direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schotkampweg 161 Elspeet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0302.BP01161-vg02

Toelichting

COLOFON:    
Gegevens projectbetrokkenen:  
Betrokken ambtenaar:   de heer mr. drs. J. (Hans) van der Noord  
   

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De heer G.A. Verhoef was eigenaar van gehele oorspronkelijke perceel aan de Schotkampweg 161 te Elspeet (huisnummering van het perceel in 2023). De heer G.A. Verhoef is nu nog eigenaar van het noordelijke deel van het oorspronkelijke perceel Schotkampweg 161 te Elspeet. Inmiddels is het zuidelijke deel van het perceel Schotkampweg 161 te Elspeet door de heer G.A. Verhoef verkocht aan de heer W. van Asselt en aan de heer D. Bronkhorst. In het verleden werd op de locatie Schotkampweg 161 te Elspeet (in combinatie met Schotkampweg 159 te Elspeet) een agrarisch hulpbedrijf geëxploiteerd.

De beide percelen Schotkampweg 161 en het naastgelegen perceel Schotkampweg 159 te Elspeet zijn gelegen binnen hetzelfde bestemmingsvlak. Omdat de activiteiten reeds sinds enkele jaren zijn beëindigd, wensen initiatiefnemers het perceel te splitsen en wensen de initiatiefnemers ter plaatse van Schotkampweg 161 te Elspeet dit perceel te voorzien van een woonbestemming. Het onderhavige bestemmingsplan ziet enkel toe op de herontwikkeling van het perceel (de percelen) ter plaatse van Schotkampweg 161 te Elspeet. Voor het perceel Schotkampweg 159 te Elspeet, dat naast het perceel Schotkampweg 161 is gelegen, zal eventueel nog een separate bestemmingsplanprocedure worden doorlopen.

Als onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling wordt circa 851 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing op het perceel Schotkampweg 161 gesloopt (zie Afbeelding 2.3 bij Hoofdstuk 2) en zal circa 100 m2 van een restant/fundamenten van een reeds gesloopte opstal worden verwijderd.

Ter compensatie van de sloop zullen de initiatiefnemers een extra woning met bijbehorende bouwwerken kunnen realiseren op het perceel Schotkampweg 161. Daarnaast wordt verzocht om na de sloop van de bestaande, voormalige, bedrijfswoning Schotkampweg 161 te Elspeet een nieuwe woning elders op het perceel juridisch mogelijk te maken.

Daar er binnen het vigerende bestemmingsplan geen bevoegdheden zijn opgenomen die de hiervoor genoemde ontwikkeling mogelijk maken, is een partiële herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een passende juridische en planologische regeling om voorgenoemde ontwikkeling mogelijk te maken.

Voor de voorbereidende besluitvorming over dit plan zie paragraaf 1.3.

1.2 Ligging plangebied

De locatie Schotkampweg 161 te Elspeet ligt in het buitengebied van de gemeente Nunspeet, ten noordwesten van de kern Elspeet. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Nunspeet, 01 sectie F, nummer 8863 en 01 sectie F, nummer 8864. Binnen het plangebied zijn een (voormalige) bedrijfswoning (Schotkampweg 161 te Elspeet, volgens de huisnummering in 2023), en zijn diverse (voormalige) bedrijfsgebouwen, aanwezig. De locatie van het plangebied Schotkampweg 161 te Elspeet is op de onderstaande luchtfoto volgens Afbeelding 1.1 globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0001.png"

Afbeelding 1.1. Luchtfoto van het plangebied en omgeving met de aanduiding van de locatie

Schotkampweg 161 te Elspeet (bron: cyclomedia)

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0002.png"

Afbeelding 1.2. Luchtfoto van het plangebied, van de locatie Schotkampweg 161 te Elspeet, met

de aanwezige gebouwen, en met de directe omgeving daarvan (bron:

Cyclomedia)

Op de bovenstaande Afbeelding 1.2 is een luchtfoto opgenomen waarbij de locatie van Schotkampweg 161 te Elspeet met de aldaar aanwezige gebouwen, en met de directe omgeving daarvan, zijn aangegeven.

1.3 Besluitvorming in 2016

Bij besluit van 19 april 2016 door het college van Burgemeester en Wethouders, met advies van de raadscommissie Ruimte en Wonen d.d. 12 mei 2016 heeft de gemeente Nunspeet, onder voorwaarden, ingestemd met het plan dat is ingediend om bovengenoemde ontwikkeling mogelijk te maken. Aan het hiervoor genoemde besluit zijn een aantal randvoorwaarden verbonden. Deze zijn hieronder samengevat:

  • Er wordt circa 900 m2 (is in werkelijkheid 851 m2) aan voormalige stallen en andere bedrijfsgebouwen gesloopt.
  • De restanten/fundamenten van een reeds gesloopte opstal worden verwijderd.
  • De verleende vergunning voor de 300 m2 extra bedrijfsgebouwen wordt ingetrokken door de gemeente, nadat hiertoe een verzoek bij de gemeente is ingediend (d.d. 13 november 2023: er blijkt niet een dergelijke ongebruikte omgevingsvergunning/bouwvergunning aanwezig te zijn bij de gemeente).
  • Sloop vindt plaats voorafgaand aan de nieuwbouw.
  • Alle strijdigheden met het bestemmingsplan worden beëindigd.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

De locatie ligt binnen het gebied van het oude bestemmingsplan "Buitengebied Agrarische Enclave". Voor het perceel werd op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Agrarische Enclave" op 7 februari 2006 een wijzigingsplan vastgesteld, namelijk het wijzigingsplan "Buitengebied Agrarische Enclave (Schotkampweg 161)”. Het perceel heeft daarin de bestemming "Bedrijven (ah) agrarische hulpbedrijven" (zie Afbeelding 1.3).

Vanwege onder meer de onduidelijkheid over het toekomstige gebruik kon er lange tijd (vanaf 2010 tot 2023) geen partiële herziening van het bestemmingsplan worden vastgesteld en daarom werd het perceel destijds niet opgenomen in het bestemmingsplan “Buitengebied 2010”, “Buitengebied 2015”, “Buitengebied 2016”, “Buitengebied 2018”, en het bestemmingsplan “Buitengebied 2019”. Ook in het nieuwste, in procedure zijnde, (ontwerp)bestemmingsplan "Buitengebied 2023" is dit perceel nog niet opgenomen. Het belang is derhalve groot om een partiële herziening van het bestemmingsplan vast te stellen. Dit mede, in verband met de nieuwe Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking zal treden en waarna een nieuw Omgevingsplan dient te worden vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0003.png"

Afbeelding 1.3: Verbeelding van het wijzigingsplan ''Buitengebied Agrarische Enclave

(Schotkampweg 161 te Elspeet)'''

1.5 Opbouw bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel de overheid als voor de burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond, aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en uit planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:

  • een verantwoording van de in het plan gemaakte keuzes van de bestemmingen;
  • een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
  • de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg;
  • de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
  • een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
  • de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.


Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) is opgesteld, worden in de Toelichting, conform artikel 3.1.6, lid 2 Bro, ten minste neergelegd:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
  • voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
  • een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.


Verbeelding

De Verbeelding, ofwel de bestemmingsplankaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bestemmingsvlakken, bouwvlakken, en bouwaanduidingen. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken volgens het Informatie model Ruimtelijke Ordening (IMRO) en de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012 (zie voor een Afbeelding van de Verbeelding, Afbeelding 2.4, in hoofdstuk 2 hieronder).


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.6 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 "Het Initiatief", het nieuwe plan, beschreven. In hoofdstuk 3 "Beleidskader" is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 "Planologische en Milieukundige Aspecten" wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende planologische beleid en (milieu)wetgeving. In hoofdstuk 5 "Juridische Planbeschrijving" wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 "Uitvoerbaarheid" de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarin ook de uitkomsten van de uitgevoerde participatie en van de zienswijzenprocedure zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het Initiatief

In dit hoofdstuk komt het nieuwe initiatief, het plan voor het bestemmingsplangebied, aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en in de huidige, bestaande, bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het concrete beoogde initiatief.

2.1 Huidige feitelijke situatie

De locatie Schotkampweg 161 te Elspeet ligt ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan binnen het gebied van het (oude) bestemmingsplan “Buitengebied Agrarische Enclave”, en meer specifiek in het gebied van het wijzigingsplan "Buitengebied Agrarische Enclave (Schotkampweg 161)" zoals is weergegeven op de in het hoofdstuk 1 opgenomen Afbeelding 1.3.

De locatie Schotkampweg 161 (met daarop het grootste deel van de voormalige bedrijfsgebouwen, en de voormalige bedrijfswoning Schotkampweg 161 te Elspeet) was tot voor kort in zijn geheel eigendom van de heer G.A. Verhoef. Sinds 14 januari 2021 is het zuidelijk deel van het perceel verkocht aan de heer W. van Asselt en aan de heer D. Bronkhorst. De heer G.A. Verhoef bleef eigenaar van het noordelijke deel van het perceel. Het noordelijke kadastrale perceel, met kadastrale aanduiding gemeente Nunspeet, 01 sectie F, nummer 8863, heeft een oppervlakte van 2.822 m2 en het zuidelijke kadastrale perceel, met kadastrale aanduiding gemeente Nunspeet, 01 sectie F, nummer 8864, heeft een oppervlakte van circa 4.668 m2. De totale oppervlakte van beide percelen is circa 7.490 m2.

Op de percelen staan een (voormalige)bedrijfswoning en diverse schuren (voormalige bedrijfsbebouwing). Naast de bebouwing bestaat het bedrijfsperceel uit verharding in de vorm van een op-/en afrit, verharding rondom de bedrijfsgebouwen, en uit tuin. Het aanwezige groen op het terrein heeft geen landschappelijke waarde en bestaat uit enkele sparren en coniferen op de erfgrens.

2.2 Toekomstige situatie

Om de strijdigheid met het geldende bestemmingsplan op te heffen is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. De initiatiefnemers wensen de bedrijfsbestemming van het perceel te doen wijzigen in een woonbestemming en zij wensen de herbouw van de bestaande woning elders op het perceel mogelijk te maken (woning 1 op de onderstaande Afbeelding 2.2). Ook wenst men een tweede woning met bijbehorend bouwwerk te realiseren op het perceel (woning 2 op de onderstaande tekening 2.2).

Zoals in de randvoorwaarden gesteld (zie paragraaf 1.3), wordt ter compensatie voor het bouwen van een nieuwe woning alle (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt (circa 851 m2). Daarbij worden ook de restanten van een reeds gesloopte opstal verwijderd.

In onderstaande Afbeeldingen 2.1 en 2.2 is de beoogde nieuwe situatie binnen het plangebied in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0004.png"

Afbeelding 2.1: Stedenbouwkundige plan volgens het ontwerp van T. Hilhorst ROV d.d. 23

november 2021 (bron: gemeente Nunspeet)

Het stedenbouwkundige ontwerp van de nieuwe situatie en omgeving is weergegeven op Afbeelding 2.1. In het stedenbouwkundige ontwerp is rekening gehouden met de (toekomstige) bedrijfssituatie van het perceel Schotkampweg 159. Er is voor de plaats van de nieuwe woningen daarom rekening gehouden met de hindercirkel van het bedrijf dat is gevestigd op het perceel Schotkampweg 159 (zie bovenstaande Afbeelding 2.1). Het stedenbouwkundige ontwerp is uitgewerkt op de tekening volgens Afbeelding 2.2. Dit stedenbouwkundig ontwerp is ook vertaald op de Verbeelding van het bestemmingsplan (zie ook de Afbeelding 2.4 hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0005.png"

Afbeelding 2.2: Situatietekening van de beoogde situatie op het perceel Schotkampweg 161 te Elspeet, na de realisering van het plan

In de onderstaande Afbeelding 2.3. zijn de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen weergegeven. Gesloopt dient te worden volgens de onderstaande tabel met de volgende aantallen m2:

Nrs.   Te slopen bebouwing   Aantal m2  
1.   Voormalige stal 1.   452 m2  
2.   Voormalige stal 2.   308 m2  
3.   Bakhuis   21 m2  
4.   Berging (gedeeltelijk)   70 m2  
     
Totaal     851 m2  

Om te waarborgen dat de gebouwen met het bovengenoemde aantal m2 ook daadwerkelijk gesloopt zullen worden voordat nieuwbouw op het perceel plaatsvindt, zullen hierover voorwaarden (voorwaardelijke verplichtingen) worden opgenomen in de te sluiten anterieure overeenkomst. Bovendien zullen hierover voorwaardelijke verplichtingen worden opgenomen in de Regels die bij het onderhavige bestemmingsplan behoren. De bovenstaande tabel is als bijlage 4 bij de Regels opgenomen.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0006.png"

Afbeelding 2.3. De te slopen voormalige bedrijfsgebouwen

Woning 1

De bestaande voormalige bedrijfswoning aan de Schotkampweg te Elspeet krijgt een woonbestemming. Het wordt mogelijk gemaakt om deze woning te vervangen door een nieuw te bouwen vrijstaande woning die elders op het perceel met de woonbestemming kan worden gesitueerd (op de Afbeelding 2.2 genoemd woning 1). Overeengekomen is dat de bestaande voormalige bedrijfswoning mag worden vervangen door een woning met dezelfde oppervlaktemaat als de bestaande voormalige bedrijfswoning (183 m2). De oppervlakte van deze nieuwe woning mag derhalve 183 m2 bedragen. De nieuwe woning mag worden gerealiseerd op de plaats waar dat op de Verbeelding mogelijk is; hierbij moet met name rekening worden gehouden met de op de Verbeelding aangegeven 'specifieke bouwaanduidng - hoofdgebouwen uitgesloten'. Deze nieuwe woning mag volgens de bouwaanduiding 'maximum oppervlakte hoofdgebouwen (m2)' ten hoogste de ter plaatse aangegeven oppervlakte bedragen, en dat is op deze plaats 183 m2.

Een voorwaarde voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de nieuw op te richten, vervangende, vrijstaande woning, is dat de oude voormalige bedrijfswoning eerst moet zijn gesloopt, voordat de omgevingsvergunning voor de nieuwe woning kan worden verleend. Een andere voorwaarde is dat de nieuwe woning wordt gebouwd buiten de milieucontour van de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf dat is gevestigd op het naastgelegen perceel Schotkampweg 159. Dat wil zeggen op de plaats daar waar dat volgens de Verbeelding is toegestaan.

Het bijbehorend bouwwerk bij deze nieuwe vrijstaande woning 1 heeft volgens de Regels een maximum oppervlakte van circa 150 m². Het maximale oppervlak aan bijgebouwen hangt volgens de Regels (artikel 4, lid 4.2.3, onder d) af van het de oppervakte van het bebouwingsgebied van het perceel.

De oppervlakte van het perceel van de woning 1 bedraagt circa 2.822 m². Daarbinnen is een bestemmingsvlak voor de bestemming "Wonen" opgenomen. Dit is weergegeven op de onderstaande Verbeelding van het bestemmingsplan (zie onderstaande Afbeelding 2.4).

Woning 2

De oppervlakte van de hiervoor genoemde nieuwe woning (woning 2) die op het zuidelijke deel van het perceel wordt gebouwd mag volgens de Regels van het bestemmingsplan 120 m2 bedragen, waarbij met een afwijkingsmogelijkheid (artikel 4, lid 4.3.2) de woning onder voorwaarden mag worden vergroot tot 140 m2.

Woning 2 wordt nieuw gerealiseerd op grond van het Functieveranderingsbeleid en heeft een oppervlakte van maximaal 120 m².

Het bijbehorende bouwwerk bij deze woning heeft volgens de Regels een maximum oppervlak van circa 150 m². Het maximale oppervlak aan bijgebouwen hangt volgens de Regels (artikel 4, lid 4.2.3, onder d) af van het de oppervakte van het bebouwingsgebied van het perceel.

Het perceel waarop deze woning 2 wordt gerealiseerd heeft een oppervlakte van circa 4.668 m2. De nieuwe woning mag worden gerealiseerd op de plaats waar dat op de Verbeelding mogelijk is; hierbij moet met name rekening worden gehouden met de op de Verbeelding aangegeven 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouwen uitgesloten'. Verder moet rekening worden gehouden met de 'specifieke bouwaanduding - gebouwen uitgesloten'.

Hobbyboerenregeling

In het kader van de zogenoemde "hobbyboerenregeling", overeenkomstig het bestemmingsplan "Buitengebied 2019" (binnen het bestemmingsplan "Buitengebied", dan wel binnen het nieuwe Omgevingsplan, zal het onderhavige plan uiteindelijk worden opgenomen), kan medewerking worden verleend aan maximaal 200 m2 aan bijbehorende bouwwerken bij de woningen. Deze "hobbyboerenregeling" is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2019", en deze is ook opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied 2023". Deze "hobbyboerenregeling" is ook opgenomen in de planregels van het onderhavige bestemmingsplan "Schotkampweg 161 Elspeet". Om van deze "hobbyboerenregeling" gebruik te kunnen maken dient aan de voorwaarden, die daarbij horen, en die in de Regels zijn opgenomen, te worden voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0007.png"

Afbeelding 2.4. De Verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan d.d. 19 maart 2024

In het voorliggende bestemmingsplan is aangesloten op de systematiek van het bestemmingsplan "Buitengebied 2019" en van het (ontwerp)bestemmingsplan "Buitengebied 2023". De daarin beschreven bestemming "Wonen" met de bijbehorende regels zijn overgenomen. Een groot verschil ten opzichte van het geldende bestemmingsplan, volgens het vigerende wijzigingsplan "Buitengebied Agrarische Enclave (Schotkampweg 161)" is, dat de bestemming "Bedrijven (ah) agrarische hulpbedrijven" is vervangen door de bestemming "Wonen". Hiermee wordt onder meer voorkomen dat er zich in de toekomst opnieuw een agrarisch of een agrarisch hulpbedrijf of een andersoortig bedrijf kan vestigen op deze locatie Schotkampweg 161 te Elspeet.

Verder wordt door deze bestemming "Wonen" een nieuwe woning mogelijk gemaakt op het zuidelijk deel van het plangebied (zoals hierboven genoemd "Woning 2"). Op het noordelijk deel van het plangebied blijft de oude bedrijfswoning behouden of kan deze bedrijfswoning, onder voorwaarden, worden vervangen door een nieuwe woning (zoals hierboven genoemd "Woning 1". De belangrijkste voorwaarde hierbij is dat eerst de oude (voormalige) bedrijfswoning moet zijn gesloopt voordat de nieuwe woning kan worden gebouwd. De voorwaarden hiervoor zijn in de Regels verwoord.

2.3 Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering

Het voornemen aan de locatie Schotkampweg 161 te Elspeet past in de gebiedsverandering die reeds gaande is in de omgeving van de Schotkampweg 161 te Elspeet. Hiertoe is een goede ruimtelijke inrichting van de locatie noodzakelijk. Als bijlage 1 bij Toelichting en tevens als bijlage 1 bij de Regels is het Landschappelijk Inpassingsplan voor de locatie opgenomen. Hierin is beschreven hoe de inpassing van het perceel in het landschap plaatsvindt.

Het buitengebied van de Gemeente Nunspeet is bijzonder fraai, en divers. Zoals in het Landschapsontwikkelingsplan Nunspeet (2005), en in de Toelichting van het Bestemmingsplan Buitengebied (2015) wordt geschetst, kent Nunspeet een contrastrijke afwisseling aan deelgebieden:

  • Open veenweidegebied.
  • Halfopen overgangsgebied (kleinschalig kampenlandschap).
  • Besloten Centraal Veluws Natuurgebied (CVN).

In het Landschapsontwikkelingsplan Nunspeet (2005) zijn vijf deelgebieden onderscheiden, waarbij de locatie Schotkampweg 161 te Elspeet valt onder deelgebied 5: Agrarische enclaves (zie onderstaande Afbeelding 2.5).

De Deelgebieden zijn:

  • 1. Randmeerkust.
  • 2. Weidegebied.
  • 3. Overgangszone.
  • 4. Centraal Veluws Natuurgebied.
  • 5. Agrarische enclaves.

De agrarische enclaves betreffen de enclave Vierhouten en de enclave Elspeet. Het zijn open ruimtes in het zeer besloten bosgebied van het CVN (het Centraal Veluws Natuurgebied). Elspeet en Vierhouten zijn oude enkdorpen, ontstaan op kruisingen van oude handelswegen. Direct rondom beide dorpen worden de enclaves gekenmerkt door een kleinschalig, halfopen enkenlandschap met verspreide bebouwing en opgaande beplanting. Bij wijze van uitzondering hebben vanuit Elspeet op enige afstand van het oude enkdorp heideontginningen plaatsgevonden onder de namen Grote Koloniën en Kleine Koloniën.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0008.png"

Afbeelding 2.5: Landschapseenheden in de gemeente Nunspeet

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0009.png"

Afbeelding 2.6: De Grote Kolonie en de Kleine Kolonie op de kaart weergegeven

In de bruine ovaal wordt het enkdorp Elspeet aangeduid. In de rode ovalen worden de Grote Kolonie en de Kleine Kolonie weergegeven. De Koloniën vormen een aparte eenheid binnen de Agrarische enclave. De locatie Schotkampweg 161 behoort tot de Grote Kolonie. Op de bovenstaande kaart is te zien dat de Grote Kolonie in 1930 nog niet was afgerond. Deze liep tot ongeveer de Bergweg en de zuidelijke grens was de Veenweg. Zoals de naam al doet vermoeden was het gebied rond de Veenweg natter. Meer westwaarts was een drassig heidegebied, op de kaart aangegeven met zwart gestreepte banen.

Samen is het een landschap van de jonge heideontginningen, waarbij onderscheid is te maken in een oudere heideontginning en een nattere heideontginning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0010.png"

Afbeelding 2.7: De locatie Schotkampweg 161 is aangegeven in de rode cirkel (Bron:

topotijdreis.nl)

De locatie Schotkampweg 161 ligt in de rode cirkel van de bovenstaande Afbeelding 2.7 en komt pas voor het eerst voor op de kaart uit 1957. Opvallend zijn:

  • de uitbreidingen van de bossen.
  • de groei van de bebouwing aan de Stakenbergweg.
  • het open heidegebied van de Schotkamp.
  • de Veenberg.
  • het lage, natte gebied ten zuidwesten van de locatie.

2.4 Ruimtelijke en Landschappelijke Kaders

Het perceel Schotkampweg 161 is gelegen in een jong heideontginningenlandschap. Ten opzichte van andere landschappen dan de jonge heideontginningen is de kavelstructuur hier minder rationeel en grootschalig. Wel is het gebied vrij vlak. De nabijheid van het imposante Veluws natuurgebied is aan de Schotkampweg overheersend qua sfeer en gebruik (recreatie). Het gebied tussen Bergweg-Schotkampweg-Stakenbergweg lijkt, omdat het omringd is door de robuuste natuur, een enclave binnen een enclave te zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0011.png"

Afbeelding 2.8: Jong heidelandschap

 

De analyse van het landschap laat zien dat het gebied Schotkampweg-Stakenbergweg een eigen karakteristiek heeft. Het heeft meer weg van een kampontginningenlandschap en is hoger en droger dan het gebied ten zuiden hiervan (nabij de Veenweg). De kavelstructuur is niet erg regelmatig, maar staat wel min of meer haaks op de Schotkampweg. De soorten en type beplantingen kunnen op deze analyse worden afgestemd. De type beplantingen, die worden toegepast, zijn hagen, boomrijen, singels, en een bosje. De soorten zijn eik, beuk, noot, kastanje, linde en voor het bosplantsoen: meidoorn, hazelaar, vuilboom, krent, kornoelje.

In de Notitie Ruimtelijke Kwaliteit (2012) is tot op niveau van het erf, per deelgebied, de gewenste structuur uitgewerkt.

  • de perceelscheidingen zullen worden uitgevoerd door groen: hagen, boomrijen en singels; en geen afscheidingsmuren.
  • Bestratingsmateriaal passen in de omgeving.
  • De beplanting is passend in de omgeving en streekeigen. Als laanboom wordt gekozen voor linde. Aan de achterzijde komt een bomensingel van berken met een onderbegroeiing van meidoornhaag. Andere hagen zijn beuk of een landschappelijke haag. Dit is een losse haag bestaande uit meerdere soorten ("landschappelijke haag bestaande uit gemengde soorten").
  • Singels, hagen en bomen krijgen voldoende ruimte om goed te kunnen uitgroeien: singels zijn minimaal 4 meter reed, een gemengde haag is twee meter breed, een geschoren haag is 0,8 tot 1 meter breed. Hoogte van de hagen: 1 tot 2 meter.
  • Afstand tussen de bomen: minimaal 8 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0012.png"

Afbeelding 2.9: Landschappelijke inpassing volgens het Landschappelijk Inpassingsplan d.d.

maart 2021 (zie bijlage 1 bij de Toelichting en zie tevens bijlage 1 bij de Regels)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordeninng (Barro)

Gebiedsgericht

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet, en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Voorts betreft het enkele specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol.

In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee de SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn deze regels aanvullend vastgelegd.

In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten, en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is "duurzame verstedelijking". Via de "Ladder voor duurzame verstedelijking" wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro (artikel 3.1.6, lid 2), laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2017.

De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) luidt sinds 1 juli 2017 als volgt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Het Bro beschrijft, in artikel 1.1.1 [Begripsbepaling] in lid 1, onder h. dat onder "bestaand stedelijk gebied" wordt verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

Het Bro beschrijft, in artikel 1.1.1 [Begripsbepaling] in lid 1, onder i. dat een "stedelijke ontwikkeling" is: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".

Door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is in die tijd, in 2017, een nieuwe (digitale) Handreiking gemaakt. Deze "Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking" werkt uit hoe met de ladder omgegaan moet worden. Voor een verdere uitleg van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt naar die (digitale) Handreiking verwezen.

Ladder voor duurzame verstedelijking (planspecifiek)

Het plan voorziet niet in een nieuwe verstedelijking van een dusdanige omvang dat hiervoor de Ladder voor duurzame verstedelijking diende te worden doorlopen.

  • 1. Stedelijk ontwikkelingsproject

Voorliggend plan is geen stedelijk ontwikkelingsproject, dit omdat er slechts sprake is van de toevoeging van één nieuwe woning en in de vervanging van de bestaande oude bedrijfswoning naar een nieuwe, vervangende woning.

  • 2. Bestaand stedelijk gebied.

Het voorliggende plan is gepland in een gebied dat voorheen een bedrijfsbestemming had in het Buitengebied. Door het plan neemt de bebouwing niet toe. Er is sprake van "bestaand stedelijk gebied".

Het voorliggend plan voldoet hiermee aan de eisen van de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in die zin dat er geen uitgebreide Laddertoetsing behoeft plaats te vinden.

3.1.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. De NOVI zal de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangen. Dit laatste zal - hoewel de NOVI is vastgesteld op grond van de (oude) Wet ruimtelijke ordening (Wro) - gebeuren op het moment dat de (nieuwe) Omgevingswet in werking treedt (op 1 januari 2024).

Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en ontwikkelingen van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI wordt ingegaan op urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal, als wereldwijd spelen. Deze opgaven omvatten onder andere klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid, en woningbouw. Het uitgangspunt in de aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar dat deze in samenhang moeten worden gezien.

Nationale belangen en prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief voor 2050 brengt de NOVI de lange termijnvisie in beeld. Er zijn 21 nationale belangen bij de fysieke leefomgeving waarbij het Rijk een rol voor zichzelf ziet en waarvoor het kabinet in politieke zin aanspreekbaar is. De behartiging van de nationale belangen, en de realisatie van de daaruit voortvloeiende beleidsdoelen en opgaven, gebeurt niet alleen door het Rijk.

Er zijn vier prioriteiten waar het Rijk op wil sturen en richting geven:

Prioriteit 1: Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.

Prioriteit 2: Duurzaam economisch groeipotentieel.

Prioriteit 3: Sterke en gezonde steden en regio's.

Prioriteit 4: Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Afwegingsprincipes

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is om een combinatie te maken en win-win-situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, en tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgevingen zoveel mogelijk voorzien in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.

Uitvoeringsagenda

De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda is onder andere een overzicht opgenomen van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

NOVI - Planspecifiek

Het onderhavige bestemmingsplan "Schotkampweg 161 Elspeet" maakt de bouw van een nieuwe woning en een vervanging van de bestaande bedrijfswoning voor een vervangende nieuwe vrijstaande woning mogelijk. Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de NOVI.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 (aangevuld 1 oktober 2012) in werking getreden.

Het Barro doet geen uitspraken met betrekking tot situaties binnen een projectgebied zoals de onderhavige, voor de bouw van een nieuwe woning, met daarbij een vervanging van de bestaande voormalige bedrijfswoning te Elspeet. Het Barro vormt derhalve geen belemmering voor het voorliggende project voor het bouwplan voor de onderhavige nieuwe vrijstaande woning en voor de vervanging van de bestaande bedrijfswoning voor een nieuwe vervangende vrijstaande woning.

Barro Planspecifiek

Gebiedsgericht

Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden, zoals een Natura 2000-gebied, of een NNN-gebied (GNN-gebied). In de onmiddellijke omgeving van het plangebied, aan de overkant van de Schotkampweg, bevindt zich wel een gebied dat is aangewezen als een Natura 2000-gebied. Meer hierover is opgenomen in paragraaf 4.6 "Natuur" van deze Toelichting.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie "Gaaf Gelderland" en Omgevingsverordening. Inleiding

In de Omgevingsvisie "Gaaf Gelderland" (vastgesteld d.d. 19 december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid verwoord.

In de Omgevingsvisie is het ruimtelijk-maatschappelijk beleid uiteengezet. In de Omgevingsverordening wordt de juridische borging van het beleid geregeld om op die manier de provinciale belangen veilig te stellen. Vrijwel elke ontwikkeling in Gelderland heeft van doen met de inhoud van de Omgevingsvisie en met de bepalingen uit de provinciale Omgevingsverordening.

Het provinciale beleid en regelgeving wordt genoemd door de "Omgevingsvisie" en de "Omgevingsverordening". De Omgevingsvisie is in principe uitsluitend bindend voor de provincie. In deze provinciale "visie op de toekomst" schetst de provincie de gewenste ontwikkelingsrichtingen voor gebieden en te beschermen kwaliteiten (milieu, natuur, et cetera). Dit "toekomstbeeld" van het provinciale grondgebied wordt geborgd door de Omgevingsverordening.

De Omgevingsverordening is juridisch bindend voor alle ontwikkelingen binnen de provincie Gelderland (die middels uitgebreide afwijkingsprocedures voor omgevingsvergunningen en middels bestemmingsplannen) mogelijk worden gemaakt. De Omgevingsverordening biedt regels voor ontwikkelingen ten einde het toekomstbeeld uit de Omgevingsvisie te realiseren en/of te beschermen. Om deze reden (en gezien de aard van onderhavig plan) wordt het onderhavige plan met name aan de regels uit de Omgevingsverordening getoetst.

In de provinciale Omgevingsvisie en in de provinciale Omgevingsverordening worden geen concrete uitspraken gedaan over de mogelijkheden voor vrijkomende agrarische bedrijven of functieverandering naar wonen. Wel geeft de provincie in de Omgevingsvisie aan dat ze het landschap open en groen wil houden en leegstand wil voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0013.png"

Afbeelding 3.1: Kaart volgens de Omgevingsverordening Gelderland (bron: provincie

Gelderland), met daarop aangegeven "Nationaal landschap buiten GNN, GO, en

NHW", en met daarop ook aangegeven het "Natura 2000-gebied'' aan de

overzijde van de Schotkampweg

3.2.2 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie "Gaaf Gelderland" beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie benadrukken. Deze doelen zijn:

1. een duurzame economische structuurversterking.

2. het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.

De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en tot één verordening.

De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland voor:

  • water;
  • natuur en landschap;
  • cultuur en erfgoed;
  • milieu;
  • energietransitie;
  • landbouw;
  • verkeer en vervoer;
  • ruimtelijke ordening.

Met betrekking tot het wonen streeft de provincie er naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden. In de Regionale Agenda Wonen agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De provincie is één van de partijen. Als belangrijke doelgroepen van beleid zijn genoemd:

  • ouderen;
  • mensen met een zorgindicatie;
  • jongeren;
  • arbeidsmigranten;
  • middeninkomens.

De provincie Gelderland streeft op de woningmarkt naar een vraaggerichte benadering in plaats van een aanbodgerichte benadering. Aangetoonde woningbehoefte (de vraag) zou moeten kunnen worden gefaciliteerd, in de vorm, op de plaats, en op het moment dat die zich voordoet.

Omgevingsvisie - Planspecifiek

Er is sprake van een concrete plaatselijke vraag met het onderhavige project voor de bouw van twee nieuwe woningen. Dit project past binnen het beleid zoals dat is verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland. Geconstateerd wordt daarom dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid, zoals verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland.

3.2.3 Omgevingsverordening

Er geldt heden de (geconsolideerde) Omgevingsverordening Gelderland. De Omgevingsverordening van de provincie Gelderland is gebaseerd op de bovengenoemde Omgevingsvisie. Op dit moment geldt de Geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland 2023 (deze is geldend per 1 januari 2023). De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale Staten van Gelderland laatstelijk vastgesteld d.d. 21 december 2022.

Een nieuw bestemmingsplan, zoals het onderhavige, moet worden getoetst aan de Regels van de Omgevingsverordening van de provincie en moet met name voldoen aan de Instructieregels voor bestemmingsplannen zoals deze in de Omgevingsverordening zijn opgenomen.

Omgevingsverordening - Planspecifiek

Planspecifiek

In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende, door Gedeputeerde Staten, vastgestelde Regionale Woonagenda. Ten behoeve van de flexibiliteit is het in uitzonderlijke gevallen mogelijk om van een regionale woonagenda af te wijken. In dat geval moet onder andere aantoonbaar sprake zijn van afstemming met de gemeenten in de regio, omdat de ontwikkeling vooruitlopend op de actualisatie van het afsprakenkader mogelijk wordt gemaakt. In afdeling 2.1 van de Omgevingsverordening zijn artikelen met (instructie)regels voor de regionale woonagenda opgenomen.

In het onderhavige plan wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke beleidsregel voor "Functieverandering". In ruil voor sloop van bedrijfsbebouwing mag een woning terug worden gebouwd, mits er sprake is van naar analogie daarvan een afname van het bebouwde oppervlak (deze regeling is nader uitgewerkt in de volgende paragraaf Gemeentelijk beleid 3.3). De realisatie van de woningen dient conform afdeling 2.1 binnen de regionale woonagenda te passen. Het beleidsdocument "Regionale woonagenda 2019 -2022 Samenwerking Noord-Veluwe" biedt hiervoor de kaders waaraan gemeenten het woonbeleid dienen af te stemmen. De meest recente woonvisie (2020) "Goed wonen in Nunspeet" van de gemeente Nunspeet gaan uit van een toenemende woningbehoefte tot het jaar 2030 van circa 950 woningen.

Het plangebied zelf ligt conform de Omgevingsverordening binnen de voor het onderhavige plan relevante zone "Nationaal landschap buiten GNN, GO en NHW" (Nieuwe Hollandse Waterlinie). Dit is van belang voor de onderbouwing van het bestemmingsplan. Met name het beleid met betrekking tot "wonen" is van belang voor het onderhavige bestemmingsplan. Zie de onderstaande artikelen van de Omgevingsverordening.

Hoofdstuk 2, Afdeling 2.1 Woonlocaties en recreatiewoningen

Artikel 2.1 (regionale woonagenda)

1. Per regio stellen de gemeentebesturen een reionale woonagenda op.

2. Gedeputeerde Staten stellen de regionale wooagenda vast, als de agenda in overeenstemming is met de regionale opgave en het meest recente provinciale beleid.

3. Als nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of een noodzakelijke actualisatie van de vigerende regionale woonagenda nog niet heeft plaatsgevonden, beoordelen Gedeputeerde Staten, totdat die regionale woonagenda is vastgesteld of deze na actualisering opnieuw is vastgesteld een bestemmingsplan dat nieuwe woningen mogelijk maakt aan de volgende criteria:

  • a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
  • b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
  • c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling.

Artikel 2.2 (instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda)

1. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.

2. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
  • b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
  • c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en
  • d. Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.

Artikel 2.2a (monitoring woningbouw)

[minder van belang voor het onderhavige bestemmingsplan].

Het aantal nieuwe woningen dat wordt gebouwd volgens het onderhavige bestemmingsplan past in woningbouwbeleid van de provincie en van de gemeente (zie ook Paragraaf 3.3.3 voor het gemeentelijke woningbouwbeleid). Er staan geen Regels in de Omgevingsverordening die de vaststelling van het bestemmingsplan "Schotkampweg 161 Elspeet" belemmeren.

2.6.6 Instructieregels bestemmingsplan bescherming landschap

Artikel 2.56 ontwikkeling in Nationaall landschap

  • 1. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW), maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten.
  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn activiteiten die deze kernkwaliteiten aantasten alleen mogelijk:
    • a. als er geen reële alternatieven zijn;
    • b. er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
    • c. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zoals vastgelegd in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen.

Het plangebied ligt binnen de zone "Nationaal landschap buiten GNN, GO en NHW". Binnen dit gebied wordt ernaar gestreefd om door ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten te behouden, te herstellen en te versterken en de landschappelijke samenhang door ruimtelijke ontwikkelingen te vergroten. In het onderhavige plan wordt gebruik gemaakt van het beleid voor "Functieverandering" van voormalige agrarische bedrijven, naar analogie daarvan, en het wordt mogelijk gemaakt om de bestaande voormalige bedrijfswoning om te zetten naar een nieuwe burgerwoning. Oude landschap ontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt in ruil voor de realisatie van een nieuwe woning naar analogie van dit Functieveranderingsbeleid. Er is sprake van een afname van het bebouwde oppervlak en het perceel wordt landschappelijk ingepast. 

3.2.4 Streekplanuitwerking en functieverandering

Het onderhavige plan wordt mede mogelijk gemaakt door middel van het beleidsdocument Streekplanuitwerking functieverandering, dat nog is gebaseerd op het voormalige provinciale Streekplan. Middels dit beleid is het toegestaan om andere functies op agrarische bedrijfspercelen voort te zetten. De gemeente heeft dit beleid vertaald naar gemeente specifiek beleid in de "Notitie Ruimtelijke kwaliteit, functieverandering agrarische bebouwing naar wonen in de gemeente Nunspeet" (2012). Dit beleid is nader beschreven in paragraaf 3.3.2 "Functieveranderingsbeleid". Het "Functieveranderingsbeleid" is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. Dit beleid is laatstelijk opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2019" en in het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied 2023".

3.2.5 De Omgevingsverordening na 1 januari 2024

Na 1 januari 2024 wordt de nieuwe Omgevingsverordening van kracht onder vigeur van de nieuwe Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking treedt.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie van de gemeente Nunspeet

De gemeenteraad van Nunspeet heeft op 20 november 2018 de Omgevingsvisie Nunspeet 2030 vastgesteld. De Omgevingsvisie loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet die is gepland op 1 januari 2024. In deze Omgevingsvisie kijkt de gemeente met haar beleid vooruit tot circa 2030.

De Omgevingsvisie vormt de beleidsmatige basis voor het toekomstige Omgevingsplan van de gemeente. In de Omgevingsvisie wordt een strategische ontwikkelrichting voor de gemeente neergelegd. De Omgevingsvisie is opgesteld in NEO-verband, dus door de drie gemeenten Nunspeet, Elburg, en Oldebroek gezamenlijk.

In deel 2, onderdeel B, van de Omgevingsvisie is de centrale koers voor de drie NEO-gemeente uitgezet. Er zijn voor de gezamenlijke NEO-Omgevingsvisie de volgende overkoepelende thema's en opgaven uitgewerkt.

  • 1. Leefbare dorpen met een actieve samenleving!
  • 2. Aantrekkelijke omgevingskwaliteit en identiteit.
  • 3. Een vitaal economisch klimaat.
  • 4. Duurzaam, energieneutraal, en klimaatbestendig.
  • 5. Bereikbaar, nabij- en toegankelijk.

In deel 2, Onderdeel C, van de Omgevingsvisie volgt een Gebiedsgerichte uitwerking voor de drie NEO-gemeenten. De volgende vijf deelgebieden worden hierbij onderscheiden:

Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.

Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.

Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.

Deelgebied 4: Agrarische enclaves.

Deelgebied 5: Kernen.

In deel 3 van de Omgevingsvisie is de visie voor de gemeente Nunspeet gegeven. De Thematische uitwerking (speerpunten) voor de gemeente Nunspeet zijn volgens deel 3, onderdeel B:

Thema 1: Versterken sociaal-economische positionering.

Thema 2: Een duurzame ontwikkeling van het (agrarische) buitengebied.

Thema 3: Een vitale toeristisch-recreatieve sector bereiken.

Thema 4: Ruimtelijk inpassen van duurzame energieopwekking.

Thema 5: Ontwikkeling stationsomgeving als levendig knooppunt in Nunspeet.

Thema 6: Milieu- en gezondheidsbeleid initiëren en accommoderen.

Thema 7: Behouden en versterken van de rijke cultuurhistorie van Nunspeet.

De gebiedsgerichte uitwerking voor de gemeente Nunspeet vindt plaats in Ideekaarten in deel 3, onderdeel C, namelijk:

Deelgebied 1: Grootschalig open landschap / Randmerengebied.

Deelgebied 2: Gemengd kleinschalig overgangsgebied.

Deelgebied 3: Natura 2000-gebied Veluwe.

Deelgebied 4: Kern Nunspeet.

Deelgebied 5: Kern Hulshorst.

Deelgebied 6: Kern en agrarische enclave Vierhouten.

Deelgebied 7: Kern en agrarische enclave Elspeet.

Omgevingsvisie Nunspeet 2030 - Planspecifiek

Voor de kern Elspeet is onder meer het volgende in de gebiedsgerichte uitwerking opgenomen onder Deelgebied 7: Kern en agrarische enclave Elspeet.

Ambitie

Elspeet is gelegen in een agrarische enclave. De agrarische enclaves vormen open, duidelijk omkaderde ruimtes, binnen het zeer besloten bosgebied van het CVN. De enclave is een halfopen gebied met veel verspreide bebouwing en opgaande beplanting. Het kampen- en essenlandschap rondom het dorp bestaat uit een open complex van aaneengesloten akkers in een kleinschalige structuur van bosschages, houtwallen, singels en gemengd agrarisch gebruik. We faciliteren de accentverschuiving van agrarisch productiegebied voor kleine gemengde bedrijven, naar agrarisch landschapsbeheer. Hoofdfunctie is landbouw en recreatief medegebruik. De enclaves hebben hiervoor veel te bieden met voorzieningen en de directe nabijheid van bos- en heideterreinen. Elspeet is een aantrekkelijk, vitaal en zeer gevarieerd woon- en werkdorp. (....).

Voor de enclave en kern als geheel streven we een zo groot mogelijke verweving (ruimtelijk en functioneel) na. Rondom het dorp zijn er, met respect voor de waarden, mogelijkheden voor versterking van het gemengde karakter (zonder verder dichtslibben), bijvoorbeeld ter plaatse van vrijkomende agrarische bebouwing. (.....).

Uitgangspunten kwaliteit

  • Openheid tussen kern en bosrand waarborgen (voormalig beschermd dorpsgezicht).
  • Behoud agrarische- en dorpse karakteristiek, zoals de ruimtelijke structuur van wegen, de beeldkwaliteit en belevingswaarde van aanwezige bebouwingen en inrichting van openbare ruimte.
  • Behoud van markante plekken, monumenten en karakteristieke bebouwing, zoals de brink, de schaapskooi en omgeving, en de molen De Hoop en omgeving.
  • Behoud van de doorzichten binnen het dorp en naar het buitengebied (bossen, en akkers).
  • Het is in het algemeen van belang dat zorgvuldig omgegaan wordt met de ligging in het Veluws natuurgebied.

3.3.2 Functieveranderingsbeleid

3.3.2.1 Functieveranderingsbeleid algemeen

In de onderhavige situatie wordt de herbouw van de bestaande woning aan de Schotkampweg 161 te Elspeet op een andere plek binnen het perceel mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt een tweede woning met bijgebouw planologisch mogelijk gemaakt op het perceel Schotkampweg 161 te Elspeet. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het beleid inzake "Functieverandering" van voormalige agrarische bedrijven. Dit naar analogie daarvan omdat in dit geval er geen sprake is van een "zuiver agrarisch bedrijf" maar van een zogenoemd "agrarisch hulpbedrijf".

In het voorliggende bestemmingsplan is aangesloten op de systematiek van het bestemmingsplan "Buitengebied 2019". De daarin opgenomen woonbestemming en de bijbehorende regels zijn overgenomen. De ontwikkeling voldoet grotendeels aan de bouwregels zoals opgenomen onder de bestemming "'Wonen".

De gemeente Nunspeet heeft met haar beleid het afgelopen decennium ingezet op het stimuleren van agrariërs die op verantwoorde wijze met hun bedrijfsvoering willen en kunnen doorgaan. Ook is er regelgeving opgezet waarmee de gemeente stoppende agrariërs ondersteunt bij goede oplossingen en alternatieven. Dit beleid is van oorsprong gebaseerd op beleid van circa 15 jaar geleden: het Streekplan Gelderland 2005 en de Streekplanuitwerking Functieverandering Noord Veluwe 2007. Doelstelling van de streekplanuitwerking was om via hergebruik en/of functieverandering van vrijgekomen of vrij te komen agrarische bedrijfsgebouwen de leefbaarheid in het landelijk gebied te verhogen.

De ontwikkeling van woningen ter plaatse van vrijkomende agrarische bebouwing kan bijdragen aan behoud van de waardevolle bebouwing en de beeldkwaliteit van het karakteristieke landschap. In de structuurvisie (streekplan) van de provincie Gelderland van 2005 zijn algemene kaders gesteld voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing. Uitgangspunt van de regeling is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Het kader van de regio Noord-Veluwe staat in de notitie Streekplanuitwerking Functieverandering 2007. Gemeenten zijn vrij om binnen de regionale kaders eigen keuzen te maken. De gemeente Nunspeet heeft de streekplanuitwerking nader vertaald in een eigen notitie. In de onderstaande tabel bij paragraaf 3.3.2.2 zijn de voorwaarden opgenomen. De tabel geeft eveneens weer of het onderhavige plan voldoet aan deze voorwaarden.

3.3.2.2 Functieveranderingsbeleid volgens het bestemmingsplan "Buitengebied 2019"

In het functieveranderingsbeleid zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2019", zijn de voorwaarden opgenomen voor het functieveranderingsbeleid indien de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid volgens artikel 44, lid 44.1.4 van het bestemmingsplan kan worden toegepast. In het onderhavige geval gaat het niet om een wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied 2019", maar om een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Agrarische Enclave" en van het wijzigingsplan "Buitengebied Agrarische Enclave (Schotkampweg 161 te Elspeet)". De regels en voorwaarden van artikel 44, lid 44.1.4 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2019" zijn voor het onderhavige plan naar analogie toegepast, omdat er in het onderhavige geval geen sprake is van een zuiver (voormalig) agrarisch bedrijf, maar van een zogenoemd bedrijf met de bestemming "Bedrijven, agrarisch hulpbedrijf". Mede om die reden wordt niet een "wijzigingsbevoegdheid" toegepast, maar wordt er een (partiële) herzieningsprocedure van het geldende bestemmingsplan gevoerd.

Voorwaarde   Toets  
Alle bedrijfsbebouwing, maar tenminste 500 m² wordt gesloopt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "overige zone - GNN" (dus in de ecologische hoofdstuctuur) minimaal 350 m² geldt;   Alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aan de Schotkampweg 161 wordt gesloopt (851 m²).

Bij sloop van alle maar minimaal 500 m² aan bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - GNN' minimaal 350 m² geldt, mag een woonhuis of een agrarische bedrijfswoning worden teruggebouwd.
 
Met uitzondering van monumentale gebouwen;   In het plangebied worden geen monumentale gebouwen gesloopt.  
De wijziging naar wonen levert geen beperking op voor omliggende (agrarische) bedrijven;   De bestaande woningen zijn al aangemerkt als geurgevoelige objecten. De nieuwe woning levert geen beperkingen op. Zie ook de Paragraaf 4.2 "Geur" voor de nadere motvering daarvan.  
De overige gronden van het voormalige bouwblok krijgen een agrarische of natuurbestemming;   Er zijn geen overige gronden aanwezig van het voormalige bouwblok. Het oppervlak van het bedrijfsperceel is reeds vrij beperkt en zal worden aangewend als woonperceel.  
Er wordt een inrichtingsplan opgesteld op kosten van de initiatiefnemer, bij voorkeur door de ervenconsulent. Uit het inrichtingsplan moet blijken dat functieverandering landschappelijk wordt ingericht en ingepast en dat de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd;   Ten behoeve van het plan is Landschappelijk Inpassingsplan opgesteld waarin de inrichting van de percelen is opgenomen en waar Landschappelijke elementen worden toegevoegd. Het Landschappelijk Inpassingsplan wordt beschreven in Hoofdstuk 2 van de Toelichting van het onderhavige bestemmingsplan. Bovendien is het Landschappelijk Inpassingsplan opgenomen als bijlage 1 bij de Toelichting en tevens als bijlage 1 bij de Regels (zodat daaraan voorwaarden kunnen worden verbonden).  
Er wordt een overeenkomst gesloten waarin afspraken worden gemaakt over sloop, inrichting, planschade en instandhouding;   Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten.  
In beginsel is er geen mogelijkheid om de hobbyboerenregeling toe te passen bij functieverandering.   De hobbyboerenregeling is opgenomen in de Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2019". Aangezien na het onherroepelijk worden van het onderhavige bestemmingsplan uiteindelijk onderdeel zal gaan uitmaken van het bestemimngsplan Buitengebied of van het Omgevingsplan (na 1 januari 2024) zullen de regels van de hobbyboerenregeling onderdeel uit gaan maken van de Regels van het onderhavige bestemmingsplangebied.  
Uitruil van bijgebouwen binnen de ontwikkeling is mogelijk. Dat houdt in dat bij één woning meer bijgebouwen gebouwd mogen worden als bij de andere woning minder bijgebouwen worden gebouwd.   Hiervan wordt geen gebruik gemaakt.  
Als de initiatiefnemer afziet van de mogelijkheid om twee vrijstaande woningen te bouwen en in ruil daarvoor medewerking vraagt om één vrijstaande woning te bouwen kan hij een beroep doen op circa 150 m² extra bijgebouwen.   Niet van toepassing.  
Als de initiatiefnemer afziet van de mogelijkheid om een twee-onderéén-kapwoning te bouwen en in ruil daarvoor medewerking vraagt om één vrijstaande woning te bouwen kan hij een beroep doen op 75 m² extra bijgebouwen.   Niet van toepassing.  
Binnen 6 jaar na bedrijfsbeëindiging moet het verzoek zijn ingediend.   Het plan voldoet aan deze voorwaarde.  
De te slopen agrarische gebouwen kunnen alleen meetellen voor de benodigde vierkante meters indien deze gebouwen minimaal 10 jaar agrarisch zijn gebruikt.   Het plan voldoet aan deze voorwaarde, in die zin dat de te slopen voormalige agrarische gebouwen bestemd zijn als Bedrijven, en wel als een "agrarisch hulpbedrijf". Het functieveranderingsbeleid wordt daarom analoog toegepast.  

3.3.2.3 Notitie functieverandering - Uitgangspunten voor nieuw functieveranderingsbeleid van agrarisch naar wonen

Het college van de gemeente Nunspeet heeft op 22 november 2020 de "Notitie functieverandering – Uitgangspunten voor nieuw functieveranderingsbeleid van agrarisch naar wonen" vastgesteld. Deze notitie bevat richtinggevende uitgangspunten voor een herijking van het beleid voor functieverandering naar wonen in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. De essentie van deze herijking is een koerswijziging in aanpak: van het overal in de gemeente zoveel mogelijk faciliteren van functieverandering naar wonen naar een meer gebiedsgerichte en doelmatige functieverandering naar wonen.

De ingangsdatum van het beleid in deze notitie is 1 januari 2021 en deze beleidsnota geldt tijdelijk tot 31 december 2022. De reeds ingediende functieveranderingsverzoeken van voor 1 januari 2021 (zoals bij de onderhavige casus) vallen nog onder de oude regeling voor functieverandering, zoals deze nog is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2019" (overgang).

3.3.3 Woonvisie Nunspeet "Goed wonen in de gemeente Nunspeet"

De woonvisie "Goed wonen in de gemeente Nunspeet" is vastgesteld op 20 februari 2020. Met deze woonvisie wil het gemeentebestuur een nieuw fundament leggen voor voldoende aantrekkelijke woningen voor iedereen, een kwalitatief en energetisch hoogwaardige woningvoorraad, waar iedereen in elke levensfase, met of zonder zorgbehoefte, kan (blijven) wonen.

In de woonvisie zijn daarom de volgende ambities opgenomen:

  • Betaalbare en passende woningen voor de lokale behoefte.
  • Een duurzaam huis.
  • Zorgzame en inclusieve wijken.

Het gemeentebestuur wil dat alle inwoners van de gemeente Nunspeet zo passend mogelijk wonen, en wil de vier kernen 'in balans' houden. Daarvoor is een uitbreiding van de woningvoorraad met circa 670 woningen nodig in de periode 2020 tot 2025, en tot 2030 met in totaal 950 woningen. Voor starters bestaat de grootste urgentie, maar ook het passend wonen voor senioren is een grote opgave. Dit vraagt vooral om meer betaalbare woningen: sociale huur en betaalbare koop. In de periode 2020-2025 wil het gemeentebestuur ten minste 135 sociale huurwoningen toevoegen en een vergelijkbaar aantal betaalbare koopwoningen.

In Nunspeet zijn de landelijke ambities en normen voor verduurzaming ook vertaald naar het wonen in Nunspeet. Dit om een duurzame woningvoorraad te realiseren die zich kenmerkt door een zuinig energieverbruik of door energie neutrale woningen.

De gemeente Nunspeet wil goed wonen voor mensen met een zorgbehoefte mogelijk maken. Dat vraagt om een integrale benadering van wonen, welzijn en zorg, samenwerking, mogelijkheden voor ontmoeting en geschikte woonvormen op de juiste plek. Mensen moeten zoveel mogelijk een wooncarrière in de eigen omgeving kunnen maken, zodat mensen goed wonen in een omgeving waar ze zich thuis voelen en waar zij een netwerk hebben of kunnen opbouwen.

In februari 2020 is de woonvisie “Goed wonen in de gemeente Nunspeet” voor de periode 2020-2025 vastgesteld. In deze woonvisie heeft de gemeenteraad haar ambities vastgelegd op het gebied van wonen. Aan de basis van deze ambities ligt dat de gemeente gaat voor voldoende aantrekkelijke woningen voor iedereen, een kwalitatief en energetisch hoogwaardige woningvoorraad, waar iedereen in elke levensfase, met of zonder zorgbehoefte, kan (blijven) wonen.

Voorafgaand aan het opstellen van de woonvisie is een woningbehoefteonderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is gekeken naar zowel de kwantitatieve woonbehoefte als naar de kwalitatieve woonbehoefte.

De kwantitatieve woonbehoefte is gebaseerd op de huishoudensontwikkeling van de gemeente Nunspeet. Een toename van het aantal huishoudens zorgt voor een toename van de woningvoorraad. Voor de periode 2020-2025 is berekend dat een uitbreiding van onze woningvoorraad met circa 670 woningen nodig is, en tot 2030 met in totaal 950 woningen. Deze uitbreiding zal zich vooral moeten richten op de groepen starters en senioren. Maar ook gezinnen blijven een stevige basis vormen in de gemeente Nunspeet. Dit zorgt ervoor dat de behoefte aan koopeengezinswoningen in Nunspeet ook in de toekomst groot blijft.

De voorgenomen woningbouwontwikkeling aan de Schotkampweg 161 te Elspeet van 1 nieuwe vrijstaande woning en de vervanging van 1 bestaande woning is opgenomen in de plancapaciteit van de gemeente om in de verwachte woningbehoefte te kunnen voorzien.

Voor de kwalitatieve woonbehoefte baseren wij ons op de uitkomsten van het landelijke woonbehoefteonderzoek (WoON 2018) waar de gemeente Nunspeet aan heeft deelgenomen. In dit onderzoek zijn de woonwensen meegenomen van de huishoudens in Nunspeet. Deze woonwensen zijn verbonden met de verwachte huishoudprognose waardoor inzichtelijk gemaakt is wat kansrijke en minder kansrijke segmenten zijn op de woningmarkt in Nunspeet. De gemeente Nunspeet kenmerkt zich als een echte kopersmarkt, waarvoor geldt dat zowel voor de korte termijn als voor de lange termijn er behoefte bestaat aan woningen in alle koopprijssegmenten.

Kansrijke en minder kansrijke segmenten in Nunspeet tot 2025/2040 Bron: Primos 2019, WoON 2018, bewerking Atrivé

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0014.png"

Tabel 3.1 Kansrijke en minder kansrijke segmenten in Nunspeet tot 2025/2026

Door de groeiende groep een- en tweepersoonshuishoudens van 75 jaar en ouder zal de behoefte naar appartementen met lift of geschikte grondgebonden seniorenwoning op langere termijn toenemen. Maar zoals genoemd blijft ook de behoefte aan gezinswoningen naar de toekomst toe groot.

De voorgenomen woningbouwontwikkeling aan de Schotkampweg 161 te Elspeet bestaat uit 1 nieuwe vrijstaande woning in het buitengebied en uit de vervanging van 1 bestaande voormalige bedrijfswoning door een vrijstaande woning past zowel binnen de kwantitatieve woningbehoefte als binnen de kwalitatieve woningbehoefte van de gemeente Nunspeet. Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat de voorgenomen woningbouwontwikkeling als kansrijk wordt gezien.

3.3.4 Welstandsnota "Welstand Nunspeet 2015"

Op 17 december 2015 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota van de gemeente Nunspeet vastgesteld. Het perceel is gelegen in het deelgebied "Buitengebied Veluwe – Deelgebied Agrarische Enclaves". Hier geldt een beperkte toets. Voor de agrarische enclaves geldt behoud en herstel van het kleinschalige besloten en agrarische karakter. Het beleid is gericht op handhaving van de agrarische functies. Negatieve ontwikkelingen in de sfeer van landschappelijke verpaupering door leegstand en marginalisering van de landbouw worden tegengegaan. Het streven is om de agrarische bedrijven te concentreren door herstructurering en landschapsbeheer en verbetering van de beeldkwaliteit door aanleg en behoud van houtwallen en hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB). Het behoud van de economische vitaliteit kan gepaard gaan met ontwikkeling van in het landschap passende extensieve functies.

De nota zal worden gebruikt als toetsingskader bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe woning(en). De onderhavige ontwikkeling past binnen het beleid zoals weergegeven in de welstandsnota.

Hoofdstuk 4 Planologische en Milieukundige Aspecten

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, et cetera), als ook planologische en ruimtelijke aspecten.

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van de wijziging van het bestemmingsplan op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009).

Richtafstandenlijsten

Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven in de VNG-publicatie. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste vorm van bedrijvigheid en categorie 6 de zwaarste vorm van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden in de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Rustig buitengebied wordt in de uitgave geschaard onder het beleid van een rustige woonwijk.

Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van de gemeente Nunspeet. In de omgeving is geen sprake van functiemenging. Dergelijke gebieden kunnen niet worden aangewezen als "gemengd gebied". De richtafstanden kunnen derhalve niet met één stap worden verkleind, zoals bij gemengd gebied onder omstandigheden wel het geval kan zijn.

Ontvanger en/of bron?

In het onderhavige plan wordt de bestaande voormalige bedrijfswoning voorzien van een woonbestemming, met de mogelijkheid om de voormalige bestaande bedrijfswoning te vervangen door een nieuwe woning (nadat eerst de voormalige bedrijfswoning is gesloopt). Tevens wordt een tweede woning gerealiseerd in het kader van het functieveranderingsbeleid. Een woning betreft een milieugevoelige functie.

Het is van belang om na te gaan wat de mogelijke milieuhinder afkomstig van de omliggende (agrarische) bedrijven op onderhavige locaties bedraagt. De naastgelegen woning (Schotkampweg 163) betreft een woonbestemming zonder milieutechnische uitstraling. Ter plaatse van Schotkampweg 159 is men voornemens kleinschalige bedrijfsactiviteiten te blijven uitoefenen (maximaal categorie 3.1). In het onderhavige plan wordt rekening gehouden met dit voornemen en wordt getoetst aan de daarbij behorende richtafstand. De grootste richtafstand bedraagt in dit geval 50 meter. Tussen de (nieuwe) woningen in het onderhavige plan en de bedrijfsactiviteiten aan de Schotkampweg 159 bedraagt de afstand ten minste 50 meter. Dit blijkt ook uit onderstaande stedenbouwkundige schets d.d. 23 november 2021 zoals deze door de gemeente is uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0015.png"

Afbeelding 4.1: Stedenbouwkundige plan ontwerp T. Hilhorst, ROV, gemeente Nunspeet, met de

milieucontour van het perceel Schotkampweg 159 daarop aangegeven d.d. 23

november 2021 (bron: gemeente Nunspeet)

Zoals blijkt uit de bovenstaande onderbouwing, worden de richtafstanden ten opzichte van de naastgelegen (toekomstige) bedrijfsbestemming niet overschreden met de contouren van het bedrijf van het naastgelegen perceel Schotkampweg 159 op de twee nieuwe woningen. Hiermee wordt in het plan rekening gehouden. In de nabije omgeving zijn verder geen bedrijven gelegen die als bron kunnen worden aangemerkt.

4.2 Geur

De Wet geurhinder en veehouderijen (Wgv), in werking getreden op 1 januari 2007, schept het beoordelingskader voor geurhinder als gevolg van tot veehouderij behorende dierenverblijven. Er wordt gekeken naar de geurbelasting van veehouderijbedrijven op de in de omgeving liggende geurgevoelige objecten. Nederland is opgesplitst in concentratie- en niet-concentratie gebieden. In deze gebieden wordt weer onderscheid gemaakt tussen objecten die buiten of binnen de bebouwde kom liggen.

Het aspect geur wordt uitgedrukt als geurconcentratie in Europese odour units per kubieke meter lucht (OUe/m3). De normstelling van de geurnorm is in het concentratiegebied, buiten de bebouwde kom, 14 OUe/m3. Binnen de bebouwde kom is dit 3 OUe/m3. In de niet-concentratiegebieden zijn dit respectievelijk 8 OUe/m3 en 2 OUe/m3. De Wgv biedt aan gemeenten de mogelijkheid om middels een gebiedsvisie, binnen bepaalde marges, af te wijken van de in de wet genoemde geurnormen. De gemeente Nunspeet heeft hier geen gebruik van gemaakt binnen dit plangebied of in de nabijheid van dit plangebied.

Beoordeling ontwikkeling

Bij besluitvorming omtrent onderhavige ontwikkeling dient in het kader van het aspect "geur" antwoord gegeven te worden op de vragen:

  • Wordt niemand onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen veehouderij en derden).
  • Is ter plaatse een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd? (belang geurgevoelig object).

Om antwoord te kunnen geven op bovengenoemde vragen is middels het programma V-stacks de voor- en achtergrondbelasting in beeld gebracht. In overleg met de gemeente zijn de veehouderijbedrijven in de nabijheid (Stakenbergweg 182 en Hooiweg 180) meegenomen in de toetsing. De gegevens van deze veehouderijen zijn verkregen via de gemeente. Het betreffen veehouderijbedrijven waar dieren worden gehouden met een geuremissiefactor. Middels de V-Stacks berekeningen (zie bijlage 2 bij deze Toelichting) is aangetoond dat ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen wordt voldaan aan de geldende geurnormen voor zowel de voor- als achtergrondbelasting. Op grond hiervan kan gesteld worden dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Ten opzichte van de paardenhouderij aan de Schotkampweg 179 dient op basis van de Wgv een vaste afstand van ten minste 50 meter gehanteerd te worden. Hieraan wordt ruimschoots voldaan. Op basis van de resultaten kan geconcludeerd worden dat de omliggende veehouderijen niet in hun belangen worden geschaad.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de realisatie van de nieuwe woning, en de vervanging van de bestaande voormalige bedrijfswoning door een vervangende nieuwbouwwoning.

4.3 Luchtkwaliteit

De "Wet luchtkwaliteit", in werking getreden op 15 november 2007 (Wlk2007), en nu onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm), is op rijksniveau een implementatie van enkele Europese richtlijnen, waarin luchtkwaliteitsnormen zijn vastgelegd. Deze "Wet luchtkwaliteit" bevat grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen. Verder geeft de "Wet luchtkwaliteit" aan op welke termijn deze normen gelden, en gehaald moeten worden, en welke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor het halen van die normen.

In artikel 4 van het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" en in de bijlagen van de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. De regeling "Niet in betekenende mate" is in het leven geroepen om kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren of te vertragen.

Het initiatief omvat de realisatie van een nieuwe woning. Deze ontwikkeling valt onder de categorieën die "Niet in betekenende mate" bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de realisering van het onderhavige plan.

Naast het effect dat het plan heeft op de luchtkwaliteit dient ook gekeken te worden naar de luchtkwaliteit binnen het plangebied zelf. Het woon- en leefklimaat ter plaatse wordt deels bepaald door de luchtkwaliteit. De achtergrondconcentraties fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) ter plaatse van het plangebied zijn dermate laag dat de normen voor de luchtkwaliteit niet overschreden worden. Dit is af te leiden uit de GCN-kaarten van het RIVM zoals opgenomen in onderstaande figuren.

De achtergrondconcentratie fijnstof ter plaatse van het plangebied ligt lager 18 µg/m3, de norm bedraagt 40 µg/m3. De achtergrondconcentratie stikstofdioxide ter plaatse van het plangebied ligt tussen de 10 en 15 µg/m3, de norm bedraagt 40 µg/m3. De conclusie is dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbare luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0016.png"

Afbeelding 4.2: GCN-kaart RIVM fijnstof (PM10) (bron: geodata.rivm.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0302.BP01161-vg02_0017.png"

Afbeelding 4.3: GCN-kaart RIVM stikstofdioxide (NO2) (bron: geodata.rivm.nl)

4.4 Geluid

Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan weg- en railverkeer, maar ook aan industriële activiteiten. De Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit geven normen weer voor de hoogst acceptabele geluidbelasting en de minimale geluidwering bij geluidgevoelige functies, zoals woningen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties.

Wegverkeerslawaai

Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij wijziging of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Het akoestisch onderzoek bepaalt de geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemming die vanwege de weg wordt ondervonden. Een akoestisch onderzoek is alleen noodzakelijk indien de geluidsgevoelige bestemming binnen de wettelijke geluidszone van de weg gesitueerd is.

Om het effect van het wegverkeer op de nieuwe woning en op de nieuwe vervangende woning van de voormalige bedrijfswoning te bepalen is door bureau Sain Milieuadvies geluidsbelasting van de relevante wegen in de omgeving berekend. In bijlage 5 is het akoestisch onderzoek opgenomen waarin de beoordeling, de resultaten, en de conclusies, zijn opgenomen.

Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van de nieuwe woonbestemmingen de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder (Wgh).

Industrielawaai

De naastgelegen (toekomstige) kleinschalige bedrijfslocatie voldoet aan de richtafstanden zoals genoemd in paragraaf 4.1. van deze Toelichting. In de directe nabijheid van de woningen vinden verder geen bedrijfsactiviteiten plaats die industrielawaai produceren. Het plangebied is niet gelegen binnen een geluidszone.

Conclusie

Op basis van de bovenstaande kan gesteld worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten gevolge van wegverkeerlawaai en industrielawaai (bedrijfsactiviteiten).

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op situaties waarbij een ongeval kan plaatsvinden met gevaarlijke stoffen en een ongeval als gevolg van vliegtuigen op of nabij luchthavens, waardoor mensen - die verder niets met de risicodragende activiteit te maken hebben - om het leven zouden kunnen komen. Hiervoor wordt meestal uitgegaan van het begrip risico, als combinatie van kans en effect.

Bij externe veiligheid wordt een onderscheid gemaakt in:

  • externe veiligheid voor inrichtingen;
  • externe veiligheid voor transport van gevaarlijke stoffen;
  • externe veiligheid voor luchthavens;
  • externe veiligheid voor windturbines.

Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het belangrijkste toetsingskader. Hierin zijn bijvoorbeeld grenswaarden, richtwaarden en oriënterende waarden opgenomen voor het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarnaast is er specifieke wetgeving voor de opslag van vuurwerk en munitie. Voor transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden, waarmee het verplicht is geworden transportroutes, waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd, vast te leggen in het bestemmingsplan. Verder is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van belang (Bevb). Voor luchthavens is er specifiek beleid, dat deels nog in ontwikkeling is. De regels over externe veiligheid en windturbines zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit. De laatste twee onderdelen zijn niet relevant voor dit bestemmingsplan.

Een woning is conform artikel 1 van het BEVI een (beperkt) kwetsbaar object omdat in het plangebied mensen verblijven en wonen. Uit de landelijke risicokaart blijkt dat in de directe omgeving (binnen 500 meter) geen risicovolle inrichtingen zijn. Ook is er in de directe omgeving geen sprake van transport van gevaarlijke stoffen.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.6 Natuur

Vanaf 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet, en de Boswet. De Wet natuurbescherming (Wnb) voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, in decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en in een goede aansluiting op het omgevingsrecht. Er wordt beter aangesloten op de Europese regelgeving en er wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen soorten die Europees beschermd zijn en nationaal beschermde soorten.

De Wet natuurbescherming (Wnb) is, door de samenvoeging van de wetten, zowel gericht op de gebiedsbescherming als op de soortenbescherming. De Wet natuurbescherming (Wnb) is opgenomen in de Omgevingswet (Wo) die op 1 januari 2024 in werking is getreden.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt direct tegen het Natura 2000-gebied “Veluwe” aan. Het plangebied ligt buiten het Natuur- Netwerk Nederland. De Wet natuurbescherming bepaalt dat nieuwe of uitbreidingen van bestaande economische activiteiten moeten worden getoetst op hun effect op de Natura 2000-gebieden. Het voorliggende plan bestaat uit de herbouw van de bestaande woning en de realisatie van een nieuwe woning. In opdracht van de heer G.A. Verhoef is door Agrifirm Exlan een onderzoek verricht naar de stikstofuitstoot tijdens de aanleg- en gebruiksfase van de woningsplitsing op het aangrenzende Natura 2000-gebied. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 7 bij deze Toelichting.

Middels het rekenmodel AERIUS Calculator is de stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden tijdens de aanleg- en gebruiksfase bepaalt. Uit de berekeningen met AERIUS Calculator blijkt dat de stikstofuitstoot tijdens de sloop- en aanlegfase niet boven 0,00 mol/ha/jaar komt. Tijdens de gebruiksfase neemt de stikstofuitstoot niet toe ten opzichte van de referentiesituatie. Dit heeft te maken met het feit dat de nieuwe woningen gasloos worden uitgevoerd. Van significante effecten voor Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofdepositie is derhalve geen sprake.

Soortenbescherming

De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn, namelijk het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn en een apart beschermingsregime voor "andere soorten", die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden.

In het onderhavige plangebied wordt bebouwing gesloopt en gebouwd. Het kan niet worden uitgesloten dat het leefgebied van beschermde flora en fauna wordt aangetast. Ten behoeve van het onderhavige plan is derhalve een QuickScan flora en fauna uitgevoerd. In deze paragraaf is uitsluitend de conclusie opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage bij deze Toelichting opgenomen (zie bijlage 3 bij deze Toelichting)

Uit de effectenbeschrijving blijkt dat er geen directe of indirecte gevolgen zijn van de voorgenomen activiteit op de voortplanting en instandhouding van beschermde dier- en plantensoorten. Lokaal zullen niet specifiek beschermde diersoorten (muizen, konijnen, vogels) uit het plangebied trekken, op zoek naar een vervangende biotoop. Voor eventuele aanwezige soorten is in de omgeving voldoende vervangende biotoop aanwezig.

Aangezien er in de leegstaande stierenstal een kerkuilen-nest is aangetroffen, is voor aanvang van de wijzigingen binnen het plangebied, een ontheffing ex art. 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd voor het verwijderen van het kerkuilennest. De werkzaamheden leiden immers tot het vernielen van dit nest. Het verzoek om ontheffing is door RVO positief afgewezen. Door het uitvoeren van de in het besluit (zie bijlage 3 bij deze Toelichting) genoemde maatregelen wordt voorkomen dat er verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 2 van de Wet natuurbescherming overtreden worden. Een ontheffing is dan ook niet nodig.

Uit dit onderzoek blijkt dat de werkzaamheden binnen het plangebied geen significant negatief effect hebben op de natuurwaarden binnen het plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect natuur geen belemmeringen zijn voor de sloop en de realisatie van bebouwing.

De inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet (Ow) per 1 januari 2024, waarin de Wet natuurbescherming (Wnb) is opgenomen, heeft geen wijzigingen van de conclusies met betrekking tot de gebiedsbescherming en de soortenbescherming tot gevolg.

4.7 Bodem

Bij een bestemmingsplanprocedure dient inzichtelijk te worden gemaakt of de (milieuhygiënische) bodemkwaliteit geschikt is voor de gewenste bestemming. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk om te beoordelen of de grond geschikt is voor de beoogde functie. Er mogen namelijk geen nieuwe gevoelige functies op een zodanig verontreinigd terrein worden gerealiseerd, dat schade is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. De toelichting van een bestemmingsplan bevat altijd een paragraaf over de bodemkwaliteit. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel staat een verwijzing naar artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht. Hierin is geregeld dat het gemeentebestuur bij haar besluitvorming de nodige kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart.

Er vindt geen directe vertaling plaats van het aspect bodem in de juridische regeling van het bestemmingsplan (verbeelding en regels). Wel dient in de planvorming rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit in relatie tot toegestane functies.

Het onderhavige plan ziet toe op de realisatie van een nieuwe woning en de herbouw van een bestaande woning. Dit betreft een ruimtelijke ontwikkeling waarbij dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Door de initiatiefnemer is opdracht verleend aan Lycens B.V. voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse. Het bodemrapport is opgenomen in bijlage 4 van deze Toelichting.

Het doel van het bodemonderzoek is het bepalen van de bodemkwaliteit op de locatie en daarmee mogelijke verontreinigingen in grond en grondwater te signaleren die consequenties kunnen hebben voor de geplande herontwikkeling van de locatie en de geplande aanvraag voor omgevingsvergunningen (activiteit bouwen). Hiervoor is de milieuhygienische kwaliteit van de grond en van het grondwater beoordeeld door het verrichten van een aantal boringen en het analyseren van een aantal grond- en grondwatermonsters.

Het onderzoek is conform de Nederlandse Normen "Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek" (NEN 5740) en “Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond” (NEN 5707) uitgevoerd.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt, dat in de bovengrond en in het grondwater licht verhoogde gehalten van diverse stoffen zijn aangetroffen. Deze overschrijden de achtergrondwaarden in geringe mate en vormen geen belemmering voor de geplande herontwikkeling van de locatie en de geplande aanvraag van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen).

Op delen van het maaiveld is asbesthoudend materiaal aangetroffen. Er wordt geadviseerd om het materiaal onder de reikwijdte van het procescertificaat asbestverwijdering te saneren.

Het bodemonderzoek ziet niet toe op een analyse van PFAS. Wanneer bij realisatie van de beoogde plannen grond wordt afgevoerd zal alsnog een PFAS onderzoek uitgevoerd moeten worden.

4.8 Asbestonderzoek

In het onderhavige plan wordt in ruil voor de sloop van bedrijfsbebouwing de realisatie van een extra woning mogelijk gemaakt. De sloop van de bebouwing is onlosmakelijk met het onderhavige plan verbonden. Dit aspect dient derhalve in de onderhavige Toelichting verantwoord te worden. In het kader van de sloop van de bebouwing dient in beeld gebracht te worden of in de bedrijfsbebouwing asbesthoudende materialen aanwezig zijn. Ten behoeve van het onderhavige plan is derhalve op de locatie Schotkampweg te Elspeet een asbest onderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf is uitsluitend de conclusie opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage bij toelichting gevoegd (zie bijlage 6 bij deze Toelichting).

Conclusie asbest onderzoek

Tijdens de uitgevoerde asbestinventarisatie zijn asbesthoudende materialen aangetroffen. De asbesthoudende materialen zijn aan de hand van een geautomatiseerd databestand SMA-rt (Stoffen Manager Asbest) ingedeeld in risicoklassen welke van toepassing zijn tot het verwijderen van de asbesthoudende materialen. Na toetsing middels het databestand SMA-rt wordt voor het grootste deel van de asbesthoudende materialen een risicoklasse 2 en 2A verkregen. Op basis van deze risicoklassen dienen de verwijderingswerkzaamheden te worden uitgevoerd door een SC 530 gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf.

Gezien de kleine hoeveelheid asbesthoudend materiaal welke onder risicoklasse 1 is ingedeeld, wordt geadviseerd om dit materiaal in combinatie met de onder risicoklasse 2 en 2A ingedeelde materialen te laten verwijderen.

4.9 Water

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze meegewogen te worden. De "watertoets" is hiervoor het toetsinstrument.

Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. Het doel van de watertoets is het voorkomen van waterproblemen, zoals wateroverlast en verdroging. Nieuwe plannen dienen te voldoen aan het principe van Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie.

In het voorliggende bestemmingsplan is sprake van realisatie en sloop van bebouwing en verharding. Zoals reeds eerder is beschreven wordt veel meer verharding gesloopt dan gerealiseerd waardoor sprake is van een afname van het verhard oppervlak. Het bestemmingsplan betreft een waterneutraal plan, dat geen negatieve gevolgen heeft voor het watersysteem.

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen en dergelijke) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.

Waterbeleid voor de 21e eeuw

De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ''Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw'' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:

  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Nationaal Waterplan

Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.


Watertoets

De ''watertoets'' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.

Planspecifiek

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze meegewogen te worden. De "watertoets" is hiervoor het toetsinstrument.

Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. Het doel van de watertoets is het voorkomen van waterproblemen, zoals wateroverlast en verdroging. Nieuwe plannen dienen te voldoen aan het principe van Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie.

In het onderhavige bestemmingsplan is sprake van realisatie en sloop van bebouwing en verharding. Zoals reeds eerder is beschreven wordt veel meer verharding gesloopt dan gerealiseerd, waardoor sprake is van een afname van het verhard oppervlak. Het bestemmingsplan betreft een waterneutraal plan, dat geen negatieve gevolgen heeft voor het watersysteem.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Vanaf 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta genoemd). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. De Erfgoedwet bevat daarnaast regels voor omgang met archeologie in het algemeen. Zo is het verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met archeologische waarden.

De gemeente Nunspeet heeft het beleid met betrekking tot archeologische waarden onder meer vastgelegd in het bestemmingsplan Buitengebied. Het plangebied ligt in dit bestemmingsplan binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2". Er dient een onderzoek uitgevoerd te worden indien er bodemvergravingen plaats vinden met een oppervlak groter dan 120 m² en over dit gehele oppervlak dieper in de bodem reiken dan 0,5 m. Het totale oppervlak aan nieuw te bouwen woningen en bijgebouwen bedraagt circa 540 m². De her te bouwen woning en de nieuwe woning met de bijbehorende bouwwerken worden echter vrijwel op dezelfde plaatsen gesitueerd als de bestaande te slopen bebouwing. Deze gronden zijn reeds geroerd. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek op deze plekken is derhalve nu niet zinvol.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit de aspecten archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen vormen voor voorliggend plan.

4.11 Verkeer en parkeren

De verkeersintensiteit ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan verandert nauwelijks ten opzichte van de huidige situatie. Bij de woningen is voldoende verharding aanwezig voor parkeren en manoeuvreren. Ook bij de nieuw te realiseren woning zal een oprit en voldoende parkeergelegenheid gecreëerd worden.

De wijzigingen brengen geen negatieve consequenties met zich mee voor de verkeerssituatie ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De Toelichting heeft niet zo zeer juridische rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De Toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan dit plan ten grondslag liggen. Ook is de Toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de Verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als bestemmingsvlakken, gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, et cetera. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk 2 geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk 3 geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed kunnen zijn op het bepaalde in hoofdstuk 2. Ten slotte regelt Hoofdstuk 4 de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met "Inleidende regels" (begrippen [artikel 1] en wijze van meten [artikel 2]), vervolgens met de "Bestemmingsregels", de "Algemene regels" (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de "Overgangs- en slotregels".

In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde.

Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:

  • Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan);
  • Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk);
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).

5.4 Wijze van bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen "Groen" en "Wonen". Tevens bevat het bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 2".

5.4.1 De bestemming "Groen"

Volgens artikel 3, lid 3.1, 1. zijn de gronden die voor de bestemming "Groen" zijn aangewezen bestemd voor de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplantingen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. watergangen en waterpartijen;
  • d. kunstobjecten en speeltoestellen.

Volgens artikel 3, lid 3.1, 2. zijn de gronden die voor de bestemming "Groen" zijn aangewezen mede bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting.

Deze functies spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

Op of in deze deze gronden met de bestemming "Groen" mogen geen gebouwen worden gebouwd.

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2,50 meter bedragen.

Aan de bestemming “Groen”, artikel 3, is aan de Specifieke gebruiksregels (lid 3.3) onder lid 3.3.1 “Strijdig gebruik” de volgende Voorwaardelijke verplichting opgenomen:

”3.3.1 Strijdig gebruik. Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden met de bestemming "Groen" indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het Landschappelijk Inpassingsplan Schotkampweg 161 d.d. maart 2021 (aangepast mei 2021), volgens bijlage 1 bij deze Regels, niet is gerealiseerd en niet in stand wordt gehouden."

5.4.2 De bestemming "Wonen"

Volgens artikel 4, lid 4.1 zijn de gronden die voor de bestemming "Wonen" zijn aangewezen bestemd voor de volgende functies:

  • a. het wonen in een woning of in een woonhuis al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de gronden zijn mede bestemd voor landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere werken, tuinen en erven.

In artikel 4, lid 4.2 zijn de Bouwregels opgenomen.

In artikel 4, lid 4.2.1, li d, lid b, en lid c zijn voorwaardelijke verplichtingen geformuleerd waarmee wordt geregeld dat er eerst de voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt dienen te worden voordat de nieuwe woningen en de nieuwe bijbehorende bouwwerken gebouwd kunnen worden. In artikel 4, lid 4.2.1, lid b is extra geregeld dat de nieuwe woning, die in de plaats van de oude bedrijfswoning zal worden gebouwd, pas mag worden gebouwd (de vergunning daarvoor mag pas worden verleend) zodra de oude bedrijfswoning ook is gesloopt.

In artikel 4, lid 4.3 zijn regels opgenomen met betrekking tot het afwijken van de bouwregels.

In artikel 4, lid 4.4 zijn de regels opgenomen met betrekking tot de specifieke gebruiksregels.

Van belang in verband met de landschappelijke inpassing is dat in artikel 4, lid 4.4.1., lid i het volgende is geregeld, dat strijdig gebruik is:

"i. het gebruiken of laten gebruiken van de nieuw te bouwen woonhuizen met nummer 1 en met nummer 2, en van de bestaande voormalige bedrijfswoning, volgens de tekeningen overeenkomstig de bijlagen 2 en 3 bij deze Regels, binnen de bestemming "Wonen", indien de landschappelijke inpassing overeenkomstig het Landschappelijk Inpassingsplan Schotkampweg 161 d.d. maart 2021 (aangepast mei 2021), volgens bijlage 1 bij deze Regels, niet is gerealiseerd en niet in stand wordt gehouden." Met deze voorwaardelijke verplichting wordt geregeld dat het Landschppelijk Inpassingsplan eerst wordt gerealiseerd voordat de twee nieuwe woningen kunnen worden gebruikt. Dit artikellid is derhalve geformuleerd als een voorwaardelijke verplichting.

In artikel 4, lid 4.5 zijn regels opgenomen met betrekking tot afwijken van de gebruiksregels.

In artikel 4, lid 4.6 zijn regels opgenomen met betrekking tot omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

5.4.3 De bestemming "Waarde - Archeologie 2"

Volgens artikel 5, lid 5.1 zijn de voor "Waarde - Archeologie 2" aangewezen gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

In artikel 5, lid 5.2 zijn de bouwregels voor deze medebestemming opgenomen.

In artikel 5, lid 5.3 zijn regels opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

5.4.4 Algemene regels

In Hoofdstuk 3 zijn de Algemene regels opgenomen, te weten:

In artikel 6 is de zogenoemde Anti-dubbeltelregel opgenomen.

In artikel 7 zijn de Algemene bouwregels opgenomen.

In artikel 8 zijn de Algemene gebruiksregels opgenomen.

In dit artikel 8 is ten eerste een algemeen gebruiksverbod opgenomen in lid 8.1.

In lid 8.2 is het toegestaan gebruik geregeld. In lid 8.3 is het afwijken van de gebruiksregels opgenomen.

In leden 8.4 en 8.5 zijn regels opgenomen voor het vestigen van een bed en breakfast buiten de bebouwde kom. Deze regels zijn ontleend aan het parapluplan Bed en Breakfast (vastgesteld d.d. 30 juni 2022, inmiddels onherroepelijk van kracht).

In lid 8.6 zijn specifieke gebruiksregels met betrekking tot onzelfstandige bewoning opgenomen. Deze regels zijn ontleend aan het Paraplubestemmingsplan "Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten" (vastgesteld d.d. 28 april 2022, nog niet onherroepelijk van kracht; er loopt nog een beroepszaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State). Aangezien dit paraplubestemmingsplan wel reeds rechtskracht heeft, zijn de regels van dit paraplulan opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.

In lid 8.7 zijn specifieke gebruiksregels en afwijkingsregels opgenomen met betrekking tot logies voor arbeidsmigranten / seizoenarbeiders e.a. Deze regels zijn ontleend aan het Paraplubestemmingsplan "Onzelfstandige Bewoning en Logies Arbeidsmigranten" (vastgesteld d.d. 28 april 2022, nog niet onherroepelijk van kracht; er loopt nog een beroepszaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State). Aangezien dit paraplubestemmingsplan wel reeds rechtskracht heeft, zijn de regels van dit paraplulan opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan.

In artikel 9 zijn de Algemene afwijkingsregels opgenomen.

In artikel 10 zijn de Algemene wijzigingsregels opgenomen.

In artikel 11 zijn de Overige regels opgenomen.

In artikel 11.1 zijn de regels voor het "Parkeren" gegeven. Deze regels zijn overgenomen uit het "Parapluplan Parkeren", zoals deze is vastgesteld d.d. 29 april 2021, en zoals deze inmiddels onherroepelijk van kracht werd. De regels in artikel 11, lid 11.1 zijn noodzakelijk om bij het verlenen van omgevingsvergunningen te kunnen toetsen aan deze regels om het aspect "parkeren" binnen deze omgevingsvergunningen goed te kunnen borgen.

In artikel 11.2 zijn regels gesteld met betrekking tot de "werking van de wettelijke regelingen", waarnaar in de regels van het bestemmingsplan wordt verwezen.

In artikel 11.3 zijn regels gesteld over "verwijzingen naar adressen".

In artikel 11.4 zijn regels gesteld met betrekking tot de aanvullende werking van de welstandscriteria, zoals opgenomen in de gemeentelijke "Welstandsnota".

 

5.4.5 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen.

In artikel 12 is het overgangsrecht opgenomen.

In artikel 13 is de slotregel opgenomen

5.4.6 Bijlagen bij de Regels

Bij de Regels zijn vier Bijlagen opgenomen, waaraan de Regels mede dienen te worden getoetst, namelijk te weten:

  • 1. Landschappelijk Inpassingsplan.
  • 2. Tekening met daarop aangegeven de te bouwen twee nieuw woningen.
  • 3. Tekening van de te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.
  • 4. Tabel te slopen voormalige agrarische bedrijfsbebouwing.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan.

Na de vaststelling door de gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt eventueel met een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De bestemmingswijziging betreft een particulier initiatief. De initiatiefnemers, die eigenaren van de betreffende gronden zijn, fungeren als financiële dragers van het onderhavige project en hebben voor de uitvoering de benodigde financiële middelen gereserveerd. De gemeente beperkt zich tot het verlenen van planologische medewerking aan de uitvoering van het plan en stelt het bestemmingsplan op met medewerking van de adviseurs van de initiatiefnemers. Overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening is voor voorliggende ontwikkeling geen exploitatieplan noodzakelijk. Kostenverhaal vindt plaats middels het overeenkomen van een anterieure overeenkomst.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De bestemmingswijziging vindt plaats op een perceel dat eigendom is van de initiatiefnemers. Het plan heeft geen negatieve milieugevolgen en zal niet voor overlast zorgen voor omliggende bedrijven of woningen. Derhalve mag worden aangenomen dat tegen het onderhavige plan geen overwegende bezwaren bestaan.

Om belanghebbenden te betrekken bij de planvorming heeft een zorgvuldige omgevingsdialoog plaatsgevonden in de vorm van een communicatietraject met omwonenden. De initiatiefnemer heeft de direct omwonenden persoonlijk bezocht en geïnformeerd over het beoogde initiatief. Hierbij heeft hij het plan nader toegelicht aan de hand van het stedenbouwkundige plan van de gemeente (figuur 4.1), en daarbij getracht zo goed mogelijk aan te geven wat de veranderingen zijn ten opzichte van de huidige planologische situatie. In bijlage 8 bij deze Toelichting is een korte brief opgenomen die de initiatiefnemers hebben gebruikt bij de omgevingsdialoog. (Zie verder de bijlagen 8 en 9).

6.4 Verslag zienswijzenprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft de bestemmingsplanprocedure van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen. Het bestemmingsplan heeft in de periode van 6 december 2023 tot en met 16 januari 2024 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.