Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Slimweistraat 7-8 te Waardenburg
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0304.bgbSlimweistr7en8-1205

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Kwalitatief Woonprogramma 2005-2014 Regio Rivierenland
De gemeenten in de regio Rivierenland hebben samen het Kwalitatief Woonprogramma 2005-2014 opgesteld. Hierin worden de ambities van de gemeenten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel en Zaltbommel ten aanzien van het kwalitatief woonprogramma uiteengezet. Het woonprogramma moet voldoen aan een regionale woningbehoefte. Hiervoor zijn de bouwplannen en de ambities van de gemeenten onderling afgestemd. Zowel bij de woningen als bij de leefomgeving staat de kwaliteit centraal.
 
Het woonprogramma dient zo zorgvuldig mogelijk aan de woonwens van de woningzoekende in Rivierenland te voldoen. In het streekplan Gelderland 2005 wordt een netto toevoeging van 10.000 woningen genoemd ten aanzien van de verstedelijkingsopgave van de regio Rivierenland. Dit houdt in dat voor de periode 2005-2010 10.000 woningen aan de voorraad in de regio moet worden toegevoegd. In totaal zijn er voor de gehele regio circa 19.000 woningen gepland. Er kan namelijk van uit worden gegaan dat de helft van de beoogde woningen daadwerkelijk binnen de geplande termijn wordt gerealiseerd.
 
In het Kwalitatief woonprogramma 2005-2014 Regio Rivierenland, komen de volgende aandachtspunten naar voren:
  • meer direct voor ouderen geschikte woningen realiseren;
  • meer meergezinswoningen realiseren;
  • meer goedkope koopwoningen realiseren;
  • meer betaalbare meergezins huurwoningen realiseren;
  • meer dure huurwoningen realiseren;
  • met aandeel dure koopwoningen terugbrengen;
  • in het buitengebied het woonmilieu 'landelijk wonen' primair te realiseren door middel van functieverandering, hergebruik van bestaande gebouwen en woningsplitsing en secundair door middel van nieuwbouw (in de vorm van uitbreiding van kernen);
  • afstemming met programma's en projecten die voortkomen uit de tweede ronde van de ISV.
Conclusie
Onderhavig plan sluit aan bij het aandachtspunt om in het buitengebied het woonmilieu 'landelijk wonen' primair te realiseren door middel van functieverandering en het hergebruik van bestaande gebouwen. Het plan is derhalve in overeenstemming met het Kwalitatief Woonprogramma 2005-2014.
 
3.3.2 Structuurvisie Rivierenland 2004-2015
De gemeente Neerijnen maakt onderdeel uit van de regio Rivierenland. Op verzoek van de provincie Gelderland heeft de regio Rivierenland een structuurvisie opgesteld. De betrokken gemeenten, het waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland hebben in augustus 2003 is een start gemaakt met de structuurvisie Rivierenland 2004-2015.
 
Centraal in de structuurvisie staan de richtinggevende kwaliteiten van het Rivierenland. De kernpunten uit de visie zijn:
  • voldoende ruimte voor rivierwater en waterberging;
  • behoud van karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;        
  • realiseren woningbouwopgave: juiste woning op juiste plek en het juiste tijdstip;
  • bundeling van bedrijvigheid en woningbouw in grotere kernen;  
  • concentratie glastuinbouw.
Ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in de verschillende woonkernen binnen de regio worden een aantal uitgangspunten gesteld: 
  • water als structurerend element: meervoudig ruimtegebruik met verbreding van watergangen en concretiseren zoekgebieden waterberging;
  • contouren voor zoekruimte verstedelijking tot 2015 volgens experiment 'een lijn voor kwaliteit' blijft uitgangspunt;
  • functieverandering in het landelijk gebied is met name gericht op het versterken van het contrast tussen de oeverwallen en de kommen;
  • structuurversterkende bebouwing aan de dijk;
  • ontwikkeling meer samenhangend toeristisch-recreatief aanbod rond boegbeelden en concentratiepunten;
  • uitvoering door middel van een ruimtelijke projectenagenda.
Relevant voor onderhavig plan is het punt ten aanzien van de functieverandering in het landelijk gebied. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen functieverandering in de kommen en functieverandering op de oeverwallen. Onderhavig plangebied is gelegen in een kom. De mogelijkheid voor functieverandering in de kommen wordt mede bepaald door het landbouwkundig gebruik van de kommen. In de kommen is functieverandering naar wonen, agrarisch gelieerde functies en kleinschalige bedrijvigheid mogelijk, indien:
  • de functieverandering de huidige en toekomstige agrarische bedrijfsvoering niet belemmert;
  • de functieverandering geen afbreuk doet aan de karakteristieke openheid;
  • minimaal 25% van de bestaande opstallen wordt gesloopt;
  • rekening wordt gehouden met de omringende waarden, zoals cultuurhistorische, landbouwkundige, landschappelijke, archeologische en aardwetenschappelijke en met de waterbergingszoekgebieden en milieubeschermingsgebieden;
  • er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • de bestaande infrastructuur voor de nieuwe functie voldoende is.
Conclusie
Onderhavig plan voorziet in een functieverandering in een kom in het landelijk gebied. Deze verandering is in overeenstemming met de structuurvisie Rivierenland 2004-2015. Op de eisen waaraan de functieverandering moet voldoen wordt in hoofdstuk 4, over de haalbaarheid van het bestemmingsplan, nog verder ingegaan.
  
3.3.3 Beleidskader hergebruik vrijgekomen agrarische bebouwing
Door verschillende omstandigheden stoppen steeds meer agrarische ondernemers met hun bedrijfsvoering waardoor agrarische bedrijfsgebouwen hun functie verliezen en leeg komen te staan.
In het Streekplan Gelderland 2005 is beleid geformuleerd ten aanzien van hergebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing. Daarnaast biedt de provincie regio’s in hetzelfde Streekplan de mogelijkheid dit beleid nader uit te werken waarbij ook van het streekplanbeleid kan worden afgeweken mits de regionale uitwerking door alle binnen de regio samenwerkende gemeenten gedragen wordt en zij op basis van de lokale situatie en gebiedskenmerken kunnen beargumenteren waarom afgeweken wordt. De samenwerkende gemeenten in de regio Rivierenland hebben als vervolg daarop het beleidskader 'hergebruik vrijgekomen agrarische bebouwing' opgesteld.
 
De doelstelling van het beleidskader luidt: 'Door hergebruik en functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied willen de samenwerkende gemeenten de vitaliteit en de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het buitengebied behouden en vergroten, zonder daarbij de ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven te beperken.' Deze doelstelling is concreet gemaakt in een aantal punten:
  • de vitaliteit van het buitengebied vergroten door vestiging van nieuwe economische bedrijvigheid in vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied onder een aantal voorwaarden mogelijk te maken;
  • de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het buitengebied vergroten door vrijgekomen landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing te saneren;
  • door hergebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing verpaupering en ongewenst gebruik van vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied tegen te gaan;
  • agrarische ondernemers nieuwe mogelijkheden bieden om na staking van het agrarische bedrijf in hun levensonderhoud te voorzien;
  • voorzien in de behoefte aan wonen in een landelijke omgeving.
Conclusie
Onderhavig plan valt ten delen onder het VAB beleid. Een deel van de voormalig agrarische bebouwing wordt hergebruikt. De bestaande schuur wordt bestemd als woning. De bestaande twee woningen en de schuur worden gesloopt om plaats te maken van nieuwbouw. Het gaat derhalve niet om enkel hergebruik van bestaande agrarische bebouwing. De herontwikkeling sluit wel aan op een deel van de doelstellingen opgesomd in het beleidskader. De vitaliteit van het buitengebied wordt vergroot, verpaupering wordt tegengegaan en er wordt voorzien in de behoefte van landelijk wonen. Er ontstaat tevens geen strijdigheid met de overige doelstellingen. Het plan is daarmee niet in strijd met het beleid vrijgekomen agrarische bebouwing. Voorts is in paragraaf 3.2.1. bij de conclusie gemotiveerd wat de landschappelijke kwaliteitsverbetering inhoud.
3.3.4 Landschapsontwikkelingsplan
Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is opgesteld voor de gemeenten Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen. Het landschap verandert constant. Door de vaststelling van het LOP door de gemeenteraden is besloten om in iedere gemeente samen zorg te dragen voor dit veranderende landschap. Het LOP schetst de ontwikkelingsrichting in verschillende delen van het landschap: waar kunnen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, waar moet openheid vooropstaan en waar kan het gebruik van het landschap breder worden voor recreatie, waterbeheer en natuur?
 
Vanuit verleden en heden geeft het LOP een toekomstbeeld van het landschap en het koppelt daar nieuwe, aansprekende landschapselementen aan. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap. In het huidige landschap kunnen zeven deelgebieden worden onderscheiden: landschapsensembles met relatief veel invloed van de economische dynamiek, tussen Vuren en Asperen en tussen Haaften en Geldermalsen, en landschapsensembles met een afleesbaar historisch rivierenlandkarakteristiek.
 
Bij deze laatste gebieden, waar Waardenburg onderdeel van uitmaakt, is de natuurlijke gradiënt van rivier met uiterwaarden, oeverwal met dijk en dorpen, en daarachter de open kom nog duidelijk aanwezig. De economische druk en invloed van de snelweg is hier relatief laag en de aantrekkingskracht op recreanten en toeristen is hoog. Mede daarom is hier de historie een belangrijke inspiratiebron voor initiatieven.
 
Conclusie
Het planvoornemen betreft de bouw van een nieuwe woning en bedrijfsgebouw. De bouw van deze gebouwen sluit aan bij het uitgangspunt opgenomen in het Landschapsontwikkelingsplan dat sterke functies (zoals wonen en bedrijvigheid) ‘randschappelijk’, aan de rand van de dorpen aansluitend bij het landschap, gerealiseerd moeten worden, zodat landschapsstructuren ontstaan waarin die functies juist sterker en waardevoller worden. Benut ze voor de financiering en uitvoering van landschappelijke functies, zoals waterbeheer, natuur en identiteit.