het onderdeel is van het recreatieve uitloopgebied aan de noordzijde van de Laak, voor inwoners van de wijk Vathorst. Bij de uitwerking wordt rekening gehouden met de volgende opgave;
Uiteindelijk hebben bovengenoemde aspecten geleid tot het gewenste eindbeeld dat in onderstaande paragraaf nader wordt toegelicht.
Inrichting van het gebied in de 19e eeuw
De ruimtelijke opbouw van Speelpolder is gebaseerd op de inrichting die het gebied had in de 19e eeuw. Destijds bevond zich een de noordzijde een vierkant bosje, ten zuiden daarvan een boerderij met erf en daaromheen enkele huiskavels en vervolgens richting de Laak grote weiden.
Huidige inrichting van het gebied
In de huidige situatie is het bosje verdwenen en daarvoor in de plaats staan er windsingels van wilgen en essen. De boerderij heeft aan de zuidzijde enkele grote stallen gekregen en de ontsluiting is vanwege de bouw van Vathorst van de Laakzijde naar de noordzijde (Palissaden) verplaatst. Een belangrijk kenmerk van Over de Laak is dat bij boerderijen beuken staan. Daarom wordt de bruine beuk in Speelpolder behouden en krijgt een plek in het ontwerp.
Nieuwe inrichting van het gebied
Het ontwerp dat door Kruit Kok is gemaakt voor de inrichting van Speelpolder heeft aan de noordzijde weer een bos. Dit wordt een vochtig bos zoals dit ook in de 19e eeuw aanwezig was op deze plek. Vochtige bossen zijn bossen en struwelen op vochtige tot natte standplaatsen.
Ook komt aan de noordzijde de entree voor de 3 woningen via de Palissaden. Via deze entree kunnen de bewoners en hun bezoekers naar de woningen rijden en daar hun auto parkeren.
Ontwerp Speelpolder (Kruit Kok)
Ten zuiden van het bos komen 3 woningen, de huidige boerderij en 2 extra woningen, die samen een hof vormen. De woningen liggen rond een verlaagd grasvlak waar waterinfiltratie mogelijk is. De tuinen rond de woningen worden omgeven door een brede haag en de bestaande rode beuk wordt gehandhaafd en markeert het hof.
Rond de woningen krijgt een klein deel van het perceel de bestemming wonen (op onderstaande afbeelding de oranje kleur). Hier is verharding (tot een in de regels aangegeven maximum) mogelijk voor bijvoorbeeld een terras en tevens zijn binnen deze bestemming bijbehorende bouwwerken mogelijk (waarbij voldaan moet worden aan de regels). De rest van de percelen krijgt een tuinbestemming met landschappelijke waarden (op onderstaande afbeelding de lichtgroene kleur). Daarmee wordt aangegeven dat deze gronden niet worden beschouwd als 'erf' in de zin van het Besluit omgevingsrecht (artikel 1 van bijlage II van het Bor). Hiermee wordt voorkomen dat er bijbehorende bouwwerken kunnen worden gebouwd op deze gronden. Voor deze regeling is bewust gekozen omdat de landschappelijke waarde van deze gronden van belang is. Door geen bijbehorende bouwwerken op deze gronden toe te staan wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de kwaliteiten van het polderlandschap in Over de Laak, en wordt een goede overgang naar het waardevolle landschap van Arkemheen gerealiseerd.
Schets van het deel waar de woningen komen
Ten zuiden van de woningen komt een kruidenrijke weide met een aantal fruitbomen. Ook worden hier picknicktafels geplaatst. Deze kruidenrijke weide vormt de overgang van het hof met woningen naar de grote weide.
De grote weide aan de zuidzijde van Speelpolder is een speelweide. De inrichting nodigt uit om te spelen in een natuurlijke omgeving. Er worden greppels gegraven, natuurlijke speelelementen aangelegd en voor de beschutting worden bosjes geplant.
Op 7 juni 2022 is er een workshop geweest voor de Kinderwijkraad. Zij konden op een plattegrond van het gebied afbeeldingen plakken van speelelementen die zij graag zouden zien in het gebied. Op basis van die workshop is door het bureau Kinderland speeltoestellen een schetsontwerp gemaakt voor de inrichting van de grote weide. Een eerste schetsontwerpis op onderstaande afbeelding te zien.
Afbeelding nog vervangen door uiteindelijk inrichtingsplan
In dit ontwerp wordt de grote weide ingericht met onder andere greppels, stapkeien, een balanceerbrug, klimbomen, vlonders, een speeleiland met natuurlijke speelelementen, een insectenhotel en een vogelspotplek. In de greppels zal niet tot nauwelijks water staan omdat uit onderzoek is gebleken dat dit niet mogelijk is op deze plek. Af en toe, bijvoorbeeld na harde regenbuien, zal er water in de greppels staan. Door specifieke beplanting aan te brengen in de greppels zal toch het beeld ontstaan dat het hier om watergangen gaat.
![]() |
Om te voldoen aan de Ontwikkelingsvisie Over de Laak (2016) wordt de eerste 100 meter vanaf de Laak een opengebied met bloemrijk grasland en met hier en daar wat hoger groen. Op ruim 100 meter van de Laak, wordt een speel- en plukbos aangelegd. En op ongeveer 130 meter van de Laak een speeleiland, waar een aantal speelelementen wordt geconcentreerd. Tussen de grote speelweide en het voet- en fietspad ten zuiden van Speelpolder, ligt nog een driehoekige kwelzone met moerasvegetatie. De meeste routes door het gebied volgen de oorspronkelijke padenstructuur. Enkele dwarsroutes worden toegevoegd zodat een netwerk van paden ontstaat. Het pad aan de westzijde heeft uitzicht op de openheid van de polder en wordt begeleid door twee rijen knotwilgen. Het pad aan de oostzijde vormt vanaf de Palissaden de toegangsroute naar de woningen. Langs dit pad staat een essenrij die wordt gehandhaafd maar waaraan wel extra onderhoud nodig is. Het netwerk van paden in Speelpolder sluit aan de noordzijde aan op de Palissaden. Via de Palissaden kan de polder verder worden verkend en kan worden gewandeld of gefietst naar de noordelijke entree van 't Hammetje. Ontsluiting Speelpolder Aan de zuidzijde van Speelpolder loopt de Laak met daar langs een fiets- en voetpad. Door middel van 2 oversteken is het fiets- en voetpad aangesloten op het gebied Speelpolder. Deze 2 oversteken vormen de entree van Speelpolder aan de zuidzijde. 100 meter na de oostelijke entree vanaf het Nieuwe Laakpad komt een plek waar fietsen gestald kunnen worden. Daar komt ook het informatiebord over Speelpolder te staan. |
Het plan om Speelpolder te wijzigen van agrarisch gebied naar groen-recreatiegebied met 3 woningen is in overeenstemming met de ambities uit de welstandsnota, zoals is beschreven in paragraaf 2.2.11 Welstandsnota en beeldkwaliteitseisen. Voor de uitwerking van het woonpercelen is een kavelpaspoort opgesteld. Daarnaast is voor de woningen een voorbeeld uitwerking gemaakt waarvan hieronder een afbeelding is opgenomen.
Het uitgangspunt is dat er met de te handhaven boerderij en 2 nieuw toe te voegen vrijstaande woningen een nieuw erfensemble ontstaat. De toe te voegen twee woningen voegen zich samen met een passende terreininrichting in het landschap. Het nieuwe erf sluit zo aan bij de overige erven in het gebied van Over de Laak. De verschillende bouwvolumes doen denken aan een hoofdhuis, aangevuld met stallen en schuren. Het ensemble toont eenheid en samenhang in de architectonische uitstraling. De verschillende gebouwen delen een gemeenschappelijke voorzone, waar vandaan de voordeuren toegankelijk zijn.
Bij de inrichting van het omliggende gebied is het Definitief ontwerp Over de Laak - Speelpolder het uitgangspunt. Dit vormt samen met het kavelpaspoort en de uitwerking van de woonkavels de beeldkwaliteitseisen voor Over de Laak - Speelpolder en geeft een beeld van de inrichting van het gehele plangebied. De inrichting van het gebied is toegelicht in paragraaf 3.2.2 Ontwerp voor Speelpolder.
De beeldkwalitietseisen zijn te vinden in de bijlagen bij de toelichting van dit bestemmingsplan maar worden als afzonderlijk document in procedure gebracht en later ter vaststelling aangeboden aan de raad. Op deze manier is het duidelijker dat dit document een aanvulling is op de welstandsnota en kan het op de gemeentelijke website worden geplaatst bij de welstandsnota. Zo worden alle beeldkwaliteitsplannen bij elkaar gepubliceerd, waardoor de vindbaarheid beter wordt.
Speelpolder is met name goed bereikbaar op de fiets of te voet. Aan de zuidzijde komen twee entrees naar het gebied. Deze zijn te bereiken via het Nieuwe Laakpad wat een fiets- en voetpad is.
Aan de noordzijde komt een derde entree die bereikbaar is via de Palissaden. Deze entree is ook de toegangsweg naar de 3 woningen en deze is dan ook toegankelijk voor auto's van de bewoners en bezoekers van deze woningen. Auto's van bewoners en bezoekers van de woningen worden geparkeerd op het perceel van de woningen. Er komt geen parkeergelegenheid voor auto's van bezoekers van het groen-recreatieve gebied Speelpolder. Speelpolder is met name bedoeld voor bewoners van Vathorst. Zij kunnen het gebied goed bereiken op de fiets of te voet. We willen het fietsgebruik stimuleren en het autogebruik ontmoedigen. Het groen en de beleving zijn in dit gebied belangrijker dan de bereikbaarheid met de auto. Om deze reden is ervoor gekozen om geen ontsluitingsweg en parkeerplaats voor auto's aan te leggen voor het groen-recreatiegebied.
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld of de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied mogelijk en wenselijk is.
Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta vormen de basis voor de omgang met archeologie in deze wet. Naast archeologie op het land en onder water heeft de Erfgoedwet betrekking op museale objecten, musea en monumenten. Samen met de in 2019 in te voeren Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het Nederlandse cultureel erfgoed mogelijk. In de Omgevingswet worden alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving samen gebracht. Tot de invoering van deze wet zullen alle over te nemen delen van de Monumentenwet uit 1988 van kracht blijven. Ze zijn opgenomen in het overgangsrecht in de Erfgoedwet. Op grond van de Monumentenwet is de raad verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Archeologische beleidskaart
De archeologische waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten en landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen. De archeologische beleidskaart is door het college van burgemeester en wethouders op 12 maart 2019 vastgesteld.
Deze beleidskaart kent een onderverdeling in gebieden. Per gebied is een beleidsadvies geformuleerd. Naast Rijksmonumenten en gemeentelijke ondergrondse monumenten zijn er gebieden met een hoge archeologische waarde aangewezen. Ook is er een verdeling gemaakt tussen gebieden met een hoge, middelhoge en een lage archeologische verwachting.
Ter voldoening aan artikel 38a van de Monumentenwet nemen we in bestemmingsplannen een regeling ten aanzien van de gebieden met archeologische waarden en verwachtingen op, voor zover die al niet (anderszins) zijn beschermd via de Monumentenwet.
Regeling in het bestemmingsplan
Gezien de daarbij betrokken belangen en de wettelijke plicht om in de bestemmingsplannen nadrukkelijk rekening te houden met archeologie, wordt in voorkomende gevallen gekozen voor een dubbelbestemming.
Het opnemen van een dubbelbestemming brengt goed tot uitdrukking dat archeologie op zichzelf dient te worden beoordeeld en ten opzichte van de medebestemming van primair belang is. De dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik, dat functioneert naast (of boven) de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Archeologische waardevolle gebieden
Binnen het plangebied bevinden zich geen wettelijk beschermde archeologische monumenten of bekende archeologische waarden. Wel zijn er archeologische verwachtingen.
Archeologische waardevolle verwachtingsgebieden
Het plangebied ligt in een zone met een lage en een middelhoge archeologische verwachting. Iin het bestemmingsplan zijn hiervoor de dubbelbestemmingen Waarde archeologie 3 (middelhoog) en 4 (laag) opgenomen. In geval van ontwikkelingen van terreinen groter dan 500 m2 (bij waarde 3) respectievelijk 10.000 m2 (bij waarde 4) met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld dient voorafgaand een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Uitsnede van de archeologische beleidskaart. Het gebied dat met een gele kleur is aangegeven heeft de dubbelbestemming Waarde archeologie 3. En groen is Waarde archeologie 4.
Archeologische verwachtingen
Het plangebied ligt verspreid over een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden. Dekzandvlaktes hebben een lage archeologische verwachting op het voorkomen van resten van zowel jager-verzamelaars als boeren. Op de dekzandrug is deze verwachting middelmatig. Het noorden van het gebied Speelpolder ligt volgens de bodem- en geomorfologische kaart op een dekzandrug.
Ter plaatse van de huidige agrarische bebouwing en erven is de bodem naar verwachting dusdanig verstoord dat hier een zeer lage verwachting is op het aantreffen van archeologische resten.
Door de gemeentelijk archeoloog is een kleinschalig booronderzoek uitgevoerd in het gebied waar de woningen zijn gepland. In tegenstelling tot wat er op de bodem- en geomorfologische kaarten staat, is hier geen sprake van een dekzandrug. Het gaat ook hier om verspoelde dekzanden. Het is zeer onwaarschijnlijk dat hier mensen tot aan de 19e eeuw hebben gewoond. Dat betekent dat de middelhoge verwachting hier kan worden bijgesteld naar lage verwachting en dat hier geen archeologisch onderzoek nodig is voor de bouw van de woningen. De dubbelbestemming Waarde archeologie 3 op de locatie waar de woningen komen wordt op de verbeelding en in de regels nog wel opgenomen omdat dit overeenkomstig de archeologische waardenkaart is. Maar vanwege het onderzoek van de gemeentelijk archeoloog is dus geen extra onderzoek nodig bij de omgevingsvergunning voor de woningen.
Voor de overige werkzaamheden in het gebied is geen sprake van grootschalige bodemverstoring. Hiervoor is daarom geen archeologisch onderzoek nodig.
Aangezien het echter nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens grondverzet een archeologische 'toevalsvondst' wordt gedaan,is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de Gemeente Amersfoort, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Om tot een ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Als basis wordt hiervoor de VNG uitgave Bedrijven en milieuzonering gehanteerd met daarnaast de individueel van toepassing zijnde milieu wet- en regelgeving.
De richtafstand uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën. Voor de beoordeling van de vraag hoe het voorliggende plan voor Speelpolder zich verhoudt tot eisen van goede ruimtelijke ordening, is aansluiting gezocht bij de richtafstanden uit deze publicatie. Als aan de richtafstanden voldaan wordt is het aannemelijk dat er geen hinder zal ontstaan voor de omgeving.
Onderstaand is een overzicht opgenomen van alle bedrijven in de directe omgeving.
Omliggende bedrijven met bijbehorende richtafstand
Het dichtsbijzijnde agrarische bedrijf ligt op grondgebied van Nijkerk aan de Palissaden 12, op een afstand van ongeveer 90 meter tot de plangrens van voorliggend bestemmingplan en op ongeveer 150 meter tot de dichtsbijzijnde woning die mogelijk wordt gemaakt. De afstand is voldoende om voor de woningen geen overlast te veroorzaken en voor het planologisch mogelijke bedrijf om niet beperkt te worden in de bedrijfsvoering door de nieuw geplande woningen. De richtafstand uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' voor een agrarisch bedrijf is maximaal 100 (voor rundvee, voor varkens en kippen is het 200 meter) meter tot de dichtsbijzijnde gevoelige functie (wonen). Omdat het hier een rundveebedrijf is bestemd zijn berekening gemaakt ten aanzien van geuroverlast. Uit de berekening blijkt dat voldaan wordt aan de norm (zie ook paragraaf 4.9 Geur). De afstand voor geluid en stof is 30 meter. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Hierbij moet opgemerkt worden dat het betreffende perceel in gebruik is voor wonen met agrarische nevenactiviteiten. Er is geen vergunning voor het houden van dieren.
De Omgevingsdienst De Vallei heeft een berekening gemaakt voor alle omliggende bedrijven. Deze is opgenomen als bijlage 3 Advies zonering agrarische bedrijven (ODDeVallei). De conclusie van het advies van de Omgevingsdienst De Vallei is dat er vanuit de omliggende agrarische bedrijven geen belemmeringen zijn voor de inrichting van Speelpolder inclusief de 3 woningen. En ook andersom vormt de inrichting van Speelpolder inclusief de 3 woningen geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de agrarische bedrijven.
De dichtsbijzijnde woningen aan de zuidzijde liggen op een afstand van ongeveer 30 meter tot de plangrens. Omdat er natuurlijke speelelementen mogelijk worden gemaakt in Speelpolder zal er overdag kinderstemgeluid te horen zijn in Speelpolder. In de eerste 100 meter vanaf de Laak zullen echter geen natuurlijke speelelementen worden aangelegd. Deze worden aangelegd op een afstand van 100 meter vanaf de Laak in de vorm van enkele greppels, klimbomen en balanceerbruggen. Hier zullen geen grote groepen kinderen aan het spelen zijn maar enkele kinderen per speelelement. Pas op een afstand van 130 meter van de woningen aan de Laak, is er een concentratie van speelelementen op het speeleiland. Op deze plek zullen meer kinderen gelijktijdig spelen. Hier is dan ook het meeste stemgeluid te verwachten. Een afstand van 130 meter van het speeleiland tot de bestaande woningen aan de Laak is ruim voldoende om geen overlast te ervaren van de spelende kinderen.
De afstand van het speeleiland tot de nieuw geplande woningen is ongeveer 80 meter. Ook deze afstand is ruim voldoende om geen overlast te ervaren van de spelende kinderen.
In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' is geen richtafstand opgenomen voor een speelgelegenheid omdat een speelgelegenheid niet valt onder bedrijvigheid op het gebied van publieke dienstverlening of recreatie. Maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening is hier toch aandacht aan besteedt. Daarom is gekeken naar de richtafstand tot gevoelige bestemmingen (in dit geval wonen) voor een kinderboerderij en een basisschool. Deze bedraagt in beide gevallen 50 meter voor geluid. Voor geur en stof is de richtafstand 0 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan.
In paragraaf 4.8 Geluid wordt nader in gegaan op het aspect geluid.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de richtafstanden vanuit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', waarmee er voor dit aspect geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan. Het plan voor Speelpolder mag voor dit aspect dan ook in overeenstemming worden geacht met een goede ruimtelijke ordening.
Volgens het Bro zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
De Wet Bodembescherming bevat de voorwaarden die kunnen en worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. De wet heeft betrekking op zowel landbodems als waterbodems. De Wet bodembescherming geeft aan wanneer er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en of er dan ook gesaneerd moet worden.
De hoeveelheid grond dan wel grondwater (beide in m³) en de mate van vervuiling, gemiddeld boven de interventiewaarde, zijn de criteria voor een geval van ernstige bodemverontreiniging.
De interventiewaarde is de waarde, waarboven er risico's zijn voor mens, flora en fauna. De spoedeisendheid, de noodzaak om te saneren, hangt hiervan af maar ook van de mate van verspreiding van de bodemverontreiniging.
Voor gevallen van ernstige bodemverontreiniging is er bij niet gewijzigd grondgebruik soms geen noodzaak tot saneren. Voorbeelden zijn voormalige stortplaatsen en kleine verontreinigingen in het diepere grondwater.
De gevallen van ernstige bodemverontreinigingen zijn door de Gemeente Amersfoort in beeld gebracht. In een aantal gevallen is in een beschikking Wet bodembescherming aangegeven wat er met een geval van ernstige bodemverontreiniging moet gebeuren. Nadat er is gesaneerd, kunnen er restverontreinigingen aanwezig zijn. Soms zijn er gebruiksbeperkingen.
In 2021 is de Nota bodembeheer gemeente Amersfoort 2021-2031 vastgesteld met daarin opgenomen een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan voor de gehele gemeente. Op deze kaart ligt het plangebied van dit bestemmingsplan in een zone die op basis van de bodemkwaliteitskaart is gekwalificeerd als 'landbouw/natuur'.
Grondverzet kan plaatsvinden conform het Besluit Bodemkwaliteit.
Met de invoering van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Bodemenergie op 1 juli 2013 zijn de regels voor open bodemenergiesystemen geharmoniseerd en de proceduretijd verkort. Daarnaast voert de AMvB regels in voor gesloten bodemenergiesystemen, die tot 1 juli 2013 nog geen wettelijk kader kenden. Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. De open systemen circuleren grondwater en worden 'Warmte Koude Opslagsystemen' (WKO) genoemd. De gesloten systemen wisselen warmte en koude uit via een gesloten buizenstelsel in de ondergrond en worden daarom 'Bodemwarmtewisselaars' genoemd. De open systemen hebben een vergunningplicht, de gesloten systemen hebben een meldingsplicht.
In het plangebied zijn goede mogelijkheden voor ondergrondse energieopslag voor open en gesloten systemen. Nieuwe systemen en grondwateronttrekkingen kunnen worden gerealiseerd indien er geen negatieve beïnvloeding is van bestaande systemen. Binnen het plangebied zijn nog geen systemen gerealiseerd (bron: www.wkotool.nl) en is geen specifiek beleid voor interferentie van toepassing. Het bestemmingsplangebied ligt buiten de invloedsfeer van grondwaterbeschermingsgebieden. Het gebied is geschikt voor bodemenergiesystemen.
In 2002 is bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Speelpolder (zie bijlage 5 Bodemonderzoek ). Uit dit bodemonderzoek komen een aantal spots met verontreiniging en/of mogelijke verontreiniging naar voren. Omdat het onderzoek gedateerd is moet dit worden geactualiseerd. Dit is niet noodzakelijk voor het bestemmingsplan maar moet bij de aanvraag omgevingsvergunning worden gevoegd.
Daarnaast is nader onderzoek nodig naar asbest. Er zijn namelijk plekken in het gebied met puin en gedempte sloten waar asbest aanwezig kan zijn.
Voor het bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen omdat de aangetroffen verontreinigingen beperkt van omvang zijn. Wel moeten ze worden verwijderd bij de uitvoering van het plan. De kwaliteit van het speeleiland moet in verband met het gebruik als kinderspeelplaats voldoen aan de kwaliteit 'landbouw/natuur'.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor het beoogde gebruik als recreatie en op een klein deel wonen, mits voldaan wordt aan de hierboven beschreven voorwaarden.
De gemeente Amersfoort heeft voor haar gehele beheersgebied een historisch vooronderzoek laten uitvoeren om in een vroeg stadium belanghebbenden te kunnen informeren over potentiële risico's. Hieronder is een uitsnede uit de kaart van het historisch onderzoek opgenomen.
Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied op de risicokaart staat aangegeven als niet verdacht op de aanwezigheid van munitie of andere explosieven. Nader onderzoek is niet nodig en dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.
Duurzaamheid is de samenhang vinden op ruimtelijk, sociaal-cultureel, economisch en ecologisch vlak. De lange termijnopgaven, zoals klimaatbestendigheid, beheersing van de verkeersdruk en energieneutrale gebouwen moeten in het zicht blijven.
De gemeente stimuleert duurzaam bouwen. Duurzaamheid is een kernwaarde in het coalitieakkoord. Dit is vertaald in duurzaamheidsambities. Zo is Amersfoort in 2030 een stad zonder CO2 uitstoot. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het duurzaamheidsprogramma van Amersfoort moet in alle stadia van het ontwerp- en bouwproces rekening worden gehouden met duurzaam en milieubewust bouwen.
Het realiseren van groene daken (vegetatiedaken) en gevels wordt sterk aanbevolen. Behalve een waarde voor planten en dieren heeft dit ook een functie voor waterberging waardoor piekbelasting op de riolering wordt verminderd. Bovendien helpen groene daken en gevels hittestress te voorkomen en vangen ze fijnstof, wat een positief effect heeft op de luchtkwaliteit. Vergroenen van de daken heeft tevens positieve effecten op het micro-klimaat, de isolatiewaarde en levensduur van de onderliggende daken en de waterhuishouding van het gebied.
Klimaatverandering speelt in toenemende mate een rol bij gebiedsontwikkeling en krijgt dan ook betekenis bij het formuleren van kaders en ambities voor een plangebied.
De Gemeenteraad van Amersfoort heeft haar visie hierop in de Structuurvisie Amersfoort 2030, Groenvisie Amersfoort, de Toekomstagenda Milieu 2014-2020 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2021 beschreven.
Kernbegrippen in het kader van klimaat zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken van materialen uit hernieuwbare bronnen. Amersfoort streeft er naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag, meervoudig gebruik van de bodem. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en groen oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Duurzaamheid in relatie tot het plangebied
In het plangebied Over de Laak - Speelpolder komen verschillende duurzaamheidsthema's bij elkaar zoals leefmilieu/sociale relevantie, ecologie, water, ruimtelijke kwaliteit en ruimtegebruik.
Leefmilieu, sociale relevantie, welzijn en gezondheid:
De inzet van deze ontwikkeling is het bieden van een plek om te recreëren en elkaar te ontmoeten vlakbij huis. Het gebied biedt gelegenheid voor ontspanning, ontmoeten, bewegen en contact met de natuur.
Ecologie, water en biodiversiteit:
Er zijn kansen om meer variëteit aan te brengen in de vegetatie. Dit wordt nader uitgewerkt in de beplantingsstructuur en soortkeuze. Er wordt zo min mogelijk verharding in het plangebied aangebracht en er wordt geen verlichting in het grootste deel van het gebied aangebracht, om de aanwezige fauna niet te verstoren. Bij de woningen is het vanwege de sociale veiligheid wel toegestaan om verlichting aan te brengen.
De voorbereiding en de uitvoering van de sloop van de agrarische bebouwing wordt op een duurzame wijze ingestoken. Zo wordt hergebruik van sloop- en bouwmaterialen beoogd waarmee wordt bijgedragen aan een circulaire economie en aan de ambitie van een 'Afvalloze stad in 2030'. Bovendien is in het kavelpaspoort opgenomen dat natuurinclusief moet worden gebouwd. Dit kavelpaspoort vormt samen met de uitwerkingsschets voor de woonkavels de beeldkwaliteitseisen voor Speelpolder. Omgevingsvergunningen worden hieraan getoetst.
Ruimtelijke kwaliteit en ruimtegebruik:
De bebouwing die wordt toegevoegd aan het gebied vindt met zorg plaats en moet in overeenstemming zijn met de welstandsnota en de beeldkwaliteitseisen Over de Laak - Speelpolder. De inrichting van het groen-recreatiegebied volgt de ambitie die is verwoord in de Visie Over de Laak (2016).
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Vanuit het externe veiligheidsbeleid worden veiligheidsnormen gesteld voor risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen ten opzichte van:
Deze veiligheidsnormen hebben wat betreft het plaatsgebonden risico de status van grenswaarde voor kwetsbare objecten en de status van richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor bedrijvigheid staat dit in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen staat dit in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen staat dit in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De centrale begrippen hierbij zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (d.w.z. 24 uur per dag en gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het GR wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).
Wanneer een (beperkt) kwetsbaar object in het invloedsgebied van een bedrijf, buisleiding of transportroute wordt toegelaten, moet het groepsrisico worden verantwoord. Hierbij moet meestal advies worden gevraagd aan de Veiligheidsregio Utrecht (VRU).
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Voor het plangebied is beoordeeld of er sprake is van activiteiten met gevaarlijke stoffen in en in de omgeving van het plangebied, die mogelijk risico's zouden kunnen opleveren. Meer specifiek is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven die zijn aangewezen in het Bevi, waaronder LPG-tankstations, transportroutes over weg, spoor en water en door leidingen.
Zowel de rijksweg A28 als het spoor liggen op dusdanig grote afstand dat er geen risico is ten aanzien van transport gevaarlijke stoffen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het tracé van van aardgasleiding W-500-01 is in onderstaande figuur in rode gestippelde lijnen weergegeven (de meest linker rode lijn). De zwart gestippelde contouren geven de PR 10-6 contouren aan. Die liggen niet over het plangebied Speelpolder. De blauwe lijnen zijn de invloedsgebieden. Van leiding W-500-01 ligt het invloedsgebied over het plangebied Speelpolder.
In het kader van het bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst (vastgesteld op 25 juni 2013) is door Servicebureau Gemeenten een rapportage opgesteld (rapportdatum 28 september 2012), waarin onder andere de aardgasleiding die door het plangebied loopt aan de orde komt. Enkele constateringen in deze rapportage leiden tot de volgende conclusies voor het plangebied:
- Rondom leiding W-500-01 bevinden zich geen PR 10-6 contouren (figuur 18 van de rapportage). In dit opzicht bestaan er geen beperkingen.
- Rondom leiding W-500-01 bevindt zich een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leiding (zie blz 26 van de rapportage). Deze strook bevindt zich voor een deel binnen het plangebied en levert een aantal beperkingen. Zo mogen binnen die strook geen nieuwe bestemmingen, die het oprichten van bouwwerken toestaan, worden opgenomen (tenzij de Gasunie toestemming geeft) en mogen een aantal grondroerdersactiviteiten niet worden uitgevoerd tenzij daar vergunning voor is verleend.
Uit de rapportage blijkt dat het groepsrisico voor de leiding zeer laag is. De gegevens op basis waarvan de berekeningen zijn uitgevoerd kunnen mogelijk iets achterhaald zijn, maar een nieuwe berekening zal aan de essentie van de conclusie niets veranderen. Hieronder een wat meer specifieke tekst over de effectafstanden van de leiding op het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.
In het zuidelijk deel van het plangebied is een gasleiding aanwezig (W-500-01). Een breuk in deze leiding, door bijvoorbeeld werkzaamheden, heeft een fakkelbrand tot gevolg. Dat brengt gevaren met zich mee voor de in het gebied aanwezige personen. In de eerste ring (70 meter) rond de leiding zijn de risico's het grootst. In deze ring zijn binnen het plangebied enkel groen met wandelpaden en natuurlijke speelelementen aanwezig. In de tweede ring (140 meter) zijn de risico's nog steeds groot maar minder dan in de eerste ring. In de tweede ring zijn ook enkel groen met wandelpaden en natuurlijke speelelementen aanwezig. In de derde ring (210 meter) is het risico kleiner maar kunnen nog wel slachtoffers vallen. In die ring zijn eveneens enkel groen met wandelpaden en natuurlijke speelvoorzieningen aanwezig.
De bebouwing die mogelijk is op basis van voorliggend bestemmingsplan ligt buiten de effectafstanden van de gasleiding.
Om risico's na een breuk in de gasleiding zoveel mogelijk te voorkomen is een goede bereikbaarheid van het gebied van belang en moeten er voldoende vluchtwegen zijn voor in het gebied aanwezige personen. Ook moet er voldoende bluswater aanwezig zijn. De bereikbaarheid van het gebied is goed, er zijn voldoende vluchtwegen aanwezig en bij de inrichting van het gebied wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Daarnaast is er geen grote toename van in het gebied aanwezige personen te verwachten waardoor het groepsrisico niet onaanvaardbaar toeneemt.
Als aanvulling op de bovenstaande verantwoording van het groepsrisico worden bijlage 6 Toelichting VRU externe veiligheid mbt gasleiding en bijlage 7 Toelichting VRU omgevingsveiligheid toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.
Conclusie
Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanwege externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor het plan. De volgende aandachtspunten gelden:
De ligging van de buisleiding (W-500-01) met de bijbehorende belemmeringenstrook is op de verbeelding weergegeven. In de belemmeringenstrook mag niet worden gebouwd, tenzij daardoor de veiligheid met betrekking tot de in de strook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en daarover advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding (Gasunie) over de belangen van het doelmatig functioneren en de veiligheid ervan.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Overeenkomstig de Wgh zijn (spoor-) wegen en industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen voorzien van zones. Het gebied binnen deze zones geldt als akoestisch aandachtsgebied waar een toetsing uitgevoerd dient te worden. Daarbij beperkt de Wgh zich tot een toetsing ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige objecten. Dit zijn onder andere woningen, onderwijsgebouwen, gezondheidszorggebouwen, kinderdagverblijven, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonboten.
Bij vaststelling van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van de Wgh aan de orde:
De Wgh werkt met een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximaal toegestane geluidsbelastingen. Als een voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan onder bepaalde voorwaarden een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Hierbij mag de geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximaal toegestane geluidsbelasting. De voorkeursgrenswaarde en maximaal toegestane geluidsbelasting voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per locatie en per geluidssoort.
In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (Wgh art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg (zie tabel hierna).
aantal rijstroken | zonebreedte (meter) | |
stedelijk gebied | 1 of 2 | 200 |
3 of meer | 350 | |
buitenstedelijk gebied | 1 of 2 | 250 |
3 of 4 | 400 | |
5 of meer | 600 |
Tabel: zones langs wegen
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
In geval van een nieuwe of gewijzigde weg of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen is akoestisch onderzoek vereist. Op basis van de uitkomsten kunnen zo nodig maatregelen worden overwogen.
De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt in de meeste gevallen 48 dB (Lden). De maximaal toegestane geluidsbelasting bedraagt 68 dB (Lden), afhankelijk van de situatie.
De gemeente heeft beleid opgesteld met betrekking tot het vaststellen van hogere grenswaarden (Geluidsnota Amersfoort Wet geluidhinder, september 2015). Hierin is o.a. aangegeven hoe we omgaan met het verlenen van hogere waarden, welke aspecten we meenemen in het onderzoek en hoe we omgaan met transformaties. Ook zijn voorwaarden opgenomen die aan de hogere grenswaarde worden verbonden.
Binnen het plangebied worden functies toegestaan die relevant zijn voor de beoordeling van het aspect 'Geluid'. Dit zijn:
1. Wonen
2. Speelgelegenheid
1. Wonen
De agrarische beouwing wordt gesloopt maar de huidige boerderij blijft gehandhaafd. Daarnaast worden 2 extra woningen mogelijk gemaakt. De woningen liggen niet in de zone van spoorwegen of gezoneerde industrieterreinen. De dichtsbijzijnde weg voor autoverkeer is de Palissaden waar een maximumsnelheid van 60 km/uur geldt. Het deel van de Palissaden dat naar de nieuw geplande woningen leidt is alleen bedoeld voor bestemmingsverkeer en hier zal geen 60 km/uur worden gereden.
Omdat er slechts 3 woningen mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan en het groen-recreatieve gebied goed wordt ontsloten voor fietsers en voetgangers en niet voor gemotoriseerd verkeer, zal de verkeerstoename erg beperkt zijn. Daarnaast is de Palissaden een rustige weg. Onderzoek naar geluidshinder vanwege wegverkeer kan daarom achterwege worden gelaten.
Naast de woningen worden geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt in dit plan. In paragraaf 4.3 Bedrijven en Milieuzonering is gekeken naar eventuele hinder tussen verschillende functies.
Conclusie
Gezien de bovenstaande onderbouwing vormt het aspect geluid geen belemmering voor de ontwikkeling van Speelpolder.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderijen (Wgv) moet rekening worden gehouden met geurgevoelige objecten. Een geurgevoelig object moet een gebouw zijn en dit gebouw moet bestemd (en geschikt) zijn voor permanent bewonen of daarmee vergelijkbaar. Een terrein, een onbewoonbare woning of bijvoorbeeld de garage van een woning krijgen onder de Wgv geen bescherming. Hoeveel personen er verblijven en of het dezelfde personen zijn of verschillende, is niet van belang. De verblijfsduur is wel bepalend. De Wgv beschermt alleen mensen tegen langdurige blootstelling aan geurhinder.
Naast de functie “wonen” worden ook ziekenhuizen, bedrijfsgebouwen, kantoren en werkplaatsen beoordeeld als geurgevoelige objecten en beschermd tegen geur op grond van de Wgv.
De door de wet vastgestelde geurnormen zijn 3,0 odour units/m3 lucht voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en 14,0 odour units/m3 voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom.
In 2016 is door de RUD Utrecht geadviseerd met betrekking tot de ontwikkeling van Over de Laak en de geurhinder van de agrarische bedrijven rondom dit gebied. Dit advies is verstrekt door middel van de notitie 'Geurberekening Tuinpark Laakzijde' (notitie datum 14 december 2016) van de RUD Utrecht. Hierin is ook het plangebied Speelpolder meegenomen. Zoals eerder aangegeven is de maximale geurnorm 14 odour units. Deze norm wordt bij lange na niet gehaald.
Op 5 juli heeft Omgevingsdienst De Vallei een advies uitgebracht over de agrarische zonering en geur ten behoeve van de ontwikkeling Over de Laak - Speelpolder. Dit advies is te vinden in bijlage 3 Advies zonering agrarische bedrijven (ODDeVallei). Alle omliggende bedrijven zijn hierin meegenomen. De conclusie is dat er ten aanzien van geur geen belemmering is voor de ontwikkeling van Over de Laak - Speelpolder. De cumulatieve geurbelasting mag 14 OU/m3 bedragen maar is slechts 1,25 OU/m3.
Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderijen
Voor alle veehouderijen in de omgeving geldt dat er al geurgevoelige objecten op een kortere afstand dan het plangebied Over de Laak - Speelpolder zijn gelegen. Dit zullen eerder beperkende factoren zijn in de ontwikkelingsmogelijkheden.
Conclusie
Uit alle berekeningen blijkt dat de depositie op de aangegeven punten ruim onder de 14 odour units blijft. Er is geen overschrijding van de geurnorm. Bovendien kan de geurcontour die in het nu nog geldende bestemmingsplan Hooglanderveen en Vathorst staat worden verwijderd omdat dit de geurcontour is die hoort bij de geurnorm van 3 odeur. De geurnorm van 3 odeur geldt binnen de bebouwde kom. Buiten de bebouwde kom geldt een geurnorm van 14 odeur. Daarom zal de geurcontour behorende bij 3 odeur niet meer worden opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.
Wettelijk kader
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Als er aantoonbaar sprake is van een behoefte aan de betreffende voorziening, kan die in een bestemmingsplan worden gefaciliteerd. In het andere geval kan dat niet en moet die herontwikkeling worden uitgesteld tot het moment waarop de behoefte daaraan wel kan worden aangetoond. Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro). Ligt een plangebied in bestaand stedelijk gebied én voorziet de stedelijke ontwikkeling in een aantoonbare actuele marktbehoefte dan wordt voldaan aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Speelpolder heeft op dit moment een agrarische bestemming en er staat een boerderij met enkele stallen. Het plangebied ligt buiten het stedelijk gebied.
Het bestemmingsplan voorziet in de herinrichting van het gebied tot groen-recreatiegebied, de bestaande boerderij wordt behouden. De stallen worden gesloopt en daarvoor in de plaats worden 2 nieuwe vrijstaande woningen mogelijk gemaakt.
Ten aanzien van de ontwikkeling van groen en recreatie is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling omdat hiervoor geen bebouwing mogelijk wordt gemaakt.
Ten aanzien van de 3 woningen (de bestaande boerderij en 2 nieuwe woningen) is wel sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling omdat hiervoor bebouwing wordt mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Trede 1: de voorgenomen ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte.
In het Deltaplan Wonen, dat op 28 mei 2019 door de gemeenteraad is vastgesteld, komt naar voren dat er in de stad een grote vraag is naar woningen. Om in die vraag naar voldoende woningen te voorzien, moeten er in de periode 2018 - 2030 10.000 tot 12.000 extra woningen bij komen. Dat zijn gemiddeld ongeveer 1.000 woningen per jaar. Dit betekent meer groei dan voorheen: van gemiddeld ongeveer 600 woningen per jaar in de afgelopen 10 jaar naar ongeveer 1.000 woningen per jaar richting 2030. Dit plan draagt bij aan de in het Deltaplan wonen omschreven woningbehoefte.
Ten behoeve van het deltaplan zijn de behoeftecijfers geactualiseerd. Daartoe is gebruik gemaakt van provinciale cijfers uit 2018 op basis van Primos 2017. Ook het Rijk werkt met deze cijfers. Zie hieronde de behoeftecijfers zoals deze ook gehanteerd zijn in het Deltaplan wonen.
De provinciale behoeftecijfers waren tot 2040 berekend; hierin is een knip tot 2030 gemaakt:
Uit bovenstaande blijkt dat met de ontwikkeling van nieuwe woningen wordt voorzien in een grote regionale behoefte aan woningen en daarmee wordt voldaan aan de 1e trede van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Trede 2: indien uit de beschrijving van stap 1 blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dient te worden beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
Het Besluit ruimtelijke ordening dwingt overheden ertoe om bij nieuwe ruimtelijke initiatieven allereerst te kijken of er mogelijkheden zijn om beschikbare gronden door herstructurering, transformering of anderszins te benutten. Hierbij kan gedacht worden aan binnenstedelijke gebieden waarbij de bebouwing niet langer doelmatig in gebruik is.
De ontwikkeling Speelpolder voldoet aan de essentie van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte en maakt door middel van herontwikkeling gebruik van beschikbare gronden. Een boerderij wordt bestemd tot woning. De agrarische bebouwing die bij de boerderij hoort wordt gesloopt en daarvoor in de plaats worden 2 woningen mogelijk gemaakt.
Trede 3: wanneer de ruimtevraag niet kan worden opgevangen binnen het bestaande stedelijk gebied, dient trede 3 doorlopen te worden.
De planlocatie ligt niet binnen het bestaande stedelijke gebied. Maar de onderbouwing om toch medewerking te verlenen aan de planontwikkeling is gelegen in het feit dat de ontwikkeling in overeenstemming is met:
Conclusie ladder voor duurzame verstedelijking
Geconcludeerd wordt dat de herontwikkeling van Speelpolder een ontwikkeling betreft die inspeelt op de vraag naar en behoefte aan groengebieden, recreatiegebieden en woningen in Amersfoort. Daarnaast voldoet het plan aan het gemeentelijk en provinciaal beleid. Hiermee is het nut en de noodzaak van de ontwikkeling onderbouwd.
De 'Wet luchtkwaliteit' is opgenomen in de Wet milieubeheer onder hoofdstuk 5, titel 2. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht die in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Uit de Wet volgt dat een voorgenomen ontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied.
Het plangebied wordt herontwikkeld van agrarisch gebied naar groen-recreatie gebied en er worden 3 woningen mogelijk gemaakt (de bestaande boerderij en 2 extra woningen). Het gebied is met name goed bereikbaar met de fiets of te voet en minder goed met de auto. Er worden ook geen autoparkeerplaatsen aangelegd voor het groen-recreatiegebied. Daarom betekent de uitbreiding van de oppervlakte aan groen-recreatiegebied geen toename van verkeer in het gebied. De toename van verkeer door de 3 woningen is erg gering en het parkeren wordt op het perceel van de woningen opgelost. Er mag dus worden geconcludeerd dat het plan 'Niet In Betekende Mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verdere toetsing aan de grenswaarden is niet nodig. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Overigens wordt ten aanzien van de concentraties NO2 en PM10 in en rond het plangebied ruimschoots voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit volgens de monitoring van het NSL (zie www.nsl-monitoring.nl).
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het plan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden.
Wijziging Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
Op 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Deze wijziging impliceert dat vanaf die datum een toets uitgevoerd moet worden of belangrijke nadelige milieugevolgen in verband met een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. (milieueffectrapportage)-beoordeling gehanteerd.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarde blijven (en daarmee dus niet m.e.r.-plichtig zijn). Als de vraag zich voordoet of er een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is, is de eerste stap onderzoeken of het project/de activiteit vermeld staat in bijlage D van het Besluit m.e.r.
De categorien die van toepassing zouden kunnen zijn zijn D 11.2 'stedelijk ontwikkelingsproject' of D 9 'landinrichtingsproject'.
Hieronder een uitsnede uit de tabel uit onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r. over het stedelijk ontwikkelingsproject.
De drempel die gegeven wordt is een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aantal van 2000 woningen of meer, een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. In voorliggend plan is de oppervlakte ruim 4 hectare met 3 woningen en geen bedrijfsvloeroppervlakte. Het plan ligt dus zeer ruim onder deze drempelwaarde.
De tabel ten aanzien van een landinrichtingsproject ziet er als onderstaand uit.
De drempel ligt in dit geval op 125 hectare functiewijziging of vestiging van glastuingebied, bloembollemteeltgebied van 50 hectare. Het voorliggende plan ligt ook zeer ruim onder deze drempelwaarde.
Daarom is de ontwikkeling niet m.e.r.-plichtig maar moet er wel een m.e.r. beoordeling plaatsvinden.
In de vormvrije m.e.r. dient het navolgende te worden beschreven: (1) de kenmerken van het project; (2) de plaats van het project en (3) de kenmerken van het potentiële effecten van het project.
1. Kenmerken van het project
Voorliggend plan maakt de herontwikkeling van agrarisch gebied naar groen-recreatief gebied mogelijk met 3 woningen (een bestaande boerderij en 2 nieuwe vrijstaande woningen). Deze ontwikkeling ligt ruim onder de drempelwaarden uit categorie D 11.2 en D 9 van het Besluit m.e.r.
2. Plaats van het project
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van één of meer kwetsbare gebieden (zoals bijvoorbeeld Natura 2000 gebieden of het Natuur Netwerk Nederland). Het plan heeft daarmee geen invloed op kwetsbare gebieden.
3. Kenmerken van het mogelijke effect
In hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten van deze toelichting zijn de potentiële (milieu)effecten beoordeeld die kunnen optreden op water, luchtkwaliteit, bedrijven- en milieuzonering, bodem, beschermde flora en fauna en beschermde gebieden en archeologie. Er is geen sprake van belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conclusie
De milieugevolgen zijn beschreven in hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten van deze toelichting. Het plan brengt geen (significant) negatieve effecten op omliggende natuurgebieden met zich mee waardoor er geen milieueffectrapportage opgesteld hoeft te worden. Als onderbouwing hiervoor is een m.e.r. aanmeldnotitie opgesteld door het bureau Bügel Hajema (zie bijlage 4 Aanmeldnotitie MER beoordeling). De conclusie van deze aanmeldnotitie is dat de ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Er is daarom geen aanleiding een uitgebreide m.e.r. procedure te doorlopen.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming inwerking getreden. Met deze wet zijn alle bepalingen met betrekking tot bescherming van natuurgebieden, dier- en plantensoorten samenbracht in één wet. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Verder implementeert de wet diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
De Wet natuurbescherming voorziet in:
De belangrijkste beschermde natuurwaarden in de Wet natuurbescherming zijn:
Met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook de bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen. Zo beschermt de provincie Utrecht bijvoorbeeld het Natuur Netwerk Nederland (NNN) via het ruimtelijk beleid om ervoor te zorgen dat de omvang en kwaliteit van deze gebieden niet afneemt. Dit is geregeld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV).
Voor het plangebied Speelpolder is in het kader van de Wet natuurbescherming onderzocht of de geplande activiteiten geen negatief effect hebben op de beschermde plant- en/of diersoorten en leefgebieden.
De onderstaande conclusies zijn overgenomen uit het natuuronderzoek dat is opgenomen als bijlage 8 Natuuronderzoek Speelpolder.
Conclusie beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn
Grond- en graafwerkzaamheden kunnen algemeen voorkomende amfibieën en grondgebonden zoogdieren van het ‘Beschermingsregime andere soorten’ treffen. Voor deze soorten geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en is dus geen ontheffing nodig. Het betreft algemeen voorkomende soorten (lokaal, regionaal en landelijk) en het aantal dieren dat potentieel gemoeid is met de (lokale) ingreep is beperkt. De gunstige staat van instandhouding van deze soorten is daarom niet in het geding.
De geplande veranderingen zoals de ontwikkeling van bloemrijk grasland, versterking van bomenlanen en het aanplanten van een bosje zullen een positief effect hebben op het aantal foeragerende vleermuizen.
Grond- en graafwerkzaamheden in het broedseizoen kunnen ertoe leiden dat nesten van vogelsoorten die in gebruik zijn beschadigd raken of verlaten worden door de oudervogels als gevolg van verstoring.
Huismussen maken overdag graag gebruik van dichte struiken of heggen waar ze
beschutting vinden tegen predatoren. Het verwijderen van de coniferen heeft geen
wezenlijk effect op de functionele leefomgeving van de huismussen die in de boerderij
broeden. De omzetting van engels raaigras naar bloemrijk grasland zal naar verwachting een positief effect hebben op de muizendichtheid en daarmee op de geschiktheid van het plangebied als foerageergebied voor rans- en kerkuil. Effecten op de functionaliteit van de nestplaatsen langs de Achterhoekerweg zijn daarom niet aan de orde.
Negatieve effecten op andere beschermde soorten als gevolg van de voorgenomen
ingreep zijn uitgesloten. Voor andere beschermde soorten heeft het plangebied namelijk geen betekenis.
Beschermde gebieden (Natura 2000 gebieden)
Het is verboden om, zonder vergunning, de wezenlijke waarden en kenmerken van Natura 2000-gebieden aan te tasten. Het plangebied Speelpolder ligt op circa 3 km afstand van het Natura 2000-gebied Arkemheen. Het Natura 2000-gebied Arkemheen is aangewezen voor de kleine zwaan en smient. De kleine zwaan die tot het Natura 2000-gebied behoort, zoekt zijn voedsel zowel binnen als buiten het Natura 2000-gebied. Het plangebied Speelpolder wordt in het Beheerplan niet beschouwd als onderdeel van het voedselgebied van de populatie kleine zwanen van het Natura 2000-gebied. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan leiden niet tot meer recreatie in het Natura 2000-gebied.
Het Natura 2000-gebied Arkemheen is niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Veluwe ligt op ruim 13 km afstand van het plangebied.
Natuur Netwerk Nederland
Het plangebied Speelpolder ligt op ruim 3 kilometer afstand van het Eemmeer-Nijkerkernauw, onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Andere NNN-gebieden liggen op ruimere afstand langs de Eem en ten zuidoosten van Amersfoort. Directe of indirecte negatieve effecten op het NNN zijn uit te sluiten en het toetsingskader van het NNN is niet van toepassing.
Conclusie
Op basis van hetgeen hierboven omschreven is, kan geconcludeerd worden dat er vanwege Natuurwaarden geen belemmeringen bestaan tegen de uitvoering van dit plan. Omdat het een gebied is met veel waarden voor algemene soorten wordt hier tijdens de uitvoering zorgvuldig mee omgegaan.
Beoordeeld is of de activiteiten in het plangebied significante effecten hebben op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Voor het grondgebied van de gemeente Amersfoort, heeft de gemeente een onderzoek (Stikstofdepositie woningbouwprojecten Amersfoort, RHDHV d.d.29 november 2022 met kenmerk: BI8353-MI-NT-221129-133) laten uitvoeren om te bepalen voor welke woningbouwprojecten uitgesloten is dat dit een significante effecten op de Natura 200-gebieden tot gevolg heeft. Uit dit onderzoek is gebleken dat in Amersfoort de bouw tot 40 grondgebonden woningen / 50 appartementen geen significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden, de berekende stikstofneerslag is dan 0.00 mol/ha. Het met dit bestemmingsplan mogelijk maken van 3 woningen (de bestaande boerderij en 2 nieuwe woningen) ligt zeer ruim onder deze grens. Het plangebied Speelpolder dat op dit moment nog een agrarische bestemming heeft, zal worden heringericht als groen-recreatiegebied. Er zal groen worden toegevoegd en er zullen wandelpaden en speelgelegenheden voor kinderen worden aangelegd. Ook deze activiteit zal niet leiden tot stikstofdepositie in Natura 2000 gebieden. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Watertoets
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is een van de pijlers van het Waterbeleid voor de 21e eeuw, waarin aan water een meesturende rol in de ruimtelijke ordening is toegekend. Met de watertoets wordt beoogd waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Hierbij moeten de initiatiefnemer en de waterbeheerder overleg voeren over de wateraspecten die verband houden met de voorgenomen ontwikkeling. Het doel van een waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding staat bij de watertoets voorop. Dan pas komen inrichtingsmaatregelen en compensatie in beeld.
Naast de watertoets spelen de volgende beleidslijnen een rol.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water gaat er vanuit dat water geen gewone handelswaar is, maar een erfgoed dat moet worden beschermd en verdedigd. Het hoofddoel van de richtlijn is daarop gebaseerd. De Kaderrichtlijn Water geeft het kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. Dat moet ertoe leiden dat: aquatische ecosystemen en gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van deze ecosystemen, voor verdere achteruitgang worden behoed; verbetering van emissies; duurzaam gebruik van water wordt bevorderd op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn; er wordt gezorgd voor een aanzienlijke vermindering van de verontreiniging van grondwater.
Nationaal Waterprogramma 2022-2027
In het Nationaal Waterprogramma (NWP) beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Het programma is vastgesteld in 2021 en anticipeert op de Omgevingswet. Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater en waterverdeling, waterkwaliteit en natuur, scheepvaart en de functies van de rijkswateren. Voor de periode 2022-2027, maar ook verder vooruit. Doel is werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. Het Nationaal Waterprogramma is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016-2021.
Kamerbrief water en bodem sturend
Onlangs bepaalde het kabinet dat bodem en water voortaan 'sturend' moeten zijn bij ruimtelijke keuzes. Dat wil zeggen dat de natuur en natuurlijke processen een hoofdrol gaan spelen bij ruimtelijke keuzes. Ofwel: de draagkracht en kenmerken van het natuurlijk systeem staan aan de basis van beleidsplannen en beslissingen.
Bodem- en waterprogramma 2022-2027
Het Bodem- en waterprogramma provincie Utrecht 2022-2027 (hierna BWP) is vastgesteld in 2021. Hierin zijn de ambities voor bodem en water uit de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht uitgewerkt. Onderdeel van het programma is het wettelijke verplichte Regionaal Waterplan onder de Waterwet. Het plan voldoet aan de eisen van een Regionaal Waterprogramma volgens de Omgevingswet. In het BWP wordt uitvoering gegeven aan vier verplichte Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Ook actuele thema’s, zoals omgaan met toenemende periodes van droogte en wateroverlast, en toenemende drukte in de ondergrond, zijn onderdeel van het BWP. Verder wordt beschreven wat de relatie is met andere provinciale beleidsthema’s of programma’s. Het programma is een vervolg op het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021.
Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027
Het Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 (BOP) is eind 2021 vastgesteld en is de opvolger van het waterbeheerprogramma van het waterschap Vallei en Veluwe. Het BOP is de gebiedsgerichte doorvertaling van de BOVI2050. Het BOP is het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. Het waterbeheerprogramma is resultaatsverplichtend en zelfbindend. Voor het Eemland zijn gebiedsdoelen/-programma’s vastgesteld. Deze laten zien waar het waterschap voor staat met betrekking tot waterveiligheid en schoon en voldoende oppervlaktewater.
Watervisie gemeente Amersfoort 2021-2040
De watervisie is het kader voor integraal en duurzaam waterbeheer in Amersfoort. De ambitie is dat Amersfoort een gezonde, groene stad is met mogelijkheden om te groeien. Een goede waterhuishouding is elementair voor een afgewogen inrichting en beheer. Ook speelt een goede waterhuishouding een belangrijke rol in (recreatief) gebruik, economie, cultuurhistorie, groenblauwe structuren, biodiversiteit en toekomstbestendige (klimaat)oplossingen. Het klimaat verandert, er ligt een grote binnenstedelijke woningbouwopgave en het gebruik van de openbare ruimte zal intensiveren. Daarom zijn extra inspanningen nodig op het gebied van het waterbeheer om de stad leefbaar te houden. Met name bij nieuwe ontwikkelingen liggen hiervoor kansen. Daarbij wil de gemeente Amersfoort om kunnen gaan met de gevolgen van klimaatverandering en de natuur meer kansen geven. In de watervisie hebben we aandacht voor biodiversiteit, maar voor beleving, beweging en vermindering van hittestress. Specifiek voor nieuwe ontwikkelingen heeft de gemeente richtlijnen opgesteld (Richtlijn klimaatbestendige bouw, feb. 2020). Deze richtlijn, met betrekking tot de thema’s hemel- en grondwater, zijn hier van toepassing.
Gemeentelijk rioleringsplan 2021-2031
In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is beschreven hoe de gemeente de komende jaren invulling geeft aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Centraal doel is het behouden en versterken van een vitale en gezonde leefomgeving. Het inzamelen en verwerken van hemelwater dat redelijkerwijs niet op particulier terrein kan worden verwerkt is een taak van de gemeente. Daarnaast treft de gemeente op doelmatige wijze maatregelen tegen structurele grondwateroverlast en verwerking van ingezameld grondwater. De uitvoering van deze taken doen we zoveel mogelijk aansluitend bij de natuurlijke situatie en in verbinding met ander maatschappelijke opgaven. In het landelijke Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is afgesproken dat Nederland in 2050 klimaatbestendig is. Op basis van het basisrioleringsplan zijn maatregelen benoemd om regenwateroverlast tot een acceptabel niveau te beperken. De uitvoering van deze maatregelen koppelen we zoveel mogelijke mee met andere ontwikkelingen in de stad.
Programma Klimaatbestendige en Groene Stad
In het Programma Klimaatbestendige en Groene Stad (2019) van de gemeente Amersfoort wordt bestaand beleid gebundeld en een stap gemaakt naar een uitvoeringsagenda. De ambitie is om in 2050 een waterrobuuste en klimaatbestendige stad te zijn, waarin economie, veiligheid en gezondheid niet of nauwelijks hinder ondervinden van klimaatveranderingen. Amersfoort doet dit door te werken aan het voorkomen van de negatieve effecten van wateroverlast en hittestress, en het zo veel mogelijk tegengaan van verdroging.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het beleid.
Programma Klimaatbestendige en Groene Stad
In het Programma Klimaatbestendige en Groene Stad (2019) van de gemeente Amersfoort wordt bestaand beleid gebundeld en een stap gemaakt naar een uitvoeringsagenda. De ambitie is om in 2050 een waterrobuuste en klimaatbestendige stad te zijn, waarin economie, veiligheid en gezondheid niet of nauwelijks hinder ondervinden van klimaatveranderingen. Amersfoort doet dit door te werken aan het voorkomen van de negatieve effecten van wateroverlast en hittestress, en het zo veel mogelijk tegengaan van verdroging.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het beleid.
Op basis van de topografie en ontstaansgeschiedenis van Vallei en Veluwe worden vijf gebieden onderscheiden: Veluwe, Utrechtse Heuvelrug, Gelderse Vallei, Randmeerzone en de IJsselvallei. Het plangebied ligt in de Gelderse Vallei. De laagte is ontstaan die door het landijs tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe is ontstaan. In de duizenden jaren na de ijstijd is de vallei deels opgevuld met zand en klei, dat is afgezet door smeltwater, de zee en de wind. De bodemopbouw van de Gelderse Vallei is daardoor nu een lappendeken aan afzettingen van zand, veen en rivierklei.
De Gelderse Vallei bestaat uit vier deelgebieden. Het plangebied ligt in het gebied Oostelijke Gelderse Vallei. Hier stromen meerdere beken van oost naar west, op de natuurlijke hoogtegradiënt. Ze komen samen in het Valleikanaal, dat noordwaarts stroomt en in Amersfoort overgaat in de Eem. De loop van deze beken werd oorspronkelijk bepaald door de oost-west liggende dekzandruggen in het gebied. Dit zijn door de wind opgestoven hoogtes van zand van een paar meter hoog, honderden meters breed en kilometers lang. Ze zijn ontstaan in de laatste ijstijd. Tegenwoordig zijn de beken in het gebied sterk door de mens aangepast.
Het grondwatersysteem op de Veluwe is opgedeeld in drie zones: hoge zone, overgangszone en lage zone. Het plangebied valt onder de karakteristieken van de lage zone. Deze zone heeft een lager maaiveld en daardoor relatief hogere grondwaterstanden. Het grondwaterpeil ligt hier minder dan 70 centimeter onder het maaiveld. In deze zone zijn wel sloten aanwezig die het grondwater kunnen afvoeren waardoor de grondwaterstand niet hoger komt. In de lage zone wordt dan ook vrijwel jaarrond water afgevoerd. Het grondwaterpeil reageert veel directer op neerslag dan in de hoge zone. De langjarige dynamiek is er in deze gebieden nauwelijks. De dynamiek per seizoen is echter goed zichtbaar en fluctueert binnen een jaar met circa 1 meter.
Het plangebied ligt in Hooglanderveen, ten noorden van de wijk Vathorst.
Maaiveldverloop
Het huidige maaiveld varieert tussen de 0,8 m + NAP en 1,5 m + NAP (AHN4).
Bodem
De lokale bodemopbouw is belangrijk bij het bepalen van de effectiviteit van maatregelen. De aanwezigheid van klei en leem werkt beperkend bij infiltratie. Er zijn 5 boringen tot 1,5 m onder maaiveld binnen het plangebied in Dinoloket. De bodem bestaat uit zandig veen, leemarm zand, zwak/sterk lemig zand, kleiig veen, sterk lemig zand.
Oppervlaktewater
Aan de zuidwestzijde van het plangebied ligt de A-watergang de Laak. De Laak heeft een onderhoudsstrook van 5 meter (zie figuur 1). Deze dient gehandhaafd te blijven.
Aan de oostzijde en westzijde bevinden zich C-wateren en agrarische gronden. Met gemalen, pompen en stuwen regelt het waterschap het waterpeil. Gemaal Nijkerk beheert het peil rondom het plangebied. Het maximumpeil is -0,75 m NAP en het minimumpeil -0,90 m NAP. Beide met een marge van 20 cm. Het waterbeheer in de Gelderse Vallei is vooral gericht op water afvoeren. Deze waterpeilen voor landbouw en stedelijk gebied leiden tot verdroging in grote delen van het gebied. Door klimaatverandering kan deze verdroging nog verder toenemen. Ook de kwaliteit van natuur, water en bodem staan onder druk door de manier waarop we het land nu gebruiken.
Legger Watersysteem, Waterschap Vallei en Veluwe
Langs de Laak ligt de regionale waterkering Laakkades Oost en West. Daarvan is in vigerend bestemmingsplan ''Hoogelanderveen en Vathorst'' de kernzonering opgenomen als dubbelbestemming waterstaat - waterkering. Deze dubbelbestemming is overgenomen in voorliggend bestemmingsplan 'Over de Laak - Speelpolder'. De regionale waterkering heeft een kernzone en beschermingszone A en B. Deze zones zijn opgenomen in de legger (zie figuur 2). Ze hoeven niet in het bestemmingsplan te worden opgenomen.
Legger Waterkeringen, Waterschap Vallei en Veluwe
Grondwater
Op basis van informatie van peilbuizen in de omgeving en modellen kan globaal de lokale grondwatersituatie worden ingeschat. Er is één peilbuis in de omgeving van het plangebied aanwezig in BROloket. Deze peilbuis heeft gemeten van 1990 tot 2003. De grondwaterstanden fluctueren tussen 0,20 m + NAP en 1,40 m + NAP. Het maaiveld ter plaatse van de peilbuis is 1,8 m + NAP. Aanvullend is het nodig om voor elke ontwikkeling lokale peilbuisgegevens te analyseren. Er is geen peilbuis aanwezig in en rondom het plangebied. Het gebied is gekenmerkt door relatief hoge grondwaterstanden; minder dan 70 centimeter onder het maaiveld.
Riolering
Er is een drukriool aanwezig voor het huidig aanwezig pand. Hemelwater is niet aangesloten op de riolering.
Overstromingsrisico
In het plangebied is een extreem kleine kans op <0,5 meter overstromingsdiepte (bron: Klimaateffectatlas). In het zuiden grenst de Gelderse Vallei aan het stroomgebied van de Rijn. Wanneer daar de Grebbedijk doorbreekt, komt een groot gedeelte van de vallei onder water te staan.
Overstromingsdiepte plangebied (rood omlijnd), bron: Klimaateffectatlas
Oppervlaktewater
De natuurlijke grondwaterbronnen (kwel) in het gebied blijven behouden. De waterkwaliteit is over het algemeen goed. Er worden greppels gegraven in het gebied die mogelijk in natte periodes vollopen met een laag water. In de greppels wordt beplanting aangebracht die het beeld geeft van waterbeplanting. De Wet natuurbescherming is hier ondersteunend in.
Wanneer één van onderstaande werkzaamheden wordt uitgevoerd dan is daarvoor een watervergunning vereist:
Grondwater
In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van 0,7 m gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen bij gebouwen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de kruin van de weg in de openbare ruimte. Op basis van de huidige gegevens is onbekend wat de GHG is. Om grondwateroverlast te voorkomen kunnen lokaal diverse maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld het terrein lokaal ophogen of bouwen zonder kruipruimtes.
Afvalwater
Afvalwater dat qua samenstelling gelijk is aan huishoudelijk afvalwater wordt apart ingezameld van hemelwater. Het afvalwater kan worden aangesloten op het drukrioleringsstelsel dat nabij het plangebied ligt. Het rioolbeheer wordt in dit gebied uitgevoerd door de gemeente Nijkerk in opdracht van de gemeente Amersfoort. Voor een nieuwe aansluiting op de riolering moet dan ook met de gemeente Nijkerk worden afgestemd.
Hemelwater
Uitgangspunt is dat het hemelwater dat binnen het plangebied valt ter plekke wordt verwerkt in bodem en oppervlaktewater. Er komt geen aansluiting van hemelwater op de gemeentelijke riolering. Speciale aandacht moet worden besteed aan duurzaam bouwen om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Om schade door water op straat te voorkomen ligt het bouwpeil bij voorkeur 0,30 m boven de kruin van de weg in de openbare ruimte.
Mogelijke maatregelen voor het vasthouden – bergen – vertraagd afvoeren van het hemelwater zijn:
De digitale watertoets is ingevuld op 10 juli 2023. Uit het resultaat van de digitale watertoets blijkt in het plangebied sprake te zijn van twee primaire waterbelangen. Daarnaast bevat het plangebied diverse C-watergangen en worden er nieuwe watergangen en greppels gegraven.
Het concept bestemmingsplan Over De Laak - Speelpolder Regels en Toelichting juni 2023 en de waterparagraaf zijn via de digitale watertoets ingediend bij het waterschap. Op 27 juli 2023 heeft het waterschap via de mail aangegeven welke zaken van belang zijn. De opmerkingen zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Vanuit de verschillende relevante omgevingsaspecten zijn geen belemmeringen te verwachten met betrekking tot het uitvoeren van de plannen voor Over de Laak - Speelpolder.
Een bestemmingsplan bepaalt hoe de gronden gebruikt mogen worden, of er ergens gebouwd mag worden en wat voor bebouwing dat mag zijn. Het gaat om het toelaten van bepaalde gebruiksmogelijkheden (toelatingsplanologie). De grondgebruiker (zoals eigenaar, huurder) mag de functie die het bestemmingsplan geeft uitoefenen. Dit houdt in dat de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een aangewezen bestemming daadwerkelijk te realiseren, maar ook dat de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen die in strijd is met de gegeven bestemming, of in strijd met het bestemmingsplan mag bouwen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels voor het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. In de volgende paragraaf wordt een nadere uitleg gegeven over de regels in het bestemmingsplan.
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
Hierna volgt een uitleg van de bestemmingen die dit bestemmingsplan kent. Daarnaast kent dit bestemmingsplan ook dubbelbestemmingen. Een dubbelbestemming omvat een eigen stelsel van regels voor bouwen en gebruik voor het behoud en bescherming van de in de dubbelbestemming aangegeven waarden. De dubbelbestemming functioneert naast de regeling die is verbonden aan de onderliggende bestemming.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn er binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen over het gebruik of het bouwen. Functieaanduidingen en bouwaanduidingen worden opgenomen in het artikel van de bestemming waarin ze voorkomen.
Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming 'Groen - Stadsgroen'. Deze groenbestemming is opgenomen omdat het om stedelijk groen gaat dat van belang is voor de wijk en de stad. Binnen de bestemming zijn verschillende vormen van groen mogelijk zoals bos, park, plantsoenen enzovoort. Daarnaast is een belangrijk onderdeel van de bestemming dat dagrecreatie en speelvoorzieningen zijn toegestaan.
Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gerealiseerd uitsluitend andere bouwwerken zoals speelvoorzieningen.
De tuinen bij de 3 woonbestemmingen hebben voor het grootste deel de bestemming ‘Tuin – Landschapswaarden’ gekregen. Deze bestemming is opgenomen om een groene inrichting van de tuinen te waarborgen waarmee de aanwezige landschapswaarden in stand gehouden kunnen worden of verder kunnen worden versterkt. Een groene inrichting van de tuinen is van belang voor de overgangszone van wonen naar het aangrenzende landelijk gebied. Bebouwing en verharding zijn niet toegestaan. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit van de overgang van de erven naar het aangrenzende landelijk gebied gewaarborgd.
Het deel van de Palissaden dat in het plangebied ligt krijgt de functie van ontsluitingweg voor de 3 woonbestemmingen. De weg krijgt de bestemming Verkeer-verblijfsgebied.
Binnen deze bestemmingen zijn de voor verblijfsgebieden gebruikelijke functies toegestaan zoals, voet- en fietspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groen en water.
De bestaande boerderij krijgt de bestemming Wonen-3. Deze bestemming is ook opgenomen voor 2 nieuw te bouwen vrijstaande woningen. Op de verbeelding is binnen de bestemming Wonen-3 op elke erf een bouwvlak opgenomen voor de vrijstaande woningen. Voor het bouwen (of aanpassen van) de woningen geldt een aantal regels. Buiten het bouwvlak, maar binnen de bestemming Wonen-3, mogen bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd, waarbij ook weer voldaan moet worden aan een aantal regels.
In de woonbestemmingen is een regeling opgenomen voor beroepen en bedrijven aan huis. Deze regeling biedt de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen.
Voor de bouw/verbouw van de woningen zijn beeldkwaliteitseisen opgesteld die gelijk met het bestemmingsplan in procedure worden gebracht.
De bestemming 'Leiding - gas' is een dubbelbestemming. Behalve voor de andere voorkomende bestemmingen zijn de gronden met deze dubbelbestemming bedoeld voor het transport van aardgas door een hogedrukgasleiding met een veiligheidsstrook met een breedte van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Er mogen uitsluitend andere bouwwerken met een hoogte van 4 meter worden gebouwd, maar uitsluitend nadat advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Ook is voor een aantal (grond)werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.
Het voorliggende plangebied is een gebied met een lage/middelhoge archeologische verwachting binnen de bebouwde kom. In de regels en op de verbeelding is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen.
Bouwen en/of het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), is uitsluitend toegestaan - al dan niet onder bepaalde voorwaarden - nadat overleg heeft plaatsgevonden met een gemeentelijk archeoloog. Het definitief ontwerp voor de inrichting van het plangebied is besproken met de gemeentelijk archeoloog. Dit ontwerp kan worden uitgevoerd zonder dat een archeologisch onderzoek nodig is. De dubbelbestemming is opgenomen voor mogelijk toekomstige ontwikkelingen.
In hoofdstuk 3 van de regels, zijn de algemene regels opgenomen. Het gaat bijvoorbeeld om algemene regels over parkeren en strijdig gebruik.
Bij de beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan gaat het zowel over het overleg dat bij de voorbereiding van het plan gevoerd is (maatschappelijke uitvoerbaarheid), als om de economische uitvoerbaarheid van het plan
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeenteraad om voor 'een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan' het kostenverhaal te verzekeren. Dit kan door het vaststellen van een exploitatieplan of door het sluiten van een overeenkomst van grondexploitatie. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan worden gesteld dat in het voorliggende bestemmingsplan aangewezen bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Omdat de gemeente eigenaar is van de locatie, een deel van de bestaande bebouwing gaat slopen en het terrein bouwrijp maakt, is er een grondexploitatie Kavels Over de Laak.
Na het bouwrijp maken van de kavels worden deze verkocht. Met de opbrengst wordt een deel van de kosten van de grondexploitatie aan de zijde van de gemeente vergoed.
Doordat de grondexploitatie Kavels Over de Laak is vastgesteld (laatste gewijzigde vaststelling door de raad op 30 mei 2023) is het kostenverhaal voor de gemeente verzekerd.
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie over het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de "Rol van de Raad" opgenomen gevallen. In deze notitie wordt een driedeling gemaakt in soorten bestemmingsplannen; model 1, 2 en 3 plannen. Model 1 volgt in feite de wettelijk voorgeschreven behandeling met een zo kort mogelijke procedure, model 2 voegt hieraan een extra moment van kaderstelling door de raad toe en model 3 voorziet in de meest uitgebreide behandeling.
Dit bestemmingsplan volgt de procedure van model 1. De procedure van model 1 houdt in dat er (na het vooroverleg met instanties) direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
Participatie
De basis van het voorliggende bestemmingsplan ligt in de 'Ontwikkelingsvisie Over de Laak', zoals door de gemeenteraad vastgesteld op 5 juli 2016. Deze visie is tot stand gekomen door een intensief participatieproject te volgen met inwoners van Vathorst en overige belanghebbenden.
Bij de start van het project 'Over de Laak' zijn posters opgehangen, borden geplaatst en flyers verspreid. Een groot aantal bewoners en omwonenden heeft persoonlijke uitnodigingen ontvangen om mee denken bij de toekomstige inrichting van het gebied. Er is ook een informatieve en interactieve projectwebsite gemaakt.
In totaal zijn via diverse kanalen ruim 260 ideeën en suggesties ingebracht over de groene en recreatieve invulling van 'Over de Laak'. Uit het aantal en de aard van de ingekomen reacties kan worden afgeleid dat de huidige openheid en natuurwaarden zeer worden gewaardeerd, maar dat er ook veel behoefte is aan (het uitbreiden van) recreatieve mogelijkheden in Vathorst-Noord. In de verschillende deelgebieden van de visie is geprobeerd om een groot aantal suggesties uit het participatietraject te integreren in de plannen. Daaruit kan worden afgeleid, dat de plannen in het algemeen en het voorliggende bestemmingsplan op draagvlak kan rekenen.
Specifiek voor Speelpolder is er in het voorjaar van 2022 een enquête gehouden waarin omwonenden konden aangeven wat hun ideeën zijn bij de speelinvulling van Speelpolder. Daarnaast is de Kinderwijkraad betrokken bij de inrichting van het speelgebied. Er is gepraat met de kinderwijkraad. En kinderen konden tijdens een knutselmiddag hun favoriete speelplek tekenen, knippen en plakken. Er zijn vervolgens 2 ontwerpen gemaakt en omwonenden konden hun voorkeur aangeven voor een ontwerp. Het door omwonenden gekozen ontwerp is uitgewerkt tot een definitief inrichtingsplan.
Het Besluit ruimtelijke ordening geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In dit kader is het concept van het ontwerpbestemmingsplan op 16 augustus 2023 gestuurd naar de relevante instanties met het verzoek om in het kader van artikel 3.1.1. Wro te reageren.
Van de Gasunie, De Veilgheidsregio en de gemeente Nijkerk is een vooroverlegreactie ontvangen. Deze hebben geleid tot enkele tekstuele aanpassingen.
Gasunie
De Gasunie vraagt om 2 tekstuele aanpassingen in de regels van de dubbelbestemming Leiding - Gas.
Reactie gemeente:
De wijzigingen zijn verwerkt in het betreffende artikel.
Veiligheidsregio Utrecht
De Veiligheidsregio Utrecht vraagt aandacht voor 2 punten:
Reactie gemeente:
Bij de uitwerking van de plannen in de vorm van omgevingsvergunningen, zal aandacht besteed worden aan de genoemde punten.
Gemeente Nijkerk
De gemeente Nijkerk vraagt om enkele tekstuele aanpassingen in de toelichting en bijlage betreffende omliggende bedrijven.
Daarnaast doet het de gemeente Nijkerk goed te lezen dat het gebied Speelpolder vooral wordt gefaciliteerd voor voetgangers en fietsverkeer. Ze schatten in dat de ontwikkeling daarom niet zal leiden tot een toename van autoverkeer op omliggende Nijkerkse wegen. Dit zal wel worden gemonitord.
Reactie gemeente:
De tekstuele aanpassingen zijn verwerkt in het plan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 2 november tot en met woensdag 13 december 2023 ter inzage gelegen. In deze periode zijn 6 zienswijzen ingediend over het ontwerpbestemmingsplan.
Enkele zienswijzen leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Voor een uitgebreide samenvatting en de beoordeling van de zienswijzen, wordt verwezen naar de zienswijzennota die bij de besluitvormingsstukken over het plan is te vinden.
Wijziging naar aanleiding van zienswijzen
Toelichting
De tekst in de toelichting in paragraaf 3.2.2 wordt aangepast.
Verbeelding
Op de verbeelding zal een strook worden opgenomen (zie onderstaande afbeelding) met de aanduiding 'parkeren' om de mogelijkheid open te houden om deze strook in te kunnen richten ten behoeve van parkeren.
Regels
Aan artikel 3 Groen - Stadsgroen wordt in lid 3.1 toegevoegd:
- Ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' is het toegestaan het groen in te richten ten behoeve van parkeren.
Bijlagen
Het definitief ontwerp dat als bijlage 2 bij de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen en bij de beeldkwaliteitseisen wordt verwijderd.
Op 26 maart 2024 heeft de gemeenteraad bij besluitnummer 1865185 het bestemmingsplan, met de bovengenoemde wijzigingen vastgesteld.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke controle en handhaving ligt op basis van artikel 7.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeente. Daarnaast zijn ook de VROM-Inspectie en de provincie bevoegd tot opsporing van feiten die in het bestemmingsplan strafbaar zijn gesteld. Daarnaast kunnen ook derden belanghebbenden vorderen dat de bepalingen van het bestemmingsplan worden nageleefd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatie-registratiesysteem bij de uitvoering van het bestemmingsplan, onder andere met betrekking tot verleende vergunningen.
Belangrijk aspect van handhaving is daarnaast dat het draagvlak heeft. Het gaat hierbij om bestuurlijk draagvlak, ambtelijk draagvlak en maatschappelijk draagvlak. Een lastig onderwerp als handhaving heeft grote kans om aan de aandacht te ontsnappen of terzijde te worden gelegd als het geen draagvlak heeft. Steun, of in ieder geval begrip, van alle bij de handhaving betrokkenen, is dan ook zeer gewenst. Het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak kan worden verkregen door tijdens het opstellen van het handhavingsbeleid regelmatig met elkaar om tafel te zitten, door de ins en outs van handhaving te bespreken, door de behaalde resultaten door te spreken en door toetsbare afspraken met elkaar te maken. Daarnaast is ook de 'maatschappij' bij de handhaving betrokken via bijvoorbeeld de wijkbeheerteams en de gemeentelijke wijkmanagers.
Handhaving kan nadrukkelijk plaatsvinden via publiekrechtelijke maar tevens via privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de belangen van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De wijze van toepassing van deze bevoegdheden is geregeld in afdeling 5.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen, waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Aan preventieve handhaving wordt bovendien bijgedragen door duidelijke, consistente en handhaafbare bestemmingsregelingen en het geven van goede voorlichting, een en ander in nauw overleg met de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving (Stadsberichten, folders, gemeentelijke website).
In het plan zijn instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd kunnen worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt. De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.