Wonen is een geschikte vorm van (her)gebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Mede in het kader van het provinciale woonbeleid verlangt de provincie dat gemeenten de regionale behoefte aan landelijk wonen in het buitengebied in beginsel in vrijgekomen gebouwen in het buitengebied accommoderen. Bij functieverandering kan hergebruik van de aanwezige gebouwen met meerdere wooneenheden plaatsvinden. De wooneenheden komen zoveel mogelijk in één gebouw, en hoogstens in twee gebouwen die bij elkaar staan. Met de meerdere wooneenheden per gebouw kan gedifferentieerd worden voorzien in de regionaal aanwezige kwalitatieve woonbehoefte. Er wordt uitgegaan van een reductie van tenminste 50% van de bebouwing (alle opstallen, exclusief de bedrijfswoning) per bestemmingswijziging. Het resterend oppervlak aan gebouwen kan worden hergebruikt voor wonen. De gebouwen die niet voor wonen en bijgebouw worden hergebruikt, dienen te worden gesloopt. Als hergebruik van de aanwezige gebouwen voor wonen niet mogelijk is, kan na sloop van alle bedrijfsgebouwen vervangende nieuwbouw plaatsvinden in de vorm van meerdere wooneenheden in één gebouw, met een omvang van maximaal 50% van de gesloopte bebouwing.
Functieverandering naar werken of woon-werkcombinaties
Naast wonen ondersteunen ook niet-agrarische werkfuncties in het buitengebied de vitaliteit van het landelijk gebied. Daarom wil de provincie functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied naar kleinschalige vormen van niet-agrarische bedrijvigheid mogelijk maken. Grootschalige bedrijvigheid en/of bedrijven die veel mobiliteit genereren horen thuis op een bedrijventerrein. Als kleinschalige bedrijvigheid in het buitengebied op passende schaal van start gaat, kan de vraag naar uitbreiding leiden tot een niet-passende omvang en impact. Daarom wordt voor niet-agrarische bedrijvigheid een maximum gehanteerd van 500 m² vloeroppervlak per locatie. De resterende vrijgekomen gebouwen worden gesloopt.
Grondwaterbeschermingsgebied
In het waterplan (2010 - 2015) van de provincie Gelderland, in paragraaf 3.2.4, zal nader worden ingegaan op het grondwaterbeschermingsgebied. Dit vanwege het recentere karakter van het beleidsstuk. In paragraaf 4,7 wordt de definitieve onderbouwing geleverd.
Weidevogel- en ganzengebieden
De bescherming en ontwikkeling van natuur vindt in het streekplan voornamelijk plaats op basis van de EHS. Buiten de EHS zijn echter nog een aantal gebieden aangewezen met een belangrijke ecologische waarde. Het gaat hier om weidevogel- en ganzengebieden. De provincie geeft hier beschermende maatregelen voor zijnde: beschermd tegen doorsnijding, aantasting van rust en openheid, verlaging van het waterpeil en verstoring.
uitsnede streekplankaart Weidevogel- en ganzengebieden
Onderhavig plangebied is direct aan de rand binnen een vogelweidegebied gelegen. De planvorming houdt sloop en nieuwbouw van woningen in, de functiewijziging van een schuur naar een woning en de herbouw van een schuur. De planvorming betreft daarmee geen uitbreiding van het woningaantal of het oppervlak van schuren. De situering wijzigt wel. Door de planvorming zal het gebied niet worden doorsneden. De rust en openheid wordt niet extra aangetast omdat in de huidige situatie reeds vergelijkbare functies en bebouwing aanwezig is. De planvorming heeft ook geen invloed op het waterpeil.
Conclusie
Onderhavig plan voorziet in de sloop en nieuwbouw van een woning, de functieverandering van een bestaande schuur naar een woning en de herbouw van een schuur voor een stukadoorsbedrijf. De eisen zoals in het provinciale streekplan worden genoemd zijn ten dele van toepassing. Er ontstaat geen belemmering voor bestaande agrarische bedrijvigheid. Er is echter ook sprake van sloop-nieuwbouw en dit valt niet onder de provinciale regeling van functieverandering. De sloop-nieuwbouw moet op zijn eigen meritus beoordeeld worden in onderhavig plan. Het plan houdt, zoals in paragraaf 2,2 vermeld is, een verkleining van het totaal bebouwd oppervlak in. Dit strookt met het provinciale beleid voor functieverandering naar wonen en of werken waarbij het bouwvlak verkleind moet worden. De kwaliteitsslag door verrommeling van het buitengebied te beperken wordt hiermee bereikt. Voorts is de nieuwe bebouwing zodanig gepositioneerd dat er doorzicht tussen de bebouwing is naar het achterland. Dit is in de bestaande situatie niet mogelijk. Tot slot komt de nieuwe bebouwing verder van de weg af te staan dan in de bestaande situatie het geval is. In de huidige situatie staat de bebouwing direct aan de straat. Dit geeft een beeld van lintbebouwing dat aansluit op de kern. Door de nieuwe positionering wordt een uitstraling verkregen van bebouwing gesitueerd op eigen erf. Dit sluit aan bij de bebouwingstypologie van het buitengebied.
Het plangebied is tevens gelegen op de grens van een grondwaterbeschermingsgebied. Het streekplan stelt voor dergelijke gebieden een stand-still principe. Dat houdt in dat nieuwe ontwikkelingen vastgelegd in een bestemmingsplan niet een verslechtering voor het grondwater mogen inhouden ten opzichten van het vigerende bestemmingsplan. Onderhavig plan wijzigt de functie van agrarisch naar wonen en bedrijf categorie 1 en 2. Deze wijziging levert geen verslechtering op ten aanzien van het gebruik van de bodem en daarmee de kwaliteit van het grondwater. Ten aanzien van het grondwaterbeschermingsgebied volgt in paragraaf 4,7 een nadere onderbouwing.
Tot slot is het plangebied gelegen in weidevogel- en ganzengebied. Als onderdeel van de ontwikkeling is door adviesbureau Tuinburo, een plan opgesteld waardoor het plangebied met bijbehorende agrarische gronden verbetert voor weidevogels, zie bijlage
1. De ontwikkeling is dan ook in lijn met de te beschermen aspecten zoals deze worden gesteld in het streekplan.
Voorts zijn in de planregels regels opgenomen die voorschrijven dat de huidige indeling van het terrein behouden moet blijven. Hierdoor wordt zorg gedragen dat de aangetoonde geschiktheid als weidevogelgebied ook daadwerkelijk behouden blijft.